Strategische beleidskeuzen WOZLgemeenten Beleids- en uitvoeringsstrategieën voor het bereiken van de arbeidsmarktdoelstellingen
Martin Heekelaar Marlies Willemen Floris Bannink Dorrit de Jong Oktober 2011
44359
1
Strategische beleidskeuzen WOZL-gemeenten Beleids- en uitvoeringsstrategieën voor het bereiken van de arbeidsmarktdoelstellingen
Inhoud
Pagina
1. Inleiding 1.1 Aanleiding voor dit rapport 1.2 Aanpak 1.3 Leeswijzer
2. De huidige situatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt in ZuidLimburg 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.3 2.6
Inleiding De arbeidsmarkt Demografie Oostelijk Zuid-Limburg gemeenten en de regelingen Gemeentelijke samenwerkingsverbanden Uitvoeringsstructuur Re-integratie
3. Omgevingsanalyse 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Inleiding Wet werken naar vermogen Aanscherpingen WWB en WIJ Bezuinigingen op de re-integratie en de WSW Overige decentralisaties in de jeugdzorg, AWBZ en WMO UWV Gevolgen voor Oostelijk Zuid-Limburg Conclusie
4 4 5 7
8 8 8 9 11 12 13 14
17 17 17 19 20 20 21 21 26
4. Verbetering door samenwerking: samenwerkingsarrangementen voor de toekomst 27 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
44359
Inleiding Toetsingskader Diagnostiek Loonwaardebepaling Re-integratie
27 28 28 29 30
2
4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Werkgeversbenadering Arbeidsmarktbeleid SW-bedrijf Organisatie van de samenwerking Conclusies: beoordeling aan het toetsingskader
5. Vervolgproces 5.1 5.2 5.3 5.4
44359
Inleiding De programmamanager en de programmaorganisatie Vervolgproces: verkenning en verder Gewenste acties op korte termijn
32 32 33 35 36
38 38 38 39 40
3
1. Inleiding
1.1 Aanleiding voor dit rapport In het kader van de Wet sociale werkvoorziening werken 11 gemeenten (Parkstadgemeenten en de gemeenten Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg) samen in het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg (WOZL). Een belangrijke uitvoerder van de WSW in de regio is Licom. Licom NV richt zich op het aanbieden van passend werk aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en bevordert hun ontwikkeling naar arbeid. Licom kampt op dit moment met financiële problemen en vraagt om de gemeenten om financiële ondersteuning. WOZL heeft ons gevraagd om na te gaan hoe de toekomstige uitvoeringsstructuur voor Werk en Inkomen er uit zou kunnen zien in de gemeenten van het WOZL, welke plek Licom daarin zou kunnen krijgen en of Licom de werkzaamheden moet blijven uitvoeren voor de WOZL. De timing van deze vraag is cruciaal. De sociale zekerheid staat een aantal grote veranderingen te wachten. De WWB, de Wajong en de WSW worden samengevoegd in één regeling aan de onderkant: de Wet werken naar vermogen (WWNV). Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering. De doelgroep wordt verruimd en gemeenten krijgen er nieuwe extra taken bij. Tegelijkertijd wordt er stevig bezuinigd op met name de re-integratiemiddelen. De aan ons gestelde vraag kan niet los worden gezien van de landelijke ontwikkelingen. De elf gemeenten zullen keuzen moeten maken over hoe beleid en uitvoering er in de toekomst uit gaan zien. Deze keuzen zullen ook gevolgen hebben voor de uitvoeringsorganisatie Licom. Bovenstaande heeft geleid tot de vraag aan Berenschot voor het ontwikkelen van alternatieve strategische beleidskeuzes gericht op het realiseren van de arbeidsmarktdoelstellingen. De opdracht aan ons is om dat nadrukkelijk vanuit de groene weide gedachte te doen. Met andere woorden, te adviseren vanuit de meest wenselijk inrichting van het toekomstige beleids- en uitvoeringsarrangement. In dit rapport geven het antwoord op deze vraag.
44359
4
1.2 Aanpak Voor de aanpak van het onderzoek hebben wij een aantal stappen doorlopen: Huidig beleid, uitvoering en demografische ontwikkelingen in beeld brengen
Toekomstige wet- en regelgeving
Raming van de toekomstige budgetten re-integratie en inkomen
Uitwerken mogelijke beleidsscenario's
Formuleren van uitgangspunten voor het uitvoeringsarrangement
Uitwerken mogelijke uitvoeringsscenario's
Vaststellen van de in het rapport te presenteren scenario's
Kostenramingen inclusief transformatiekosten
Uitwerken van een plan van aanpak voor de te presenteren scenario's
Huidig beleid, uitvoering en demografische ontwikkelingen in beeld brengen We zijn begonnen met het in kaar brengen van het huidige beleid en de uitvoering. Het gaat om de huidige WSW en om de regelingen die verder relevant zijn met het oog op de toekomstige Wet werken naar vermogen (WWB en Wajong). In deze fase hebben we een documentenanalyse gedaan en is er een aantal bijeenkomsten geweest met de beleidsgroep van de WOZL. Daarnaast hebben we zes interviews gehouden met wethouders en medewerkers. Een overzicht van de geïnterviewden vindt u in bijlage 1. Toekomstige wet- en regelgeving Vervolgens hebben we een schets gemaakt van de landelijke ontwikkelingen en de externe omgeving. Het is van belang deze context te kennen om te zorgen voor de juiste beleids- en uitvoeringskeuze.
44359
5
Raming van de toekomstige budgetten re-integratie en inkomen Een belangrijk kader voor het beleid en de uitvoering zijn de financiële middelen. De bezuinigingen zijn enorm. De volgende stap in ons onderzoek was het inzichtelijk maken van de toekomstige budgetten voor de WOZL gemeenten. Voor het maken van betrouwbare ramingen hebben we eerste de huidige budgetten in beeld gebracht en deze op basis van de thans beschikbare gegevens geëxtrapoleerd naar de toekomstige budgetten. Uitwerken mogelijke beleidsscenario's Nadat we bovenstaande informatie in kaart hadden hebben we enkele beleidsscenario’s uitgewerkt. Daarbij hebben wij onder andere gebruik gemaakt van de adviezen van de Commissie ‘fundamentele herbezinning WSW’ (Commissie De Vries) en de pilots die mede naar aanleiding van het advies worden uitgevoerd. De ervaringen die thans met deze pilots worden opgedaan hebben wij meegenomen in ons advies. Formuleren van uitgangspunten voor het uitvoeringsarrangement Vanuit de beleidsscenario’s hebben we de uitgangspunten voor het uitvoeringsarrangement geformuleerd. Vanuit de ‘groene wei’ gedachte is hier niet de bestaande structuur als uitgangspunt genomen. In de eerste en tweede sessie met de begeleidingscommissie is gesproken over de uitgangspunten voor het uitvoeringsarrangement. Uitwerken mogelijke uitvoeringsscenario's Nadat wij samen met u de beleidsscenario’s en de uitgangspunten voor het uitvoeringsarrangement hadden vastgesteld zijn we aan de slag gegaan met de mogelijke uitvoeringsscenario’s. Ook hier is gedacht vanuit de groene wei gedachte. We hebben eerst een aantal ‘theoretische’ scenario’s uit gewerkt en de voor- en nadelen beschreven aan de hand van de uitkomsten van perceel 1 en de uitkomsten van de onderzoeken van Licom zelf en de haalbaarheid en de wenselijkheid van de verschillende varianten. Daarna hebben we met u een selectie van de meest kansrijke uitvoeringsscenario’s gemaakt. Kostenramingen inclusief transformatiekosten In deze fase hebben zijn inschattingen gemaakt van de kosten van de verschillende varianten. Deze inschattingen zijn gebaseerd op toekomstige regelgeving, de ontwikkeling van de doelgroepen, de prioritering, het gewenste in te zetten instrumentarium van de WOZL gemeenten en de berekeningen die gedaan zijn voor perceel 1 over de toekomst van Licom. Vaststellen van de in het rapport te presenteren scenario’s Op basis van de twee stappen hiervoor zijn de gepresenteerde scenario’s vastgesteld. Per scenario zijn de consequenties op de volgende onderdelen beschreven: • • • •
44359
Consequenties voor de verschillende doelgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt Financiële consequenties Juridische consequenties Consequenties voor de rollen van de gemeenten
6
Uitwerken van een plan van aanpak voor de te presenteren scenario's Tot slot is er een plan van aanpak opgesteld voor het uitvoeren van de verschillende scenario’s. Het plan van aanpak biedt handvatten voor de uitvoering voor de te zetten stappen richting het nieuwe uitvoeringsarrangement. 1.3 Leeswijzer In dit rapport vindt u in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het gebied van Oostelijk Zuid-Limburg. Hoofdstuk 3 bevat een schets van de landelijke ontwikkelingen op het terrein van Werk en Inkomen. We gaan na welke veranderingen er landelijk worden doorgevoerd. In hoofdstuk 4 geven we een advies voor de toekomstige uitvoeringsstructuur. Hoofdstuk 5 bevat een advies voor het proces waarmee de veranderingen kunnen worden gerealiseerd.
44359
7
2. De huidige situatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt in Zuid-Limburg
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven we een beeld van de belangrijkste zaken in de huidige situatie in ZuidLimburg met betrekking tot de onderkant van de arbeidsmarkt. We kijken hierbij naar de gehele arbeidsmarktregio Zuid-Limburg, omdat Oostelijk Zuid-Limburg ons inziens niet los te zien is van Zuid-Limburg. In de beschrijving maken we een onderscheid tussen het ‘hoe’ en het ‘wat’. Het ‘hoe’ gaat over de praktische organisatie van de regelingen: wie voert wat uit en in opdracht van welke partij/samenwerkingsverband. Kortweg: hoe is het uitvoeren van de regelingen georganiseerd. Het ‘wat’ gaat over de inhoud van de regelingen en het bijbehorende beleid: wat wordt er uitgevoerd?
2.2 De arbeidsmarkt In de Limburgse economie heeft in de afgelopen periode een versterking aan de vraagzijde plaatsgevonden. Het aandeel van conjunctuurgevoelige industrie is lager geworden en vervangen door een meer hoogwaardige industrie en dienstverlening. De effecten van de recente crisis zijn meegevallen waar het gaat om omvang en duur van de werkloosheid en het verlies van het aantal arbeidsplaatsen. Anderzijds heeft Limburg als een van de eerste regio’s in Nederland te maken met een krimpende beroepsbevolking. Een van de effecten van deze krimp is dat de komende vijf jaar de arbeidsmarktinstroom niet aan de vraag naar nieuwe arbeidskrachten kan voldoen. Dit tekort is niet gelijk verdeeld over de sectoren, de grootste tekorten aan arbeidskrachten gaan ontstaan in de zorg en de techniek. Juist deze sectoren zijn relatief groot in Limburg. De oplossingsmogelijkheden lijken in de zorg groter dan in de techniek vanwege bijvoorbeeld verschillen in mogelijkheden om het werk (verder) te flexibiliseren en innoveren. Van belang is ook dat Limburg momenteel geen opleiding in de techniek heeft op universitair niveau. Veel is nog onzeker vanwege nieuw overheidsbeleid dat een periode van grote bezuinigingen inluidt en vanwege de afhankelijkheid van de open Nederlandse economie van internationale ontwikkelingen.
44359
8
De overheidsbezuinigingen leiden tot minder geld voor re-integratie, scholing, en sociale werkvoorziening. Hiermee verdwijnt dus de ‘smeerolie van de arbeidsmarkt’ waardoor het mechanisme stroever zal gaan lopen. De boodschap van RAIL 2011 is dat tegen 2020 onvoldoende mensen zijn om het werk nog te kunnen doen. Met name voor werkgevers is dat een bedreiging. Waar Limburg tot voor kort grote aantallen werkzoekenden kende, krijgen verschillende sectoren te maken met een tekort aan mensen. Volgens RAIL2011 stijgt de arbeidsparticipatie nog altijd. Positief is dat Limburg minder conjunctuurgevoelig wordt. Verder zal de arbeidsmarkt de eerste jaren voor een aantal sectoren nog relatief ruim blijven. Desondanks zullen er de komende jaren veel inspanningen nodig zijn om te zorgen dat er voldoende geschoolde mensen beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt van de toekomst. Overheid, bedrijfsleven en onderwijs zullen gezamenlijk moeten optrekken. Omdat iedereen die kan en wil werken hard nodig is. Deze ontwikkeling biedt niet per sé een oplossing voor het huidige werkloosheidsprobleem in Oostelijk Zuid-Limburg en de groepen die nu voor een uitkering van de overheid afhankelijke zijn. Het is een vraagstuk voor zowel de vraag- als de aanbodzijde op de arbeidsmarkt. Het aantal banen voor mensen in de bijstand en met een afstand tot de arbeidsmarkt zal beperkt blijven, waardoor zonder maatregelen de werkloosheid voor deze groep blijft bestaan. Extra inspanningen door de overheid voor met name deze groep zijn dus ook in een krappe arbeidsmarkt noodzakelijk en zullen de komende jaren noodzakelijk blijven. 2.3 Demografie De regio Zuid-Limburg telt 604.705 inwoners. Daarvan behoort 400.900 tot de potentiële beroepsbevolking. De reële beroepsbevolking is 263.700. De werkloosheid is relatief hoog: 11% in Zuid-Limburg tegen 7% in Nederland.1 De totale arbeidsmarktparticipatie is 65,8%, ruim vijf procent lager dan het Nederlands gemiddelde2. Zuid-Limburg heeft mede door de fysieke ligging een relatief zwakke economisch structuur. Voorts is het gemiddelde opleidingsniveau van de Zuid-Limburgers lager dan gemiddeld. De relatief laagopgeleide bevolking past niet meer bij de huidige en de veranderende markt. Vroeger was de grootste sector de industrie, waar een minder hoog opleidingsniveau vereist was. De werkgelegenheid in Limburg krimpt in de periode 2009-2014 naar verwachting met in totaal 0,5%, tegenover een landelijke groei van 1,2%.3 Het verschil is met name toe te schijven aan de sectorale samenstelling van de Limburgse werkgelegenheid (relatief veel industrie en logistiek. Dat zijn krimpsectoren) en aan de krimp van de bevolking.
1
Een innoverend arbeidsmarktbeleid: randvoorwaarde voor een sociaaleconomisch vitaal stedelijk netwerk
Zuid-Limburg, 2007-2010 2
Cijfers van Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg (RAIL) 2011.
3
RAIL rapport 2011.
44359
9
Kenmerkend voor de demografische ontwikkelingen in de regio Zuid-Limburg zijn de vergrijzing en de krimp. Deze ontwikkelingen zullen zich de komende jaren versterkt doorzetten. Zuid-Limburg (regio Parkstad voorop) is het snelst vergrijzende gebied van Nederland. Door de vergrijzing daalt de potentiële beroepsbevolking4. Door de vergrijzing doen zich nieuwe kansen voor voor werkzoekenden. Daarbij is het echter wel belangrijk dat de benodigde kwalificaties aansluiten op de vraag van de markt. Dat is nu nog lang niet altijd het geval. Dat vraagt om een actieve aanpak van de overheid. Tegenwoordig werkt nog maar 14% van de Zuid-Limburgers in de industrie, en dit zal komende jaren naar verwachting meer afnemen. De belangrijkste sectoren zijn nu zorg en welzijn (20%), zakelijke dienstverlening (17%), handel (15%). Werkgelegenheidsgroei zal zich de komende jaren vooral voordoen in de hogere opleidingstypen. Dat betekent voor het onderwijsbeleid dat het essentieel is dat zo veel mogelijk jongeren minimaal een startkwalificatie behalen en doorstromen naar MBO en/of HBO. De regio biedt kansen door haar geografische ligging op gebieden van technologische samenwerking, zakelijke dienstverlening en toerisme. Er zijn veel mogelijkheden voor internationale samenwerking. Tegelijkertijd is Zuid-Limburg door deze positie ook een kwetsbare regio: er is minder grensgebied met de rest van Nederland dan met België en Duitsland waardoor er minder arbeidsmobiliteit is. De belangrijkste spelers in de regio zijn vaak internationale bedrijven die minder binding hebben met de regio. Investeringsbeslissingen die zij nemen hebben grote invloed op de Zuid-Limburgse werkgelegenheid. Samenvattend kunnen we stellen dat de regio zich kenmerkt door: ˜
Een historie van sterke mijnindustrie die inmiddels niet meer in de huidige vorm bestaat.
˜
Sterke vergrijzing en daarmee krimp.
˜
Een relatief laag opgeleide bevolking.
˜
Hoge percentages werklozen, uitkeringsgerechtigden en arbeidsongeschikten.
˜
Door de crisis tijdelijk een ruime arbeidsmarkt.
˜
Op termijn krapte op de arbeidsmarkt en met name in de sectoren techniek/logistiek en zorg.
˜
Een actieve aanpak vanuit de overheid is essentieel om een mismatch tussen vraag en aanbod te voorkomen en daarmee de kansen die zich in Zuid Limburg de komende jaren voordoen optimaal te benutten.
4
RAIL 2011. Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg
44359
10
2.4 Oostelijk Zuid-Limburg gemeenten en de regelingen We zijn voor de gemeenten van WOZL nagegaan hoeveel gebruik gemaakt wordt van de regelingen die vanaf 2013 opgaan in de WWNV.
44359
11
Uit bovenstaande tabellen valt af te lezen dat de WOZL-gemeenten (i.e. de in de tabel genoemde gemeenten) hoge percentages inwoners in de regelingen hebben. In vergelijking met de rest van Nederland ligt het totaal percentage van de bevolking met een WIJ, WWB, WSW of Wajonguitkering hoog (9,4% vs. 5,5%). Het percentage is vooral hoog in de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Vaals. Dit zijn van oudsher sterke industriegebieden (mijnen). 2.5 Gemeentelijke samenwerkingsverbanden In deze paragraaf worden de gemeentelijke samenwerkingsverbanden beschreven. De samenwerkingsverbanden op het gebied van arbeidsmarktbeleid in Zuid-Limburg zijn hieronder weergegeven:
Het Werkvoorzieningsschap Oostelijk Zuid-Limburg (WOZL) is een gemeenschappelijke regeling (GR) die namens Kerkrade, Heerlen, Simpelveld, Nuth, Voerendaal, Brunssum, Landgraaf, Onderbanken, Valkenburg, Vaals, Gulpen-Wittem de regie voert over de Wet sociale werkvoorziening (WSW). De elf gemeenten hebben hun bevoegdheden integraal overgedragen aan het schap en werken samen met verschillende uitvoeringsorganisaties. Pentasz Mergelland, ISD BOL en Kompas zijn Intergemeenschappelijke sociale diensten die binnen hun gebieden de WWB uitvoeren. Pentasz Mergelland werkt voor de gemeenten Vaals, GulpenWittem, Eijsden-Margraten en Meerssen. ISD BOL voor Landgraaf, Brunssum en Onderbanken. En Kompas voor de gemeenten Voerendaal, Nuth en Simpelveld. Deze drie samenwerkingsverbanden zijn de afgelopen jaren ontstaan omdat de schaalgrootte van de individuele gemeenten te klein was.
44359
12
De kwetsbaarheid op het terrein van kennis, personele bezetting en de omvang van het aantal WWB-klanten was het belangrijkste motief voor de schaalvergroting. Parkstad is een Gemeenschappelijke Regeling, waarbinnen de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Voerendaal, Simpelveld, Onderbanken en Nuth onder andere samenwerken op gebied van arbeidsmarktbeleid en re-integratie. De Parkstad-gemeenten, exclusief Kerkrade, hebben ook gezamenlijk opdrachten verstrekt aan re-integratiebedrijven in het kader van de WWB. Parkstad kent ook een gezamenlijke aanpak voor jongeren die op de WSW-wachtlijst staan. Ook is er gezamenlijk initiatief genomen om te komen tot een sluitende aanpak voor jongeren. Heuvelland is een samenwerkingsverband waarbinnen Valkenburg, Gulpen-Wittem, Vaals (Maastricht, Meerssen, Eijsden en Margraten) samenwerken onder andere op het gebied van arbeidsmarktbeleid en re-integratie. Tripool Zuid-Limburg is een economisch stedelijk netwerk bestaande uit Maastricht, Sittard-Geleen en Heerlen. De provincie Limburg is ook deelnemer aan het stedelijk netwerk. Tripool doet bijvoorbeeld aan bovenregionale samenwerking op de terreinen economie, bereikbaarheid, stedelijke kwaliteit, culturele kwaliteit en landschappelijke kwaliteit. Vanuit dit verband is er bijvoorbeeld een marktbewerkingsplan voor Zuid-Limburg geschreven voor 2009-2011, om te komen tot meer banen en betere aansluiting in de regio. 2.3 Uitvoeringsstructuur In deze paragraaf gaan we in op de uitvoeringsorganisaties op het terrein van W&I in Zuid Limburg. Bij het weergeven van de uitvoeringsstructuur in de regio maken we een onderscheid tussen organisaties die vallen binnen de publieke invloedssfeer en organisaties die daarbuiten vallen. Binnen de publieke invloedssfeer vallen die organisaties waar de gemeenten een doorslaggevende invloed op hebben, hetzij als eigenaar hetzij als bestuurder. Met de partijen die buiten de publieke invloedssfeer vallen zijn opdrachtgever-opdrachtnemer-relaties aangegaan. Binnen de publieke invloedssfeer zijn uitvoeringsorganisaties zoals Licom actief. Licom is de grootste sociale werkvoorzieningsorganisatie in de regio. Licom is eigendom van de elf gemeenten die in WOZL zitten en voert verschillende WSW-trajecten uit zoals detachering, begeleid werken, beschutte werkomgeving. Daarnaast voert Licom voor verschillende gemeenten WWB-trajecten uit, die vaak via openbare aanbestedingen zijn verkregen5. Annex is een nieuw opgericht re-integratiebedrijf voor Pentasz, Maastricht, Valkenburg en MTB (RIB voor Maastricht, Margraten-Eijsden en Meerssen) dat de WSW uitvoert. De genoemde partijen zijn zelf aandeelhouder.6
5
Vervolgdocument Vooruit met de WSW. 2009.
6
http://www.limburger.nl/article/20101016/REGIONIEUWS06/101019642/1007
44359
13
Partijen buiten de publieke invloedssfeer zijn bijvoorbeeld Atlant, Agens, Fourstar, Randstad en CBB zijn re-integratiebedrijven die de WWB uitvoeren in opdracht van de Parkstad-gemeenten exclusief Kerkrade. Atlant doet daarnaast ook de uitvoering van het Regionale ontwikkelpunt (ROP) voor Heerlen en de BOL-gemeenten. CBB doet ook een deel van de WSW trajecten detachering voor WOZL. Daarnaast doet re-integratiebedrijf ASB detachering voor de WOZL. De Werkmeester B.V. is een jobcoachorganisatie die WSW-trajecten beschut werken uitvoert voor WOZL. De Werkmeester BV is onderdeel van moedermaatschappij Fourstar Reïntegratie Service.7 Relim is een arbeidsre-integratiebureau dat trajecten op het gebied van begeleid werken uitvoert voor WOZL. 2.6 Re-integratie De re-integratie van klanten begint altijd op het werkplein of op de sociale dienst. Naast de diagnose wordt gekeken naar de vaardigheden die iemand nodig heeft of noodzakelijk zijn om werk te krijgen en te behouden. In het trajectplan wordt de arbeidsproductiviteit opgenomen uitgedrukt in de loonwaarde, de begeleiding en de aanpassing van de werkplek.8 Voor de intergemeentelijke Sociale Dienst BOL (Brunssum, Onderbanken, Landgraaf) en de intergemeentelijke Sociale Dienst Kompas (Voerendaal, Nuth en Simpelveld) en de gemeente Heerlen wordt voor de diagnostiek gebruikt gemaakt van het ROP (Regionaal Ontwikkel Punt). Voor de loonwaarde bepaling wordt binnen de regio gebruik gemaakt van verschillende systemen. Op het ROP wordt in het kader van de De-Vries-pilot de Dariusz-methode toegepast. WOZL past een zelf ontwikkelde methode toe: Loon Naar Werken. En Licom past de methode van Matchcare toe. Aanbodversterking kenmerkt zich door het bij- en/of omscholen van de beroepsbevolking. Op die manier kan een betere match worden gemaakt met de vraag van de werkgevers. In Nederland zijn hiervoor diverse instrumenten beschikbaar zoals: scholing, EVC-trajecten, leerwerkbanen et cetera. Binnen de WSW ligt de focus op arbeidsontwikkeling. Hieronder worden alle activiteiten verstaan die leiden tot ontwikkeling van de cliënt. De gemeenten en het UWV zorgen voor activering van de WSW-geïndiceerde die op de wachtlijst staan. Dit zijn diverse voortrajecten met begeleiding of werken met behoud van uitkering. Wanneer een geïndiceerde geplaatst kan worden wordt deze overgedragen naar het Schap.9
7
http://www.werkmeester.nl/g-krachten/index.php?id=114
8
Beleidsnotitie. Vooruit met de WSW, de toekomst is aan ons: De WSW als arbeidsmarktinstrument, 2008
9
Beleidsnotitie. Vooruit met de WSW, de toekomst is aan ons: De WSW als arbeidsmarktinstrument, 2008
44359
14
Vanuit Tripool is er een focus op strategisch onderwijsbeleid, waarbij de nadruk ligt op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, de aansluiting VBMO-MBO, het behalen van startkwalificatie door iedere jongere, de aansluiting in de beroepskolom, het stimuleren van ondernemerschap en het versterken van de regionale kennisinfrastructuur door nieuwe opleidingen. Vanuit jeugdbeleid wordt er op Tripoolschaal ingezet op het optimaliseren van zorgstructuren in het onderwijs en het voorkomen van schooluitval.10 De ROC’s willen optreden als partner van gemeenten en ondernemers via het Loopbaancentrum. Ondersteuning bij het ontwikkelen en uitvoeren van permanent opleidingsbeleid is dan mogelijk. Het actieplan Jeugdwerkloosheid werkt met het motto ‘Leren is LEF’ en richt zich op bewustwording bij scholieren en werkgevers. Er zijn programmalijnen opgestart in het onderwijs om jongeren te versterken en er is aandacht voor kwetsbare jongeren. De laatste groep zal in de toekomst veel aandacht blijven krijgen. Voor dit actieplan vertegenwoordigt de gemeente Heerlen de 18 ZuidLimburgse gemeenten en de provincie. De drie centrumgemeenten verzorgen het projectmanagement van het actieplan en namens hen verzorgt de gemeente Heerlen het regionale projectmanagement. Daarnaast werken partners als COLO/Kenniscentra, het UWV Werkbedrijf, Hogeschool Zuyd, het Arcuscollege, het Cita Verde College, ROC Gilde opleidingen en Leeuwenborgh opleidingen mee aan het actieplan. Ook zijn SW-bedrijven als Vixia, MTB en Licom aangesloten. 11 Voor jongeren in de WIJ en Wajong streeft het Werkplein Parkstad naar een intensieve samenwerking met de partners in het onderwijs en de jeugdzorg, versterking van de preventieve aanpak, en het voorkomen van terug- en uitval. Het Wajong-team van het UWV is verantwoordelijk voor de Wajong-ers. Sinds 2008 financiert WOZL met incidentele middelen (€ 1,2 miljoen) de pilot ‘aanpak WSWwachtlijst jongeren’. In deze pilot wordt alle jongeren die op de WSW-wachtlijst staan een maximaal haalbaar maatwerktraject aangeboden, met als doel jongeren naar vermogen te laten participeren en een infrastructuur te creëren waarin dit wordt gestimuleerd. In de pilot werkt WOZL samen met gemeenten, de Werkpleinpartners UWV-CWI, MEE, Der Sjtiel (nu Relim), PPL en Licom. Er is een netwerkoverleg met bovengenoemde partijen.12 In 2011 zal ook voor klanten ouder dan 27 die op de wachtlijst staan een aanpak uitgezet worden.
10
Een innoverend arbeidsmarktbeleid: randvoorwaarde voor een sociaal-economisch vitaal stedelijk netwerk
Zuid-Limburg, 2007-2010 11
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zuid-Limburg, februari 2011
12
Structurele inbedding ‘pilot WSW-wachtlijstjongeren’, Een integrale en regionale sluitende aanpak voor
jongeren met functionele beperkingen die aanspraak (willen/kunnen) maken op de WSW voorziening, Regio Werkvoorzieningsschap Oostelijk Zuid-Limburg, In samenwerking met Werkplein Parkstad Limburg, 01 april 2009
44359
15
Om voldoende banen in de regio te creëren voor mensen met een beperking of afstand tot de arbeidsmarkt is het belangrijk om werkgevers te stimuleren om arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen. In Parkstad verband is gewerkt aan sectorplannen op het gebied van Zorg, Nieuwe Energie en Recreatie & Toerisme. Het doel van deze sectorplannen is om te komen tot een gerichte werkgeversbenadering. De focus ligt op de doelgroep WWB & WW klanten.13 In het actieplan Jeugdwerkloosheid is een beroep gedaan op werkgevers om jongeren een stageplaats, leerwerkbaan of baan aan te bieden.14 Vanuit Tripool verband is er een Versnellingsagenda waar samen met de provincie wordt ingezet op clusters van kracht: Health Care & Cure, High Tech Systems, Chemie en Materialen, Nieuwe Energie en Nutrition. Daarnaast zijn er in samenwerking met het Werkplein, het LeerWerkLoket en het Bedrijfsverzamelgebouw stappen gezet om te komen tot een vraaggestuurde werkgeversbenadering voor wat betreft vacaturevervulling en invulling van leerwerkplaatsen. Er is vernieuwd accountschap ontwikkeld gericht op de aanwezige grote bedrijven. Daarnaast wordt nieuwe bedrijvigheid aangetrokken door de gemeenten in samenwerking met Industriebank LIOF en het Nederlandse Foreign Investment Agency via een actief acquisitiebeleid. Er wordt via het Werkgelegenheidspunt getracht bedrijven te ondersteunen bij het HRM-beleid. Samen met bedrijven worden leerwerkbanen en toeleidingstrajecten ontwikkeld. 15 Gemeenten kunnen bij het aanbesteden/gunnen van werk bij aannemers bedingen dat zij mensen bij het te gunnen werk betrekken, die afkomstig zijn uit de doelgroep van W&I. De gemeente Heerlen onderzoekt hoe werk bij de gemeente zelf (plantsoendienst, schoonmaak et cetera) zo georganiseerd kan worden dat ook de onderkant van de arbeidsmarkt hier van profiteert. Hierin worden twee opties verkend: het naar de gemeente toehalen van het werkbedrijf en de inzet sociale return bij gemeentelijke opdrachten. 16 Wij zien dat op dit moment meerdere gemeenten onderzoeken hoe werkzoekenden ingezet kunnen worden voor eigen, gemeentelijke diensten. De gedachte is dat het mes zo snijdt aan twee kant. Aan de ene kant komen werkzoekenden aan het werk. Aan de andere kant bespaart de gemeente kosten, doordat geen dure andere krachten hoeven te worden ingezet.
13
Beleidsnotitie. Vooruit met de WSW, de toekomst is aan ons: De WSW als arbeidsmarktinstrument, 2008
14
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zuid-Limburg, februari 2011
15
Een innoverend arbeidsmarktbeleid: randvoorwaarde voor een sociaal-economisch vitaal stedelijk netwerk
Zuid-Limburg, 2007-2010 16
Discussiememo: Ontsluiting arbeidsmarkt in de publieke ruimte voor kwetsbare doelgroepen, Gemeente
Heerlen
44359
16
3. Omgevingsanalyse
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan we na wat de Rijksontwikkelingen zijn op het gebied van het arbeidsmarktbeleid en Rijksbezuinigingen. Eerst sommen we de belangrijkste maatregelen op. Daarna volgt een nadere beschouwing. ˜
Eén regeling voor personen met arbeidsvermogen die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten vallen: WWNV (samenvoeging WWB, WIJ en delen van WSW en Wajong).
˜
Wajong: volledig én duurzaam jonggehandicapt.
˜
Wsw: aangewezen op beschutte arbeid.
˜
Huidig zittend bestand blijft in WSW en Wajong.
˜
Instrument loondispensatie.
˜
Eén ongedeeld re-integratiebudget (Wwb/WIJ , Wsw en Wajong).
˜
Systematiek Inkomensdeel conform systematiek van voor 2007.
˜
Afschaffing bijstand voor inwonenden en toets op huishoudinkomen i.p.v. partnerinkomen.
˜
Herstructureringsfaciliteit t.b.v. SW-sector.
˜
Forse bezuinigingen op re-integratiebudget en SW.
3.2 Wet werken naar vermogen Het huidige kabinet heeft besloten om het beleid en de uitvoering van Werk en Inkomen verder te decentraliseren. Aangesloten wordt bij de adviezen van de commissie De Vries (Werken naar vermogen). De WWB, WSW en Wajong worden grotendeels samengevoegd in de Wet werken naar vermogen. De invoering is voorzien op 1-1-2013. De systematiek van de Wet werken naar vermogen zal veel overeenkomsten vertonen met de huidige WWB-systematiek. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WWNV wordt neergelegd bij de gemeenten. Er moet rekening mee gehouden worden dat de Wajong een grote verdere groei doormaakt. Bij ongewijzigd beleid is de verwachting dat het aantal Wajongers zal verdubbelen (landelijk van 200.000 nu tot 400.000 in 2040). Met andere woorden, de verantwoordelijkheid om deze groei in te dammen wordt doorgeschoven van het Rijk (UWV) naar de gemeenten. De WSW en de Wajong blijven na de invoering van de WWNV bestaan, alleen voor een veel kleinere groep mensen. De WSW is in de toekomst alleen nog maar bedoeld voor de groep mensen die van het UWV-Werkbedrijf de indicatie WSW-beschut krijgen. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe regeling WSW-beschut. Het ministerie van SZW gaat ervan uit dat het aantal mensen dat jaarlijks een indicatie WSW krijgt daarmee met 2/3e zal afnemen. De rechten van het zittende bestand WSW-ers zullen niet worden aangetast.
44359
17
Deze groep blijft dus in de WSW, tenzij ze zelf uit de WSW gaan of doordat het arbeidsverband beëindigd wordt door pensioen. De groep die niet meer van de WSW gebruik zal kunnen maken heeft mogelijk aanspraak op een uitkering op grond van de WWNV. De Wajong blijft alleen nog bestaan voor de groep mensen die van het UWV de indicatie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt ontvangt. Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering. Het ministerie verwacht ook voor deze groep dat de instroom in de regeling daardoor met circa 2/3e zal dalen. De mensen die niet meer voor Wajong in aanmerking komen, hebben mogelijk aanspraak op een uitkering op grond van de WWNV. Het zittende bestand Wajong, verliest niet het recht op Wajong. Wel zal het huidig zittende bestand met arbeidspotentieel een lagere uitkering krijgen (70% i.p.v. 75% WML). De veranderingen zijn in het onderstaande diagram schematisch weergegeven.
In de WWNV komen: • • • •
de huidige mensen in de WIJ; de WWB-ers; de Wajongers met arbeidsvermogen (niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (nvda)); de bovenkant WSW (mensen die nu wel en in de toekomst niet meer een diagnose WSW krijgen) de nuggers.
Verder blijft de WSW bestaan voor de doelgroep beschut en de Wajong voor de Wajongers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (vda) zijn. Het overzicht betreft de langere termijn. Het huidige zittende bestand Wajong en WSW is niet in het overzicht opgenomen. Gemeenten worden financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor de WWNV. De systematiek van het Inkomensdeel (het budget dat gemeenten van het rijk ontvangen voor het betalen van de uitkeringen) zal niet veranderen. De risico’s worden echter wel groter, omdat het aantal mensen met een uitkering waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden – en daarmee de budgetten en de uitgaven - toe zal nemen. Tegelijkertijd wordt, ondanks het toenemend aantal klanten, de komende jaren fors op de re-integratiemiddelen bezuinigd, waardoor de mogelijkheden van gemeenten om het volume omlaag te brengen minder worden. Het aantal klanten en daarmee de werklast voor gemeenten zal door de invoering van de WWNV extra toenemen. Bovendien zal het profiel van de klanten veranderen. Gemeenten zullen zich meer moeten richten op de re-integratie van mensen met een arbeidshandicap. Mensen met een beperkte verdiencapaciteit kunnen aan de slag via de nieuwe systematiek van loondispensatie.
44359
18
Een werkgever mag een werknemer dan minder dan het wettelijk minimumloon betalen als de werknemer door een arbeidsbeperking minder productief is. Naast het loon ontvangt de werknemer dan een aanvullende uitkering van de gemeente, tot maximaal het minimumloon. 3.3 Aanscherpingen WWB en WIJ Naast de invoering van de WWNV brengt het kabinet op voorhand een aantal aanscherpingen aan in de WWB. Het kabinet scherpt de verplichtingen aan voor uitkeringsgerechtigden om op zoek te gaan naar een baan. Ook worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de bijstand hoger wordt dan het minimumloon. Uitgangspunt is dat wie kan werken ook moet werken en dat werk moet lonen. De belangrijkste maatregelen zijn: ˜
Minimumloon hoger dan bijstand: Door de afbouw van de dubbele heffingskorting voor kostwinners stijgt de bijstandsuitkering harder dan het netto minimumloon. Dat vindt het kabinet ongewenst en daarom wordt de dubbele heffingskorting voor bijstandsgerechtigden afgeschaft, waardoor de netto uitkering daalt.
˜
Baan-zoek-plicht voor jongeren: Jongeren zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het vinden van een baan of opleiding. Het kabinet wil jongeren aan het werk of op school zien. Daarom moeten jongeren tot 27 jaar eerst vier weken zelf actief op zoek gaan naar werk en een opleiding voordat een uitkering of ondersteuning kan worden aangevraagd.
˜
Tegenprestatie voor een uitkering: Van mensen die een beroep doen op een uitkering vindt het kabinet dat een tegenprestatie mag worden gevraagd. Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden op dit gebied.
˜
Scherpere inkomensnorm voor gezinsbijstand: Bijstand is het laatste vangnet. Iedereen moet zoveel mogelijk zelf in zijn inkomen voorzien. Wanneer dat echt niet kan, is er bijstand mogelijk die aanvult tot het sociaal minimum. De bijstand voor gezinnen wordt aangepast. Ouders en inwonende kinderen moeten straks gezamenlijk één uitkering aanvragen. Er wordt dan niet meer alleen gekeken naar de inkomsten van de ouders onderling, maar ook naar die van inwonende kinderen, het huishoudinkomen.
˜
Mogelijke ontheffing alleenstaande ouders verdwijnt: Alleenstaande bijstandsouders met kinderen onder de vijf jaar kunnen een ontheffing krijgen van de plicht om te solliciteren. Deze ontheffing wordt afgeschaft. Om werken te stimuleren, mogen alleenstaande ouders meer bijverdienen, zonder dat de uitkering gekort wordt.
˜
Normering gemeentelijk inkomensbeleid: Het kabinet stelt één centrale inkomensgrens. Alleen aan de hand van individuele omstandigheden hebben gemeenten de mogelijkheid om maatwerk te leveren en extra inkomensondersteuning te geven.
˜
Minder lang in het buitenland met behoud bijstand: Mensen moeten in Nederland wonen én verblijven om recht op bijstand te hebben. Besloten is dat mensen met een bijstandsuitkering die tijdelijk geen werk hoeven te zoeken voortaan maximaal vier weken per jaar naar het buitenland mogen. Nu is dat nog dertien weken. Voor mensen van 65 jaar en ouder wordt de termijn teruggebracht van 26 weken per jaar naar maximaal acht weken per jaar.
44359
19
3.4 Bezuinigingen op de re-integratie en de WSW Er wordt fors op de re-integratie en de WSW bezuinigd. De landelijke bezuinigingen op de WSW staan in het onderstaande overzicht.
Het geld dat beschikbaar is voor de WSW gaat om twee redenen omlaag. In de eerste plaats gaat de rijksvergoeding per WSW-plek omlaag. Op dit moment ontvangen gemeenten per WSW-plek per jaar nog € 25.750,-. Dat bedrag wordt verlaagd tot € 22.050,- per jaar. Dat leidt tot een totale ombuiging van € 90 mln. in 2013, oplopend tot € 290 mln. in 2015. Daarnaast gaat het bedrag voor de WSW omlaag omdat de WSW in de toekomst alleen nog open staat voor de doelgroep beschut. De instroom gaat daardoor omlaag. Dat leidt tot een dalend totaal aantal WSW-ers. Hierdoor daalt het totale budget met € 47 mln. in 2014 en € 150 mln. in 2015. Daarnaast wordt er gekort op het re-integratiebudget. Het huidige re-integratiebudget en de mutaties daarop zijn opgenomen in de onderstaande tabel.
In 2011 is het re-integratiebudget gelijk aan € 1.336 mln. Het bedrag wordt nu al elk jaar lager. Vanaf 2014 is het bedrag in de huidige rijksbegroting gelijk aan € 1.083 mln./jr. Daarbovenop komt een extra korting. Vanaf 2012 (!) voert het kabinet een korting door op het re-integratiebudget van € 400 mln./jr. Daarnaast loopt het budget enigszins op, doordat er extra middelen worden toegevoegd vanwege de overheveling van een deel van de Wajong naar de WWNV. In de laatste rij is zichtbaar dat het budget reeds vanaf 2012 – dus voor invoering van de WWNV - fors omlaag gaat ten opzichte van voorgaande jaren. 3.5 Overige decentralisaties in de jeugdzorg, AWBZ en WMO In het regeerakkoord zijn drie grote decentralisaties in het sociaal domein aangekondigd. De gedacht is dat gemeenten op die manier zo veel mogelijk taken uitvoeren die dichtbij hen staan en waar ze goed in zijn. De overheid wil met het overdragen van taken in totaal 2 miljard bezuinigen. Dit zijn voor burgers, organisaties en gemeenten ingrijpende ontwikkelingen. Het betreft naast de WWNV de volgende decentralisaties:
44359
20
De extramurale begeleiding (individuele begeleiding en dagbesteding) uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt ondergebracht bij de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Gemeenten worden verantwoordelijk voor de maatschappelijke deelname van mensen die dat nu doen door arbeidsmatige dagbesteding. Het individuele recht op ondersteuning van burgers komt te vervallen. In plaats daarvan krijgen gemeenten conform de WMO een compensatieplicht. Het gaat daarbij om zelfredzaamheid en daaruit voortvloeiend deelname aan de maatschappij (participatie). De uitvoering van de jeugdzorg wordt overgedragen van provincies naar gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het totaalplaatje: de zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. De drie decentralisaties vertonen samenhang en overlap waar het de doelgroepen betreft, de aard van de ondersteuning die nodig is, de organisaties die die ondersteuning op dit moment leveren en de planning. Gemeenten zouden ons inziens de decentralisaties in onderlinge samenhang moeten implementeren, zodanig dat er vanuit de verschillende betrokken terreinen van de gemeenten sprake is van een gedeelde analyse van de vraag- en aanbodkant en dat burgers en organisaties door de gemeente vanuit een gedeelde visie en strategie worden benaderd. 3.6 UWV Het kabinet bezuinigt fors op het UWV. Het aantal vestigingen van UWV Werkbedrijf wordt teruggebracht van 100 naar 30 regiovestigingen. De verwachting is dat er in Zuid-Limburg slechts één Werkplein met aanwezigheid van het UWV resteert. Tussen 2012 en 2015 vervallen tussen de vijf- en zesduizend arbeidsplaatsen bij UWV. De bezuinigingen betreffen verder onder meer het reintegratiebudget voor WW-ers (dit re-integratiebudget verdwijnt volledig), de bemiddeling van werkzoekenden in het algemeen en ICT, huisvesting en staf. Met de concentratie op 30 Werkpleinen wordt feitelijk de integrale samenwerking van UWV en gemeenten op de werkpleinen stopgezet. Het UWV onderzoekt op dit moment de mogelijkheden en wenselijkheden over hoe de samenwerking in de toekomst wordt voortgezet. UWV zal in ieder geval vanuit de 30 werkpleinvestigingen met de gemeenten blijven samenwerken op de werkgeversdienstverlening. Verder tonen verschillende gemeenten interesse in de mogelijkheid om aan te sluiten op de elektronische dienstverlening van het UWV. De verwachting is dat de inname van de bijstandsaanvraag een wettelijke taak blijft van het UWV. Dat zal in de toekomst voortaan elektronisch worden afgehandeld. Mensen die een uitkering aanvragen moeten zich blijven inschrijven als werkzoekende bij het Werkbedrijf. 3.7 Gevolgen voor Oostelijk Zuid-Limburg Hierna gaan we eerst in op de situatie in Oostelijk Zuid-Limburg voor wat betreft het aantal mensen dat (nu nog) afhankelijk is van een WWB, WSW en Wajong-uitkering. Daarna bespreken we de financiële gevolgen voor het gebied.
44359
21
3.7.1 Mensen met een uitkering In het onderstaand overzicht zijn de aantallen uitkeringen WWB (onder de 65 jaar), WSW en Wajong opgenomen. Tevens staan de uitkeringsdichtheden voor respectievelijk de WOZLgemeenten en Nederland in de tabel (aantal uitkeringen als percentage van het totaal aantal inwoners).
Uit het overzicht blijkt dat de aantallen WWB, WSW en Wajong alle boven het niveau liggen van het landelijk gemiddelde. We hebben de ontwikkeling van de WWB nader onderzocht. In 2001 hebben we het bijstandsvolume zowel in de WOZL-gemeenten als in Nederland op 100% gesteld. De grafiek laat zien hoe het bijstandsvolume zich daarna heeft ontwikkeld. Het blijkt dat de ontwikkeling van het bijstandsvolume in de WOZL-gemeenten een stuk minder gunstig is dan in de rest van Nederland. Hiervoor zagen we al dat de bijstandsdichtheid op een fors hoger niveau ligt. Het verschil in bijstandsdichtheden tussen Nederland en de WOZL-gemeenten is in de afgelopen jaren steeds groter geworden. Dat verklaart voor een deel waarom de meeste Zuid-Limburgse gemeenten slecht scoren op het Inkomensdeel. In Zuid-Limburg hebben de gemeenten te kampen met grote financiële tekorten, die voor een deel worden gerepareerd door de rijksoverheid met allerlei toeslagen.
Uit dit diagram kunnen we concluderen dat de WOZL-gemeenten voor wat betreft het aantal mensen dat afhankelijk is van bijstand een steeds ongunstiger beeld laat zien.
44359
22
Onder de WWB is daarvoor niet financieel gecompenseerd. Hier ligt voor de uitvoering een belangrijk aandachtspunt. Als deze trend zich voortzet, ook onder de WWNV, blijft het risico op grote financiële tekorten op het inkomensdeel bestaan. In de onderstaande grafiek kijken we naar de ontwikkeling van de Wajong. Hieruit blijkt duidelijk een stijgende trend. De verwachting is dat als niet wordt ingegrepen het aantal Wajongers zal zijn verdubbeld in 2040. Ook in het OZL-gebied blijkt sprake van een forse jaarlijkse toename. Ons inziens zit hier één van de belangrijkere opgaven voor gemeenten bij de invoering van de WWNV. Gemeenten zullen zich met name na de invoering van de WWNV moeten inzetten om deze trend van toenemende afhankelijkheid van een uitkering te keren.
Conclusie: de regio Oostelijk Zuid-Limburg staat voor omvangrijke opgaven. We gaven al aan dat de omvang van WWB, WSW en Wajong relatief groot is in dit gebied. Daarnaast blijkt dat de WWB zich ongunstig ontwikkelt in vergelijking met de landelijke ontwikkeling. De Wajong ontwikkelt zich in lijn met de landelijke ontwikkeling, maar de gemiddelde afhankelijkheid van Wajong in de WOZLgemeenten blijft aan de hoge kant. En tot slot het aantal mensen dat een inkomen verdient via de WSW is ook erg hoog. Uiteraard is een dergelijk grote afhankelijkheid voor het inkomen van de overheid ongewenst. Daarnaast lopen de gemeenten in Oostelijk Zuid Limburg belangrijke risico’s in termen van het inkomensdeel, waarvan de systematiek zoals die nu wordt toegepast bij de WWB, zal worden overgenomen in de WWNV. Als de gemeenten er niet in slagen om het beeld ten opzichte van de landelijke ontwikkelingen te verbeteren, moet er rekening mee worden gehouden dat ook in de toekomst grote financiële tekorten op het inkomensdeel blijven bestaan. 3.7.2 Financiën In het onderstaand overzicht staat de raming van het totaal van de afzonderlijke reintegratiebudgetten van de gemeenten in Oostelijk Zuid-Limburg voor 2011 en volgende jaren. Er is uitgegaan van het Werkdeel dat gemeenten nu ontvangen in het kader van de WWB en het geld dat de gemeente ontvangt voor de WSW. Onder de WWNV worden deze budgetten samengevoegd in een ongedeeld re-integratiebudget.
44359
23
Het Werkdeel is berekend aan de hand van de landelijk beschikbare budgetten, na doorvoering van de korting door het Rijk. Het WSW-budget is berekend aan de hand van het aantal WSW-ers en het verwachte totaal aantal WSW-ers in de WOZL-gemeenten en de landelijke rijksvergoeding die verstrekt wordt per arbeidsjaar. De vergoeding is nu nog € 25.750,- en wordt verlaagd naar € 22.050,- per arbeidsjaar. Nu is er in totaal nog € 151,4 mln. beschikbaar voor de WOZL-gemeenten. Dat bedrag daalt tot € 106,3 mln. in 2015. De vraag is hoeveel geld er resteert voor re-integratie na aftrek van de kosten voor WSW. We bezien het jaar 2015. We gaan uit van drie scenario’s. In het optimistisch scenario bedragen de netto kosten voor WSW-ers € 22.050 per WSW-plek. De kosten zijn dan gelijk aan de rijksvergoeding. In dat geval is er in 2015 vanuit het re-integratiebudget nog € 22,0 mln beschikbaar voor de re-integratie van de doelgroep WWNV, in tegenstelling tot € 151,4 mln. in 2011. In het middenscenario kost een WSW-plek € 25.750. In dat geval is er per saldo nog € 7,9 mln over voor re-integratie. We gaan er dan vanuit dat het SW-bedrijf in staat is de kosten omlaag te brengen tot de huidige rijksvergoeding. Feitelijk is dat ook een optimistisch scenario. € 25.750,- is de huidige rijksvergoeding. De gemeenten leggen daar thans nog op toe. In het pessimistische scenario zijn de kosten per plek € 27.000,-. Dat zijn de gemiddelde kosten zoals gehanteerd door de VNG en door Cedris. VNG en Cedris vinden dat realistische kosten. Als het SW-bedrijf in het WOZL-gebied kosten heeft van deze orde van grootte, resteert in het reintegratiebudget € 3,1 mln voor de groepen die onder de WWNV zitten. Let op: dit is een totaal bedrag. Sommige gemeenten houden relatief meer en sommige gemeenten relatief minder over op het budget. Op de pagina hierna is het verwachte effect per gemeente opgenomen. Kortom, de beschikbare middelen voor re-integratie gaan fors omlaag. De gemeenten blijven verantwoordelijk voor het huidig zittend bestand WSW en de nieuwe instroom WSW-beschut. De kosten hiervan kunnen ten laste van het re-integratiebudget worden gebracht. De resterende middelen voor re-integratie zijn dus afhankelijk van de mate waarin het SW-bedrijf in staat is om de kosten voor de SW omlaag te brengen. Ons advies is om duidelijke taakstellende afspraken te maken met het SW-bedrijf over de toekomstige kosten.
44359
24
44359
25
3.8 Conclusie Er staan grote veranderingen op stapel op het terrein van werk en inkomen. Er komt een nieuwe Wet werken naar vermogen waarin de WWB en grotendeels de WSW en Wajong worden samengevoegd. Gemeenten worden financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor een grotere groep werkzoekenden, met vaak complexe problemen. Tegelijkertijd wordt er fors bezuinigd op de re-integratiemiddelen. De WWB wordt met ingang van 2012 op een aantal punten, vooruitlopend op de WWNV al aangescherpt. Verder vinden bezuinigingen plaats op het UWV. Het UWV zal zich concentreren op een beperkt aantal werkpleinen. De WOZL-gemeenten zullen zich op de komst van de WWNV moeten voorbereiden. De gemeenten zien zich voor extra grote opgaven gesteld. Er is sprake van een groot aantal WSW-ers. Verder ontwikkelen de Wajong en de WWB zich in een ongunstige richting. Deze trend zal vanuit sociale optiek en vanuit financiële optiek moeten worden bijgebogen.
44359
26
4. Verbetering door samenwerking: samenwerkingsarrangementen voor de toekomst
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk verkennen we de mogelijke samenwerkingsarrangementen binnen de regio (Oostelijk) Zuid-Limburg, voor de doelgroepen die vallen onder de toekomstige WWNV, WSW en Wajong. Voor deze analyse gaan we uit van een regulier re-integratieproces. In de meeste gemeenten doorlopen werkzoekenden een dergelijk proces bij het weer aan het werk gaan. Het proces is hieronder afgebeeld.
Na de werkintake van klanten (geldt zowel voor mensen met een uitkering als voor nuggers), kan een sociaal medische keuring volgen om de afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen en om meer richting te krijgen voor het in te zetten re-integratie-instrumentarium. Daarnaast kan een keuring door het UWV er bij een aanvraag, ook toe leiden dat iemand een Wajong-uitkering krijgt of dat een indicatie voor (onder de WWNV) WSW-beschut volgt. Na de (eventuele) sociaalmedische keuring volgt het traject gericht op re-integratie. Klanten worden klaargestoomd om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Het gaat hier om de aanbodversterking van mensen. Aan de andere kant werken gemeenten, vaak samen met het UWV, aan het stimuleren van de vraag. Op die manier komen er extra vacatures en baanopeningen om mensen daadwerkelijk aan de slag te krijgen. Een andere vorm van vraagstimulering is het arbeidsmarktbeleid. Gemeenten voeren vaak op regionaalniveau, samen met UWV en opleidingsinstellingen zoals ROC’s, gezamenlijk arbeidsmarktbeleid. Het arbeidsmarktbeleid is erop gericht om vraag en aanbod van arbeid in kwantitatieve en in kwalitatieve zin zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. We zullen hierna voor de verschillende onderdelen van het re-integratieproces adviseren over de mogelijke vormen van samenwerking.
44359
27
4.2 Toetsingskader Om te kunnen beoordelen op welke wijze de uitvoeringsstructuur het beste past, hanteren we een toetsingskader op basis waarvan we de gemaakte keuzes beoordelen. Het toetsingskader bestaat uit de volgende onderdelen: ˜
Efficiency: in hoeverre draagt het model bij aan meer efficiëntie?
˜
Effectiviteit: in hoeverre draagt het model bij aan een betere uitvoering en betere resultaten (meer klanten in het arbeidsproces, minder mensen afhankelijk van een uitkering, betere dienstverlening)?
˜
Uniformiteit: in hoeverre is uniformiteit tussen de gemeenten in beleid en uitvoering van belang?
˜
Grip/ zeggenschap: in welke mate hebben individuele gemeenten grip en zeggenschap op beleid en uitvoering?
˜
Acceptatie: in hoeverre zijn partijen bereid om het model in te voeren?
˜
Transparantie: zijn de rollen en de verantwoordelijkheden helder? Zijn geleverde prestaties duidelijk toe te rekenen aan de verschillende partijen?
˜
Financiële risico’s: hoe zijn de financiële risico’s belegd?
˜
Robuustheid: in hoeverre is het model in staat externe veranderingen te absorberen (langere termijn)?
˜
Flexibiliteit: in hoeverre is het model aan te passen aan veranderende omstandigheden (kortere termijn)?
4.3 Diagnostiek Bij de re-integratie maken gemeenten gebruik van diagnose-instrumenten. Als onzekerheid bestaat over de fysieke en/of psychische mogelijkheden van mensen om weer aan de slag te gaan, kan onderzoek worden gedaan naar de belastbaarheid. Het onderzoek besteedt de gemeente meestal uit aan externe partijen. Naast medisch en psychologisch onderzoek, bestaat een sociaal-medische keuring vaak ook uit een arbeidsdeskundig onderzoek. De uitkomst geeft een leidraad voor de klantmanagers bij de re-integratie en de in te zetten re-integratie-instrumenten. In sommige gevallen leidt de uitkomst tot (tijdelijke) ontheffing van de arbeidsplicht. Door de WWNV krijgen de gemeenten – naast de WWB-ers - de verantwoordelijkheid over mensen die voorheen een indicatie voor de WSW of voor de Wajong kregen. Daardoor verandert de omvang en de aard van de doelgroep . Meer klanten hebben een lichamelijke, mentale en/of psychische handicap. Gemeenten zullen daarom in de toekomst meer diagnoses laten uitvoeren om de mogelijkheden om aan het werk te gaan te laten vaststellen. Er ligt een relatie met de toekomstige WSW en Wajong. Het UWV is verantwoordelijk voor de indicatiestelling WSW-beschut. Bij de indicatie WSW-beschut is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning. Ook bepaalt het UWV of mensen in de toekomst onder de Wajong vallen (volledig en duurzaam arbeidsgehandicapt).
44359
28
UWV is verantwoordelijk voor de uitkeringsverstrekking en ondersteuning van de Wajongers-vda. Als mensen niet voor de WSW-beschut of voor de Wajong-vda in aanmerking komen, doen zij mogelijk een beroep op de WWNV. Waarschijnlijk is dan weer indicatiestelling aan de orde, omdat de gemeente wil weten wat de mogelijkheden zijn. Kortom, er is een sterke relatie tussen de indicatiestellingen van het UWV en de diagnostiek van gemeenten. Om redenen van doelmatigheid, uniformiteit richting klanten en kwaliteit van de dienstverlening is het aan te bevelen om de toekomstige diagnostiek onder de WWNV goed aan te laten sluiten op de diagnoses van het UWV. Daarnaast heeft het om redenen van uniformiteit richting zowel de klantwerkzoekende als de klant-werkgever voordelen om een gemeenschappelijke en uniforme diagnostiek toe te passen binnen de gehele regio, mede ook in relatie tot de regionale werkgeversbenadering. Ons advies is derhalve om onder de WWNV een voor alle gemeenten uniforme en gemeenschappelijke (via één gemeenschappelijke aanbesteding en opdrachtgeverschap) diagnostiek toe te passen en deze naadloos te laten aansluiten op de diagnostiek van het UWV, zowel inhoudelijk als qua proces en uitvoering. Gemeenten moeten dit gezamenlijk uitwerken, mede in overleg met het UWV. Gemeenschappelijk opdrachtgeverschap laat onverlet dat diagnoses lokaal op de sociale dienst kunnen plaatsvinden. Met andere woorden, er komt een centrale uitvoering, waarbij het mogelijk is dat keuringsdeskundigen op locatie worden ingezet. 4.4 Loonwaardebepaling In de WWNV wordt geregeld dat gemeenten loondispensatie kunnen geven voor mensen die als gevolg van een verstandelijke, lichamelijke en/of psychische beperking niet in staat zijn zelfstandig 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen. De werkgever hoeft daardoor niet het gangbare loon te betalen, maar betaalt alleen het deel dat de werknemer arbeidsproductief is (= loonwaarde). De gemeente vult vervolgens het inkomen van mensen met recht op een WWNV-uitkering via een aanvullende uitkering aan tot maximaal 100% van het wettelijk minimumloon (WML). Het loon en de aanvulling samen kunnen minder bedragen dan 100% van het WML, zolang iemand nog niet naar zijn volledige mogelijkheden werkt.. Net zoals nu het geval is bij de Tijdelijke wet pilot loondispensatie moet de gemeente straks bij de WWNV eerst via een toegangstoets - uitgevoerd door een onafhankelijke derde - laten vaststellen of de betrokkene tot de doelgroep “loondispensatie” behoort. Vervolgens wordt de specifieke loonwaarde met een loonwaardemeting vastgesteld. Dat gaat via een erkende methode die de arbeidsprestatie van een werknemer op de werkplek meet, net als in de Tijdelijke wet pilot loondispensatie. In de regio Parkstad wordt in het kader van de pilot gebruik gemaakt van de Dariuz-systematiek. Licom doet de loonwaardemeting via Matchcare. En WOZL heeft een zelf ontwikkelde loonwaarde-systematiek. Onder de WWNV kan de gemeente in principe slechts tijdelijk voor iemand loondispensatie geven. Periodiek (in ieder geval na maximaal 2 à 3 jaar) moet een nieuwe loonwaardemeting en toegangstoets plaatsvinden.
44359
29
De argumenten om op dit onderwerp samen te werken en een zelfde systematiek te hanteren komen grotendeels overeen met de argumenten voor de diagnostiek. Ook hier gaat het om doelmatigheid, kwaliteit dienstverlening en uniformiteit, zowel richting de werkzoekende als richting de werkgever. Ons advies luidt om de loondispensatie-systematiek (onderdeel loonwaardebepaling) aan te laten sluiten op de gemeenschappelijke diagnostiek en om toe te werken naar een binnen de regio uniform en gemeenschappelijk systeem. Het kan niet zo zijn dat WOZL, Licom en de gemeenten van elkaar verschillende systemen hanteren. De kennis en capaciteit bij WOZL, Licom en de gemeenten moet worden gebundeld. De opdrachtverlening voor de gezamenlijke systematiek vindt via aanbesteding centraal en gemeenschappelijk plaats. 4.5 Re-integratie Door de omvangrijke bezuinigingen van het Rijk gaat de re-integratie de komende jaren drastisch veranderen. Belangrijk is in hoeverre gemeenten erin slagen om de (netto) kosten voor de zittende WSW-ers omlaag te brengen. Dat bepaalt immers hoeveel geld (in het integrale re-integratiebudget) resteert voor de andere ambities op het terrein van re-integratie. Uiteraard zijn gemeenten vrij om vanuit de algemene middelen extra geld in te zetten. Maar wij verwachten dat de mogelijkheden daartoe onder de huidige omstandigheden daartoe beperkt zijn. In het onderstaande diagram hebben we de doelgroep WWNV opgedeeld in een aantal subgroepen. Vanuit een effectieve en doelmatige inzet van middelen, moet zo min mogelijk reintegratie- en uitvoeringsgeld worden ingezet voor mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt. Zij zijn immers zelf in staat om snel weer aan de slag te komen. Het gaat om de nieuwe instroom cq de nieuwe uitkeringsaanvragen met een korte afstand en het gaat om de bovenkant van het zittend bestand. Het gaat om het voorkomen van instroom en het stimuleren van de uitstroom. In sommige gemeenten wordt voor deze groep goede ervaringen opgedaan in de samenwerking met uitzendbureaus. Ons advies is om voor deze groepen op zoek te gaan naar de meest kosteneffectieve oplossing en zoveel mogelijk te sturen op eigen verantwoordelijkheid. Een andere groep waarvoor de inzet van schaarse re-integratiemiddelen niet doelmatig is, is de doelgroep participatie. Het gaat hier om de mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt die waarschijnlijk nooit meer regulier aan de slag zullen komen. Gemeenten moeten afwegen of voor deze groep nog re-integratiegeld wordt ingezet. Ons advies is om in deze afweging de beschikbare middelen voor welzijn en zorg en de toekomstige ontwikkelingen in de WMO en de AWBZ te betrekken.
44359
30
De inzet van het re-integratiebudget zal in lijn met het regeerakkoord, vooral ingezet gaan worden voor de doelgroep WSW-beschut en voor de doelgroep loondispensatie. Voor de doelgroep WSWbeschut gaat het vooral om het saldo van salaris- en begeleidingskosten en de opbrengsten vanuit productie. Voor de doelgroep loondispensatie is een breed scala aan instrumenten en voorzieningen denkbaar, zoals jobcoaching, werkplekaanpassingen, scholing en trajecten. Op dit moment zien wij nog onvoldoende draagvlak binnen de regio voor gezamenlijke re-integratie. Volgens ons zijn er wel voordelen te realiseren, zonder dat de re-integratie volledig wordt geïntegreerd. Per doelgroep zou er een aparte aanpak uitgewerkt moeten worden. 1. Aan de voorkant en aan de bovenkant adviseren wij om in te zetten op een gezamenlijke aanpak. Het gaat om de groep die zich op de regionale arbeidsmarkt begeeft. Afspraken met private partijen, zoals uitzendbureaus, worden om redenen van schaal, gezamenlijk, op regionaal niveau gemaakt. 2. Voor de groep die met ondersteuning aan de slag kan, adviseren wij om een gecoördineerde aanpak uit te werken. Kleinschalige activiteiten worden mogelijk doelmatig op lokaal niveau uitgevoerd en grootschaliger activiteiten (bv groepen plaatsen bij landelijke of regionaal opererende bedrijven) op regionaal niveau. Ook is het denkbaar dat voor groepen met bijzondere, niet vaak voorkomende handicaps, een specifieke gezamenlijke aanpak wordt uitgewerkt. 3. Voor de doelgroep WSW-beschut adviseren wij een kosteneffectieve aanpak, die tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met de huidige aanpak van de betreffende groep. De kosten per WSW-er moeten gezien de lagere rijksvergoeding wel omlaag (zie hierna onder het kopje WSW). 4. Voor de doelgroep Participatie te verkennen wat de (resterende) mogelijkheden zijn, mede in verband met de middelen in het welzijn en de zorg en de verwachte ontwikkelingen daarin (WMO en AWBZ).
44359
31
4.6 Werkgeversbenadering Het aanpassen van de huidige voorzieningen voor mensen met arbeidsbeperkingen alleen is niet genoeg om van de WWNV een succes te maken. Het hele systeem staat en valt met de bereidheid van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Een grotere betrokkenheid en beschikbaarstelling van vacatures en baanopeningen voor de doelgroep is een absolute must! Het moet voor werkgevers aantrekkelijker en eenvoudiger worden om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Om werkgevers over de streep te trekken kunnen gemeenten verschillende instrumenten inzetten (loondispensatie, detachering, ondersteuning, werkplekaanpassingen). Gemeenten nemen op het Werkplein zoveel mogelijk gezamenlijk met het UWV de verantwoordelijkheid voor de dienstverlening aan de werkgever. UWV en gemeenten richten zich vooral op hun eigen competenties. UWV maakt landelijk en regionaal afspraken met werkgevers. In de regio komen gemeenten en UWV bij elkaar. Gemeenten benaderen daarnaast de werkgevers op lokaal en bovenlokaal niveau. Goede afspraken over de gezamenlijke werkgeversbenadering tussen UWV en gemeenten zijn noodzakelijk. Werkgevers voelen er niet veel voor om met alle afzonderlijke gemeenten zaken te doen. Gemeenten moeten activiteiten als de werkgeversdienstverlening daarom gemeenschappelijk en op een effectief schaalniveau uitvoeren. In het bestuursakkoord is afgesproken dat het Rijk ingrijpt bij gemeenten die niet binnen een jaar na in werking treding een effectieve gezamenlijke werkgeversbenadering hebben georganiseerd. De samenwerking op het terrein van de werkgeversdienstverlening moet in Oostelijk Zuid Limburg verder worden geïntensiveerd. Gemeenten, werkpleinen en Licom werken nog te veel langs elkaar heen. De verschillende partijen richten zich op verschillende schaalniveaus: UWV landelijk, Werkplein-plus regionaal, (gemeentelijke en intergemeentelijke) sociale diensten lokaal en bovenlokaal. Volgens ons moet er vanuit één systeem geopereerd worden, waarin vacatures met elkaar worden uitgewisseld en de matching plaatsvindt ongeacht de gemeente waar iemand vandaan komt. De werkgeversdienstverlening moet volgens ons ingebracht worden in de werkpleinplus vestiging. Voor de regionale werkgeversdienstverlening is centrale coördinatie nodig, die plaatsvindt vanuit de gezamenlijke werkgeversbenadering op de werkplein-plus vestiging. 4.7 Arbeidsmarktbeleid De vraag naar en het aanbod van personeel manifesteert zich bij uitstek op regionaal niveau. Bij het regionaal arbeidsmarktbeleid gaat het om het verbeteren van de aansluiting van de vraag naar en het aanbod van arbeid, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. De volgende vraagstukken zijn aan de orde. •
44359
Uitval door werkloosheid of ziekte kan worden voorkomen door in de regio ‘van werk naar werk-trajecten’ te realiseren en door als werkgevers onderling samen te werken bij herplaatsing van uitgevallen medewerkers.
32
•
•
•
Als het onderwijs goed aansluit bij de vraag op de regionale arbeidsmarkt, hebben werkgevers minder last van moeilijk vervulbare vacatures en hebben leerlingen en schoolverlaters een reële kans op een stage of een baan. Werkzoekenden kunnen via scholing en re-integratietrajecten gericht worden toegeleid naar regionale werkgevers in sectoren waarin binnen de betreffende regio actuele of toekomstige vacatures te verwachten zijn. Werknemers kunnen door regionale samenwerking adequaat en tijdig worden bijgeschoold om aan de steeds hogere eisen van het bedrijfsleven te voldoen.
Vanwege de verwachte kraptes en het risico van mismatch op de arbeidsmarkt, is het steeds meer van belang dat gemeenten, UWV, werkgevers en onderwijs de handen ineen slaan. Samenwerking in de regio kan bijdragen aan de oplossing van regionale knelpunten, en tegelijkertijd groepen met een achterstand op de arbeidsmarkt een reële kans bieden op betaald werk. In Zuid Limburg komt het regionaal arbeidsmarktbeleid vooral tot stand op Tripool-niveau, waarin Heerlen, Maastricht, Sittard-Geleen en de provincie samenwerken. Daar is de aandacht voor de doelgroep aan de onderkant van de arbeidsmarkt al een vast onderdeel van het beleid. Er ligt een sterke relatie met de werkgeversbenadering. Voor een effectieve uitvoering van het arbeidsmarktbeleid en het re-integratiebeleid moeten beide met elkaar verbonden worden. Dat zal bij de uitvoering van de samenwerking een expliciete plek moeten krijgen. 4.8 SW-bedrijf In het licht van de veranderingen van de WWNV zien wij twee hoofdrichtingen waarin de SWbedrijven zich kunnen ontwikkelen: een brede variant waarin de SW-organisatie zich positioneert als breed mens-ontwikkelbedrijf en een smalle variant waarin de SW-organisatie zich met name richt op de activiteiten die vallen onder de beschutte werkzaamheden. In geval van het brede mens-ontwikkelbedrijf is het SW-bedrijf de organisatie die de afweging maakt waar de werkzoekende/ werknemer het best kan worden geplaatst en welke ondersteuning daarbij nodig is. Het SW-bedrijf stelt in dat geval dus zelf de diagnose en bepaalt ook zelf de loondispensatie. De SW-organisatie bedient alle groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt (WWNV, WSW, Wajong). De gemeente heeft nog wel een beleidsverantwoordelijkheid, maar staat op grote afstand van de uitvoering, de gemeente blijft wel eigenaar van het SW-bedrijf. In de smalle variant, richt het SW-bedrijf zich alleen nog op de zittende groep en de nieuwe instroom met een SW-indicatie (= beschut). Re-integratie van andere doelgroepen hoort niet tot het takenpakket van de SW-organisatie en worden via commerciële partijen geleverd. De diagnose, loonwaardebepaling en plaatsing gebeurt door de gemeenten. De huidige problematiek van Licom kenmerkt zich door onder andere teruglopende omzet/ opdrachten, onvoldoende beweging van binnen naar buiten en onvoldoende nieuwe PMC’s.
44359
33
Gelet op de problematiek17 bij Licom en de komst van de WWNV die vraagt om een herpositionering van de gemeenten én de SW-bedrijven. De aan WOZL deelnemende gemeenten spreken de voorkeur uit dat de nieuwe instroom WSW-beschut naar een publiek SW-bedrijf gaat en dat het huidige zittende bestand zoveel mogelijk bij het huidige publieke SW-bedrijf blijft. Ons advies is om, uitgaande van de toekomstige rijksvergoeding van € 22.050,- per arbeidsjaar een harde taakstelling voor het SW-bedrijf te formuleren. Daarnaast zou volgens ons de optie open moeten blijven dat gemeenten om redenen van kosteneffectiviteit en kwaliteit kiezen voor: (a) delen elders aanbesteden en/of (b) privatiseren. De taakstelling kan pas dan effectief worden opgelegd als de gemeenten niet zonder meer compenseren als niet aan de taakstelling wordt voldaan en de mogelijkheid bestaat dat het bedrijf in dat geval omvalt. Belangrijke consequenties zijn dat het SW-bedrijf zich richt op een (steeds) smallere taakinvulling. Langzaam aan wordt een deel van de taken en de omvang van het bedrijf afgebouwd. Omdat het om een publiek bedrijf gaat, blijven de gemeenten aandeelhouder en dus eigenaar. De taken die in de toekomst niet meer door het SW-bedrijf worden uitgevoerd worden afgebouwd e/o afgestoten en krijgen een contractrelatie met de gemeenten. De aandelen van deze taken zijn niet meer in handen van de gemeenten. Gemeenten worden in dat geval opdrachtgever. Wij komen tot ons advies op basis van de volgende afweging: ˜
Uniformiteit: het is van belang dat het SW-bedrijf een goede basis heeft in de regio en dat de deelnemende gemeenten op dezelfde wijze tegenover de uitvoering staan. Dit model biedt daarvoor voldoende mogelijkheden, omdat daar waar gemeenten mogelijk andere keuzes willen maken (voor de doelgroep niet-sw-geïndiceerden) ze geen gedwongen winkelnering hebben bij het SW-bedrijf.
˜
Robuustheid: het SW-bedrijf zal door deze keuze in de toekomst kleiner worden, er zullen meerdere andere partijen zijn waarmee een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie bestaat, zodat grote veranderingen in het systeem makkelijker te absorberen zijn.
˜
Flexibiliteit: door te werken met meerdere partijen en verschillende contractvormen en –duur, zijn de gemeenten meer flexibel.
˜
Efficiency: door actief te sturen op het zo laag mogelijk houden van de kosten en de mogelijkheid van concurrentie toe te staan, worden organisaties geprikkeld om zo doelmatig mogelijk te werken.
˜
Effectiviteit: de rollen van de verschillende partijen zullen veel duidelijker worden. Het SW-bedrijf richt zich op de beschutte plekken, terwijl de commerciële partijen zich richten op het in het arbeidsproces plaatsen van werkzoekenden.
17
Zie onder andere Rapportage Onderzoek Bedrijfsvoering Licom – Langedijk Samen Werken aan
Oplossingen, 2011.
44359
34
˜
Grip/ zeggenschap: gemeenten blijven eigenaar van het SW-bedrijf dat zich richt op de swgeïndiceerden. Voor alle andere doelgroepen worden contracten gesloten, waardoor een zuivere opdrachtgever-opdrachtnemer relatie ontstaat.
˜
Financiële risico’s: door in te zetten op een smalle invulling van het SW-bedrijf en de overige activiteiten bij verschillende commerciële partijen in te kopen, worden de risico’s gespreid.
˜
Acceptatie: er is brede (ambtelijke) steun voor een smalle invulling van het SW-bedrijf.
˜
Transparantie: de huidige rollen van de gemeenten zijn complex, beleidsbepaler, eigenaar, opdrachtgever, financier en controller. Door het SW-bedrijf een beperktere taakinvulling te geven.
4.9 Organisatie van de samenwerking Voor de organisatie van de samenwerking zijn de volgende elementen van belang: ˜
De vorm van de samenwerking.
˜
De activiteiten die wel en niet onder de samenwerking worden gebracht.
˜
De wijze waarop in de toekomst wordt omgegaan met het SW-bedrijf.
Hierna wordt op deze elementen in gegaan. 4.9.1 Gezamenlijke uitvoering Voor de gezamenlijke uitvoering van werk en inkomen moeten de gemeenten besluiten nemen op de volgende punten. ˜
Welke onderdelen worden gezamenlijk uitgevoerd en welke onderdelen voert elke gemeente/ ISD zelf uit?
˜
Wat is de juiste schaal van de samenwerking? Parkstad, Oost-Zuid-Limburg of Zuid-Limburg?
˜
Welke vorm krijgt de samenwerking?
Als we kijken naar de onderdelen diagnositiek waaronder loonwaardebepaling, loondispensatie, voor- en bovenkant re-integratie, werkgeversbenadering en arbeidsmarktbeleid, is de conclusie op al deze onderdelen dat het van belang is dat de gemeenten/ ISD-en deze op dezelfde wijze uitvoeren en hierbij gezamenlijk optrekken. De schaal waarop dit tenminste moet plaatsvinden is die van de arbeidsmarktregio Parkstad, gelet op de verwevenheid van deze onderwerpen met de arbeidsmarkt en de positie van werkgevers. Alleen op die wijze kan er een sterkere centrale regie plaatsvinden. Parkstad kan vervolgens op belangrijke onderdelen afstemmen met de regio’s rond Maastricht en Sittard-Geleen, zodat een uniforme aanpak ontstaat op Zuid-Limburgse schaal. Gelet op de urgentie om op korte termijn tot verbeteringen te komen, adviseren wij om niet te wachten tot het moment dat overeenstemming over alles is bereikt op de schaal van Zuid-Limburg. De schaal van Parkstad betekent dat de gemeenten Vaals, Gulpen-Wittem en Valkenburg een keuze zullen moeten maken in welk samenwerkingsverband ze willen participeren.
44359
35
Ten aanzien van de positionering van de samenwerking kan gekozen worden voor de oprichting van een nieuwe rechtspersoon. Nadeel van deze constructie is dat er weer een nieuwe organisatie komt, waardoor de bestuurlijke en ambtelijke drukte verder toeneemt. Het ligt meer voor de hand om de samenwerking bestuurlijk onder te brengen bij een reeds bestaand samenwerkingsverband. Hiervoor komen WOZL en Parkstad voor in aanmerking. De activiteiten die hier zijn beschreven passen goed bij de GR Parkstad die er nu al is, waardoor het voor de hand ligt deze activiteiten hierin onder te brengen, dit beperkt de bestuurlijke drukte en er kan gebruik gemaakt worden van de regeling die er al is. Wat betreft WOZL, dit is ook een mogelijkheid, de samenhang met de activiteiten van WOZL is echter beperkter, bovendien is nog onduidelijk wat er met WOZL gaat gebeuren na invoering van de WWNV. Indien gekozen wordt voor onderbrengen van de samenwerking bij de GR Parkstad, zijn er twee mogelijkheden. De eerste is om het rechtstreeks onder het algemeen bestuur en dagelijks bestuur te positioneren. Dit heeft als consequentie dat wanneer de wethouders Sociale zaken niet in het algemeen of dagelijks bestuur zitten zij geen directe invloed hebben op de samenwerking. Gelet op de bredere doelstellingen van de GR Parkstad, zal dat inderdaad voor de meeste wethouders Sociale zaken gelden. Alternatief is dat onder de GR Parkstad een bestuurscommissie wordt ingesteld (art. 25 lid 1 Wgr). In deze bestuurscommissie hebben de wethouders Sociale zaken zitting, aan deze bestuurscommissie kunnen bevoegdheden worden toegekend. De bestuurscommissie wordt gepositioneerd onder het algemeen bestuur (en is daarmee nevengeschikt aan het dagelijks bestuur). 4.9.2 Werkzaamheden ten behoeve van participatie Ten aanzien van de doelgroep participatie zal per gemeente/ ISD gekeken moeten worden wat de mogelijkheden voor die doelgroep nog zijn, mede in het licht van de ontwikkelingen in de Wmo en AWBZ. Vooralsnog blijft deze doelgroep volledig onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. 4.9.3 Werkzaamheden in het kader van WSW Wat betreft de SW-activiteiten hebben we in bovenstaande paragraaf al aangegeven dat wij adviseren het SW-bedrijf om te vormen tot een organisatie die zich richt op de mensen met een indicatie WSW-beschut. Het eigenaarschap van het bedrijf (Licom) blijft in handen van de gemeenten. De overige activiteiten worden via commerciële partijen in een opdrachtgeveropdrachtnemer relatie vormgegeven. 4.10 Conclusies: beoordeling aan het toetsingskader Hiervoor zijn we voor de verschillende onderdelen van het re-integratieproces nagegaan op welke wijze die in de toekomst georganiseerd kunnen worden. Als we kijken naar het toetsingskader dan leidt dat tot de volgende conclusies: ˜
Uniformiteit is noodzakelijk bij diagnostiek, loondispensatie, re-integratie onderkant en bovenkant, werkgeversbenadering en arbeidsmarktbeleid, aangezien de gemeenten hier als partners moeten optreden en niet als concurrenten. Voor de doelgroep participatie is uniformiteit minder van belang en deze kan daarom per gemeente/ISD worden uitgevoerd.
44359
36
˜
Robuustheid: het is van belang dat gemeenten alleen nog verantwoordelijk hebben voor die onderdelen waarvan ze vindt dat het een publieke taak betreft. Dit gaat dan om de regie op de uitvoering van de re-integratie en participatie (incl. werkgeversbenadering) en de doelgroep met een sw-indicatie. De activiteiten die niet tot de publieke taken behoren worden via contracten met commerciële partijen ingevuld, waardoor bij wijziging van wet- en regelgeving de gemeenten in staat zijn hun inzet hierop af te bouwen.
˜
Flexibiliteit: doordat meer gewerkt wordt via een opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie, zonder dat de gemeenten ook eigenaar zijn (zoals nu bij Licom), zijn de gemeenten ook flexibeler om in geval de dienstverlening niet naar behoren verloopt het contract te beëindigen of tenminste niet meer te verlengen.
˜
Efficiency: de schaalvergroting op de onderdelen diagnostiek, loondispensatie, re-integratie onderkant en bovenkant, werkgeversbenadering en arbeidsmarktbeleid leidt tot efficiëntere inzet van middelen en moet ook leiden tot een groter aantal vacatures en baanopeningen.
˜
Effectiviteit: kan worden vergroot door strakkere sturing op de opdrachtnemers (er zijn immers geen andere belangen), een groter aantal plaatsingen (met en zonder loondispensatie) en op termijn een hogere klanttevredenheid.
˜
Grip/ zeggenschap: is noodzakelijk op die onderdelen waarvoor de gemeente ook daadwerkelijk verantwoordelijkheid moet kunnen nemen, dat betekent dat commerciële activiteiten van het SW-bedrijf daar buiten vallen. Door de samenwerking op de onderdelen diagnostiek, loondispensatie, re-integratie onderkant en bovenkant, werkgeversbenadering en arbeidsmarktbeleid wordt de individuele grip en zeggenschap van gemeenten/ ISD-en verkleind. Immers samenwerking betekent ook het afgeven van een deel van de zeggenschap, hier staat tegenover dat de effectiviteit en efficiency wordt vergroot.
˜
Financiële risico’s: worden verkleind als gevolg van het verkleinen van het SW-bedrijf en een betere spreiding van activiteiten over meerdere aanbieders.
˜
Acceptatie: bij de gemeenten is (ambtelijk) breed draagvlak voor deze variant. Van belang is geen moloch te creëren, de bevoegdheden zoveel mogelijk te houden waar ze nu liggen en de samenwerking vooral daar vorm te geven waar dat meerwaarde oplevert.
˜
Transparantie: door duidelijkere rollen, van gemeente, SW-bedrijf, regio en commerciële aanbieders, wordt transparanter wat ieders verantwoordelijkheden zijn.
44359
37
5. Vervolgproces
5.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk hebben we een schets gegeven van de nieuwe uitvoeringsstructuur voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Ons advies is om de uitwerking en implementatie hiervan via een bestuursopdracht aan een externe programmamanager onder te brengen in een programmaorganisatie. De uitwerking en implementatie van de uitvoeringsstructuur vereist een stevig proces, met een stevige aansturing. De aansturing vindt plaats onder de directe verantwoordelijkheid van de gezamenlijke portefeuillehouders, verantwoordelijk voor het werkterrein van de Wet werken naar vermogen èn verantwoordelijk voor de uitvoering van de WSW. Voor zover deze verantwoordelijkheid binnen individuele gemeenten is opgesplitst tussen verschillende portefeuillehouders, zullen binnen de betreffende gemeenten nadere afspraken moeten worden gemaakt. Zij worden direct geadviseerd door het gezamenlijk overleg van de directeuren/hoofden van de sociale diensten, waaronder de directeuren van de intergemeentelijke sociale diensten en de ambtelijke vertegenwoordiging van WOZL. 5.2 De programmamanager en de programmaorganisatie De portefeuillehouders benoemen gezamenlijk de programmamanager die verantwoordelijk is voor de uitwerking en de implementatie van het uitvoeringsarrangement. Het verdient de voorkeur zoals ook op de brainstorm van 4 juli jl. aangegeven om een onafhankelijke programmamanager te benoemen. De programmamanager organiseert een eigen programmabureau, dat ambtelijk wordt samengesteld vanuit de deelnemende gemeenten. Hierdoor wordt geborgd dat kennis van de lokale context voldoende wordt betrokken. De programmamanager werkt in opdracht van de portefeuillehouders en legt daaraan verantwoording af. Documenten die door de programmaorganisatie en onder verantwoordelijkheid van de programmamanager worden opgesteld, worden afgestemd met de directeuren van de sociale diensten en de vertegenwoordiging van WOZL, voordat deze aan de portefeuillehouders worden voorgelegd. De hiërarchie van besluitvorming is in het onderstaand diagram nader uitgewerkt.
44359
38
5.3 Vervolgproces: verkenning en verder Berenschot werkt in soortgelijke processen met een beproeft model. Onze ervaring leert dat het helpt om het traject dat doorlopen moet worden op te knippen in een aantal fases. Dit zorgt ervoor dat de juiste dingen op het juiste moment worden gedaan en ook voor bestuurlijk commitment per fase. De eerste drie fasen worden steeds afgerond met een document waarmee de portefeuillehouders moeten instemmen alvorens de volgende fase aanvangt. In schema:
Hieronder lopen we de afzonderlijke fasen langs. 5.3.1 Intentionele fase (bijna afgerond) De intentionele fase is de fase waarin de zoektocht naar de mogelijke oprichting van een gezamenlijke samenwerkingsorganisatie start. De motieven, belangen en urgentie van de deelnemende partijen wordt in kaart gebracht, evenals de randvoorwaarden voor toekomstige arrangementen. Daarnaast wordt gekeken naar overeenkomsten en verschillen in visie en strategie tussen de deelnemende partijen; op basis daarvan wordt gekeken of de deelnemers een gezamenlijk perspectief kunnen ontwikkelen hoe de samenwerkingsorganisatie eruit zou kunnen zien. Ook kansen en risico’s worden in dit eerste begin onderzocht. Het resultaat van de intentionele fase is een opdracht voor de strategiefase. Gesteld kan worden dat de intentionele fase in het WOZL-traject ten einde loopt. Mochten de gemeenten het eens zijn over de drie sporen en de inschakeling en vormgeving van de programmaorganisatie dan kan de strategiefase beginnen. 5.3.2 Strategiefase: uitvoeren verkenning, intentiebesluit In de strategiefase wordt de verkenning uitgevoerd. Op basis van de resultaten van de businesscase wordt door de programmaorganisatie aan de besturen van de gemeenten gevraagd om zich uit te spreken over de vormgeving van de toekomstige uitvoeringsstructuur en de toekomst van de sw-uitvoeringsorganisatie. Dit besluit is geen onomkeerbaar besluit (een dergelijk besluit is aan het eind van de planfase aan de orde). Tevens wordt in deze fase de externe belangenbehartiging gestart.
44359
39
5.3.3 Planfase: integraal ontwerp, onomkeerbaar besluit In de planfase worden door de programmaorganisatie de hoofdlijnen van de samenwerking verder uitgewerkt in een integraal ontwerp van de nieuwe organisatie(s). De volgende aspecten komen dan in ieder geval aan de orde: missie en visie, (het opstellen of aanpassen van) de gemeenschappelijke regeling(en) of statuut, organisatie(hoofd)structuur, sturingsrelaties tussen de deelnemers en samenwerkingsverband, dienstverleningsconcept, transitiekosten, financieringsarrangement, personele invulling, sociaal plan, eventueel nieuwe huisvesting en samenwerking met externe partijen. Het resultaat van deze fase is een beslisdocument in de vorm van een bedrijfsplan. Dit plan vormt de basis voor een definitieve en onomkeerbare beslissing over de te kiezen samenwerking en de positie daarbij van de huidige sw-uitvoeringsstructuur. 5.3.4 Ontwerpfase: implementatieplan met uitgewerkte deelplannen In de ontwerpfase wordt door het programmabureau het bedrijfsplan verder uitgewerkt tot op het detailniveau dat nodig is om te kunnen implementeren. Belangrijke aspecten daarbij zijn afhankelijk van gemaakte keuzen: de concrete inrichting van de organisatie (organisatie- en formatierapport, werkprocessen en functieboek), concrete invulling en inrichting van de ondersteunende functies, de inrichting van huisvesting (indien aan de orde) het formuleren van prestatie-indicatoren, een ontwerpbegroting en openingsbalans, etc. Het resultaat van de ontwerpfase is een implementatieplan met uitgewerkte deelplannen. Wij onderscheiden deze fase van de planfase vooral om er voor te zorgen dat de juiste dingen in de juiste volgorde gebeuren en bestuurlijk kunnen worden ‘afgetikt’. Dit voorkomt dat steeds opnieuw dezelfde discussies worden gevoerd en er ‘loops’ in het proces ontstaan. 5.3.5 Implementatiefase In de implementatiefase staat voor zover aan de orde, bijvoorbeeld de plaatsingsprocedure centraal. Verder moet worden gedacht aan het opstellen/aanpassen van de formele regelgeving die nodig is om te kunnen werken, van de rechtspositionele, de werkprocessen, de AO en de P&Ccyclus van het samenwerkingsverband. Ten slotte worden de werkprocessen ingeregeld. 5.4 Gewenste acties op korte termijn ˜
Opstellen van en overeenstemming bereiken over de te verlenen bestuursopdracht aan het programmabureau. Daarbij aandacht voor doel, taken, uitwerking drie sporen, planning en beschikbaar budget.
˜
Aanstellen van programmamanager ten behoeve van de strategiefase (uitgaande van aanbesteding per fase).
˜
Gedeeltelijk vrijmaken van ambtelijke capaciteit ten behoeve van de programmaorganisatie. Hiervoor is afstemming met de programmamanager wenselijk.
44359
40