STUDENTGERICHT ONDERWIJS (SGO) ALS KENMERK VAN DE OPLEIDING IN AL ZIJN FACETTEN dr. Hans Schellekens, Katholieke Universiteit Brabant 4 mei 1994. 1.Inleiding Studentgericht Onderwijs, afgekort SGO, is een onderwijsconcept. Een onderwijsconcept is de uitdrukking van de opvattingen over a) wat de faculteit of instelling onder goed onderwijs verstaat en b) de wijze waarop het onderwijs het beste kan worden ingericht. SGO is de uitdrukking van de opvatting, dat onderwijs een hoge kwaliteit heeft wanneer de student een productieve rol vervult. Bij kwalitatief hoogwaardig onderwijs worden alle onderwijsmiddelen die daarvoor beschikbaar zijn ingezet om de student te stimuleren en te ondersteunen in die rol. Onder "productieve rol" of "productief studeren" wordt verstaan het actief en zelfstandig bezig zijn met leerstof met als doel zelf kennis te produceren en voor eigen doelen te benutten in plaats van te consumeren. Het begrip "productief studeren" lijkt me bij nader inzien beter de lading te dekken voor het hoger onderwijs dan het begrip "beheersingsleren", dat ik aanvankelijk in de definitie van SGO heb gebruikt.
SGO is een bijzonder concept in die zin, dat het tevens een leidraad is voor een systematische uitwerking van het beleid van de faculteit of van de instelling naar alle aspecten van de onderwijssituatie. Niet alleen het onderwijsaanbod in brede zin, de programma's en het examensysteem, maar ook de afzonderlijke cursussen en de facilitaire voorzieningen voor de studenten, zoals de bibliotheek en de studentenadministratie. SGO is dus een concept met een brede uitwerking. Deze bijdrage is bedoeld om een antwoord te formuleren op drie vragen: 1)Is SGO geschikt als profiel van de hele opleiding? Zo ja, wat moet er dan gebeuren? 2)Hoe ziet een SGO-cursus er uit?
3)Wat zijn de ervaringen met SGO aan de Katholieke Universiteit Brabant in Tilburg? 2.SGO als profiel van de opleiding Ik zie SGO als een kenmerk van het hele onderwijssysteem. Dit kan blijken uit de keuze voor meer activerende didactische werkvormen en uit de gerichte inzet van de informatiebronnen en voorzieningen (de computer bijvoorbeeld) die de student nodig heeft om actief en zelfstandig te kunnen studeren. Maar SGO is meer dan alleen didactiek. Het kan het profiel zijn van een opleiding. Daarnaast kan het concept tevens een toets zijn voor het onderwijssysteem, in die zin, dat alle onderdelen en aspecten van het onderwijs kunnen worden doorgelicht op hun bijdrage aan het actief en zelfstandig studeren. Niet alleen de wijze waarop de studenten met de leerstof bezig moeten zijn, de benadering van studenten door de docenten en de didactische werking van het studiemateriaal,
zoals syllabi en studieboeken, maar ook de bibliotheek of het documentatiecentrum en bijvoorbeeld het toetssysteem zijn de moeite van een "doorlichting" waard. Dit houdt in, dat alle onderdelen van wat ik de "studieomgeving" van de student zou willen noemen kritisch tegen het licht worden gehouden om te zien of hun bijdrage aan het produktief studeren goed is.
De analyse, het tegen het licht houden van de onderdelen van de studieomgeving is een activiteit die het beste door de faculteit in haar geheel kan worden uitgevoerd, inclusief de studenten. Dit om een zo breed mogelijk draagvlak te krijgen voor eventuele veranderingen in het onderwijs. De analyse levert een lijst met sterke en zwakke punten op. De zwakke punten zijn die punten die een belemmering vormen voor het productief studeren. Zij kunnen dienen als uitgangspunten voor facultaire onderwijsvernieuwingsprojecten.
SGO vraagt niet alleen aandacht voor de wijze waarop het onderwijs van de faculteit t.b.v. productief studeren moet worden opgezet en ingericht. Het vraagt ook aandacht voor vaardigheden (met name de beroepsvaardigheden of academische vaardigheden, zoals het kunnen analyseren van een probleem en het kunnen aangeven van oplossingsrichtingen). Productief studeren is niet mogelijk zonder een goede koppeling van kennis aan vaardigheid, bijvoorbeeld de vaardigheid om creatief met de kennis om te gaan in een beroepssituatie. Het onderwijsprogramma zal daarom redelijk veel ruimte moeten geven voor het vergroten van de competentie van de student. Bovendien vereist SGO een gespreide, continue aandacht voor vaardigheden, d.w.z. niet alleen in het derde studiejaar bijvoorbeeld, als het gaat om het maken van een scriptie, maar ook al in het eerste jaar. 3.SGO op het niveau van de cursussen: hoe ziet een SGO-cursus eruit? De beknoptste definitie die ik van SGO kan geven is de volgende. SGO = INHOUD x ACTIVITEIT
Deze definitie heeft betekenis voor de inrichting van een cursus. In het "klassieke" onderwijsconcept, waar men onderwijs definiëert als "kennisoverdracht", ligt het accent wat de studentactiviteit betreft op het opnemen en verwerken van de inhoud van de cursus. In populaire taal uitgedrukt: de student "consumeert" wat de docent hem of haar voorschotelt. Goed onderwijs is in de klassieke opvatting onderwijs waar de inhoud keurig wordt opgediend of "gepresenteerd" door de docent. Om het onderwijs meer maatschappelijke betekenis te geven wordt aan het consumeren van stof een element toegevoegd, namelijk het toepassen van het geleerde in de praktijk. De student moet niet alleen kennis bezitten, maar deze ook praktisch kunnen gebruiken. Daarmee is onderkend dat er een relatie moet bestaan tussen kennis en activiteit. De relatie is echter nog eenzijdig, want het is de kennis die aanleiding geeft tot activiteit en niet andersom. KENNIS ---------> ACTIVITEIT (TOEPASSEN IN DE PRAKTIJK)
De keerzijde van deze relatie is nodig om de student te stimuleren tot produktief zijn.
SGO voegt aan de relatie inhoud ---> activiteit een dimensie toe, namelijk activiteit ---> inhoud door de volgende relatie te concretiseren: PRODUKTIEF BEZIG ZIJN --------> KENNIS
Het productief bezig zijn met kennis is een afspiegeling, een nabootsing of een verkorte, vereenvoudigde versie van de manier waarop de beroepsbeoefenaar of academicus met kennis en informatie omgaat. Een beroepsbeoefenaar haalt zijn of haar informatie niet alleen uit boeken, maar ook en misschien wel vooral uit eigen of andermans onderzoek, gesprekken met klanten of collega's en uit de analyse van praktische probleemgevallen. Het verwerken van deze informatie gaat niet zozeer op de manier van "instampen en proberen te onthouden" als wel door de kennis te koppelen aan het doel en de opdracht die men op dat moment heeft, bijvoorbeeld het bekijken van de kennis op zijn bruikbaarheid voor het oplossen van het probleem waar men voor gesteld is. Het verwerking van informatie verloopt doorgaans het trefzekerst wanneer er sprake is van een persoonlijke taak. De kunst van de cursusinrichting is de inhoud van de cursus, de leerstof, te koppelen aan studieactiviteiten (die op de professionele activiteiten lijken), zodat studietaken ontstaan waarvan de student onmiddelijk de aantrekkelijkheid en relevantie kan inzien. De koppeling van studieactiviteiten aan leerstof is een voorwaarde voor het persoonlijk maken van de studie. Bij cursussen in het HBO en de universiteiten, die een zekere complexiteit hebben valt te voorzien, dat een cursus zal bestaan uit minstens drie studietaken, een verkennende, een uitwerkings- en integratiestudietaak. De taken leiden tot een concreet produkt, waarop de student kan worden beoordeeld. Om de taakuitvoering zo efficiënt mogelijk te laten zijn is het nuttig gebruik te maken van een takenboek waarin staat aangegeven wat de taken inhouden, wat bedoeling ervan is, welke prestaties gevraagd worden van de student en welke criteria daarbij gelden. In de aanvang van de studie kan het takenboek tevens aanwijzingen en tips bevatten die nuttig zijn om de taken tot een goed einde te brengen. 4.Ervaringen met SGO in Tilburg (KUB) Mijn derde vraag luidde: hoe gaat het met SGO in Tilburg? Aan de KUB is in 1991 door de universiteitsraad besloten SGO instellingsbreed in te voeren, te beginnen met de propedeuses van de verschillende studierichtingen (opleidingen). Het College van Bestuur en de universiteitsraad hebben enkele tonnen gereserveerd voor de ondersteuning van het ontwikkelingswerk en voor het (gedeeltelijk) dekken van bijkomende ontwikkel- en invoeringskosten. In 1991/92 is SGO ontwikkeld voor het propedeuseprogramma van de Rechtenfaculteit, in 1992/93 voor de Letterenfaculteit en in 1993/4 voor de Sociale faculteit. Ondertussen is ook voor een tweetal vakken in de propedeuse Bestuurlijke Informatiekunde SGO ingevoerd. De ervaringen zijn:
-Er is een grote verscheidenheid ontstaan aan concrete invullingen van SGO in de propedeuses. Bij Rechten heeft SGO het accent gekregen van gerichte opdrachten, frequenter toetsen (korte studietaken) en meer werkcolleges in plaats van hoorcolleges. Bij Letteren ligt het accent minder op de toetsen, maar meer op de opdrachten in het takenboek van de verschillende cursussen. Bij Bestuurlijke
Informatiekunde ligt het accent op zelfstudie en flexibele toetsing, gevolgd door PGO-achtig werken aan probleemstellingen in groepjes van circa 10 studenten.
-De effecten van SGO beginnen bij Rechten nu redelijk duidelijk te worden, althans wat betreft de verbetering van het onderwijsrendement. Het percentage studenten dat de propedeuse in één jaar weet te halen is verdubbeld van 20 naar 40%. Het slaagpercentage is bij sommige vakken meer dan verdubbeld.
-Het aantal hoorcolleges is over het geheel genomen behoorlijk teruggebacht. Bij sommige vakken is er helemaal geen sprake meer van hoorcolleges, maar van werkgroepen. Bij andere vakken is het accent meer komen te liggen bij actieve werkvormen, zoals kleinschalige werkcolleges (van 25 studenten). Bij enkele vakken is het aantal colleges niet minder geworden, maar zijn ze beter gekoppeld aan zelfstudie door opdrachten in het takenboek. -Het aantal toetsen bij Rechten is verdubbeld ten opzichte van pre-SGO. Bij Letteren is daar juist geen sprake van. Bij Rechten is het "regiem" van toetsen ook aangepast, in die zin dat studenten niet meer zoveel herkansingsmogelijkheden krijgen. De herkansingen bleken uitstel van tentamen-doen uit te lokken. De deelname aan de toetsen is bij Rechten opzienbarend gestegen; 90% van de studenten neemt aan alle toetsen deel, hoewel verplichting daartoe ontbreekt.
-De instroomdaling bij Rechten en Letteren is sinds de invoering van SGO gestopt. Er zit weer groei in deze faculteiten, ondanks het negatieve beeld wat de instroom van studenten betreft bij de zusterinstellingen. De KUB heeft landelijk aandacht getrokken met SGO. In het contact met VWO-scholen merken de studieadviseurs van de faculteiten en de voorlichters van de dienst Studentenzaken dit heel duidelijk.
-Het oordeel van de studenten over SGO is overwegend positief. De studenten die negatieve kritiek hebben richten hun kritiek op de cursussen die ze te schools ingericht vinden. Ik denk dat deze studenten gelijk hebben. SGO is niet bedoeld om cursussen te verschoolsen. Integendeel. Toch laat het SGO-concept kennelijk ook ruimte voor een verschoolste versie van SGO. -Docenten staan niet te springen bij de gedachte om SGO in te voeren. De meeste docenten hebben hun eerste zorg niet bij onderwijs, maar bij onderzoek. Toch is de meerderheid gematigd positief over SGO, omdat ze merken dat studenten meer gemotiveerd bezig zijn met hun studie en betere resultaten behalen. Voor veel docenten is SGO al geslaagd, omdat er "eindelijk eens behoorlijk overleg is tussen docenten en er afstemming plaats vindt van het onderwijs". 5.Afsluiting SGO invoeren is al bij al geen eenvoudige klus. De ervaring in Tilburg leert, dat docenten veel tijd moeten investeren in de hervorming van hun cursus. Sommigen steken hun ongenoegen daarover bepaald niet onder stoelen of banken. Ook zijn sommige docenten niet gecharmeerd van het projectmatig werken, met een professionele projectorganisatie, een strakke projectplanning, regelmatige rapportage en het periodiek afleggen
van verantwoording. Het projectmatig moeten werken roept grote weerstand bij hen op. Het verdient daarom aanbeveling het invoeren van SGO te laten samenvallen met een (andere) noodzakelijke instellings- of faculteitsbrede operatie, zoals een herziening van het toets- of studieadministratie-systeem of een inhoudelijke curriculumhervorming. Na afweging van de voors en tegens kan ter afsluiting van deze bijdrage worden opgemerkt, dat het wel degelijk de moeite loont om SGO te ontwikkelen en in te voeren. 4 mei 1994