Stop de persen!
van de krant De geschiedenis
Historische Drukkerij Turnhout
stop de persen!
Stop de persen! Geschiedenis van de krant Tekst: Dick van Lente Samenstelling: Herwig Kempenaers
historische drukkerij turnhout
NIEUWS OP PAPIER Geschiedenis van de krant van de middeleeuwen tot vandaag Door Dick van Lente
Bijschriften bij vorige twee pagina’s: [ 1 ] Enkele diverse kranten: de Ghendtsche Post-tydinghen kreeg in januari 1723 de naam Gazette van Ghendt nadat de gebroeders Graet het octrooi in handen kregen, de met de Belgische leeuw getooide Journal de la Belgique, en Den Vaderlander, uitgegeven in Gent sedert 1829 als oppositieblad tegen Willem I. [ 2 ] Krantenverkopers snellen de stad in nadat ze bij de distributeur een partij kranten ophaalden die ze hopen verkocht te krijgen. Originele foto, Rue du Croissant, Paris, eind 19de eeuw. Formaat 18 x 13 cm.
Dit boekje kwam tot stand naar aanleiding van de tentoonstelling “Stop de persen! – Geschiedenis van de krant” van de Historische Drukkerij Turnhout. © januari 2011 wettelijk depot: D/2011/11.473/1
[ 3 ] De krantenverkoper. Detail mannekensblad nr. 58 , uitgever: Beersmans, omstreeks 1880.
Inleiding
W
AAROM ZIJN ER KRANTEN? Omdat mensen nieuwsgierig zijn en omdat de drukpers is uitgevonden. We beginnen met de geschiedenis van de nieuwsgierigheid, want die vormt het kader waarin we de opkomst en de ontwikkeling van de gedrukte krant het beste kunnen begrijpen. Volgens cultureel antropologen en historici is de honger naar nieuws iets van alle tijden en culturen. Het is een diep menselijke behoefte, die we allemaal kennen uit eigen ervaring. Als je een vriend aan de telefoon hebt of als je thuiskomt van een reis, is je eerste vraag: is er nog nieuws? Overal waar mensen zijn worden nieuwtjes uitgewisseld. Voor een deel is die universele nieuwshonger gemakkelijk te verklaren. Nieuws is informatie over wat zich buiten ons directe gezichtsveld afspeelt: het is een verlengstuk van onze zintuiglijke waarneming. Kennis van die wijdere omgeving geeft ons enige controle over die omgeving, en die hebben we nodig om
ons te handhaven. Een nomadenstam die leeft van zijn schapen moet weten of er vijandige stammen in de buurt zijn en waar de beste weidegronden zijn; een beurshandelaar moet op de hoogte zijn van oogsten en oorlogen ver van zijn bed om te bepalen in welke ondernemingen hij zijn geld zal steken. De nomaden sturen verkenners vooruit, de beurshandelaar volgt de krant en het internet: elk gebruikt zijn eigen media om het broodnodige nieuws te verzamelen. Maar het verlangen naar nieuws wordt niet alleen gevoed door zulke praktische overwegingen: mensen hebben altijd al een drang gehad tot weten-om-het-weten-zelf – vaak met een voorkeur voor het ongewone, het griezelige en het onbegrijpelijke. En ze hebben de behoefte om nieuws met elkaar te delen, van domme roddel tot de laatste roman van een bekende schrijver. Uitwisseling van nieuws en nieuwtjes schept een plezierig gevoel van verbondenheid. |7
Oude verhalen waarschuwen voor de honger naar kennis: denk maar aan het Bijbel-verhaal over Eva en de Griekse mythe over de nieuwsgierige Pandora. Ook dat is niet moeilijk te begrijpen. ‘Kennis is macht’ schreef de Britse filosoof Francis Bacon al in de zeventiende eeuw. Autoriteiten houden die macht liever voor zichzelf, en één manier om dat te doen is mensen bang te maken voor hun aangeboren nieuwsgierigheid. Een andere manier is, uiteraard, de nieuwsmedia onder controle te houden met
steekpenningen en censuur. De geschiedenis van de krant staat er vol van. Nieuwsgierigheid is dus van alle tijden en neemt in iedere beschaving de vorm aan van praktische informatie, intellectuele uitwisseling en sensationeel amusement. Dat neemt niet weg dat het vergaren en verspreiden van nieuws, en ook het blokkeren ervan door bezorgde gezagsdragers, in de loop der eeuwen ingrijpend is veranderd. In dit boekje richten we ons op de opkomst en de [ 4 ] Diverse kranten: De prinsgezinde ’s Gravenhaegsche courant, de in 1718 opgerichte Gazette van Antwerpen, het eerste échte dagblad La feuille sans titre dat in 1777 verscheen, de in Londen opgerichtte Courrier de l’europe die herhaaldelijk en in menig land verboden werd, het advertentieblad Antwerpsche Gazette en de in Brussel uitgegeven Algemeene Nederlandsche courant.
ontwikkeling van één nieuwsmedium, de gedrukte krant, die vanaf ongeveer 1620 in Europa verscheen. Gezien vanuit de productietechniek zijn in die ontwikkeling drie fasen te onderscheiden. De eerste periode loopt van de vroege zeventiende tot de late achttiende eeuw, toen kranten gedrukt werden met de klassieke Gutenberg-pers. De tweede periode is die van de snelpers, de rotatiepers en de zetmachine, apparaten die in de negentiende eeuw ontwikkeld werden voor de massaproductie van kranten. Tot ongeveer 1970 vormden zetmachines en rotatiepersen de
belangrijkste outillage van de krantendrukkerijen. In de jaren 1960 begint de derde periode, met de komst van de offsetpers, het fotozetten en kort daarna de computer. Al deze technische ontwikkelingen hingen samen met complexe veranderingen in de maatschappij. We bespreken nu de drie genoemde periodes, met een aanloop in de middeleeuwen. Wat langer staan we stil bij de negentiende eeuw, de tweede grote periode in de geschiedenis van de krant, omdat in de collectie van de Historische Drukkerij op die periode de nadruk ligt.
|9
Het eerste gedrukte nieuws Rond 1450 vond de Mainzer goudsmid Johannes Gutenberg een werktuig uit waarmee je identieke exemplaren van een tekst kon drukken. Dat apparaat bestond uit een pers, die leek op de al oudere wijnpersen, en iets heel nieuws: losse metalen lettervormen, een soort kleine stempeltjes, die in een houten raam konden worden geklemd. Die losse letterstaafjes kon je op grote schaal maken door metaal te gieten in matrijzen. Voor ieder drukwerk konden de letterstaafjes opnieuw worden gebruikt. Gutenbergs uitvinding kwam op een moment dat er in West-Europa een grote vraag was naar boeken. Vanaf de elfde eeuw maakte de Europese economie een spectaculaire expansie door. De handel over grote afstanden groeide, en daardoor ook de steden, die de knooppunten waren van die handel. Stadsbesturen hadden goed opgeleide juristen nodig en de grote graan- en textielhandelaren hadden behoefte aan administrateurs die konden lezen, schrijven en rekenen. In die tijd ging de katholieke kerk ook meer aandacht besteden aan de opleiding van haar 10 |
[ 5 ] In ijzeren staafjes werd het letterbeeld gegraveerd. Deze werden gehard tot stalen stempels waarmee men in een koperen blokje het beeld sloeg. De aldus verkregen matrijs werd “gejusteerd” om dan met het handgietapparaat hiervan duizenden afgietsels te maken waarmee talloze teksten konden worden gezet en gedrukt.
priesters. Scholen en universiteiten werden opgericht om deze opleidingen te verzorgen. In de steden ontstond een bloeiende intellectuele cultuur, die bekend is geworden als de Renaissance. Het gevolg was dat er een enorme vraag naar boeken ontstond: vakliteratuur over recht, theologie en boekhouden, en daarnaast boeken over allerlei onderwerpen die intellectuelen interesseerden, zoals klassieke filosofie en literatuur. In de elfde eeuw werd papier, een Chinese uitvinding, ingevoerd als drager van tekst. Het was een goedkoop alternatief voor perkament (dat overigens nog tot in de zestiende eeuw werd gebruikt), waardoor de prijs van boeken aanzienlijk daalde. Maar teksten moesten nog steeds woord voor woord met de hand worden overgeschreven. Dat gebeurde in kerkelijke en commerciële ateliers (scriptoria). Toen de drukpers verscheen, was er dus al een grote markt voor boeken. Gutenbergs apparaat maakte het veel gemakkelijker om in die vraag te voorzien. Waar een vaardige kopiist 200 woorden per uur overschreef, drukte de pers 200 vellen per uur, waarbij ieder vel meerdere bladzijden en dus
[ 6 ] Vanaf 1450 tot begin negentiende eeuw werden houten persen gebruikt om de teksten en houtsneden af te drukken. Met het begin van de industriële revolutie kwam hier verandering in en volgden de uitvindingen elkaar in sneltempo op. Detail pagina uit Cosmographie van Sebastian Münster, omstreeks 1550. | 11
12 |
[ 7 ] Voordat de krant zijn intrede deed werden er al vlugschriften gedrukt. Ze behandelden meestal één onderwerp en vervulden een sociale functie: ze brachten nieuws over, vormden opinies, verspreidden kennis en zorgden ook voor ontspanning. Pamflet Een claer vertooch. 1583, 24 pagina’s. Pamflet Hier wat nieuws, 1637, 16 pagina’s.
honderden of duizenden woorden bevatte, afhankelijk van het boekformaat. Het is dan ook geen wonder dat er in 1500 al drukkerijen waren in zo’n 250 steden. Bijna van het begin af aan, vanaf ongeveer 1470, vervaardigden de drukkerijen niet alleen boeken, maar ook pamfletten en vlugschriften, een soort beknopte nieuwsbrieven, waarin werd bericht over, bijvoorbeeld, de oorlogen met de Turken. Die informatie was van belang voor vorsten en internationaal opererende kooplieden. Maar ook andere stedelingen werden nieuwsgierig naar nieuws uit verre streken, want het komen en gaan van exotische goederen en vreemdelingen met hun verhalen prikkelden de nieuwsgierigheid. Vorsten begonnen het nieuws van hun militaire overwinningen per gedrukt vlugschrift te verspreiden om hun vaak wankele positie te legitimeren. Ze zagen ook toe op wat er gedrukt werd, bijvoorbeeld door alleen loyale drukkers toestemming te geven hun bedrijf uit te oefenen en schrijvers te betalen voor het vervaardigen van lofzangen op hun persoon en beleid. Zo probeerden zij de nieuwsstroom die de drukpers veroorzaakte enigszins te beheersen.
Er waren echter grenzen aan die beheersbaarheid. In 1517 timmerde Maarten Luther, monnik en professor te Wittenberg in het Duitse Thüringen, 95 theologische stellingen op de deur van de kloosterkapel. Dat was de gebruikelijke manier om een discussie met je medemonniken uit te lokken. Kort daarna stelde hij verbijsterd vast dat zijn stellingen, en ook andere geschriften van hem, op enorme schaal werden gedrukt en verspreid in Duitsland. Drie jaar later waren er al 300 000 exemplaren van Luthers werken in omloop. Ze brachten een felle strijd over het geloof en de kerk op gang, die voor een groot deel per vlugschrift werd uitgevochten en die uitmondde in een scheuring van de kerk, de zogenaamde Reformatie. Drukkers verdienden goed aan deze pennenstrijd en deden dan ook hun best om zoveel mogelijk lezers voor die pamfletten te vinden. Commercie en kerkelijk debat versterkten elkaar. Natuurlijk is de Reformatie niet veroorzaakt door de drukpers, maar door onvrede over misstanden in de kerk. Maar het snelle succes van de beweging is zonder de drukpers en de winstgevendheid van het drukkersbedrijf niet te begrijpen. | 13
[ 8 ] Straatzangers zongen liederen over lokale gebeurtenissen, maar ook van rampen uit verre streken. De gedrukte liedbladen werden verkocht en zorgden voor inkomsten voor deze rondtrekkende zangers. Op dit 14 |
liedblad is het lied voorafgegaan door het “nieuws” van de aardbeving van februari 1783 in Sicilië. Liedblad aardbeving Sicilië: eenzijdig bedrukt, formaat 20 x 31 cm.
Een nog populairder nieuwsmedium dan de pamfletten waren nieuwsballades. Dat waren lange liederen, door een straatzanger ten gehore gebracht, die gingen over sensationele onderwerpen, zoals rampen, monsters, hekserij, drama’s in de levens van de machtigen, gruwelijke moorden en recente veld- en zeeslagen. De straatzanger verkocht de tekst van zijn lied, gedrukt op een enkel vel en vaak voorzien van een plaatje, voor een cent of een stuiver aan het toegestroomde publiek. Het woord smartlap komt hier vandaan: menselijk leed in woord en beeld op een vel papier. Deze nieuwsballaden waren voorlopers van de hedendaagse sensatiepers. Tot ver in de negentiende eeuw werden ze in grote aantallen op straat verkocht, totdat rond 1900 kranten dit soort berichtgeving overnamen. Hedendaagse boulevardbladen als Bild Zeitung en Daily Mirror zijn verre nazaten van de nieuwsballades.
[ 9 ] Het liedblad rechts vertelt een lied over de veroordeling van een moordenaar in de Stad Gent. Liedblad Gent: 4 pagina’s, formaat 15 x 19,5 cm.
| 15
[ 10 ] De aangeboren nieuwsgierigheid van mensen werd gevoed door ondernemende drukkers die uit dit verschijnsel profijt wisten te trekken. Tegen lage prijzen boden zij gedrukte beschrijvingen aan van merkwaardige gebeurtenissen die zich leenden om de nieuwsgierigheid van het publiek te wekken. Dit soort blaadjes werden “vliegende bladen” genoemd, ze hingen op weekmarkten in de boekenkraampjes aan koorden te wapperen met de wind en waren vaak voorzien van een passende houtsnede. Eénbladsdruk, drukker Jan-Baptist Vander Haert, Leuven, 26 x 44 cm. 16 |
De komst van de krant Toen in 1609 de eerste kranten in Straatsburg verschenen, waren West-Europese stedelingen dus allang vertrouwd met gedrukt nieuws. Ook kranten mikten op een breed publiek, maar anders dan de vlugschriften en balladen verschenen ze een- of tweemaal per week in hetzelfde formaat en dezelfde opmaak, en meestal onder dezelfde titel. Een ander verschil was dat ze niet één onderwerp behandelden, maar meerdere. Die nieuwe vorm had belangrijke consequenties. Anders dan het eenmalige vlugschrift moest een krant zich geruime tijd zien te handhaven, en dus moest de overheidscensuur op afstand worden gehouden. Dat betekende dat binnenlandse en controversiële onderwerpen gemeden werden. Nieuws was grotendeels buitenlands nieuws en opinieartikelen ontbraken. Een ander verschil met het vlugschrift was dat een geregeld verschijnende krant verslag kon doen van de voortgang van gebeurtenissen. Hij kon zelfs verwachtingen uitspreken, bijvoorbeeld over het uitbreken of het verdere verloop van een oorlog. De krant beloofde lezers het soort informatie
[ 11 ] De vroegste kranten uit België. De Gazette van Antwerpen is de opvolger van ‘Gazette. Extraordinarisse Posttijdingen’ van de Antwerpse drukker Verdussen. Deze was op zijn beurt de voortzetting van Abraham Verhoeven’s Nieuwe Tijdinghen. De Gazette van Antwerpen bleef bestaan tot 1827.
[ 12 ] De oudste Brusselse krant Le Courrier véritable des PaysBas werd uitgegeven van 1649 tot 1791. In de loop van zijn bestaan wijzigden nieuwe octrooihouders enkele malen de naam van deze krant. Zo werd de titel in 1741 Gazette de Bruxelles. Van 1759 tot 1791 werd de naam Gazette de Pays-Bas. | 17
te geven dat hen in staat zou stellen belangrijke gebeurtenissen op de voet te volgen en mogelijk zelfs te voorzien. Vooral kooplieden hadden daar behoefte aan. De meeste lezers van die eerste kranten waren dan ook kooplieden. Kranten bevatten vooral nieuws dat voor hen van belang was, zoals lijsten van vertrekkende en aangekomen schepen en berichten over zeerovers en oorlogshandelingen elders in de wereld. Verder namen de kranten al spoedig advertenties op, want kooplieden waren ook kapitaalkrachtige kopers. Advertentieinkomsten werden een belangrijke bron van inkomsten voor de uitgevers. Verscheidene Engelse kranten hadden dan ook het woord Advertiser in de titel. Ook in de Nederlandse Republiek en in de Oostenrijkse Nederlanden verschenen speciale advertentiebladen. Kranten waren al met al dus zakelijker, veel minder sensationeel dan de vlugschriften, al bevatten ook zij een zekere dosis opwindende verhalen. Kritisch commentaar op de politiek was echter te riskant voor een periodiek verschijnende uitgave: daarvoor bleef het pamflet het aangewezen medium. In 1618 verscheen de (voor zover thans 18 |
[ 13 ] In Engeland kregen advertenties ruime aandacht in de kranten. Velen droegen dan ook de naam advertiser in hun titel.
[ 14 ] Tijdens het Napoleonistisch regime (1799-1814) werd de pers in de Oostenrijkse Nederlanden en in het prinsbisdom Luik op Franse leest geschoeid. Het decreet van 26 september 1811 bepaalde dat in de zogenaamde tweetalige departementen, elke krant in het Frans moest gedrukt worden, eventueel met een begeleidende Nederlandse vertaling. Verder mocht er per departement slechts één
informatiekrant verschijnen, later uitgebreid met telkens één advertentieblad in diverse steden. Toen het Koninkrijk Holland op 13 juli 1810 bij Frankrijk werd ingelijfd onderging deze eenzelfde strakke perspolitiek van de Franse dictator. Een groot deel van de opbrengst van deze advertentiebladen ging naar de schatkist. Het octrooi voor dergelijke kranten moest tegen een hoge prijs worden aangekocht.
| 19
bekend) eerste krant, de Courante uyt Italien, Duytslandt, &c. van de Amsterdammer Caspar van Hilten. In de jaren die volgden werd Amsterdam, dat in de zeventiende eeuw het centrum van de internationale handel was, de belangrijkste kranten-stad. Er verschenen kranten in het Nederlands, Latijn, Engels en Frans: een afspiegeling van de internationale oriëntatie van de stad en haar bewoners. Vlaanderen had veertig jaar eerder, tijdens de opstand tegen de Spaanse Habsburgers, zijn leidinggevende positie als centrum van internationale handel verloren. Maar ook hier verschenen geïllustreerde nieuwsblaadjes. In Antwerpen bracht Abraham Verhoeven, die vanaf 1605 een koninklijk octrooi had om vlugschriften te drukken over de overwinningen van de Habsburgse vorsten, in 1629 zijn eerste krant uit, de Wekelyke Tijdinghe. In een periode waarin ruim de helft van de stedelijke bevolking en de meeste mensen op het platteland niet konden lezen, bereikten kranten en ander drukwerk natuurlijk maar een beperkt publiek. Maar zoals de nieuwsballaden al laten zien, waren de orale en de schriftcultuur nog nauw met elkaar 20 |
Cliché in de collectie van de Historische Drukkerij uit het fonds van drukkerij Resseler.
[ 15 ] Voorpagina van Abraham Verhoeven’s Nieuwe Tijdinghen handelend over de onthoofding van Oldenbarnevelt.
[ 16 ] Enkele achttiende-eeuwse kranten: De onpartijdige en nauwkeurige Nouvelles Extraordinaires de divers endroites, de Franstalige Haagse krant Gazette de la Haye, die vooral politiek nieuws bracht, het in 1759 ontstane Gazette de Liége, het populaire weekblad Haegsche Mercur, de door Du Breuil uitgegeven Franstalige Amsterdam en de Relations véritable, die sinds 1741 | 21 uitgegeven werd onder de titel Gazette de Bruxelles.
verweven. Ballades verspreidden opwindend nieuws in gezongen vorm. Tot in de negentiende eeuw werden kranten vaak voorgelezen, bijvoorbeeld bij de dorpspomp of in het café. Koffie- en theehuizen hadden abonnementen op kranten en tijdschriften en veel mensen lazen ze daar, of lieten zich voorlezen. Over het nieuws kon vervolgens volop worden gediscussieerd, ook door de niet-geletterden. Eind de achttiende eeuw begon de politieke discussie ook in de kranten zelf door te dringen. Democratische ambities, geïnspireerd door de Verlichting, en onvrede over heersende regimes wakkerden het debat aan. Voor het eerst verschenen kranten die openlijk politieke standpunten innamen. In de Oostenrijkse Nederlanden verdedigden sommige kranten het hervormingsgezinde beleid van keizer Jozef II, terwijl andere het fel aanvielen. In de Nederlandse Republiek stonden patriotse en Oranje-gezinde periodieken tegenover elkaar. Na de Franse Revolutie bleek hoe beperkt deze vrijheid van het debat-per-krant nog was. Zeker, de regimes die na de Franse tijd in West-Europa aan de macht waren erkenden meestal de vrijheid 22 |
[ 17 ] Uitgevers van kranten moesten zich aan heel wat regels houden. Er stonden dan ook strenge straffen op het niet naleven van de bepalingen waarnaar de uitgevers van kranten zich hadden te gedragen. Het zou nog enkele decennia duren eer de persvrijheid van kracht werd. Bepalingen ter kennis gegeven door de Land-Drost van het Departement Amstelland, den 1sten van de Louwmaand 1810, 8 pagina’s, 21 x 33 cm.
[ 18 ] Jean Rousset gaf een maandelijks blad uit dat de actuele berichtgeving rond politieke en militaire aangelegenheden bundelde onder de naam Mercure historique et politique. In juni 1749 krijgt deze, middels een gepubliceerd vonnis van de rechtbank verbod voor het drukken, uitgeven en distribueren van dit blad. Aanleiding van dit vonnis was de klacht wegens aantasting van de eer en goede naam van een minister van seekere mogentheyd. Hij wist op vrije voeten te blijven door naar Brussel te vluchten. Publicatie door de edele Groot Mog. Heeren Staten van Holland en Westvriesland, 1749, drukker Isaac en Jacobus Scheltus, 33 x 42 cm, eenzijdig bedrukt. Ingebonden jaargang Mercure Historique et politique, 1746, formaat 7 x 13,5 cm. | 23
[ 19 ] Asmodée ontstond op 3 mei 1854 en zou een van de bekendste en beruchtste volksbladen worden uit de Nederlandse persgeschiedenis. Het blad bood wekelijks sensationele onthullingen en persoonlijke aanvallen in satirische vorm aan. Hiernaast een artikel waarmee de krant de censuur in de Franse Republiek aanklaagt. Napoleon III, die via een staatsgreep in 1851 aan de macht kwam in de Franse Republiek, voerde een streng persbeleid. De volledige pers werd aan preventieve censuur onderworpen. Terwijl België en Nederland de persvrijheid hadden erkend gaf dit toch aanleiding tot incidenten. Napoleon III eiste een strengere wetgeving inzake de beteugeling van persmisdrijven, inzonderheid begaan tegenover vreemde staatshoofden. 24 |
van de drukpers, zoals zo plechtig verkondigd in de befaamde ‘Déclaration des droits de l’homme en du citoyen’ uit het eerste jaar van de Franse Revolutie. Maar in iedere grondwet stond de clausule dat die vrijheid niet mocht worden misbruikt voor belediging en opruiing. Die bepaling bood de overheden de gelegenheid om ieder kritisch geluid te smoren – een mogelijkheid waarvan ruimschoots gebruik werd gemaakt. Bovendien werd in de Franse tijd een zware belasting op kranten ingevoerd, het zogenoemde zegelrecht. Die vormde een bron van inkomsten voor de overheid en zorgde er tegelijk voor dat kranten niet in handen van de lagere standen zouden komen. De felle politieke discussies in de jaren 1815-1848 werden daarom net als voorheen grotendeels per pamflet gevoerd. Ook verschenen er wel fel oppositionele krantjes, die het zegelrecht ontdoken, maar de kleine radicale organisaties die ze uitgaven werden op de huid gezeten door de politie en moesten de uitgave meestal na een paar nummers staken. In het voorjaar van 1848 mondde deze politieke onrust uit in een reeks volksopstanden in verscheidene Europese landen.
[ 20 ] Bepaalde regimes tolereerden geen kritische pers en voerden dan ook een streng persbeleid. Op de voorpagina van dit Franse tijdschrift uit 1879 ziet u een gravure van de inval en vernietiging van een illegale drukkerij in het Russische Kiev. L’Univers Illustré, 12 april 1879, formaat 28,5 x 40 cm.
| 25
[ 21 ] Kooplieden waren belangrijke afnemers van kranten. Aankomsten van scheepsladingen en beursberichten waren dan ook prominent aanwezig. Detail Postryder van Antwerpen, 6 december 1834.
Pas daarna keerde het tij. In de tweede helft van de negentiende eeuw kreeg overal in West-Europa, heel geleidelijk, de drukpersvrijheid een stevige wettelijke basis. Deze politieke omwenteling liep gelijk op met een even revolutionaire omwenteling in de productietechniek.
De drukwerkrevolutie van de negentiende eeuw Wanneer je kranten uit de eerste helft van de negentiende eeuw vergelijkt met die van de jaren 1920, zie je grote verschillen. De vroegnegentiende-eeuwse kranten zien er nogal saai uit: onder het titelvignet is het nieuws geplaatst in kolommen, gerangschikt naar land, telkens aangeduid met een klein tussenkopje. Het binnenlandse nieuws kwam achteraan. Dan volgden mededelingen over vertrek en aankomst van schepen en ladingen in verschillende havens, alsook andere voor kooplieden belangrijke mededelingen, zoals beursberichten. Op de achterpagina stonden vaak advertenties. Kranten waren duur, onder meer door de zegelbelasting. Midden negentiende eeuw kostte een 26 |
[ 22 ] De 19de eeuw was de eeuw van de vernieuwing voor de kranten. Qua vorm werden de kranten groter en dikker. Maar vooral qua inhoud vallen de verschillen op. Een krant uit 1800, zoals L’Oracle bracht buitenlands nieuws voor een select publiek. Dat verandert aan het einde van de 19de eeuw, bijvoorbeeld in een arbeiderskrant als Le Peuple. Hier lees je het nieuws uit het binnenland. De krant neemt duidelijk standpunten in en brengt ook een beetje vermaak. | 27
[ 23 ] Populair in de achttiende en negentiende eeuw waren de mannekensbladen of centsprenten. Deze handelden over de meest uiteenlopende onderwerpen. Afgebeeld mannekensblad handelt over de Slag van Cadix, op het einde van de Spaanse burgeroorlog 1820-1823. Deze vorm van nieuwsoverbrenging, samen met de liedbladen van straatzangers, waren twee van de meest populaire wijzen van “volkse” berichtgeving. Mannekensblad nr. 46, de slag van Cadix, 1823. Fonds P.J. Brepols.
28 |
jaarabonnement op een Nederlands dagblad het equivalent van zes tot acht weken het loon van een arbeider. De oplagen waren dan ook gering: de grootste kranten in Nederland waren de Opregte Haarlemsche Courant met 3250 exemplaren en het Algemeen Handelsblad met 5400. Veel hogere oplagen haalden de centsprenten die verkocht werden op straat, met sensationeel, apolitiek nieuws, voorzien van een houtsnede. Er is geschat dat in Nederland en Vlaanderen in het midden van de negentiende eeuw jaarlijks vijftig- tot honderd miljoen exemplaren van zulke prenten werden verkocht. Rond 1900 zagen de meeste kranten er op het eerste gezicht niet heel anders uit, al was het formaat nu groter (ongeveer zoals we het nu kennen), de tekst wat ruimer gezet en de krant als geheel dikker. Toch waren er belangrijke zaken veranderd. Kranten waren veel goedkoper geworden en de oplagen waren navenant gestegen: in 1900 was het Nieuws van den dag de grootste Nederlandse krant, met 38 000 exemplaren. In 1913 haalde De Courant zelfs een oplaag van meer dan 150 000. Vanaf ongeveer 1850 was er een rubriek ‘telegrammen’ bijgekomen, waarin
[ 24 ] 1656 was het jaar waarin de Haarlemse drukker Abraham Casteleyn via een circulaire aankondigde een krant te zullen laten verschijnen. Deze kreeg de titel Weeckelycke Courante van Europa. In 1659 verschijnt het blad onder de naam Haerlemse Dinsdaeghse Courant. Al gauw ondervond Casteleyn dat men zijn krant nadrukte, en voegde hierdoor het woord Oprechte in de titel en plaatste er tevens het stadswapen van Haarlem bij. Hij kreeg hiervoor in 1664 een vergunning, waarmee hij een monopoliepositie verwierf. In 1737 werd de krant overgenomen door het bekendste Nederlandse drukkersgeslacht Enschedé. De oplage is op dat ogenblik 2400 exemplaren. Tijdens de tweede wereldoorlog fuseert de Oprechte Haarlemse courant met het Haarlems dagblad. Tot op de dag van vandaag verschijnt deze krant en is hiermee de oudste nog steeds bestaande krant in Nederland.
het allerlaatste nieuws, ontvangen per telegraaf, werd meegedeeld. De kranten bevatten nu volop binnenlands nieuws en politiek commentaar. In de grotere steden deed het plaatselijke nieuws zijn intrede: eerder was dat niet nodig omdat de steden klein waren en dergelijk nieuws zich dus snel mondeling verspreidde. Omdat nu vrijwel iedereen kon lezen, werden kranten gemaakt voor allerlei soorten publiek. Deftige katholieken en protestanten, middenstanders en werklieden van verschillende gezindte: ieder had zijn eigen krant. Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw begon ook het uiterlijk van kranten ingrijpend te veranderen. Het aantal foto’s en tekeningen, tot dan toe spaarzaam, nam toe. Vette koppen over meerdere kolommen trokken de aandacht naar de hoogtepunten in het nieuws. Berichten waren niet meer geordend naar land van herkomst. Op de voorpagina kwam wat naar het oordeel van de redactie het publiek het meest zou aanspreken. Veel kranten introduceerden stripverhalen, puzzels en speciale rubrieken voor kinderen en vrouwen (een belangrijke doelgroep voor de adverteerders!). Ondanks al deze verrijking 30 |
waren kranten veel goedkoper dan aan het begin van de negentiende eeuw. Verklaringen voor deze metamorfose moeten we zoeken in veranderingen bij het lezerspubliek, het persbeleid van overheden en een reeks technische omwentelingen in de productie van papier en drukwerk.
Politieke en culturele veranderingen 1850-1914 Toen in 1850, na meer dan een jaar revolutionair geweld, de orde was hersteld, brak een periode van spectaculaire economische groei en betrekkelijke politieke stabiliteit aan. De industrialisatie, die in Engeland en wat later in België was begonnen, verspreidde zich nu ook naar andere landen. De steden groeiden, en daarmee het aantal geletterden, want als vanouds hadden de steden meer emplooi voor wie kon lezen en schrijven: bij banken en winkels en natuurlijk in het lager onderwijs, dat in deze jaren sterk werd uitgebreid. Overal in West-Europa werd de leerplicht ingevoerd (Nederland en België waren laat: respectievelijk 1900 en 1914). Ook het kiesrecht werd uitgebreid, waardoor de vraag naar politiek nieuws en het gebruik van de
[ 25 ] Enkele kranten uit de eerste helft van de negentiende eeuw: Vlaemsch België, de eerste Vlaamstalige krant in Brussel, opgericht in 1844 door onder andere de letterkundigen Conscience, De Laet en Van Rijswijck, die slechts 11 maanden bleef bestaan, de Gentse katholieke krant Journal des Flandres en de in 1820 opgerichte Gendschen Mercurius. De driemaal in de week verschijnende Postryder van Antwerpen, de Journal de la Belgique die in de Hollandse tijd de ‘Leo Belgicus’ droeg, en de uiterst unionistische L’independant, die later uitgesproken liberaal werd (toen ook de naam veranderde in L’independance Belge) en in de loop van de negentiende eeuw het belangrijkste persorgaan in België werd met een voor die tijd hoogstaande journalistieke standing.
pers voor partijpropaganda sterk toenam. Rond 1900 kon de grote meerderheid van de West-Europese bevolking lezen en schrijven. Kranten bereikten toen het grootste deel van de volwassenen. De meeste overheden liberaliseerden hun persbeleid. De gerechtelijke vervolging van kranten werd minder en het dagbladzegel werd geleidelijk aan afgeschaft. België ging voorop. Daar werden de laatste belastingen op kranten afgeschaft in het revolutiejaar 1848, nadat ze al eerder waren verlaagd. In de jaren 50 volgde Engeland, in 1869 Nederland en in de jaren 70 en 80 werden ook in Duitsland en Frankrijk deze belastingen opgeheven. Dat was niet alleen te danken aan de invloed van liberale politici, die principieel
32 |
voorstanders van een vrije pers waren, maar ook aan een andere inschatting van de politieke invloed van de goedkope massapers. Om in enkele uren tijd een grote oplage te maken waren grote en dure machines, en dus hoge investeringen, nodig. Die konden alleen terugverdiend worden met een hoge oplage en veel adverteerders – en hoe groter het aantal lezers, des te hoger de advertentietarieven die een krant
[ 26 ] Een wet voorzag dat een uitgever van elk drukwerk één exemplaar ter legalisatie deponeerde, voorzien van datum van uitgave en handtekening van de uitgever.
[ 27 ] Van 1797 tot 1848 werden in België belastingen op kranten geheven en verschenen deze op gezegeld papier. Dit maakte de krant zeer duur en enkel bereikbaar voor de gegoede burgerij. De belasting op kranten was afhankelijk van het formaat, des te groter de krant, des te hoger de zegelbelasting. Met de afschaffing van deze belasting kwamen de eerste leefbare Nederlandstalige kranten op de markt sinds de onafhankelijkheid van België. Andere bestaande kranten verschenen dan weer dagelijks aan dezelfde prijs waarmee ze voorheen slechts driemaal per week verschenen. Terwijl in België het dagbladzegel afgeschaft werd op 25 mei 1848 duurde dit in Nederland nog tot 1 juli 1869. Verscheidene dagbladzegels periode 1799 - 1845.
| 33
kon vragen. Het uitdragen van een politieke opvatting, laat staan een radicale, zou veel lezers afschrikken en werd door de uitgevers van grote kranten dus vermeden. Zo voltrok zich een fundamentele verandering: afhankelijkheid van het politieke regime werd verruild voor afhankelijkheid van de wensen van het grote lezerspubliek. Voor de lagere standen verschenen goedkope zondagsbladen (een dagblad was voor de meeste arbeiders nog te duur), die gevuld waren met sensationeel nieuws. Voor degenen met een iets ruimere beurs waren er wat in Engeland ‘penny papers’ genoemd werden. De Daily Telegraph was de eerste (oplaag in 1856 27 000, in 1880 300 000). Rond 1900 verschenen de eerste echte boulevardbladen, met een oplage van meer dan een miljoen: in Engeland de Daily Mail en in Frankrijk de Le Petit Journal en Le Petit Parisien. Ze zetten de traditie van de vlugschriften en ‘smartlappen’ voort. De venter van ‘vliegende blaadjes’ en de zanger van nieuwsballaden maakten plaats voor de krantenjongen op straat. Met hun opwindende foto’s en koppen leken de boulevardbladen wel een beetje op de oudere vlugschriften. 34 |
[ 28 ] Een groot deel van de bevolking kon zich geen dagelijkse krant veroorloven. Voor hen verschenen zondagskranten.
[ 29 ] Omdat de oplages van de kranten de hoogte in gingen, dienden de uitgevers zwaar te investeren in snellere persen. In die pionierstijd werd er veel geëxperimenteerd. Augustus Applegath ontwierp in 1848 een soort rotatiepers met vertikale cylinders. De cylinders waren niet echt rond, maar eerder veelhoekig, en elk van de zijdes had de breedte van één kolom van de krant. Gravure Applegath’s verticale drukpers. Exhibition supplement to The Illustrated London News, 31 mei 1851. Formaat 28 x 40 cm.
[ 30 ] Chromo, formaat 10 x 7 cm. | 35
De uitbreiding van het kiesrecht leidde tot de opkomst van politieke partijen, organisaties waarmee de nieuwe kiezers konden worden gemobiliseerd. Katholieke, protestantse liberale en socialistische partijen trachtten allemaal hun achterban te binden en politiek op te voeden met behulp van een eigen krant. In België was deze partijpers tot in de 20e eeuw de meest voorkomende vorm. In Nederland bestonden naast zulke kranten ook neutrale bladen, die een veel hogere oplage haalden, bijvoorbeeld De Telegraaf (in 1904 bijna 11 000) en De Courant (in 1905 27 000). Boulevardbladen zoals die in Engeland en Frankrijk verschenen zijn in de Lage Landen nooit aangeslagen. Dit proces, hier in grove streken geschilderd, voltrok zich van land tot land heel verschillend. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld, dat geen censuur en zegelbelasting kende, verschenen al in de jaren 1830 ‘penny papers’, terwijl in Duitsland tot het einde van de negentiende eeuw een strikte censuur bestond. 36 |
[ 31 ] Lange tijd was de krant slechts bestemd voor de gegoede burgerij. In de negentiende eeuw werd deze toegankelijk en betaalbaar voor het gewone volk. Postkaart ‘Mittagstunde’, omstreeks 1900. [ 32 ] Krantenjongen. Detail van originele foto, omstreeks 1890, Parijs.
[ 33 ] Openlijke kritiek op de overheid was onmogelijk in kranten, de sancties hiertegen erg zwaar. In de eerste helft van de negentiende eeuw wisten de autoriteiten niet goed raad met een nieuw verschijnsel, de utopiaanse kranten. Het vroegste voorbeeld was de Narrensteinsche Courant die rond 1810 startte. Hierin werden bestaande toestanden en personen onder gefingeerde namen gehekeld en aan de kaak gesteld. Vanaf 1819 verscheen in Amsterdam een tweede soortgelijke krant; de Utopiaansche courant. Het vignet hiervan toonde een utopiaanse wereldbol, die door een man bestudeerd werd. Deze man is de uitgever, Jean Baptiste Didier Wibmer. Om de autoriteiten toch maar te doen geloven dat er
aan de inhoud niet al teveel waarde gehecht moest worden stond hierbij de vermelding “alles utopiaansch”. Na zes nummers werd deze krant al verboden en Wibmer gearresteerd op beschuldiging van aanwakkeren van twist, tweespalt en het beledigen van de koning. Wibmer’s meesterlijke retoriek veegde de vloer aan met de beschuldiging van de rechtsdienaren en hij werd vrijgesproken. Dit soort journalistiek had haar kracht bewezen en in de jaren twintig van de negentiende eeuw bleven dit soort maatschappijkritische bladen verschijnen, waarbij ze de grenzen van hun wettig bestaan aftastten.
| 37
Het maken van kranten: technische ontwikkelingen 1800-1910 Aan de productiekant waren revolutionaire veranderingen te zien, met als resultaat dat kranten veel sneller en goedkoper geproduceerd konden worden. De belangrijkste innovaties waren: goedkoop papier in de vorm van een ‘eindeloze’ rol in plaats van in losse vellen; snelpersen en rotatiepersen; zetmachines; de autotypie, waardoor foto’s konden worden omgezet in een drukvorm; en de telegraaf. We laten deze innovaties nu de revue passeren.
Papier Papier was een van de hoogste kostenposten bij de productie van kranten. De grondstof, lompen, werd al aan het eind van de achttiende eeuw schaars. Papiermakers waren geschoolde werklui, die hoge lonen wisten af te dwingen. Vooral dat laatste bracht Franse en Britse ondernemers ertoe om geld te steken in de ontwikkeling van een apparaat dat goedkoop en snel papier kon maken met een minimale inzet van geschoold personeel. Zulke ondernemers waren de Britse 38 |
gebroeders Fourdrinier, naar wie de machine is genoemd die begin negentiende eeuw werd ontwikkeld. De Fourdriniermachine maakte een ‘oneindige rol’ papier in plaats van losse vellen. Hij deed dat bovendien vrijwel automatisch, zodat laaggeschoolde en dus goedkope en gemakkelijk vervangbare arbeiders het werk konden doen. De productiesnelheid werd in de loop van de tijd enorm opgevoerd. De snelste machines maakten rond 1850 twintig meter papier van een meter breedte per minuut. Hedendaagse papiermachines, die er ongeveer uitzien zoals de eerste Fourdriniers, maar dan veel groter, maken 1800 meter per minuut. De papiermachine maakte het papier niet goedkoop, want de grondstof, lompen, werd alleen maar schaarser naarmate er meer drukwerk werd gemaakt. Na veel experimenteren werd tegen 1870 een goedkoop alternatief ontdekt: hout, vermalen tot pulp. Nog beter was de zuivere vezelstof, cellulose, die uit pulp kon worden gehaald met een chemisch procedé, dat wat later werd ontdekt. Dankzij deze uitvinding daalde de papierprijs na 1880 met een kwart tot een derde. Weliswaar was het machinale papier
[ 34 ] De komst van de papier machine zorgde voor een hogere aanvoer van papier. Dit was nodig, want de oplages van kranten verhoogden sterk doordat deze, om tal van redenen, beschikbaar werden voor een ruim publiek. Postkaart Papeterie De Ruysscher, Brussel, omstreeks 1920. [ 35 ] Gravure uit Boek der uitvindingen, ambachten en fabrieken. De Boek- en steendrukkunst, omstreeks 1890.
| 39
van minder kwaliteit dan het oude lompenpapier, vooral wanneer er nog houtresten inzaten, maar voor kranten, die niet langer dan een dag mee hoefden, was dat geen bezwaar. Juist kranten, met hun hoge oplagen, profiteerden enorm van de daling van de papierprijs.
Snelpersen, rotatiepersen en stereotypie De drukpersen die eind achttiende eeuw werden gebruikt verschilden nauwelijks van die van Gutenberg: slechts kleine verbeteringen waren sinds zijn uitvinding aan het apparaat aangebracht. Vanaf 1800 echter veranderden technische vernieuwingen het aanzien van het drukkersbedrijf totaal. Rond 1800 kwamen ijzeren handpersen op de markt, waarmee een vel in één drukgang kon worden bedrukt in plaats van in twee. Deze persen produceerden zo’n 250 enkelzijdig bedrukte vellen per uur, in plaats van de 200 van de houten pers. Maar het was de Duitser Friedrich Koenig die een ware revolutie teweeg bracht met zijn snelpers, waarvan het prototype in december 1812 in de drukkerij van zijn geldschieter Thomas Bensley in Engeland in gebruik werd genomen. Het 40 |
[ 36 ] Met de ijzeren drukpers bracht de industriële revolutie de eerste veranderingen in het drukkersambacht. Populaire kranten hadden daardoor een hele batterij persen in gebruik, het dagblad The Times wel twaalf! Deze produceerden in 6 uur tijd de volledige oplage van 20.000 exemplaren. Foto links: Stanhope-pers in de collectie van de Historische Drukkerij Turnhout, 1827. [ 37 ] Porseleinkaart Bevernaege Fréres. Nieuws- en annoncenblad van Audenaerde. Omstreeks 1840, formaat 9 x 6,5 cm.
[ 38 ] Gravure: de drukkerijzaal bij Brockhaus, Leipzig, omstreeks 1830.
| 41
baanbrekende van die pers zat in het gebruik van een cilinder, waarop het te bedrukken papier werd aangebracht. De vlakke drukvorm met de gezette pagina’s reed daaronder heen en weer en bedrukte telkens een nieuw vel. Ook het inkten van de drukvorm geschiedde met een cilinder. Het gebruik van een cilinder in plaats van een vlakke degel om het papier tegen het zetsel te drukken betekende dat veel minder kracht nodig was: in plaats van het volle oppervlak van het vel hoefde nu slechts het smalle raakvlak van de cilinder met het papier tegen het zetsel te worden gedrukt. Daardoor kon veel sneller gewerkt worden. Bovendien kon het apparaat worden aangedreven door een stoommachine. De stoomsnelpers die de Londense Times in 1814 installeerde had een capaciteit van 1100 afdrukken per uur. In 1900 leverden de meest geavanceerde vellenpersen 5000 vellen per uur af. Ook in Nederland werden de eerste snelpersen gebruikt voor het drukken van kranten. De eerste was de Opregte Haarlemsche Courant, in 1828. Het volle potentieel van Koenig’s uitvinding werd echter pas duidelijk toen ook het zetsel op een cilinder kon worden 42 |
[ 39 ] Frontispice in Friedrich Koenig und die erfindung der Schnellpresse, Theodor Goebel, 1883. Lees verder bij onderschrift [40 ].
[ 40 ] Friedrich Koenig verviervoudigde de productiesnelheid van de drukpers door een revolutionaire uitvinding: de snelpers. Hij wist de manuele handelingen aan de degelpers te mechaniseren en verving de degel door een cilinder waardoor de krachtoverbrenging, nodig voor de afdruk, veel kleiner werd. Hij bouwde zijn uitvinding voor het vooruitstrevende dagblad The Times in Londen. In de nacht van 28 op 29 november 1814 werd de eerste krant gedrukt op deze met stoom aangedreven snelpers. In deze krant stond een artikel dat begon met de woorden “onze krant van vandaag toont het publiek het resultaat van de grootste evolutie verbonden met het drukken, sedert de uitvinding van de drukpers zelf…”
[ 41 ] The Times, 29 november 1814, formaat 40 x 54 cm.
| 43
aangebracht. De grondslag daarvan lag in de stereotypie, ontwikkeld in de eerste jaren van de negentiende eeuw. Stereotypie is het maken van een afgietsel van het zetsel met behulp van papier maché. De gezette pagina werd in het natte papier gedrukt. Na droging was een matrijs ontstaan, waarin lettermetaal kon worden gegoten, zodat een kopie van de vorm ontstond, de ‘styp.’ Het gebruik van stypen had twee voordelen. In de eerste plaats werden de kostbare lettervormen gespaard: nadat de kopie was gemaakt konden de letters weer gebruikt worden voor ander zetwerk, en bij het drukken van een hoge oplaag sleet de styp, die gemakkelijk vervangen kon worden door een nieuwe, en niet het kostbare lettermateriaal. Bovendien kon de papier maché matrijs gebogen worden, zodat het afgietsel de vorm aannam van een halve cilinder. De twee helften van een cilinder bevatten dan het zetsel voor twee vellen. Papier kon nu tussen de cilinder met de drukvorm en een drukcilinder worden geleid. Vanaf 1870 werden niet langer losse vellen, maar rollen ‘eindeloos papier’ gebruikt, gemaakt op de Fourdrinier-machine. Zo ontstond de rotatiepers. 44 |
[ 42 ] De uitvinding van de stereotypie droeg bij tot een snellere productie van de krant. Van een vlakke vorm kon men nu via dit procedé halfronde drukvormen maken. De gezette teksten werden afgedrukt in bevochtigd, uit verschillende lagen bestaande, matrijzenkarton. Dit karton (ook wel flan genoemd) werd gebogen in een apparaat geplaatst zodat men hiervan halfronde afgietsels kon maken (stypen). Deze werden met meerdere tegen elkaar op de cilinders van de rotatiepers gemonteerd. Boven: postkaart Le Petit Journal, La clicherie. Rechts: stype collectie Historische Drukkerij Turnhout.
[ 43 ] Originele foto 6-kleurenrotatiepers, Parijs, omstreeks 1925, formaat 24,5 x 18 cm. Inzet: fotopostkaart Engeland, omstreeks 1910.
| 45
[ 44 ] De uitvinding van de rotatiepers, rond 1860-1870, zorgde voor een gigantische vermeerdering van de capaciteit. Een eindeloze rol papier werd door de machine gevoerd (afbeelding boven). De afdruk kwam tot stand tussen de ronde drukvormen (stypen) en een ronde tegendrukcilinder. Op het einde van de machine komt de krant gevouwen en gesneden (afbeelding rechts) uit de machine, klaar om verdeeld te worden. Postkaarten Le Bien Public, la rotative, entrée du papier en sortie du journal, 1905. 46 |
Het drukken was nu een doorlopende roterende beweging, in plaats van de heen-enweer-gaande beweging van Gutenbergs pers en van de snelpers. Een duizelingwekkende productiviteitsverhoging werd daardoor mogelijk. In de jaren 1880 bedrukten rotatiepersen in Nederlandse drukkerijen 20 000 vellen per uur, dubbelzijdig! Bovendien waren rotatiepersen voorzien van een snij- en vouwapparaat, waardoor de kranten klaar voor bezorging van de persen rolden. Rotatiepersen werden in Nederland vanaf de jaren 1880 ingevoerd, bijvoorbeeld bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant en bij het Rotterdamsch Nieuwsblad.
De zetmachine Technische ontwikkelingen verlopen nooit gelijkmatig. Terwijl het drukken na 1850 volop werd gemechaniseerd, moest het vervaardigen van de drukvorm, het zetwerk dus, nog helemaal met de hand gebeuren. Grote [ 45 ] Door middel van een trechter en bandjes krantendrukkerijen hadden een zaal waar wordt de papierbaan gevouwen tot pagina’s. Een tientallen zetters, staande aan een grote zetmes kapt deze eindeloze papierbaan na iedere krant kast, letter voor letter en spatie voor spatie af en vouwt deze verder tot een afgewerkte krant. de bladzijden van de krant zetten. Nadat van Postkaart L’action Française, Le tirage du journal – het zetsel een styp was gemaakt, plaatsten zij les rotatives, 1910. | 47
de letterstaafjes stuk voor stuk weer terug in hun vakjes. Natuurlijk werd ijverig gepoogd om ook het zetwerk te mechaniseren, maar dat bleek veel ingewikkelder dan de mechanisering van het drukken. Het lukte pas in de jaren tachtig van de negentiende eeuw, met de uitvinding van de Linotype door de naar de Verenigde Staten geëmigreerde Duitser Otto Mergenthaler. Zijn machine, die gold als een van de meest ingewikkelde van de negentiende eeuw, bestond uit een toetsenbord waarmee lettermatrijzen, dus niet de letters zelf, werden samengevoegd in regels ter breedte van een krantenkolom. Vervolgens werden de regels volgegoten met lettermetaal. Na afkoeling vormden deze ‘lines of type’ (waaraan het apparaat zijn naam ontleende) het zetsel voor de krantenkolommen. Daarvan werd dan een ‘rondstyp’ gemaakt, die werd aangebracht op de rotatiepers. Vanaf de jaren negentig werden linotypes en soortgelijke machines ingevoerd bij al de West-Europese krantendrukkerijen.
Telegraaf Na 1850 kregen steeds meer kranten een aansluiting op het snel groeiende internationale 48 |
[ 46 ] Voor de uitvinding van de zetmachine waren immens grote zetafdelingen nodig om de teksten op tijd gezet te krijgen. Nadat de opmaker al deze zetsels bij elkaar had gebracht en tot pagina’s gevoegd, gingen de afgewerkte drukvormen naar de drukkerij. Gravure: de zetterij bij Brockhaus, Leipzig, omstreeks 1830.
[ 47 ] Met de uitvinding van de zet machine ging er niet veel tijd overheen of vrijwel iedere drukkerij had hiervan minstens één exemplaar aangeschaft. Hier zat men al meer dan een eeuw op te wachten! De meest populaire was de Linotype. Reclames spraken van zes tegen één. Eén machine verving zes handzetters. Minder kapitaalkrachtige drukkers schaften zich de Typograph aan, een veel eenvoudiger en goedkoper, maar tragere machine. Detail postkaart Stedelijke Jongensberoepsscholen der Stad Gent, zetmachine.
[ 48 ] Foto hierboven: Typograph in de collectie van de Historische Drukkerij Turnhout [ 49 ] Links: Postkaart Volksdrukkerij Gent, zetmachines. | 49
telegraafnetwerk. In de dagbladen verschenen nu kolommen met het laatste nieuws uit verre streken, onder het kopje ‘telegrammen.’ Sommige kranten gebruikten het woord telegraaf in hun titel, om zichzelf een modern imago te geven. Telegrafische berichten waren grotendeels afkomstig van een klein aantal persbureaus, met name Havas, Reuter en Wolff, die daarmee een grote invloed kregen op de internationale berichtgeving. Omdat het telegrafisch overseinen van berichten kostbaar was en omdat de persbureaus kranten van zeer uiteenlopende politieke kleur bedienden, werden de berichten kort en feitelijk gehouden. Dat heeft op den duur veel invloed gehad op de stijl van de dagbladjournalistiek: lange beschouwingen en letterlijke citaten van politieke redes verdwenen; feiten en opinies werden steeds meer gescheiden.
Foto’s in de krant: de autotypie Vanaf ongeveer 1900 begonnen spaarzaam foto’s in kranten te verschijnen (wat eerder waren ze al te zien in de populaire geïllustreerde weekbladen) en vanaf de jaren twintig waren bijna alle kranten geïllustreerd 50 |
[ 50 ] De draadtelegrafie, het schrijven van berichten door middel van een door een elektromagneet voort bewogen schrijfarm, werd uitgevonden door de Amerikaan Samuel Morse, die hiervoor tevens het punt- en streepjesalfabet uitvond. In 1838 deed hij zijn eerste succesvolle proef. In België werd deze in 1846 in gebruik genomen. In 1895 slaagde Guglielmo Marconi er in door middel van een zender en ontvanger draadloos signalen te versturen en op te vangen over een afstand van twee kilometer. Nog voor het einde van de negentiende eeuw werd de eerste draadloze verbinding tussen Frankrijk en Groot-Brittannië tot stand gebracht. Sedertdien speelde de draadloze telegrafie een zeer belangrijke rol. Postkaart Le Petit Journal, Bureau de Télégraphe situé dans son Hôtel.
[ 51 ] Een almanak van het populaire blad Le Petit Parisien toont hoe de krant met de hele wereld verbonden is door middel van de telegraaf. Kalender Le Petit Parisien, 1906, formaat 24,5 x 31 cm.
[ 52 ] Geeft de in Brussel uitgegeven Engelstalige krant The Telegraph uit 1829 met zijn titel aan dat deze al gebruik maakte van de optische telegraaf (seinpalen) die door de overheid gebruikt werden? In Brussel stond dergelijke Chappe-stelling op elk van de twee torens van de hoofdkerk Sint Michiel. | 51
[ 53 ] In de krantendrukkerij waren er altijd handen tekort. Bijvoorbeeld om de kranten manueel te vouwen! Postkaart Le Petit Journal, Petite partie du service des Plieuses.
52 |
[ 54 ] De geslaagde zakenman en machinebouwer Marinoni bouwde rotatiepersen en voerde deze uit over gans Europa en Groot-Brittanië. Hij werd tevens eigenaar van het volkse blad Le Petit Journal. Afbeelding in Le Petit Journal, supplement illustré, 2 juni 1901.
met foto’s. Dat werd mogelijk door de uitvinding, in de jaren 1880, van de autotypie, een procedé waarmee, langs chemische weg, de grijstinten van een foto konden worden omgezet in een hoogdrukvorm die bestond uit een patroon van stippen van verschillende grootte: hoe dikker de stippen, hoe donkerder de afdruk.
Vanwaar al die vernieuwingen? De ontwikkeling van al deze nieuwe technieken was het werk van vele briljante technici, van wie we alleen de bekendste, Koenig en Mergenthaler, hebben genoemd. Dat zoveel bedrijven bereid waren om geld te steken in de ontwikkeling, en vervolgens de aanschaf van deze vaak zeer dure apparaten, heeft een tweeledige achtergrond. Aan de ene kant groeide de markt voor kranten als gevolg van de alfabetisering, de toenemende welvaart en de uitbreiding van het kiesrecht na 1850. Er viel dus veel geld te verdienen met goedkoop drukwerk. Maar omdat veel ondernemers zich op die markt stortten, was de concurrentie hevig. Voor kranten gold dat wie het meest recente nieuws snel, goedkoop, op grote schaal en in aanvaardbare kwaliteit kon | 53
leveren, de beste kansen had. De snelheid van de rotatiepers maakte het mogelijk om tot het laatste moment nieuws toe te voegen. Bovendien leverde deze machine kranten kant-en-klaar af voor distributie. Zonder een dergelijk peperduur apparaat had een krantenondernemer vanaf het einde van de negentiende eeuw eigenlijk geen kans meer om de concurrentiestrijd te overleven. Maar was zo’n apparaat eenmaal aangeschaft, dan was de ondernemer gedwongen om een grote oplaag te realiseren teneinde uit de kosten te komen. Dit verklaart de verschijning van een groot aantal goedkope nieuwsbladen aan het eind van de negentiende eeuw. Voor elk daarvan trachtten uitgevers een zo groot mogelijke niche te veroveren op een snel groeiende en zeer heterogene markt. Een belangrijke drijfveer bij vrijwel iedere vorm van mechanisering was het vervangen van geschoolde werklieden door machines. Van werkgeversperspectief gezien was dat een groot voordeel, want drukkers en zetters waren de eerste groepen arbeiders die zich in moderne vakbonden organiseerden. Ze waren trots op hun vak, dat een aanzienlijke scholing vergde en dat essentieel was 54 |
[ 55 ] Zetters waren werkkrachten met een aanzienlijke scholing. Bij het zetten van de kopij moesten ze erop toezien dat de spelling correct was en dat de leestekens consequent waren geplaatst. Al vroeg begonnen deze werknemers zich in een soort van gilde te verenigen. Deze gildes waren selectief in het toelaten van leden. Alleen wie al langere tijd bij een bepaalde baas werkte, werd toegelaten. De patroons mochten geen lid zijn maar ze werden wel geacht de vereniging financiëel te steunen. Het geld diende als een soort van verzekering, en er werd het Koppermaandagfeest mee georganiseerd. Originele foto begin 20ste eeuw?, 11 x 8,5 cm.
[ 56 ] De handzetterij. Na de intrede van de zetmachine werd de rol van de handzetterij beperkt tot het zetten van krantenkoppen en advertenties. Originele foto drukkerij Van Doosselaere, Gent, 1914, formaat 23 x 17 cm.
| 55
[ 57 ] De krant profiteerde van de industriële revolutie, maar kreeg ook te maken met georganiseerde arbeiders, en bijgevolg met stakingen en arbeidsonrust. Als gevolg van een typografenstaking verscheen op 1 mei 1900 een gezamenlijke uitgave van twaalf Amsterdamse kranten onder de titel Buitengewoon dagblad voor de geabonneerden van Algemeen Handelsblad, Amsterdamsche Courant, De Courant, De Echo, De Morgenpost, Nederlandsch Dagblad, Nieuws van den Dag, Nieuwsblad voor Nederland, Nieuw Ochtendblad, Standaard, Telegraaf en Tijd. Gravure als bijvoegsel bij het weekblad De Amsterdammer, 6 mei 1900. 56 |
voor de verspreiding van kennis – iets dat in de ogen van de heersende burgerij ongeveer het hoogste doel was dat de samenleving kon nastreven. Vanaf de late jaren 1860 dwongen typografenvakbonden hogere lonen af. Vervanging van deze lieden door ongeschoolden maakte het dus mogelijk de loonkosten te drukken. In 1889 schreef de Amsterdamse krantenuitgever Dirk van Waalwijk aan zijn schoonvader, de uitgever Sijthoff, over de gespannen verhouding met zijn werklieden: ‘Als ik nu een woord zeg, loopen ze heen. In mijn hart verwensch ik al het werkvolk en hoe minder ik er afhankelijk van behoef te zijn, hoe liever’ – dat was voor hem een belangrijke reden om een rotatiepers aan te schaffen, schreef hij. Rotatiepers, linotype, stereotypie en autotypie: allemaal mechaniseerden ze een vak dat vanouds in handen was van hooggeschoolde ambachtslieden en kunstenaars. Samen met de telegraaf waren dit de apparaten waarmee tot ongeveer 1970 overal ter wereld kranten gemaakt werden.
[ 58 ] En dan is het feest! Eénmaal per jaar, als de kermis in de stad neerstrijkt, reppen de krantenverkopers zich naar de drukkers om hun kermiswens te laten drukken. Met deze mooi versierde wensen gaan ze dan langs hun klanten in de hoop een extra cent op te strijken en uitbundig te kunnen feesten. Couranten-ombrengers kermiswensch voor de ingezetenen der Stad Amsterdam, 1854. Drukker F.G.L. Holst, Formaat 37 x 47,5 cm. [ 59 ] Een karrenvracht met kranten word naar de verdeelplaats gebracht waar de krantenjongens deze komen ophalen. Originele foto, Rue du Croissant, Paris, eind 19de eeuw. Formaat 18 x 13 cm.
| 57
De twintigste eeuw De jaren twintig van de twintigste eeuw waren het hoogtij van de dagbladpers in West-Europa. Vrijwel de hele volwassen bevolking kon lezen. Bijna iedereen las geregeld een krant. Men had een abonnement, al dan niet samen met de buren, men kocht er een in een kiosk of van een krantenjongen op straat, of men las hem in de bibliotheek of het café. Dagelijks bood de krant een rijke waaier aan informatie en vermaak: nieuws uit binnen- en buitenland, commentaar van deskundigen, interviews met beroemdheden, cartoons, foto’s van dramatische gebeurtenissen en bekende mensen, puzzeltjes en recepten. De radio kwam ook op in die tijd, maar de nieuwsbulletins waren nog zo beperkt dat ze de krant geen concurrentie aandeden. Na de Tweede Wereldoorlog werd dat anders. De radio werd een steeds belangrijker nieuwsmedium en vanaf de jaren zestig veroverde de televisie de huiskamers. Voor de meeste mensen werd kijken naar het televisiejournaal een dagelijks ritueel. Kranten pasten zich aan: nu ze niet meer het eerste 58 |
nieuws brachten, gingen ze meer aandacht besteden aan achtergrondinformatie. Ze bleven populair, mede doordat de inkomens in deze jaren spectaculair groeiden: er bleef ruimte voor de krant naast de nieuwe media. Die nieuwe welvaart kwam ook tot uiting in een stroom van nieuwe consumptiegoederen en de reclame die daarvoor gemaakt werd in kranten en andere gedrukte media bracht de uitgevers veel geld in het laatje. Dat geld hadden ze ook hard nodig, want vanaf de jaren zestig maakte de branche een nieuwe innovatiegolf door. In de zetterijen maakten de linotypes plaats voor fotografische zetmachines. Tien jaar later werden die apparaten alweer vervangen door computers. Vanaf de jaren tachtig kwamen niet alleen de verslagen van journalisten, maar ook foto’s en andere afbeeldingen digitaal en per kabel op de kantoren, waar redacteuren en opmakers ze omzetten in krantenpagina’s. In diezelfde jaren werden de hoogdrukpersen geleidelijk vervangen door offset-rotatiepersen (een vlakdrukprocedé), die al langer voor het maken van geïllustreerde tijdschriften werden gebruikt. Aan het product, de krant, was overigens nauwelijks te zien
[ 60 ] Een pagina uit de catalogus van het machinefabriek Frankenthal, Albert & Cie uit 1910 toont de uitgebreide mogelijkheden van rotatiepersen voor de snel groeiende krantenproductie. Catalogus Snelpersenfabriek Frankenthal Albert & Cie, 68 pagina’s, 1910.
Descreenen
| 59
wat voor een technische revolutie zich in de drukkerijen afspeelde. Vanaf de jaren zestig kregen kranten het ook moeilijker. Televisie- en radioreclame (in Nederland ingevoerd in 1967/68) zoog de adverteerders weg. Het toenemende aanbod van televisiezenders leidde tot ‘ontlezing’: mensen brachten steeds meer tijd voor de buis door, ten koste van het lezen van kranten en boeken. In de tweede helft van de jaren negentig kwam het internet nog meer beslag leggen op de schaarse vrije tijd. Dit medium leek ideaal voor iedere soort van nieuwsverspreiding. Tieners twitterden of sms-ten het laatste nieuws over vriendjes en vriendinnetjes rond. In China verspreidden halftot illegale internetsites het grote nieuws over de Nobelprijs voor de Chinese dissidente professor Liu Xiaobo. Oppositiebewegingen in Iran mobiliseerden duizenden demonstranten. Zelfs op de goede oude krant kun je nu een digitaal abonnement nemen, zodat je hem op je i-phone in de trein of in bed kunt lezen. Zo past het vijfhonderdjarige medium zich aan de nieuwe technische omgeving aan.
60 |
Hoe zal het verder gaan? Als ik mijn studenten vraag zich een wereld voor te stellen zonder papieren kranten en boeken, waarin je alleen nog leest van het scherm van je draagbare computertje of je E-book, dan reageren de meesten met afgrijzen. Ook jonge mensen hechten aan de aloude papieren media. Waar zit dat in? Zeker bij de krant moet het iets te maken hebben met de fysieke ervaring van het lezen. Dat omvat veel meer dan het lezen zelf. Het is het in een gemakkelijke houding bladeren door de pagina’s, terwijl je blik zweeft over foto’s en koppen, om hier en daar te landen en nauwkeuriger te lezen of beter te kijken – en dat alles ongestoord door pop-ups en binnenkomende e-mails en sms-jes. Het brengt een zekere rust en een zekere vrijheid. Misschien zit het ook wel in de geur van de drukinkt en het ritselen van het papier – in de subtiele charmes, kortom, die geen computerscherm kan vervangen.
[ 61 ] Het omslag en enkele pagina’s uit de catalogus van de Belgische machinebouwer H. Jullien, omstreeks 1885. Catalogus Construction de Machines Typographiques, Lithographiques, Chromo-Typographiques et Chromo-Lithographiques. H. Jullien, Brussel, 1885, 42 pagina’s.
| 61
62 |
| 63
64 |
De levensloop van een krant in woelige tijden… Hoe kan een krant in woelige tijden overleven? Door zich aan te passen aan de wetten van de machthebber. We illustreren dit met een Mechelse krant in de periode vanaf de Oostenrijkse bezetting, zo naar de Franse overheersing, de Hollandse tijd om dan te komen tot de onafhankelijkheid van België. Tekstbewerking: Herwig Kempenaers naar een uitgave van Ed. Van Doeselaer “Opzoekingen betrekkelijk de Mechelse drukpers van 1773 tot 1900” | 65
In juli 1788 gaat het blad over naar de zoon van de uitgever, F.J. Van der Elst. Deze maakt er een echt nieuwsblad van, daar waar het voordien slechts aankondigingen en ordonnantiën bevatte. Hij verandert begin januari 1798 het formaat en wijzigde de titel naar Wekelyks Bericht van het kanton Mechelen.
Het eerste nummer van het Wekelyks Bericht voor de Stad ende Provincie van Mechelen kwam op 17 januari 1773 van de drukpers van Joannes Franciscus Van der Elst. Vijf jaar later past het zijn titel aan naar Wekelyks Bericht voor de Provincie van Mechelen. (foto)
66 |
Intussen werd België door de Franse Overheersing bij Frankrijk ingelijfd, en was voor onze departementen de republikeinse tijdrekening verplichtend geworden. Het nummer van 7 januari 1798 was het eerste dat met die nieuwe tijdrekening het licht zag (18 Novose, 6e jaar). Daarnaast gaf het nog de oude tijdrekening. De uitgever, die de vervolgingen vreesde waaraan vooral de drukkers en de uitgevers blootstonden, liet al
snel de Gregoriaanse tijdre- Een nieuwe verandering kening weg. De aanpassing van titel gebeurde met kwam te laat, er was daarte- het nummer 5 Vendemigen al een klacht bij hoger- aire, 10e jaar der Repuhand ingediend, en de persen bliek. Hij luidde nu: Den van de uitgever werden Aenkondiger van het verzegeld. Arrondissement van Na zes maanden schorsing Mechelen ende omligmocht het blad opnieuw gende Plaetsen. (foto) verschijnen. Wel werd een Bij de abonnementsprijs verandering in de titel en werd de Franse munt een wijziging in het uitgetoegevoegd “5 francs 8 ven opgelegd. Het eerste cent. of 8 schellingen nummer van Den Aenkondi- Brabants geldt, waer ger van het Canton Mechelen onder begrepen is 1 ende omliggende Plaetsen, franc 72 cent. oft 19 stuydroeg de datum van 17 Flo- vers voor het Segel-regt réal, 7e jaar der Republiek (5 der Republiek.” mei 1799). Van dan af verscheen het blad weer met enkel aankondigingen en officiële berichten, en werden de nieuwsberichten weggelaten.
Intussen werd te Luneville, in februari 1801, het verdrag met Oostenrijk getekend, waarbij de afstand van België aan Frankrijk werd bekrachtigd. Het ging vrede worden. Men ademde weer vrijer. Met het nr. 19 van Zondag 18 Floréal, 11e jaar der Republiek liet F.J. Van der Elst opnieuw de Gregoriaanse tijdrekening aan het hoofd van Den Aenkondiger
verschijnen : “8 mei 1803 – oude stiel”, en later, met het nummer van zondag 5 januari 1806, liet hij de republikeinse tijdrekening helemaal weg. Het Aenkondigingsblad van de Stad van Mechelen ende omliggende plaetsen is de nieuwe titel waarmee het Bericht van de pers kwam met het nr. 1 van zondag 3 januari 1808.
Op 15 december 1810 vaardigt de prefekt van het Departement der Twee-Neten een besluit uit waarbij “te rekenen van 1 januari tot dat er anders zal geordonneert zijn, de Nieuws-blaeders, aenkondigingen, prospectussen ende bekentmakingen aen het publiek, dewelke niet geheellijk zullen gedrukt ofte gepubliceert wezen in de fransche taele, de noodzaekelijk zullen moeten wezen in de twee taelen, in het fransch met het Nederduitsch daer nevens”. Ingevolge dit besluit verscheen het blad vanaf januari 1811 in beide talen. Het heette: Feuille d’Annonces pour l’Arrondissement de Malines et places circonvoisines. – Aenkondigings-blad van het Arrondissement Mechelen ende omliggende plaetsen. (foto)
Op 8 mei 1811 stierf F.J. Van der Elst. Het nr. 19, van 12 mei droeg de firma “de l’imprimerie de la veuve F.J. Van der Elst, à Malines”. Met het nr. 34 van 25 augustus van hetzelfde jaar steekt het blad in
een gans nieuw kleed. De beide titels, de Franse en de Vlaamse, zijn gewijzigd, en het blad is gedrukt met een nieuwe letter, die merkelijk kleiner is dan de vroegere. (foto)
| 67
Op bevel van de machthebber wijzigt de titel alweer in februari 1812. Het blad heet nu : Affiches, Annonces et Avis divers de Malines. – Berigten, Plakkaerten en verscheyde Aenkondigingen van Mechelen. (foto)
68 |
Na de val van het Frans Keizerrijk en het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden, liet het blad zijn Franse titel weg en wijzigde de Nederlandse als volgt : Aenkondigingen, Plakkaerten, en verscheyde berigten van Mechelen. (foto)
Later, op 7 januari 1821, vinden we het blad terug onder de benaming Aenkondigingen, Plakkaerten en Berigten der Stad Mechelen en omliggende plaetsen. (foto) De titel stond in een veel groter drukletter dan vroeger.
Het laatste nummer, dat onder de firma der Weduwe Van der Elst van de pers kwam, draagt nr. 52 onder datum van 29 december 1822. Het volgend nummer, van 5 januari 1823, verscheen onder de firma Van VelsenVan der Elst, de schoonzoon van de vroegere uitgeefster, die de drukkerij had overgenomen.
Met een nieuwe “manchette” kwam het blad van de pers met het nummer van 4 januari 1824 tot het nr. 37 van 30 september 1827. In dit nummer stond te lezen dat ingevolge een overeenkomst aangegaan tussen hem en de heer P.J. Hanicq, de twee Mechelse advertentiebladen verenigd zijn. De zondag daaropvolgend kwam het blad in-folio formaat en met een uitgebreidere titel van de pers : Algemeen Aenkondigings-blad van Mechelen, Antwerpen, Lier, Turnhout, Brussel, Vilvoorden, enz. – Journal Universel d’Annonces de Malines, Anvers, Lierre, Turnhout, Bruxelles, Vilvoorde, etc. Met die twee titels verscheen het van 7 oktober 1827 tot 6 december 1829, na in 1828 met het nr. 14, gezien de uitgebreidheid onder opzicht der advertering, het grootfolio formaat te hebben aangenomen.
De omwenteling van 1830 brak intussen uit, en verlamde alle handelsbetrekkingen. Die verlamming liet zich vooral gevoelen bij die dagbladen, uitsluitend aan publiciteit voorbehouden. Eens de septemberdagen voorbij, die beslissend waren voor de toekomst van België, ontwaarde men een merkelijke verandering : het nummer 43 van 24 oktober liet het wapen van Nederland - dat sedert 7 oktober 1824 de titel versierde - weg, en het blad verscheen opnieuw met 4 tot 6 bladzijden tekst. Een besluit van 16 oktober 1831 schaftte al de wetten of bepalingen, die de vrije uiting der gedachten middels de drukpers in de weg stonden af, en de Grondwet van 7 februari 1831 maakte de drukpers totaal vrij.
Pas in 1841 begon het Aenkondigingsblad opnieuw de bijzonderste feiten en gebeurtenissen die zich voordeden, mee te delen. Zaken die de politiek aanbelangden, bleven echter het stilzwijgen behouden. Het verschijnt nu met het wapen van Mechelen tussen de titel geschoven. (foto) Tot 29 december 1850 gaf het Aenkondigingsblad de firma Van Velsen-Van der Elst op. Van 6 januari 1851 tot het nr. 16 van 19 april 1857 kwam het van de pers der firma E. F. Van Velsen. Dit nr. 16 was het laatste. Het Algemeen Aenkondigingsblad telde een onafgebroken bestaan van 85 jaar.
| 69
[ 62 ] Gravure drukkerijzaal van La Cronique Illustrée. Dessin de Gustave Doré. In La Chronique Illustrée, 17 januari 1869, formaat 38 x 56 cm.
70 |
colofon
¶ Dit boekje, dat naar aanleiding van het gelijknamige jaarthema van de Historische Drukkerij Turnhout verscheen, kwam tot stand dank zij de bereidwillige medewerking van vele mensen. ¶ Al het afgebeelde materiaal komt uit de collectie van de Historische Drukkerij Turnhout. ¶ Historicus Dick Van Lente, docent aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam,schreef met veel plezier de tekst van het boekje. Hij heeft zich sinds de jaren ’90 onder meer verdiept in de geschiedenis van de visuele communicatie. Hierdoor bleek hij de meest geschikte persoon om de geschiedenis van het gedrukte nieuws bevattelijk te verwoorden in dit bondige, illustratieve boekje. ¶ De opmaak van het boekje werd met veel zorg gerealiseerd door Jan Van der Linden, medewerker van de Historische Drukkerij Turnhout. Voor de tekst werkte hij met Mercury Text en Archer, allebei lettertypes van de ontwerpers Tobias Frere-Jones en Jonathan Hoefler. Ook dit keer konden we weer rekenen op de ruime steun van Group Joos, die het drukwerk voor hun rekening namen. Het boekje werd gedrukt op de digitale pers Igen4 in een oplage van 250 exemplaren. Het papier
van het binnenwerk is Hello Silk, 150 grams, verdeeld door Epacar. Het omslag werd gedrukt op Hello Silk 350 grams papier. Jan Versmissen verzorgde het naaiwerk, de verdere afwerking was in handen van de vrijwilligers van de Historische Drukkerij Turnhout. ¶ De schrijver, Dick Van Lente, wenst Otto Lankhorst en Louis Nierynck te danken voor hun commentaar en aanvullingen. ¶ De Historische Drukkerij dankt al de bovenvermelde medewerkers die vrijwillig hun bijdrage geleverd hebben en waarbij hun gezamenlijke inspanningen hebben geleid tot dit prachtige bewaarboekje. Ikzelf wens Louis Nierynck nog te danken voor de hulp bij de uitbouw van de kranten-collectie. ¶ Tot slot mijn oprechte dank aan Johan de Zoete en Gerard Post van der Molen. Hoewel onuitgesproken, hebben ze in de loop der jaren toch een zekere vorm van peterschap over de Historische Drukkerij opgenomen. Hun kennis en advies dragen bij tot het succes van de Historische Drukkerij Turnhout. Herwig Kempenaers, Historische Drukkerij Turnhout | 71
Verder lezen Geschiedenis van nieuws en nieuwsgierigheid: M. Stephens, Geschiedenis van het nieuws. Van de tamtam tot de satelliet (Utrecht 1989); Th Zeldin, Een intieme geschiedenis van de mensheid, hoofdstuk 11. Geschiedenis van de krant in samenhang met andere media: A. Briggs, P. Burke, A social history of the media. From Gutenberg to the internet (Cambridge 2002); F. Barbier, Histoire du livre (Parijs 2000); A. Smith, The newspaper. An international history (London 1979); Th. Luykx, Evolutie van de communicatiemedia (Brussel 1978), waarin ook de ontwikkelingen in de Lage Landen worden geschetst. Over Nederland: M. Schneider en J. Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978. Van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad (Baarn 1979). Voor drukmachines van de late achttiende tot en met de twintigste eeuw: M. Twyman, Printing 1770-1970. An illustrated history of its development and uses in England (Londen 1970). Voor de ontwikkeling in Nederland in de negentiende eeuw: D. van Lente, ‘Mechanisering en modernisering. Het grafische bedrijf en de opkomst van de informatiesamenleving’ in: J. Hemels, H. Demoet, Loodvrij en digitaal. Visies op innovatie in de grafische communicatie (Alphen aan de Rijn: Alfabase 2001), p. 117-138. [ 63 ] Nieuwjaarwensch van De Gentenaar, 1899. Formaat 42 x 60 cm. 72 |
E
en niet onbelangrijk deel van het drukwerk dat dagelijks van de persen rolt zijn kranten. Maar hoe zijn deze eigenlijk ontstaan? Waarom moest men tot diep in de negentiende eeuw hierop belastingen betalen? En is het zo dat de opeenvolgende innovaties van de drukpers in de negentiende eeuw er voor zorgden dat de krant bereikbaar werd voor de gewone arbeider? Het jaarthema voor 2011 van de Historische Drukkerij Turnhout gaat dieper in op deze vragen. Met als titel “Stop de persen! De geschiedenis van de krant” vertelt deze tentoonstelling u hoe de krant in zijn vierhonderdjarig bestaan evolueerde van informatieblad voor de hoger ontwikkelde elite naar een volks, goedkoop massaproduct. Dat deze evolutie zich voornamelijk in de woelige negentiende eeuw afspeelde is geen toeval en wordt u duidelijk na een bezoek aan deze boeiende tentoonstelling. Meer informatie op de website: www.historischedrukkerij.be Met de steun van:
De Historische Drukkerij Turnhout wil een bepaald deel van de grafische geschiedenis veilig stellen voor toekomstige generaties. De klemtoon van de museumcollectie ligt op de negentiende eeuw. Tijdens de maandelijkse openingsweekends wordt de bezoeker meegevoerd in een tijd waarin het drukkersvak snel evolueerde. Demonstraties op de oude persen en persoonlijke rondleidingen maken van de Historische Drukkerij een levend museum met een uniek karakter.