Competentie-overzicht Opleiding Docent BVE / VO / Bedrijfsleven
colofon Uitgave: Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool Zwolle Grafische vormgeving: Laurien Stam, Zwolle Fotografie: Gerlinde Schrijver, Zwolle Drukwerk: PlantijnCasparie, Zwolle
Dit competentieoverzicht is gebaseerd op de Bekwaamheidseisen leraren (mei 2004) van de SBL (Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel). Die eisen zijn vertaald naar drie competentieniveaus in de vorm van competentiekaarten door een werkgroep van de docentenopleidingen vo/bve van Fontys Hogescholen. Bovengenoemde competentiekaarten (publicatie 34.485, augustus 2005) zijn door een werkgroep van Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool te Zwolle aangepast aan het functioneren als startbekwaam docent beroepsonderwijs (december 2005).
© 2006 Fontys Lerarenopleidingen De inhoud van deze uitgave is binnen de docentenopleidingen van Fontys vrijelijk te gebruiken, mits voorzien van adequate bronvermelding. Niets van deze uitgave mag daarbuiten openbaar worden gemaakt, verspreid en/of verveelvoudigd door middel van internet, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Fontys Hogescholen. 2
inhoud Pedagogisch Technische Hogeschool Zwolle
5
Inleiding
7
Zeven competentiegebieden
8
1 Interpersoonlijk competent
10
2 Pedagogisch competent
12
3 Vakinhoudelijk en didactisch competent
14
4 Organisatorisch competent
16
5 Competent in samenwerking met collega’s
18
6 Competent in samenwerking met de omgeving 20 7 Competent in reflectie en ontwikkeling
22
Gebruikte begrippen als ‘student’, ‘docent’, ‘hij’ en ‘zijn’ hebben in gelijke mate betrekking op mannen en vrouwen. In plaats van ‘deelnemers’ kan ook ‘leerlingen’ of ‘studenten’ worden gelezen.
3
4
Pedagogisch Technische Hogeschool te Zwolle De Pedagogisch Technische Hogeschool te Zwolle
In Zwolle is de hoofdvestiging van de PTH-Zwolle
(kortweg PTH-Zwolle) is het enige hbo-instituut in
gevestigd. Daar worden zowel dag- als avondoplei-
Noordoost-Nederland dat docenten in een technisch
dingen aangeboden. Daarnaast biedt de PTH-Zwolle
vak opleidt ten behoeve van het beroepsonderwijs.
bij voldoende aanmeldingen deeltijd(avond)opleidingen
Daarnaast leidt ze nog docenten wiskunde, natuur-
aan in de volgende lesplaatsen:
kunde en techniek op voor het algemeen voortgezet
• Groningen
onderwijs en het beroepsonderwijs.
• Leeuwarden • Enschede
De PTH-Zwolle biedt haar opleidingen aan in de
• Wageningen
vorm van: • voltijdstudies t.b.v. havisten, vwo’ers en mbo’ers die de studie voornamelijk overdag volgen, • deeltijdstudies t.b.v. veelal ervaren technici die de studie voornamelijk in de avonduren combineren met een baan in het bedrijfsleven, • studie in een duale vorm, voor mensen die een
De PTH-Zwolle heeft licenties om de volgende hbo-bacheloropleidingen uit te voeren. Tweedegraads lerarenopleidingen voortgezet onderwijs in: • Bouwkunde I en II (CROHO-nr: 35382) • Bouwtechniek I en II
(CROHO-nr: 35383)
aanstelling hebben bij een onderwijsinstelling en
• Consumptieve techniek I en II
via die onderwijsinstelling in samenwerking met
• Elektrotechniek I en II
de PTH-Zwolle op contractbasis een opleiding
• Installatietechniek I en II
volgen (onderwijsassistent, instructeur),
• Informatie- en communicatietechnologie
• kopopleidingen voor mensen die reeds een hbo- of wo-bachelor getuigschrift bezitten, • cursussen voor het Pedagogisch Didactisch Diploma, • cursussen voor het Beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (ook op locatie), • schakelcursussen voor mensen die onvoldoende
(CROHO-nr: 35423)
(CROHO-nr: 35384) (CROHO-nr: 35442)
(CROHO-nr: 39116)
• Mechanische techniek I en II
(CROHO-nr: 35385)
• Motorvoertuigentechniek I en II • Werktuigbouwkunde I en II • Natuurkunde
(CROHO-nr: 35386)
(CROHO-nr: 35387)
(CROHO-nr: 35261)
• Techniek (CROHO-nr: 35254) • Wiskunde (CROHO-nr: 35221)
vooropleiding bezitten om de met de lerarenopleiding te starten.
5
6
Inleiding De eisen waaraan startbekwame leraren moeten voldoen, worden tegenwoordig beschreven in de vorm van competenties. Een competente leraar laat zien, dat hij op het juiste moment over de kennis, vaardigheden en houding beschikt om in zijn beroep te functioneren. Dit komt tot uiting in zijn handelen, in de omgang met leerlingen, collega’s ouders en andere belanghebbenden. Het vermogen om kritisch naar zijn eigen functioneren te kijken en zich daarin zelf te verbeteren is een belangrijke vaardigheid. Studenten worden tijdens hun opleiding en stageperioden gevolgd en beoordeeld in hun competentieontwikkeling. De lerarenopleidingen van de PTH-Zwolle werken met 7 competentiegebieden. Deze competentiegebieden zijn in landelijk verband ontwikkeld. Een student, die afstudeert, wordt als startbekwaam beoordeeld als hij alle competenties in voldoende mate beheerst. Een overzicht van deze competenties met de bijbehorende indicatoren is beschreven in deze competentiegids. Hierbij is er aandacht voor de verschillende niveaus van bekwaamheid. De kennisbasis met betrekking tot vakinhouden van de diverse opleidingen en met betrekking tot onderwijskunde, didactiek en pedagogiek zijn niet in dit boekje opgenomen.
7
Zeven competentiegebieden Een docent is competent in belangrijke beroepssitua-
Voor docenten beroepsonderwijs zijn deze beroepssitu-
ties als hij de juiste taken (doelstellingen) kan formule-
aties in onderwijs en/of bedrijfsleven onlosmakelijk ver-
ren en de daaruit voortvloeiende acties (adequaat
bonden aan het werken met competenties.
gedrag) uitvoert met een effectief resultaat. Wanneer iemand geen adequaat gedrag vertoont, heeft hij zich
Binnen de competentiegerichte docentenopleidingen
de bijbehorende competentie(s) nog niet eigen
hanteren wij de zeven competentiegebieden die zijn
gemaakt. Hij dient dan – vaak onder begeleiding van
vastgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren
een coach – leervragen te formuleren om de compe-
en ander onderwijspersoneel (SBL).
tentie(s) alsnog volledig te kunnen verwerven. Hij zal
De set van zeven SBL-competenties zoals omschreven
zich de daarbij behorende Kennis, Vaardigheden en
in de Wet BIO is leidraad en maatgevend (zie
Attitude (houding) moeten eigen maken.
www.lerarenweb.nl).
In een POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) worden de leervragen vastgelegd en in een (ontwikkelingsgericht)
De competentiegebieden:
portfolio doet de student verslag van zijn ontwikkeling, de gemaakte keuzes, de verantwoording en de
1 Interpersoonlijk competent
reflectie daarop.
2 Pedagogisch competent
In een assessment wordt het (assessment)portfolio en
3 Vakinhoudelijk en didactisch competent
tenminste één onderwijsleersituatie (performance)
4 Organisatorisch competent
beoordeeld, gevolgd door een criteriumgericht inter-
5 Competent in samenwerking met collega’s
view, waarbij veelal gebruikt wordt gemaakt van de
6 Competent in samenwerking met de omgeving
STAR-methodiek.
7 Competent in reflectie en ontwikkeling
S = Situatie T = Taak A = Actie R = Resultaat
kenmerkende Situatie beroepscontext
Taak (doelstelling)
Actie (adequaat gedrag)
Effectief Resultaat
Competentie
Kennis
8
Vaardigheden
Attitude
Telkens op een hoger niveau
Beoordeling van competenties op niveau
Gedurende de opleiding vindt er een verschuiving
De algemene omschrijving van de competenties op de
plaats van een door de opleiding geboden houvast
verschillende niveaus (A1, A2, B1, etc) geldt als uit-
naar een globalere invulling, waarbij de student de
gangspunt voor de beoordeling van de competenties.
ruimte krijgt om – met behulp van zelf gekozen reële
De bijgevoegde lijst met gedragsindicatoren – die niet
beroepssituaties – aan te tonen dat hij over de compe-
uitputtend is – kan de student houvast bieden bij de
tenties beschikt. Tijdens de opleiding leert de student
formulering van leervragen en leeractiviteiten, en de
zichzelf en anderen te beoordelen om daarmee na de
beoordelaar aanknopingspunten voor de beoordeling.
opleiding zijn eigen competentieontwikkeling vorm te
De beoordelaar legt zijn beoordeling inclusief zijn
kunnen geven.
motivering schriftelijk vast t.b.v. de student die deze beoordeling met de bewijzen van competent gedrag
De student ontwikkelt zo de zeven competenties
opneemt in het portfolio. In het assessment wordt op
telkens op een hoger niveau; achtereenvolgens in:
basis van het portfolio en gesprek met de student door de assessor vastgesteld of het geleverde bewijs
De propedeutische fase, die opleidt tot:
en de beoordeling overtuigend genoeg is om daaraan
Hoofdfasebekwaam niveau (A)
de betreffende studiepunten toe te kennen.
De basisfase, die opleidt tot Basisbekwaam niveau (B) De specialisatie- en afstudeerfase, die opleidt tot Startbekwaam niveau (C) De ervaren docent bewijst zich op Doorgroeibekwaam niveau (D) (Dit niveau is niet in dit boekje opgenomen) In verband met de vastgestelde beoordelingsmomenten is per competentie vastgesteld aan welke bekwaamheden de student aan het eind van iedere fase moet voldoen. De drie niveaus worden bepaald door: • de mate van zelfstandigheid van begeleiding - via met toezicht en onder begeleiding - naar zelfstandig • de mate van complexiteit van de context van eenvoudig - via complex - naar professioneel • de mate van volledigheid van handeling van observeren en verwoorden - via analyseren naar toepassen en evalueren
9
1
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A1 De student onderkent het belang van een prettig leef- en werkklimaat dat een vriendelijke en coöperatieve sfeer bevordert. De student maakt contact met de deelnemers en hanteert en beheerst hierbij elementaire communicatievaardigheden. Dit alles onder begeleiding
Interpersoonlijk competent
De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet er voor zorgen dat er in de groepen waarmee hij werkt een prettig leefen werkklimaat heerst. Een docent die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo’n docent schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand.
Gedragsindicatoren (De student...)
A 1.1
communiceert door het hanteren van verbale (bijvoorbeeld volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale technieken (bijvoorbeeld mimiek, uiterlijk, lichaamshouding).
A 1.2
beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen. bevordert communicatie door bijvoorbeeld te luisteren en samen te vatten.
A 1.3
Zo’n docent bevordert de zelfstandigheid van de deelnemers en zoekt in zijn interactie met deelnemers een goede balans tussen: • leiden en begeleiden; • sturen en volgen; • confronteren en verzoenen; • corrigeren en stimuleren.
A 1.4 A 1.5
toont enthousiasme bij individuele deelnemers en groepen. maakt contact met deelnemers.
A 1.6
observeert en beschrijft gedragspatronen van individuele deelnemers binnen groepen.
A 1.7 A 1.8
observeert, beschrijft en bespreekt gewenst en ongewenst gedrag. (nog niet aan de orde)
A 1.9
(nog niet aan de orde)
(Op basis van SBL: In bekwame handen)
A 1.10 (nog niet aan de orde)
10
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B1 De student stimuleert – bij welwillende groepen – deelnemers tot gewenst gedrag, zowel individueel als groepsgewijs, zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat. Hij beheerst enkele professionele gespreksvaardigheden. Dit alles met toezicht en onder begeleiding
Gedragsindicatoren (De student...)
B 1.1
B 1.2 B 1.3
B 1.4 B 1.5 B 1.6
communiceert effectief door het hanteren van verbale (bijvoorbeeld volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale technieken (bijvoorbeeld mimiek, uiterlijk, lichaamshouding). beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen. bevordert communicatie door bijvoorbeeld te luisteren, samen te vatten en door te vragen. toont persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme bij individuele deelnemers en groepen. onderhoudt contact met deelnemers binnen de context van de school. herkent en benoemt gedragspatronen van individuele deelnemers en van groepen.
B 1.8
corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag. (nog niet aan de orde)
B 1.9
(nog niet aan de orde)
B 1.7
B 1.10 (nog niet aan de orde)
C
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C1 De startbekwame docent stimuleert, ook in ietwat lastige groepen, deelnemers tot gewenst gedrag en spreekt hen zowel individueel als groepsgewijs aan op hun gedrag zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat. Hij beheerst diverse professionele gespreksvaardigheden en past deze zelfstandig toe. De startbekwame docent beroepsonderwijs appelleert bij deelnemers aan omgangsvormen uit de beroepspraktijk (bedrijf/branche).
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent…)
communiceert effectief door het hanteren van verbale (bijvoorbeeld volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale technieken (bijvoorbeeld mimiek, uiterlijk, lichaamshouding). C 1.2 beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen. C1.3 bevordert communicatie door bijvoorbeeld te luisteren, samen te vatten en door te vragen op zowel inhoud als betrekkingsniveau. C 1.4 toont persoonlijke betrokkenheid en enthousiasme bij individuele deelnemers en groepen. C 1.5 gaat professionele, persoonlijke relaties aan met deelnemers. C 1.6 herkent en benoemt gedragspatronen van individuele deelnemers en de groep en maakt deze inzichtelijk voor de deelnemers. C 1.7 corrigeert ongewenst gedrag en waardeert gewenst gedrag. C 1.8 motiveert zijn handelen in begrijpelijke taal aan deelnemers. C 1.9 houdt rekening met wat gebruikelijk is in de beroepspraktijk waar deelnemers zich op voorbereiden. C 1.10 gebruikt voorbeelden uit de beroepspraktijk. C 1.1
11
2
Pedagogisch competent
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A2 De student onderkent het belang van een veilige leer- en werkomgeving die zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bevordert. De student heeft een beeld van de deelnemers (bijvoorbeeld belevingswereld en vormen van structuurbehoefte bij deelnemers). Hij bewaakt de sfeer in een kleine groep deelnemers. Hij verantwoordt zijn opvattingen en vanuit welke normen en waarden hij daar vorm aangeeft. Dit alles onder begeleiding
De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet de deelnemers helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden die onder andere een goed beeld heeft van zijn ambities en mogelijkheden. Een docent voortgezet onderwijs en bve die pedagogisch competent is, biedt de deelnemers in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken en hij bevordert dat zij zich verder kunnen ontwikkelen.
Gedragsindicatoren (De student...) A 2.1 A 2.2 A 2.3
Zo’n docent zorgt er voor dat de deelnemers • weten dat ze erbij horen, welkom zijn en gewaardeerd worden; • op een respectvolle manier met elkaar omgaan en uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen; • initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken; • hun affiniteiten en ambities leren ont dek ken en op basis hiervan keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studie en loopbaan.
A 2.4
A 2.5
A 2.6
handelt in zijn omgang met deelnemers op basis van weerzijds respect. toont vertrouwen in de capaciteiten van de deelnemers. daagt deelnemers uit om vragen te stellen. verwoordt eigen normen en waarden en toetst deze aan de binnen de school geldende normen en waarden. observeert en beschrijft het leerproces van enkele deelnemers door naar hun ambities en interesses te vragen. observeert en beschrijft verschillen tussen deelnemers.
A 2.7
observeert en beschrijft het sociale klimaat in een groep.
A 2.8
(nog niet aan de orde)
A 2.9
beschrijft de zorgstructuur in de school.
(Op basis van SBL: In bekwame handen)
A 2.10 verwoordt het belang van eigen verantwoor-
delijkheid en zelfstandigheid van de deelnemers. A 2.11 (nog niet aan de orde)
A 2.12 (nog niet aan de orde) A 2.13 (nog niet aan de orde)
12
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B2 De student heeft een beeld van het sociale klimaat binnen groepen deelnemers en verbetert met hulp van de docent het leef- en werkklimaat door de situatie te analyseren en een aanpak te kiezen. Dit alles met toezicht en onder begeleiding
C
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C2 De startbekwame docent heeft een duidelijk beeld van de sociale verhoudingen en het sociale klimaat binnen een groep (lastige) deelnemers, analyseert deze en handelt zelfstandig op basis van de bevindingen. Verder heeft hij een goed beeld van individuele deelnemers, signaleert eventuele ontwikkelings- en/of gedragsproblemen en diagnosticeert deze met hulp. Hij begeleidt deze deelnemers en evalueert de gekozen aanpak (met coaching). De startbekwame docent beroepsonderwijs ondersteunt deelnemers in hun loopbaanontwikkeling en in de ontwikkeling van een beroepsidentiteit. Hij verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak.
Gedragsindicatoren (De student...)
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent...)
handelt in zijn omgang met deelnemers op basis van weerzijds respect. zorgt voor een leersituatie waarin deelnemers een eigen inbreng kunnen tonen. gebruikt de inbreng van deelnemers in het onderwijsleerproces. bespreekt normen en waarden met deelnemers.
C 2.1
B 2.5
daagt deelnemers uit om mee te denken over hun eigen leerprocessen.
C 2.5
B 2.6
analyseert en definieert verschillen tussen deelnemers en cultureel, sociaal en emotioneel opzicht. onderzoekt en toetst enige mogelijkheden om het sociale klimaat in een groep te verbeteren. (nog niet aan de orde)
C 2.6
beschrijft de zorgstructuur in de school en handelt volgens de afspraken die daarbinnen gemaakt worden. verantwoordt zijn pedagogische opvattingen.
C 2.9
B 2.11
(nog niet aan de orde)
C 2.11
B 2.12
(nog niet aan de orde)
C 2.12
B 2.13
(nog niet aan de orde)
C 2.13
B 2.1 B 2.2 B 2.3 B 2.4
B 2.7
B 2.8
B 2.9
B 2.10
C 2.2 C 2.3 C 2.4
C 2.7
C 2.8
C 2.10
biedt een veilig klimaat waarin deelnemers en docenten elkaar respectvol behandelen. zorgt voor een leersituatie waarin deelnemers een eigen inbreng kunnen tonen. gebruikt op systematische wijze de input van deelnemers in het onderwijsleerproces. stimuleert het bespreken van normen en waarden tussen deelnemers. daagt deelnemers uit om mee te denken over hun eigen ontwikkeling- en leerprocessen. houdt rekening met verschillen tussen deelnemers in cultureel, sociaal en emotioneel opzicht. onderneemt waar nodig actie om het sociale klimaat in de groep te verbeteren. signaleert en benoemt ontwikkelings- en gedragsproblemen bij deelnemers en verwijst zonodig door. voert in samenspraak een vastgestelde aanpak bij ontwikkelings- en gedragsproblemen uit. verantwoordt zijn pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak. helpt deelnemers om ten opzichte van elkaar en/of collega’s in bedrijf of instelling collegiale omgangsvormen te ontwikkelen. helpt deelnemers bij de ontwikkeling van hun beroepsidentiteit. begeleidt en stimuleert zijn eigen keuzes (studie en loopbaan).
13
3
Vakinhoudelijk en didactisch competent De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet de deelnemers helpen zich de leerinhouden van een bepaald vak of beroep eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijkse leven en in het werk gebruikt worden. Ook helpt hij de deelnemers zicht te krijgen op wat zij in de samenleving en in de wereld van het werken kunnen verwachten. Een docent die vak- of beroepsinhoudelijk en didactisch competent is, creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistische en voor de deelnemers relevante toepassingen van kennis in beroep en maatschappij. Zo’n docent: • stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de deelnemers en houdt rekening met individuele verschillen; • bepaalt met de deelnemer diens (individuele) leertraject, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor leren in en buiten school en leren in de context van de beroepsuitoefening; • motiveert de deelnemers voor hun leer- en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden; • leert de deelnemers leren en werken, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen.
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A3 De student onderkent het belang van een krachtige leeromgeving. Hij beheerst de basale kennis van het vak. De student maakt planmatig een voorbereiding voor onderdelen van het leerprogramma, die hij uitvoert met hulp van een begeleider. Daarbij stimuleert en motiveert hij de deelnemers met zinvolle activiteiten, elementaire werkvormen en mediagebruik en evalueert deze onderdelen met de deelnemers. Dit alles onder begeleiding
Gedragsindicatoren (De student...) Ontwerpen A 3.1 geeft enkele toepassingsgerichte voorbeelden bij leeractiviteiten. A 3.2 ontwerpt eenvoudige onderwijsleeractiviteiten. A 3.3 bereidt enkele individuele en groepsactiviteiten voor. A 3.4 (nog niet aan de orde) A 3.5 verkent en gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen. A 3.6 (nog niet aan de orde)
Aanbieden presenteert de leerstof geordend. maakt gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van deelnemers. A 3.9 hanteert enkele eenvoudige werkvormen. A 3.10 (nog niet aan de orde) A 3.11 (nog niet aan de orde) A 3.7 A 3.8
Begeleiden A.3.12 observeert en beschrijft hoe deelnemers
(zelfstandig) aan de slag gaan. A 3.13 helpt de deelnemers bij hun leerproces. A 3.14 bespreekt met de deelnemers het leerproces. A 3.15 speelt in op verschillen in beginniveau van
deelnemers.
(Op basis van SBL: In bekwame handen) Vakdomein A 3.16 (nog niet aan de orde) A 3.17 toont basale kennis van het vak (zie kennisbasis). A 3.18 gebruikt voorbeelden van toepassingen van zijn
vakgebied. A 3.19 (nog niet aan de orde)
Evalueren A 3.20 evalueert het leerproces met deelnemers. A 3.21 verwoordt de gekozen didactische aanpak.
14
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B3 De student laat zien dat hij boven de leerstof staat. Hij legt verbanden tussen praktijk en theorie, maar ook tussen zijn eigen leerstof en aanverwante leerstof. Hij ontwerpt leertrajecten en bij de uitvoering ervan zorgt hij voor variatie, heldere opbouw, ondersteuning en evaluatie van het leerproces. Dit alles met toezicht en onder begeleiding
C
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C3 De startbekwame docent staat boven de leerstof. Hij legt verbanden tussen praktijk en theorie. Daarbij ontwerpt hij zelfstandig onderwijsleeractiviteiten die recht doen aan verschillen tussen deelnemers, met aandacht voor differentiatie en gevarieerde werkvormen. Hij gaat bij de uitvoering flexibel om met het proces, evalueert dit en betrekt bij dit alles ook de deelnemers. De startbekwame docent beroepsonderwijs geeft vanuit het beroepsperspectief van deelnemers en in samenwerking met het bedrijfsleven vorm en inhoud aan de opleiding van beroepsbeoefenaren.
Gedragsindicatoren (De student...)
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent...)
Ontwerpen B 3.1 zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten. B 3.2 ontwerpt onderwijsleeractiviteiten. B 3.3 ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten. B 3.4 ontwikkelt eenvoudige beoordelingsinstrumenten. B 3.5 gebruikt doelgericht schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen. B 3.6 past leermiddelen aan (met vragen, suggesties, voorbeelden).
Ontwerpen C 3.1 zorgt voor betekenisvolle en toepassingsgerichte leeractiviteiten. C 3.2 ontwerpt verschillende onderwijsleertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen deelnemers. C 3.3 ontwerpt zowel individuele en groepsactiviteiten. C 3.4 ontwikkelt beoordelingsinstrumenten. C 3.5 gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen om leerdoelen te bereiken. C 3.6 past bestaande leermiddelen zelf aan en breidt ze uit met eigen inbreng.
Aanbieden geeft een heldere opbouw in de leerstof aan. maakt actief gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van deelnemers. B 3.9 hanteert verschillende werkvormen. B 3.10 schakelt waarnodig tussen theorie en praktijk. B 3.11 verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit. B 3.7 B 3.8
Aanbieden geeft een heldere opbouw in de leerstof aan. maakt actief gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van deelnemers. C 3.9 hanteert verschillende werkvormen om tegemoet te komen aan verschillen tussen deelnemers (leerstijlen, niveau van werken.). C 3.10 schakelt waar nodig tussen theorie en praktijk en combineert daarbij oog voor detail met overzicht. C 3.11 verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit. C 3.7 C 3.8
Begeleiden
Begeleiden
B.3.12 analyseert hoe deelnemers zelf hun leerproces
C.3.12 stimuleert de deelnemer om zelf zijn leerproces
vorm geven. B 3.13 ondersteunt de deelnemers in hun leerproces
door leervragen te signaleren. B 3.14 reflecteert het leerproces met de deelnemers
op resultaten en bijbehorend proces. B 3.15 observeert en analyseert (vakspecifieke) leer-
problemen.
vorm te geven. C 3.13 ondersteunt de deelnemers in hun leerproces
door leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en er op door te vragen. C 3.14 reflecteert systematisch het leerproces met de deelnemers op resultaten en bijbehorend proces. C 3.15 analyseert (vakspecifieke) leerproblemen en speelt adequaat daarop in met gerichte opdrachten en/of vragen.
Vakdomein
Vakdomein
B 3.16 (nog niet aan de orde) B 3.17 staat boven de stof (zie kennisbasis). B 3.18 gebruikt actuele toepassingen van zijn vak-
C 3.16 legt relaties tussen de leerinhouden van zijn
gebied. B 3.19 verantwoordt het nut van het vak voor de
ontwikkeling van de deelnemers. Evalueren B 3.20 evalueert het leerproces en de leerresultaten met deelnemers. B 3.21 verwoordt de gekozen didactische aanpak.
vakdomein en die van verwante vakken. C 3.17 staat boven de stof. C 3.18 gebruikt huidige toepassingen van zijn vakgebied. C 3.19 verantwoordt de functies van het vak voor de
ontwikkeling van de deelnemers. Evalueren C 3.20 evalueert het leerproces en de leerresultaten met deelnemers. C 3.21 verwoordt zijn vakdidactische opvattingen en de gekozen aanpak. 15
4
Organisatorisch competent
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A4 De student hanteert een – voor zichzelf – bruikbare vorm van timemanagement voor de uit te voeren taken en afspraken. Verder ordent de student de te gebruiken middelen en materialen en maakt deze toegankelijk voor deelnemers en begeleiders. Hij geeft gerichte aanwijzingen voor de wijze van werken. Hij draagt zorgvoor de daarbijbehorende administratie. Dit alles onder begeleiding.
De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven draagt zorg voor organisatorische zaken die samenhangen met zijn onderwijs en het leerproces van de deelnemers in de school en op de leerwerkplek. Gedragsindicatoren (De student...) Zo’n docent die organisatorisch competent is, zorgt ervoor dat de deelnemers een ordelijke en taakgerichte omgeving aantreffen.
A 4.1 A 4.2
Waar het leren zich op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, leerbedrijven, buitenschoolse projecten) zorgt de docent (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen die verschillende plaatsen.
16
A 4.3
A 4.4
zet zijn voorbereidingen voor eenvoudige onderwijsactiviteit op schrift (draaiboek). kent de te hanteren regels en afspraken en houdt zich daaraan. maakt deelnemers duidelijk wat ze van hem kunnen verwachten met betrekking tot het leerproces. stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt voor zichzelf.
Zo’n docent zorgt er dus voor dat de deelnemers: • weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief; • weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moet (of kunnen) doen.
A 4.5
verkent en beschrijft de mogelijkheden van de leeromgeving.
A 4.6 A 4.7
plant eigen werk en maakt werkafspraken met deelnemers. (nog niet aan de orde)
(Op basis van SBL: In bekwame handen)
A 4.8
(nog niet aan de orde)
A 4.9
(nog niet aan de orde)
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B4 De student hanteert een voor deelnemers bruikbare vorm van time- en taak-management. Hij richt de leerwerkruimte op een veilige, doelmatige manier in en stemt activiteiten en leeromgeving op elkaar af, waarbij hij ruimte biedt aan de deelnemers. Dit alles met toezicht en onder begeleiding.
Gedragsindicatoren (De student...)
C
C4 De startbekwame docent hanteert zelfstandig een efficiënte vorm van time- en taak-management m.b.t. activiteiten binnen en buiten de les, voor zichzelf en voor de deelnemers. Hij richt de werkruimtes op een veilige en doelmatige manier in en stemt de activiteiten van uiteenlopende leeromgevingen op elkaar af. Hij treedt regulerend en ordenend op in onverwachte situaties. Hij administreert relevante informatie (niet alleen deelnemeradministratie). De startbekwame docent beroepsonderwijs organiseert intern de samenwerking met onderwijsassistenten en instructeurs, extern met begeleiders in het bedrijfsleven en legt relevante gegevens vast.
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent...)
zet zijn voorbereidingen voor eenvoudige onderwijsactiviteit op schrift (draaiboek). houdt zich aan de regels en spreekt ook de deelnemers daarop aan. geeft eenduidige opdrachten aan deelnemers en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt, zowel voor zichzelf als voor de deelnemers. weet om te gaan met beperkte mogelijkheden van de leeromgeving.
C 4.1
C 4.6
B 4.8
zet deelnemers aan tot eigen controleerbare leerplanning. legt in eigen woorden de organisatie en de aanpak van klassenmanagement van zijn onderwijs uit. (nog niet aan de orde)
B 4.9
(nog niet aan de orde)
C 4.9
B 4.1 B 4.2 B 4.3
B 4.4
B 4.5
B 4.6 B 4.7
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C 4.2 C 4.3
C 4.4
C 4.5
C 4.7
C 4.8
geeft duidelijk aan wat de inhoud, vorm, structuur en relevantie van de (onderwijs)activiteit is. is consequent in het hanteren van regels en afspraken. maakt afspraken over de taken van de deelnemers en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt, zowel voor zichzelf als voor de deelnemers. weet om te gaan met beperkte mogelijkheden van de leeromgeving en beschikt bij knelpunten over alternatieven. bewaakt de planning samen met de deelnemers. verantwoordt zijn opvattingen, aanpak van klassenmanagement en de organisatie van zijn onderwijs. organiseert gesprekken met (praktijk)begeleiders in het bedrijf over voortgang, begeleiding en beoordeling en administreert deze in een volgsysteem. zorgt voor duidelijke taakverdeling en afstemming in samenwerking met onderwijsassistenten, instructeurs en begeleiders in leerbedrijven.
17
5
Competent in het samenwerken met collega’s De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega’s in de school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Een docent die competent is in het samenwerken met collega’s. levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo’n docent: • goed met collega’s communiceert en samenwerkt; • een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren; • een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school. (Op basis van SBL: In bekwame handen)
18
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A5 De student onderkent het belang van goede werkverhoudingen met medestudenten en begeleiders. Hij geeft en ontvangt feedback en laat zien wat hij hiermee doet. Hij neemt deel aan (intervisie)bijeenkomsten. Dit alles onder begeleiding
Gedragsindicatoren (De student...)
A 5.3
vraagt naar en benut informatie van zijn begeleiders. vraagt hulp van en biedt hulp aan medestudenten. geeft aan wat hij wel of niet kan.
A 5.4
werkt samen met begeleiders aan de taken.
A 5.5
maakt afspraken met begeleiders en collega’s (medestudenten en docenten) en houdt zich daaraan. (nog niet aan de orde)
A 5.1 A 5.2
A 5.6 A 5.7
verwoordt zijn werkwijze aangaande samenwerken met anderen.
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B5 De student neemt deel aan de werkzaamheden van een team binnen een school en werkt volgens de afspraken van de school. Verder neemt hij deel aan (intervisie)bijeenkomsten e.a. Dit alles met toezicht en onder begeleiding.
Gedragsindicatoren (De student...) B 5.1 B 5.2 B 5.3 B 5.4 B 5.5
B 5.6 B 5.7
C
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C5 De startbekwame docent neemt zelfstandig en actief deel aan verschillende vormen van overleg binnen de school, te denken valt aan rapportvergaderingen, teamoverleg, studie(mid)dagen enzovoorts. Hij geeft en ontvangt collegiale consultatie en intervisie. De startbekwame docent beroepsonderwijs neemt zelfstandig en actief deel aan overleg met partners uit het bedrijfsleven die een rol vervullen in de opleiding van de deelnemers.
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent...)
stelt zichzelf dienstbaar op ten opzichte van het team. vraagt hulp van en biedt hulp aan medestudenten en collega’s. stelt eigen grenzen vast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan. neemt verantwoordelijkheid voor zijn taak.
C 5.1
stelt het teambelang boven eigenbelang.
C 5.2
vraagt hulp van en biedt hulp aan collega’s.
C 5.3
werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen, zoals deelnemervolgsystemen en kwaliteitszorg. verkent en beschrijft de visie en de ontwikkeling van zijn school. verwoordt zijn werkwijze aangaande samenwerken met anderen.
C 5.5
stelt eigen grenzenvast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan. neemt verantwoordelijkheid voor de taak (van anderen). werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen, zoals deelnemervolgsystemen en kwaliteitszorg. levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school. verantwoordt zijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega’s binnen de schoolorganisatie.
C 5.4
C 5.6 C 5.7
19
6
Competent in het samenwerken met de omgeving De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet contacten onderhouden met de ouders of verzorgers van de deelnemers en met collega’s van (leer)bedrijven en instellingen waar zijn school voor het onderwijs en de deelnemerzorg mee samenwerkt. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar afgestemd zijn. Bovendien moet hij eraan meewerken dat de samenwerking van zijn school met die bedrijven en instellingen goed verloopt. Zo’n docent zorgt ervoor dat: • er een goede communicatie en afstemming is met ouders of verzorgers van de deelnemers; • er – in overleg met de deelnemer – een goede communicatie en afstemming is tussen school, deelnemer en bedrijven of instellingen waar de deelnemer (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft; • er doeltreffend gebruik gemaakt wordt van het professionele netwerk van de school als het gaat om de opleiding van de deelnemer of zorg voor de deelnemer; • hij de contacten namens de school op een verantwoordelijke en zorgvuldige wijze onderhoudt met de omgeving van de school. (Op basis van SBL: In bekwame handen)
20
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A6 De student onderkent het belang van contacten met ouders of verzorgers van de deelnemers en met collega’s van (leer)bedrijven en instellingen. Dit alles onder begeleiding
Gedragsindicatoren (De student...) A 6.1 A 6.2
maakt verslag van bijgewoonde gesprekken. verkent de informatie die over deelnemers binnen de school beschikbaar is en verwoordt het belang ervan.
A 6.3
(nog niet aan de orde)
A 6.4
verkent en beschrijft relaties van zijn school met andere belanghebbenden.
A 6.5
(nog niet aan de orde)
A 6.6
(nog niet aan de orde)
A 6.7
(nog niet aan de orde)
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B6 De student is betrokken bij het overleg tussen school, deelnemer en bedrijven of instellingen waar de deelnemer (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft. Dit alles met toezicht en onder begeleiding
Gedragsindicatoren (De student...)
C
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C6 De startbekwame docent neemt zelfstandig en actief deel aan overleg met mensen en instellingen buiten de school, te denken valt aan ouderavonden, open dagen, bedrijfsstages, zorgstructuuroverleg enzovoorts. De startbekwame docent beroepsonderwijs zorgt voor een goede samenwerking tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven.
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent...)
B 6.1
hanteert relevante gespreksvaardigheden.
C 6.1
B 6.2
raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie.
C 6.2
B 6.3
(nog niet aan de orde)
C 6.3
B 6.4
verkent en beschrijft relaties van zijn school met andere belanghebbenden.
C 6.4
B 6.5
(nog niet aan de orde)
C 6.5
B 6.6
(nog niet aan de orde)
C 6.6
B 6.7
(nog niet aan de orde)
C 6.7
hanteert relevante gespreksvaardigheden en -technieken (bijvoorbeeld slecht-nieuwsgesprek, adviesgesprek). raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie en stelt anderen in de gelegenheid hier gebruik van te maken. geeft aan ouders en andere belanghebbenden – in het belang van de deelnemer – informatie en doet dit met respect. verwoordt zijn professionele opvattingen, werkwijze en benadering aan ouders en andere belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zonodig zijn werk aan. bespreekt op open en constructieve wijze de ontwikkeling van deelnemers met de praktijkbegeleider. bouwt relaties op met bedrijven/instellingen en onderhoudt deze met het oog op samenwerking in de opleiding van deelnemers. stelt zich ondernemend en marktgericht op en volgt de ontwikkelingen in het bedrijfsleven en vertaalt deze naar het beroepsonderwijs.
21
7
Competent in reflectie en ontwikkeling
A
Eisen van Hoofdfasebekwaam niveau (einde propedeutische fase)
A7 De student onderkent het belang van het zelf onderzoeken en ontwikkelen van zijn opvattingen en zijn handelen. Hij onderzoekt en verwoordt deze o.a. via sterkte/zwakte analyse, evaluatie, reflectie en feedback. Hij formuleert leervragen in zijn portfolio en POP. Dit alles met hulp van een begeleider. De student expliciteert wat voor hem belangrijk is in het docentschap.
De docent beroepsonderwijs in bve / vo / bedrijfsleven moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Gedragsindicatoren (De student...) Een docent die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo’n docent streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n docent: • weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat; • heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten; • werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling; • stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen.
A 7.1
beschrijft de eigen kwaliteit en beperkingen.
A 7.2
reflecteert op eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen.
A 7.3
weet aan te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden. werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling. (nog niet aan de orde)
A 7.4 A 7.5 A 7.6
A 7.7 A 7.8
kan omgaan met onverwachte situaties: past zich aan veranderende omstandigheden aan en verkent alternatieven. verkent en beschrijft ontwikkelingen rond vak en docentschap. staat open voor andere visies en ideeën.
brengt onder woorden wat zijn standpunt is over keuze voor docentenopleiding en het daarmee samenhangend beroepsperspectief in de richting van onderwijs en/of bedrijfsleven. A 7.10 (nog niet aan de orde) A 7.9
(Op basis van SBL: In bekwame handen)
A 7.11 (nog niet aan de orde)
22
B
Eisen van Basisbekwaam niveau (einde basisfase)
B7 De student onderzoekt met hulp van collega’s en begeleiders zijn werkzaamheden en zijn opvattingen. Hij benoemt in zijn portfolio en POP de sterke en zwakke punten. Hij illustreert leervragen met voorbeelden en ervaringen uit verschillende kenmerkende situaties. Hij legt verbanden tussen praktijk en theorie. Dit alles met toezicht en hulp van zijn begeleider. De student verwoordt zijn beroepsopvattingen en vanuit welke normen en waarden hij daar vorm aan geeft.
C
Eisen van Startbekwaam niveau (einde opleiding)
C7 De startbekwame docent onderzoekt zelfstandig en systematisch zijn werk en betrekt daarbij de feedback van collega’s en begeleiders. Hij benoemt sterke en zwakke punten en leervragen, beschrijft kenmerkende situaties waarin hij daaraan heeft gewerkt. Hij legt verbanden tussen praktijk en theorie. De startbekwame docent denkt mee over schoolrelevante thema’s. Hij is op de hoogte van actuele ontwikkelingen binnen het onderwijs. De startbekwame docent beroepsonderwijs is goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de branche / het bedrijfsleven. De docent in opleiding verwoordt zijn beroepsopvattingen en vanuit welke normen en waarden hij daar vorm aan geeft.
Gedragsindicatoren (De student...) B 7.1 B 7.2
B 7.3
B 7.4 B 7.5 B 7.6
B 7.7 B 7.8 B 7.9
beschrijft gericht op feitelijke situaties de eigen waliteit en beperkingen. reflecteert systematisch op eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen. weet aan te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden. werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling. (nog niet aan de orde) is flexibel: past zich aan veranderende omstandigheden aan en beschikt over enkele alternatieven. volgt ontwikkelingen rond zijn vak en docentschap. staat open voor andere visies en ideeën en probeert die daadwerkelijk uit. brengt onder woorden wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap binnen onderwijs en/of bedrijfsleven.
B 7.10 (nog niet aan de orde) B 7.11 (nog niet aan de orde)
Gedragsindicatoren (De startbekwame docent...) beschrijft gericht op feitelijke situaties de eigen kwaliteit en beperkingen. C 7.2 reflecteert systematisch op eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen. C 7.3 weet aan te geven op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden. C 7.4 werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling. C 7.5 stemt het eigen handelen af op het beleid van de school. C 7.6 is flexibel en stressbestendig: past zich aan veranderende omstandigheden aan en beschikt over alternatieven. C 7.7 volgt ontwikkelingen rond zijn vak en docentschap op de voet. C 7.8 staat open voor andere visies en ideeën en probeert die daadwerkelijk uit. C 7.9 brengt onder woorden wat hij belangrijk vindt in zijn docentschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. C 7.10 volgt nieuwe ontwikkelingen in de branche op de voet. C 7.11 heeft een visie op nieuwe ontwikkelingen in de branche. C 7.1
23
Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool Zwolle Correspondentieadres Fontys PTH-Zwolle t.a.v. PICO Postbus 627 8000 AP Zwolle tel: 0877 877 100
[email protected] www.fontys.nl/pth/zwolle —> INTRANET