Stichting Pensioenfonds Randstad Postbus 12600 1100 AP AMSTERDAM-ZUIDOOST Diemermere 25 1112 TC DIEMEN telefoon: fax: e-mail: website:
020 – 569 53 80 020 – 569 53 81
[email protected] www.randstadpensioenfonds.nl
2
Inhoudsopgave Toelichting
Toelichting Bladzijde
Meerjarenoverzicht van kerncijfers
5
Personalia
9
Verslag van het bestuur 13 1. Algemene informatie 15 • Juridische structuur 15 • Samenstelling van organen en commissies 16 • Statutaire doelstellingen 22 2. Financiële positie 25 • Financiële positie en ontwikkeling dekkingsgraad 25 • Vaststelling pensioenaanpassing per 1 januari 2012 28 3. Bestuursvergaderingen en besluitvorming 29 • Vergaderingen 29 • Activiteiten en besluiten 31 4. Uitvoering pensioenregeling 45 • Algemene kenmerken pensioenregeling 45 • Ontwikkeling van de pensioenpremie 45 • Ontwikkeling van het deelnemersbestand 46 • Risicobeheersing en uitvoeringskosten 49 5. Beleggingen 53 • Algemene ontwikkelingen op beleggingsgebied 53 • Beleggingsbeleid en -rendement 54 6. Actuariële zaken 69 • Actuariële analyse 69 • Actuariële toelichting 70 7. Rapportage van het Verantwoordingsorgaan 73 • Algemeen 73 • Verslag en oordeel Verantwoordingsorgaan 73 • Reactie van het bestuur op verslag en oordeel Verantwoordingsorgaan 74 8. Rapportage van de visitatiecommissie 77 • Algemeen 77 • Management summary 77 • Reactie van het bestuur op de rapportage van de visitatiecommissie 78 9. Verklaring en ondertekening 79 • Ontwikkelingen in 2012 79 • Ondertekening 79
Jaarrekening Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten over 2011 Kasstroomoverzicht over 2011 Toelichting op de balans en staat van baten en lasten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Bladzijde
Premiebijdragen (van werkgever en deelnemers) Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten Pensioenuitkeringen Herverzekering Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Saldo overdrachten van rechten Aantal personeelsleden Bezoldiging bestuurders Honoraria accountant Uitvoeringskosten
Overige gegevens • Gebeurtenissen na balansdatum • Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten • Controleverklaring van de onafhankelijke accountant • Verklaring van de certificerende actuaris • Bijdrage in het tekort • Financiële overeenkomst met sponsors • Actuariële en bedrijfstechnische nota
110 111 113 113 113 113 115 115 115 115 116 116 1119 121 121 121 121 121 122 122
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 125 Verklaring van de actuaris
129
81 82 84 85 87
Algemene toelichting 87 Grondslagen voor waardering van activa en passiva 87 Grondslagen voor bepaling van het resultaat 92 Beleggingen voor risico pensioenfonds 93 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 97 Vorderingen 98 Overige activa 98 Stichtingskapitaal en reserves 99 Technische voorzieningen 101 Overige schulden en overlopende passiva 103 Risicobeheer 104 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 109 Verbonden partijen 110
3
4
Meerjarenoverzicht van kerncijfers
5
Stichting Pensioenfonds Randstad
Meerjarenoverzicht van kerncijfers Alle genoemde bedragen in dit jaarverslag zijn in duizenden euro’s, tenzij anders aangegeven. Aantallen worden in hele getallen weergegeven. 2011
2010
2009
2008
2007
Financiële positie Dekkingsgraad
92,5%
100,8%
103,3%
93,7%
132,1%
Aantal verzekerden Actieve deelnemers Arbeidsongeschikten Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal Aantal actieven als % van totaal Aantal pensioengerecht. als % tot.
5.438 145 10.334 414 16.331 33,3 2,5
5.486 136 9.861 365 15.848 34,6 2,3
5.855 130 9.441 315 15.741 37,2 2,0
6.112 124 8.598 273 15.107 40,5 1,8
6.286 130 7.365 241 14.022 44,8 1,7
Pensioengerechtigden per soort - Ouderdomspensioen - Nabestaandenpensioen - Wezenpensioen
241 71 40
203 64 33
172 51 24
140 48 19
113 42 16
Subtotaal
352
300
247
207
171
- Arbeidsongeschiktheidspensioen - WAO-hiaatpensioen Totaal
15 47 414
16 49 365
17 51 315
20 46 273
17 53 241
27.470
22.949
23.961
21.444
20.928
29.949 5.139
28.934 5.211
33.090 4.686
30.920 3.819
26.959 3.471
3.822 1.213 172 6 (74) 5.139
3.938 967 192 257 (143) 5.211
3.471 854 107 342 (88) 4.686
2.974 794 121 12 (42) 3.859
2.625 511 336 (1) 3.471
Premies en uitkeringen Kostendekkende premie (FTK) Feitelijke premie, incl. vrijwillige stortingen Uitkeringen Uitkeringen per soort - Ouderdomspensioen - Nabestaanden- & wezenpensioen - Arbeidsongeschiktheid & WAO-hiaat - Afkoop kleine pensioenen - Samenloop en overige Totaal Voorwaardelijke toeslagverlening Actieve deelnemers Gewezen deelnemers
1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 1-1-2008 0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
(50.785) 675.895 707.218 756.404 111,9%
4.517 545.011 570.681 622.762 114,3%
Gem. duratie verplichtingen
26,1
26,0
25,1
26,3
23,2
Rentetermijnstructuur (RTS)
2,8%
3,4%
3,8%
3,36%
4,83%
Vermogen en solvabiliteit Stichtingskapitaal en reserves Pensioenverplichtingen (eigen rek.) Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Evenwichtsdekkingsgraad
0,0% 0,0%
14.529 436.744 458.581 499.858 114,5%
0,0% 0,0%
(27.883) 439.956 461.954 493.822 112,2%
1,5% 1,0%
90.034 280.674 294.708 335.405 119,5%
6
Stichting Pensioenfonds Randstad
2011
2010
2009
2008
2007
Beleggingen Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten
624.453 55.302
550.440 80.305
450.966 12.298
410.831 13.645
368.363 (34.170)
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
32.869 83.492 452.652 (667) 56.107
31.205 133.244 371.496 (32.393) 46.888
23.077 115.010 293.255 (10.327) 29.951
15.230 93.524 268.842 33.235 -
28.276 166.410 191.329 (17.652) -
9,6%
17,4%
(1,1%)
3,7%
(8,2%)
Beleggingsrendement Totale portefeuille
7
Stichting Pensioenfonds Randstad
8
Stichting Pensioenfonds Randstad
Personalia
9
Stichting Pensioenfonds Randstad
10
Stichting Pensioenfonds Randstad
Personalia Stichting Pensioenfonds Randstad – 1 juni 2012 Bestuur
Fred van Haasteren (voorzitter)
Namens Namens Leeftijd Functie buiten bestuur werkgever deelnemer s Adviseur van de Executive Board, X 62
Randstad Holding nv
Els Adam-Smolders (secretaris) Roland Berendsen
X X
Paul Eringa
Randstad Nederland bv Executive director,
53 X
Rederij Clipper Stad Amsterdam HR controller,
59
Sieto de Leeuw
X
55
John van de Luijtgaarden
X
64
Mark Poort
X
40
Solange Overeijnder
X
46
X (aspirant)
54
Nanda Cousijn
Senior stafspecialist arbeidszaken,
60
Tempo-Team Group bv Managing director group social & public affairs, Randstad Holding nv Voormalig Managing director group accounting, Randstad Holding nv Senior legal counsel,
Randstad Groep Nederland bv Bedrijfsjurist,
Randstad Nederland bv Manager mobiliteit,
Diemermere bv
Verantwoordingsorgaan (VO) Namens werkgever
Namens deelnemers
Namens Functie buiten VO pensioengerechtigden
Henk Janssen (voorzitter)
X
Maarten Jaarsma (secretaris)
Procesmanager,
X
Randstad Nederland bv
Wil Kitslaar Jasper Jonkergouw
X
Misja Bouma
Gepensioneerd Senior manager arbeidszaken,
X
Niels Meijer
Gepensioneerd
Tempo-Team Group bv Product owner managementinformatie
X
i-Bridge bv Business unit manager finance
X
Yacht Group bv
Beleggingsadviescommissie (BAC) Namens werkgever
Namens deelnemers
Anne Gram (voorzitter) Fred van Haasteren
X
Functie buiten BAC Zelfstandig adviseur vermogensbeheer,
Anne Gram B.V. Zie bestuur
X
Mark Poort Roland Berendsen
Extern lid
Zie bestuur
X
Zie bestuur
X
Chief investment officer,
Hans de Ruiter
X
Raimond Schikhof
-
Directeur, Stichting Psf. Randstad
Ronald Ganzeboom
-
Adjunct-directeur, Stichting Psf. Randstad
Stichting TNO Pensioenfondsen
11
Stichting Pensioenfonds Randstad
Pensioenbureau Functie Raimond Schikhof
Directeur
Ronald Ganzeboom
Adjunct-directeur
Dick Ramaker
Medewerker
Kees de Roder
Medewerker
Peter den Ronden
Medewerker
Olaf Smit
Medewerker
Erik Stevens
Medewerker
12
Stichting Pensioenfonds Randstad
Verslag van het bestuur
13
Stichting Pensioenfonds Randstad
14
Stichting Pensioenfonds Randstad
1.
Algemene informatie •
Juridische structuur
Algemeen Stichting Pensioenfonds Randstad (hierna ook: ‘SPR’, ‘het fonds’, ‘het pensioenfonds’), statutair gevestigd in Amsterdam, is opgericht op 1 januari 1968. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41202016. De statuten zijn laatstelijk gewijzigd op 8 april 2010. Het pensioenreglement is het laatst gewijzigd per 1 januari 2010. SPR is een ondernemingspensioenfonds en treedt op als enige pensioenuitvoerder van de pensioenregeling van de onder Randstad Groep Nederland bv ressorterende bedrijven en voor Randstad Holding nv. De statuten van het fonds kennen aan Randstad Groep Nederland bv de bevoegdheid toe om dochterondernemingen aan te wijzen, waarvan de werknemers kunnen participeren in de door het fonds uitgevoerde regeling. Het bestuur van SPR kan ook andere ondernemingen toelaten, mits de aangesloten ondernemingen daartegen geen bezwaar aantekenen. Het fonds is belast met de uitvoering van de eenvormige pensioenregeling voor alle vaste, ‘indirecte’ medewerkers van de aangesloten ondernemingen en draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. SPR houdt de aangegane verplichtingen in eigen beheer, heeft een contract gesloten met een herverzekeraar betreffende de dekking van de overlijdens- en invalideringsrisico’s en werkt aan de hand van een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds is aangesloten bij de Stichting Ondernemingspensioenfondsen (Opf), de belangenorganisatie voor ondernemingspensioenfondsen in Nederland die op haar beurt onderdeel uitmaakt van de Pensioenfederatie. Hoewel de pensioenregeling van SPR in aanleg een middelloonregeling is op basis van een uitkeringsovereenkomst waarin deelnemers pensioenaanspraken opbouwen, is de regeling administratief gezien een zogeheten CDC 1-regeling: de werkgever is enkel gehouden tot de betaling van de pensioenpremies. SPR heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich terzijde laat staan door een externe actuaris, een externe accountant, een fiduciaire vermogensbeheerder, een verantwoordingsorgaan en enkele commissies – waaronder een beleggingsadviescommissie met externe deskundigen. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst: alle werkzaamheden (pensioenadministratie, -uitbetaling, vermogensbeheer, communicatie, etc.) zijn uitbesteed, voornamelijk aan Randstad Holding nv. Randstad Holding nv betaalt ook de uitvoeringskosten van het fonds. Statuten In het verslagjaar zijn de statuten van het fonds niet gewijzigd. Op 8 april 2010 heeft de laatste statutenwijziging plaatsgevonden. Hierover is verslag gedaan in het jaarverslag 2010 van het fonds. Aangesloten ondernemingen In het verslagjaar heeft één onderneming zich aangesloten bij SPR. Dit betreft Martin Ward 1
CDC = Collective Defined Contribution. Hiermee wordt aangegeven dat alle deelnemers de lusten én de lasten van het pensioenfonds gezamenlijk dragen – op basis van de vooraf bepaalde premies (contributions). Uiteindelijk is de financiële positie van het pensioenfonds bepalend voor de hoogte van de pensioenaanspraken (benefits). In geval van een slechte financiële positie kan het fonds niet bij de sponsor (de onderneming Randstad) ‘aankloppen’ voor steun, zoals bij DB-regelingen (Defined Benefits) vaak wel het geval is.
15
Stichting Pensioenfonds Randstad
Anderson bv. Martin Ward Anderson is een dochteronderneming van Randstad Groep Nederland bv die is gespecialiseerd in de werving en selectie van financiële professionals. Ultimo 2011 waren de volgende ondernemingen SPR aangesloten: • Diemermere Beheer bv • e-Bridge bv • i-Bridge bv • Mailprofs Beheer B.V. • Martin Ward Anderson bv • Otter-Westelaken Groep bv • Randstad Holding nv • Randstad HR Services bv • Randstad Nederland bv • Rederij Clipper Stad Amsterdam bv (t.b.v. het niet-varende personeel) • SPARQ Beheer B.V. • Tempo-Team Group bv • Yacht Group Nederland bv
•
Samenstelling van organen en commissies
Bestuur Het bestuur is sinds 2008 samengesteld uit vier werkgeversvertegenwoordigers en vier deelnemersvertegenwoordigers. In het verslagjaar is de samenstelling van het bestuur gewijzigd. De huidige samenstelling is als onderstaand. Benoemd door de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Datum toetreden
Datum aftreden
Nevenfunctie
De heer mr. F.C.A. van Haasteren
Voorzitter
01-12-2000
01-01-2016
Lid beleggingsadviescommissie, Lid geschillencommissie
De heer drs. R.T.M. Berendsen
Plv. voorzitter
01-07-2009
01-01-2016
Lid communicatiecommissie
De heer J.M. van de Luijtgaarden RA
Lid
06-07-2005
01-01-2016
Lid interne auditcommisisie
De heer S. de Leeuw
Lid
01-08-2011
01-01-2016
-
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Datum toetreden
Datum aftreden
Nevenfunctie
Mevrouw E.J. Adam-Smolders
Secretaris
19-02-2007
01-01-2014
Lid geschillencommissie, Lid communicatiecommissie
De heer P. Eringa
Plv. secretaris
01-02-2010
01-01-2014
Lid interne auditcommissie
De heer mr. M. Poort
Lid
01-01-2008
01-01-2016
Lid beleggingsadviescommissie
Mevrouw S.M. Overeijnder-Schalker
Lid
01-01-2012
01-01-2016
-
De bestuursleden namens de werkgever zijn voor een periode van vier jaar benoemd op
16
Stichting Pensioenfonds Randstad
voordracht van de aangesloten ondernemingen. De deelnemers en gepensioneerden kiezen hun bestuursleden voor een periode van vier jaar uit hun midden aan de hand van een verkiezingsreferendum. Het laatste verkiezingsreferendum heeft plaatsgevonden in het verslagjaar, te weten in september 2011: de zittingstermijnen van de heren Poort en Pleijsant verstreken op 1 januari 2012. Ten behoeve van bestuurlijke continuïteit en tijdige kennisverwerving heeft het bestuur besloten het verkiezingsreferendum ruim voor het einde van de zittingstermijnen te laten plaatsvinden. Zodoende kunnen nieuw verkozen bestuursleden als aspirant-lid al aanschuiven bij bestuursvergaderingen van het fonds. De heer Poort heeft zich in september 2011 herverkiesbaar gesteld, de heer Pleijsant niet. Op 20 september 2011 heeft het bestuur de uitslag van het verkiezingsreferendum vastgesteld. Hieruit bleek dat van de acht deelnemers en gepensioneerden die zich verkiesbaar hadden gesteld, de heer Poort en mevrouw Overeijnder-Schalker de meeste stemmen van de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden hadden gekregen. Zij zijn daardoor per 1 januari 2012 (her-) benoemd als bestuursleden van het fonds. Conform het bepaalde in de statuten gelden hun benoemingen voor vier jaren, tot 2016. Begin 2012 werd duidelijk dat de heer Eringa uiterlijk op 31 december 2012 waarschijnlijk niet langer werkzaam zal zijn bij één van de aangesloten ondernemingen van het fonds. Dientengevolge zal hij ook geen actief deelnemer meer zijn, waardoor zijn lidmaatschap van het bestuur komt te vervallen. De heer Eringa heeft aangegeven dat hij tot zijn vertrek bij de onderneming zijn bestuurslidmaatschap van het fonds wil blijven vervullen en daarom eind 2012 afscheid zal nemen van het bestuur. Dit wetende, heeft het bestuur besloten om de deelnemer die op basis van het verkiezingsreferendum van september 2011 in aanmerking komt om de heer Eringa op te volgen, te vragen als aspirant-lid de bestuursvergaderingen in 2012 bij te wonen. Daar de nummers drie en vier in de uitslag van het verkiezingsreferendum inmiddels geen actief deelnemer van het fonds meer zijn, is aan de nummer vijf van de verkiezing, mevrouw N. Cousijn-Denker, dit verzoek voorgelegd. Zij heeft dit verzoek ingewilligd en is in het voorjaar van 2012 aspirant-lid van het bestuur geworden. Dit betekende dat zij direct bedankt heeft voor het lidmaatschap van het Verantwoordingorgaan van SPR, waarvan zij namens de deelnemers sinds 2010 lid was. Mevrouw Cousijn-Denker heeft tot het vertrek van de heer Eringa geen stemrecht in bestuursvergaderingen. Begin 2012 heeft de werkgever de zittende bestuursleden namens de werkgever allen herbenoemd voor een nieuwe zittingstermijn van vier jaar – tot 1 januari 2016. Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregeling en het daartoe behorende pensioen- en beleggingsbeleid. Besluitvorming vereist dat een meerderheid van de bestuursleden zijn stem uitbrengt en dat ten minste de helft van de uitgebrachte stemmen instemt. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het pensioenfonds, in overeenstemming met de vastlegging in de ABTN. Ten behoeve van de borging van de deskundigheid en directe advisering ter zake het vermogensbeheer woont mevrouw A. Gram, de voorzitter van de beleggingsadviescommissie van het fonds, alle bestuursvergaderingen als toehoorder en adviseur bij. Zij heeft geen stemrecht in bestuursvergaderingen. Het bestuur heeft een directie aangesteld ten behoeve van het dagelijkse beheer van het pensioenfonds. De directeur is de heer R.L. Schikhof. Hij wordt bijgestaan door een adjunct-directeur, de heer R.H.H. Ganzeboom. Daarnaast waren er vier personen werkzaam op het pensioenbureau van Randstad Holding nv, waaraan de meeste taken van SPR zijn uitbesteed. Sinds 1 maart 2012 zijn er – naast de directie – vijf personen werkzaam op het pensioenbureau.
17
Stichting Pensioenfonds Randstad
Beleggingsadviescommissie De verantwoordelijkheid van de beleggingsadviescommissie (BAC) is het bestuur te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Dit betreft zowel advies over het algemene beleggingsbeleid als over meer specifieke zaken, waaronder het gebruik van derivaten en de afweging tussen actief en passief beleggen. De commissie is samengesteld uit leden van het bestuur, de directie van het fonds en externe deskundigen: Naam
Functie
Mevrouw A. Gram CFA
Voorzitter (extern)
De heer R.T.M. Berendsen
Lid namens de werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur
De heer F.C.A. van Haasteren
Lid namens de werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur
De heer mr. M. Poort
Lid namens de deelnemersvertegenwoordigers in het bestuur
De heer drs. A.J.C. de Ruiter
Lid (extern)
De heer mr. R.L. Schikhof
Lid namens de directie van het fonds
De heer drs. R.H.H. Ganzeboom RC
Lid namens de directie van het fonds
Mevrouw A. Gram is voorzitter van de beleggingsadviescommissie. Zij is zelfstandig adviseur op het gebied van vermogensbeheer en beleggingen, en wordt door SPR op uurbasis ingehuurd. Ook de heer A.J.C. de Ruiter wordt door SPR op uurbasis ingehuurd. Hij was tot 1 juni 2012 werkzaam bij Stichting Pensioenfonds Hoogovens als Senior Investment Manager, momenteel is hij Chief Investment Officer bij Stichting TNO Pensioenfondsen. De heer De Ruiter bekleedt ook een bestuursfunctie bij de VBA, de beroepsvereniging van beleggingsprofessionals. Mevrouw Gram is tevens onder meer vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB).
De beleggingsadviescommissie heeft de volgende taken: • het opstellen van het beleggingsplan; • het monitoren van de activiteiten van de fiduciaire vermogensbeheerder; • het gevraagd en ongevraagd advies geven ten aanzien van het gevoerde beleggingsbeleid door de fiduciaire vermogensbeheerder, ook in relatie tot de strategische benchmark. De strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggingsdoelstellingen en vergelijkingsmaatstaven voor het rendement; • het adviseren van het bestuur ten aanzien van de beleggingen van het fonds. Geschillencommissie Indien een geschil ontstaat tussen het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, is statutair bepaald dat de belanghebbende zich kan wenden tot de geschillencommissie van het pensioenfonds. De geschillencommissie bestaat uit: Naam
Functie
De heer mr. A. Pama
Voorzitter
De heer mr. F.C.A. van Haasteren
Lid namens de werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur
Mevrouw E.J. Adam-Smolders
Lid namens de deelnemersvertegenwoordigers in het bestuur
Door zijn vertrek uit het bestuur is de heer Pleijsant ook geen lid meer van de geschillencommissie. Hij is in deze commissie opgevolgd door mevrouw Adam-Smolders. Communicatiecommissie Met ingang van 1 januari 2011 heeft de voormalige communicatiewerkgroep van het fonds de status van commissie gekregen. Deze communicatiecommissie bestaat uit:
18
Stichting Pensioenfonds Randstad
Naam
Functie
De heer drs. R.H.H. Ganzeboom RC
Voorzitter, lid namens de directie
Mevrouw E.J. Adam-Smolders
Lid namens de deelnemersvertegenwoordigers in het bestuur
De heer drs. R.T.M. Berendsen
Lid namens de werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur
De heer P. den Ronden
Lid namens het pensioenbureau van Randstad Holding nv
De communicatiecommissie vormt tevens de redactieraad van grijs, het magazine van SPR dat drie keer per jaar aan alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden wordt verzonden. De communicatiecommissie bereidt het communicatiebeleid van het fonds voor, beoordeelt het brievenboek van het fonds en ontplooit activiteiten betreffende de communicatie-uitingen van het fonds, waaronder die voor het beheer en onderhoud van de website. Interne auditcommissie De interne auditcommissie adviseert het bestuur over het jaarverslag en over onderwerpen als de inrichting en werking van het risicobeheersings- en controlesysteem, de wijze van toepassing van de regels voor verslaglegging en de relatie met de externe accountant. De interne auditcommissie bestaat uit: Naam
Functie
De heer drs. R.H.H. Ganzeboom RC
Voorzitter, lid namens de directie
De heer P. Eringa
Lid namens de deelnemersvertegenwoordigers in het bestuur
De heer J.M. van de Luijtgaarden RA
Lid namens de werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur
Gedurende zijn bestuurslidmaatschap – tot en met 31 december 2011 – was ook de heer L.L.G. Pleijsant RA lid van de interne auditcommissie. Na zijn vertrek uit het bestuur en zodoende ook uit de interne auditcommissie, is hij in deze commissie niet vervangen. Verantwoordingsorgaan In het kader van de bepalingen van goed pensioenfondsbestuur is met ingang 2008 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan is samengesteld uit zes leden uit drie geledingen (werkgever, deelnemers, pensioengerechtigden). De huidige personele samenstelling is als volgt: Naam
Functie
Vertegenwoordigde geleding
De heer H.J.W.M. Janssen
Voorzitter
Pensioengerechtigden
De heer M. Jaarsma
Secretaris
Deelnemers
De heer W.F.J.M. Kitslaar
Lid
Pensioengerechtigden
De heer drs. J.W. Jonkergouw
Lid
Werkgever
De heer N.F. Meijer
Lid
Deelnemers
Mevrouw M. Bouma
Lid
Werkgever
Het Reglement Verantwoordingsorgaan van het fonds is per 1 januari 2011 gewijzigd. De belangrijkste wijziging betrof de zittingsduren van de leden van dit orgaan. Deze zijn nog steeds vier jaren, maar bepaald is dat met terugwerkende kracht voor drie leden een zittingsduur van drie jaren en voor drie leden een zittingsduur van vijf jaren van toepassing is. Zo is de kans dat alle leden van het Verantwoordingsorgaan gelijktijdig aftreden, gemitigeerd. De heren Janssen, Jaarsma en Jonkergouw hebben het lidmaatschap dat eenmalig uit vijf jaren bestaat: van 2008 tot en met 2012. Dientengevolge zijn er per 1 januari 2011 drie benoemingen geweest voor de leden die na afloop van de eenmalige zittingsduren (2008 tot en met 2010) benoemd moesten worden
19
Stichting Pensioenfonds Randstad
voor de periode 2011 tot en met 2014 (zijnde reguliere termijnen van vier jaren). Namens de deelnemers betrof dit de (her-)benoeming van mevrouw Cousijn-Denker. In het voorjaar van 2012 heef mevrouw Cousijn-Denker bedankt voor haar lidmaatschap van het Verantwoordingsorgaan, gezien haar aspirant-lidmaatschap van het bestuur (zie hierboven). Op 21 mei 2012 heeft het bestuur, op voordracht van de centrale ondernemingsraad van Randstad Groep Nederland bv, de heer N. Meijer benoemd als opvolger van mevrouw Cousijn-Denker in het Verantwoordingsorgaan. De heer Meijer is werkzaam bij i-Bridge als Product Owner Managementinformatie. Op 24 januari 2011 is mevrouw L. Yilmaz door het bestuur als lid namens de werkgever benoemd voor de periode 2011 tot en met 2014. Op 31 maart 2012 heeft zij deze functie neergelegd, daar zij niet langer werkzaam is bij één van de aangesloten ondernemingen van het fonds. Op 21 mei 2012 heeft het bestuur, op voordracht van de werkgever, mevrouw M. Bouma benoemd als opvolgster van mevrouw Yilmaz in het Verantwoordingsorgaan. Mevrouw Bouma is werkzaam bij Yacht als Business Unit Manager Finance. In het Reglement Verantwoordingsorgaan is bepaald dat een vereniging van pensioengerechtigden die kan aantonen dat minimaal 25% van alle pensioengerechtigden van SPR lid zijn van deze vereniging, het recht heeft leden voor te dragen. De Vereniging van Gepensioneerden van Randstad Groep Nederland (VvGRGN) voldoet aan deze representativiteitseis en dientengevolge heeft het bestuur aan VvGRGN gevraagd een kandidaat-lid voor te dragen. Het lid namens de pensioengerechtigden, de heer H.J. van Kruistum, had namelijk aangegeven geen nieuwe zittingsduur (vanaf 1 januari 2011) in het Verantwoordingsorgaan te ambiëren. Ten behoeve van zijn opvolging heeft VvGRGN dientengevolge heer W.F.J.M. Kitslaar voorgedragen. Op 28 februari 2011 is hij door het bestuur van SPR benoemd voor de periode 2011 tot en met 2014. Visitatiecommissie Sinds het najaar 2008 heeft het pensioenfonds – eveneens als gevolg van de bepalingen van goed pensioenfondsbestuur – het interne toezicht formeel ingericht en vormgegeven. Hierbij is gekozen voor een visitatiecommissie die het interne toezicht door ‘visitatie’ vormgeeft. Het bestuur van SPR heeft Visitatie Commissie Pensioenfondsen (VCP) aangesteld als contractpartner voor de visitatiecommissie. Bij SPR zijn in overleg tussen bestuur en VCP de volgende personen als leden van de visitatiecommissie aangesteld: Naam
Functie
De heer J.W. Kloet RC
Voorzitter
De heer mr. P.J.M. Akkermans
Lid
De heer R.P. van Leeuwen AAG
Lid
De heer Akkermans heeft in 2011 de heer Hokke vervangen in deze commissie. In het najaar van 2011 heeft de visitatiecommissie een visitatie uitgevoerd. De samenvatting van de bevindingen van de visitatie is opgenomen in dit bestuursverslag. Compliance officer Het bestuur heeft mevrouw mr. M.A.C. Scholten benoemd als compliance officer van het pensioenfonds. De voornaamste taak van de compliance officer is het onafhankelijke toezicht op de naleving van de gedragscode. Deze taken leiden onder meer tot het toetsen van de naleving van wet- en regelgeving met betrekking tot onder andere koersgevoelige informatie en persoonlijke effectentransacties door het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds. Certificerende actuaris en accountant De certificerende actuaris van SPR is Mercer Certificering B.V. De accountant is
20
Stichting Pensioenfonds Randstad
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Vermogensbeheerder SPR heeft (in 2008) Kempen Capital Management N.V. (KCM) aangesteld als fiduciaire vermogensbeheerder van het fonds. KCM beheert zodoende het vermogen van het fonds en bepaalt in beginsel welke vermogensbeheerders hierbij worden ingehuurd. KCM laat het vermogen van het fonds namelijk beheren door andere partijen dan KCM zelf. Dit vindt plaats binnen de kaders van de met KCM afgesloten overeenkomst en het jaarlijkse beleggingsplan. KCM verzorgt tevens het kas- en valutabeheer en draagt zorg voor de risicobeheersing en rapportage van de totale beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. KCM verzorgt ook alle contacten met de andere vermogensbeheerders. Custody en beleggingsadministratie SPR heeft KAS Bank NV aangesteld als bewaarder van de beleggingen (custodian) alsmede de beleggingsadministrateur van het fonds. KAS Bank bewaart en administreert de belegde gelden; zij rapporteert hierover rechtstreeks aan het fonds. De beleggingsadministratie bij KAS Bank is leidend voor de financiële verslaglegging van SPR. Tevens rapporteert KAS Bank over de op de beleggingen gelopen risico’s en verzorgt zij maandelijkse rapportages van de totale beleggingsportefeuille. Adviseurs Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn ondersteund door een externe, adviserende actuaris, Mercer (Nederland) B.V., en een ALM 2-adviseur, ORTEC Finance. Dagelijkse uitvoering Voor de uitvoering van de pensioenadministratie, het voorlichten en informeren van deelnemers, en de bestuursondersteuning wordt gebruik gemaakt van het pensioenbureau van Randstad Holding nv. De leiding van het pensioenbureau is in handen van de directeur van het pensioenfonds, verder zijn op het pensioenbureau de adjunct-directeur en vijf medewerkers werkzaam. Naast de uitvoering van bovengenoemde taken ten behoeve van SPR wordt door het pensioenbureau de administratie en het secretariaat uitgevoerd 3. Website De website van SPR is op internet benaderbaar via www.randstadpensioenfonds.nl. De site is geheel vernieuwd in 2011 (en heeft ook een nieuwe url). Op de site is informatie te vinden over het pensioenfonds en de pensioenregeling. Zowel deelnemers, gewezen deelnemers als andere geïnteresseerden kunnen gebruik maken van de site. Op de website zijn alle actuele fondsdocumenten te downloaden en wordt er actuele informatie verstrekt over de gang van zaken binnen het fonds, waaronder maandelijkse berichtgeving over de dekkingsgraad.
2 3
Asset & Liability Management. Naast de taken voor SPR voert het pensioenbureau taken voor andere opdrachtgevers uit: het bemant de directie van de Stichting Pensioenfonds Flexsecurity: het fonds van de pensioenregelingen voor flexwerkers in dienst van de werkmaatschappijen van Randstad Groep Nederland bv. Tijdens het verslagjaar is ongeveer 25% van de capaciteit van het pensioenbureau aangewend ten behoeve van Flexsecurity. Daarnaast worden sinds 2005 activiteiten verricht voor de uitvoering van de separate pensioenregeling voor leden van de Raad van Bestuur van Randstad Holding nv. Ook worden door het pensioenbureau alle diensten verricht in het kader van de uitvoering van de Randstad-aandelenkoopregeling (SPP) voor het vaste personeel van de bedrijven in de Randstad Groep (wereldwijd) en het zogeheten performance share plan (PSP) voor het topmanagement van de Randstad Groep (wereldwijd). Bovendien wordt er door het pensioenbureau op ad hoc basis advies gegeven in het kader van pensioentechnische vraagstukken die zich binnen de aangesloten ondernemingen voordoen. In het verslagjaar speelde dit vooral met betrekking tot enkele oudVedioronderdelen en bij Yacht. Ten slotte heeft het pensioenbureau vanuit de Randstad-onderneming ook de opdracht gekregen om namens Randstad Groep Nederland bv het beheer van de voormalige – rechtstreeks verzekerde – Vedior-pensioenregelingen op zich te nemen
21
Stichting Pensioenfonds Randstad
•
Statutaire doelstellingen
Het pensioenfonds heeft tot doel het, binnen de grenzen van zijn middelen, verlenen of doen verlenen van pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van het fonds. Statuten De statuten zijn in het verslagjaar niet gewijzigd. De laatste wijziging heeft plaatsgevonden in 2010. Op 8 april 2010 heeft de notaris de akte hiervoor opgemaakt. De statuten zijn te vinden op de website van het fonds. Pensioenreglement Het pensioenreglement is in het verslagjaar niet gewijzigd. Het pensioenreglement is te vinden op de website van het fonds. Uitvoeringsovereenkomst SPR voert haar taken uit op basis van een uitvoeringsovereenkomst. In deze overeenkomst is vastgelegd dat SPR de pensioenovereenkomsten tussen de werknemers en de werkgever uitvoert. De werkgever in dezen is Randstad Groep Nederland bv waarin bijna alle Nederlandse werkmaatschappijen van de Randstad Groep zijn opgenomen. In deze overeenkomst is ook de financiering van de pensioenregeling geregeld. De premieverplichting van de werkgever is een leeftijdsafhankelijke staffel, de deelnemersbijdrage is leeftijdsonafhankelijk. Voorts is in de uitvoeringsovereenkomst expliciet vastgelegd dat de financiële verplichtingen van de werkgever niet verder strekken dan de tijdige betaling van de werkgeversbijdrage, maar dat er ook in geen geval sprake kan zijn van premiekorting of terugstorting van premies aan de werkgever. In geval van een dekkings- en/of reservetekort, zoals momenteel het geval is, is het fonds zelf verantwoordelijk voor het op peil brengen van de financiële positie. In de uitvoeringsovereenkomst zijn ook bepalingen opgenomen voor werknemers van de werkgever ten aanzien van lidmaatschappen van het bestuur en Verantwoordingsorgaan van het fonds. Ook is bepaald hoe het pensioenfonds zich in beginsel opstelt ten aanzien van collectieve waardeoverdrachten, mocht de werkgever bijvoorbeeld overnames doen. Het fonds werkt in principe mee aan collectieve waardeoverdrachten mits bij de inkoop van pensioenverplichtingen een evenredige overwaarde beschikbaar komt bestemd voor het behoud van de financiële positie van het fonds. De uitvoeringsovereenkomst kent een geldigheid van vijf jaar en loopt tot 1 januari 2013. De overeenkomst wordt in beginsel steeds voor een tijdvak van vijf jaren verlengd. Bij herziening of beëindiging van de overeenkomst blijft de werkgever gehouden aan de betaling van de overeengekomen (premie-)bijdrage en zal hij niet verplicht worden additionele betalingen te doen. Ook het uitgangspunt dat de werkgever geen aanspraak heeft op middelen van het fonds blijft te allen tijde gehandhaafd. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) In 2011 is de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds aangepast. Het betreft voornamelijk technische en tekstuele wijzigingen die geen materiële invloed op de reikwijdte of uitvoering van dit document hebben. In de ABTN is de financiële systematiek van de pensioenregeling vastgelegd, zoals het premiebeleid en het indexatiebeleid. Verder zijn de belangrijkste kenmerken van het reglement, het beleggingsbeleid en de maatregelen ter zake risicobeheersing uitgebreid beschreven. Ter volledigheid: in 2012 heeft het bestuur wederom een nieuwe ABTN vastgesteld. Een aanpassing van de ABTN was nodig, gezien wijzigingen betreffende de actuariële
22
Stichting Pensioenfonds Randstad
grondslagen, het beleggingsbeleid en het opnemen van een financieel crisisplan in deze nota. De ABTN is te vinden op de website van het fonds. Gedragscode De interne gedragscode van het fonds is in het verslagjaar niet gewijzigd. De gedragscode is opgesteld volgens de bepalingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De compliance officer houdt toezicht op het bepaalde in de gedragscode en de naleving hiervan. Alle zogeheten ‘verbonden personen’ van het pensioenfonds verklaren jaarlijks zich te hebben gehouden aan de gedragscode. Ten aanzien van 2011 hebben alle aangewezen verbonden personen verklaard zich aan de gedragscode te hebben gehouden. Klachten en geschillen SPR heeft een geschillen- en klachtenregeling. De belangrijkste punten uit deze regeling zijn: • Geschillen betreffen disputen tussen het fonds en belanghebbenden waarin belanghebbenden zich in hun rechtspositie menen geschaad; • Klachten betreffen verklaringen van belanghebbenden dat ze op incorrecte wijze door het fonds bejegend zijn; • Klachten worden afgehandeld door het pensioenbureau; • Geschillen worden behandeld in de geschillencommissie, die een nader onderzoek naar feiten instelt en daarbij het beginsel van hoor en wederhoor toepast; • De geschillencommissie is door het bestuur van het fonds gemandateerd besluiten te nemen ten aanzien van de geschillen; • De geschillencommissie stelt de belanghebbenden zo spoedig mogelijk van de besluiten in kennis en doet deze besluiten vergezeld gaan van een mededeling dat de mogelijkheid bestaat het geschil voor te leggen aan de Ombudsman Pensioenen. • De geschillencommissie is samengesteld uit drie leden, te weten: o een bestuurslid namens de deelnemers van het fonds; o een bestuurslid namens de werkgever van het fonds; o een onafhankelijk voorzitter, niet zijnde een bestuurslid of lid van het Verantwoordingsorgaan van het fonds. • Gedurende het bestaan van een vacature heeft de geschillencommissie geen bevoegdheden. De geschillencommissie heeft in 2011 geen geschillen ontvangen en deze dientengevolge ook niet behandeld. Uitbesteding SPR maakt gebruik van het pensioenbureau van Randstad Holding nv. Zodoende zijn alle werkzaamheden van het pensioenfonds feitelijk uitbesteed. De uitbesteding aan Randstad Holding nv is geformaliseerd door middel van een uitbestedingsovereenkomst. Deze overeenkomst is getoetst aan de wettelijke richtlijnen voor pensioenfondsen met betrekking tot uitbesteding. Aan deze uitbesteding zijn geen kosten verbonden: Randstad Holding neemt alle kosten van het pensioenbureau voor haar rekening. In de overeenkomst is de onafhankelijke positie van het pensioenbureau benadrukt: het moet zich bij de vervulling van de overeengekomen werkzaamheden richten naar de belangen van de bij SPR betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en aangesloten ondernemingen. Het pensioenbureau draagt zorg voor het op evenwichtige wijze behartigen van de belangen van alle betrokkenen van SPR. In 2011 is er tevens een service level agreement tussen SPR en Randstad Holding nv afgesloten. Met de andere derdepartijen, Mercer, KCM, ORTEC Finance, KAS Bank BV, heeft het fonds ook uitbestedingsovereenkomsten en service level agreements afgesloten.
23
Stichting Pensioenfonds Randstad
24
Stichting Pensioenfonds Randstad
2. Financiële positie •
Financiële positie en ontwikkeling dekkingsgraad
In 2011 is de financiële positie van SPR aanzienlijk verslechterd, gemeten naar dekkingsgraad. Deze daalde namelijk van 100,8% ultimo 2010 naar 92,5% aan het einde van 2011. Het fonds bleef zodoende in de situatie van een dekkingstekort verkeren. De ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 laat zich weergeven in onderstaande grafiek. Hierbij wordt opgemerkt dat het om schattingen gaat, omdat niet elke maand er een officiële vaststelling van de bezittingen en de verplichtingen van het fonds plaatsvindt 4.
Tot en met juli 2011 voldeed SPR aan de verwachtingen van het herstelplan en lag het fonds ‘op koers’ om tijdig uit het dekkingstekort te geraken. Daarna ging het mis: ten gevolge van negatieve ontwikkelingen op de financiële markten – voornamelijk door de eurocrisis – kwam de financiële positie van het fonds sterk onder druk te staan. De dekkingsgraad daalde enkele maanden achter elkaar fors. Een daling die eind december 2011 gestopt werd: de dekkingsgraad nam sterk toe aan het einde van 2011. Twee effecten spelen hierbij een rol. Allereerst heeft de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB), besloten dat pensioenfondsen voor het waarderen van hun pensioenverplichtingen ultimo 2011 uit dienden te gaan van een rentetermijnstructuur die gebaseerd is op het driemaandsgemiddelde van de rente op renteswaps. Omdat deze rente in de laatste maanden voortdurend daalde, had deze middeling een gunstig effect op de dekkingsgraad van SPR. Door dit besluit van de toezichthouder steeg de dekkingsgraad met meer dan vier procentpunten. Daarnaast besloot het bestuur van SPR – na advies van meerdere actuarissen te hebben ingewonnen – om met ingang van 31 december 2011 de actuariële grondslagen van het fonds enigszins te wijzigen. De correctiefactoren die voor ervaringssterfte worden gebruikt 4
Anders gezegd: er is niet elke maand sprake van een controle op de bezittingen en de verplichtingen door de actuaris en de accountant van het pensioenfonds. De getoonde grafiek geven de inschattingen weer die op basis van de toentertijd beschikbare informatie konden worden gemaakt door de directie en de fiduciaire vermogensbeheerder van het fonds.
25
Stichting Pensioenfonds Randstad
ter bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden sindsdien bepaald aan de hand van sociaaleconomische klassen op basis van postcodes. Voorheen werden deze correctiefactoren bepaald op universele inkomensklassen. Met behulp van de klassen op basis van postcodes kan een betere verfijning voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden doorgevoerd. Vooral betreffende de overlevingskansen van vrouwen, de grootste groep deelnemers van SPR, levert deze verfijning betere inzichten op. De toepassing van de postcodeklassen voor de correctiefactoren heeft een positieve invloed gehad op de financiële positie van SPR. Dit effect wordt geschat op 0,8 dekkingsgraadpunten. Desalniettemin heeft het fonds niet voldaan aan de verwachtingen die het heeft vastgelegd in het in 2009 bij DNB ingediende herstelplan. De ontwikkeling van de dekkingsgraad in de afgelopen vijf jaren – in vergelijking met de verwachtingen zoals vastgelegd in het herstelplan – laat zich als volgt samenvatten in tabelvorm:
Dekkingsgraad per jaareinde (gerealiseerd) Dekkingsgraad per jaareinde (verwachting herstelplan)
2011
2010
2009
2008
2007
92,5%
100,8%
103,3%
93,7%
132,1%
103,2%
100,8%
97,1%
-
-
Op basis van de wettelijke regels van het Financieel Toetsingskader (FTK) moet tegenover de marktwaarde van de pensioenverplichtingen van het fonds een zodanig vermogen staan dat ten minimale 105% 5 van deze verplichtingen gedekt worden. Zo niet, dan is er sprake van onderdekking, een situatie van een dekkingstekort. Sinds oktober 2008 bevindt SPR zich in een dergelijke situatie. De ontwikkeling van de dekkingsgraad in vergelijking tot de in het herstelplan vastgelegde verwachting voor 2011 is als volgt: 2011 Werkelijk
Dekkingsgraad 31 december 2010 Nieuwe pensioenaanspraken Pensioenuitkeringen Winstbijschrijving (toeslagverlening, indexatie) Wijziging rentetermijnstructuur, gevolgen voor VPV Beleggingsresultaat Overige oorzaken, verwerking nieuwe actuariële grondslagen Dekkingsgraad 31 december 2011
2011 Herstelplan
%
%
100,8 0,2 0,0 0,0 (17,6) 8,3 0,8
100,8 0,9 0,0 0,0 0,0 2,0 (0,5)
92,5
103,2
De beleggingen van het pensioenfonds hebben in 2011 een positief rendement gekend van 9,6%, wat leidde tot een positieve invloed op de dekkingsgraad van 8,3 procentpunten. De beleggingsrendementen waren niet voldoende om de groei van de pensioenverplichtingen als gevolg van de daling van de rente te compenseren. Ondanks het positieve beleggingsrendement daalde daarom de dekkingsgraad. Tevens geldt er in het FTK de eis van het vereist eigen vermogen. Dit is het vermogen dat naar verwachting benodigd is om te voorkomen dat het fonds binnen één jaar terecht zal komen in de situatie van een dekkingstekort, gegeven een zekerheidsmaat van 97,5%. De hoogte van dit vermogen hangt af van de risico’s die een pensioenfonds loopt en de mate waarin het deze heeft afgedekt. De evenwichtsdekkingsgraad behorende bij dit vereist 5
Formeel gaat het om de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen. Een percentage dat in de buurt van 105% ligt. Bij SPR gaat het formeel op percentages van 104,6% (ultimo 2011) en 104,7% (ultimo 2010).
26
Stichting Pensioenfonds Randstad
eigen vermogen bedroeg bij SPR eind 2011 111,9% (ultimo 2010: 114,3%). Ligt de dekkingsgraad onder de evenwichtsdekkingsgraad, dan is er sprake van een situatie van een reservetekort. Pas als SPR niet meer in een situatie van een reservetekort verkeert, zullen de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen verhoogd worden door middel van winstbijschrijving (indexatie, toeslagverlening). Sinds 2008 is hiervan geen sprake meer bij SPR. De beleggingen van SPR zijn opgenomen in twee deelportefeuilles: de zogeheten matchingsportefeuille en de rendementsportefeuille. Met de matchingsportefeuille wordt getracht het renterisico van de pensioenverplichtingen van het fonds af te dekken. Met de rendementsportefeuille wordt getracht rendement te behalen, waarmee de dekkings- en reservetekorten van het fonds kunnen worden opgeheven en waardoor in de toekomst de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen weer verhoogd zouden kunnen worden. Onderstaande tabel geeft de rendementen in 2011 van beide portefeuilles weer:
Resultaat matchingsportefeuille t.b.v. renteafdekking verplicht. Resultaat rendementsportefeuille Totaal beleggingsresultaat
SPR
Benchmark
%
%
Verschil %-pt.
34,9 (6,6)
65,8 (1,4)
(30,9) (5,2)
9,6
29,3 6
(19,7)
De beleggingen van het fonds konden in 2011 de verplichtingen niet ‘bijbenen’: er was sprake van een forse underperformance. De beleggingen brachten in 2011 een resultaat van € 55.032 (2010: € 80.305). Alle baten en lasten van het pensioenfonds met elkaar verrekenend, was er in 2011 bij SPR echter sprake van een negatief resultaat van -/- € 55.302 (2010: -/- € 10.012). Onderstaande tabel verduidelijkt dit. 2011
2010
€
€
Beleggingsresultaat Resultaat pensioenactiviteiten (excl. aanpassing act. grondslagen)
55.032 (120.317)
80.305 (67.886)
Resultaat SPR exclusief aanpassing actuariële grondslagen
(65.285)
12.419
9.983
(22.431)
(55.302)
(10.012)
Aanpassing actuariële grondslagen en correctiefactoren Saldo van baten en lasten
De pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op een rente die gebaseerd is op de rente van interbancaire verplichtingen, de swaprentecurve. Het renterisico van de verplichtingen van SPR wordt dus structureel afgedekt. Deze afdekking geschiedt voornamelijk met behulp van beleggingen in staatsobligaties (forward bonds) en met renteswaps. Hoewel de afdekking plaatsvindt in de matchingsportefeuille, is er toch een ‘mismatch’ te constateren: sinds het najaar van 2008 is de swaprente namelijk gemiddeld lager dan de rente op staatsobligaties. Hierdoor worden de verplichtingen van het fonds gemiddeld hoger gewaardeerd dan de beleggingen, wat zich uit in een lagere dekkingsgraad. Het verschil tussen deze twee rentes is in 2011 veel groter geworden: dit is in het nadeel van het pensioenfonds. SPR en de fiduciaire vermogensbeheerder, KCM, hadden de verwachting dat op termijn de rentes zich zullen normaliseren: gegeven de intrinsieke risico’s van beide productsoorten ligt de rente van staatsobligaties historisch gezien op een lager niveau dan die van renteswaps. Een lagere rente voor staatsobligaties dan die van renteswaps, zou bij SPR tot een substantieel hogere dekkingsgraad leiden. SPR wilde dit potentieel in de toekomst graag benutten, maar dient ook de FTK-regels te hanteren en te respecteren. De 6
Als benchmark voor het totaal beleggingsresultaat worden de pensioenverplichtingen van het fonds genomen.
27
Stichting Pensioenfonds Randstad
hogere rente op staatsobligaties leidt daarnaast jaarlijks tot ongeveer een half procent hogere dekkingsgraad door de hogere couponbetalingen van staatsobligaties (ten opzichte van de rentebetalingen die uit renteswaps zouden voortkomen). Het afgelopen jaar zijn aan SPR geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen directe aanwijzingen aan het fonds gegeven. Ook is er geen bewindvoerder aangesteld. Tevens is de uitoefening van bevoegdheden van organen van het pensioenfonds niet gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De vermogenspositie is – zoals hierboven vermeld – zodanig dat een herstelplan van toepassing is. •
Vaststelling pensioenaanpassing per 1 januari 2012
Op basis van de financiële positie van het fonds en als uitvloeisel van het herstelplan heeft het bestuur op 24 januari 2012 besloten dat de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen niet verhoogd worden per 1 januari 2012. Er is dus ook dit jaar geen sprake van toeslagverlening. Het bestuur probeert weliswaar ieder jaar de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen te verhogen, maar deze verhoging verschilt per jaar en is voorwaardelijk. (Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden kunnen geen rechten ontlenen aan eerdere verhogingen en dienen zich te realiseren dat ook neerwaartse aanpassingen mogelijk zijn. Op grond van artikel 18 lid 2 van het Pensioenreglement 2010 kunnen feitelijk de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen in gelijke mate verlaagd worden, zodanig dat door afname van de waarde van de verplichtingen de dekkingsgraad van SPR wordt vastgesteld op 105%. Het bestuur zal hiertoe niet eerder overgaan dan nadat de wettelijke hersteltermijn is verstreken en er geen andere maatregelen meer mogelijk zijn om de financiële positie van het pensioenfonds te verbeteren. Geconfronteerd met de financiële situatie ultimo 2011 en het gebrek aan het kunnen inzetten van andere maatregelen, heeft het bestuur begin 2012 moeten besluiten in 2013 mogelijk tot een verlaging van de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen over te gaan. Afhankelijk van de financiële situatie van SPR ultimo 2012 zal per 1 april 2013 mogelijk een verlaging van maximaal 4,9% worden doorgevoerd. In hoofdstuk 3 wordt dit besluit nader toegelicht.
28
Stichting Pensioenfonds Randstad
3. Bestuursvergaderingen en besluitvorming •
Vergaderingen
Het bestuur van SPR kwam in 2011 dertien keer in vergadering bijeen. Daarnaast waren er twee interne opleidings- en stagedagen, gericht op deskundigheidsbevordering van het bestuur. Sinds 2009 vergadert het bestuur in principe één maal per maand. Om voldoende zicht te houden op en aandacht te schenken aan alle zaken die voor het besturen van een pensioenfonds van belang zijn, is regelmatig vergaderen van essentieel belang. Daarnaast is de gebruikelijke duur van de bestuursvergaderingen uitgebreid naar vier uur per vergadering. Naast de tevoren ingeplande bestuursvergaderingen komt het bestuur ook ad hoc bijeen indien specifieke thema’s of vraagstukken hiertoe aanleiding geven. De tijd en aandacht die het bestuur daadwerkelijk besteedt aan bestuurswerk en daaraan gerelateerde zaken, is – net als in de jaren daarvoor – ook in 2011 weer onverminderd hoog gebleken. Het beslag dat hiermee gelegd wordt op de beschikbare tijd van de bestuursleden is daarmee eveneens groot gebleken.
•
Activiteiten en besluiten
In deze paragraaf is een opsomming opgenomen van de belangrijkste activiteiten en besluiten van het bestuur in 2011. Beleidsplan 2011 Net als in 2010 heeft het bestuur van SPR ook in 2011 zijn beleidsmatige aandachtspunten vastgelegd in een beleidsplan, het Beleidsplan 2011. Dit met het oog op het beter (intern) kunnen communiceren over en verantwoorden van het gevoerde bestuursbeleid en de genomen cq. te nemen besluiten. In dit plan waren twee aandachtsgebieden geformuleerd die naast alle reguliere zaken die bij de besturing van een pensioenfonds voorkomen, in 2011 gerealiseerd zouden moeten worden. Te weten: 1. Het afronden van het in 2010 ondernomen onderzoek van alternatieven in en voor de pensioenuitvoering, waaronder (her-)verzekeren; 2. Concretisering van het integrale risicomanagement van het pensioenfonds. De resultaten van het beleid komen in dit hoofdstuk (hieronder) aan bod. Herstelplan Sinds oktober 2008 verkeert SPR in de situatie van zowel een dekkings- als een reservetekort, aangezien de middelen van het pensioenfonds niet toereikend zijn om de contante waarde van alle verplichtingen en de daarbij behorende buffers te kunnen financieren. In maart 2009 heeft het pensioenfonds het herstelplan ingediend dat door DNB vereist werd van alle pensioenfondsen die in onderdekking verkeren. In dit herstelplan is aangegeven hoe, conform de verwachte gemiddelde ontwikkeling van de beleggingen en verplichtingen van het fonds, de financiële positie van SPR in de jaren 2009 tot en met 2014 zou verlopen. Destijds was de inschatting dat de dekkingsgraad van het fonds zich gedurende het verloop van het herstelplan zodanig zou ontwikkelen dat zowel het dekkingstekort als het reservetekort beëindigd zouden worden. In de jaarverslagen over 2008 tot en met 2010 is verslag gedaan van dit herstelplan en de ontwikkelingen sindsdien. Het plan is ook te vinden op de website van SPR. Samengevat komt het plan erop neer dat het herstel zich langs ‘natuurlijke weg’ zal voordoen, vooral voortkomend uit premieoverschotten en overrendementen uit de beleggingen. In het
29
Stichting Pensioenfonds Randstad
herstelplan was echter geen rekening gehouden met de in 2010 noodzakelijk gebleken aanpassing in de levensverwachtingen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. De vereiste aanpassingen van de levensverwachting op grond van de AG-prognosetafel 2010-2060 en de bijbehorende leeftijdsafhankelijke correctiefactoren leidde in 2010 tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen met 8,7%. Deze aanpassing had in 2009 en 2010 een negatief effect van ruim 8 procentpunten op de dekkingsgraad. In 2011 is de gehanteerde Prognosetabel onveranderd ten opzichte van de situatie eind 2010. Wel heeft het bestuur gedurende het verslagjaar besloten tot een aanpassing in de leeftijdsafhankelijke correctiefactoren die gehanteerd worden bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen. Op grond van specifieke onderzoeken van actuarieel consultant AON-Hewitt is vastgesteld dat een nadere specificatie van de levensverwachting mogelijk is met behulp van gegevens over de levensstatus en welstand van de deelnemers. Deze status komt vooral tot uitdrukking in de leefsituatie van de deelnemers en is in kaart te brengen met behulp van de postcode. Uitgebreide marketingonderzoeken naar leefpatronen en bestedingsruimte op basis van postcode maken het mogelijk om een betrouwbare indicatie te geven van de levensverwachting in een bepaald postcodegebied. De overgang naar deze aangepaste leeftijdsafhankelijke correctiefactoren heeft geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen van naar schatting 0,8% eind 2011. Ondanks deze verlaging van de verplichtingen heeft de realisatie van het herstelplan zich in 2011 niet conform de verwachtingen voltrokken. In de eerste helft van 2011 verliepen alle zaken nog min of meer conform verwachting. De dekkingsgraad verbeterde in deze periode van 100,8% eind 2011 naar 105,0% eind juni 2011. Als gevolg van de vervolgens opgetreden onzekerheid rond de Griekse staatsleningen en de toekomst van de euro, daalden de rentetarieven vervolgens echter in een enorm tempo. De oplopende onzekerheid rond de financiële positie van andere eurolanden, waaronder in het bijzonder Frankrijk, leidde vervolgens tot een substantiële daling van de dekkingsgraad. In onderstaande grafiek zijn de ontwikkelingen gedurende 2011 weergegeven, waarbij duidelijk is dat de haalbaarheid van het herstelplan in de tweede helft van 2011 ernstig onder druk is komen te staan. De dekkingsgraad van SPR eindigde in 2011 op 92,5% en lag daarmee ver onder het benodigde herstelpad 7. Dekkingsgraad Stichting Pensioenfonds Randstad Op basis van wekelijkse schattingen in 2011 115,0% 112,5% 110,0% 107,5% 105,0% 102,5% 100,0% 97,5% 95,0% 92,5% 90,0% 87,5%
DG 2011 Minimaal Vereist Vermogen "Herstelpad" (origineel)
85,0% 82,5% 80,0%
7
52 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516171819202122232425262728293031323334353637383940414243444546474849505152
De dekkingsgraad 2011 in deze grafiek eindigt niet op 92,5%, daar hier ‘eerste schattingen’ worden getoond: het driemaandsgemiddelde voor de rentetermijnstructuur van de verplichtingen en de correctiefactoren o.b.v. postcodes zijn niet volledig verwerkt.
30
Stichting Pensioenfonds Randstad
Aankondiging kortingsmaatregel per 1 april 2013 Als gevolg van de forse daling van de dekkingsgraad heeft het bestuur eind 2011 moeten concluderen dat het realiseren van een tijdig herstel uiterlijk eind 2013 op grond van de gemiddeld verwachte ontwikkelingen binnen het fonds niet meer haalbaar zal zijn. Om deze reden heeft het bestuur in de tweede helft van 2011 meerdere malen stil gestaan bij het mogelijk nemen van aanvullende maatregelen en de volgorde waarin deze genomen moeten worden. Hierbij • • •
zijn in het bijzonder de volgende opties aan bod gekomen: Een verhoging van de geheven pensioenpremie; Een versobering van de toekomstige pensioenopbouw; Een korting van alle opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten.
Bij de overweging van deze opties heeft het bestuur moeten concluderen dat de mogelijkheden voor toepassing van de eerste twee opties zeer beperkt waren. Op grond van de financiële afspraken tussen werkgever en het pensioenfonds zijn aanvullende stortingen ten behoeve van een verbetering van de dekkingsgraad uitgesloten. Een verhoging van de deelnemersbijdrage wordt door het bestuur als weinig wenselijk beschouwd, mede gezien het feit dat de extra middelen die verkregen zouden worden uit een verhoging van de deelnemersbijdrage niet in verhouding staan tot de omvang van het actuele dekkingstekort. Een versobering van de pensioenopbouw met als doel om de vrijkomende middelen aan te wenden voor een verkleining van het dekkingstekort, is naar het oordeel van het bestuur evenmin realistisch. Vanwege de lage rentestanden is het fonds reeds genoodzaakt om de pensioenopbouw in 2012 te verlagen naar een opbouwpercentage van 2,20% in plaats van de reglementaire 2,25%. Een verdere verlaging van het opbouwpercentage zou de belangen van deelnemers naar het oordeel van het bestuur onevenredig schaden. Daarbij speelt ook bij de inzet van dit instrument als overweging mee het relatief geringe effect dat een dergelijke verlaging op korte termijn zou hebben op de omvang van het dekkingstekort. Aldus komt het bestuur tot de conclusie dat de enige realistische manier om het dekkingstekort op te lossen bestaat uit een algemene korting van alle opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Deze maatregel raakt zowel de actieve deelnemers als de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden. Het bestuur is zich ervan bewust dat een korting van opgebouwde rechten voor pensioengerechtigden een directe en aanzienlijke teruggang in inkomen zou betekenen. Gegeven de hierboven omschreven afweging van belangen, ziet het bestuur deze oplossing echter als de meest acceptabele. De omvang van de mogelijk door te voeren korting is eind 2011 vastgesteld op 4,9% van de opgebouwde aanspraken en rechten. Dit is de omvang van de korting die (gegeven alle aannames) benodigd is om eind 2012 weer op het herstelpad te zijn beland, wat uiterlijk eind 2013 zou moeten leiden tot het bereiken van het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) van (toen ingeschat op) 104,7%. Het is niet zeker of de aangekondigde korting daadwerkelijk aldus zal worden doorgevoerd. Dat hangt allereerst af van de financiële positie van het fonds op 31 december 2012. Indien de dekkingsgraad op dat moment onder het vereiste herstelpad ligt, zal inderdaad een korting per 1 april 2013 worden doorgevoerd. De omvang van deze korting zal afhankelijk zijn van het verschil tussen de actuele dekkingsgraad en het niveau van het vereiste herstelpad. De korting zal op 1 april 2013 echter maximaal 4,9% bedragen. Indien vanwege een verslechterde situatie een aanvullende korting vereist zou zijn, zal deze uiterlijk op 31 december 2013 worden doorgevoerd, afhankelijk van de situatie van dat moment. Gegeven de verwachte komst van een nieuw financieel toetsingskader met ingang
31
Stichting Pensioenfonds Randstad
van 1 januari 2014, bestaat de verwachting dat dit nieuwe kader mede zal worden gehanteerd bij de vaststelling van de uiteindelijke maatregelen bij de beëindiging van het herstelplan. Dit is echter niet meer dan een verwachting. Het bestuur van het fonds heeft gedurende het verslagjaar en in de eerste bestuursvergaderingen van 2012 veel tijd en aandacht besteed aan de te nemen maatregelen, de afweging van de belangen van de diverse groepen binnen het fonds en de communicatie van de maatregelen aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. Ook in de resterende periode van het herstelplan zal de onverminderde aandacht van het bestuur gericht zijn op een zorgvuldige afwikkeling van het herstelplan. Verlaging opbouwpercentage per 1 januari 2012 De daling van de rentestanden in het tweede half jaar van 2011 heeft niet alleen geleid tot een scherpe daling van de dekkingsgraad, maar heeft tevens tot gevolg gehad dat de kosten voor de opbouw van nieuwe pensioenen aanzienlijk zijn gestegen ten opzichte van voorgaande jaren. Sinds enkele jaren hanteert SPR voor de berekening van de kostendekkende premie een systematiek waarin een zogenaamde ‘gedempte’ premie wordt vastgesteld. Deze gedempte premie wordt berekend op basis van het gemiddelde van de rentestand van de voorgaande 36 maanden (voortschrijdend gemiddelde) van de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur. Vanwege de gestaag dalende renteniveaus is het niveau van de gemiddelde rente gedurende het verslagjaar eveneens aanzienlijk gedaald en is daarmee de hoogte van de kostendekkende premie fors gestegen. Op basis van de deels verouderde populatie en de rentestand is met behulp van de actuariële berekeningen de constatering dat de geheven premie in 2012 niet toereikend zou zijn voor het financieren van de reglementair op te bouwen aanspraken. Om die reden heeft het bestuur moeten besluiten om het opbouwpercentage in 2012 gewijzigd vast te stellen op 2,20%. Dit besluit is een toepassing van de reglementaire bepalingen ten aanzien van deze situatie. Het niveau van de risicoverzekeringen, met name ten behoeve van de nabestaanden, wordt wel gehandhaafd op het reglementaire niveau. Vanwege de situatie van onderdekking die eind 2011 van toepassing was, wordt ten aanzien van de financiering van nieuwe pensioenopbouw in het kader van het herstelplan de eis gesteld dat de geheven premie ten minimale kostendekkend is op het niveau van de actuele rentetermijnstructuur. Dit niveau ligt nog aanmerkelijk lager dan het niveau van het 36-maandsgemiddelde zoals SPR dat hanteert voor de bepaling van de kostendekkende premie. Onverkorte toepassing van deze bepaling zou impliceren dat de pensioenopbouw in 2012 nog veel verder beperkt zou moeten worden. Bij de toepassing van de regels inzake het herstelplan biedt DNB echter de mogelijkheid om eenmalig gebruikt maken van de zogenaamde ‘adempauze’ om niet aan deze verplichting te behoeven voldoen. Hiertoe heeft het fonds eind 2011 een verzoek bij DNB ingediend, wat door DNB vervolgens is gehonoreerd. Deze verlening van toestemming heeft plaatsgevonden onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze situatie uitsluitend in 2012 aan de orde kan zijn en dat in 2013 de geheven premie weer aan de eisen inzake het herstelplan zal dienen te voldoen. Gelet op het bovenstaande heeft het bestuur naast het onderwerp van de gedaalde dekkingsgraad derhalve ook nog het thema van de kostendekkendheid van de geheven premie als uitdaging. Beide onderwerpen zullen in samenhang moeten worden bezien en opgelost.
32
Stichting Pensioenfonds Randstad
Alternatieve regelingen en uitvoeringsvormen In 2010 is door het bestuur een studie gestart naar mogelijke alternatieve uitvoeringsvormen in het kader van de toekomstbestendigheid van de pensioenregeling. Het bestuur heeft hiervoor een werkgroep ingesteld, de Werkgroep Alternatieve Uitvoeringsvorm, bestaande uit vier bestuursleden en de directie van het fonds. Deze werkgroep heeft zich gebogen over twee belangrijke uitdagingen die zich bij de uitvoering van de pensioenovereenkomst binnen het huidige pensioenfondsmodel zich voordoen, te weten: • Governance; • “Garanties versus risico”, zijnde kortetermijnrisico’s versus langetermijnrisico’s. Ten aanzien van de governance heeft het bestuur geconcludeerd dat het besturen van een financiële instelling, zoals een pensioenfonds dat is, een toenemende druk legt op de bestuursleden. De eisen met betrekking tot de deskundigheid en betrokkenheid van de individuele bestuursleden worden steeds meer als een knelpunt ervaren. Met name ten aanzien van de onderwerpen ‘beleggen’ en ‘risicomanagement’ wordt dit onderkend. Teneinde hieraan tegemoet te komen zijn in 2010 al maatregelen genomen, zoals het versterken van de kennis omtrent deze onderwerpen en het structureel betrekken van externe deskundigen bij de bestuursactiviteiten. In 2011 is een nieuwe richtlijn verschenen van de toezichthouders DNB en de Autoriteit Financiële Markten, waarin naast een aanscherping van de kennis en kunde van bestuurders ook aandacht wordt gevraagd voor het ontwikkelen van diverse competenties die voor bestuurders van pensioenfondsen relevant zijn. Het bestuur heeft zich in 2011 gebogen over de gevolgen van deze richtlijn en is gestart met de ontwikkeling van eigen profielen voor de bestuursfuncties, het opstellen van eigen competenties en de aanscherping van het deskundigheidsplan. Deze zaken zullen in 2012 worden afgerond. Op de langere termijn is voor het onderwerp ‘governance’ met name de komst van nieuwe regelgeving van belang. De diverse voorstellen die gedaan zijn ten aanzien van de Wet Versterking bestuur van pensioenfondsen werpen in dat kader hun schaduw vooruit. Mede met het oog op de gewijzigde eisen die aan bestuurders gesteld worden en de wens tot een bredere bestuursdeelname van met name pensioengerechtigden, zullen zowel ten aanzien van de gehanteerde bestuursmodellen als ten aanzien van de kwaliteiten van bestuurders scherpere eisen worden gesteld. Het bestuur van SPR heeft de ontwikkelingen in dit dossier met aandacht gevolgd en verwacht in 2012 hier verdere opvolging aan te gaan geven. Ten aanzien van het onderwerp ‘garanties versus risico’ is de uitdaging dat SPR een langtermijnbeleggingsbeleid heeft geformuleerd, waarmee naar verwachting de opgebouwde, nominale pensioenaanspraken en de ingegane pensioenuitkeringen kunnen worden voorzien van toeslagen (‘winstbijschrijvingen’). Hiervoor worden risico’s aangegaan; risico’s die er echter toe kunnen leiden – en er ook toe geleid hebben – dat op korte termijn de pensioenen gekort moeten worden. Een beleid gericht op het voorkomen van deze kortingen beperkt evenwel het uitzicht op toekomstige toeslagverleningen. Onder druk van de tegenvallende beleggingsresultaten en de dalende rente van de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat het voor een pensioenfonds steeds moeilijker wordt om beide doelstellingen in één pensioenregeling met elkaar te combineren. Juist voor een ‘jong’ fonds als SPR met enerzijds veel jonge (gewezen) deelnemers, maar anderzijds een kleine maar gestaag groeiende groep van gepensioneerde deelnemers, is het combineren van beide doelstellingen een vrijwel onmogelijke opgave geworden. De beoogde nominale zekerheid die het bestuur voor de kortere termijn aan met name de pensioengerechtigden zou willen bieden, gaat ten koste van het toeslagenperspectief dat het fonds voor de langere termijn kan bieden. En andersom leidt het nemen van beleggingsrisico, gericht op de lange termijn, tot risico’s op het moeten verlagen van
33
Stichting Pensioenfonds Randstad
aanspraken en uitkeringen op de korte termijn. Deze ‘spagaat’ vormt in toenemende mate een rode draad binnen de bepaling van het bestuursbeleid. Uit het in 2010 verrichte onderzoek naar de risicobereidheid van de deelnemers en de pensioengerechtigden is gebleken dat de wens tot behoud van de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen breed leeft. Daadwerkelijke bescherming van deze aanspraken en uitkeringen is echter niet zonder meer via het beleggingsbeleid van SPR te realiseren: dat wat voor jongeren goed is, kan negatieve gevolgen hebben voor ouderen en pensioengerechtigden – en andersom. Issues op het gebied van gelijke behandeling zijn hierbij belangrijke aspecten. Feitelijk vormt het verzekeren van de pensioenaanspraken en -uitkeringen bij een verzekeraar het enige realistische alternatief indien het wenselijk wordt geacht om nominale garanties te kunnen bieden. Het bestuur heeft zich daarom in 2011 gericht op de mogelijkheden om te komen tot een zogeheten ‘buy-out’, wat inhoudt dat rechten en verplichtingen volledig worden overgedragen aan een verzekeraar, jegens wie de betrokkenen een rechtstreekse aanspraak verkrijgen. Het voornemen voor deze ‘buy-out’ is beperkt tot de categorie van ingegane pensioenen. Na een eerdere screening is in 2011 met twee geselecteerde verzekeraars diepgaand gesproken over de nadere concretisering van een dergelijke ‘buyout’. Naast het voordeel dat een verzekeraar in beginsel geen korting kan verlenen over opgebouwde aanspraken en uitkeringen, speelt als relevante omstandigheid dat verzekeraars momenteel meestal ook hogere pensioenen kunnen uitkeren (cq. kunnen toezeggen) dan dat pensioenfondsen dat kunnen. Verzekeraars hebben de mogelijkheid om te rekenen met andere rentes ter verdiscontering van hun pensioenverplichtingen, verzekeraars hebben meer vrijheid bij het bepalen van overlevingskansen (sterftegrondslagen) en zij kunnen hun aanbod commercieel vormgeven. In de eerste helft van 2011 heeft het bestuur, hiertoe ondersteund door externe adviseurs van Corporate Pension Architects en De Hellendoorn Associatie, zich nadrukkelijk gebogen over de voorstellen van twee pensioenverzekeraars voor de vormgeving van een ‘buy-out’ van de ingegane pensioenen. Ook het Verantwoordingsorgaan en de Vereniging van Gepensioneerden van Randstad Groep Nederland zijn hierbij betrokken. Tijdens de besprekingen werd duidelijk dat er een aantal knelpunten rond de voorgenomen ‘buy-out’ aan de orde was. Deze hadden onder andere betrekking op de volgende vragen: • Hoe dient er te worden omgegaan met toekomstige pensioneringen: kunnen deze ook tegen passende voorwaarden worden ondergebracht bij de betreffende verzekeraar? • Hoe wordt omgegaan met het vraagstuk van overwaarde: hoeveel wordt er bij een eventuele ‘buy-out’ meegegeven aan de groep ingegane pensioenen? De voorziening behorende bij de ingegane pensioenen of ook een deel van de overwaarde van het fonds, zijnde het verschil tussen de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen (100%) en de feitelijke dekkingsgraad van het fonds? • Hoe dient het mogelijke faillissementsrisico van een verzekeraar op de lange termijn te worden beschouwd en hiertegen bescherming mogelijk? • Is DNB bereid om haar medewerking te verlenen aan een ‘buy-out’ voor een specifieke groep in de vorm van de verlening van een verklaring van geen bezwaar voor een dergelijke collectieve waardeoverdracht? Naast deze inhoudelijke afwegingen werd voor het bestuur tevens duidelijk dat bij de doelgroep van pensioengerechtigden een beperkt vertrouwen in verzekeraars bestaat. Dit is van belang, zeker gezien het feit dat voor het onderbrengen van de pensioenuitkeringen bij een verzekeraar de instemming van de pensioengerechtigden vereist is. In samenwerking met de Vereniging van Gepensioneerden van Randstad Groep Nederland heeft het bestuur aandacht besteed aan dit thema, maar tevens nadrukkelijk gekeken naar mogelijke alternatieven voor een verzekerde oplossing.
34
Stichting Pensioenfonds Randstad
De bovenomschreven activiteiten hebben zich afgespeeld gedurende de eerste helft van 2011, toen de financiële positie van het fonds nog toereikend was om uitvoering te geven aan dergelijke voornemens. Op dat moment waren er echter zowel binnen het fonds als bij de toezichthouder nog zoveel inhoudelijke vragen aan de orde, dat realisatie nog niet haalbaar was. De plotselinge val van de dekkingsgraad die zich sinds juli 2011 heeft voorgedaan, heeft er vervolgens toe geleid dat het onderwerp van de voorgenomen ‘buyout’ van de ingegane pensioenen op korte termijn niet langer haalbaar was. Zolang de dekkingsgraad van het pensioenfonds onder het niveau van 100% ligt, bestaan er immers geen concrete mogelijkheden om uitvoering te geven aan collectieve of individuele waardeoverdrachten. De veranderde mogelijkheden om op korte termijn uitvoering te kunnen geven aan een ‘buy-out’ vormen voor het bestuur van SPR geen aanleiding om dit dossier terzijde te leggen. In overleg met externe adviseurs wordt ook onder de nieuwe situatie nadrukkelijk gezocht naar mogelijkheden om de eerder beschreven ‘spagaat’ in het beleggings- en risicobeleid op te kunnen lossen. Daarbij staat een optimale bescherming van de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds voorop. Bij de analyse van de toekomstige mogelijkheden speelt verder de langverwachte realisatie van het ‘Pensioenakkoord’ een belangrijke rol. Na de totstandkoming van de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord door sociale partners en overheid in juli 2011, wordt door het bestuur nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden die komende regelgeving voor het fonds zou kunnen bieden. Daarbij is met name de vraag aan de orde in hoeverre de eerder beschreven problematiek binnen de regels van een nieuw financieel toetsingskader met meer ‘voorwaardelijke’ pensioenaanspraken zou kunnen worden ondervangen. Het bestuur is naar aanleiding van de documentatie rond het Pensioenakkoord al meermalen tot de conclusie gekomen dat de regeling van SPR in meerdere opzichten trekken vertoont van de regeling zoals de sociale partners die in het kader van het Pensioenakkoord voorstaan. Het expliciteren van de voorwaardelijkheid van de opgebouwde pensioenen is daarbij echter een belangrijke randvoorwaarde, die in het huidige systeem niet aan de orde is. Vanwege de vele onduidelijkheden rond de nadere uitleg en concretisering van het Pensioenakkoord is het in 2011 niet mogelijk gebleken om al keuzes te maken ten aanzien van de toekomstige vormgeving van de pensioenregeling. Het bestuur houdt alle mogelijke opties voor ogen en zal zich in 2012 nadrukkelijk buigen over de mogelijkheden die er in de nabije toekomst zijn om te komen tot een gewijzigde inhoud van de pensioenregeling en mogelijke wijzigingen in de uitvoering hiervan. Bij dit traject worden niet alleen het bestuur en externe deskundigen betrokken, maar wordt ook de rechtstreekse inbreng van belanghebbenden zoals de werkgevers en de pensioengerechtigden benut. De verwikkelingen in 2011 hebben duidelijk gemaakt dat een zorgvuldige afstemming van voornemens, maatregelen en communicatie met alle belanghebbenden van groot belang is voor het behoud van het draagvlak voor de collectieve pensioenvoorziening. Risicomanagement en ‘asset safety’ Ter uitvoering van het tweede onderdeel van het Beleidsplan 2011 heeft het bestuur zich gedurende het verslagjaar gericht op het integrale risicomanagement van het fonds. De aanleiding hiervoor werd gevormd door de constatering dat het bestuur – zeker ten aanzien van het beheer van de beleggingen – weliswaar beschikt over specifieke kennis en informatie over bepaalde onderwerpen, maar dat er tot heden geen bredere aanpak van risicomanagement was gedefinieerd. Om die reden is de interne auditcommissie binnen het bestuur in 2011 aan de slag gegaan met het onderwerp risicomanagement. Na een deskundigheidssessie in het najaar van 2010
35
Stichting Pensioenfonds Randstad
ten behoeve van het gehele bestuur hebben de interne auditcommissie en de directie de vervolgstap gezet door per activiteit binnen het pensioenfonds de mogelijke en voorkomende risico’s te identificeren. Per risico is vervolgens aangegeven wat de kansen zijn dat het betreffende risico zich voordoet, welke impact het optreden van het betreffende risico voor het fonds zou hebben (in financiële zin, maar ook in andere opzichten) en welke beheersingsmaatregelen er genomen zijn dan wel genomen zouden kunnen worden om het betreffende risico te kunnen beheersen. Uiteindelijk zijn alle risico’s gewaardeerd en is aan de risico’s ook een classificatie conform de FIRM-systematiek van de toezichthouder toegevoegd. Dit proces heeft geresulteerd in een uitgebreide matrix van 79 onderkende risico’s, gesorteerd per activiteitengebied, met een ‘waardering’ van de restrisico’s. Deze matrix is vervolgens vastgesteld door het bestuur en vormt de basis voor het integrale risicomanagement binnen het fonds. De matrix wordt periodiek geactualiseerd en geagendeerd in de bestuursvergaderingen, waarna nieuwe aandachtspunten en acties kunnen worden benoemd. Als belangrijkste risico’s zijn in de matrix de volgende zaken naar voren gekomen: • Bij de administratieve kant vormen met name de handmatige werkprocessen binnen het pensioenbureau, zoals de administratie van arbeidsongeschiktheid een risicobron; • Bij de beleggingen komen reeds langer onderkende risico’s zoals het renterisico, de mismatch tussen verplichtingen en bezittingen en het marktrisico van zakelijke waarden naar voren; • Bij de premieheffing blijkt met name de kostendekkendheid van de premie op langere termijn als een risico te worden gezien. Helaas hebben de als tweede en derde genoemde risico’s zich – voornamelijk als gevolg van rentedalingen – in 2011 ook daadwerkelijk gemanifesteerd. Een andere uitwerking van de concretisering van het risicomanagement van het fonds betreft een ‘interne audit’ die, mede naar aanleiding van de risico-inventarisatie, door de interne auditcommissie is uitgevoerd op de werkprocessen en procedures binnen het pensioenbureau van Randstad Holding. Door zorgvuldig alle werkzaamheden in kaart te brengen en te analyseren is in rapportvorm een aantal tekortkomingen en risico’s vastgelegd die resulteren in concrete en toepasbare aanbevelingen. Veel van de aanbevelingen hebben betrekking op de verbetering van de vastlegging van werkzaamheden, toepassing van interne controles, verdergaande automatisering van werkprocessen en een duidelijkere afbakening van werkzaamheden en taken. Mede dankzij uitbreiding van het pensioenbureau is de directie er in geslaagd om binnen relatief korte tijd het overgrote deel van de aanbevelingen over te nemen en te realiseren. Als specifiek aspect van het risicomanagement ten aanzien van de beleggingen is in 2011 een veder vervolg gegeven aan het in 2010 ingezette project rond de zogenaamde ‘asset safety’ van het fonds. Dit is een concrete uitwerking van één van de vele risico’s die het fonds bij de uitvoering van de pensioenen loopt en heeft betrekking op de mogelijke situatie dat een vermogensbeheerder of de custodian van het fonds failliet zou gaan. Welke risico’s loopt SPR dan precies en hoe kunnen deze risico’s vermeden worden? Het bestuur heeft in 2010 het bureau SecValeur opdracht gegeven de situatie met betrekking tot de ‘effectenbewaring’ van het fonds in kaart te brengen. Tevens is gevraagd met alternatieven te komen als geconcludeerd zou worden dat de bewaring van de beleggingsstukken te wensen over zou laten. SPR hanteert als uitgangspunt dat er een strikte scheiding moet zijn tussen het beheer van het belegde vermogen – in handen van KCM – en de bewaarneming (bewaring) van dit vermogen – in handen van KAS Bank.
36
Stichting Pensioenfonds Randstad
Mocht de vermogensbeheerder om wat voor een reden dan ook ‘omvallen’, dan staan de beleggingen – op naam van SPR – zonder meer geregistreerd bij KAS Bank. Daarnaast wordt KAS Bank ingehuurd als onafhankelijke beleggingsadministrateur, stelt zij (zelfstandig) de beleggingsresultaten vast en levert zij informatie ten behoeve van het risicomanagement ten aanzien van de beleggingen. Deze voorgestane strikte scheiding bleek in de praktijk echter niet altijd te zijn gerealiseerd. In het bijzonder de bewaring van beleggingen in niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen, waarvan bij SPR in hoge mate sprake is, bleek niet conform de wensen van het bestuur plaats te vinden. Om deze reden is in 2011 de overstap gemaakt naar het gebruik maken van een zogenaamd ‘fondsenplatform’ waarmee de registratie van alle bezittingen in beleggingsfondsen en de afwikkeling van aan- en verkoopopdrachten plaatsvindt. Er zijn echter verschillende van dergelijke ‘platforms’ actief, die ieder hun eigen voor- en nadelen kennis ten aanzien van kosten, flexibiliteit, beschikbaarheid van fondsen en inzichtelijkheid van fondsgegevens. Er heeft een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar de meest wenselijke variant, waarbij uiteindelijk de keuze is gevallen op het door KAS Bank gehanteerde All Funds platform. Dit platform biedt als belangrijk voordeel dat hiermee een optimale scheiding tussen vermogensbeheer en bewaarneming wordt aangebracht. Daarnaast biedt All Funds adequate waarborgen op het gebied van (kosten)efficiency, beperking van kans op operationele fouten en inzicht in de onderliggende beleggingen. Met het onderbrengen van vrijwel alle belegde middelen in All Funds wordt de maximaal haalbare juridische zekerheid verkregen dat de “assets” van SPR “safe” zijn. Ook kan hiermee KAS Bank zijn rol als onafhankelijke beleggingsadministrateur en rapporteur van de beleggingsresultaten garanderen. De overgang naar het All Funds-platform heeft verder geleid tot een aanscherping een actualisering van de contractuele en operationele afspraken met zowel custodian als de vermogensbeheerder. De diverse overeenkomsten met KAS Bank zijn volledig hernieuwd en aangepast aan de veranderde situatie. Verder zijn de werkprocessen nader vastgelegd in service level agreements en zijn er tripartiete werkafspraken tussen het fonds, KCM en KAS Bank vastgelegd. Ten behoeve van de informatievoorziening aan het bestuur en alle betrokken partijen is op initiatief van het fonds een zogenaamde ‘fondsenmatrix’ vastgesteld. Dit is een document waarin per beleggingsfonds alle relevante kenmerken worden geregistreerd. De fondsenmatrix vormt hiermee voor alle partijen een praktische informatiebron die een efficiënt beheer en overzicht van de beleggingen toepasbaar maakt. Mede ter uitvoering van risicomanagement ten aanzien van de beleggingen is in 2011 besloten om de ‘onafhankelijke bron’, zijnde de custodian KAS Bank, nadrukkelijker in te zetten ten behoeve van de beleggings- en risicorapportages van het fonds. Dit heeft eind 2011 geresulteerd in de totstandkoming van een maandelijkse risico- en beleggingsrapportage die door KAS Bank wordt vervaardigd en door de beleggingsadviescommissie en het bestuur wordt gehanteerd voor het beoordelen en controleren van de werkzaamheden van de fiduciaire vermogensbeheerder. Communicatie Naar aanleiding van een eerder uitgevoerd onderzoek onder de deelnemers en pensioengerechtigden inzake de communicatie door en met het pensioenfonds, heeft SPR in 2010 een nieuw magazine geïntroduceerd. De grijs wordt in beginsel drie keer per jaar verstuurd naar de actieve deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds. Grijs is ook te vinden op de website van SPR. Met grijs wordt vooral beoogd het onderwerp ‘pensioen’ te laten leven bij de actieve deelnemers van het fonds. Tevens wordt getracht de toegankelijkheid van het bestuur en het pensioenbureau te vergroten. De medewerkers van het pensioenbureau verzorgen
37
Stichting Pensioenfonds Randstad
bijvoorbeeld een ‘vraag-en-antwoord’-rubriek in grijs. In elke editie van grijs wordt ook meerdere malen verwezen naar de website van het fonds: feitelijk is het magazine ook bedoeld om de deelnemers bekend te maken met de website. De onbekendheid met de website was één van weinige negatieve uitkomsten van het communicatieonderzoek in 2009. Twee bestuursleden maken deel uit van de redactieraad van grijs en zijn zeer actief betrokken bij de bepaling van de onderwerpen en inhoud van het magazine.
In 2011 zijn er drie reguliere versies van grijs verschenen, waarin onder andere is ingegaan op het beleggingsbeleid, het uitgevoerde onderzoek naar de risicobereidheid, de verkiezing van nieuwe bestuursleden namens de deelnemers en gepensioneerden en de daling van de dekkingsgraad van het fonds. Verder is er in een speciale rubriek aan de hand van ervaringen van deelnemers aandacht besteed aan levensgebeurtenissen, zoals echtscheiding en overlijden en de gevolgen die dit voor het pensioen heeft. Naast de drie reguliere edities is er in 2011 een speciale editie van grijs verschenen die bij de verzending van de UPO’s is toegevoegd. In deze editie is specifiek ingegaan op ‘nut en noodzaak’ van het jaarlijkse pensioenoverzicht en wat een deelnemer met zijn UPO kan doen. Aan de hand van een praktische uitleg wordt verduidelijkt welke informatie de deelnemer aan zijn UPO kan ontlenen. Uit reacties van deelnemers werd duidelijk dat deze vorm van uitleg bijzonder op prijs werd gesteld, reden voor het bestuur om ook bij de verzending van de UPO’s in 2012 een dergelijke speciale editie van grijs te verzenden. Het bestuur had het oorspronkelijke voornemen om na het uitbrengen van de vijfde, reguliere editie van grijs – in het najaar van 2011 – de inzet van dit communicatiemiddel te evalueren. Vanwege de wens en de actuele noodzaak om de communicatie met de deelnemers en gepensioneerden gedurende de periode van onzekerheid en mogelijke pensioenkortingen optimaal vorm te geven, heeft het bestuur besloten om de publicatie van grijs ook in de tweede helft van 2011 en begin 2012 onverkort voort te zetten. Hierbij staan met name de gevolgen van de financiële positie van het fonds voor de deelnemers en pensioengerechtigden centraal. De uitgestelde evaluatie van grijs zal plaatsvinden in het tweede kwartaal van 2012. Er zal een online onderzoek worden uitgevoerd onder de deelnemers en gepensioneerden om vast te stellen hoe bekend men is met het magazine, of er aan de communicatieve doelstellingen wordt voldaan en welke verbeteringen er eventueel mogelijk zijn. Vervolgens zal op basis van deze evaluatie ook besloten worden of het uitgeven van dit magazine in al dan niet gewijzigde vorm zal worden gecontinueerd. Naast de ontwikkelingen rond de schriftelijke uitingen van het pensioenfonds is in 2011 ook veel tijd en aandacht besteed aan een verbetering en modernisering van de website van het fonds. Het blijkt dat de website in toenemende mate door deelnemers, maar ook door gewezen deelnemers en andere belangstellenden, wordt gebruikt als informatiebron. De navigatie van de oude website was echter complex en de informatie was moeizaam
38
Stichting Pensioenfonds Randstad
toegankelijk. Bij het ontwerp van de nieuwe website zijn naast een delegatie van het bestuur de medewerkers van het pensioenbureau en van i-Bridge, het interne IT-onderdeel van Randstad Holding, nauw betrokken geweest. De doelstelling was om te komen tot een logische presentatie van de relevante en actuele informatie die het fonds te bieden heeft. Enerzijds moet de website duidelijk en direct informeren over de relevante situatie van het fonds (met name de dekkingsgraad vormt een essentieel gegeven), anderzijds dient de website als vraagbaak en informatiebron in geval van specifieke vragen of behoeften. Met de nieuwe website meent het bestuur een beter toegankelijke en klantvriendelijke website te hebben ontwikkeld, die doorlopend zal worden aangepast aan actuele omstandigheden en veranderende behoeften van de gebruikers.
Het gebruik van de website wordt gemonitord aan de hand van statistieken, verder zal in de evaluatie van grijs ook aandacht besteed worden aan de bekendheid en ervaringen van de doelgroepen met de website. Ontwikkeling deskundigheid, competenties en zelfevaluatie bestuur SPR heeft een deskundigheidsplan voor het bestuur en de directie. Onderdeel van dit plan is een deskundigheidsmatrix waarin is opgenomen welke aandachtsgebieden tot het specifieke bij de individuele bestuursleden afzonderlijk horen. Ook is in het deskundigheidsplan een standaard opleidingstraject opgenomen – inclusief stages bij de diverse uitvoerende partijen- waarmee nieuwe bestuursleden worden ‘klaargestoomd’ voor hun bestuurstaak en waarin verdere ontwikkel- en verdiepingsmogelijkheden voor zittende bestuurders zijn aangegeven. Eind december 2010 hebben DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de Beleidsregel
Deskundigheid 2011 gepubliceerd. Een beleidsregel die van toepassing is op de deskundigheid van beleidsbepalers van financiële instellingen, waaronder pensioenfondsen. DNB en AFM gaan ervan uit dat deze beleidsbepalers, bestuurders, betrouwbaar, deskundig, onafhankelijk en beschikbaar zijn. Deskundigheid bestaat daarbij uit kennis,
39
Stichting Pensioenfonds Randstad
vaardigheden en professioneel gedrag. Iets wat kan worden aangetoond door opleiding, werkervaring en competenties. Naar aanleiding van deze nieuwe beleidsregel heeft het bestuur functieprofielen opgesteld voor de functie van bestuurslid van SPR. Deze functieprofielen zijn expliciet gebruikt bij de werving van kandidaten ten behoeve van het verkiezingsreferendum voor nieuwe leden namens de deelnemers en pensioengerechtigden dat in september 2011 heeft plaatsgevonden. Voorts heeft het bestuur besloten om dit referendum in tijd gezien circa een half jaar te vervroegen. De reden hiervoor is dat de verkozen kandidaten op deze wijze al meerdere maanden hebben kunnen ‘meedraaien’, voordat zij daadwerkelijk benoemd worden tot bestuurder van het pensioenfonds. Vanzelfsprekend dienen zij hierbij in principe te voldoen aan het functieprofiel. Het bestuur denkt hiermee de basiskennis, de benodigde deskundigheid, binnen het bestuur te allen tijde op een voldoende niveau te kunnen garanderen. Op de agenda van het fonds staan verder de bepaling en ontwikkeling van het competentieprofiel waar bestuurders aan dienen te voldoen. Bij de vaststelling van de relevante competenties, de meting hiervan en bij de mogelijkheden voor ontwikkeling, wordt aansluiting gezocht bij de binnen Randstad Groep Nederland gebruikte methodiek en werkwijze. In 2012 zal het bestuur een nadere invulling geven aan dit onderdeel van de deskundigheid. In het verslagjaar heeft er een zelfevaluatie plaatsgevonden van het bestuur. Met behulp van vooraf – individueel – ingevulde vragenlijsten werd onder leiding van een nietbestuurslid – het functioneren van het bestuur besproken. In aansluiting hierop zijn door de bestuursleden verbeterpunten met elkaar afgesproken en de kwaliteiten van het bestuur, zoals betrokkenheid, dossierkennis, deskundigheid en evenwichtige belangenbehartiging, benoemd. De verbeterpunten zijn de volgende: betere beleggingsdeskundigheid en kennis van vermogensbeheer, meer grip op bestuurlijke agendapunten en het (nog) meer tijd vrijmaken voor het inhoudelijk bespreken van onderwerpen. Alle bestuursleden hebben aangegeven zich in te spannen deze verbeterpunten ook daadwerkelijk te realiseren. Intern toezicht – Visitatiecommissie Bij de invoering van de principes inzake pension fund governance heeft het bestuur van SPR voor de invulling van het interne toezicht gekozen voor het instellen van een visitatiecommissie. Na de eerste uitgevoerde visitatie van het pensioenfonds in 2009 heeft in 2011 de tweede visitatie plaatsgevonden, die in een aantal opzichten als een vervolg van de eerste visitatie kan worden beschouwd. De Visitatie Commissie Pensioenfondsen (VCP), de externe partij die zorg draagt voor de ’bemensing’ van de visitatiecommissie van SPR, heeft in het najaar van 2011 de visitatie uitgevoerd. Elders in dit bestuursverslag is een samenvatting van de bevindingen van de Visitatiecommissie evenals een bestuurlijke reactie hierop, te vinden. De belangrijkste conclusie voor het bestuur betreft de vaststelling dat, mede onder druk van de veranderende omstandigheden, er een gebrek aan duidelijkheid bestaat omtrent de ‘risicohouding’ van het bestuur. De ambities van het pensioenfonds blijken niet in alle opzichten congruent te zijn met de formele documenten van het fonds, het geïmplementeerde (beleggings-)beleid en de communicatie hierover met de belanghebbenden. Dit onderwerp is met name in de tweede helft van het verslagjaar een intensief en terugkerend thema geworden binnen het bestuur. Om die reden heeft het bestuur besloten om in 2012 de risicohouding als prominent onderwerp in de bestuursagenda op te nemen en dit thema, in samenhang met de mogelijke toekomstige aanpassingen in de pensioenregeling, nader uit te werken.
40
Stichting Pensioenfonds Randstad
Beleggingsbeleid en beleggingsplan 2012 Ten aanzien van het beleggingsbeleid laat het bestuur zich adviseren door de beleggingsadviescommissie van het fonds. In deze commissie zijn twee externe deskundigen opgenomen, waarvan één – mevrouw Gram, tevens de rol van voorzitter vervult. Zij neemt tevens deel aan alle bestuursvergaderingen van het fonds. KCM, de fiduciaire vermogensbeheerder van SPR, voert het door het bestuur vastgestelde beleggingsbeleid – binnen de door het bestuur gestelde richtlijnen – uit. Het beleggingsbeleid is gericht op het behalen van een positief beleggingsrendement van gemiddeld +1,8% per jaar ten opzichte van de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen van het fonds. Dit, om de pensioenen veilig te stellen, een gerede kans op winstbijschrijving (indexatie, toeslagverlening) te hebben en een adequate financiële positie te realiseren. Hiervoor neemt SPR risico’s: zonder risico’s geen rendement. Het fonds hanteert hierbij een risicokader dat in de vorm van een risicobudget aan KCM wordt meegegeven. Dit risicobudget is een ex-ante maatstaf die vastgesteld wordt op basis van de standaarddeviatie van het beleggingsrendement ten opzichte van het rendement van de pensioenverplichtingen. Dit risicobudget bedroeg in 2011 maximaal 10%, wat betekent dat de waardeontwikkeling van de beleggingen – uitgaande van een normaalverdeling – in 97,5% van de gevallen binnen twee keer 10% plus of min van de oorspronkelijke waarde ligt 8. Gedurende de tweede helft van 2011 is gebleken dat de feitelijke marktontwikkelingen de betrekkelijkheid van een risicobudget aantonen. De werkelijke waardeontwikkeling week vooral binnen de matchingsportefeuille sterk af van hetgeen op basis van de theoretische budgettering verwacht zou mogen worden. Dit heeft geleid tot het nauwgezet volgen van de risico’s en ontwikkelingen binnen de portefeuille, alsmede tot het bijsturen in de portefeuillesamenstelling en de risicoposities. Het bestuur heeft in 2011 veel aandacht besteed aan de vaststelling en mogelijke bescherming van een ‘ondergrens’ aan de dekkingsgraad. Daarbij spelen afwegingen omtrent de te nemen risico’s, de kosten van bescherming en de inzet van instrumenten zoals opties een belangrijke rol. De kern van het probleem is dat een effectieve bescherming van een ondergrens praktisch zeer moeizaam vorm te geven is en dat zeker op lagere dekkingsgraadniveaus een herstel naar hogere waarden hierdoor ook bemoeilijkt of vertraagd wordt. Deze problematiek geeft treffend het eerder omschreven dilemma van de risicohouding van het fonds weer. Mede omwille het behoud van het opwaartse potentieel van het fonds heeft het bestuur in 2011 besloten geen ‘harde ondergrens’ aan de dekkingsgraad te stellen. Wel volgen het bestuur en de beleggingsadviescommissie de marktomstandigheden zodanig, dat een permanente overweging van de inzet van beschermingsmaatregelen plaatsvindt. Een specifiek beleggingsonderwerp betrof de transitie van de vastrentende waarden in de matchingsportefeuille. Het sinds 2006 lopende mandaat bij vermogensbeheerder PIMCO werd in de zomer van 2011 beëindigd en de matchingsportefeuille is omgezet naar beleggingen in drie specifieke ‘matchingfondsen’ die, onder sturing door KCM, worden beheerd door de gespecialiseerde Britse vermogensbeheerder Insight. Aan deze overgang heeft een uitgebreide due dilgence, mede met inzet van een extern consultant, plaatsgevonden. De redenen voor de overgang zijn gelegen in een eenvoudiger opzet en betere beheersbaarheid van de matchingsportefeuille, een verlaging van met name beheeren transactiekosten en een specifiekere focus op het doel van de portefeuille, te weten het matchen van de verplichtingen van het fonds. Bestuur en beleggingsadviescommissie hebben zich naast de selectie van de beheerder ook intensief bezig gehouden met de feitelijke transitie van de vastrentende waarden van 8
Uitgaande van een dekkingsgraad van 100% betekent dit dat met een kans van 97,5% de dekkingsgraad tussen 80% en 120% blijft.
41
Stichting Pensioenfonds Randstad
PIMCO naar de Insight-fondsen. Deze transitie vond plaats van juli tot medio september van het verslagjaar, waarin vanaf augustus sprake was van moeilijke marktomstandigheden. Het transitieplan en de uitvoering ervan zijn volledig gevolgd door een extern consultant, waarbij de effectiviteit van transacties en het kostenniveau nadrukkelijk zijn gemonitord. De uiteindelijke kosten van de transitie zijn mede als gevolg van deze aanpak relatief beperkt gebleven tot € 350.000. Deze transitiekosten zullen worden ‘terugverdiend’ door middel van de lagere structurele kosten van de Insight fondsen. Een ander belangrijk en jaarlijks terugkerend thema betreft de vaststelling van het Beleggingsplan voor het nieuwe jaar. Het bestuur heeft zich intensief bezig gehouden met de wenselijke wijzigingen naar aanleiding van de ervaringen in 2011. Dit heeft geresulteerd in een Beleggingsplan 2012 waarin de volgende wijzigingen ten opzichte van het eerdere beleid zijn opgenomen: • Beschrijving van ‘investment beliefs’ die de aangeven waar SPR wel of niet in gelooft als het om beleggen gaat; • Uitbreiding van het aantal passieve beleggingen binnen de portefeuille; • Verlaging van het risicobudget naar 8% met een maximale uitloop naar 10%; • Opneming van niet-genoteerd vastgoed in de rendementsportefeuille; • Verlaging van de afhankelijkheid van staatsobligaties in de matchingsportefeuille. Tot slot is er in 2011 veel aandacht besteed aan de onafhankelijke resultaat- en risicometing van de beleggingen. Hiertoe wordt een nieuw opgestelde risicorapportage van de hand van custodian KAS Bank gehanteerd die het bestuur een onafhankelijk inzicht verschaft in de door Kempen gerealiseerde resultaten en het gevoerde beleid. Deze rapportage zal in 2012 verder worden verfijnd en verbeterd. Duurzaam beleggen SPR definieert duurzaam beleggen als het nastreven van vooraf gedefinieerde risico- en rendementsdoelstellingen waarbij in de uitvoering van de beleggingsstrategie deze gecombineerd worden met substantiële aandacht voor sociale onderwerpen, milieuvraagstukken en corporate governance. Sinds de aanstelling van KCM als fiduciair manager van het fonds maakt SPR hierbij gebruik van de diensten van ‘engagement manager’ GES Investment Services, die alle beleggingsfondsen op duurzaamheid beoordeelt. Engagement houdt in dat via dialoog getracht wordt veranderingsprocessen bij bedrijven door te voeren. Bij deze dialogen worden de Global Compact van de Verenigde Naties en de richtlijnen van de International Labour Organisation als kaders gebruikt. KCM doet jaarlijks verslag van de resultaten van het duurzaamheidsbeleid aan de BAC van SPR. Verder wordt in de kwartaalrapportages inzake de beleggingen door Kempen verslag gedaan van de stand van zaken ten aanzien van de issues die een rol spelen ten aanzien van beleggingsfondsen en de onderliggende beleggingen. De toepassing van de engagement systematiek heeft in 2011 geleid tot verwijdering van één manager uit de portefeuille, die ondanks herhaalde pogingen niet bereid bleek om het gevoerde beleid aan te passen aan de eisen die door GES gesteld worden. Aanpassing fondsdocumenten In 2011 hebben er geen inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden in de statuten en het reglement van het pensioenfonds. Wel zijn de actuariële factoren en tarieven ten behoeve van de keuzemogelijkheden en de vrijwillige bijdragen in 2011 op advies van de actuaris van het fonds aangepast. Ook de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) is geactualiseerd en aangepast aan de hand van de actuele situatie en het beleid van het fonds. Alle fondsdocumenten, inclusief de ABTN, zijn door belangstellenden te raadplegen via de website van het fonds. De belangrijkste onderdelen van het pensioenreglement
42
Stichting Pensioenfonds Randstad
worden toegelicht in hoofdstuk 4 van dit jaarverslag. Beleidsplan 2012 Ook voor het thans lopende jaar, 2012, heeft het bestuur beleidsmatige aandachtspunten vastgesteld en vastgelegd in een beleidsplan, het Beleidsplan 2012. Dit plan bevat twee belangrijke thema’s die de agenda van het bestuur en de andere fondsorganen in 2012 zullen bepalen. Allereerst is er het thema van de nabije toekomst van de Randstad-pensioenregeling en Stichting Pensioenfonds Randstad. Dit onderwerp dient mede bezien te worden in relatie tot de eerder uitgevoerde werkzaamheden van de Werkgroep Alternatieve Uitvoeringsvorm. Mede vanwege de verwachte komst van nieuwe mogelijkheden voor de vormgeving van pensioenregelingen in het kader van het Pensioenakkoord en de structureel veranderde inzichten en verwachtingen omtrent de houdbaarheid en financierbaarheid van de huidige regeling, is besloten tot het instellen van een Werkgroep Toekomstvisie die de mogelijkheden en alternatieven voor de huidige pensioenregeling zal onderzoeken. Vervolgens zal deze werkgroep zich ook buigen over de vraag op welke wijze het beste uitvoering gegeven zou kunnen worden aan de gedachte regeling. Het tweede beleidsthema voor 2012 betreft de risicohouding inzake pensioenen en de hiervoor benodigde beleggingen. In 2011 is het thema van de risicohouding een essentieel onderdeel gebleken. Dit zal in 2012 vervolgd worden door nadrukkelijk de ambities van het fonds, de praktische mogelijkheden voor de realisatie van deze ambities, het te voeren beleggingsbeleid en de communicatie naar alle belanghebbenden te beschouwen. Voor beide beleidsmatige thema’s geldt dat de ondersteuning van externe partijen zoals consultants, zal worden ingeschakeld. Verder zullen ook de belanghebbenden van het fonds zelf, zoals de werkgever, de deelnemers en de gepensioneerden zo veel en actief als mogelijk bij de afweging van de beleidsalternatieven worden betrokken.
43
Stichting Pensioenfonds Randstad
44
Stichting Pensioenfonds Randstad
4. Uitvoering pensioenregeling •
Algemene kenmerken pensioenregeling
SPR is uitvoerder van de pensioenregeling van de onder Randstad Groep Nederland bv ressorterende bedrijven, als ook voor het personeel van Randstad Holding nv (met uitzondering van de Raad van Bestuur). Het pensioenfonds houdt de aangegane pensioenverplichtingen in eigen beheer, maar heeft contracten gesloten met een professionele herverzekeraar voor de dekking van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Gedurende het gehele verslagjaar was het Pensioenreglement 2010 van het fonds van toepassing. De kernelementen van het pensioenreglement zijn: • Geen toetredingsleeftijd; • Pensioenleeftijd is 65 jaar; • Pensioengrondslag bestaat uit pensioensalaris (twaalf maandsalarissen plus vakantiegeld) minus franchise; • Hantering van wettelijk minimale franchise ten behoeve van opbouw ouderdomspensioen (in 2011: € 12.898 per jaar); • Opbouw ouderdomspensioen bedraagt 2,25% per jaar; • Vervroeging of uitstel van pensioeningangsdatum evenals flexibele aanwending opgebouwde pensioenaanspraken, waaronder uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen, zijn mogelijk; • De mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen aan een verzekeraar; • Nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van 70% van het bereikbaar ouderdomspensioen; • Tijdelijk nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van de gehanteerde franchise; • Premievrije voortzetting van volledige pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid; • In geval van arbeidsongeschiktheid: dekking voor het WGA-hiaat, voor zover dit hiaat niet samenhangt met werkloosheid. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de wettelijke WGA-uitkering aangevuld tot een niveau van 70% van het laatst verdiende loon; • Vrijwillige bijdragenregeling ten behoeve van opbouw ouderdomspensioen over extra salariscomponenten, opbouw nabestaandenpensioen en opbouw van ouderdomspensioen over diensttijd waarin op grond van oude reglementen geen pensioen werd opgebouwd; • Voorwaardelijke, jaarlijkse aanpassing van opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen op basis van een bestuursbesluit gerelateerd aan de financiële situatie van het fonds (de hoogte van de dekkingsgraad); • Korting van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen in geval dat het fonds zich in een dekkingstekort bevindt, mits er geen andere mogelijkheden meer zijn om dit dekkingstekort te niet te doen en de wetgeving het fonds feitelijk geen andere keuze biedt.
•
Ontwikkeling van de pensioenpremie
De pensioenpremies voor de pensioenregeling worden door werkgever en deelnemers gezamenlijk betaald. De deelnemer draagt, ongeacht leeftijd of geslacht, een vast
45
Stichting Pensioenfonds Randstad
percentage van 7,5% 9 van de pensioengrondslag bij. De werkgever draagt een leeftijdsafhankelijk percentage van de pensioengrondslag bij, dat wordt vastgesteld met behulp van onderstaande staffel op basis van de leeftijd van de deelnemer bij aanvang van het boekjaar: Premie als percentage van pensioengrondslag
Leeftijd deelnemer
%
15 20 25 30 35 40 45 50 55 60
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot
en en en en en en en en en en
met met met met met met met met met met
19 24 29 34 39 44 49 54 59 64
jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar
4,0% 5,5% 6,5% 8,0% 10,0% 12,0% 15,0% 20,0% 25,0% 30,0%
Door de invoering van deze premiestaffel zijn de premiebijdragen voor een zeer groot deel in lijn met de werkelijke pensioenkosten en worden de financiële effecten van de verwachte veroudering van het deelnemersbestand grotendeels ondervangen. De totale geheven premie lag in 2011 per saldo op 18,6% (2010: 18,6%) van de pensioengrondslag. De leeftijdsafhankelijke bijdrage van de werkgever bleef derhalve – althans als percentage van de pensioengrondslag – ook gelijk: 11,1% in 2010 en 2011. De premie van 18,6% vertegenwoordigt in 2011 een bedrag van € 29.949. (2010: € 28.934). Dit bedrag is groter dan de kostendekkende premie die het fonds hanteert voor de inkoop van de nieuwe pensioenverplichtingen en die gebaseerd is op een 36maandsgemiddelde van de rekenrente; deze zogeheten gedempte premie bedraagt € 27.470 (2010: € 22.949). Er is dus sprake van een premieoverschot. Zou er niet gerekend zijn met het 36-maandsgemiddelde van de rekenrente, maar met de rekenrente aan het begin van het verslagjaar, dan had de kostendekkende premie € 32.594 bedragen (2010: € 27.510). Voor meer details wordt verwezen naar de jaarrekening.
•
Ontwikkeling van het deelnemersbestand
In 2011 is het totaal aantal deelnemers van SPR met circa 3% gestegen. Wel zijn er grote verschillen tussen de groei van het aantal actieve en het aantal gewezen deelnemers. Voor het vierde opeenvolgende jaar daalde het aantal actieve deelnemers, zij het dat het in 2011 beperkt bleef tot een daling van ongeveer 1%. Mede omdat het fonds gedurende een deel van het jaar een dekkingsgraad onder 100% kende, was er sprake van een beperkt aantal uitgaande waardeoverdrachten, wat invloed had op (de stijging) van het aantal gewezen deelnemers. Deze groep steeg met circa 5%. Per saldo nam zodoende de rijpingsgraad, de verhouding tussen het aantal gewezen deelnemers ten opzichte van het totaal toe: 63,3% ultimo 2011, tegen 62,2% eind 2010. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling van de laatste vijf jaar zien.
9
Deelnemers geboren voor 1950 zijn hiervan uitgezonderd. Zij die – op basis van wettelijke mogelijkheden – gekozen hebben voor een pensioeningangsleeftijd van 62 jaar betalen 8,5% premie.
46
Stichting Pensioenfonds Randstad
Eind 2011 bedroeg de gemiddelde leeftijd van de actieve deelnemers van SPR 37,3 jaar. De verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen bedroeg 28% versus 72% (2010 eveneens 28% vs. 72%). In totaliteit waren er 5.583 actieve deelnemers (inclusief arbeidsongeschikten) ultimo 2011, tegen 5.622 eind 2010. Er waren dus 39 minder actieve deelnemers aan het einde van het verslagjaar. Dit ondanks 816 nieuwe toetredingen, waaronder 82 zogeheten ‘herintreders’ (deelnemers die eerder deelnamen, door uitdiensttreding gewezen deelnemer van het fonds werden en in 2011 weer in dienst zijn getreden bij één van de aangesloten ondernemingen). Het verloop in de groep actieve deelnemers laat zich als volgt in een grafiek samenvatten:
47
Stichting Pensioenfonds Randstad
Eenzelfde grafiek voor de groep van gewezen deelnemers geeft dit overzicht:
In 2011 nam het aantal ingegane ouderdomspensioenen – relatief gezien – weer fors toe. Onder meer een instroom van 43 nieuwe pensioengerechtigden – elf actieve en 32 gewezen deelnemers – leidde tot een aantal van 241 ultimo 2011 (2010: 203; vier pensioengerechtigden zijn overleden in 2011). In vijf jaar tijd is het aantal ouderdomsgepensioneerden bij SPR meer dan verdubbeld. Van 110 ultimo 2006 naar 241 eind 2011. Naast de ouderdomsgepensioneerden zijn er nog meer pensioengerechtigden. Een overzicht van deze groep is opgenomen in onderstaande tabel. 2011
2010
Totaal
Totaal
Ingegaan ouderdomspensioen Ingegaan nabestaandenpensioen Ingegaan wezenpensioen
241 71 40
203 64 33
Subtotaal
352
300
15 47
16 49
Ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen Ingegaan WAO-hiaatpensioen Stand per 31 december
414
365
De voorziening pensioenverplichtingen steeg wederom fors in 2011. Per saldo eindigde het verslagjaar met een voorziening pensioenverplichtingen ter waarde van € 675.895 (2010: € 545.011). De ontwikkeling van deze voorziening over de laatste vijf jaar is als volgt:
48
Stichting Pensioenfonds Randstad
Hoewel zij circa 3% van het aantal deelnemers beslaan, is 13% van de voorziening pensioenverplichtingen op de balansdatum gereserveerd ten behoeve van de ‘pensioengerechtigden’. De relatieve verhoudingen tussen de aantallen en de hoogte van de voorziening laat zich aan het einde van 2011 als volgt weergeven: Aandeel in aantallen
Aandeel in voorziening
%
Actieve deelnemers en arbeidsongeschikten Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal
%
34 63 3
44 43 13
100
100
De pensioenregeling kent een arbeidsongeschiktheidspensioen als ook premievrijstelling voor verdere pensioenopbouw in geval van arbeidsongeschiktheid. Tevens is er sinds 2010 een WGA-hiaatdekking van toepassing. De risico’s van arbeidsongeschiktheid – en van overlijden – zijn herverzekerd met behulp van een stop-lossverzekering. De premie voor deze verzekering wordt gefinancierd uit de pensioenpremie en wordt dus betaald door de actieve deelnemers en de werkgever. Het aantal arbeidsongeschikten is in 2011 enigszins toegenomen: aan het einde van het jaar waren er 145 volledige en gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Ultimo 2010 waren dit er 136, eind 2009 130. Er is hierbij sprake van een kleine trend: voor het derde opeenvolgende jaar nam het aantal arbeidsongeschiktheidsgevallen toe. Daarom is in 2010 besloten om uit hoofde van prudentie de maximering van de hoogte van de voorziening voor de stop-lossverzekering te laten vervallen: alle premiegelden zijn toen aangewend ter vorming van de voorziening die schades van arbeidsongeschiktheid en overlijden moet dekken. In 2011 is besloten het niveau van ultimo 2010 te handhaven. De hoogte van deze voorziening bedroeg derhalve ultimo 2011 wederom € 4.463 (2010: € 4.463).
•
Risicobeheersing en uitvoeringskosten
Risicobeheersing Zoals al in hoofdstuk 3 vermeld is, heeft SPR zich ook in 2011 gericht op het integrale risicomanagement van het pensioenfonds. De beheersing van risico’s vormt een terugkerend onderwerp in bestuursvergaderingen, waarbij vooral het doorlopend monitoren
49
Stichting Pensioenfonds Randstad
van alle financiële risico’s in verband met de beleggingen aan de orde is. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de niet-financiële risico’s die het fonds loopt. Met name de interne auditcommissie heeft een belangrijke rol bij het analyseren en beheersen van de diverse operationele risico’s. Deze commissie beoordeelt bijvoorbeeld de werkprocessen binnen het pensioenbureau van Randstad Holding nv. Daarnaast is de analyse van risico’s verbonden aan de beleggingen een belangrijk en terugkerend aandachtspunt voor de beleggingsadviescommissie. Op grond van meerdere analyses hanteert het bestuur een risicomatrix die is ingericht op basis van de kernprocessen die binnen of namens SPR worden uitgevoerd. Deze kernprocessen zijn als volgt benoemd: • Facturatie & premie-inning • Administratie • Beleggen • Verzekeren • Communicatie • Besturen In de risicomatrix wordt per kernproces beschreven welke risico’s er bij het betreffende proces aan de orde kunnen zijn. Vervolgens is omschreven welke gevolgen deze risico’s mogelijk zouden kunnen hebben en welke maatregelen er door het fonds genomen zijn om deze risico’s te beheersen. Wat over blijft is het restrisico, waarbij een inschatting is gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet en de mogelijke impact die het risico voor het fonds zou kunnen hebben. Vervolgens is in de matrix, waar mogelijk, aangegeven welke aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden om het betreffende risico verder te beheersen. Een deel van deze matrix ziet er als volgt uit: (Dit betreft momentopname, inhoudelijk kunnen uit dit voorbeeld niet direct meer conclusies getrokken worden):
50
Stichting Pensioenfonds Randstad
In aansluiting op deze aanpak is van belang dat er aansluiting bestaat tussen de werkwijze van het fonds en de systematiek die de toezichthouder DNB op het gebied van risicomanagement heeft ontwikkeld. Hiertoe is per geïdentificeerd risico bepaald in welke categorie dit risico kwalificeert conform de Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode van DNB. In het FIRM-model worden relaties gelegd tussen de in wetgeving verankerde doelstellingen van toezicht op pensioenfondsen cq. financiële instellingen, te weten: liquiditeit, solvabiliteit en beheer & organisatie. Door de koppeling van de door SPR benoemde risico’s aan de FIRM-systematiek is in beginsel ook voor de toezichthouder duidelijk op welke wijze risico’s binnen het fonds worden onderkend en beheerst. Het doel van deze aanpak is om continue vast te stellen welke risico’s door het fonds bewust gelopen en ontlopen moeten worden. In algemene termen blijkt dat de restrisico’s relatief laag zijn, maar dat er binnen de kernprocessen ‘beleggen’ en ‘verzekeren’ risico’s worden gelopen die groot kunnen zijn. Dit betreft risico’s ten aanzien van de (reken-)rente, de renteafdekking binnen de beleggingen, de kredietwaardigheid van contractpartijen binnen de beleggingen als ook risico’s ten aanzien van de hoogte van de kostendekkende premie en het onverwacht ouder worden van de deelnemerspopulatie. Zoals ook in hoofdstuk 3 is vermeld, hebben meerdere van deze risico’s zich in 2011 ook voorgedaan. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de relatieve hoogte van het risico derhalve vooraf min of meer goed was ingeschat, maar belangrijker is wat met er deze conclusies gedaan kan worden. Daarbij spelen het stellen van relevante prioriteiten en de afweging tussen risicobeheersing en kosten een belangrijke rol. Het bestuur buigt zich periodiek over de te maken keuzes, het toezicht hierop en de verantwoording aan de belanghebbenden. Uitvoeringskosten Overeenkomstig het initiatief en de aanbevelingen van de Pensioenfederatie spant SPR zich in de uitvoeringskosten van het fonds inzichtelijk te maken. De Pensioenfederatie beveelt de pensioenfondsen in Nederland het volgende aan: • Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. Het aantal deelnemers is de som van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden; • Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in procenten van het gemiddeld belegd vermogen. Bekijk deze kosten ook in relatie tot: o De gekozen beleggingsmix en de bijbehorende benchmarkkosten; o Het rendement over een langere termijn; • Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in procenten van het gemiddeld belegd vermogen. De kosten van pensioenbeheer worden bij SPR gedragen door Randstad Holding nv. Deze komen niet ten laste van de door de deelnemers en werkgever verschuldigde pensioenpremies. Feitelijk zijn deze kosten daarom € 0 per deelnemer. De kosten van het pensioenbureau van Randstad Holding bedroegen in 2011 circa € 1,3 miljoen. Dit betreft niet alleen kosten die te maken hebben met het pensioenbeheer van SPR. Het pensioenbureau verricht meer taken dan die voor SPR. Uit een kostenverdeelstaat blijkt dat plusminus € 820 duizend gerelateerd zijn aan de kosten van pensioenbeheer. Uitgaande van de gemiddelde som van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden 10 is dit € 136,85 per deelnemer. Het pensioenbureau spant zich in om vanaf 2012 deze kosten van pensioenbeheer periodiek voor het bestuur inzichtelijk te maken. De kosten van het vermogensbeheer worden verantwoord in de jaarrekening. Dit betreft echter de out-of-pocket-kosten, de kosten die SPR daadwerkelijk betaalt voor het vermogensbeheer. Daarnaast zijn er andere, niet-direct zichtbare kosten: vermogensbeheerkosten die direct verrekend worden met de waarde van de beleggingen van het fonds. Deze laatste kosten zijn niet direct zichtbaar, maar vormen feitelijk wel de
10
Zijnde het rekenkundig gemiddelde van 5.622 (primo jaar) en 5.583 (ultimo jaar) actieve deelnemers plus 365 (primo jaar) en 414 (ultimo jaar) pensioengerechtigden (= 5.992 personen).
51
Stichting Pensioenfonds Randstad
grootste kostenpost als het om pensioenuitvoering gaat. Derhalve beveelt de Pensioenfederatie aan deze ook te verantwoorden in de jaarverslagen van de pensioenfondsen. KCM en SPR spannen zich in om deze kosten ‘boven water’ te krijgen. De totale vermogensbeheerkosten worden over 2011 als volgt ingeschat: Kosten vermogensbeheer Kosten fiduciair beheer en advies (KCM) Beheerkosten alle beleggingsfondsen, inclusief performance fees Transactiekosten (aan- en verkopen)
Kosten 2011 in basispunten (bp) (1 bp = 0,01%) 10 35 8
Met name de transactiekosten zijn nog niet volledig in beeld te brengen, maar de totale vermogensbeheerkosten van SPR zouden hiermee op ongeveer 53 basispunten (0,53%) van het belegde vermogen liggen. Dit vertegenwoordigt een bedrag van (afgerond) € 3,3 miljoen. In deze kosten zijn de zogeheten kickbackfees die KCM van de individuele vermogensbeheerders ontvangt en doorgeeft aan SPR, meegenomen. Gegeven het rendement van de beleggingen in relatie tot de benchmark in 2011 beïnvloeden de kosten van vermogensbeheer de beleggingsopbrengsten merkbaar. Aangezien er op dit moment nog geen goede benchmark beschikbaar is – bijna alle andere pensioenfondsen in Nederland zijn druk doende de aanbevelingen van de Pensioenfederatie te implementeren, maar hebben de uitkomsten hiervan nog niet gepubliceerd – verwacht het bestuur pas over de kosten van vermogensbeheer over 2012 (in 2013) een oordeel te kunnen geven in vergelijking tot een ‘kostennorm’ die speciaal voor pensioenfondsen ontwikkeld wordt. Vergelijking van uitsluitend kosten tussen pensioenfondsen onderling leidt al snel tot onjuiste conclusies: de kosten van vermogensbeheer zijn afhankelijk van de beleggingsmix die weer afhankelijk is van de risicohouding en de deelnemerspopulatie van het pensioenfonds. Bovendien hebben zaken als actief en passief beheer als ook de mate van uitbesteding direct invloed op deze kosten. De kosten van pensioenbeheer worden onder meer beïnvloed door schaalgrootte, de type pensioenregelingen en mogelijke overgangsregelingen uit het verleden.
52
Stichting Pensioenfonds Randstad
5.
Beleggingen •
Algemene ontwikkelingen op beleggingsgebied
2011 was op beleggingsgebied een jaar met forse ups en downs. Voor SPR was het een jaar met veel downs: de beleggingsportefeuille kon niet het gewenste rendement behalen; de dekkingsgraad daalde. Ontwikkelingen op de financiële markten In de eerste helft van het jaar koelde de economische groei sterk af als gevolg van de natuur- en bijna-nucleaire rampen in Japan en hoge grondstofprijzen. De angst voor een doubledip-recessie was groot, maar bleek uiteindelijk grotendeels ongegrond. De groei in de Verenigde Staten herstelde aanzienlijk in de tweede helft van het jaar en de economische groei van China koelde slechts licht af. In Europa verslechterde de situatie wel substantieel door het uit de hand lopen van de eurocrisis. Hierdoor werden de vooruitzichten voor met name 2012 aanmerkelijk naar beneden bijgesteld. In reactie op deze ontwikkelingen was de volatiliteit op de financiële markten erg hoog. Flinke koersdalingen werden afgewisseld met sterke stijgingen. Per saldo was de richting na de eerste daling vooral zijwaarts. Zowel op de financiële markten als op economisch gebied, kreeg Europa de hardste klappen. Het producenten- en consumentenvertrouwen daalde flink en bijna alle landen raakten in recessie. In de Verenigde Staten had het afgelopen jaar een overdracht van de groei van de publieke naar de private sector plaats moeten vinden. Dit is maar beperkt gelukt. De bedrijvensector in de VS draaide goed en behaalde recordwinsten, maar was vanwege de onzekerheid in Europa en de giftige politieke discussie in Amerika niet bereid haar investeringen fors op te voeren. Als gevolg hiervan herstelde de werkgelegenheid nauwelijks, waardoor Amerikaanse consument zijn positie niet echt zag verbeteren. De Aziatische economieën presteerden onder leiding van China relatief goed. Echter, een geleidelijke afkoeling van de economische groei was zichtbaar door druk op de export- en vastgoedsectoren. Hetzelfde was ook goed zichtbaar in opkomende landen als Brazilië en India. Aandelen Per saldo was 2011 een tegenvallend jaar voor aandelen. De MSCI World Index verloor 2%. De beurs in Amerika wist zich aan de malaise te onttrekken en sloot het jaar positief (+5%) af. De MSCI World Index wist voornamelijk dankzij de sterke performance van de Verenigde Staten de schade te beperken. De MSCI Europe Index daalde met bijna 8%. De MSCI Emerging Markets en MSCI Japan indexen noteerden een rendement van -/- 15% respectievelijk -/- 11% en presteerden daarmee duidelijk slechter dan de rest van de wereld. De slechte performance van opkomende landen kwam voor een belangrijk deel door de onrust in Europa: beleggers trokken hun gelden terug. Vastrentende waarden Afgaande op de cijfers per jaareinde lijkt 2011 een rustig jaar te zijn geweest op de verschillende obligatiemarkten. De diverse indices noteerden ‘plussen’. Deze cijfers verhullen echter veel. 2011 was een tumultueus jaar op de obligatiemarkten waarbij vooral in de tweede helft van het jaar de zorgen over de euro en de bereidheid en het vermogen van enkele lidstaten om de schuldpositie aan te pakken tot een crisisstemming leidde op de financiële markten. De problemen in Griekenland en Portugal werden niet adequaat geadresseerd, wat de crisis de kans gaf over te slaan naar Italië en Spanje. Menig eurotop werd gewijd aan de problemen en verschillende Europese leiders (Papandreou in
53
Stichting Pensioenfonds Randstad
Griekenland, Berlusconi in Italië en Zapatero in Spanje) traden af. Hun opvolgers beloofden allen budgettaire beterschap. De Europese Centrale Bank (ECB) speelde op de achtergrond een belangrijke rol, enerzijds door politici aan te zetten tot het nemen van maatregelen en anderzijds door het kopen van obligaties van periferielanden op de secundaire markt. Pas toen de druk in november zover toenam dat de zorgen over de euro ook de rentes in België en Frankrijk aanwakkerden, leek er een gevoel van echte urgentie te ontstaan bij politici. Voor banken werd het in de tweede helft van het jaar steeds lastiger om vreemd vermogen aan te trekken, voornamelijk in buitenlandse valuta. Het besluit van de Amerikaanse centrale bank om in samenwerking met de ECB onbeperkt US-dollarswaps tegen een gereduceerd tarief aan te bieden leidde tot een zucht van verlichting. De maatregel van de ECB om vervolgens driejaarsleningen beschikbaar te stellen aan banken waarbij de regels voor het onderpand versoepeld werden, betekende een ongekende verruiming van de liquiditeit en er werd door de banken dan ook voor bijna € 500 miljard op ingeschreven. Per saldo zakte de tienjaars rente in Duitsland van 2,7% naar 1,8% in 2011. Bedrijfsobligaties kenden een wisselend beeld in 2011. Met euro-investment-grade bedrijfsobligaties werd in 2011 een rendement behaald van +1,7% maar dat was vooral te danken aan de dalende swaprente, terwijl de risico-opslag op bedrijfsobligaties juist steeg. Binnen de bedrijfsobligaties hadden financiële waarden, bij elkaar ongeveer 45% van de index, het moeilijk, terwijl overige sectoren goed presteerden. Achtergestelde obligaties van banken en verzekeraars daalden fors; vaak met meer dan tien procentpunten. Hoogrentende leningen stegen in 2011 op wereldwijde basis met +3,1% (in US$), waarbij Amerikaanse high yield bonds het overigens een stuk beter deden dan Europese. Ook in deze beleggingscategorie was de volatiliteit hoog door een flinke terugval halverwege het jaar en een daaropvolgend herstel. Het herstel van de Amerikaanse economie vormde samen met een toenemende bereidwilligheid van Amerikaanse banken om krediet te verstrekken, de basis onder het positieve rendement. Staatsobligaties van opkomende landen (emerging market debt) hadden met +7,3% (in US$) een goed jaar, terwijl in lokale valuta uitgegeven staatsobligaties met -/-1.8% (in US$) een teleurstellend jaar kenden. Deze laatste categorie had te lijden onder de toegenomen risicoaversie onder beleggers ten aanzien van valutarisico. Beursgenoteerd onroerend goed De aandelen van onroerendgoed-ondernemingen hebben het zowel in absolute als relatieve zin slecht gedaan. In Europa noteerde de GPR 250 Europe benchmark -/-10,4% tegenover een aandelenrendement van -/-7,5%. Wereldwijd genoteerd vastgoed (GPR 250 Global) deed het iets beter dan: -/-0,2% tegenover een aandelenrendement van -/-2%). Desalniettemin was het een teleurstellend jaar, waarin vastgoedondernemingen met name last hadden van de problemen bij banken waardoor financieringen niet beschikbaar kwamen of een stuk duurder werden. Grondstoffen De Dow Jones UBS Commodity Total Return Index (de ‘index’) behaalde na een volatiel jaar een rendement van bijna -/-11%. Bij een aantal grondstoffen werd de prijs bepaald door ontwikkelingen in het aanbod aan en de (verwachte) vraag naar de fysieke grondstoffen, terwijl bij andere markten vooral speculatieve flows de prijs bepaalden.
•
Beleggingsbeleid en -rendement
Beleggingsbeleid Ondanks de daling van het aantal actieve deelnemers en de verdubbeling van het aantal ouderdomsgepensioneerden in de laatste vijf jaar, heeft SPR relatief veel jonge deelnemers
54
Stichting Pensioenfonds Randstad
en een gering aantal pensioengerechtigden. Deze combinatie leidt ertoe dat er elk jaar relatief veel premie-inkomsten zijn om belegd te worden: voor het uitbetalen van pensioenuitkeringen hoeft immers maar een klein deel van het beschikbare geld liquide te worden gehouden. Het beleggingsbeleid van het fonds is dan ook gericht op de lange termijn, al staat dit vaak op gespannen voet met het kortetermijnkarakter dat voortkomt uit de toepassing van het FTK en het vereiste financiële herstel van het fonds op relatief korte termijn. Desondanks is het behalen van een gemiddeld langetermijnrendement dat 1,8 procentpunt hoger ligt dan de rente die bij de berekening van nominale pensioenverplichtingen, de swaprente, wordt toegepast, de belangrijkste doelstelling van het beleggingsbeleid van SPR. In deze doelstelling ligt een belangrijk uitgangspunt besloten: het renterisico van de verplichtingen wordt door SPR in principe grotendeels afgedekt, in meerdere mate met staatsobligaties. Een afdekking die gestalte krijgt in de matchingsportefeuille. Daarnaast is er een rendementsportefeuille; hiermee wordt getracht het langetermijnrendement van ‘1,8% meer dan de verplichtingen’ te realiseren. Binnen grenzen worden de matchings- en rendementportefeuilles separaat van elkaar beheerd. De som van beide bepaalt de totale beleggingsrisico’s die het fonds loopt. Daarnaast wordt de optelling van de beide portefeuilles gebruikt voor verslagleggingsdoeleinden en om te bezien of aan de doelstelling van het langetermijnrendement voldaan wordt. Het vermogen van SPR wordt binnen de matchings- en rendementsportefeuilles belegd op basis van min of meer vaste verhoudingen tussen de beleggingscategorieën. Er worden jaarlijks (in een beleggingsplan) bandbreedtes gedefinieerd waarbinnen fluctuaties in de waarde van beleggingen kunnen worden opgevangen. Bovendien is het mandaat waarmee de fiduciaire vermogensbeheerder van het fonds, KCM, kan werken begrensd door een zogeheten risicobudget dat door het bestuur van SPR is vastgesteld. In principe bedraagt dit risicobudget 8%, in 2009 heeft het bestuur het echter verhoogd naar maximaal 10%. Hierdoor kreeg KCM toentertijd meer ruimte om te beleggen conform de doelstellingen van het fonds: door het verschil in niveaus van de rente op staatsobligaties (opgenomen in de matchingsportefeuille) en die van renteswaps (van belang bij de waardering van de pensioenverplichtingen van het fonds), werd een bovenmatig deel van het risicobudget gebruikt voor het afdekken van het renterisico. Door het vergroten van het risicobudget werd het – in de ogen van het bestuur en KCM toen als tijdelijk aangemerkte – verschil tussen de rentecurves teniet gedaan en kon aan KCM het mandaat verstrekt worden dat feitelijk contractueel is overeengekomen. In 2011 was deze verhoogde risicoruimte ook van kracht. Uitgaande van het risicobudget maken SPR en KCM (binnen de vastgelegde bandbreedtes) continue een tweetal afwegingen: • Wordt het nemen van risico beloond? • Hoe wordt het te nemen risico verdeeld over de verschillende beleggingscategorieën? Het ‘nemen van risico’ is vanzelfsprekend geen doel op zich. Het is wel noodzakelijk om (op lange termijn) de doelstellingen van SPR te kunnen realiseren. KCM analyseert of het nemen van meer of minder risico naar verwachting zal worden beloond. Als dit niet het geval is, dan zal in de portefeuilles (wederom binnen de gestelde bandbreedtes) zoveel mogelijk ‘dekkingsgraadrisico’ afgebouwd worden (en vice versa). Het is aan KCM om, binnen de gestelde risicokaders en afhankelijk van de verwachte rendementen en de actuele dekkingsgraad, te bepalen of en hoe het risicobudget wordt ingezet. De BAC houdt hier toezicht op en informeert periodiek het bestuur hierover. Ten aanzien van de ‘verdeling van de risico’s’ in de portefeuilles is het uitgangspunt dat spreiding over beleggingscategorieën belangrijk is. Zo kan worden voorkomen dat de beleggingen – en dus de dekkingsgraad van SPR – gevoelig zijn voor slechts één soort risico’s.
55
Stichting Pensioenfonds Randstad
In de matchingsportefeuille wordt via zogeheten LDI 11-fondsen van Insight Investment gebruik gemaakt van (Franse en Nederlandse) staatobligaties met een lange looptijd (inclusief forward bonds) en rentederivaten. In de rendementsportefeuille wordt voornamelijk belegd in zakelijke waarden: aandelen, onroerend goed, allocatiestrategieën en hedge funds zijn de belangrijkste categorieën. Sinds 2011 belegt SPR ook in een grondstoffenbeleggingsfonds. In de rendementsportefeuille kunnen ook vastrentende waarden voorkomen, indien de verwachtingen van deze positief zijn (in vergelijking tot zakelijke waarden en/of liquiditeiten). Naast genoemde splitsing van de beleggingsportefeuille en het afdekken van het renterisico worden de risico’s van de valuta’s waarin het meeste belegd wordt – de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen – afgedekt. Deze valuta-afdekking maakt integraal deel uit van het beleggingsbeleid van SPR. Beleggingsmix en -rendement Het beleggingsrendement van SPR bedroeg in 2011 ruim € 55 miljoen euro. Het belegde vermogen van SPR nam zodoende – net als in de voorgaande jaren – fors toe: tot € 624.453 (2010: € 550.440). De rentedalingen op de diverse rentemarkten waren hier met name de oorzaak van. De groei van het vermogen en de ontwikkeling van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar laten zich als onderstaande grafiek weergeven. In deze jaren steeg het belegde vermogen van SPR met 64% in waarde; de dekkingsgraad nam in diezelfde periode met ongeveer een derde af.
Het totale beleggingsrendement over 2011 bedroeg +9,6% (2010: +17,4% ), ofwel € 55.032. Het rendement van de matchingsportefeuille bedroeg +34,9%. Dat van de rendementsportefeuille -/- 6,6%. (Zie ook hoofdstuk 2.) Het eerste halfjaar van 2011 kende SPR weliswaar een negatief beleggingsrendement, maar de beleggingen deden het relatief beter dan de benchmark, zijnde de pensioenverplichtingen van het fonds. De dekkingsgraad steeg in die periode dan ook. Vooral door de forse rentedaling in het derde kwartaal rendeerden de beleggingen van SPR in dat kwartaal positief, maar had het rendement veel hoger moeten zijn om de pensioenverplichtingen te kunnen blijven volgen. Vooral door het uitlopen van de zogeheten staatsswapspread – het verschil tussen de rente op staatsobligaties (zeer bepalend voor de beleggingen van SPR, gezien de beleggingen in voornamelijk Franse staatsobligaties) en de rente van renteswaps (bepalend voor de verplichtingen – de benchmark) rendeerden de 11
LDI = liability driven investments
56
Stichting Pensioenfonds Randstad
beleggingen van SPR niet voldoende in lijn met de ontwikkeling van de pensioenverplichtingen. Uiteindelijk bleef het verschil tussen het behaalde rendement van SPR en het rendement van de benchmark in 2011 zeer groot, wat de grote daling van de dekkingsgraad verklaart. Grafisch zijn de rendementen van SPR in 2011 als volgt weer te geven:
De beleggingen namen met 9,6% in waarde toe, de pensioenverplichtingen met 29,3%. Een groot verschil derhalve, wat een forse daling van de dekkingsgraad tot gevolg had. Bovenstaande rendementen kwamen tot stand binnen het kader van onderstaande strategische beleggingsmix voor 2011: Beleggingscategorie
Bandbreedtes en restricties Minimum %
Norm-%
Maximum %
Matchingsportefeuille (35%) Renteafdekkking verplichtingen Financiering afdekkingsinstrumenten
70,0
90,0 (55,0)
100,0
0,0 12,0 0,0 5,0 5,0 0,0 0,0 5,0 5,0 0,0 0,0
5,0 15,0 0,0 10,0 10,0 2,5 7,5 5,0 5,0 0,0 5,0
20,0 35,0 5,0 25,0 25,0 7,5 15,0 12,5 12,5 5,0 12,5
Rendementsportefeuille (65%) Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Hoogrentende leningen Aandelen ontwikkelde landen Aandelen opkomende landen Beursgenoteerd onroerend goed Niet-beursgenoteerd onroerend goed Tactische Asset Allocatie Absolute return producten (hedge funds) Grondstoffen Liquiditeiten
Totaal rendementsportefeuille
65,0
Net als in 2010 is in 2011 in beginsel 90% van het renterisico op de pensioenverplichtingen afgedekt met behulp van rente-instrumenten in de matchingsportefeuille. De effectieve rentehedge bleek echter veel lager te zijn, gezien de ontwikkelingen rond de staatsswapspread. In de praktijk werd slechts circa de helft van het renterisico op de pensioenverplichtingen afgedekt: de staatsobligaties die SPR (indirect) in bezit had, dekten
57
Stichting Pensioenfonds Randstad
dus onvoldoende de bewegingen van de pensioenverplichtingen van het fonds. Ultimo 2011 was 48,3% van het belegde vermogen geïnvesteerd in de matchingsportefeuille en 51,7% in de rendementsportefeuille. De beleggingen waren namelijk als volgt verdeeld (in euro’s en procenten): Feitelijke allocatie Ultimo
Categorie
Beheerders 2011
M atchingsportefeuille
Derivaten -
Rendem entsportefeuille Vastrentende waarden Bedrijfsobligaties iShares Barclays, Legal & General, PIMCO, Standard Life Staatsobligaties Discretionaire NL-staatsobligaties, Robeco Hoogrentende leningen Golden Tree, Specialist Investor F Geldmarktbeleggingen JP Morgan Liquide middelen Aandelen Ontwikkelde markten Opkomende markten
Onroerend goed Vastgoed Europa Vastgoed V.S. Tactische assetallocatie Global tactical asset allocation (GTAA)
IPM RAFI, Skagen, Edinburgh Partners, Calamos, Vanguard Comgest Panda, Fidelity, T Row Price, IPM RAFI, Skagen, Vanguard
KCM Vanguard
KCM, Transtrend, Man AHL, IPM
Absoluut rendement Hedge funds
Edmond de Rothschild, KCM
Grondstoffen Grondstoffenbelegg.
Tiberius
Derivaten
Afdekking valutarisico
Totaal
2010 €
2010 %*
48,3 276.409
61,3
48,3
319.997 312.990 7.007
58,1
-
-34.012 -34.012
(6,1)
322.843
51,7 174.557
38,7
301.610
Vastrentende waarden Staatsobligaties Discretionaire NL-staatsobligatie LDI-fondsen Insight Investment Liquide middelen -
Afdekking renterisico
2011 €
301.610 2.611 296.325 2.674
151.042 79.836
2011 %*
24,2
51.499 9.280
37.980
42.219
8.205 21.254 3.767
-
83.492 38.627
13,4
44.865
133.244 68.437
9,4
24,2
64.807
32.869 15.817 17.052
5,3
31.205 16.014 15.191
5,7
33.632
5,4
18.407
3,3
33.632
18.407
19.295 19.295
3,1
28.481 28.481
5,2
3.180 3.180
0,5
-
-
(667)
(0,1)
1.619 1.619
0,3
100,0 550.440
100,0
Discretionaire valutatermijncontracten (KCM)
624.453
* Door afronding is de som van de getoonde percentages niet exact gelijk aan 100%.
58
Stichting Pensioenfonds Randstad
Samengevat zijn de in 2011 behaalde beleggingsrendementen als volgt:
Portefeuille en beleggingscategorie Matchingsportefeuille Obligaties (en andere vastrentende waarden) Liquide middelen Rendementsportefeuille (inclusief valuta-afdekking) Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Hoogrentende leningen Aandelen ontwikkelde landen Aandelen opkomende landen Onroerend goed Allocatiestrategieën Absoluut rendement Grondstoffen Financiële derivaten (valuta-afdekking) en cash Totaal
Rendement 2011 Gerealiseerd Benchmark % %
Verschil %-pt.
34,9 34,9 -
65,8 65,8 -
(30,9) (30,9) -
(6,6)
(1,4)
(5,2)
8,3 0,8 1,4 (8,4) (19,5) (3,3) (11,3) (3,5) (13,6) 1,0
7,1 1,7 9,4 (2,6) (14,5) (11,1) 4,5 4,5 -
1,2 (0,9) (8,0) (5,8) (5,0) 7,8 (15,8) (8,0) -
9,6
29,3
(19,7)
Als benchmark voor het totale beleggingsresultaat gelden de pensioenverplichtingen van het fonds plus een opslag van 1,8% ten behoeve van de langetermijndoelstelling van het beleggingsbeleid. Zoals vermeld, ‘rendeerden’ de pensioenverplichtingen in 2011 fors als gevolg van de ontwikkelingen van de rente. 2011 was een abnormaal jaar, de beleggingen van SPR waren niet in staat dit rendement te evenaren. Per saldo was er dus een grote underperformance op de benchmark. Matchingsportefeuille De matchingsportefeuille van SPR is in 2011 bijna in haar geheel gewijzigd: tot medio het jaar was PIMCO de vermogensbeheerder die met beleggingen in vastrentende waarden en financiële derivaten de renterisico’s van het fonds trachtte af te dekken, vanaf de zomer is deze rol overgenomen door Insight Investment. Dit betekent dat er een grote transitie heeft plaatsgevonden van PIMCO naar Insight. Een transitie die door KCM is uitgevoerd en waarbij op instigatie van het bestuur van SPR Aon Hewitt als onafhankelijke consultant een controlerende rol heeft gehad. Tevens heeft Aon Hewitt voorafgaande aan het besluit tot transitie een second opinion gegeven op het voornemen de matchingsportefeuille opnieuw in te richten met gebruikmaking van Insight Investment. Een reden om de matchingsportefeuille opnieuw in te richten is gelegen in het feit dat SPR en KCM belang hechtten aan het kunnen toepassen van meer maatwerk. De beleggingen via Insight Investment zijn in maatwerkfondsen (bespoke funds) vormgegeven, waarbij KCM het beleid en de restricties van deze fondsen voor haar cliënten bepaalt. Het is zodoende mogelijk meer specifiek te beleggen dan bij standaard beleggingsfondsen – zoals die van PIMCO – het geval is. De beleggingen geschieden wel in een fondsstructuur, waardoor derivaten e.d. niet rechtstreeks op naam van SPR (of andere beleggers) staan. De voorwaarden van het maatwerkfonds zijn opgesteld in overleg met SPR. KCM organiseert dit overigens via een externe beheerder om scheiding tussen het fiduciaire vermogensbeheer en het operationele vermogensbeheer mogelijk te maken. Daarnaast heeft het zelf niet de schaalgrootte, de infrastructuur en de expertise om op grote schaal matching uit te voeren. Insight Investment is een grote (Britse) LDI-belegger met circa € 80 miljard onder beheer. Aon Hewitt stelde in haar advies over de nieuwe matchingsportefeuille onder meer het volgende: “De aanwezige kennis en ervaring binnen Insight is uitstekend te noemen. Daarnaast zijn wij onder de indruk van de manier van
59
Stichting Pensioenfonds Randstad
rapporteren en het mechanisme dat gebruikt wordt door Insight om tegenpartijen te selecteren.” In de maanden juli tot en met september heeft de omzetting van de matchingsportefeuille plaatsgevonden. Insight en KCM hebben SPR voortdurend van deze transitie op de hoogte gehouden. Aon Hewitt heeft ook voortdurend controles uitgevoerd. De voortgang en de bevindingen zijn door het bestuur behandeld en besproken. Belangrijk bij de transitie was dat de wens om 90% van het renterisico op de verplichtingen van SPR af te dekken, continu moest worden vervuld. Daarenboven moesten de operationele risico’s beperkt worden en dienden de transactiekosten laag te blijven. Mede daarom is de transitie stapsgewijs gedaan. Na de transitie bestaat de matchingsportefeuille feitelijk enkel uit beleggingen in drie LDIfondsen van Insight Investment, alle gericht op een renteafdekking op een specifiek deel van de rentetermijnstructuur (20 jaar, 30 jaar en 50 jaar). Het uitgangspunt van het afdekken van 90% van de pensioenverplichtingen dient feitelijk op alle (rente-) looptijden te geschieden. Alleen dan is er sprake van een goede renteafdekking. Gezien de erg lange looptijden van de pensioenverplichtingen – SPR is een fonds met relatief jonge deelnemers en sommige pensioenuitkeringen zullen daarom naar verwachting pas over meer dan tachtig jaar gedaan worden – is de afdekking op de gehele rentecurve echter geen sinecure. Met behulp van de LDI-fondsen wordt de afdekking – althans in duratietermen – goed gerealiseerd: ultimo 2011 wordt 92,2% van het renterisico op de verplichtingen afgedekt met deze fondsen. De waarde van deze LDI-fondsen zijn ultimo 2011 als volgt:
LDI-fonds Insight Investment Insight LDI Solutions – EUR 20 years Insight LDI Solutions – EUR 30 years Insight LDI Solutions – EUR 50 years
Marktwaarde ultimo 2011 in € 48.789 97.643 149.892
Naast deze fondsen bestaat de matchingsportefeuille nog uit een directe belegging in een Nederlandse staatsobligatie met een waarde van € 2.611 en liquide middelen ter waarde van € 2.674. Er kan gesteld worden dat het uitgangspunt van 90% afdekking weliswaar gerealiseerd wordt, maar dat er zich desalniettemin ‘problemen’ met deze afdekking voordoen. Als gekeken wordt naar de instrumenten waarmee binnen de LDI-fondsen de renteafdekking wordt gerealiseerd, dan ontstaat het volgende beeld:
Duratieverdeling over beleggingsinstrumenten Renteswaps Staatsobligaties Bedrijfsobligaties
Ultimo 2011 Als % van duratie 37,7 59,8 2,5
Omdat niet alle middelen in renteswaps geïnvesteerd zijn, is de effectiviteit van de renteafdekking in de praktijk anders dan waaraan op grond van de duratie gedacht zou kunnen worden. Met name het verschil tussen de rente op staatsobligaties en de rente van swaps speelt een zeer belangrijke rol. Zo heeft SPR (indirect) relatief veel belegd in Franse staatsobligaties, mede omdat Frankrijk het enige hoogkredietwaardige euroland is dat 50jarige staatsleningen uitgeeft. De zogeheten spreadgevoeligheid van SPR is daarom groot: als het verschil (de spread) tussen de rente op staatsobligaties en de rente van swaps beweegt, heeft dit directe consequenties op de financiële positie – en de dekkingsgraad – van SPR. Iets wat zich in 2011 duidelijk heeft gemanifesteerd. Zie bijvoorbeeld deze grafiek die de ontwikkeling van de 50-jaars swaprente en de 50-jaars rente op Franse
60
Stichting Pensioenfonds Randstad
staatsobligaties weergeeft:
Om deze spreadgevoeligheid te verminderen zou er ten behoeve van het afdekken van het renterisico ook gekozen kunnen worden voor renteswaps. Dit wordt door SPR dan ook steeds meer gedaan. Hoewel door de verschillen in rentehoogtes van die van swaps en die van staatsobligaties, SPR meer rendement maakt op staatsobligaties (en forward bonds), is besloten om minder Franse staatsobligaties in bezit te hebben. Bij de omzetting van de matchingsportefeuille is een deel van de langlopende Franse staatsleningen verkocht en zijn er renteswaps aangekocht. In de loop van het jaar is dit nog een paar keer gebeurd, iets wat zich ook in 2012 herhaald heeft. Hoewel SPR hiermee genoegen neemt met minder directe beleggingsopbrengsten – de couponbetalingen van Franse staatsobligaties zijn hoger dan de ontvangen vergoedingen van renteswaps – en ook een deel van het (tot voor kort) verwachte potentieel weggeeft – op basis van het uitgangspunt dat op enig moment de rente op staatsobligaties weer onder de rente van swaps komt te liggen – is het beperken van (kortetermijn-) risico’s, zich met name manifesterend in een lagere dekkingsgraad, belangrijker voor het bestuur. Ook het beperken van het concentratierisico op Frankrijk speelt een rol. Het aandeel van Frankrijk in de portefeuille is ultimo 2011 evenwel nog groot: 58% van het totaal belegde vermogen bestond uit beleggingen in Franse staatsobligaties. Veruit het grootste deel van de obligaties bestaat uit forward bonds, met vreemd geld gefinancierde staatsobligaties. De leningen beslaan circa 40% van het vermogen van SPR, wat betekent dat er op de balansdatum door SPR voor circa € 250 miljoen geleend wordt. Op deze leningen wordt onderpand verleend. Zowel de financiering als het onderpand wordt geregeld binnen – en op naam van – de LDI-fondsen van Insight Investment. De underperformance van de matchingsportefeuille in 2011 bedroeg -/- 30,9 procentpunten. Het uitlopen van de staatsswapspread – als gevolg van externe marktontwikkelingen, culminerend in een voortdurende eurocrisis – is hier de oorzaak van. Rendementsportefeuille Met de rendementsportefeuille wordt getracht beleggingsresultaten te behalen waarmee de financiële positie van het fonds verbeterd kan worden en er ruimte ontstaat voor verhoging van de pensioenen. Deze portefeuille wijzigt regelmatig, binnen de bandbreedtes die SPR aan KCM heeft meegegeven en die vastgelegd worden in het jaarlijkse beleggingsplan. In 2011 zijn de beleggingen in bedrijfsobligaties en hoogrentende leningen die op het behalen
61
Stichting Pensioenfonds Randstad
van rendement gericht zijn, overgeheveld van de matchingsportefeuille naar de rendementsportefeuille. Zodoende is de matchingsportefeuille alleen nog gericht op het afdekken van het renterisico van de verplichtingen. Binnen de rendementsportefeuille wordt zowel op actieve als op passieve wijze belegd. Gezien underperformances van actieve vermogensbeheerders belegt in meerdere mate passiever, een ontwikkeling die in 2012 wordt gecontinueerd. De rendementen van de rendementsportefeuille waren relatief slecht te noemen: ze bleven achter bij de benchmark. Inclusief de resultaten uit de valuta-afdekking kende deze portefeuille een rendement van -/- 6,6%. De (samengestelde) benchmark deed -/- 1,4%, wat een underperformance geeft van -/- 5,2%. Zonder de valuta-afdekking zijn deze cijfers -/- 5,9% respectievelijk -/- 0,7%; ook een underperformance van -/- 5,2%. Het afdekken van de meest voorkomende valuta’s heeft dus feitelijk bijgedragen aan een minder slechte absolute performance van de rendementsportefeuille. De underperformance – zonder valuta-afdekking – laat zich als volgt verklaren door weging- en selectie-effecten binnen de portefeuille: Verschil met benchmark Selectie Totaal Weging % % % Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Hoogrentende leningen Aandelen ontwikkelde markten Aandelen opkomende landen Beursgenoteerd onroerend goed Niet-beursgenoteerd onroerend goed Allocatiestrategieën Absoluut rendement
Cash Totaal
0,3 (0,2) 0,1 (1,1) (1,2) 0,3 (0,7) (1,3) (0,7) (0,2)
0,2 0,0 0,3 (0,2) (0,9) (0,4) (0,7) 0,0 0,0 (0,2)
0,1 (0,2) (0,2) (0,9) (0,3) 0,7 (1,3) (0,7) 0,0
(5,0) 12
(1,6)
(3,4)
Wegingseffecten droegen in 2011 negatief bij aan het beleggingsresultaat van de rendementsportefeuille ten opzichte van de benchmark. De selectie-effecten vergrootten dit relatieve verlies. In het bijzonder de relatieve onderwegingen naar aandelen en onroerend goed – in vergelijking tot de strategische benchmark van het fonds – waren hier debet aan. De selectie-effecten, die aangeven in welke mate binnen de beleggingscategorieën de juiste beleggingsfondsen gekozen werden, vallen dus ook in negatieve zin op. Met name betreffende aandelen, allocatiestrategieën en absoluut rendement (hedge funds) werd in 2011 geïnvesteerd in beleggingsfondsen die het aanmerkelijk slechter deden dan de benchmark. De benchmark voor de laatste twee categorieën is ‘Euribor plus drie procentpunten’, wat een rendement van 4,5% procent gaf in 2011. Zowel allocatiestrategieën als absoluut rendement (hedge funds) rendeerden echter negatief in 2011 bij SPR. Hieronder volgt per beleggingscategorie kort een opsomming van de belangrijkste investeringen en hun rendementen. Vastrentende waarden: Ten behoeve van het kunnen voeren van een actief tactisch beleid zijn er ook in de 12
Deze -/- 5,0% is de relatieve underperformance ten opzichte van de benchmark (exclusief valutahedge), welke door deling wordt berekend en niet door de berekening van het verschil tussen de rendementen per beleggingcategorie en de benchmark. Dit laatste is het in de tekst boven deze tabel genoemde verschil van -/- 5,9%. In de tabel wordt een attributiemodel om de wegings- en selectie-effecten te berekenen gebruikt dat multiplicatief is en waarbij de rendementen ook door elkaar worden gedeeld. Voorbeeld: (1 -/- 5,9 / 100) / (1 -/- 0,7 / 100) -1 = -/- 5,0%.
62
Stichting Pensioenfonds Randstad
rendementsportefeuille vastrentende waarden opgenomen. Ultimo 2010 betrof dit investeringen met een totale omvang van € 51,5 miljoen, oftewel 9,5% van het belegde vermogen; eind 2011 was dit bedrag € 151.042 miljoen ofwel 24,2% van de totale portefeuille. Een toename van bijna € 100 miljoen. Vastrentende waarden werden in 2011 door KCM en SPR dan ook gezien als beleggingen waarmee goede rendementen te behalen zijn. Ultimo 2011 bestond bijna de helft van de beleggingen in de rendementsportefeuille (47%) uit vastrentende waarden. Het aandeel van deze categorie is ook toegenomen, omdat het bestuur van SPR besloten heeft in 2011 alle vastrentende waarden in de matchingsportefeuille die niet direct bedoeld zijn voor de afdekking van het renterisico op de verplichtingen, over te hevelen naar de rendementsportefeuille. Dit betrof voornamelijk bedrijfsobligaties. De vastrentende waarden in de rendementsportefeuille bestaan uit vier soorten beleggingen: • Bedrijfsobligaties; • Staatsobligaties; • Hoogrentende leningen (high yield); • Geldmarktbeleggingen. Boekhoudkundig worden ook (tijdelijke) kasgeldposities (liquide middelen) tot deze categorie gerekend. Inzake bedrijfsobligaties wordt belegd in vier beleggingsfondsen, te weten van iShares Barclays, Legal & General, PIMCO en Standard Life Investments. Deze soort beleggingen rendeerden in 2011 met +0,8%. De benchmark deed het echter beter: +1,7%, gedreven door dalingen van de swaprente. Een underperfomance derhalve van -/- 0,9 procentpunt. Ultimo 2011 waren de beleggingen in bedrijfsobligaties € 79.836 waard, waarvan € 27.384 in het Standard Life Investments European Global Bond Fund en € 24.938 in het iShares Barclays Euro Corporate Bond Fund. Dit laatste fonds is een passief fonds dat een rendement kende van 1,5% in 2011. Het Standard Life Investments-fonds rendeerde wat minder: +1,2%; posities in hoogrentende obligaties en ‘papier’ van banken en verzekeraars waren hier debet aan. De beleggingen in het BlueBay Investment Grade Bond Fund werden in mei 2011 verkocht. De beleggingen in staatsobligaties betreffen twee Nederlandse staatsleningen: één die in 2019 door de staat dient te worden afgelost met ultimo 2011 een waarde van € 22.026, en één met een aflossingsdatum in 2021 met een waarde van € 8.403. Een andere ‘staatsgerelateerde’ belegging zijn de participaties in het Lux-O-Rente-fonds van Robeco. Dit fonds rendeerde goed in 2011: +7,3%, met name dankzij door ‘duratie-overwegingen’ op het moment dat de rente op staatsobligaties in Duitsland, Japan en de Verenigde Staten sterk daalde. De beleggingen in het Vanguard Euro Government Bond Fund zijn in 2011 verkocht. Ultimo 2011 waren de staatsobligatie-beleggingen in de rendementsportefeuille € 37.980 waard. Ze rendeerden in 2011 met +8,3%, wat beter was dan de AAA-benchmark die +7,1% noteerde. De hoogrentende leningen betreffen de participaties in de beleggingsfondsen van Golden Tree (High Yield Value Fund) en Specialist Investor Funds (M & G European Loan Fund). Beide fondsen beleggen veel in Europese bankleningen. Bankleningen zijn ‘floatingrateinstrumenten’ die (dus) niet profiteren van een dalende rente. Totale waarde in deze beleggingscategorie ultimo 2011: € 8.205. Rendement in 2011 voor SPR: +1,4%. Alle obligaties en andere vastrentende waarden in de rendementsportefeuille tezamen rendeerden in 2011 met +2,8%. De benchmark, gebaseerd op AAA-staatsobligaties, deed het echter beter: +3,8%. Een underperformance derhalve. De geldmarktbeleggingen betreffen investeringen in het JP Morgan Euro Liquidity Fund. Deze hadden ultimo 2011 een waarde van € 21.254. Ze worden niet meegerekend in de performance van de vastrentende waarden in de rendementsportefeuille ten opzichte van
63
Stichting Pensioenfonds Randstad
de benchmark. Dit fonds kent EONIA, het ééndags interbancaire rentetarief voor het eurogebied als benchmark en belegt voornamelijk in deposito’s en andere geldmarktinstrumenten van banken met de hoogste kredietwaardigheid. Het fonds kenmerkt zich door een conservatief beleid dat gericht is op kapitaalsbehoud; het belegt bijvoorbeeld al enkele jaren niet meer in Griekse, Portugese of Ierse bankleningen. In 2011 stopte het te beleggen in Italië, Spanje en zelfs België. Ten aanzien van Franse banken wordt vanaf het najaar 2011 alleen nog belegd in producten met een heel korte looptijd van maximaal één week. Het JP Morgan Euro Liquidity fund kende een rendement van +0,8% in 2011 en versloeg daarmee de benchmark die +0,7% noteerde. Aandelen: De beleggingen in aandelen bestaan uit investeringen in aandelenbeleggingsfondsen die zich richten op ontwikkelde of op opkomende markten. Binnen de ontwikkelde markten wordt onderscheid gemaakt naar Europese, Noord-Amerikaanse en wereldwijde beleggingen. De beleggingen in opkomende markten bestaan uit (separate) Aziatische en wereldwijde markten. In 2011 belegde SPR relatief veel minder in aandelen: was ultimo 2010 nog € 133.244 oftewel 24,2% van het belegde vermogen in aandelen belegd, eind 2011 was dit € 83.492 oftewel 13,4% van het vermogen. De afbouw van de aandelenportefeuille is met name ten gunste gekomen van de beleggingen in bedrijfsobligaties – waarvan hogere rendementen verwacht werden. 2011 was een slecht ‘aandelenjaar’, zeker voor SPR. De rendementen waren als volgt:
Aandelen Aandelen ontwikkelde markten – Europa
Rendement 2011 Gerealiseerd Benchmark % %
Verschil %-pt.
Aandelen ontwikkelde markten – Noord-Amerika Aandelen ontwikkelde markten – wereldwijd
(12,8) (1,4) (8,5)
(8,0) 4,8 (2,4)
(4,8) (6,2) (6,1)
Aandelen ontwikkelde landen
(8,4)
(2,6)
(5,8)
Aandelen opkomende markten – Azië/Pacific excl. Japan Aandelen opkomende markten – wereldwijd
(21,9) (17,0)
(14,4) (15,7)
(7,5) (1,3)
(19,5)
(14,5)
(5,0)
Aandelen opkomende landen
Bij SPR pakten de keuzes binnen de aandelenbeleggingen relatief verkeerd uit. Zo waren de beleggingen in opkomende markten ‘overwogen’, terwijl deze markten het relatief nog slechter deden dan andere aandelenmarkten in 2011. Daarenboven belegde SPR alhier in beleggingsfondsen die het minder deden dan de benchmarks. Het blijkt dat in 2011 actieve aandelenbeleggers veel moeite hadden de (negatieve) benchmarks bij te houden, laat staan te verslaan. Reden waarom SPR en KCM in het najaar van 2011 besloten hebben enkele beleggingen in de opkomende markten om te zetten van ‘actief’ naar ‘passief’. Zo zijn de mandaten bij de relatief slecht presterende beheerders Hamon Asia en Keppler ingeruild voor investeringen in het Vanguard Global Emerging Market Fund. Veel aandelenbeleggingen van SPR worden beheerd door de Zweedse vermogensbeheerder IPM. IPM is een specialist op het gebied van ‘fundamental indexation’, een beleggingsstrategie waarbij niet de marktkapitalisatie van ondernemingen als uitgangspunt wordt genomen, maar waarbij er gekeken wordt naar de omzetten, de vrije kasstromen, de dividenden en de boekwaarden van ondernemingen. SPR belegt zowel in het IPM RAFI US Fund, het IPM RAFI Europe Fund als het IPM RAFI Emerging Market Fund. Zowel in de ontwikkelde markten als opkomende markten beheert IPM derhalve gelden voor SPR. De fundamental-indexationstrategieën hebben het in 2011 niet goed
64
Stichting Pensioenfonds Randstad
gedaan: ten opzichte van hun eigen benchmarks bleven de RAFI-fondsen respectievelijk 4,3 procentpunten (Europa), 0,0 (Noord-Amerika) en 1,3 procentpunten achter. De belangen in deze fondsen zijn door SPR gedurende 2011 aanzienlijk verminderd. Andere bleeders in de aandelenportefeuille van SPR waren de beleggingen in het Calamos Growth Fund (aandelen ontwikkelde markten – Noord-Amerika), het Skagen Global Fund (aandelen ontwikkelde markten – wereldwijd) en het Comgest Panda Fund (aandelen opkomende markten – Azië/Pacific). Relatief goed – in verhouding tot de benchmarks – deden de beleggingen in het Edinburgh Partners European Opportunities Fund (aandelen ontwikkelde markten – Europa) en het Skagen Kon-Tiki Fund (aandelen opkomende markten – wereldwijd) het. Ultimo 2011 belegt SPR in twaalf aandelenbeleggingsfondsen. De vijf grootste aandelenbeleggingen van SPR zijn de volgende: Aandelenbeleggingsfonds
Marktwaarde ultimo 2011 in € 10.332 9.067 8.482
Skagen Global Fund (wereldwijde, ontwikkelde markten) Vanguard EM Stock Index Fund (opkomende markten, Azië/Pacific) Fidelity South East Asia Fund (opkomende markten, Azië/Pacific) T Rowe Price Funds – Global EM Markets
(wereldwijde, opkomende markten)
7.098 7.771
Skagen Kon-Tiki Fund (wereldwijde, opkomende markten)
Onroerend goed: De beleggingen van SPR in onroerend goed zijn indirect, ofwel via beleggingsfondsen in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen die vastgoed exploiteren. De performances in 2011 waren als volgt:
Onroerend goed
Rendement 2011 Gerealiseerd Benchmark % %
Verschil %-pt.
Onroerend goed (genoteerd) – Noord-Amerika Onroerend goed (genoteerd) – Europa
12,2 (16,3)
11,1 (11,1)
1,1 (5,2)
Totaal
(3,3)
(2,4)
(1,1)
De beleggingen in Noord-Amerikaans onroerend vinden plaats in het Vanguard US REIT Fund, die in Europees onroerend goed in het Kempen Real Estate Property Smart Index Fund. Beide fondsen worden passief beheerd. Vanguard lukte het ook dit jaar – net als in 2009 en 2010 – de index te ‘verslaan’. Het Kempen-fonds bleef ietwat achter bij zijn benchmark. Per saldo was SPR ultimo 2011 ‘overwogen’ ten aanzien van Noord-Amerikaans onroerend goed en ‘onderwogen’ ten aanzien van Europees vastgoed, wat relatief positief heeft bijgedragen aan het beleggingsresultaat. In het beleggingsplan 2011 was opgenomen dat gedurende het jaar SPR ook zou gaan beleggen in niet-beursgenoteerd onroerend goed. Dit is uiteindelijk niet gebeurd, daar het selectietraject voor geschikte beleggingen in deze categorie meer tijd vergde dan vooraf verwacht werd. Omdat het hier om investeringen voor een langdurige periode gaat – ín- en uitstappen’ is relatief omslachtig – is ervoor gekozen de daadwerkelijke investering in deze beleggingscategorie zeer zorgvuldig voor te bereiden en de investering hierin onderwerp van een bestuursbesluit te laten zijn – ook al heeft KCM formeel het mandaat hiervoor. Opname van de categorie ‘niet-beursgenoteerd onroerend goed’ wordt nu voor 2012 voorzien. Het zullen waarschijnlijk investeringen in Nederlands onroerend goed worden. Allocatiestrategieën: De beleggingen in de allocatiestrategieën maken vanaf 2009 deel uit van de portefeuille
65
Stichting Pensioenfonds Randstad
van SPR. Ten behoeve van de gewenste spreiding zijn toen beleggingen in vijf beleggingsfondsen aangekocht. In 2010 is dit aantal teruggebracht tot drie, in 2011 is er één bijgekomen, het IPM GTAA Fund. Naast deze belegt SPR in allocatiefondsen van Transtrend, Man AHL en KCM. Deze fondsen trachten door voortdurend in te spelen op trends en ontwikkelingen op meerdere financiële markten (beleggingscategorieën) rendementen te behalen – daar waar het ‘op dat moment gebeurt’. Hierbij hanteren ze alle een eigen strategie, gebaseerd op kwantitatieve berekeningen en/of economische analyses. De benchmark die SPR voor de allocatiestrategieën hanteert, is het driemaands gemiddelde van de Euriborrente plus drie procentpunten. Investeringen in allocatiestrategieën moeten dus minimaal 300 basispunten meer opbrengen dan Euribor, zo is het uitgangspunt. Alsdan was in 2011 een rendement bereikt van + 4,5%. Dit heeft geen van de fondsen weten te realiseren. Sterker nog, alle fondsen rendeerden negatief. Dit waren hun rendementen: Allocatiestrategiefonds KCM Allocation Overlay Fund IPM GTAA Fund Man AHL Diversified Markets EU Fund Transtrend Fund
Rendement in 2011 In % (10,6) (11,3) (7,5) (17,5)
In 2010 rendeerden de allocatiestrategieën goed, in 2011 behoorden ze tot de grootste bleeders voor SPR. De beleggingen in deze beleggingsinstrumenten en die in aandelen zorgden voor vooral voor de slechte performance van de rendementsportefeuille in 2011. Ultimo 2011 waren de beleggingen in allocatiestrategieën € 33.632 waard (5,4% van het vermogen), tegen € 18.407 eind 2010 (3,3%). Absoluut rendement (hedge funds): In 2011 heeft SPR de posities in absoluut-rendement-beleggingen, zijnde hedge funds, enigszins afgebouwd. Was ultimo 2010 € 28.481 – oftewel 5,2% van het belegde vermogen – belegd in deze categorie, per einde 2011 was dit € 19.925 (3,1%). De absoluut-rendement-beleggingen van SPR zijn beleggingen in twee zogeheten fund-offunds. Deze behaalden een gemiddeld rendement van -/- 3,5%. Ook deze beleggingen kennen het driemaands gemiddelde van de Euriborrente plus drie procentpunten als benchmark. De underperformance bedroeg zodoende acht procentpunten. Met name de rendementen van het LCF Edmond de Rothschild Prifund waren niet goed (-/- 8,1%). Het andere fonds, Kempen Orange Investment Partnership, kende een rendement dat net onder 0% lag. Grondstoffen: Sinds het voorjaar van 2011 belegt SPR ook een klein deel van haar vermogen in een beleggingsfonds dat op grondstoffen gericht is. Het betreft het Tiberius Commodity Alpha Fund van Tiberius, een gespecialiseerde Zwitserse vermogensbeheerder. Hoewel het maar 0,5% van het belegde vermogen betreft en de gevolgen van de performance voor SPR niet groot zijn, rendeerden deze belegging in 2011 niet goed: -/- 13,6%. Omdat het hier feitelijk om een alternatieve belegging gaat, geldt ook hier als benchmark Euribor plus drie procentpunten. Het moge duidelijk zijn dat deze benchmark niet gehaald is. De waarde van de grondstofbelegginggen van SPR was ultimo 2011 € 3.180. Valuta-afdekking: Sinds medio 2008 dekt SPR het valutarisico op Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yens voor 100% af. Deze valuta-afdekking wordt uitgevoerd door KCM, waarbij ‘door de beleggingsfondsen heen wordt gekeken’; de onderliggende exposures van de beleggingsfondsen waarin belegd is, wordt bij de valuta-afdekking betrokken.
66
Stichting Pensioenfonds Randstad
Dankzij de intensivering van de ‘eurocrisis’ leidden de valuta-afdekkingen in 2011 per saldo tot een grotere negatieve performance van de beleggingen. In plaats van een rendement van -/- 6,6% van de rendementsportefeuille was dit rendement -/-5,6% geweest als er geen valuta’s waren afgedekt in 2011. Zodoende droeg de valuta-afdekking net als in 2010 niet bij aan het rendement op de beleggingen. Grootste beleggingen in rendementsportefeuille: De grootste beleggingen in de rendementsportefeuille zijn de volgende:
Belegging Standard Life Investments European Corporate Bonds Fund iShares Barclays Euro Corporate Bond Fund NETHERLANDS GOVERNMENT 4% 15/7/2019 JP Morgan Euro Liquidity Fund Vanguard REIT Index Fund Kempen European Property Smart Index Fund LCF Edmond de Rothschild Prifund
Soort Bedrijfsobligaties Bedrijfsobligaties Staatsobligatie Geldmarktfonds Onroerend goed Onroerend goed Absoluut rendement
Marktwaarde ultimo 2011 in € 27.384 24.938 22.026 21.254 17.052 15.817 14.387
Dit zijn de investeringen in beleggingsfondsen die een waarde kenden van meer dan veertien miljoen euro. Naast deze zes beleggingsfondsen en één discretionaire belegging bestond de rendementsportefeuille van SPR ultimo 2011 nog uit beleggingen in één andere (Nederlandse) staatsobligatie en in tweeëntwintig andere fondsen van meerdere vermogensbeheerders.
67
Stichting Pensioenfonds Randstad
68
Stichting Pensioenfonds Randstad
6. Actuariële zaken •
Actuariële analyse
Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden veronderstellingen gehanteerd over bijvoorbeeld rente, sterfte en kosten. Gedurende het boekjaar wijken de werkelijke ontwikkelingen onvermijdelijk af van de veronderstellingen, waardoor er ten opzichte van deze veronderstellingen een winst of verlies wordt gerealiseerd. Het totale saldo van baten en lasten bestaat uit de som van de resultaten per veronderstelling. In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van dit saldo opgenomen: 2011 € Premieresultaat Premiebijdragen werkgevers Premiebijdragen werknemers Premies vrijwillige stortingen Benodigde premie (exclusief solvabiliteitsopslag)
2011 €
12.061 17.788 100 (28.516)
2010 € 17.124 11.697 113 (24.026)
1.433 Resultaat op beleggingen Beleggingsresultaat Benodigd voor rekenrente Wijziging marktrente
55.032 (7.097)
4.908 80.305 (5.974) (68.169)
(115.013)
6.162
(67.078) Resultaat op pensioenaanpassing Indexering en overige toeslagen
13
13 13
Resultaat op kosten Beschikbaar voor kosten uit voorziening Pensioenuitvoeringskosten
104 0
13 101 0
104 Omrekening overlevingstafels Aanpassing act. grondslagen overlevingskansen
9.983
101 (22.431)
9.983 Overige resultaten Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op risicoherverzekering (stop-loss) Resultaat op waardeoverdrachten Resultaat op overige mutaties
Saldo van baten en lasten
2010 €
(699) 0 (88) 284 746
(22.431) 481 0 (83) 1.177 (340)
243
1.235
(55.302)
(10.012)
69
Stichting Pensioenfonds Randstad
•
Actuariële toelichting
Premieresultaat Voor de vaststelling van het jaarresultaat wordt de door de werkgever en deelnemers verschuldigde premies vergeleken met de premie zoals deze in het verslagjaar aan de voorziening pensioenverplichtingen wordt toegevoegd. Voor de actuariële analyse wordt dus niet gerekend met de gedempte premie, de premie op basis van een 36-maands gemiddelde van de rente die voor de berekening van de kostendekkende premie wordt gebruikt. In deze toevoeging van de voorziening pensioenverplichtingen is geen solvabiliteitstoeslag begrepen. Het premieresultaat wordt met name door deze toeslag verklaard. De benodigde premie inclusief solvabiliteitstoeslag was namelijk hoger dan de van de werkgever en deelnemers ontvangen premie. Resultaat op beleggingen Actuarieel gezien moet het rendement op de beleggingen bij een pensioenfonds ter compensatie dienen voor de benodigde rentetoevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen. Aangezien de interne rekenrente daalde van 3,4% ultimo 2010 naar 2,8% per einde 2011, nam de voorziening pensioenverplichtingen toe, iets wat actuarieel gezien leidt tot een negatief resultaat (‘wijziging marktrente’). Hoewel de gevolgen van rentebewegingen in beginsel zijn afgedekt, leidden vooral veranderingen in de verschillen tussen de standen van de rente op staatsobligaties (van invloed op het beleggingsresultaat van SPR) en die van renteswaps (waarmee de voorziening moet worden berekend) tot een negatief resultaat voor het pensioenfonds. Dit verlies is opgenomen in de beleggingsopbrengst. Er is zodoende – ook actuarieel gezien – een negatief resultaat op de beleggingen in 2011. Feitelijk verklaart dit resultaat grotendeels de daling van de dekkingsgraad. Resultaat op pensioenaanpassing In 2011 is er wederom geen toeslag verleend op de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen. Alleen de herverzekerde aanspraken zijn verhoogd met 2%. Resultaat op kosten Voor de uitvoeringskosten kwam 2% beschikbaar uit de vrijgevallen uitkeringen en de afgekochte kleine pensioenen. De werkelijke uitvoeringskosten worden betaald door de werkgever, zodat de beschikbaar gekomen middelen (elk jaar) als resultaat op kosten geboekt kunnen worden. Omrekening sterftetafels Zoals elders in dit verslag ook vermeld wordt, heeft SPR in 2011 de actuariële grondslagen enigszins gewijzigd: de correctiefactoren die voor ervaringssterfte worden gebruikt, zijn nu gebaseerd op sociaaleconomische klassen op basis van postcodes. Voorheen werden deze bepaald op universele inkomensklassen. Met behulp van de klassen op basis van postcodes kan een betere verfijning worden doorgevoerd met name inzake de overlevingskansen van vrouwen, de grootste groep deelnemers van SPR. De toepassing van de postcodeklassen voor de correctiefactoren heeft een positieve invloed gehad op de financiële positie van SPR. -
Overige resultaten Resultaat op sterfte: Het sterfteresultaat was in 2011 negatief. Dit resultaat is te splitsen in twee delen, te weten het langlevenresultaat (langlevenrisico) en het resultaat op overlijden (overlijdensrisico). Het resultaat op het langlevenrisico was positief (€ 252) en kwam tot stand doordat er op grond van de waargenomen overlijdensgevallen bij SPR meer middelen beschikbaar kwamen dan waar op grond van de overlevingstafels op was gerekend. Het overlijdensrisico leverde een verlies op (-/- € 950); er gingen meer nabestaandenpensioenen in dan waar op grond van de overlevingstafels op gerekend
70
Stichting Pensioenfonds Randstad
was. Voor de goede orde: het gaat slechts om enkele gevallen; het verloop van sterfteresultaat kent over de jaren heen een grillig karakter. Op grond van de gesommeerde resultaten van de laatste jaren lijkt er geen sprake van onvoldoende prudente grondslagen. -
Resultaat op arbeidsongeschiktheid: Het resultaat op arbeidsongeschiktheid werd tot en met 2009 bepaald door de deelnemers die voor 1 januari 2007 al arbeidsongeschikt waren en zodoende niet onder de stop-lossverzekering vallen. Aangezien het bijhouden van deze resultaten een extra administratieve inspanning vereist, is besloten dat zolang deze schades de stoplossgrenzen niet overschrijden, er geen uitsplitsing meer wordt gemaakt van het arbeidsongeschiktheidsresultaat voor en na 2007. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is zodoende (bijna altijd) nul; het resultaat maakt onderdeel uit van het ‘resultaat op risicoherverzekering’.
-
Resultaat op risicoherverzekering: Na 2010 is er in 2011 wederom sprake van een toename van het aantal overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsschades in 2010. Hoewel het nog steeds om incidentele gevallen gaat en hieruit niet zonder meer een trend af te leiden is, is uit hoofde van prudentie besloten om de maximering van de stop-lossvoorziening ten behoeve van de bij Zwitserleven herverzekerde risico’s te laten vervallen. Er heeft daarom in 2011 – net als in 2010 – geen vrijval van de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid plaatsgevonden, waar dit in eerdere jaren wel het geval (en het beleid) was. De stop-lossvoorziening is ultimo 2011 op het niveau van eind 2010 gehandhaafd. Omdat er vanzelfsprekend wel premie voor de risicoherverzekeringen is betaald, is er per saldo in 2011 sprake van een klein actuarieel verlies op deze post. -
-
Resultaat op waardeoverdrachten: Het resultaat op waardeoverdrachten is het verschil tussen de afgerekende overdrachtswaarden en de actuarieel benodigde/vrijvallende koopsommen voor inkomende en uitgaande waardeoverdrachten. Bij uitgaande waardeoverdrachten boekt SPR een winst, omdat de wettelijke tarieven – met name door de toegepaste hogere rekenrente – tot overdrachtswaarden leiden die lager zijn dan de voorzieningen bij het pensioenfonds. Inkomende waardeoverdrachten leiden zodoende tot een actuarieel verlies. Het aantal uitgaande waardeoverdrachten overstijgt het aantal inkomende, maar was gering in aantal daar in een groot deel van het verslagjaar er geen waardeoverdrachten konden worden uitgevoerd, gezien de lage dekkingsgraad van SPR (minder dan 100%). Resultaat op overige mutaties: Het resultaat op overige mutaties betreft voornamelijk (met terugwerkende kracht) correcties en mutaties die als gevolg van verwerkingen in de pensioenadministratie naar voren kwamen. Deze worden alle gesommeerd in één post, opdat aansluiting wordt behouden met de actuariële beginstand van het verslagjaar. Zo is er bijvoorbeeld een resultaat op uitkeringen, omdat er voor de actuariële berekening van de voorziening voor de ingegane pensioenen ervan uitgegaan wordt dat alle uitkeringen op 1 juli van het desbetreffende jaar gedaan worden. In de praktijk zullen uitkeringen eerder of juist later in het jaar ingaan, wat dan tot een resultaat leidt. Tevens is het resultaat op het afkopen van kleine pensioenen opgenomen in het resultaat op overige mutaties.
Per saldo is er sprake van een negatief resultaat. Hierdoor werd het jaar afgesloten met een dekkingsgraad van 92,5%, waar deze ultimo 2010 100,8% was. De solvabiliteit van SPR is ontoereikend. Er is (nog steeds) sprake van een dekkingstekort.
71
Stichting Pensioenfonds Randstad
72
Stichting Pensioenfonds Randstad
7. Rapportage van het Verantwoordingsorgaan •
Algemeen
Na de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 is door het bestuur van SPR in dat kader per 1 januari 2008 het Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan is bevoegd om jaarlijks een oordeel te geven over het handelen van het bestuur ten aanzien van het uitgevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan het recht om advies uit te brengen over: • Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • Het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; • De vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; • Het vaststellen en wijzigen van de interne klachten- en geschillenprocedure; • Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het Verantwoordingsorgaan voert zijn taken uit aan de hand van een vastgesteld reglement, het Reglement Verantwoordingsorgaan. In het Verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever vertegenwoordigd, waarbij iedere geleding een derde van de zetels heeft.
•
Verslag en oordeel Verantwoordingsorgaan
Het verslagjaar 2011 is in belangrijke mate gedomineerd door een verdieping van de crisis die nagenoeg alle pensioenfondsen in ons land treft. Tot halverwege het verslagjaar lag het door SPR in 2009 opgestelde herstelplan goed op koers, maar daarna heeft het fonds door een verdere neergang en onzekerheid op de financiële markten een fikse terugslag gekregen. Inmiddels heeft het bestuur van SPR dientengevolge moeten besluiten tot het aankondigen van een korting van 4,9% en een verlaging van het opbouwpercentage van 2,25% naar 2,20%. Dit voornemen tot korten, dat per 1 april 2013 wordt geëffectueerd als onze dekkingsgraad ultimo 2012 niet in lijn met het herstelplan aanmerkelijk is verbeterd, is te karakteriseren als een buitengewoon pijnlijke maatregel, die door deelnemers en pensioengerechtigden - zo beseft het Verantwoordingsorgaan - ook daadwerkelijk als zodanig wordt ervaren.
De crisis op de financiële markten, die overigens in onze ogen nog altijd als uitzonderlijk is te kenschetsen, heeft de uitvoering van het pensioenbeleid alsmaar moeilijker gemaakt en legt voor wat de uitoefening van hun taken betreft ook een grote druk op bestuur en directie van het fonds. Een ervaring die wij ook in onze taakvervulling terugvinden. Zo heeft het Verantwoordingsorgaan in het verslagjaar zes keer vergaderd. Een frequentie die in eerdere jaren niet voorkwam. Deze toename alleen al is een illustratie van het feit dat SPR, net als veel andere fondsen, in zwaar weer verkeert. Vanwege de extra rentegevoeligheid van SPR is bij de huidige complexe situatie op de markten (met een rekenrente die op het moment van schrijven onder de 2% ligt) helaas niet snel een verbetering te verwachten.
Zoals in de aanhef gemeld, is het Verantwoordingsorgaan bevoegd om jaarlijks een oordeel te geven over het door het bestuur gevoerde beleid. Wij beoordelen het beleid van het bestuur over het verslagjaar 2011 onomwonden als positief.
73
Stichting Pensioenfonds Randstad
Dat oordeel stoelt op onze kennisneming van al datgene wat zich in het verslagjaar voordeed. Daarbij zijn wij buitengewoon goed te spreken over wat ons aan schriftelijke en ook persoonlijke informatie door het bestuur werd aangereikt. Het jaarlijkse beleidsplan, het jaarverslag, de jaarrekening, de notulen van alle bestuursvergaderingen, rapporten en verslagen van adviseurs en commissies, het zijn stuk voor stuk goede hulpmiddelen bij het bepalen van ons oordeel. Een ander belangrijk instrument bestaat uit het persoonlijke overleg met het bestuur. Wij zijn zeer goed te spreken over de openheid en zorgvuldigheid waarmee dat overleg in het verslagjaar meerdere malen heeft plaatsgehad. Daarnaast benutten wij uiteraard ook de verslaglegging van de adviserend actuaris en de externe accountant. En inmiddels hebben wij het persoonlijke overleg met deze functionarissen tot een structureel overlegmoment in het jaar gemaakt. Bovendien stond ons met betrekking tot dit verslagjaar een rapportage van de Visitatiecommissie ten dienste. Een samenvatting van die rapportage is elders in dit jaarverslag opgenomen.
Het Verantwoordingsorgaan constateert op basis van de aan ons ter beschikking gestelde informatie dat ten aanzien van de beleidsvoornemens en de concretisering van het risicomanagement in het verslagjaar nuttige en belangrijke stappen zijn gezet. Het in het beleidsplan uitgesproken voornemen om een oriëntatie op alternatieve uitvoering van de pensioenregeling verder vorm te geven, is niet gerealiseerd. Door de negatieve ontwikkeling van de dekkingsgraad kon dit niet worden uitgevoerd.
In eerdere rapportages van het Verantwoordingsorgaan gaven wij al aan, dat wij het als een van onze belangrijkste taken zien om jaarlijks na te gaan of het bestuur in de uitvoering van het beleid op een evenwichtige manier rekening heeft gehouden met de belangen van alle betrokkenen. Kijkende naar het verslagjaar 2011 beamen wij dat hiervan sprake is geweest.
Voorts zijn wij in hoge mate te spreken over de kwaliteiten en de mate van deskundigheid die wij bij bestuur, directie en adviseurs van het fonds aantreffen en ervaren. Dit draagt in belangrijke mate ook bij aan onze positieve oordeelsvorming. Daarbij doelen wij tevens op de schakering in de aanwezige deskundigheid. Nu het bestuur zich heeft voorgenomen om de missie en visie ter zake van de aard van de pensioenregeling in de komende tijd nog eens tegen het licht te houden, komt dat spectrum aan kwaliteiten vanzelfsprekend goed van pas. Een belangrijke voorwaarde om nu en in de toekomst adequaat grip te kunnen houden op het financiële en pensioentechnische reilen en zeilen van SPR is daarmee op voorhand verzekerd. Wij zijn verder vol vertrouwen, dat dankzij dergelijke kwaliteiten SPR fluks zal herstellen zodra de financiële markten structureel herstel laten zien.
In dit verslag willen wij tenslotte ook tot uitdrukking brengen, dat wij zeer positief zijn over de communicatie van het fonds. Daarbij hebben wij niet alleen de complete en informatieve website op het oog, maar ook het blad ‘grijs’. Met name over dit magazine is het Verantwoordingsorgaan zeer te spreken en wij maken de samenstellers daarvoor gaarne een compliment.
Afsluitend willen wij graag onze complimenten uiten aan de leden van het bestuur, aan de directie en aan de medewerkers van het pensioenbureau. Zij allen spannen zich in deze buitengewoon moeilijke tijden tot het uiterste in, om SPR goed te besturen en om de dagelijkse uitvoering professioneel vorm te geven. Daarvoor zijn wij hen, mede namens allen die wij vertegenwoordigen, erkentelijk.
74
Stichting Pensioenfonds Randstad
Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds Randstad Diemen, 15 juni 2012
De heer H.J.W.M. Janssen, voorzitter De heer M. Jaarsma, secretaris De heer J.W. Jonkergouw, lid De heer W.F.J.M. Kitslaar, lid De heer N.F. Meijer, lid Mevrouw M. Bouma, lid
•
Reactie van het bestuur op verslag en oordeel Verantwoordingsorgaan
Met bijzondere interesse heeft het bestuur kennis genomen van het verslag en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan (VO). Dankbaar neemt het bestuur de geuite complimenten in ontvangst. Het bestuur waardeert de inzet en betrokkenheid van de leden van het Verantwoordingsorgaan en is verheugd door het positieve oordeel. Openheid en zorgvuldigheid zijn voor het bestuur belangrijke elementen, zo ook in het overleg met het VO. Het bestuur is derhalve tevreden dat het VO dit overleg ook als zodanig kwalificeert. Mede in het licht van de financiële situatie waarin het Randstadpensioenfonds zich bevindt, waarin mogelijk pijnlijke maatregelen genomen moeten worden, is het goed om te vernemen dat de bestuurlijke processen naar de mening van het Verantwoordingsorgaan naar behoren zijn uitgevoerd. Het bestuur waardeert de wijze waarop het VO in deze turbulente tijden invulling geeft aan zijn rol en is voornemens de leden van het VO – waar mogelijk – uit te nodigen te participeren in opleidingsdagen die voor het bestuur georganiseerd worden. Deskundigheid is voor zowel bestuur als VO van eminent belang ook in de toekomst de bestuurlijke processen van het fonds kwalitatief hoogstaand te houden. Het bestuur verwacht de goede samenwerking met het VO het komende jaar te continueren en zal – waar van toepassing – het VO tijdig informeren over beleidsmatige aandachtspunten. Het bestuur zal zich constant moeten afvragen of het VO volledig geïnformeerd is.
75
Stichting Pensioenfonds Randstad
76
Stichting Pensioenfonds Randstad
8. Rapportage van de visitatiecommissie
•
Algemeen
De visitatiecommissie van SPR heeft haar tweede visitatie uitgevoerd in het najaar van 2011. Omdat het feitelijk de visitatie over 2010 en de eerste helft van 2011 betrof, is de rapportage van de visitatiecommissie in verkorte vorm in dit jaarverslag opgenomen. Op 15 december 2011 is het eindrapport beschikbaar gekomen. Uit dit rapport is de ‘management summary’ hieronder opgenomen.
•
Management summary
Deze rapportage bevat de bevindingen van de Visitatiecommissie (hierna de VC) naar aanleiding van haar onderzoek naar het functioneren van het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad over jaar 2010 – eerste helft 2011. Stichting Pensioenfonds Randstad heeft de uitvoering van haar pensioenregeling in eigen beheer. Deze uitvoering, door een pensioenbureau binnen de eigen onderneming, heeft een professioneel gehalte. Het feit dat de uitvoering door de onderneming geschiedt, maakt het enerzijds kwetsbaar, anderzijds is het daardoor moeilijk een strak zakelijke verhouding te creëren en in stand te houden. De VC heeft echter als totaaloordeel dat het bestuur een goede greep op het pensioenbureau c.q. de uitvoering heeft. Het bestuurlijke functioneren is van goed niveau, waaraan de ondersteuning door het pensioenbureau belangrijk bijdraagt. De wijze van uitvoering heeft het voordeel dat zij een grote betrokkenheid bij het reilen en zeilen van het fonds met zich meebrengt. Er heerst een “Randstad-familiegevoel”. Beleid- en bestuursprocessen en -procedures zijn kwalitatief goed, transparant en zorgen dat het bestuur voldoende in control is. Het bestuur steunt nog steeds iets te veel op het pensioenbureau. De VC beveelt aan op dit punt alert te blijven. De juridische documenten en met name de vastlegging van besluiten, processen, beleidsvorming is verbeterd ten opzichte van de vorige visitatie. Op het gebied van de communicatie en voorlichting aan deelnemers scoort het fonds bovengemiddeld, zoals ook blijkt uit de zelfevaluatie op verzoek van de AFM. Het is echter wel zaak dat intensieve communicatie op gang wordt gebracht om de “verwachtingenkloof” tussen zekerheid (grote verwachting) en risico (kleine verwachting) bij de deelnemers te overbruggen. Hoewel de relatie met het pensioenbureau is geformaliseerd in een uitbestedingsovereenkomst / SLA, is deze, doordat wordt uitgegaan van inspanningsverplichtingen zonder sancties, nog verder te verzakelijken. Het is zaak meer aandacht te gaan besteden aan de missie van het pensioenfonds, een visie te ontwikkelen rondom de aard van de pensioenregeling in combinatie met de verwachtingen bij de deelnemers, een eventuele overdracht van aanspraken van pensioengerechtigden naar een verzekeraar, en daarin duidelijke besluiten te nemen.
Overall is sprake van goed functionerende en transparante bestuurlijke procedures en processen, er zijn voldoende ‘checks and balances’ aanwezig om tot zorgvuldige besluiten en beleidsvorming te komen, en zo de belangen van alle ‘stakeholders’ op evenwichtige wijze te dienen. 15 december 2011
77
Stichting Pensioenfonds Randstad
J.W. Kloet RC – voorzitter mr. P.J.M. Akkermans R.P. van Leeuwen AAG
•
Reactie van het bestuur op de rapportage van de visitatiecommissie
Het bestuur van SPR is de VC zeer erkentelijk voor de bevindingen en aanbevelingen die zij heeft en geeft naar aanleiding van de uitgevoerde visitatie. Het bestuur waardeert de betrokkenheid van de leden van de VC en kijkt met een goed gevoel terug op de tweede visitatie in de geschiedenis van het fonds. Het bestuur kan zich vinden in de genoemde bevindingen en aanbevelingen: het tracht deze te vertalen in concrete maatregelen en acties die tot verbetering van de beleids- en bestuursprocessen zullen leiden. Vooral met betrekking tot genoemde missie van het pensioenfonds en de visie ter zake de aard van de pensioenregeling worden activiteiten ontplooid, zoals de in het bestuursverslag instelling van een Werkgroep Toekomstvisie. Daarenboven zal het bestuur zich in 2012 – in het bijzonder tijdens een ‘strategiedag’ in – buigen over de risicohouding van het fonds en de verwachtingen die daaraan gekoppeld mogen en kunnen worden – zowel door het bestuur als door de (andere) belanghebbenden van SPR. Tevens zal nadrukkelijk gekeken worden naar de consistente formuleringen van en in de verschillende fondsdocumenten. De genoemde verzakelijking van de relatie tussen pensioenfonds (bestuur SPR) en pensioenuitvoerder (Randstad Holding, zijnde de directie van het pensioenbureau) lijkt logisch, maar die mag de betrokkenheid bij de uitvoering van zowel bestuur als directie niet schaden. Het bestuur beraadt zich derhalve hierop. Het bestuur van SPR dankt de VC voor haar conclusies dat de bestuurlijke procedures en processen goed functioneren en transparant zijn, de checks and balances voldoende aanwezig zijn en diverse belangen op evenwichtige wijze gediend worden. Het is nog niet bekend wanneer er een volgende visitatie gedaan zal worden. Ook dit is onderwerp van aandacht van het bestuur.
78
Stichting Pensioenfonds Randstad
9. Verklaring en ondertekening •
Ontwikkelingen in 2012
In het tijdvak dat sinds het einde van het verslagjaar (kalenderjaar 2011) verstreken is, is de situatie van dekkingstekort onverminderd van toepassing op SPR. Bij het vaststellen van dit jaarverslag werd de dekkingsgraad geschat op 100,9%, een percentage dat relatief hoog ligt als gevolg van het toepassen van de voorgeschreven driemaandsgemiddelde van de rentetermijnstructuur ter bepaling van de hoogte van de pensioenverplichtingen. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk kan gesteld worden dat de dekkingsgraad medio 2012 lager zal zijn.
•
Ondertekening
Aldus opgemaakt en ondertekend te Diemen op 29 juni 2012. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad,
De heer F.C.A. van Haasteren, voorzitter Mevrouw E.J. Adam - Smolders, secretaris De heer R.T.M. Berendsen, plaatsvervangend voorzitter De heer P. Eringa, plaatsvervangend secretaris De heer J.M. van de Luijtgaarden, lid De heer M. Poort, lid Mevrouw S.M. Overeijnder-Schalker, lid De heer S. de Leeuw, lid Mevrouw N. Cousijn-Denker, aspirant-lid
79
Stichting Pensioenfonds Randstad
80
Stichting Pensioenfonds Randstad
Jaarrekening
81
Stichting Pensioenfonds Randstad
Balans per 31 december 2011 Na bestemming van het saldo van baten en lasten 31 december 2011
Ref.*
€
€
31 december 2010 €
€
Activa (in € 1.000) Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Financiële derivaten Overige beleggingen
4 32.869 83.492 452.652 0 56.107
31.205 133.244 371.496 4.361 46.888 625.120
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Voorziening herverzekering
587.194
5 688
669 688
Vorderingen Verzekeringsmaatschappijen Werkgever Overige vorderingen
669
6 11 949 219
15 55 218 1.179
Overige activa Liquide middelen
Totaal activa
288
7 80
40 80
40
627.067
588.191
* Het onder ‘Ref.’ genoteerde nummer verwijst naar de toelichting.
82
Stichting Pensioenfonds Randstad
31 december 2011
Ref.
Passiva (in € 1.000) Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve Beleggingsreserve Winstbijschrijvingsreserve
€
€
31 december 2010 €
8 0 33.795 46.714 (131.294)
0 27.251 50.500 (73.234) (50.785)
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen
4.517
9 676.583
545.680 676.583
Overige schulden en overlopende passiva Financiële derivaten Nog te betalen pensioen Overige schulden Overlopende passiva Totaal passiva
€
545.680
10 667 62 176 364
36.754 177 837 226 1.269
37.994
627.067
558.191
83
Stichting Pensioenfonds Randstad
Staat van baten en lasten over 2011
(in € 1.000)
Ref.
€
2011 €
€
2010 €
Baten Premiebijdragen (van werkgever en deelnemers)
14
Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer Beleggingen Overige baten
29.949
28.934
3.447
1.690
51.820 (235)
80.315 (1.700)
15 16
55.032 352
80.305 100
85.333
109.339
(5.139) (24)
(5.211) (21)
Lasten Pensioenuitkeringen Herverzekering
17 18
Pensioenopbouw Rentetoevoeging Aanpassing actuariële grondslagen overlevingskansen Wijziging marktrente Indexering en overige toeslagen Onttrekking pensioenuitkeringen Onttrekking pensioenuitvoeringskosten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening
(28.516) (7.097)
(24.026) (5.974)
9.983 (115.013)
(22.431) (68.169)
13
13
5.244
5.072
104
101
4.872 (474)
7.029 118
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 19,20 Saldo overdrachten van rechten 21
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Beleggingsreserve Winstbijschrijvingsreserve Totaal saldo van baten en lasten
(130.884) (4.588)
(108.267) (5.852)
(140.635)
(119.351)
(55.302)
(10.012)
8 0 0 (55.302)
0 0 (10.012) (55.302)
(10.012)
84
Stichting Pensioenfonds Randstad
Kasstroomoverzicht over 2011
(in € 1.000) Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitkeringen en afkopen kleine pensioenen Betaald in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde premies herverzekering
€
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
€
28.727
30.413
3.105
848
(5.395)
(6.778)
(7.484)
(5.245)
256
247
(118)
(167)
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten voor vermogensbeheer
2011 €
19.091
2010 €
19.318
925.377
688.050
1.521 (945.663)
1.583 (707.101)
(286)
(1.837) (19.051)
(19.305)
40
13
Stand per 1 januari Mutatie liquide middelen
40 40
27 13
Stand per 31 december
80
40
Mutatie liquide middelen
Het verloop van de liquide middelen is als volgt:
85
Stichting Pensioenfonds Randstad
86
Stichting Pensioenfonds Randstad
Toelichting op de balans en staat van baten en lasten 1. Algemene toelichting
•
Activiteiten
Het doel van Stichting Pensioenfonds Randstad is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de ondernemingen behorende tot de Randstad Groep Nederland bv die het zogeheten indirecte personeel in dienst hebben, evenals van Randstad Holding nv.
•
Financieel Toetsingskader
Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden; onderdeel van de Pensioenwet is het Financieel Toetsingskader (FTK). In het FTK is de manier waarop DNB haar toezicht op pensioenfondsen uitoefent, vastgelegd. Het FTK stelt daarbij de kaders waarbinnen een pensioenfonds moet opereren. Sinds 2007 past SPR het FTK toe in zijn jaarverslag, conform de bepalingen van Richtlijn 610 Pensioenfondsen van de Raad van de Jaarverslaggeving. Het verslagjaar 2011 is zodoende het vijfde jaar waarin het FTK voor de jaarverslaggeving van het fonds relevant is.
•
Toelichting op het kasstroomoverzicht
Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd. Hierbij worden alle ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva
•
Algemeen
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW – voor zover verplicht gesteld door de Pensioenwet – en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Als geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, dan vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de toelichting. • Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn niet gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Wel is ervoor de bepaling van de voorziening – en
87
Stichting Pensioenfonds Randstad
derhalve de mutatie – van de voorziening pensioenverplichtingen een andere schattingsmethode gehanteerd. Deze wordt onder meer hieronder toegelicht.
•
Schattingen en veronderstellingen
Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. De correctiefactoren toegepast op de actuariële overlevingstafel ter bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen zijn in 2011 gebaseerd op sociaaleconomische factoren per leeftijd en geslacht aan de hand van postcodes in Nederland. Voorheen werden universele inkomensklassen gebruikt voor de bepaling van de correctiefactoren. De voorziening pensioenverplichtingen is € 9.983 lager door het toepassen van de andere correctiefactoren op basis van postcodes. •
Opname van actief, verplichting, baat of last
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
•
Vreemde valuta
Functionele valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
88
Stichting Pensioenfonds Randstad
•
Beleggingen
Vastgoedbeleggingen (Indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd op de per balansdatum geldende marktwaarde. Ongerealiseerde waardestijgingen worden via de staat van baten en lasten verwerkt.
Aandelen Aandelen en participaties in beleggingsinstellingen/-fondsen zijn gewaardeerd op marktwaarde per balansdatum. Ongerealiseerde waardestijgingen worden via de staat van baten en lasten verwerkt.
Vastrentende waarden Vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde per balansdatum. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
Financiële derivaten Financiële derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie (inclusief opgelopen rente) negatief is, wordt het op de passiefzijde van de balans verantwoord.
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Deposito’s worden gewaardeerd tegen kostprijs.
Methodiek bepaling marktwaarde Bij de waardering van de beleggingen van de stichting kan voor het grootste deel gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, met uitzondering van bepaalde derivaten, die op basis van waarderingsmodellen en -technieken zijn gewaardeerd. Hierin worden veronderstellingen gehanteerd ten aanzien van bijvoorbeeld kredietrisico, correlaties en rentecurves. Opgemerkt dient te worden dat schattingen naar hun aard subjectief zijn en dat de geschatte actuele waarden van financiële instrumenten derhalve inherent onderhevig zijn aan onzekerheden. Deze schattingen zijn momentopnames, gebaseerd op de marktomstandigheden en de op dat moment beschikbare informatie. De waarderingsmodellen en -technieken die gehanteerd zijn bij het schatten van de reële waarde van de derivaten zijn met name mededelingen geweest van gerenommeerde derdepartijen: banken, brokers, custodians, etc. ten aanzien van de transactieprijzen.
•
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Herverzekeringspremies Herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Herverzekeringscontracten op risicobasis Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de contante waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van het pensioenfonds, waarbij rekening wordt gehouden met de
89
Stichting Pensioenfonds Randstad
kredietwaardigheid van de verzekeraar (afslag voor kredietrisico). De niet direct uit lopende afrekeningen opeisbare vorderingen uit verzekeringspolissen worden op de balans in een afzonderlijke actiefpost opgenomen. Opeisbare vorderingen/schulden uit hoofde van lopende afrekeningen binnen de contractperiode worden opgenomen als kortlopende vorderingen/kortlopende schulden. De herverzekerde pensioenverplichtingen worden bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen aan de activazijde van de jaarrekening verwerkt.
•
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Een voorziening wordt getroffen op de vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid. Vorderingen en overlopende activa worden onderscheiden van vorderingen in verband met beleggingstransacties. Vorderingen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
•
Liquide middelen
Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
•
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. In overeenstemming met de wijziging van artikel 146 van de Pensioenwet per 2 juli 2009 is artikel 2:390 lid 1 BW ter zake een wettelijke reserve herwaardering niet langer van toepassing. Op grond hiervan heeft het bestuur van SPR besloten vanaf 1 januari 2009 geen herwaarderingsreserve op te nemen in de jaarrekening.
•
Technische voorzieningen
Algemeen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd op de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden
90
Stichting Pensioenfonds Randstad
gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB, wordt gebruikt. Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioen toeslag kan worden gegeven (indexatie, SPR spreekt liever over ‘winstbijschrijving’). Alle per balansdatum bestaande toeslagenbesluiten zijn in de berekening begrepen; genomen toeslagenbesluiten na balansdatum zijn niet in de berekening begrepen. (Die zijn er overigens ook niet met betrekking tot het verslagjaar.) Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De VPV is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: • De gehanteerde marktrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen; • Overlevingstafel, te weten de AG-prognosetafel 2010-2060, starttafel 2012, inclusief op basis van sociaaleconomische factoren aan de hand van postcodes berekende correctiefactoren per leeftijd en geslacht; • Ten behoeve van alle actieve deelnemers is een nabestaandenpensioen op risicobasis verzekerd. Reservering voor nabestaandenpensioen ten behoeve van (gewezen) deelnemers vindt alleen plaats voor de aanspraken op nabestaandenpensioen opgebouwd tot 1 januari 2001; • Voor actieve deelnemers is ten behoeve van het wezenpensioen een doorsneepremie van € 10,00 per € 1.000,00 verzekerd pensioen gehanteerd; • Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening pensioenverplichtingen in verband toekomstige administratie- en excassokosten; • Voor de arbeidsongeschikte deelnemers wordt rekening gehouden met premievrijstelling van de toekomstige pensioenopbouw.
•
Beleggingen (derivaten) Indien een derivatenpositie (inclusief opgelopen rente) negatief is, wordt het op de passiefzijde van de balans verantwoord. Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
91
Stichting Pensioenfonds Randstad
•
Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden worden opgenomen tegen de reële waarde van de tegenprestatie, gewoonlijk de nominale waarde. Overlopende passiva worden opgenomen tegen de reële waarde.
3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat
•
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
•
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar op te bouwen en verzekerde pensioenen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
•
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Indirecte beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en – lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer vallen de beheerkosten die de vermogensbeheerders – inclusief de fiduciaire vermogensbeheerder – in rekening brengen, evenals de transactiekosten, bewaarloon en de overige administratieve kosten van beleggingen.
Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
•
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan pensioengerechtigden uitgekeerde bedragen plus
92
Stichting Pensioenfonds Randstad
de afkopen (uitkeringen ineens) van kleine pensioenaanspraken. De afkopen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
• Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
•
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
De mutatie voorziening pensioenverplichtingen betreft de wijziging in de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds.
•
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
•
Saldo overdrachten van rechten
De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.
•
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
4. Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen
Aandelen
€
€
Vastrentende waarden €
€
€
€
Beleggingen in categorie Opgelopen rente Openstaande transacties Liquide middelen
32.869 0 0 0
83.491 0 1 0
445.168 543 499 6.442
(667) 0 0 0
56.107 0 0 0
616.968 543 500 6.442
Stand per 31-12-2011
32.869
83.492
452.652
(667)
56.107
624.453
Derivaten (gesaldeerd)
Overige belegg.
Totaal
93
Stichting Pensioenfonds Randstad
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
€
Vastrentende waarden
Derivaten (gesaldeerd)
Overige belegg.
Totaal
€
€
€
€
€
Stand per 1-1-2010 Aankopen Verkopen Verkoopresultaat Waardeontwikkeling
23.077 115.010 6.031 106.031 (3.768) (106.216) 558 4.991 5.307 13.428
293.255 545.377 (552.162) 60.179 24.847
(10.327) 11.529 (748) (10.051) (22.796)
29.951 38.508 (25.423) 133 3.719
450.966 707.476 (688.317) 55.810 24.505
A
Stand per 31-12-2010
31.205
133.244
371.496
(32.393)
46.888
550.440
B
Waarvan opgelopen rente, openstaande transacties en liquide middelen
0
5.404
9.507
(545)
0
14.366
Stand per 31-12-2010 Aankopen Verkopen Verkoopresultaat Waardeontwikkeling
31.205 11.765 (8.990) 1.167 (2.278)
127.840 33.740 (59.493) (11.456) (7.140)
361.989 866.458 (857.049) 6.467 67.303
(31.848) 8.219 19.812 (28.441) 31.591
46.888 35.866 (21.191) (595) (4.861)
536.074 956.048 (926.911) (32.858) 84.615
Stand per 31-12-2011
32.869
83.491
445.168
(667)
56.107
616.968
C = A -/- B
Op de balansdatum bedroeg de totale waarde van de beleggingen van het fonds € 624.453 (2010: € 550.440). Hiervan was € 616.968 (2010: € 536.074) in bezit. Het verschil tussen deze bedragen per balansdatum betreft de opgelopen rente, de nog te ontvangen gelden uit openstaande transacties en het kasgeld in de beleggingsportefeuille dat (tijdelijk) niet belegd was (liquide middelen). (In het verloopoverzicht van 2011 zijn deze zaken niet meer opgenomen. Zie hiervoor de tabel op de vorige pagina.) Ultimo 2011 bedraagt de debetpositie van de derivaten € 0 (2010: € 4.361); de creditpositie € 667 (2010: € 36.754). Bovenstaande totaaltellingen van de beleggingen zijn mede gebaseerd op het saldo van deze debet- en creditposities. Aan de activazijde van de balans hebben de beleggingen ultimo 2011 een waarde van € 625.120 (2010: € 587.194). In tabelvorm: 2011
Waarde beleggingen voor risico van het pensioenfonds (activa) Waarde derivaten (passiva) Waarde beleggingen voor risico van het pensioenfonds (totaal)
2010
€
€
625.120 (667)
587.194 (36.754)
624.453
550.440
Na verkoop van het grootste deel van het derivatenbezit in 2009, worden financiële derivaten op naam van SPR gebruikt om de valutarisico’s van de beleggingen af te dekken. Het hedgen van de valutarisico’s die SPR loopt op de Japanse yen, het Britse pond en de Amerikaanse dollar, wordt gedaan met valutatermijncontracten. Het afdekken van het renterisico, de matching, van de pensioenverplichtingen vindt plaats binnen beleggingsfondsen. Deze matching geschiedt voornamelijk met behulp van obligaties, forward bonds en renteswaps. De laatste twee genoemde instrumenten zijn ook financiële derivaten, maar worden niet separaat in de jaarrekening vermeld: ze staan niet op naam van SPR, maar maken integraal onderdeel uit van de LDI-fondsen waarin SPR belegt.
94
Stichting Pensioenfonds Randstad
Vastgoedbeleggingen 2011
Indirecte vastgoedbeleggingen (participaties in beleggingsfondsen) Stand per 31 december
2010
€
€
32.869
31.205
32.869
31.205
Vastgoedbeleggingen bestaan bij SPR uit participaties in beleggingsfondsen van twee professionele vermogensbeheerders. Deze beheerders zijn Kempen & Co (Europees vastgoed) en Vanguard (Noord-Amerikaans vastgoed). Er wordt namelijk belegd in: • Het Kempen European Property Smart Index Fund (waarde ultimo 2011: € 15.817); • Het Vanguard REIT Index Fund (waarde ultimo 2011: € 17.052).
Aandelen 2011
Niet-beursgenoteerde aandelenbeleggingsfondsen Stand per 31 december
2010
€
€
83.492
133.244
83.492
133.244
Van het bedrag à € 83.491 dat in aandelenbeleggingsfondsen belegd was, zat op de balansdatum € 1 in nog niet afgewikkelde transacties. De waarden van de aandelen die daadwerkelijk in bezit van SPR waren ultimo 2011, bedroeg daardoor € 83.491. In tabelvorm: 2011
Niet-beursgenoteerde aandelenbeleggingsfondsen in bezit Niet-beursgenoteerde aandelenbeleggingsfondsen nog niet afgewikkeld Stand per 31 december
2010
€
€
83.491 1
127.839 5.405
83.492
133.244
Met inschakeling van de fiduciaire vermogensbeheerder KCM belegt SPR met betrekking tot aandelen in meerdere beleggingsfondsen van verscheidene professionele vermogensbeheerders. Gedurende het boekjaar vonden hierin meerdere mutaties plaats. Per saldo werd het belang in aandelen substantieel afgebouwd. Ultimo 2011 waren de aandelenbeleggingen in beheer bij de volgende beheerders: • Skagen (wereldwijd, ontwikkelde markten & wereldwijd, opkomende markten); • Edinburgh Partners (Europa); IPM (Europa, Noord-Amerika & wereldwijd, opkomende markten); • Calamos (Noord-Amerika); • BNP Paribas Comgest Panda (Azië/Pacific exclusief Japan); • • Fidelity (Azië/Pacific exclusief Japan); • T Rowe Price (wereldwijd, opkomende markten); • Vanguard (Europa & wereldwijd, opkomende markten).
Vastrentende w aarden 2011
Obligaties (beursgenoteerd) Andere waardepapieren met een vaste / variabele rente (niet-beursgenoteerd) Liquide middelen Stand per 31 december
2010
€
€
33.511 412.699 6.442
133.318 231.171 7.007
452.652
371.496
95
Stichting Pensioenfonds Randstad
In bovenstaand overzicht is de waarde van de vastrentende waarden weergegeven inclusief de opgelopen couponrente en de gelden uit nog te ontvangen transacties (wel al uitgevoerde, maar op de verslagdatum administratief nog niet (geheel) verwerkte transacties). De vastrentende waarden kunnen zodoende ook als volgt worden opgesomd: 2011
Vastrentende waarden in bezit Opgelopen couponrente Nog te ontvangen (te betalen) transacties vastrentende waarden Stand per 31 december exclusief liquide middelen
€
445.168 543 499
361.989 2.250 250
446.210
364.489
6.442
7.007
452.652
371.496
Liquide middelen Stand per 31 december
2010
€
De beleggingen in vastrentende waarden bestaan uit staatsobligaties, beleggingsfondsen die in vastrentende waarden en rentswaps beleggen, als ook beleggingsfondsen die beleggen in bedrijfsobligaties en hoogrentende leningen. Het grootste deel van deze beleggingen is te vinden in de matchingsportefeuille van SPR; deze beleggingen zijn gericht op het afdekken van het renterisico van de pensioenverplichtingen. In 2011 is deze portefeuille grotendeels overgeheveld van vermogensbeheerder PIMCO naar vermogensbeheerder Insight. Bij Insight belegt SPR in drie LDIfondsen, liability driven investments waarmee het renterisico wordt afgedekt. In de rendementsportefeuille komen ook beleggingen in vastrentende waarden voor. Deze zijn gericht op het behalen van rendement en bestaan voornamelijk uit beleggingsfondsen die in bedrijfsobligaties en hoogrentende leningen investeren. Ultimo 2011 waren de beleggingen in vastrentende waarden in beheer bij de volgende vermogensbeheerders: • Insight Investment (LDI-fondsen, gericht op matching renterisico); • iShares Barclays (bedrijfsobligaties); • Legal & General Investment Management (bedrijfsobligaties); • PIMCO (bedrijfsobligaties); • Standard Life Investments (bedrijfobligaties); • Robeco (staatsobligaties); • Golden Tree (hoogrentende leningen); • M&G Investments (hoogrentende leningen); • JP Morgan (geldmarkt). Daarnaast heeft SPR op eigen naam Nederlandse staatsobligaties in de boeken.
Financiële derivaten SPR maakt gebruik van financiële derivaten. Dit heeft ‘op eigen naam’ nog één doel, zijnde het afdekken van het valutarisico. Derivaten ter afdekking van het renterisico zijn vanaf 2011 alleen nog te vinden in de LDI-fondsen van Insight, welke gerapporteerd worden onder de vastrentende waarden. Deze fondsen maken voornamelijk gebruik van forward bonds en in mindere mate van renteswaps. Deze derivaten kennen het kredietrisico (het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen) als grootste risico. Dit risico wordt beperkt door Insight alleen transacties toe te laten staan met goed te boek staande partijen, en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. De derivatenposities – direct op naam van SPR – waren ultimo 2011 als volgt:
96
Stichting Pensioenfonds Randstad
2011
2011
2011
Debet
Credit
€
2010 €
Valutaderivaten Rentederivaten
0 0
(667) 0
(667) 0
1.619 (34.012)
Stand per 31 december
0
(667)
(667)
(32.393)
Net als bij de vastrentende waarden worden in bovenstaand overzicht de waarden van de derivaten in beginsel weergegeven inclusief de opgelopen rente en de gelden uit nog te ontvangen transacties. De derivaten kunnen derhalve ook als volgt worden gepresenteerd: 2011
Derivaten in bezit Opgelopen rente op derivaten Nog te ontvangen transacties derivaten Stand per 31 december
2010
€
€
(667) 0 0
(31.847) (546) 0
(667)
(32.393)
Overige beleggingen De overige beleggingen van SPR bestaan deels uit participaties in beleggingsfondsen die zich richten op absoluut rendement (hedge funds) en een beleggingsfonds dat belegt in grondstoffen. De hedge funds betreffen alle zogeheten fund-of-funds. Tevens zijn in de overige beleggingen de bezittingen opgenomen die als ‘allocatiestrategieën’ 13 kunnen worden geclassificeerd en de beleggingen in een grondstoffenfonds. 2011
Niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen overige beleggingen Stand per 31 december
2010
€
€
56.107
46.888
56.107
46.888
Ultimo 2011 waren deze (overige) beleggingen in beheer bij de volgende partijen: • Tiberius (grondstoffen) • IPM (allocatiestrategie) • Man AHL (allocatiestrategie); Edmond de Rothschild (hedge fund); • Kempen Capital Management (allocatiestrategie en een hedge fund); • Transtrend (allocatiestrategie). •
5. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Tot en met 2001 was het WAO-hiaat door SPR herverzekerd bij Zwitserleven. Schadegevallen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2001, komen hierdoor ten laste van deze verzekeraar. Daarom is er een voorziening herverzekering WAO-hiaat in de balans opgenomen die ultimo 2011 € 688 bedroeg (2010: € 669). Mede als gevolg van rentedalingen (het toepassen van de actuele rentetermijnstructuur), is de voorziening in 2011 gestegen. De looptijd van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is langer dan één jaar. De wijziging in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen kan als volgt worden toegelicht:
13
Dynamische beleggingsstrategieën waarin getracht wordt te profiteren van waardeontwikkelingen van meerdere beleggingscategorieën.
97
Stichting Pensioenfonds Randstad
Stand per 1 januari Bij: – Indexering en overige toeslagen – Renteaangroei – Actualisering rentetermijnstructuur Af: – – – – –
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Omrekening prognosetafel (overlevingskansen) Mutatie sterfte Mutatie revalidering
Stand per 31 december
2011
2010
Totaal
Totaal
€
€
669
746
13 8 54
13 9 35
(54) (1) (1) 0 0
(54) (1) (20) (1) (58)
688
669
Vanaf 2002 is de verzekering van het WAO-hiaat geregeld in een herverzekeringscontract op stop-lossbasis met Zwitserleven. Hierin zijn alle door het pensioenfonds gelopen risico’s ten gevolge van arbeidsongeschiktheid en overlijden verzekerd. Premies en schade die betrekking hebben op WAO- en WIA-instroom vanaf 2003 worden in de voorziening stoplossverzekering meegenomen. Deze voorziening is onderdeel van de voorziening pensioenverplichtingen van het fonds.
6. Vorderingen Het overzicht van de vorderingen van SPR op de balansdatum is als volgt: 2011
Vordering op verzekeringsmaatschappijen Vordering op werkgever (afrekening premie) Overige vorderingen, overlopende activa Stand per 31 december
2010
€
€
11 949 219
15 55 218
1.179
288
De post ‘vordering op werkgever’ betreft het verschil tussen het jaarlijkse voorschot van de verschuldigde pensioenpremies van de werkgever en de deelnemers, en de nacalculatie hiervan (wat SPR in rekening brengt bij de werkgever). De post ‘overlopende activa’ bevat de vorderingen van door SPR voor de werkgever voorgeschoten WAO-hiaatuitkeringen. De vorderingen hebben alle een looptijd van minder dan één jaar.
7. Overige activa Onder de overige activa worden enkel de liquide middelen verantwoord, zijnde de tegoeden op bankrekeningen die direct opeisbaar en ter vrije beschikking van SPR zijn. Liquide middelen met betrekking tot de beleggingsrekeningen zijn verantwoord onder de beleggingen. 2011
2010
€
€
Liquide middelen
80
40
Stand per 31 december
80
40
98
Stichting Pensioenfonds Randstad
8. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal
Algemene reserve
BeleggingsWinstbijreserve schrijvings reserve
Totaal
€
€
€
€
€
Stand per 1 januari 2010 Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties
0 0 0
21.837 0 5.414
41.283 0 9.217
(48.591) (10.012) (14.631)
14.529 (10.012) 0
Stand per 31 december 2010 Bestemming saldo van baten en lasten Overige mutaties
0 0 0
27.251 0 6.544
50.500 0 (3.786)
(73.234) (55.302) (2.758)
4.517 (55.302) 0
Stand per 31 december 2011
0
33.795
46.714 (131.294)
(50.785)
Stichtingskapitaal SPR heeft een stichtingskapitaal van € 0 (zijnde vijfenveertig euro).
Algem ene reserve De algemene reserve bedraagt 5% van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening. 2011
2010
€
€
Stand per 1 januari (Onttrekking)/toevoeging algemene reserve (naar)/uit beleggingsreserve
27.251 6.544
21.837 5.414
Stand per 31 december
33.795
27.251
Beleggingsreserve Sinds 2006 heeft SPR een beleggingsreserve. Het verloop van deze reserve is als volgt: 2011
2010
€
€
Stand per 1 januari (Onttrekking)/toevoeging beleggingsres. (naar)/uit winstbijschrijvingsreserve (Onttrekking)/toevoeging beleggingsres. (naar)/uit algemene reserve (Onttrekking)/toevoeging uit bestemming saldo van baten en lasten
50.500 2.758 (6.544) 0
41.283 14.631 (5.414) 0
Stand per 31 december
46.714
50.500
De beleggingsreserve bedraagt tezamen met de algemene reserve het volgens het standaardmodel van DNB vastgestelde vereiste vermogen van het pensioenfonds. De beleggingsreserve is ultimo 2011 6,9% (2010: 9,3%) van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening. De beleggingsreserve bedraagt derhalve € 46.714 (2010: € 50.500).
W instbijschrijvingsreserve De winstbijschrijvingsreserve heeft als doel de toekomstige winstbijschrijvingen aan de
99
Stichting Pensioenfonds Randstad
(gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden te waarborgen. De omvang van de winstbijschrijvingsreserve is gelijk aan de overwaarde of onderwaarde van het fonds buiten de voorziening pensioenverplichtingen, de algemene reserve en de beleggingsreserve. De winstbijschrijvingsreserve wordt gevoed door de toevoeging van beleggingsresultaten en technische resultaten voor zover deze niet benodigd zijn voor de andere reserves. De omvang van de winstbijschrijvingsreserve is in beginsel onbeperkt, maar bedraagt door de tekorten van het fonds op de balansdatum -/- € 131.294 (2010: -/- € 73.234). Bij een positieve winstbijschrijvingsreserve verleent SPR in beginsel toeslagen – bij SPR ‘winstbijschrijving’ genoemd. Ultimo 2011 is er dus een negatieve winstbijschrijvingsreserve, reden om over 2011 geen winstbijschrijving te verlenen en een mede-oorzaak voor een voorgenomen korting van de pensioenen in 2013. Het verloopoverzicht van de winstbijschrijvingsreserve is als volgt: 2011
Stand per 1 januari (Onttrekking)/toevoeging winstbijschrijvingsreserve (naar)/uit beleggingsreserve (Onttrekking)/toevoeging uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december
2010
€
€
(73.234) (2.758) (55.302)
(48.591) (14.631) (10.012)
(131.294)
(73.234)
Solvabiliteit en dekkingsgraad Ten gevolge van de wettelijke regels van het FTK rapporteert SPR de financiële positie van het fonds geheel onder toepasselijkheid van marktwaardering. Ook worden de buffers die onder het FTK verplicht dienen te worden aangehouden voor de risico’s die het fonds loopt, in deze toelichting van de jaarrekening opgenomen. Deze buffers zijn: 2011
Minimaal vereist eigen vermogen (104,6% van VPV (2011), 104,7% in 2010) Vereist eigen vermogen (111,9% van VPV (2011), 114,5% in 2010) Solvabiliteitsbuffer (gelijk aan winstbijschrijvingsreserve) Nominale dekkingsgraad in procenten
2010
€
€
707.218 757.404
570.681 622.762
(131.294) 92,5%
(73.234) 100,8%
De buffers worden door het pensioenfonds berekend met behulp van de standaardmethode van DNB. Hierbij wordt voor de samenstelling van de beleggingen uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Deze buffers zijn niet aanwezig: het fonds verkeert dan ook in de situatie van een dekkingstekort. Het vereiste eigen vermogen bedraagt ultimo 2011 111,9% van de voorziening pensioenverplichtingen. Ultimo 2010 bedroeg deze 114,3%. De solvabiliteit van SPR is ontoereikend. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2011 92,5% (2010: 100,8%). De dekkingsgraad wordt berekend uit het quotiënt van de activa van het fonds en de voorziening pensioenverplichting, rekeninghoudend met de herverzekerde verplichtingen. Volgens het bij DNB in 2009 ingediende herstelplan had de dekkingsgraad ultimo 2011 103,2% moeten zijn. SPR blijft zodoende achter bij de verwachting die vastgelegd is in het herstelplan. In 2011 zijn het de ontwikkelingen op de financiële markten geweest waardoor de verwachtingen van het herstelplan niet zijn uitgekomen; vooral de dalende rente en het verschil tussen de rente van staatsobligaties en die van rentenswaps speelden het fonds parten. Daarenboven is er in het herstelplan – voor de periode waarop het herstelplan van
100
Stichting Pensioenfonds Randstad
toepassing is – geen rekening gehouden met aanpassingen in de overlevingskansen van de deelnemers en pensioengerechtigden volgens de prognosetafels van het Actuarieel Genootschap, waardoor de voorziening pensioenverplichtingen in 2010 substantieel is aangepast. Het herstelplan blijft desalniettemin van toepassing – in die zin dat SPR eind 2013 het dekkingstekort moet hebben opgeheven. Op 24 januari 2012 heeft het bestuur van SPR besloten dat als ultieme remedie voor het tijdig opheffen van het dekkingstekort van het fonds de pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen gekort zullen worden, conform het bepaalde in het Reglement 2010. Op 10 februari 2012 is bepaald dat deze mogelijke korting 4,9% zal bedragen, toe te passen op 1 april 2013 – afhankelijk van de financiële situatie van het fonds op 31 december 2012. Of deze korting wordt doorgevoerd, en hoe hoog deze dan exact zal zijn wordt begin 2013 bepaald. De korting zal in ieder geval op 1 april 2013 niet hoger zijn dan 4,9%. Als er meer gekort zou moeten worden, dan wordt dit later gedaan.
9. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds luidt als volgt:
Stand per 1 januari Bij: Toevoeging pensioenopbouw Rentetoevoeging Wijziging rentetermijnstructuur Overige mutaties
2011
2010
Totaal
Totaal
€
€
545.011
436.744
28.516 7.097 115.014 473
24.026 5.974 68.169 (118)
(13) (4.872) (5.244) (104) (9.983)
(13) (7.029) (5.072) (101) 22.431
675.895
545.011
688
669
676.583
545.680
Af: -
Indexering en overige toeslagen Mutatie saldo overdrachten van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Aanpassing actuariële grondslagen ter zake overlevingskansen
Stand per 31 december (VPV eigen rekening) -
Herverzekeringsdeel technische voorziening
Stand per 31 december (voorziening pensioenverplichtingen)
Eind 2011 bedraagt de gemiddelde rekenrente voor de pensioenverplichtingen van SPR – gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur – 2,8% bij een duratie van 26,1 jaar. (Ultimo 2010: 3,4% bij een duratie van circa 26,0 jaar.) De voorziening pensioenverplichtingen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde aanspraken, waarbij aanvullend geldt dat voor arbeidsongeschikte deelnemers ook de toekomstige opbouw in aanmerking is genomen. De contante waarde wordt bepaald aan de hand van genoemde rentetermijnstructuur, inclusief de driemaands middeling die de toezichthouder ultimo 2011 voorschrijft. De voorziening voor de herverzekerde pensioenverplichtingen is niet opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening (‘VPV eigen rekening’). De voorziening voor de stop-lossverzekering maakt wel deel uit van deze VPV eigen rekening, daar hieruit de schadegevallen voor arbeidsongeschiktheid en overlijden moeten worden betaald. De stop-lossverzekering met Zwitserleven is contractueel beëindigd per 31 december 2011. Er geldt nog een tweejarig ‘uitlooprisico’ ter zake de arbeidsongeschiktheidsschades. De stop-lossvoorziening bedraagt € 4.463
101
Stichting Pensioenfonds Randstad
(ultimo 2011; idem ultimo 2010). Per 1 januari 2012 is er een nieuwe stop-lossovereenkomst met Zwitserleven gesloten.
Korte beschrijving van de aard van de pensioenregeling De pensioenregeling van SPR kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling en als een collectief defined contribution (CDC-) regeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,25% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. In geval de ontvangen premie in enig jaar niet toereikend is voor een opbouw van 2,25%, worden lagere aanspraken op ouderdomspensioen opgebouwd, zoals in 2012 het geval is. Jaarlijkse, voorwaardelijke aanpassing van opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen vindt plaats op basis van de dekkingsgraad van het fonds en wordt ‘winstbijschrijving’ genoemd. In het geval het pensioenfonds zich conform de regels van het FTK in een dekkingstekort bevindt, worden de aanspraken en ingegane uitkeringen in beginsel gekort teneinde het dekkingstekort op te kunnen heffen. Het bestuur heeft echter besloten deze laatste bepaling van de pensioenregeling niet uit te voeren toen het dekkingstekort zich voordeed bij SPR in 2008, gegeven de extreme situatie waarin de Nederlandse pensioenfondsen zich toentertijd bevonden. Ook in 2009 paste het deze bepaling niet toe. Per 1 januari 2010 is het pensioenreglement zodanig aangepast dat aanspraken en ingegane uitkeringen pas gekort worden als er geen andere mogelijkheden meer zijn en de wetgeving het fonds tot deze korting dwingt. Dientengevolge heeft het bestuur van SPR in februari 2012 moeten aankondigen dat er in 2013 een voorgenomen korting van 4,9% op de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen zal worden doorgevoerd. De overige kernelementen van de pensioenregeling zijn als volgt: • Wettelijk minimale franchise voor opbouw ouderdomspensioen; • Mogelijkheden voor vervroeging en flexibele aanwending opgebouwde pensioenaanspraken; • Nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van 70% van het bereikbaar ouderdomspensioen; • Tijdelijk nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis ter hoogte van de gehanteerde franchise; • Arbeidsongeschiktheidspensioen ter hoogte van 70% van het salaris; • Premievrije voortzetting van volledige pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid; • In geval van arbeidsongeschiktheid: dekking voor het WGA-hiaat, voor zover dit hiaat niet samenhangt met werkloosheid. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de wettelijke WGA-uitkering aangevuld tot een niveau van 70% van het laatst verdiende loon; • De mogelijkheid om op de pensioeningangsdatum opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen aan een verzekeraar; • Mogelijkheden voor vrijwillige bijdragen tot de fiscaal beschikbare ruimte, inclusief mogelijkheid tot opbouw nabestaandenpensioen; In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling van SPR zich als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening Het bestuur besluit jaarlijks of de opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen aangepast worden. Dit besluit is afhankelijk van de dekkingsgraad van het fonds en is vastgelegd in artikel 18 van het pensioenreglement. In principe wordt er toeslag – SPR noemt dit ‘winstbijschrijving’ – verleend als de financiële positie zodanig is dat de
102
Stichting Pensioenfonds Randstad
dekkingsgraad hoger is dan het (in een percentage uitgedrukte) vereiste eigen vermogen. Anders gezegd: de aanspraken en ingegane uitkeringen worden in beginsel positief aangepast als SPR zich niet in dekkings- of reservetekort bevindt. In de bestuursvergadering op 24 januari 2012 is besloten per 1 januari 2011 de opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen niet te verhogen. Dit in verband met het dekkings- en het reservetekort van het fonds. Ook in 2009, 2010 en 2011 zijn er geen verhogingen toegekend. Er is dan ook geen recht op toekomstige verhogingen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst ‘winst kan worden bijgeschreven’. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige verhogingen. Verhogingen zijn geheel afhankelijk van de financiële situatie van het fonds. Voor een toelichting op de verschillende posten van de voorziening pensioenverplichtingen wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen eigen rekening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: 31-12-2011
31-12-2011
31-12-2010
31-12-2010
€
Aantallen
€
Aantallen
Actieve deelnemers Arbeidsongeschikten (inclusief gedeeltelijk) Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
268.302 13.093 293.646 87.557
5.438 145 10.334 414
211.561 10.548 236.417 74.940
5.486 136 9.861 365
Toekomstige opbouw arbeidsongeschikten Nog niet ingegaan WAO-hiaat (uitgesteld) Voorziening stop-loss
8.601 233 4.463
Stand per 31 december
675.895
6.878 204 4.463 16.331
545.011
15.848
Herverzekeringscontracten De waarde van de voorziening voor de herverzekering van het WAO-hiaat bedroeg per 31 december 2011 € 688 (2010: € 669). Dit betreft de verzekering van het WAO-hiaat, dat tot en met 2001 was ondergebracht bij Zwitserleven. Daarnaast heeft het pensioenfonds een stop-lossherverzekering op risicobasis met Zwitserleven waarin alle door SPR gelopen risico’s uit hoofde van arbeidsongeschiktheid en overlijden zijn verzekerd. Op grond van het schadeverloop betreffende overlijden en arbeidsongeschiktheid is in 2008 en 2009 de omvang van de stop-lossvoorziening beperkt tot een maximaal vastgestelde schadelast ter hoogte van het eigen risico op arbeidsongeschiktheid over twee schadejaren. Dit, omdat de schades aanzienlijk lager lagen dan de toegevoegde risicopremies. Anticiperend op de verwachte toename van de instroom in de WIA is de voorziening stop-loss in 2010 niet gemaximeerd. In 2011 is door SPR besloten dit niveau van ultimo 2010 te handhaven. De voorziening stop-loss maakt deel uit van voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (zie hierboven).
10.
Overige schulden en overlopende passiva Het overzicht van alle vorderingen van SPR op de balansdatum is in tabelvorm als volgt:
103
Stichting Pensioenfonds Randstad
2011
Overige schulden en overlopende passiva Financiële derivaten Pensioenuitkeringen (nog te betalen pensioen) Overige schulden (sociale lasten, aanvullende verz. WAO-hiaat, n.t.b. premies aan werkgever) Overlopende passiva Stand per 31 december
2010
€
€
667 62
36.754 177
176 364
837 226
1.269
37.994
In de overige schulden en overlopende passiva zijn de financiële derivaten van het fonds opgenomen die op de verslagdatum een negatieve waarde (inclusief opgelopen rente) kennen. Zie paragraaf 4 voor een toelichting. Alle andere schulden hebben een resterende looptijd van minder dan één jaar. De grootste schuldpositie is de post nog te betalen waardeoverdrachten, zijnde € 273 (opgenomen in ‘overlopende passiva’). Dit betreft uitgaande waardeoverdrachten die op de balansdatum nog niet formeel overgedragen (uitbetaald) zijn aan de betrokken pensioenuitvoerders. Onder de overlopende passiva bevinden zich verder nog te betalen BTW-afdrachten en WAO-hiaatafrekeningen met de werkgever.
11.
Risicobeheer Beleid en risicobeheer In het bestuursverslag is uiteengezet welke risico’s het pensioenfonds loopt en welk beleid wordt gevoerd ter beheersing van de risico’s. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de beheersingsmaatregelen. Voor risicobeheer heeft het bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten: • ALM-beleid en duration-matching; • Dekkingsgraad; • Financieringsbeleid; • Premiebeleid; • Indexatiebeleid; • Herverzekeringsbeleid; • Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding. Welke beleidsinstrumenten het bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt het onder andere Asset-Liability Management-studies (ALM). Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het bestuur beleggingsrichtlijnen vast waarop het door het fonds uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op het beheersen van de belangrijkste (beleggings-)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten. Het beleggingsbeleid omvat de jaarlijkse vaststelling van een beleggingsplan (per kalenderjaar) en bepaalt de ruimte die fiduciair vermogensbeheerder KCM heeft bij het beheren van het fondsvermogen.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de in de beleggingsportefeuille opgenomen vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duratie. De duratie is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de
104
Stichting Pensioenfonds Randstad
kasstromen. Duratie
Duratie van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie van de vastrentende waarden (na derivaten) Duratie van de (nominale) pensioenverplichtingen
2011
2010
39,1 39,2 26,1
15,0 37,9 26,0
Als op balansdatum de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duratie van de verplichtingen, dan is er sprake van een zogeheten ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Aangezien normaliter meer dan de helft van de portefeuille van SPR belegd is in vastrentende waarden, geldt bij een rentedaling dat de waarde van de beleggingen minder snel stijgt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Daarom heeft SPR dit renterisico ten opzichte van de verplichtingen trachten te mitigeren. Dit geschiedt vanaf de zomer 2011 door te beleggen in LDI-fondsen van Insight Investment. Binnen deze fondsen wordt door het aankopen van langlopende staatsobligaties, door het afsluiten van renteswaps en het kopen van forward bonds het renterisico van de verplichtingen van SPR afgedekt. Forward bonds en renteswaps zijn rentederivaten. Genoemde obligaties en rentederivaten brengen de duratie van de beleggingen op een vergelijkbaar niveau als de duratie van de verplichtingen. Desondanks is er sprake van een ‘rentemismatch’. Met name bij ‘langere rentes’ is er sinds 2008 een groot (negatief) verschil tussen de rente van renteswaps (de rente waarmee de verplichtingen gewaardeerd worden) en de rente op staatsobligaties. Staatsobligaties en forward bonds maken het grootste deel van de LDI-fondsen van Insight – en dus van de ‘matchingsportefeuille’ van SPR – uit. Hierdoor heeft SPR in de praktijk niet het gehele renterisico op haar verplichtingen afgedekt. In 2011 is het negatieve verschil tussen de rente op staatsobligaties en de swaprente fors groter geworden, wat een negatief effect had op de dekkingsgraad van het fonds: bij een dalende rente nemen de verplichtingen daardoor minder in waarde toe dan de bezittingen (beleggingen) van het fonds. SPR rekent er nog steeds op dat in de toekomst de swaprente gemiddeld weer hoger zal zijn dan de rente op staatsobligaties, een situatie die zich tot aan de kredietcrisis altijd heeft voorgedaan. Zodra dit het geval is, zal dit een zeer positief effect geven op de dekkingsgraad van het fonds. Dit effect wordt geschat op circa tien dekkingsgraadpunten (ultimo 2011). Daarenboven verwacht SPR dat het algemene renteniveau in de toekomst zal stijgen. Om hiervan enigszins te kunnen profiteren, is voor 2011 het uitgangspunt van een duratiematch van 90% gekozen. Bewust is ervoor gekozen een (klein) deel van renterisico ‘open’ te houden, zodat in principe bij een stijgende rente de verplichtingen harder in waarde dalen dan de bezittingen – wat de financiële situatie van het fonds ten goede zou moeten komen. In 2011 is deze verwachting niet uitgekomen. De vastrentende waarden, exclusief de liquide middelen behorende bij deze beleggingscategorie, zijn uit te splitsen naar looptijd. Dit leidt tot het volgende overzicht:
Resterende looptijd ≤ 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd ≥ 5 jaar Totaal
2011
2011
2010
€
%
€
2010 %
21.254 0 423.914
4,8 0,0 95,2
250 0 364.239
1,7 0,0 98,3
445.168
100,0
364.489
100,0
105
Stichting Pensioenfonds Randstad
Beleggingen in beleggingsfondsen worden gezien als beleggingen met een looptijd langer dan vijf jaar. Uitzondering hierop is de belegging in het geldmarktfonds van JP Morgan. Dit is de enige belegging binnen de vastrentende waarden met een looptijd van minder dan vijf jaar.
Valutarisico Vastgoedbeleggingen
Euro Britse Pond Hongkong Dollar Japanse Yen Amerikaanse dollar Overige valuta Stand per 31-12-2011
Aandelen
€
€
Vastrentende waarden €
Derivaten (gesaldeerd)
Overige belegg.
Totaal
€
€
€
9.016 3.638 0 0 17.052 3.163
12.337 2.222 2.212 584 21.124 45.012
439.596 609 0 12 4.927 24
81.387 (10.508) 0 0 (71.546) 0
52.927 0 0 0 0 3.180
595.263 (4.039) 2.212 596 (28.443) 51.379
32.869
83.491
445.168
(667)
56.107
616.968
Valutarisico is het gevaar dat de waarde van een financieel instrument zal wijzigen als gevolg van veranderingen in valutawisselkoersen. Aangezien het pensioenfonds in euro’s administreert, wordt dit risico bepaald door de omvang van beleggingen in niet-euro valuta. SPR dekt de Amerikaanse dollar, het Britse pond sterling en de Japanse yen voor 100% af. Hierbij wordt ‘door de beleggingsfondsen heen gekeken’: bij de beleggingsfondsen wordt gekeken in hoeverre hun bezittingen zijn samengesteld uit investeringen die noteren in vreemde valuta, ongeacht het feit of het beleggingsfonds in euro of in een vreemde valuta rapporteert. Wel wordt er gekeken of er binnen de beleggingsfondsen zelf sprake is van valuta-afdekking (hedging). Vervolgens worden door KCM de valuta-afdekkingen vormgegeven. De waarde van de per het einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten ten behoeve van deze afdekkingen bedraagt -/- € 667 (2010: -/- € 1.619). Ultimo jaar waren de volgende ongerealiseerde posities betreffende valutatermijncontracten ter zake afdekking in de beleggingsportefeuille opgenomen:
Hoofdsom
Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Totaal
2011 Marktwaarde (gesaldeerd)
Hoofdsom
2010 Marktwaarde (gesaldeerd)
€
€
€
€
(71.205) (10.451) 0
(576) (91) 0
(80.740) (21.878) 0
1.523 96 0
(81.656)
(667)
(102.618)
1.619
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter-(OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Om dit risico te beperken worden eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen, wordt gezorgd voor voldoende spreiding of worden extra zekerheden
106
Stichting Pensioenfonds Randstad
verlangd. De spreiding komt onder meer tot uiting in de verschillende sectoren waarin belegd wordt. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven: 2011
Overheidsinstellingen Financiële instellingen Beleggingsfondsen Andere instellingen Totaal
2010
€
€
32.968 0 584.667 (667)
131.068 16.014 420.839 (31.847)
616.968
536.074
De waarden representeren de beleggingen die in bezit van het fonds zijn. Deze waarden zijn exclusief de waarden uit nog te ontvangen rentes, te ontvangen effectentransacties, de liquide middelen behorende bij de beleggingsrekeningen en de overlopende beleggingspassiva. De beleggingsfondsen waarin het fonds belegt, staan hierboven als een aparte categorie vermeld. Alleen in enkele vastrentende waarden en valutatermijncontracten belegt het pensioenfonds discretionair. Hier worden derhalve de grootste prijsrisico’s gelopen. Een andere mogelijkheid voor spreiding is beleggen in verschillende delen van de wereld (regiospreiding). De verdeling van de beleggingen naar regio is weergegeven in onderstaande tabel. Hierin zijn de beleggingen in fondsen meegenomen. 2011
Ontwikkelde markten Opkomende markten Totaal
2010
€
€
574.200 42.768
485.865 50.209
616.968
536.074
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht voor de in bezit zijnde vastrentende waarden 14 worden gegeven, conform de credit rating van Standard & Poor’s: 2011 €
2010 €
AAA AA A BBB BB B Geen rating of lager dan B
358.415 12.473 37.727 25.374 0 6.497 4.682
228.049 44.609 38.003 40.488 0 9.749 1.091
Totaal
445.168
361.989
Voor de bepaling van de kredietwaardigheid wordt “door de fondsen heen gekeken”. SPR belegt voornamelijk met behulp van beleggingsfondsen in vastrentende waarden: voor de kredietwaardigheid wordt echter niet de kredietwaardigheid van het beleggingsfonds als geheel, maar de individuele beleggingen die dat fonds bezit, als uitgangspunt genomen. Zowel hogere als lagere credit ratings komen voor in deze beleggingsfondsen. Net als in de voorgaande jaren hebben veruit de meeste vastrentende waarden een credit rating van triple A (AAA) (80% van de vastrentende waarden ultimo 2011; 63% ultimo 2010). Het grootste deel van de AAA-beleggingen in vastrentende waarden van SPR bestaat uit beleggingen in de LDI-fondsen van Insight Investment. Deze fondsen beleggen in renteswaps en in staatsobligaties van de 14
Betreft de vastrentende waarden zonder de opgelopen rentes, de nog te ontvangen afrekening uit transacties en de bij deze categorie behorende liquide middelen.
107
Stichting Pensioenfonds Randstad
hoogkredietwaardige landen Frankrijk en Nederland. De beleggingen met de relatief lage credit rating van ‘B’ betreft voornamelijk hoogrentende leningen die SPR via investeringen binnen de high yield funds van Golden Tree en Specialist Investor Funds bezit. Ook bezittingen van enkele beleggingsfondsen van Vanguard en iShares Barclays vallen hieronder.
Concentratierisico Het concentratierisico omvat de verhoging van rente-, prijs- en kredietrisico’s indien beleggingen niet adequaat worden verspreid. Van concentratie kan worden gesproken indien er geen sprake is van een evenwichtige spreiding over de beleggingscategorieën, sectoren, regio’s en tegenpartijen. SPR belegt voornamelijk in beleggingsfondsen van professionele vermogensbeheerders. Tot medio 2011 was vermogensbeheerder PIMCO de grootste beheerder voor SPR. Na conversie van de matchingsportefeuille naar Insight Investment, is deze laatste de grootste beheerder geworden. Ultimo 2011 zijn de vijf grootste beleggingen: 2011 €
Insight Investment LDI Solution Plus Eur 50 Year Fund Insight Investment LDI Solution Plus Eur 30 Year Fund Insight Investment LDI Solution Plus Eur 20 Year Fund Standard Life Investments European Corporate Bond Fund iShares Barclays Euro Corporate Bond Fund
149.892 97.643 48.789 27.384 24.937
De beleggingen in de Insight-fondsen zijn beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps – gericht op de matching van het renterisico van SPR. Op de balansdatum is ruim 47% van het belegde vermogen van SPR in fondsen van Insight Investment. Het Standard Life Investments European Corporate Bond Fund en het iShares Barclays Euro Corporate Bond Fund beleggen in bedrijfsobligaties. Buiten de beleggingen in beleggingsfondsen zijn ultimo 2011 de grootste – discretionaire – beleggingen de volgende: 2011 €
Netherlands Government 4% - 15/07/2019 Netherlands Government 4% - 15/07/2021
22.381 8.519
Geen dezer beleggingen zijn afzonderlijk meer waard dan 5% van de totale beleggingsportefeuille. Naast deze discretionaire beleggingen in staatsobligaties wordt er binnen de Insight LDI-fondsen ook belegd in forward bonds. Het betreft forward bonds ten aanzien van Franse en Nederlandse staatsobligaties. De posities in staatsobligaties en forward bonds zijn te verklaren door het streven het renterisico van het fonds (voor 90%) af te dekken met langlopende vastrentende waarden. Zij verklaren ook waarom de financiële positie van SPR op papier relatief niet goed is – gezien de verschillen in de rentetermijnstructuren op basis van staatsobligaties (beleggingen) en renteswaps (verplichtingen). Aangezien het staatsleningen betreft van politiek relatief stabiele landen, wordt dit concentratierisico door het bestuur acceptabel geacht. Desalniettemin is Frankrijk een zeer dominante partij in de beleggingen van SPR en zal deze dominantie (verder) worden teruggebracht.
108
Stichting Pensioenfonds Randstad
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat het pensioenfonds niet de mogelijkheid heeft om de financiële middelen te verkrijgen die benodigd zijn om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Het liquiditeitsrisico binnen het pensioenfonds is zeer beperkt aangezien er geen beleggingen plaatsvinden in incourante effecten. Vrijwel alle beleggingen hebben direct dan wel indirect een notering. Binnen zekere restricties kunnen vrijwel alle beleggingen op korte termijn tegen de actuele waarde te gelde worden gemaakt. Tevens geldt dat het totaal van de premie-inkomsten, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden veel hoger is dan het totaal van de pensioenuitkeringen en de kosten. Dit patroon blijkt ook uit de prognoses voor de komende jaren, zodat het liquiditeitsrisico minimaal is. De premie-inkomsten liggen circa zes maal hoger dan de pensioenuitkeringen en de kosten van het fonds: anders dan bij veel andere Nederlandse pensioenfondsen loopt SPR derhalve weinig kans op korte en middellange termijn in betalingsproblemen ter zake de pensioenuitkeringen te komen.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn het langleven-, overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico. Het langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan kan de pensioenvermogenopbouw niet toereikend zijn voor de uitkering van de pensioenverplichting. In 2010 heeft dit risico zich sterk gemanifesteerd bij SPR: als gevolg van de gewijzigde overlevingskansen van de deelnemers en de pensioengerechtigden werd de voorziening pensioenverplichtingen toen in twee stappen met 8,7% verhoogd, wat een nadelige invloed had op de financiële positie van SPR. In 2011 heeft het fonds de actuariële grondslagen gewijzigd: de correctiefactoren die voor ervaringssterfte worden gebruikt zijn nu bepaald op de sociaaleconomische klassen op basis van postcodes. Voorheen werden deze bepaald op universele inkomensklassen. Met behulp van de klassen op basis van postcodes kan een betere verfijning worden doorgevoerd met name inzake de overlevingskansen van vrouwen, de grootste groep deelnemers van SPR. De toepassing van de postcodeklassen voor de correctiefactoren heeft een licht positieve invloed gehad op de financiële positie van SPR. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het fonds heeft het nabestaandenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande, verzekeringsmaatschappij (Zwitserleven). Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
12.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Op basis van de fiduciaire beheerovereenkomst tussen SPR en KCM, heeft KCM recht op een performance fee, een prestatiegerelateerde beheervergoeding, in geval dat de beleggingsresultaten beter zijn dan die van de benchmarks. De hoogte van deze vergoeding
109
Stichting Pensioenfonds Randstad
over een bepaald jaar wordt in het jaar erop definitief vastgesteld (en eventueel betaald). Gezien de beleggingsresultaten in 2011 zal de vergoeding € 0 bedragen. Zodoende zijn er geen ‘niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen’.
13.
Verbonden partijen Transacties m et bestuurders Bestuurders van het fonds ontvangen geen bezoldiging van de stichting. De stichting heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft SPR geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
Overige transacties m et verbonden partijen SPR heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Een beschrijving op hoofdpunten van de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen in het bestuursverslag. De werkgever draagt geheel de pensioenuitvoerings- en administratiekosten. Uitsluitend de beleggingskosten (kosten vermogensbeheer) worden gedragen door het pensioenfonds.
14.
Premiebijdragen (van werkgever en deelnemers) 2011
2010
€
Premiebijdragen werkgever Premiebijdragen deelnemers Premies vrijwillige stortingen Totaal
€
17.788 12.061 100
17.124 11.697 113
29.949
28.934
De premiebijdragen van werkgever en werknemers bedragen in totaal 18,6% (2010: 18,6%) van de pensioengrondslag. De bijdrage van de werknemer is 7,5%. De bijdrage van de werkgever wordt bepaald op basis van een leeftijdsafhankelijke staffel. De kostendekkende en feitelijke premies (door de deelnemers en werkgever verschuldigde premies) zijn als volgt (cf. art. 130 PW): 2011
2010
€
Kostendekkende premie Feitelijke premie (verschuldigd door werkgever en deelnemers)
27.470 29.949
€
22.949 28.934
De kostendekkende premie is de premie waarmee het pensioenfonds rekent. Conform de bepaling in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds wordt er een gedempte premie gehanteerd, gebaseerd op het 36-maands rekenkundige gemiddelde, berekend tot en met 30 september voorafgaand aan het boekjaar en gebaseerd op publicaties van DNB. Voor 2011 bedroeg deze gestabiliseerde rentevoet 3,85%. Inclusief de solvabiliteitsopslag bedroeg de gedempte premie € 27.470 in 2011, ofwel 17,1% van de pensioengrondslag. Een andere kostendekkende premie kan worden bepaald op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2010. Aangezien de premie per 1 januari van ieder nieuw jaar verschuldigd is, werden in het verleden de kostendekkende en de feitelijke premies van SPR berekend aan de hand van de rente op 31 december van het jaar ervoor. In deze kostendekkende premie werd een solvabiliteitsopslag opgenomen ter hoogte van het percentage behorend bij het vereist eigen vermogen – zijnde 14,3% ultimo 2010. Deze
110
Stichting Pensioenfonds Randstad
opslag valt vrij bij bepaling van het resultaat van het pensioenfonds. De kostendekkende premie aan de hand van deze berekeningswijze bedroeg inclusief de solvabiliteitsopslag 20,3% van de pensioengrondslag. Deze is gebaseerd op een interne gemiddelde rekenrente van 3,4% (gemiddelde rente ultimo 2010). De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2010 wordt dus niet gedekt door de feitelijke premie die verschuldigd is door werkgever en deelnemers. Bij een dekkingstekort heeft de toezichthouder aanvullende eisen gesteld: pensioenfondsen die gekozen hebben voor een systeem met premiedemping en die zich in een situatie van een dekkingstekort bevinden (beide zijn op SPR van toepassing), moeten een premie vaststellen die minimaal gelijk is aan de premie op basis van de rentetermijnstructuur verhoogd met 4,7% (het percentage van SPR behorende bij het minimaal vereist eigen vermogen). Zodoende wordt door de jaarinkoop van nieuwe pensioenen de financiële positie van dergelijke pensioenfondsen – en dus van SPR – niet verder verzwakt. De drie ‘kostendekkende premies’ worden samengevat in het volgende overzicht: 2011 2011 2011 16 17 conform conform RTS conform DNB 15 ABTN
Actuarieel benodigd, inclusief opslag voor uitvoeringskosten (2%) Opslag in stand houden vereist vermogen / solvabiliteitsopslag Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening Totaal Als percentage van de pensioengrondslag
€
€
€
24.033 3.437 0
28.516 4.078 0
28.516 1.340 0
27.470
32.594
29.856
17,1%
20,3%
18,6%
De ‘kostendekkende premie conform DNB’ bedroeg € 29.856 (2010: € 25.227) De verschuldigde premie was hoger: er is bij deze premie een overschot van € 93. Hiermee is aan de aanvullende eis van DNB voldaan: de door de werkgever en deelnemers verschuldigde (en betaalde) premie heeft een positieve bijdrage geleverd aan de minimaal vereiste solvabiliteitspositie van het pensioenfonds.
15.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Type belegging
2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten vermogensbeheer Totaal
15
16 17
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten vermogensbeheer
Totaal
€
€
€
€
566 141 3.583 0 (843) 0
(1.111) (18.596) 73.836 (5.457) 3.148 0
0 0 0 0 0 (235)
(545) (18.455) 77.419 (5.457) 2.305 (235)
3.447
51.820
(235)
55.032
Conform ABTN = kostendekkende premie aan de hand van een gedempte premie op basis van een 36-maands gemiddelde, berekend tot en met september 2010. Conform RTS = kostendekkende premie aan de hand van gemiddelde interne rekenrente ultimo 2010 + 14,3%. Conform DNB = kostendekkende premie aan de hand van gemiddelde interne rekenrente ultimo 2010 + 4,7%.
111
Stichting Pensioenfonds Randstad
2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten vermogensbeheer
477 568 2.367 0 (1.722) 0
5.865 18.418 43.771 (22.303) 34.564 0
0 0 0 0 0 (1.700)
6.342 18.986 46.138 (22.303) 32.842 (1.700)
Totaal
1.690
80.315
(1.700)
80.305
De directe beleggingsopbrengsten bedragen € 3.447 in 2011 (€ 1.690 in 2010). De indirecte beleggingsopbrengsten € 51.280 in 2011 en € 80.315 in 2010. Daar renteswaps in 2011 onderdeel zijn geworden van LDI-fondsen van Insight Investment – verantwoord onder de vastrentende waarden – zijn de verschillen tussen de opbrengsten van deze beleggingscategorie in 2010 en 2011 groot. De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2011 € 235 (2010: € 1.700). Deze kosten zijn de out-of-pocket-kosten bestaande uit beheervergoedingen voor het vermogensbeheer en uit de transactiekosten, het bewaarloon en andere administratieve kosten voor de beleggingen die het pensioenfonds in eigendom heeft. Deze zijn niet toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën, omdat het vooral vergoedingen betreft die op alle categorieën van toepassing zijn. Het verschil met 2010 is vooral te verklaren door de prestatiegerelateerde beheervergoeding aan KCM die in 2010 over het jaar 2009 is uitbetaald, zijnde € 978, en de vergoeding die in 2011 over het jaar 2010 is uitbetaald, zijnde € 61. Ook de ‘reguliere’ beheerkosten van KCM spelen een rol in de verklaring van het verschil. In tabelvorm zien de kosten van vermogensbeheer er als volgt uit: 2011
Performance fee KCM Beheerkosten KCM Administratievergoeding KAS Bank Bewaarloon, bank- en transactiekosten 2011 KAS Bank Beheerkosten PIMCO Beheerkosten 2010 State Street Global Advisors Totaal
2010
€
€
(61) 234 (84) (122) (202) 0
(978) (534) (142) (33) pm (13)
(235)
(1.700)
Kortingen die KCM weet te verkrijgen bij vermogensbeheerders waarin door SPR belegd wordt, worden direct verrekenend met de beheerkosten die KCM bij SPR in rekening brengt. Dientengevolge waren de beheerkosten in 2011 positief: KCM heeft meer aan kortingen kunnen doorstorten aan SPR dan dat ze zelf bij SPR in rekening brengt. De bovengenoemde beheerkosten van KCM betreffen de in rekening gebrachte bedragen voor kwartaal 4/ 2010 tot en met kwartaal 3/2011. De vergoedingen die SPR aan KCM betaalt, zijn te verdelen in vergoedingen voor het vermogensbeheer, voor het (fiduciaire) advies en voor de screening en rapportage inzake duurzaamheid. De hoogtes van deze vergoedingen wordt bepaald op basis van de grootte van het belegde vermogen. De beheerkosten voor PIMCO werden separaat in rekening gebracht, daar SPR al een relatie had met deze vermogensbeheerder voordat KCM in beeld was bij SPR. Dit mandaat is in 2011 beëindigd, zoals dat in 2010 is gebeurd met het separate beleggingsmandaat van State Street Global Advisors. Er worden thans door externe vermogensbeheerders geen
112
Stichting Pensioenfonds Randstad
kosten meer rechtstreeks bij SPR in rekening gebracht: alle kosten lopen via KCM. Ten aanzien van 2011 is SPR geen performance fee verschuldigd aan KCM.
16.
Overige baten 2011
2010
€
€
FVP-bijdragen Intrest uit niet-beleggingsactiviteiten Andere baten
202 66 84
61 13 26
Totaal
352
100
De ‘andere baten’ betreffen definitieve vrijstellingen van BTW-betalingen over vermogensbeheerdiensten van buitenlandse vermogensbeheerders in de jaren 2006 tot en met 2010. De Belastingdienst heeft dit in 2011 bij schikking bepaald.
17.
Pensioenuitkeringen
Uitkeringen per soort - Ouderdomspensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen - Nabestaandenpensioen - Wezenpensioen - WAO-hiaatpensioen - Samenloop en derden - Afkoop kleine ouderdomspensioenen - Afkoop kleine nabestaanden- en wezenpensioenen Totaal
18.
2011
2010
€
€
(3.822) (49) (1.117) (96) (123) 74 (6) 0
(3.938) (63) (902) (65) (129) 143 (228) (29)
(5.139)
(5.211)
Herverzekering De post herverzekeringen bestaat uit een saldo van premies en uitkeringen betreffende herverzekeringen. 2011
Premies herverzekering (stop-lossverzekering) Uitkering herverzekering (WAO-hiaatuitkeringen) Totaal
19.
2010
€
€
(88) 64
(83) 62
(24)
(21)
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt berekend door de beginstand van de voorziening van de eindstand af te trekken.
Pensioenopbouw (-/ - € 28.516) Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
113
Stichting Pensioenfonds Randstad
Rentetoevoeging (-/ - € 7.097) De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296%, zijnde € 7.097. De rentetoevoeging is bepaald op basis van de éénjaarsrente van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2010.
Aanpassing actuariële grondslagen ter zake overlevingskansen (+ 9.983) Zoals hierboven vermeld is, heeft het fonds in 2011 de actuariële grondslagen enigszins gewijzigd: de correctiefactoren die voor ervaringssterfte worden gebruikt zijn bepaald op de sociaaleconomische klassen op basis van postcodes en niet meer op universele inkomensklassen. De toepassing van de postcodeklassen voor de correctiefactoren heeft een daling van de voorziening pensioenverplichtingen tot gevolg gehad: een bate in de mutatie voorziening pensioenverplichtingen van € 9.983.
Wijziging marktrente (-/ - 115.013) Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Per 31 december 201 was de gemiddelde interne rekenrente 2,8% (31 december 2010: 3,4%).
Indexering en overige toeslagen (+ € 13) SPR streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen. Dit kan echter alleen als de financiële situatie van het fonds daartoe toereikend is; de toeslagverlening heeft derhalve een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. De toeslagverlening van het pensioenfonds is gecategoriseerd in categorie C2, van de door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening geheel wordt gefinancierd uit de financiële reserves van het fonds (indien aanwezig). Ook neerwaartse aanpassingen zijn mogelijk, zoals deze nu voorzien worden voor 2013. Het genoemde bedrag van € 13 betreft de indexatie van de aanspraken die herverzekerd zijn.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten (+ € 4.872) De inkomende en uitgaande waardeoverdrachten hebben invloed op de hoogte van de voorziening. Per saldo is hierdoor de voorziening in 2011 gedaald: er zijn er meer aanspraken uitgegaan dan ingekomen. In de staat van baten en lasten heeft dit een tegengesteld (dus positief) effect. Aangezien de dekkingsgraad gedurende de tweede helft van 2011 onder 100% lag, waren er relatief weinig waardeoverdrachten. (Bij een dekkingsgraad van minder dan 100% mag een pensioenuitvoerder niet meewerken aan waardeoverdrachten.)
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten (+ € 5.244 + € 104) Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) die gepaard gaan met het doen van pensioenuitkeringe, en van de pensioenuitkeringen zelf. Deze berekeningen worden in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. De werkgever neemt de uitvoeringskosten voor zijn rekening; de gereserveerde pensioenuitvoeringskosten vallen zodoende vrij ten gunste van het fonds.
114
Stichting Pensioenfonds Randstad
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen (-/ - 47 4) 2011
Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties en correcties, FVP-bijdragen Mutatie voorziening stop-lossherverzekering Totaal
20.
2010
€
€
(842) 493 225 (350)
283 746 (363) (548)
(474)
118
Mutatie herverzekeringdeel technische voorzieningen De mutatie herverzekeringsdeel technische pensioenverplichtingen wordt berekend door de beginstand van de voorziening van de eindstand af te trekken. Zie hiervoor paragraaf 5.
21.
Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. In 2011 waren er wederom relatief weinig waardeoverdrachten: enerzijds omdat het aantal nieuwe deelnemers relatief gering was, anderzijds omdat veel pensioenuitvoerders – waaronder ook SPR – kampten met een dekkingsgraad van minder dan 100% waardoor zij geen directe uitvoering kunnen geven aan waardeoverdrachten.
2011
Inkomende waardeoverdrachten kasstroom Uitgaande waardeoverdrachten kasstroom Totaal
22.
2010
€
€
3.092 (7.680)
745 (6.597)
(4.588)
(5.852)
Aantal personeelsleden Bij SPR zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. In 2011 waren dit zes personeelsleden, zijnde 5,5 FTE’s. De kosten van 0,5 FTE worden doorbelast aan Randstad Groep Nederland, gezien de werkzaamheden die het pensioenbureau voor deze onderneming verricht. Bovendien wordt 25% van de personeels- en huisvestingskosten van het pensioenbureau doorbelast aan Stichting Pensioenfonds Flexsecurity. Na doorbelasting en interne verrekeningen bedragen de personeelskosten bedragen € 388 (2010: € 360) en zijn voor rekening van de werkgever. Het pensioenbureau heeft meer taken dan de uitvoering voor SPR. Naast deze voert het onder meer werkzaamheden uit voor Stichting Pensioenfonds Flexsecurity en het zogeheten Share Purchase Plan (aandelenkoopregeling) van Randstad Holding. Vanaf 2012 zal het ook het zogeheten Performance Share Plan van Randstad Holding uitvoeren. Mede hiervoor zal de bezetting van het pensioenbureau met één FTE worden uitgebreid.
23.
Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders van SPR tezamen bedraagt € 0 (2010: € 0).
115
Stichting Pensioenfonds Randstad
24.
Honoraria accountant De kosten voor de accountant worden – net als alle andere uitvoeringskosten van SPR – niet gedragen door het fonds. Randstad Holding nv neemt alle uitvoeringskosten voor haar rekening. De accountantskosten, de door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. in rekening gebrachte kosten, waren als volgt: 2011
Kosten jaarwerkcontrole Kosten advisering Totaal
2010
€
€
(57) (7)
(59) 0
(64)
(59)
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. heeft geen andere diensten aan SPR geleverd anders dan de controle op het jaarwerk van het fonds. Wel zijn er door andere organisatieonderdelen van PWC adviezen gegeven ten behoeve van het fonds. Dit betreft advieswerk met betrekking tot de oriëntatie op alternatieve uitvoeringsvormen en advisering ten aanzien van aftrek en vrijstelling van BTW over vermogensbeheerdiensten van buitenlandse vermogensbeheerders. Deze kosten zijn verantwoord onder bovenstaande post ‘kosten advisering’.
25.
Uitvoeringskosten Zowel de kosten voor vermogensbeheer als de kosten voor het pensioenbeheer van SPR zijn in deze jaarrekening verantwoord. Ten behoeve van het overzicht worden ze hier nogmaals (samen) weergegeven. 2011
Kosten vermogensbeheer Kosten pensioenuitvoering Totale uitvoeringskosten
2010
€
€
(235) 0
(1.700) 0
(235)
(1.700)
In de kosten voor vermogensbeheer zijn niet de kosten opgenomen die binnen de beleggingsfondsen worden verrekend. Het betreft enkel de kosten die direct bij SPR in rekening worden gebracht. De kosten voor het pensioenbeheer worden – zoals hierboven al vermeld is – gedragen door Randstad Holding nv en komen dus niet ten laste van het fonds. Uit een interne kostenverdeelstaat blijkt dat ongeveer € 820 te relateren is aan de kosten van pensioenbeheer voor SPR.
116
Stichting Pensioenfonds Randstad
•
Ondertekening Jaarrekening 2011, aldus opgemaakt en ondertekend te Diemen op 29 juni 2012. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad,
De heer F.C.A. van Haasteren, voorzitter Mevrouw E.J. Adam - Smolders, secretaris De heer R.T.M. Berendsen, plaatsvervangend voorzitter De heer P. Eringa, plaatsvervangend secretaris De heer J.M. van de Luijtgaarden, lid De heer M. Poort, lid Mevrouw S.M. Overeijnder-Schalker, lid De heer S. de Leeuw, lid Mevrouw N. Cousijn-Denker, aspirant-lid
117
Stichting Pensioenfonds Randstad
118
Stichting Pensioenfonds Randstad
Overige gegevens
119
Stichting Pensioenfonds Randstad
120
Stichting Pensioenfonds Randstad
Overige gegevens • Gebeurtenissen na balansdatum Toeslagverlening per 1 januari 2012 Op 24 januari 2012 heeft het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad besloten dat er geen winstbijschrijving (toeslagverlening) plaatsvindt per 1 januari 2012. Zowel de actieve en gewezen deelnemers als ook de pensioengerechtigden ontvangen geen verhoging. Alle middelen van SPR worden aangewend voor behoud van de financiële positie van het pensioenfonds. In het Reglement 2010 is bepaald dat winstbijschrijving in beginsel plaatsvindt zodra de dekkingsgraad van het fonds hoger is dan het in een percentage uitgedrukte vereiste eigen vermogen van het fonds. Dit laatste percentage was op 31 december 2011 111,9%. In het Reglement 2010 is eveneens bepaald dat als de dekkingsgraad van SPR na de wettelijke hersteltermijn nog onder 105% ligt, dat dan de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen dusdanig gekort worden, dat de dekkingsgraad weer op 105% komt te liggen. Mogelijke korting op 1 april 2013 Op 24 januari 2012 heeft het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad besloten dat als ultieme remedie voor het tijdig herstellen van de financiële situatie van het fonds de pensioenaanspraken en –uitkeringen gekort zullen worden, conform het bepaalde in het Reglement 2010. Op 10 februari is bepaald dat deze mogelijke korting 4,9% zal bedragen, toe te passen op 1 april 2013 – afhankelijk van de financiële situatie van het fonds op 31 december 2012. Of deze korting wordt doorgevoerd, en hoe hoog deze dan exact zal zijn wordt begin 2013 bepaald. De korting zal in ieder geval op 1 april 2013 niet hoger zijn dan 4,9%. Als er meer gekort zou moeten worden, dan wordt dit later gedaan.
• Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Conform artikel 2 van de statuten van SPR wordt het maken van winst niet beoogd. Dientengevolge zal het saldo van baten en lasten op basis van bestuursbesluiten ten gunste dan wel ten laste van de reserves worden gebracht. Het saldo van baten en lasten is geheel ten laste van de reserves gebracht.
• Controleverklaring van de onafhankelijke accountant De controleverklaring van de onafhankelijke accountant is opgenomen op pagina 125.
• Verklaring van de certificerende actuaris De actuariële verklaring is opgenomen op pagina 129.
• Bijdrage in het tekort Conform artikel 18 lid 2 van het Pensioenreglement 2010 zullen in het geval dat de middelen van het fonds ontoereikend zijn om de verplichtingen van het fonds te dekken,
121
Stichting Pensioenfonds Randstad
alle ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken worden verlaagd, zodanig dat door afname van de waarde van de verplichtingen de dekkingsgraad wordt vastgesteld op 105%.
• Financiële overeenkomst met sponsors In het kader van de gewijzigde pensioenregeling en financiële werkwijze van het fonds per 1 januari 2006 is tussen Stichting Pensioenfonds Randstad en de werkgever Randstad Holding nv per dezelfde datum een nieuwe en aangepaste financieringsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is per 1 januari 2008 vervangen door de uitvoeringsovereenkomst tussen SPR en Randstad Groep Nederland bv. De bijdrage van de werkgever aan de pensioenregeling wordt bepaald op basis van de leeftijd van de individuele deelnemer en wordt geformuleerd als een percentage van de pensioengrondslag van de betreffende deelnemer conform de tabel zoals vermeld in hoofdstuk 4 van het jaarverslag. Op basis van de samenstelling van het deelnemersbestand per 1 januari 2006, leidde de leeftijdsafhankelijke staffel tot een werkgeversbijdrage van 10% van de som van de pensioengrondslagen. De werkgever is uitsluitend gehouden tot voldoening van deze bijdrage. In geen geval kan de werkgever verplicht worden om additionele bijdragen te doen. De werkgever kan nimmer enige aanspraak doen gelden op de middelen van het fonds. Van terugstorting van premies of verlaging van premies op grond van de financiële situatie van het fonds kan derhalve nooit sprake zijn. Ten gevolge van de leeftijdsafhankelijke vaststelling van de werkgeversbijdrage wordt het effect van mogelijke veroudering van het deelnemersbestand grotendeels financieel ondervangen. Indien het premieniveau op grond van ontwikkelingen van de rentestand of andere onvoorziene omstandigheden structureel ontoereikend blijkt te zijn, kan het fonds in onderhandeling treden met de werkgever teneinde een aanpassing van de werkgeversbijdrage overeen te komen. Uit een in 2006 uitgevoerde pensioenstudie bleek dat de som van werkgevers en deelnemersbijdrage ruimschoots voldoende was ter dekking van de kostendekkende premie.
• Actuariële en bedrijfstechnische nota Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds een ‘actuariële en bedrijfstechnische nota’ (ABTN) vast te stellen betreffende het te voeren beleid, waarin de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust gemotiveerd zijn omschreven. De belangrijkste elementen uit de ABTN van SPR zijn: • De deelnemersbijdrage (sinds 2006 een vast percentage van 7,5% van de pensioengrondslag) en de werkgeversbijdrage (omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever) worden in een jaar aangewend voor de financiering middels koopsommen van de opbouw van pensioenaanspraken over dat jaar; • De geheven premie dient alle elementen van de kostendekkende premie te bevatten zoals geformuleerd in het FTK; • Jaarlijks wordt het verschil tussen de ontvangen bijdragen en de voor opbouw benodigde koopsommen toegevoegd cq. onttrokken aan het resultaat van SPR; • Indirecte en directe beleggingsresultaten worden toegevoegd c.q. onttrokken aan
122
Stichting Pensioenfonds Randstad
• •
•
•
het resultaat van SPR; Technische en overige resultaten worden toegevoegd c.q. onttrokken aan het resultaat van SPR; De reserve, de algemene buffer van het fonds, wordt gevoed door het jaarlijks resultaat dat resteert na de mutaties van de voorzieningen en andere reserves, de extra reserve moet fluctuaties ten gevolge van gelopen risico's opvangen, evenals de kosten verbonden aan periodieke aanpassing van de actuariële grondslagen; De aan de pensioentoezeggingen verbonden risico's met betrekking tot overlijden en arbeidsongeschiktheid zijn herverzekerd door middel van een ‘stop-loss’herverzekeringsovereenkomst (Zwitserleven); Gehele of gedeeltelijke herverzekering van de opbouw van pensioenaanspraken is mogelijk, indien ontwikkelingen in de samenstelling en de grootte van het draagvlak van het fonds daartoe aanleiding geven.
123
Stichting Pensioenfonds Randstad
124
Stichting Pensioenfonds Randstad
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
125
Stichting Pensioenfonds Randstad
126
Stichting Pensioenfonds Randstad
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Randstad
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Randstad te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Randstad per 31 december 2011 en van het saldo van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
127
Stichting Pensioenfonds Randstad
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 28 en 31 van het bestuursverslag en pagina 102 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat, tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd, per 1 april 2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 29 juni 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door: S.A. van Kempen RA
128
Stichting Pensioenfonds Randstad
Verklaring van de actuaris
129
Stichting Pensioenfonds Randstad
130
Stichting Pensioenfonds Randstad
Actuariële verklaring Stichting Pensioenfonds Randstad Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Randstad te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
131
Stichting Pensioenfonds Randstad
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 131 lid 1, 132 lid 1 en 133, wegens het dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft het voorgenomen besluit genomen om de pensioenrechten en pensioenaanspraken per 1 april 2013 te zullen korten met 4,9%. Deze korting is niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van de technische voorzieningen. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Randstad is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Amstelveen, 29 juni 2012
Origineel getekend door: drs. C.B. Bos AAG, verbonden aan Mercer Certificering B.V.
132
Stichting Pensioenfonds Randstad
133
Stichting Pensioenfonds Randstad
Stichting Pensioenfonds Randstad