STIMULANS TOT MEEDOEN
Subsidiebeleid 2013 t/m 2016 Gemeente Sint-Michielsgestel
Afdeling
:
Ontwikkeling
Naam
:
Albert Zomers
Datum
:
14 augustus 2012
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
2. Uitgangspunten nieuwe subsidiebeleid . . . .
5
3. Bezuiniging op het subsidiebudget . . . . . . 3.0. Algemeen 3.1. Sport 3.2. Kunst en Cultuur 3.3. Zorg 3.4. Vormings- en ontwikkelingswerk 3.5. Jeugd
7 7 8 10 11 11 12
4. Subsidiesoorten . . . . . . . . . . . . . . 13 4.0. Algemeen 13 4.1. Basissubsidies 13 4.2. Stimuleringssubsidies 15 4.3. Prestatiesubsidies 17 4.4. Activiteitensubsidies 21 5. De Stimuleringsprogramma’s . . . . . . . . 23 5.0. Algemeen 5.1. Programma 1. ‘Samenleven in de kernen’ 23 5.2. Programma 2. ‘Opvoeden en opgroeien’ 24 5.3. Programma 3. ‘Meedoen makkelijker maken’ 25 5.4. Programma 4. ‘Preventie en opvang’ 26 6. Algemene Voorwaarden . . . . . . . . . . . 27 6.1. Indexering 27 6.2. Afbouwregeling 27 6.3. Uitbetaling subsidie 27 6.4. Wijze van aanvraag 28 6.5. Voorwaarden 28 7. Juridisch kader . . . . . . . . . . . . . . . 30 7.0 Algemeen 7.1. Algemene wet bestuursrecht (Awb) 30 7.2. Algemene subsidieverordening 2013 (ASV) 30 7.3. Subsidiebeleidsregels 31
2
1. Inleiding In de gemeentelijke toekomstvisie ‘Zieners 2025’ wordt als maatschappelijk perspectief geschetst dat: “steeds meer van burgers wordt verwacht dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen. De gemeente faciliteert dit en zorgt tevens voor mensen die buiten de boot dreigen te vallen”. Deze trend is inderdaad zichtbaar en openbaart zich steeds duidelijker. Van de burger die hier toe in staat is, wordt verwacht dat hij/zij zelf de regie over zijn leven voert en niet teveel ‘leunt’ op anderen en maatschappelijke voorzieningen of de overheid. Deze zijn er voor degenen die om wat voor reden ook, niet in staat zijn om voldoende te participeren in de maatschappij. Deze ontwikkeling en de noodzaak van bezuinigingen maken het gewenst dat het subsidiebeleid wordt herzien. Het huidige subsidiebeleid en de jaarlijkse subsidieprogramma’s hebben jarenlang goed voldaan, maar ze zijn niet aangepast aan de eisen van de huidige tijd. Het nieuwe subsidiebeleid wordt afgestemd op het in november 2011 door de gemeenteraad vastgestelde beleidskader welzijn en maatschappelijke ondersteuning 2012 -2015 ‘Samen verantwoordelijk voor samen leven’. De subsidies worden daarbij ingezet als instrument om de doelstellingen uit deze nota te verwezenlijken. Kort samengevat luidt de kern van het Welzijnsbeleid als volgt. “Het is belangrijk dat alle burgers van de gemeente Sint-Michielsgestel mee kunnen doen, hun sociale kwaliteiten en talenten benutten, zo zelfredzaam mogelijk zijn en veilig en plezierig kunnen wonen. In principe regelen mensen dit zelf. Daar waar kwetsbare burgers hier zelf niet toe in staat zijn, ondersteunt de gemeente.” In het volgende hoofdstuk wordt nog nader op de uitgangspunten van het welzijnsbeleid, en dus ook van het subsidiebeleid, ingegaan. Belangrijkste conclusie is dat het meedoen gestimuleerd dient te worden, met name voor degenen voor wie dit niet vanzelfsprekend is. Vandaar ook de titel van het nieuwe subsidiebeleid 2013 t/m 2016: ‘Stimulans tot meedoen’ Naast de wens om een andere inhoudelijke koers te gaan varen met het subsidiebeleid, is er ook de noodzaak om op het subsidiebudget een bezuiniging door te voeren in verband met verminderde gemeentelijke inkomsten. Het betreft hier een bezuinigingsopdracht van € 219.000,00. Dit betekent dat er, soms pijnlijke, keuzes moeten worden gemaakt. De ‘kaasschaafmethode’ hebben wij niet toegepast omdat wij met het subsidie-instrument maatschappelijke doelen willen bereiken. Dat betekent dat wij voor bepaalde verenigingen en instellingen meer geld over hebben dan voor andere. Aan de gevolgen van de bezuinigingsmaatregel hebben wij een apart hoofdstuk gewijd. In deze nota wordt nader ingegaan op de vier subsidiesoorten en de indeling in programma’s. In het financieel overzicht zijn de basissubsidies (vrijwilligersverenigingen) en prestatiesubsidies (professionele instellingen) te vinden waar de organisaties voor in aanmerking kunnen komen.
3
Dieper wordt er ingegaan op een nieuwe vorm van subsidiëring, de stimuleringssubsidies. In het hoofdstuk ‘de stimuleringsprogramma’s’ wordt per programma aangegeven wat wij daarmee willen bereiken. Een uitgebreider overzicht daarvan is te vinden op de gemeentelijke website. Wij streven naar een zo eenvoudig mogelijke subsidiemethodiek die voor de verenigingen en instellingen, maar ook voor ons, zo weinig mogelijk inspanning en tijd kost. Wij zijn daarbij uitgekomen bij de vrij nieuwe methodiek van MVV Nederland. (MVV staat hier voor ‘Maatschappelijk Verantwoord Verenigen’) Deze organisatie richt zich rechtstreeks op de kracht en het belang van verenigingen. Zij informeert en ondersteunt verenigingen in het veranderingsproces waarbij er van verenigingen een bredere maatschappelijke rol verwacht wordt. Omdat gemeenten steeds meer hun subsidiebeleid daarop afstemmen, heeft MVV een nieuwe stimulerings(methodiek) ontwikkeld. Deze kan ook webbased uitgevoerd worden, zodat zowel aanvraag als verantwoording digitaal kunnen plaatsvinden. De methodiek van MVV past in het stimuleringsbeleid dat wij al voor ogen hadden en aan het ontwikkelen waren. In de voorbereidingsfase hebben wij de organisaties en de gemeenteraad geïnformeerd over onze plannen. Ook hebben wij het burgerpanel om advies gevraagd. In grote lijnen konden de organisaties en het burgerpanel instemmen met de uitgangspunten. De raad besloot in januari 2012 de uitgangspunten voor een nieuw subsidiebeleid vast te stellen. Daarna is er intensief overleg gevoerd binnen het projectteam, werkgroep en met de portefeuillehouder. Met MVV vond regelmatig overleg plaats over verfijning van de methodiek met name voor het verwerken van de doelstellingen uit het welzijnsbeleid in deze methodiek. In het hoofdstuk ‘Juridisch kader’ wordt kort ingegaan op de juridische basis van het subsidiebeleid met name op de gemeentelijke algemene subsidieverordening. Omdat deze al zeer werkbaar en compact was, zijn daar betrekkelijk weinig wijzigingen in aangebracht Wij zijn van mening dat wij met deze nota ‘Stimulans tot meedoen’ voor de komende jaren een nieuw subsidiebeleid introduceren waarmee de subsidiemiddelen meer doelen resultaatgericht worden ingezet en dat is afgestemd op ons welzijnsbeleid. Wij begrijpen dat het voor sommige verenigingen en instellingen niet plezierig is dat de (basis)subsidie sterk wordt verminderd of afgebouwd, maar wij hopen ook dat duidelijk is waar de keuzes op gebaseerd zijn.
4
2. Uitgangspunten In de voorbereidingsfase werden de uitgangspunten van het welzijnsbeleid ‘nieuwe stijl’ en het subsidiebeleid al besproken met organisaties en burgerpanel. Later werden zij door de raad vastgesteld waarmee deze uitgangspunten de basis werden voor het nieuwe subsidiebeleid. In dit hoofdstuk willen wij hier nog eens kort op ingaan, zodat voor iedereen weer duidelijk wordt waar het over gaat. De afgelopen jaren is de focus van het brede welzijnsbeleid verschoven van het verbeteren van ontplooiingsmogelijkheden en welbevinden van burgers op sociaalcultureel terrein naar eigen kracht, participatie en maatschappelijke ondersteuning. Dit heeft een wettelijk kader gekregen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De verdere uitbouw van de Wmo in maatwerk wordt ‘Welzijn nieuwe stijl’ genoemd. Enkele ‘bakens’ hiervan zijn: -
uitgaan van de eigen kracht van de burger; balans van collectieve en individuele voorzieningen; integraal werken; niet vrijblijvend maar resultaatgericht en professionele inzet en sociale netwerken van de burger in optimale verhouding.
Kern van ons Welzijnsbeleid “Het is belangrijk dat alle burgers van de gemeente Sint-Michielsgestel mee kunnen doen, hun sociale kwaliteiten en talenten benutten, zo zelfredzaam mogelijk zijn en veilig en plezierig kunnen wonen. In principe regelen mensen dit zelf. Daar waar kwetsbare burgers hier zelf niet toe in staat zijn, ondersteunt de gemeente.” Uitgangspunten Het nieuwe Welzijns- en Wmo beleid in de gemeente wordt samengevat in de drie belangrijkste uitgangspunten. - Eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht - Versterking van de gemeenschap - Preventie Programma’s De uitgangspunten krijgen ‘handen en voeten’ in onderstaande vier programma’s. Elk programma kent bepaalde maatschappelijke doelen. Deze zijn onder andere te vinden in hoofdstuk 5 van deze nota.
5
De vier programma’s komen regelmatig terug om aan te geven wat wij met het verstrekken van subsidie, per programma, willen bereiken. Bovendien kan een bepaalde herhaling er voor zorgen dat de programmatitels bij iedereen vertrouwd worden. Het betreft de volgende programma’s: - Samenleven in de kernen - Opvoeden en opgroeien - Meedoen makkelijker maken - Preventie en opvang. Meer informatie over de inhoud van deze programma’s is te vinden in de brede welzijnsnota ‘Samen verantwoordelijk voor samen leven’.
6
3. Bezuiniging op het subsidiebudget 3.0. Algemeen Weliswaar behoren bezuinigingen niet tot het eigenlijke subsidiebeleid, maar het is vanzelfsprekend dat minder inkomsten een impact hebben op het functioneren van de verenigingen en instellingen. Vandaar dat hierna wat uitgebreider op dit onderwerp wordt ingegaan en dat per cluster de gemaakte keuzes worden toegelicht. Hierbij wordt voor de overzichtelijkheid nog gebruik gemaakt van de tot en met 2012 gehanteerde indeling in sport, cultuur, vormings- en ontwikkelingswerk, jeugd en zorg. Binnen de gemeentelijke organisatie en met de raad is een uitgebreide discussie gevoerd over hoe de vermindering van inkomsten, ongeveer drie miljoen euro, opgevangen zou kunnen worden. Daarbij werd al snel duidelijk dat geen enkele uitgavenpost gespaard kon worden, ook de subsidies voor de verenigingen en instellingen niet. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad besloten dat op het totale subsidiebudget € 219.000,00 gekort dient te worden. Dit is ongeveer 10% van het totaal. Een groot deel hiervan namelijk € 100.000,00 komt ten laste van de culturele instellingen bibliotheek De Meierij en stichting Meierijse instellingen voor Kunsteducatie (MiK). Zij ontvangen de grootste subsidiebedragen, maar deze keuze is vooral ook ingegeven door het feit dat wij in de toekomst minder geld uit willen geven aan ontspanning, vrijetijdsbesteding en algemene vorming. De budgetten voor maatschappelijke ondersteuning en zorg willen wij echter zoveel mogelijk handhaven of vergroten. Dit is een directe vertaling van de uitgangspunten zoals vermeld in hoofdstuk 2. Zo zijn de subsidiebedragen voor stichting Juvans (maatschappelijk werk) en SWO (Welzijn Ouderen) gelijk gebleven en zijn enkele tijdelijke budgetten nu structureel gemaakt. Het feit dat er inhoudelijke keuzes worden gemaakt heeft ook direct zijn weerslag op de subsidies van de (vrijwilligers)verenigingen. De basissubsidies van veel verenigingen worden verminderd of in een aantal gevallen geheel afgebouwd. Zie hiervoor bijgaand financieel overzicht. Bij de clusters worden verschillende kortingspercentages gebruikt. In het ene cluster worden verenigingen met 100% gekort, en ontvangen dus geen subsidie meer, terwijl andere verenigingen ‘slechts’ 10% hoeven in te leveren. Waarom is dat, en waarom niet overal dezelfde kortingen gehanteerd (gelijke monniken, gelijke kappen)? Dit zou misschien het gemakkelijkste zijn, maar dan wordt er afgezien van het maken van inhoudelijke keuzes. Wij zijn van mening dat het daar nu tijd voor is.
7
Wat wil je als gemeente bereiken met het subsidiebeleid, waar dient het (afnemende) subsidiebudget echt voor ingezet te worden? Vragen die in het verleden minder indringend gesteld werden. Veel subsidies gaan ver terug in de geschiedenis. Deze subsidies werden vaak verleend om de start van een vereniging mogelijk te maken en daarna bleven ze bestaan als een soort waardering voor de betreffende club. In feite werd er later niet echt een koppeling gelegd met het gemeentelijk welzijnsbeleid. Wel werden er bepaalde berekeningsmethodieken ingevoerd om de subsidiebedragen in de gemeente enigszins te uniformeren. Een voorbeeld daarvan is het aantal jeugdleden bij de sportverenigingen als basis voor de subsidieberekening. Hiermee werden de subsidiebedragen wel gelijkgetrokken, maar de maatregel had geen maatschappelijk effect. Het werven van jeugdleden is altijd al een noodzaak geweest bij de (meeste) sportverenigingen om te kunnen blijven bestaan. Niet duidelijk is of deze subsidies uiteindelijk ten goede kwamen aan de jeugd. Wij hebben veel waardering voor de inzet van de vele vrijwilligers in het verenigingsleven, maar ook voor de inzet van beroepskrachten bij de instellingen. Het belang voor de leefbaarheid in de dorpen is duidelijk. Zij leveren voor onze inwoners de mogelijkheden tot ontmoeting, ontspanning, kennismaking, beweging en ontplooiing. Dat neemt echter niet weg dat de vraag gesteld moet worden of de gemeente dezelfde middelen in moet blijven zetten voor alle terreinen in de samenleving. Het is een feit dat burgers tegenwoordig vooral consument zijn en zelf keuzes maken waar zij aan deel gaan nemen, en dat ook kunnen en willen betalen. Daar staat echter een groeiende groep mensen tegenover die niet ‘zomaar’ aan alles deel kunnen nemen vanwege hun gezondheid, leeftijd, inkomsten, opleiding, afkomst etc. Zij zijn kwetsbaar en hebben een achterstand opgelopen. Op deze groep mensen richten wij ons vooral in ons nieuwe welzijnsbeleid en in het verlengde daarvan nu ook in het nieuwe subsidiebeleid. De overwegingen om op bepaalde terreinen meer of minder te bezuinigen zijn vooral daarop gegrond. Ook de vraag in hoeverre verenigingen afhankelijk zijn van de gemeentelijke subsidie heeft een rol gespeeld. Populair gezegd zijn de verenigingen er op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor om ‘de eigen broek op te houden’. Tenslotte is, in deze tijd van financiële krapte, ook nog gekeken naar de vraag wat onze inwoners echt nodig hebben (‘Need to have’) en wat mooi is om te hebben (‘Nice to have’). 3.1. Sport De activiteiten van een sportvereniging zijn een mix van aan de ene kant ontspanning en vrijetijdsbesteding en aan de andere kant van activiteiten die we rekenen tot het nieuwe welzijnsbeleid, zoals vooral te vinden is onder opvoeden/opgroeien en preventie.
8
Vandaar dat er voor is gekozen om een substantieel bedrag van de bestaande subsidiebedragen te handhaven als basissubsidie. De subsidies worden vanaf 2013 verlaagd met 35%. Afhankelijk van de hoogte van de bedragen wordt er al dan niet een afbouwregeling toegepast. De subsidies worden tijdens de programmaperiode 2013 tot en met 2016 ‘bevroren’. Dat wil zeggen dat de bedragen niet worden geïndexeerd en niet worden aangepast aan het aantal (jeugd)leden. De basissubsidie wordt afgeleid van de tot en met 2012 ontvangen subsidie van de sportvereniging. Deze was gebaseerd op het aantal jeugdleden en hiermee wordt enigszins tegemoet gekomen aan de van meerdere kanten geuite wens om bij sport toch een relatie te blijven houden tussen jeugd en subsidie. Het is nu echter geen stimulering meer om jeugdleden te werven. De nieuwe stimuleringsregeling richt zich op het welzijns- en wmo beleid. Dus dat betekent niet alleen aandacht voor jeugd maar ook voor andere doelgroepen. Er is gekeken naar de verschillen tussen sportverenigingen met en zonder eigen accommodatie. De vraag was of verenigingen met een eigen accommodatie, met kantine- en reclame-inkomsten, niet wat meer subsidie in konden leveren ten gunste van de verenigingen die gebruik maken van de sporthallen. In het eerste geval betreft het vooral de buitensporten als voetbal, hockey en tennis. Het is duidelijk dat deze verenigingen meer eigen inkomsten kunnen genereren dan de zaalsporten maar daar staat ook wat tegenover. Er is veel meer vrijwillige inzet van leden nodig voor onderhoud, schoonmaak en barbezetting dan bij andere verenigingen. Ook vraagt dit meer van een bestuur op het gebied van coördinatie, financiën en verantwoordelijkheid. Met deze inkomsten kunnen zij de contributies voor hun sport over het algemeen laag houden. Dit betekent overigens niet dat dit een stimulans tot paracommercie mag worden. Rekening dient te worden gehouden met de wet- en regelgeving hieromtrent. Daarnaast is het een gegeven dat er nu feitelijk al een verschil in subsidie is. De tennis- voetbal- en hockeyclubs in onze gemeente ontvangen in 2012 in totaal € 72.680,00 subsidie. Zij hebben ongeveer 2500 jeugdleden wat betekent dat de subsidie gemiddeld € 29,00 per jeugdlid bedraagt. De grootste binnensportclubs ontvangen samen € 44.960,00. Bij ongeveer 1000 jeugdleden is dit gemiddeld € 45,00 per jeugdlid. Gezien de noodzakelijke extra inzet van vrijwilligers bij de buitensporten en het feit dat er in het verleden al een onderscheid is gemaakt in de berekening van de subsidies per jeugdlid, is besloten bij alle subsidies voor de sportverenigingen eenzelfde korting van 35% toe te passen. Daarop wordt één uitzondering gemaakt namelijk voor de zaalvoetbalverenigingen. Er is hierbij geen sprake van trainingsactiviteiten waardoor een minder zwaar kader nodig is. 9
De zaalvoetbalverenigingen zijn gericht op het organiseren van competities van, door het bedrijfsleven gesponsorde, zaalvoetbalteams. Wij denken dat een korting van 100% hier op zijn plaats is. Overigens geldt de algemene korting van 35% ook voor zwem- en poloclub Zegenwerp die in 2012 € 16.070,00 ontvangt voor 170 jeugdleden (€ 95,00 per jeugdlid). Het betreft hier extra subsidie voor accommodatiegebruik aangezien een gemeentelijk overdekt zwembad ontbreekt en de (jeugd)leden naar elders uit moeten wijken voor hun zwemsportactiviteiten. 3.2. Kunst en Cultuur Cultuur en cultuurhistorie zijn belangrijk en waardevol voor de persoonlijke ontwikkeling, creativiteit en ontspanning van onze inwoners. Zoals al eerder aangegeven zijn dit echter, binnen het nieuwe welzijns- en subsidiebeleid, geen speerpunten meer. Dit betekent dat de subsidies voor onder andere de koren, heemkundeverenigingen en gildes afgebouwd gaan worden. In een enkel geval, zoals bij kindertoneel De Komediantjes wordt een deel van de subsidie (50%) gehandhaafd omdat dit gezelschap alleen jeugdleden telt. De muziekgezelschappen worden met 15% gekort. Dit betrekkelijk geringe percentage is vooral gebaseerd op het grote maatschappelijke belang van de harmonieën en fanfare in onze gemeente, de hoge kosten (instrumenten, uniformen, begeleiding etc.) en het grote aantal jeugdige leden. De deelname van onze jeugd aan deze vorm van persoonlijke ontwikkeling en ontmoeting willen wij blijven stimuleren. Hier ligt een duidelijke relatie met programma 2 ‘Opvoeden en opgroeien’. Ten aanzien van de sector kunst en cultuur kan, terzijde, nog gemeld worden dat er vanaf 2012 een nieuw fonds is om eenmalige vernieuwende activiteiten van verenigingen en particulieren te stimuleren. Het betreft een bedrag van € 12.500,00 per jaar. Dit fonds ‘Kunst en cultuur’ is niet in het subsidiebeleid opgenomen, omdat de advisering via de gemeentelijke commissie kunst en cultuur loopt en omdat er een relatie ligt met de verkoop van bouwgrond (voeding reserve cultuurzaken). Over de korting op de subsidies voor bibliotheek De Meierij en stichting MiK is hiervoor al een en ander gezegd. Afgerond bedraagt de (netto) verlaging van de subsidie voor de bibliotheek € 60.000,00 en voor stichting MiK € 40.000,00. Deze worden geleidelijk ingeboekt. Met de directies van beide instellingen wordt regionaal overleg gevoerd over de consequenties van de bezuiniging.
10
3.3. Zorg De kortingen in het cluster Zorg zijn betrekkelijk gering (10%) omdat de verenigingen, zoals de KBO’s, Zonnebloem en mindervalidenverenigingen, een belangrijke bijdrage leveren aan ons brede welzijnsbeleid. Mede door de inzet van deze verenigingen kunnen mensen met beperkingen langer mee blijven doen aan de maatschappij. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de decentralisatie van taken van de Awbz naar de gemeenten heeft onze gemeente er op het terrein van zorg nieuwe wettelijke taken bij gekregen. Voor het adequaat kunnen uitvoeren van deze taken hebben we onze lokale zorg- en welzijnsorganisaties hard nodig. Dit zijn informele en collectieve netwerken. Om deze reden blijven de subsidies van de professionele instellingen binnen dit cluster, Juvans (maatschappelijk werk), de stichting Welzijn Ouderen (SWO) en het Steunpunt Mantelzorg, tenminste gelijk. Een paar incidentele subsidies voor belangrijke structurele taken, zoals bemoeizorg en de ondersteuning van ouderen, worden omgezet in structurele subsidies. Omdat er sprake is van het niet indexeren van de subsidiebedragen (‘bevriezen’) gedurende de periode 2013 tot en met 2016 dragen ook deze organisaties uiteindelijk wel bij aan het realiseren van de bezuinigingstaakstelling. 3.4 Vormings- en ontwikkelingswerk Het vormings- en ontwikkelingswerk richt zich met name op de persoonlijke ontplooiing en bewustwording van het individu. Lange tijd is dit een belangrijk onderdeel geweest van het welzijnswerk, maar geleidelijk is de focus meer verschoven naar participatie, zorg en ondersteuning. Dat wil niet zeggen dat verenigingen als de KVO’s, KVB’s, het Vrouwenontmoetingscentrum, Vrouw Actief en de Wereldwinkel niet meer belangrijk zijn. Onze financiële middelen willen wij in de toekomst echter anders in gaan zetten, zodat de subsidies voor deze verenigingen afgebouwd gaan worden. Dit geldt ook voor de Natuurgroep Gestel. Deze ontvangt echter nog wel een jaarlijkse bijdrage, uit het budget milieubeleid, in de kosten van het educatieproject. Met de Wereldwinkel zal nog overleg worden gevoerd in verband met de consequenties voor de kosten van huisvesting in de (nieuwe) Durpsherd. Dit staat echter los van het subsidiebeleid. De verlaging van de subsidie voor bibliotheek Den Dungen is 12% wat ongeveer gelijk is aan het kortingspercentage van bibliotheek De Meierij. Ook hier zal nog nader overleg plaatsvinden in verband met de verhuizing van de bibliotheek naar Litserborg.
11
3.5 Jeugd De jeugdverenigingen zoals scouting en de bouwdorpen leveren betrekkelijk weinig in (10 tot 15%) omdat zij een wezenlijke bijdrage leveren aan het welzijnsbeleid, met name aan het programma ‘opvoeden en opgroeien’. Stichting Partis verzorgt o.a. het jeugd- en jongerenwerk in onze gemeente. De gemeentelijke subsidie voor Partis is voor een groot deel voor inhoudelijk opbouwwerk bestemd en er wordt geen korting op toegepast. Dat geldt wel voor het deel van de subsidie welke wordt ingezet voor cursussen e.d. die meer worden beschouwd als eigen verantwoordelijkheid van de inwoners. De verlaging van deze subsidie bedraagt 12,5 % wat ongeveer gelijk is aan de korting bij andere culturele instellingen zoals MiK en bibliotheek De Meierij. Ook de subsidie voor de stichting Speelband wordt verlaagd, maar dit gebeurt niet op inhoudelijke gronden . Dit is gelegen in het feit dat het aantal kinderen dat gebruik maakt van de peuterspeelzaal afneemt (o.a. gerelateerd aan afname aantallen kinderen of prognoses). De werksoort is echter van groot belang in de Educatieve Clustervorming en het bredere jeugd- en onderwijsbeleid.
12
4. Subsidiesoorten 4.0 Algemeen In het nieuwe subsidieprogramma vanaf 2013 kennen we vier soorten van subsidies. * * * *
Basissubsidies Stimuleringssubsidies Activiteitensubsidies Prestatiesubsidies
Hieronder wordt nader ingegaan op de verschillende subsidiesoorten. 4.1. Basissubsidies Dit is een subsidie die jaarlijks aan een vereniging of stichting wordt verstrekt en die bedoeld is om de organisatie te ondersteunen in de uitvoering van haar kernactiviteiten. Het betreft een vorm van waardering voor de bijdrage die de organisatie, vaak met de inzet van veel vrijwilligers, levert aan de leefbaarheid in de gemeente. De hoogte van de subsidie, met eventuele kortingen, is afgeleid van de in het subsidieprogramma 2012 gehanteerde bedragen. De verenigingen en instellingen zijn voortaan ingedeeld onder één van de vier volgende programma’s (clusters). Programma 1. Programma 2. Programma 3. Programma 4.
Samen leven in de kernen Opvoeden en opgroeien Meedoen makkelijker maken Preventie en opvang
Deze programma’s zijn ook te vinden in het beleidskader Welzijn en Maatschappelijk Ondersteuning ‘Samen verantwoordelijk voor samen leven’. Het hanteren van dezelfde programma’s benadrukt de relatie die wordt gelegd tussen het subsidiebeleid en het nieuwe welzijnsbeleid. De indeling in programma’s, met bijbehorende bedragen, is terug te vinden in bijgaand financieel overzicht. De programma’s komen ook terug bij de stimuleringssubsidies (hoofdstuk 5). Bij de indeling van de verenigingen en instellingen in een bepaald programma, is gekeken naar de belangrijkste bijdrage welke de betreffende organisatie kan leveren aan het maatschappelijk welzijn in de plaatselijke gemeenschap. Dit was niet altijd even gemakkelijk, omdat verschillende organisaties in meerdere programma’s ondergebracht kunnen worden. Voor de hoogte van de subsidie maakt het niet uit waar men is ingedeeld.
13
Voor de organisaties zal het in het begin wel wat wennen en zoeken zijn, voordat de nieuwe indeling in programma’s vertrouwd is. Het gaat te ver om hier per vereniging aan te geven waarom zij ingedeeld is een bepaald programma, maar voor enkele grotere groepen van verenigingen wordt dit hieronder kort toegelicht. a. De sportverenigingen zijn terug te vinden onder het programma 2. ‘Opvoeden en opgroeien’ omdat deze verenigingen een belangrijke taak hebben bij de opvang en begeleiding van hun jeugdleden. Zij bevorderen de zelfstandigheid, gezondheid en zelfredzaamheid van kinderen en jongeren. b. Veel culturele verenigingen en organisaties zijn ingedeeld in het programma 1. ‘Samen leven in de kernen’ omdat zij een belangrijke bijdrage leveren aan de samenhang en de leefbaarheid. Zij stimuleren de betrokkenheid van inwoners met elkaar en hun omgeving en geven gelegenheid tot ontmoeting. c.
De verenigingen en instellingen in de zorg staan in programma 3. ‘Meedoen makkelijker maken’ omdat zij zich richten op het bevorderen van het meedoen van individuele burgers en dan met name de inwoners die hierbij beperkingen ondervinden. Zij hebben van deze organisaties extra hulp en ondersteuning nodig.
De basissubsidies zijn eigenlijk dezelfde subsidies die al in voorgaande jaren aan de verenigingen en stichtingen werden verstrekt. De tot op heden gehanteerde berekeningen zijn heel verschillend. De bedragen werden onder andere gebaseerd op het aantal inwoners van een dorp, het aantal leden, jeugdleden, uitvoeringen en optredens. Ook ontvingen enkele verenigingen een vast jaarlijks bedrag onafhankelijk van het aantal leden of de activiteiten. Gezien het feit dat er de komende jaren een nieuwe vorm van subsidiering (de stimuleringssubsidie) bij komt, en om het subsidiebudget in de hand te houden, is besloten om de verstrekking van basissubsidies vanaf 2013 zo eenvoudig mogelijk te houden. Dit betekent dat de subsidiebedragen 2012 uitgangspunt zijn voor de basissubsidies in de periode 2013 tot en met 2016. In feite worden de subsidies ‘bevroren’ en tussentijdse veranderingen in ledenaantallen, aantal optredens en dergelijke factoren zijn niet meer van invloed op de hoogte van de subsidie. Voor het geval zich nieuwe verenigingen melden voor een basissubsidie zal de tot en met 2012, voor eenzelfde vereniging, geldende systematiek worden gebruikt om eventuele subsidie te berekenen. Zou zich bijvoorbeeld een nieuwe volleybalvereniging melden dat zal worden bekeken hoe de basissubsidie van de andere volleybalverenigingen in het verleden werd berekend.
14
Waar de organisaties op korte termijn concreet mee te maken krijgen, zijn de bezuinigingen op het totale subsidiebudget. Deze worden vanaf 2013 geleidelijk of ineens, afhankelijk van het bedrag, doorgevoerd. Onder hoofdstuk 3 wordt aangegeven waar deze bezuinigingen op gebaseerd zijn. In bijgaand financieel overzicht staan de subsidiebedragen, en de kortingspercentages, en de afbouwregeling voor de komende jaren vermeld. Vanaf 2013 dient de basissubsidie jaarlijks aangevraagd te worden. Voorheen was dit eenmaal per 4 jaar. Om het aanvragen zo eenvoudig mogelijk te maken, is gekozen voor een webbased subsidiemodel. In deze nieuwe methodiek kunnen verenigingen in de toekomst volstaan met het jaarlijks digitaal aanvragen van de basissubsidie. Dit bestaat vooral uit het aanvinken van vakjes. Wij vragen wel van de verenigingen om binnen deze methodiek ook aan te geven hoeveel leden men heeft. Dit is weliswaar niet meer van invloed op de hoogte van de subsidie, maar het geeft ons inzicht in de deelname aan het verenigingsleven in onze gemeente. Bij een verschil van 25% of meer willen wij met de betreffende vereniging in overleg gaan over de hoogte van de subsidie. Dit om te voorkomen dat verenigingen die sterk terugvallen in ledenaantal, of waar er sprake is van sterke groei, jarenlang hetzelfde subsidiebedrag zouden blijven ontvangen. De basissubsidies worden jaarlijks in het eerste kwartaal aan de verenigingen overgemaakt. In het nieuwe subsidiebeleid komt de nadruk te liggen op het stimuleren van activiteiten op maatschappelijk gebied. Daarvoor worden stimuleringssubsidies ingezet. De basissubsidies, die een vorm van waardering uitdrukken, gaan hiermee wat meer naar de achtergrond. Het budget voor de basissubsidies is echter, ondanks de daarop toegepaste kortingen, nog aanmerkelijk groter dan het stimuleringsfonds (€29.000,00). Over de nieuwe methodiek van digitaal aanvragen van basissubsidies en stimuleringssubsidies zullen de verenigingen nog worden geïnformeerd o.a. door middel van een of meerdere bijeenkomsten. 4.2. Stimuleringssubsidies Dit is in de gemeente Sint-Michielsgestel een nieuwe vorm van subsidieverlening. Met deze subsidie wordt beoogd om maatschappelijke activiteiten te stimuleren. Dat wil zeggen activiteiten die extra inspanning vragen van een vereniging en die passen binnen de doelstellingen van het brede welzijnsbeleid. Deze doelstellingen zijn samengevat in dezelfde vier programma’s als waarin de basissubsidies zijn ondergebracht.
15
In de stimuleringssubsidies ligt nog meer een directe relatie met het beleidskader Welzijn en Maatschappelijke Ondersteuning. De stimuleringssubsidies worden hier ingezet als instrument om de doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Met deze methodiek wordt richting gegeven aan het welzijnsbeleid ‘nieuwe stijl’ en organisaties gestimuleerd om naast hun kernactiviteiten een extra inspanning te leveren. De hoogte van de stimuleringssubsidie is afhankelijk van het maatschappelijk effect van de activiteit en de benodigde inzet die wordt gevraagd. Hiervoor is, naast een waarderingsmethodiek, een zo eenvoudig mogelijke digitale aanvraagprocedure opgesteld. Hierover zal nog een, of meerdere, informatiebijeenkomst(en) worden belegd. In het hoofdstuk Stimuleringsprogramma’s wordt per programma nader ingegaan op de hoofddoelstellingen van het stimuleringsbeleid met een nadere toelichting. Een volledig overzicht met een aantal voorbeelden per doelstelling is terug te vinden op de gemeentelijke website (het linker navigatiescherm onder het onderdeel ‘Onderwijs Welzijn en Zorg’). Voor het stimuleringsbeleid wordt in de periode 2013 tot en met 2016 jaarlijks € 29.000,00 uitgetrokken. Voor de berekening van de stimuleringssubsidie wordt een bepaalde puntentelling gehanteerd. Deze bestaat uit een tweetal componenten. 1. Het capaciteitsbeslag van de vereniging, ofwel de (personele) inzet welke van de vereniging wordt gevraagd. 2. Het maatschappelijk effect van de activiteit, ofwel de bijdrage welke wordt geleverd aan het gemeentelijk welzijnsbeleid. Beide componenten kunnen worden gewogen met ‘laag’, ‘midden’ of ‘hoog’. Dit leidt tot een bepaalde puntentelling waar een geldelijke vergoeding tegenover staat. De bedoeling is dat het stimuleringsfonds van € 29.000,00 ook elk jaar volledig wordt ingezet. Dit betekent dat de hoogte van de stimuleringssubsidie jaarlijks gerelateerd is aan het aantal gehonoreerde aanvragen. Er is dus geen sprake van een vast bedrag per activiteit. In beginsel kunnen door alle verenigingen uit de gemeente meerdere aanvragen worden ingediend, ook de verenigingen welke tot nu toe geen (basis)subsidie ontvangen. Wel is besloten om bij de start een maximale subsidie van € 1.000,00 per vereniging in te bouwen. Dit om te voorkomen dat als er onverhoopt in een jaar maar een paar aanvragen binnenkomen, een vereniging voor een activiteit een extreem hoge stimuleringssubsidie zou ontvangen. Deze methodiek is een noviteit en aan de hand van de ervaringen in de komende jaren kan bijstelling plaatsvinden.
16
Er is bewust voor gekozen om de hoogte van de subsidie niet rechtstreeks te koppelen aan eventuele kosten die door een vereniging worden gemaakt. Wij gaan er van uit dat veel verenigingen nu al maatschappelijk verantwoord bezig zijn of van plan zijn meer op dit terrein te gaan doen. Wij willen daarbij niet de kosten compenseren maar de organisaties stimuleren en motiveren om, naast haar kernactiviteiten, zich actief in te zetten voor de plaatselijke samenleving. De professionele instellingen kunnen geen beroep doen op een stimuleringssubsidie. Met hen worden aparte afspraken gemaakt welke worden vastgelegd in prestatieovereenkomsten. 4.3. Prestatiesubsidies Dit zijn subsidies die aan professionele instellingen worden verstrekt. Deze instellingen vervullen een rol als werkgever en hebben professionals in loondienst. Met deze instellingen worden vooraf afspraken gemaakt welke prestaties en producten zij in een bepaald jaar gaan leveren voor de aan hen te verstrekken subsidie. Bij deze instellingen is dus de hoogte van de subsidie direct gekoppeld aan de kwaliteit en kwantiteit van de te leveren diensten en uit te voeren activiteiten. De gemeente formuleert ‘wat’ er van de organisaties verwacht wordt. De organisaties zelf vullen in ‘hoe’ dat het beste kan gebeuren. Dat is immers hun expertise. Er is dus sprake van een opdrachtgever - opdrachtnemer relatie. De organisaties kijken binnen bepaalde marges wat er in de praktijk nodig blijkt te zijn en schuiven zelf binnen diverse werksoorten. Van organisaties die gericht zijn op welzijn en maatschappelijke ondersteuning wordt verwacht dat ze samenwerken om de doelgroep kwalitatief beter en efficiënt te bedienen en de kwetsbaarheid te verminderen. Bij regionaal opererende organisaties zullen afspraken zoveel mogelijk in overleg met de regiogemeenten worden gemaakt, zodat er enige vorm van uniformiteit op inhoud en financiën kan worden bereikt. In het nieuwe subsidiebeleid zijn alleen die professionele instellingen opgenomen waarvan wij direct opdrachtgever en financier zijn. Instellingen waar wij geen direct opdrachtgever van zijn en waar een wettelijke verplichting bestaat om die in stand te houden zijn geen onderdeel van het nieuwe subsidiebeleid, omdat wij deze instellingen niet door middel van het subsidieinstrument kunnen sturen en financieren. De gemeenschapshuizen maken geen onderdeel meer uit van het subsidiebeleid. Met de invoering van het kulturhusconcept is er gekozen voor een andere wijze van financiering en instandhouding van de gemeenschapshuizen.
17
Het kulturhus zal op eigen benen moeten staan. De exploitatiesubsidies voor de gemeenschapshuizen gaan de komende jaren geleidelijk verdwijnen. Tot die tijd staan deze subsidies op een aparte post in de begroting en zijn zij niet meer in het subsidieoverzicht terug te vinden. De professionele instellingen zijn ondergebracht in de programmaclusters. Zie hiervoor bijgaand financieel overzicht. Bibliotheek en MiK vallen onder programma 1 (Samen leven in de kernen), Partis en stichting Speelband staan in programma 2 (Opvoeden en opgroeien), Juvans, de SWO en het Steunpunt Mantelzorg zijn terug te vinden onder programma 3 (Meedoen makkelijker maken) en stichting Vluchtelingenwerk valt onder programma 4 (Preventie en opvang). Hierna wordt per programma een korte toelichting gegeven op de daarin ondergebrachte professionele organisaties. Met de meeste instellingen vindt nog overleg plaats. Programma 1. Met de directie van bibliotheek De Meierij en de regiogemeenten wordt momenteel regelmatig overleg gevoerd over de af te sluiten prestatieovereenkomst vanaf 2013. Daarbij zal er sprake zijn van een basispakket waaraan alle gemeenten zich conformeren en een aanvullend pakket dat door elke gemeente facultatief afgenomen kan worden. De bibliotheekwereld is erg in beweging en aan verandering onderhevig in de gedigitaliseerde samenleving. Men wil in gaan zetten op ontmoeting, begeleiding (in het digitale doolhof), relatie met onderwijs en waar mogelijk een bijdrage leveren aan het gemeentelijk welzijns- en wmo beleid. Daarnaast wordt de bibliotheek geconfronteerd met aanzienlijke gemeentelijke bezuinigingen welke ook verwerkt dienen te worden zonder dat de dienstverlening al te veel onder druk komt te staan. Ook de regionaal werkende stichting Meierijse instellingen voor Kunsteducatie (MiK) heeft te maken gekregen met gemeentelijke bezuinigingen. Men probeert daarop in te spelen door fusie met het Pieter Breughel instituut te Veghel en het Centrum voor de Kunsten te Uden (CVKU). Naar verwachting valt hiermee op den duur efficiencywinst te behalen. Zij anticipeert ook door het ontwikkelen van andere onderwijsconcepten, andere inhoudelijke programma’s met andere financiële stromen. MiK verzorgt de kunsteducatie, waaronder muziekonderwijs, in onze gemeente en treedt ook op als werkgever voor ‘onze’ marktplaats cultuureducatie Plaza Cultura. Met de regiogemeenten, waaronder sinds kort ook Uden, wordt overleg gevoerd over de regionaal af te sluiten samenwerkingsovereenkomst en de daaraan gekoppelde prestatie-overeenkomst tussen gemeente en MiK.
18
Programma 2. Stichting Partis verzorgt het jeugd- en jongerenwerk in onze gemeente en heeft daarnaast een aanzienlijk cursusaanbod op educatief en (re)creatief gebied. Ook voert Partis een aantal welzijnsprojecten voor ons uit zoals buurtbemiddeling, laaggeletterdheid, sportwerk en de coördinatie van Maatschappelijke stages. Voor haar activiteiten gebruikt Partis meerdere locaties zoals het nieuwe cursusgebouw te Berlicum en het voormalige gebouw van Jong Nederland te SintMichielsgestel. Partis treedt ook op als beheerder van deze gebouwen, waarbij men kan putten uit een groot aantal actieve vrijwilligers. Daarnaast heeft Partis een vrijwilligerssteunpunt. Partis is momenteel bezig met het realiseren van een administratieve scheiding tussen de recreatieve/educatie afdeling en de (jeugd)zorgafdeling. Door allerlei kosten waaronder overhead toe rekenen aan beide afdelingen ontstaat ook beter inzicht in de besteding van de gemeentelijke subsidie. Ook met Partis wordt onderhandeld over een prestatieovereenkomst. Om de stichting Peuterspeelzalen ‘Speelband’ bestuurlijk en organisatorisch te versterken, is per 1 januari 2011 een samenwerkingsverband opgezet met Skipos. Dit geeft de educatieve relatie weer tussen het voorschoolse peuterspeelzaalwerk en het basisonderwijs. Uiteindelijk zullen beide werkvormen samen met kinderopvang overal in de gemeente samenkomen in de educatieve clusters. Het peuterspeelzaalwerk moet toegankelijk blijven voor kinderen van wie de ouders geen gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag. De subsidie voor het peuterspeelzaalwerk wordt geleidelijk verlaagd,omdat er sprake is van een terugloop van het aantal kinderen dat gebruik maakt van de speelzaal. Hierdoor worden de inkomsten van Speelband ook al minder (ouderbijdrage). Ondertussen ligt er druk op de stichting om de peuterspeelzalen in een nieuwe constructie onder te brengen. In plaats van eigen voorzieningen per dorp, zal Speelband samen met kinderopvang aanbod gaan doen in Educatieve Clusters. Naast de subsidie voor het ‘reguliere’ peuterspeelzaalwerk is er nog een aparte geldstroom (middelen onderwijsachterstanden) om de voorschoolse educatie te verzorgen. Programma 3. Stichting Juvans verzorgt het maatschappelijk werk in onze gemeente. Maatschappelijk werk is een hulpaanbod waar iedereen gebruik van kan maken, die het even niet op eigen kracht redt.
19
Grof ingedeeld gaat het daarbij om de probleemcategorieën: sociaal-materieel (arbeid, besteding, huisvesting, inkomen, opleiding), sociaal-psychisch en gezondheid (identiteit, verslaving, verwerking, eenzaamheid), relatie (echtscheiding, relatie ouder/kind, huiselijk geweld). Er is momenteel een sterke toename van burgers die de regie over het eigen leven kwijtraken en daardoor de complexiteit van de huidige samenleving niet aankunnen. Het maatschappelijk werk ziet ook een toename van complexe, meervoudige, sociale en materiële problematiek. De vraag naar en de noodzaak voor maatschappelijk werk in het algemeen en bemoeizorg in het bijzonder neemt daardoor toe. Met Juvans maken wij jaarlijks prestatieafspraken. De afgelopen jaren is de vraag naar maatschappelijk werk sterker toegenomen dan de middelen die wij hiervoor beschikbaar hebben. Hierdoor wordt het steeds moeilijker om een voldoende basispakket aan maatschappelijk werk in stand te houden. De Stichting Welzijn Ouderen (SWO) richt zich vooral op de ondersteuning en begeleiding van ouderen. De SWO Sint-Michielsgestel heeft het volgende dienstenaanbod: -
informatie, advies en cliëntenondersteuning; maatschappelijk makelen; ontmoeting, ontspanning, ontplooiing; sociale interactie en belangenbehartiging en vrijwilligersondersteuning.
Steunpunt Mantelzorg Sint-Michielsgestel heeft als belangrijke doelstelling mantelzorgers de regie over het eigen leven te laten behouden. Het steunpunt doet dit door het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers, samenwerking met organisaties op het gebied van wonen zorg en welzijn, overleg en afstemming met de gemeente en belangenbehartiging. Het Steunpunt Mantelzorg voert de volgende activiteiten en taken uit: * Informatie en advies door middel van contact met individuele mantelzorgers, nieuwsbrieven, de mantelzorggids, een website, voorlichtingsactiviteiten aan netwerkpartners themabijeenkomsten; * Emotionele ondersteuning door middel van ondersteuning van individuele mantelzorgers en lotgenotencontactgroepen.
20
* Praktische ondersteuning door middel van kortdurende inzet van (zorg)vrijwilligers, tijdelijk intensieve ondersteuning (casemanagement en overnemen van regeltaken) en het buurtnetwerk dementerenden; * Ontmoeting en ontspanning door middel van de mantelzorgdag (bijvoorbeeld een feestavond), een weekend voor jonge mantelzorgers en aansluiting bij het regionale Café Brein; * Vrijwilligersondersteuning door middel van individuele begeleiding, vrijwilligersbijeenkomsten, werving, scholing en training. Programma 4. De stichting Vluchtelingenwerk is verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van vluchtelingen, asielzoekers en statushouders in onze gemeente. De stichting verzorgt de coaching en huisvesting van de statushouders die door het COA naar onze gemeente worden uitgeplaatst. Daaronder valt bijvoorbeeld het aanvragen van inkomensvoorzieningen, verzorgen van energieaansluitingen, regelen van verzekeringen, zoeken van scholen en dergelijke. Het aantal mensen waarom het gaat is afhankelijk van de taakstelling voor huisvesting die ons door het ministerie opgelegd wordt. Daarnaast verzorgt Vluchtelingenwerk de taalcoaching van statushouders als ondersteuning van inburgeringstrajecten. 4.4. Activiteitensubsidies Ervaringen vanuit het voormalige welzijnsfonds hebben ons geleerd dat we ook het ondersteunen van eenmalige, kortdurende en nieuwe activiteiten mogelijk moeten maken. Dit zijn projecten of activiteiten die een vernieuwend karakter hebben, die niet inpasbaar zijn binnen de reguliere activiteiten en die meer vragen dan een routinematige aanpak. Jubileumactiviteiten worden hier niet toe gerekend. Ook (nieuwe) verenigingen die geen basissubsidie ontvangen voor hun kernactiviteiten, terwijl vergelijkbare verenigingen daarvoor wel subsidie ontvangen, kunnen een beroep doen op een activiteitensubsidie. Pas later zal blijken of de activiteiten structureel van aard zijn, en de vereniging bestaansrecht heeft, zodat zij in aanmerking kan komen voor een basissubsidie.
21
Voor de activiteitensubsidies wordt een betrekkelijk gering bedrag per jaar gereserveerd (€ 3.000,00). Als in een bepaald jaar waarin het budget voor stimuleringssubsidies niet volledig wordt aangesproken, dan zou dit bedrag voor een eventuele eenmalige activiteitensubsidie aangewend kunnen worden. Wij gaan er echter van uit dat dit slechts sporadisch, of in het geheel niet, voor zal komen. Het is van belang om een mogelijkheid tot het verlenen van een activiteitensubsidie open te houden. De situatie kan zich voordoen dat er iets bijzonders in de gemeente wordt georganiseerd dat wij graag ondersteunen en dat niet direct onder het welzijnsbeleid valt of waarvoor een beroep op het kunst en cultuurfonds kan worden gedaan. Uitgangspunt in het nieuwe subsidiebeleid is echter dat de nadruk moet liggen bij maatschappelijke activiteiten die een relatie hebben met de programma’s van het gemeentelijk welzijnsbeleid. Dit zijn de activiteiten die mogelijk voor een stimuleringssubsidie in aanmerking komen (zie hoofdstuk 5).
22
5. De Stimuleringsprogramma’s 5.0 Algemeen De vier programma’s van het brede gemeentelijke welzijnsbeleid vormen de basis voor het nieuwe subsidiebeleid. De ordening in programma’s zorgt er voor dat de verschillende beleidsvelden meer in onderlinge samenhang kunnen worden bezien. De onderdelen dragen gezamenlijk bij aan het welzijn, de participatie en de maatschappelijke ondersteuning van burgers. Het hoofddoel van het welzijnsbeleid is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving. Het meedoen staat voorop en in feite zijn alle doelstellingen welke in de programma’s zijn opgenomen, een afgeleide daarvan. Vandaar ook de titel van het nieuwe subsidiebeleid ‘Stimulans tot meedoen’. Met de subsidies die wij verlenen, beogen wij vooral zoveel mogelijk inwoners mee te laten doen aan de plaatselijke samenleving. Door de basissubsidies maken wij het mogelijk dat verenigingen hun kernactiviteiten zoals sport, muziek en ontmoeting, aan kunnen bieden en met de stimuleringssubsidie willen wij extra activiteiten, die passen in het welzijnsbeleid, ondersteunen. Het stimuleringsbeleid wordt hieronder nader omschreven. Per programma wordt ingegaan op de hoofddoelstellingen van het stimuleringsbeleid. Ook wordt een aantal voorbeelden gegeven zodat wat duidelijker wordt wat mij met de stimuleringssubsidies beogen. Dit betreft een samenvatting. Op de gemeentelijke website wordt een stimuleringssubsidietabel met een overzicht van meerdere voorbeelden, geplaatst. De voorbeelden kunnen dienen als wegwijzer voor de verenigingen, zodat zij zelf (nieuwe) initiatieven kunnen ontwikkelen. Mogelijk ten overvloede, wordt er nog eens op gewezen dat verenigingen activiteiten op kunnen zetten, en daarvoor stimuleringssubsidie aan kunnen vragen, binnen alle programma’s. Waar de vereniging zelf is ingedeeld, is niet relevant voor het aanvragen van de subsidie. 5.1. Programma 1. ‘Samenleven in de kernen’ Met het stimuleringsbeleid in dit programma willen we de actieve betrokkenheid van inwoners bij hun eigen woon/leefomgeving te bevorderen.
23
De hoofddoelstellingen zijn: Multifunctioneel gebruik van buitenaccommodaties Buitenaccommodaties worden waar mogelijk ingezet om ook activiteiten van andere organisaties mogelijk te maken. Bijvoorbeeld het om niet beschikbaar stellen van sportvelden voor andere verenigingen, scholen en buurtbewoners. Bewoners zijn betrokken bij hun eigen woon- en leefomgeving Activiteiten van organisaties waardoor (buurt)bewoners samenwerken om hun omgeving veilig en leefbaar te houden, nieuwkomers te integreren en om eenzaamheid van buurtbewoners te voorkomen. Bijvoorbeeld bezoekdiensten, klusjesdiensten, gezamenlijke schoonmaakacties in de buurt. Voorzieningen zijn laagdrempelig, veilig en betaalbaar Organisaties dragen er zorg voor dat inwoners zo weinig mogelijk belemmering ervaren bij het gebruik van voorzieningen. Bijvoorbeeld bijzondere activiteiten van verenigingen om de omgeving schoon en veilig houden en het aanbrengen van voorzieningen voor een betere toegankelijkheid. 5.2.
Programma 2. ‘Opvoeden en opgroeien’
Met het stimuleringsbeleid in dit programma worden activiteiten bevorderd die bijdragen aan ‘samen opvoeden’ zodat kinderen opgroeien tot verantwoordelijke volwassenen die meedoen in de samenleving. De hoofddoelstellingen zijn: Ouders voelen zich gesterkt in hun opvoedingstaak Structurele activiteiten die gericht zijn op aspecten van opvoeden en opgroeien van de jeugd om te voorkomen dat jeugd buiten de boot valt. Volwassenen hebben een voorbeeldfunctie. Bijvoorbeeld het ontwikkelen en actief uitvoeren van een waardenen normenbeleid en jongeren meer verantwoordelijkheid geven binnen de vereniging. Jongeren met een indicatie participeren Activiteiten specifiek gericht op hulp of ondersteuning aan jeugd met een zorgindicatie. Deze doelgroep wordt betrokken en begeleiders hebben er aandacht voor en zijn er zo nodig op toegerust. Bijvoorbeeld activiteiten met jongeren uit de jeugdzorg, jeugdpsychiatrie of speciaal onderwijs.
24
Kinderen en jongeren groeien gezond en veilig op Activiteiten die bijdragen aan gezond en veilig opgroeien, een gezonde leefstijl bevorderen. Bijvoorbeeld pedagogische begeleiding op de vereniging en workshops sportparticipatie en gezonde leefstijl. Jongeren zijn maatschappelijk bewust en dragen een steentje bij Faciliteren van maatschappelijke stages. Bewustwording van jongeren zodat zij (later) ook vrijwilliger worden binnen de vereniging. Bijvoorbeeld stagemogelijkheden bieden voor de organisatie van evenementen, PR en sponsoractiviteiten. 5.3.
Programma 3. ‘Meedoen makkelijker maken’
Met het stimuleringsbeleid binnen dit programma wordt er naar gestreefd te bevorderen dat personen die een beperking ondervinden, ook mee kunnen doen. De hoofddoelstellingen zijn: Versterking van het vrijwilligerswerk Kwaliteitsbevordering van vrijwilligers(werk) door samenwerking, deskundigheidsbevordering, scholing, coaching en training. Bijvoorbeeld het ontwikkelen en uitvoeren van vrijwilligersbeleid en het stimuleren van vrijwilligerswerk door vitale senioren. Bevorderen en stimuleren van de normale deelname aan het verenigingsleven en activiteiten door mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking Het betreft hier het ontwikkelen en uitvoeren van speciale activiteiten voor en met mensen die een beperking ondervinden op lichamelijk of geestelijk gebied. Welke groepen hier bedoeld worden, is terug te vinden in de stimuleringssubsidietabel. Bijvoorbeeld sport, muziek en toneel voor en met mensen met een beperking. Het bevorderen en stimuleren van arbeidsparticipatie van mensen die hierbij beperkingen ondervinden Projecten met langdurig werklozen, herintreders, mensen met een arbeidshandicap, reintegratie. Bijvoorbeeld langdurig werklozen inzetten als vrijwilliger bij de vereniging en het inschakelen van werknemers van Werkvoorzieningschap De Dommel (WSD). Het voorkomen van eenzaamheid bij kwetsbare senioren (vanaf 65+) Activiteiten gericht op het bevorderen participatie en voorkoming eenzaamheid van kwetsbare senioren met een leeftijd vanaf 65 jaar. Bijvoorbeeld initiatieven om ouderen, die alleen zijn en nergens meer komen, te betrekken bij clubactiviteiten.
25
5.4.
Programma 4. ‘Preventie en opvang’
Met het stimuleringsbeleid in dit programma worden activiteiten bevorderd die zijn gericht op het voorkomen van gezondheidsproblemen en de opvang en zorg voor bijzondere groepen Door preventie bijdragen aan de psychische en lichamelijke gezondheid van burgers omdat gezonde mensen beter in staat zijn om volwaardig aan de maatschappij deel te nemen Activiteiten gericht op gezonder leven en bewustmaking van het belang van een gezond leefpatroon (verantwoord eten, meer bewegen, minder alcohol en roken). Bijvoorbeeld het ontwikkelen en uitvoeren van een anti-alcohol, anti-roken en antidrugsbeleid en gezonde voeding in de kantine. Bevorderen en stimuleren van de lichamelijke gezondheid van mensen met een chronische ziekte Activiteiten gericht op een gezonder leven van chronisch zieken. Bijvoorbeeld sport- en bewegingsactiviteiten voor mensen met chronische ziekten (bijvoorbeeld mensen met hart- en vaatziekten, diabetes, reuma, obesitas).
26
6. Algemene Voorwaarden 6.1. Indexering Daar waar het in het verleden gebruik was om de subsidies te indexeren, is besloten om dat in de nieuwe subsidieperiode niet te doen. Uitzondering hierop vormen de twee instellingen, waarmee een (intergemeentelijke) samenwerkingsovereenkomst is afgesloten. De indexering daarvan is in de overeenkomst geregeld. 6.2. Afbouwregeling Het subsidiebeleid voor de periode 2013 tot en met 2016 is gewijzigd ten opzichte van de hiervoor liggende periode. Dit, en de opgelegde taakstellende bezuiniging, heeft dan ook gevolgen voor (de berekening van) de subsidiebedragen. Wij hebben besloten om een afbouwregeling vast te stellen. Deze is als volgt: 2013
2014
2015
2016
Bereikt eindbedrag
Tot € 250,00
100%
100%
100%
100%
2013
€ 250,00 tot € 1.500,00
50%
100%
100%
100%
2014
€ 1.500,00 tot € 4.500,00
30%
60%
100%
100%
2015
vanaf € 4.500,00
30%
55%
80%
100%
2016
6.3. Uitbetaling subsidie Stimuleringssubsidies en basissubsidies worden uitbetaald vóór 1 maart van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. Prestatiesubsidies worden uitbetaald conform afspraken met de gesubsidieerde instelling. Dit kan per maand of per kwartaal zijn. Activiteitensubsidies worden uitbetaald binnen twee maanden na het besluit tot subsidieverlening.
27
6.4. Wijze van aanvraag Basissubsidies en stimuleringssubsidies worden jaarlijks aangevraagd vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Prestatiesubsidies worden jaarlijks aangevraagd vóór 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Activiteitensubsidies kunnen gedurende het jaar aangevraagd worden. Voor basissubsidies en stimuleringssubsidies geldt dat zij bij voorkeur digitaal worden aangevraagd. Om de administratieve werkzaamheden voor de organisaties zoveel mogelijk te beperken, zal gebruik worden gemaakt van internet. Via een digitaal programma kan de subsidie op eenvoudige wijze worden aangevraagd en ook worden verantwoord (stimuleringssubsidie). Omdat de organisaties voor het aanvragen van subsidie voor het jaar 2013 minder tijd beschikbaar hebben, wordt de aanvraagtermijn verschoven naar uiterlijk 1 december 2012. 6.5. Voorwaarden Er gelden algemene voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. Zij gelden voor alle instellingen met uitzondering van de professionele instellingen. De basissubsidie voor een eventuele nieuwe vereniging wordt gerelateerd aan soortgelijke verenigingen en wordt gebaseerd op de in het verleden gehanteerde berekeningswijze. De gesubsidieerde instelling moet statutair gevestigd zijn de in de gemeente en de gemeente kan aan de gesubsidieerde instelling vragen deze statutaire vestiging aan te tonen. Indien een instelling niet heeft voldaan aan bepaalde gestelde eisen, vindt - indien mogelijk - evenredige korting op het totale subsidiebedrag plaats. Mocht dat niet mogelijk zijn, vindt korting plaats naar redelijkheid. De activiteiten moeten zich richten op inwoners van de gemeente. Een en ander moet blijken uit een kort inhoudelijk verslag. Dit verslag is een voorwaarde om de subsidie te kunnen vaststellen. Uit dit verslag blijkt vooral welke activiteiten de instelling heeft georganiseerd en voor wie. Deze verantwoording geldt voor de organisatie die een stimuleringssubsidie of een activiteitensubsidie ontvangt. Het heeft de voorkeur dat het verslag, met name dat betrekking heeft op de stimuleringssubsidie, digitaal wordt ingediend. Om dit mogelijk te maken is hiervoor programmatuur ontwikkeld.
28
De organisaties die een basissubsidie ontvangen van € 5.000,00 of meer dienen na afloop van het betreffende subsidiejaar een jaarrekening en jaarverslag in. Voor de professionele organisaties geldt bovendien dat van hen een accountantsverklaring gevraagd kan worden. Voor organisaties die lagere subsidiebedragen ontvangen (- € 5.000,00) geldt geen verplichting tot het indienen van jaarstukken. Wel zal er jaarlijks bij 3 verenigingen, steekproefsgewijs, onderzocht worden hoe zij er voor staan.
29
7. Juridisch kader 7.0. Algemeen De gemeentelijke subsidieverstrekking is gebaseerd op het volgende juridisch kader: *
De Algemene Wet bestuursrecht (Awb)
*
De Algemene Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2013 (ASV)
*
De Subsidiebeleidsregels
7.1. Algemene wet bestuursrecht Het verstrekken van subsidies door onze gemeente is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het betreft hier een aantal (dwingende) regels waaraan moet worden voldaan zowel door de subsidieaanvrager als de subsidieverlener. In de Awb is opgenomen dat er een, door de raad vastgestelde, gemeentelijke subsidieverordening dient te zijn waarin nadere regels worden gesteld omtrent de subsidieverstrekking. Deze zijn aanvullend op de Awb. Met de algemene gemeentelijke subsidieverordening wordt bijgedragen aan de noodzakelijke rechtszekerheid en doelmatigheid van het gemeentelijke subsidiebeleid. 7.2. Algemene Subsidieverordening 2013 gemeente Sint-Michielsgestel De tot en met 2012 geldende Algemene Subsidieverordening (ASV) was al zo eenvoudig mogelijk gehouden. Dit komt voort uit de veelgehoorde wens om de (administratieve) werkzaamheden voor de gesubsidieerde verenigingen en organisaties zo minimaal mogelijk te houden. Ook de gemeentelijke organisatie is hierbij gebaat. Omdat er vanaf 2013 sprake is van een geheel nieuw subsidiebeleid is de ASV nog eens tegen het licht gehouden. Zo is er onder andere gekeken naar de modelverordening van de VNG (‘Subsidie zonder moeite’). De ‘oude’ verordening is op een paar punten herzien. Zo zijn de nieuwe subsidievormen, basissubsidie, stimuleringssubsidie, prestatiesubsidie en activiteitensubsidie beschreven in artikel 1 (begripsomschrijvingen). Ook is een nieuw artikel 8 opgenomen waarin is opgenomen voor welke zaken toestemming is vereist van de gemeente zoals het afsluiten van geldleningen en het verwerven van registergoederen of borgstelling. Dit artikel heeft geen directe relatie met het nieuwe subsidiebeleid, maar kan in uitzonderingsgevallen wel van belang zijn. De volledige subsidieverordening met toelichting is terug te vinden op de gemeentelijke website.
30
7.3. Subsidiebeleidsregels De subsidiebeleidsregels zijn in feite de doelstellingen van het gemeentelijke subsidiebeleid zoals in voorgaande hoofdstukken is verwoord. Ook wordt hiermee bedoeld dat dient te worden aangegeven welke verenigingen voor structurele subsidie in aanmerking komen en hoe deze subsidies zijn berekend. Zie hiervoor het subsidieoverzicht. Tenslotte wordt in de subsidiebeleidsregels beschreven op welke wijze en onder welke voorwaarden verenigingen en instellingen in aanmerking kunnen komen voor incidentele vormen van subsidie. Zie hiervoor de beschrijving onder hoofdstuk 5 (Stimuleringsprogramma’s) en hoofdstuk 6 (Algemene Voorwaarden).
31
32
33
34