Stichting Pensioenfonds GITP Actuariële en bedrijfstechnische nota
Dit is een uitgave van Stichting Pensioenfonds GITP
versie Juli 2014
inhoudsopgave 1
inleiding
4
2
pensioenreglement
5
2.1
Aansluiting werkgevers en verkrijgen deelnemerschap werknemers
5
2.2
Uitvoeringsovereenkomst
5
2.3
Statutaire doelstelling
5
2.4
Pensioenreglementen
6
3
financiële opzet
13
3.1
De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva
13
3.2
De financiering van de pensioenregeling en premiebeleid
15
3.3
De sturingsmiddelen
15
3.4
Herstelplan & Crisisplan
17
4
gewenst vermogen
18
4.1
Minimaal vereist eigen vermogen
18
4.2
Vereist eigen vermogen
18
5
beleggingsbeleid
21
5.1
Doelstelling
21
5.2
Investment beliefs
21
5.3
Beleggingsproces
22
5.4
Strategisch beleggingsbeleid
23
5.5
Uitvoering
26
5.6
Normportefeuille
27
5.7
Evaluatie en bijstelling
27
5.8
Kosten
27
5.9
Waarderingsgrondslagen
28
6
de organisatie van het pensioenfonds
29
6.1
Inleiding
29
6.2
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
29
6.3
Uitbestede werkzaamheden
30
6.4
Beleidskader uitbestede processen
31
6.5
Externe controle
32
6.6
Interne controlemechanismen
32
6.7
Risicobeheersing
33
6.8
Deskundigheid
33
6.9
Goed pensioenfondsbestuur
33
7
ondertekening
34
Bijlage 1 Financieel crisisplan
35
1.
Samenvatting
35
2.
Inleiding
36
2.1.
Wat is een crisisplan?
36
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 2 | 48
2.2.
Wat is het doel van een crisisplan?
36
3.
Elementen van een crisisplan
37
3.1.
Wanneer is er sprake van een crisis
37
3.2.
Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten
37
3.3.
Welke maatregelen heeft het pensioenfonds in geval van een crisis
38
3.4.
Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen
40
3.5.
Wat is het verwachte financiële effect van deze maatregelen
41
3.6.
Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging
43
3.7.
Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer
45
3.8.
Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven
47
3.9.
Op welke wijze wordt het crisisplan getoetst?
47
Bijlage 2 Ervaringssterfte
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
48
pagina 3 | 48
1 inleiding Artikel 145 van de Pensioenwet bepaalt dat het bestuur van een pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) vaststelt. Stichting Pensioenfonds GITP vermeldt in artikel 3 lid 3 van haar statuten dat de uitvoering van het pensioenreglement geschiedt volgens de ABTN. De ABTN beschrijft de grondslagen van het te voeren beleid van het bestuur van het pensioenfonds. Hierin worden tevens de financiële opzet en de grondslagen concreet omschreven. Aanvullend worden de beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen opgenomen. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds naar de huidige situatie. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de statutaire doelstelling en het pensioenreglement. In hoofdstuk 3 wordt de wijze waarop de omvang van de bezittingen en verplichtingen wordt vastgesteld weergegeven. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die benodigd is voor de dekking van deze verplichtingen en welke sturingsmiddelen het bestuur kan hanteren om aan de eisen van de Pensioenwet te voldoen. Tevens wordt het toeslagbeleid uitgewerkt. In hoofdstuk 4 wordt het gewenst vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid en de beleggingsbeginselen van het pensioenfonds. In hoofdstuk 6 komt ten slotte de organisatie van het pensioenfonds aan de orde en de wijze waarop zij invulling geeft aan de beheersing van de (uitbestede) processen. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds per 1 juli 2014. Financieel crisisplan Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september 2011 introduceerde DNB een financieel crisisplan. Volgens DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een scenario waarin de dekkingsgraad snel slechter wordt. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) een financieel crisisplan opstellen. Dit financieel crisisplan is op 20 september 2012 vastgesteld door het bestuur. Het financieel crisisplan is ingediend bij DNB. Dit financieel crisisplan is onderdeel van de ABTN en is als bijlage 1 bij de ABTN opgenomen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 4 | 48
2 pensioenreglement 2.1
Aansluiting werkgevers en verkrijgen deelnemerschap werknemers
Volgens artikel 5 van de statuten geldt het fonds voor alle werknemers in dienst van GITP B.V., die ingevolge de bepalingen van de pensioenreglementen daartoe door GITP B.V. worden aangewezen. Er zijn geen andere aangesloten werkgevers. Volgens artikel 1.1 van het pensioenreglement, dienen deze werknemers 21 jaar of ouder te zijn om voor deelname in aanmerking te komen. 2.2
Uitvoeringsovereenkomst
De wederzijdse verantwoordelijkheden, bevoegdheden, rechten en (financiële) plichten zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst met GITP B.V. De vigerende uitvoeringsovereenkomst is in maart 2013 afgesloten met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013, heeft een looptijd voor 5 jaar en kan door elk van de partijen per het einde van het lopende kalenderjaar worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. De overeenkomst is in overeenstemming met de Pensioenwet. De overeenkomst heeft als doel het vastleggen van de verplichtingen van de werkgever en het fonds bij de uitvoering van de pensioenregeling, die de werkgever voor zijn werknemers heeft ondergebracht bij het fonds. De overeenkomst bevat bepalingen met betrekking tot: -
de bepaling en betaling van het percentage pensioenpremie, waarin mede is begrepen een betalingsvoorbehoud van de werkgever bij nader in de overeenkomst omschreven ingrijpende wijzigingen van de omstandigheden;
-
verplichtingen van het pensioenfonds;
-
toeslagverlening;
-
procedure bij vermogensoverschotten en –tekorten (bij een dekkingsgraad die hoger is dan de vereiste dekkingsgraad, worden de indexaties met terugwerkende kracht tot 10 jaar terug aangevuld tot het niveau van 100%);
-
wederzijdse medewerking tussen werkgever en pensioenfonds;
-
de totstandkoming en wijziging van het pensioenreglement;
-
de informatievoorziening door de werkgever aan het fonds;
-
voorbehoud vennootschap (bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden heeft de vennootschap het recht om de betaling van de verschuldigde pensioenpremies te verminderen of beëindigen en zodoende de pensioenaanspraken te verminderen).
2.3
Statutaire doelstelling
Volgens artikel 3 lid 1van de statuten is het doel van het fonds het verlenen van pensioen aan deelnemers en aan nabestaanden van overleden deelnemers, zulks in de gevallen, op de wijze en onder voorwaarden nader te regelen in het pensioenreglement. Alsmede het verstrekken van tijdelijke toeslagen op pensioenen, het verrichten van bijzondere uitkeringen ten behoeve van werknemers of gewezen werknemers van GITP B.V. of ten behoeve van hun nabestaanden, een en ander in de gevallen en volgens regelen vast te stellen door het bestuur met goedkeuring van de werkgever en voor zover de in het pensioenfonds voor dit doel beschikbare middelen zulks toelaten.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 5 | 48
2.4
Pensioenreglementen
De pensioenregeling voor personen die volgens het Pensioenreglement Middelloon 2008 van Stichting Pensioenfonds GITP op 31 december 2012 gewezen deelnemer of pensioengerechtigde waren luidt als volgt: - Regeling
Middelloonregeling 2008
- Toetredingsleeftijd
21 jaar Voor deelnemers jonger dan 21 jaar geldt een voorportaalregeling. Deze verzekert uitsluitend op risicobasis het partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Daarnaast komt de werknemer die arbeidsongeschikt wordt tijdens deelname aan de voorportaalregeling in aanmerking voor premievrije opbouw van pensioen voor zover die arbeidsongeschiktheid voortduurt na de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt.
- Pensioenleeftijd
65 jaar
- Pensioengevend salaris
Het pensioengevend salaris bedraagt 12 maal het vaste maandsalaris over januari van het betrokken kalenderjaar, inclusief de component leidinggevenden- en professionelentoeslag, vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
- Franchise
Vastgesteld op 10/7 maal de jaarlijkse uitkering voor een gehuwde persoon krachtens de Algemene Ouderdomswet inclusief vakantiegeld, naar de AOW-bedragen zoals die gelden per 1 januari van elk kalenderjaar.
- Pensioengrondslag
Het pensioengevend salaris verminderd met de franchise, zoals vastgesteld op 1 januari van enig kalenderjaar
- Ouderdomspensioen
Jaarlijks bouwt de deelnemer 2,25 % (2012: 1,75%) van de pensioengrondslag op. Het ouderdomspensioen bedraagt de som van de jaarlijks op deze wijze verkregen aanspraken eventueel vermeerderd met toeslagen (middelloonregeling).
- Partnerpensioen
Het partnerpensioen is verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit wil zeggen dat het partnerpensioen is verzekerd zolang de werknemer deelnemer is. Het levenslange partnerpensioen is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal hebben plaatsgevonden. Het partnerpensioen is tezamen met het tijdelijk partnerpensioen gemaximeerd op 50% van het pensioengevend salaris.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 6 | 48
- Tijdelijk partnerpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen is verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit wil zeggen dat het partnerpensioen is verzekerd zolang de werknemer deelnemer is. Het tijdelijke partnerpensioen is gelijk aan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) vermeerderd met de vakantie-uitkering. Daarnaast bestaat het tijdelijke partnerpensioen uit een tweede bedrag ter tegemoetkoming van het verschil in verschuldigde premies volksverzekeringen over het levenslange partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit tweede bedrag wordt vastgesteld aan de hand van een percentage van het levenslange partnerpensioen en bedraagt 22% voor 2013.
- Wezenpensioen
Het wezenpensioen is gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal hebben plaatsgevonden. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand van diens eerder overlijden. Met kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 24 jaar waarvan de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep.
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgende de volgende staffel: -
minder dan 35% een uitkering van 0% van de grondslag;
-
tussen 35% en 45% een uitkering van 40% van de grondslag;
-
tussen 45% en 55% een uitkering van 50% van de grondslag;
-
tussen 55% en 65% een uitkering van 60% van de grondslag;
-
tussen 65% en 80% een uitkering van 75% van de grondslag;
-
meer dan 80% een uitkering van 100% van de grondslag.
De grondslag is 15% van het pensioengevend salaris, gemaximeerd op het grensbedrag plus 85% van het pensioengevend salaris boven het grensbedrag. Het grensbedrag bedraagt 261 maal het op 1 januari van dat jaar geldende maximumdagloon voor de uitkering op grond van de WIA. - Premieopbouw bij arbeidsongeschiktheid
De hoogte van de premieopbouw bij arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgende de volgende staffel:
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
-
minder dan 35% een voortzettingpercentage van 0%;
-
tussen 35% en 45% een voortzettingpercentage van 40%;
-
tussen 45% en 55% een voortzettingpercentage van 50%;
-
tussen 55% en 65% een voortzettingpercentage van 60%; pagina 7 | 48
- Beëindiging van de deelname
-
tussen 65% en 80% een voortzettingpercentage van 75%;
-
meer dan 80% een voortzettingpercentage van 100%.
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum behoudt de (gewezen) deelnemer de opgebouwde pensioenaanspraken ouderdomspensioen en wezenpensioen. Aanvullend kunnen onder voorwaarden: -
de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder;
-
op opgebouwde pensioenaanspraken worden afgekocht;
-
worden uitgeruild zodat naast een ouderdomspensioen ook een recht op nabestaandenpensioen ontstaat.
- Keuzemogelijkheden
De (gewezen) deelnemer heeft op pensioendatum de volgende keuzemogelijkheden: -
Het vervroegd laten ingaan van (een deel van) het ouderdomspensioen;
-
Het omzetten van een deel van het ouderdomspensioen naar een nabestaandenpensioen;
-
Het omzetten van een deel van het ouderdomspensioen naar een tijdelijk hoger ouderdomspensioen gevolgd door een periode met een lager ouderdomspensioen.
- Toeslagen
Deelnemers Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de algemene loonstijging in de onderneming van de werkgever, gemeten over de periode die loopt van 1 januari van het jaar voorafgaand aan de toeslagverlening tot en met 31 december van dat jaar. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemer jaarlijks per 1 januari worden aangepast. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Het pensioenfonds informeert de deelnemers jaarlijks over het toeslagbeleid. Indien toeslagverlening plaatsvindt zal deze in enig jaar nooit meer dan 8% bedragen. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Arbeidsongeschikte deelnemers De pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers, met uitzondering van het arbeidsongeschiktheidspensioen, worden verhoogd conform de deelnemers. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Gewezen en gepensioneerde deelnemers Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 8 | 48
pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal het 'Consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid' zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij wordt uitgegaan van de indexcijfers van oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de toeslagverlening plaatsvindt en van oktober van het aan dat jaar voorafgaande jaar. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten jaarlijks per 1 januari worden aangepast. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Het pensioenfonds informeert de deelnemers jaarlijks over het toeslagbeleid. Indien toeslagverlening plaatsvindt zal deze in enig jaar nooit meer dan 8% bedragen. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De pensioenregeling voor: 1) Alle personen die op 31 december 2012 deelnemer waren aan de tot en met die datum geldende pensioenregeling en tevens op 1 januari 2013 een dienstverband hadden met GITP B.V. of arbeidsongeschikt waren. 2) Alle personen die vanaf 1 januari 2013 in dienst zijn getreden van GITP B.V. luidt in hoofdlijnen als volgt: - Regeling
Middelloonregeling 2013
- Toetredingsleeftijd
21 jaar Voor deelnemers jonger dan 21 jaar geldt een voorportaalregeling. Deze verzekert uitsluitend op risicobasis het partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Daarnaast komt de werknemer die arbeidsongeschikt wordt tijdens deelname aan de voorportaalregeling in aanmerking voor premievrije opbouw van pensioen voor zover die arbeidsongeschiktheid voortduurt na de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt.
- Pensioenleeftijd
67 jaar
- Pensioengevend salaris
Het pensioengevend salaris bedraagt 12 maal het vaste maandsalaris over januari van het betrokken kalenderjaar, inclusief de component leidinggevenden- en professionelentoeslag, vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
- Franchise
Vastgesteld op 10/7 maal de jaarlijkse uitkering voor een gehuwde persoon krachtens de Algemene Ouderdomswet inclusief vakantiegeld, naar de AOW-bedragen zoals die gelden per 1 januari van elk kalenderjaar.
- Pensioengrondslag
Het pensioengevend salaris verminderd met de franchise, zoals vastgesteld op 1 januari van enig kalenderjaar
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 9 | 48
- Ouderdomspensioen
Jaarlijks bouwt de deelnemer 1,45% van de pensioengrondslag op. Het ouderdomspensioen bedraagt de som van de jaarlijks op deze wijze verkregen aanspraken eventueel vermeerderd met toeslagen.
- Partnerpensioen
Het partnerpensioen is verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit wil zeggen dat het partnerpensioen is verzekerd zolang de werknemer deelnemer is. Het levenslange partnerpensioen is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal hebben plaatsgevonden. Het partnerpensioen is tezamen met het tijdelijk partnerpensioen gemaximeerd op 50% van het pensioengevend salaris.
- Tijdelijk partnerpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen is verzekerd op basis van een tijdelijke risicoverzekering. Dit wil zeggen dat het partnerpensioen is verzekerd zolang de werknemer deelnemer is. Het tijdelijke partnerpensioen is gelijk aan 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) vermeerderd met de vakantie-uitkering. Daarnaast bestaat het tijdelijke partnerpensioen uit een tweede bedrag ter tegemoetkoming van het verschil in verschuldigde premies volksverzekeringen over het levenslange partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit tweede bedrag wordt vastgesteld aan de hand van een percentage van het levenslange partnerpensioen en bedraagt 22% voor 2013.
- Wezenpensioen
Het wezenpensioen is gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen waarop de deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met dien verstande dat de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal hebben plaatsgevonden. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand van diens eerder overlijden. Met kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 24 jaar waarvan de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep.
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgende de volgende staffel:
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 10 | 48
-
minder dan 35% een uitkering van 0% van de grondslag;
-
tussen 35% en 45% een uitkering van 40% van de grondslag;
-
tussen 45% en 55% een uitkering van 50% van de grondslag;
-
tussen 55% en 65% een uitkering van 60% van de grondslag;
-
tussen 65% en 80% een uitkering van 75% van de grondslag;
-
meer dan 80% een uitkering van 100% van de grondslag.
De grondslag is 15% van het pensioengevend salaris, gemaximeerd op het grensbedrag plus 85% van het pensioengevend salaris boven het grensbedrag. Het grensbedrag bedraagt 261 maal het op 1 januari van dat jaar geldende maximumdagloon voor de uitkering op grond van de WIA. - Premieopbouw bij arbeidsongeschiktheid
De hoogte van de premieopbouw bij arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid volgende de volgende staffel:
- Beëindiging van de deelname
-
minder dan 35% een voortzettingpercentage van 0%;
-
tussen 35% en 45% een voortzettingpercentage van 40%;
-
tussen 45% en 55% een voortzettingpercentage van 50%;
-
tussen 55% en 65% een voortzettingpercentage van 60%;
-
tussen 65% en 80% een voortzettingpercentage van 75%;
-
meer dan 80% een voortzettingpercentage van 100%.
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum behoudt de (gewezen) deelnemer de opgebouwde pensioenaanspraken ouderdomspensioen en wezenpensioen. Aanvullend kunnen onder voorwaarden: -
de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder;
-
op opgebouwde pensioenaanspraken worden afgekocht;
-
worden uitgeruild zodat naast een ouderdomspensioen ook een recht op nabestaandenpensioen ontstaat.
- Keuzemogelijkheden
De (gewezen) deelnemer heeft op pensioendatum de volgende keuzemogelijkheden: -
Het vervroegd laten ingaan van (een deel van) het ouderdomspensioen;
-
Het omzetten van een deel van het ouderdomspensioen naar een nabestaandenpensioen;
-
Het omzetten van een deel van het ouderdomspensioen naar een tijdelijk hoger ouderdomspensioen gevolgd door een periode met een lager ouderdomspensioen.
- Toeslagen
Deelnemers Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de algemene loonstijging in de onderneming van de werkgever, gemeten over de periode die loopt van 1 januari van het jaar voorafgaand aan de toeslagverlening tot en met 31 december van dat jaar. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken van de
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 11 | 48
deelnemer jaarlijks per 1 januari worden aangepast. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Het pensioenfonds informeert de deelnemers jaarlijks over het toeslagbeleid. Indien toeslagverlening plaatsvindt zal deze in enig jaar nooit meer dan 8% bedragen. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Arbeidsongeschikte deelnemers De pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers, met uitzondering van het arbeidsongeschiktheidspensioen, worden verhoogd conform de deelnemers. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Gewezen en gepensioneerde deelnemers Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal het 'Consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid' zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij wordt uitgegaan van de indexcijfers van oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de toeslagverlening plaatsvindt en van oktober van het aan dat jaar voorafgaande jaar. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP besluit evenwel jaarlijks of en in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten jaarlijks per 1 januari worden aangepast. De besluitvorming omtrent toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds en kan worden beïnvloed door voorschriften voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Het pensioenfonds informeert de deelnemers jaarlijks over het toeslagbeleid. Indien toeslagverlening plaatsvindt zal deze in enig jaar nooit meer dan 8% bedragen. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 12 | 48
3 financiële opzet Dit hoofdstuk beschrijft de financiële opzet van het pensioenfonds. Achtereenvolgens worden besproken: ·
De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva
·
De financiering van de pensioenregeling
·
De sturingsmiddelen van de pensioenregeling
Het fonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn verzekerd in eigen beheer. Het fonds heeft herverzekeringscontracten afgesloten ter dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico en het overlijdensrisico. 3.1
De waarderingsgrondslagen van de activa en passiva
3.1.1
Algemeen
De activa wordt gewaardeerd op marktwaarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op vorderingen een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
3.1.2
Aandelen, Obligaties en beleggingen in onroerend goed
De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde wordt als volgt bepaald: Beleggingen
Waarderingssystematiek
Vastgoed
Taxatiewaarde
Aandelen
Beurswaarde
Obligaties
Beurswaarde
Leningen op schuldbekentenis
Benaderde actuele waarde*
Derivaten
Beurswaarde
*De verwachte toekomstige netto kasstromen zijn contant gemaakt tegen de op de balansdatum geldende markrente
3.1.3
Herverzekering
De waarde van de herverzekeringspolissen is bepaald op de contante waarde van de herverzekerde aanspraken berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen. Er is echter geen excassoopslag verwerkt en in de waardering wordt rekening gehouden met een afslag in verband met kredietrisico (het risico dat de herverzekeraar liquideert).
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 13 | 48
3.1.4
De reserves
Het pensioenfonds kent de volgende reserves ·
Vereiste reserve
·
Algemene reserve
Doel van de reserves ·
De vereiste reserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen.
·
De algemene reserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds en kan gebruikt worden voor het verlenen van toeslagen.
De reserves worden als volgt vastgesteld ·
De vereiste reserve is gelijk aan het Vereist eigen vermogen, zoals deze wordt bepaald conform de methodiek in hoofdstuk 4.
·
De algemene reserve wordt gevoed door het resultaat nadat de vereiste reserve op het juiste niveau is gebracht. Dit betekent dat deze reserve ook negatief kan worden.
3.1.5
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichting wordt gesteld op de contante waarde van de reglementair tot de balansdatum verworven pensioenaanspraken waarin begrepen de contante waarde van de toegekende toeslagen op deze pensioenaanspraken. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - Interest
Op basis van rentetermijnstructuur zoals door De Nederlandsche Bank (DNB) maandelijks op haar website wordt gepubliceerd.
- Sterfte
Conform AG Prognosetafel 2012-2062, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een factor om het verschil tussen de ervaringssterfte van het fonds en de algehele sterfte in de prognosetafel tot uitdrukking te brengen. Deze factoren zijn bijgesloten in bijlage 2 worden periodiek geëvalueerd.
- Partnerschap
Er wordt uitgegaan van 100% gehuwdheid voor alle leeftijden tot en met de pensioenrichtdatum van het ouderdomspensioen. In de overige gevallen wordt uitgegaan van de feitelijke burgerlijke staat.
- Leeftijdsbepaling
De leeftijd wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig. Hierbij is aangenomen dat de verzekerden zijn geboren op de eerste dag van de geboortemaand.
- Leeftijdsverschil
De leeftijd van de echtgenote resp. de echtgenoot van de deelnemer is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer.
- Wezenpensioen
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 7% van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 14 | 48
- Pensioenbetalingen
Bij de waardering van de aanspraken is uitgegaan van de veronderstelling dat de pensioenuitkeringen continu geschieden.
- Premievrijstelling invaliditeit
Voor arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemers wordt de contante waarde van de toekomstige opbouw gereserveerd. Hierbij wordt rekening gehouden met een revalidatiefactor van 25%.
- INBR AO
Een voorziening voor het risico van premievrijstelling van zieke deelnemers die in de WIA terecht kunnen komen, wordt berekend op tweemaal de herverzekeringspremie voor premievrijstelling.
- Opslag voor toekomstige kosten
Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met een opslag van 2%.
De financiering van de pensioenregeling en premiebeleid
3.2
De regeling is met ingang 2013 een pensioenregeling met een vaste premie. Het premiepercentage dat wordt afgedragen aan het pensioenfonds wordt bij een dergelijke regeling voor enkele jaren vastgelegd. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat: ·
De jaarlijkse premie voor de jaren 2013 tot en met 2017 bedraagt 20% van de salarissom met inachtnemingen van het volgende:
·
De deelnemer is zijn aandeel in de premie verschuldigd aan de vennootschap. De aspirant deelnemer is geen aandeel in de premie verschuldigd.
·
De onderneming betaalt maandelijks ééntwaalfde deel van de te verwachten premie.
De jaaropbouw is zodanig vastgesteld dat de som van onderstaande delen gelijk is aan de beschikbare premie van 20% van de salarissom: ·
Actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst1;
·
Opslag voor het vereist eigen vermogen (behorend bij de aangroei van de technische voorzieningen)
·
Opslag voor de verwachte uitvoeringskosten (waarbij rekening wordt gehouden met de vrijval van de excassoopslag als gevolg van uitkeringen);
·
Een marge voor opvang van een onverwachte ontwikkeling van het deelnemersbestand.
Met in acht neming van het bovenstaande is op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per ultimo 2012 de jaaropbouw vastgesteld op 1,45% per jaar. De grondslagen voor waardering van de koopsommen van de kostendekkende premie in enig jaar zijn gelijk aan de grondslagen die genoemd zijn in hoofdstuk 3.1.5. Het bestuur zal jaarlijks per ultimo september toetsen of bovenstaande opstelling bij de dan geldende rente leidt tot een kostendekkende premie. Indien dit niet het geval is zal het bestuur zich over maatregelen beraden waarbij het toepassen van de gesplitste kortingsregel een mogelijkheid is.
De sturingsmiddelen
3.3
Het bestuur heeft de volgende sturingsmiddelen:
1
1.
het premiebeleid inclusief beperking van de jaaropbouw;
2.
het toeslagenbeleid;
Deze bevat zowel de koopsom benodigd voor inkoop van de pensioenen betrekking hebbende op het geldende kalenderjaar, de
risicopremie voor het overlevings- en wezenpensioen en de risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede het arbeidsongeschikhteidspensioen. ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 15 | 48
3.
het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme
4.
het beleggingsbeleid;
5.
de pensioenregeling.
3.3.1
Het premiebeleid inclusief beperking van de jaaropbouw
Het premiebeleid is beschreven in paragraaf 3.2. De feitelijke premie zal successievelijk ter financiering van de volgende zaken worden aangewend: 1.
de uitvoeringskosten van de stichting;
2.
de benodigde premie ter financiering van het risicodeel van het overlevings- en wezenpensioen en de risicopremie in verband met premievrijstelling alsmede het arbeidsongeschiktheidspensioen dat betrekking heeft op de toekomstige dienstjaren;
3.
de aanspraken over het betreffende jaar op levenslang ouderdomspensioen en wezenpensioen, rekening houdend met de benodigde bijbehorende solvabiliteit. Daarbij wordt rekening gehouden met de gesplitste kortingsregel zoals opgenomen in artikel 2.6 van de uitvoeringsovereenkomst en artikel 18.2 van het reglement Middelloon 2013;
4.
de reserveopbouw van de stichting.
In de premie is geen opslag begrepen voor de financiering van de toekomstige toeslagverlening op de in het betreffende jaar ingekochte pensioenaanspraken.
3.3.2
Het toeslagenbeleid
Het bestuur heeft voor het indexatiebeleid de volgende leidraad geformuleerd: ·
Tot een dekkingsgraad van 110% is er geen voorwaardelijke indexatie;
·
Bij een dekkingsgraad tussen 110% en de vereiste dekkingsgraad voor zover deze niet lager dan 110% is wordt naar rato geïndexeerd;
·
Vanaf de vereiste dekkingsgraad wordt volledig geïndexeerd;
·
Vanaf een dekkingsgraad van 135% worden eventuele kortingen en gemiste indexaties over de voorgaande 10 jaren collectief hersteld, indien en voor zover dit niet leidt tot een dekkingsgraad lager dan 135%;
·
Vanaf een dekkingsgraad van 170% worden overschotten collectief toebedeeld, indien en voor zover kortingen en gemiste indexaties over de voorgaande 10 jaren reeds zijn hersteld en voor zover dit niet leidt tot een dekkingsgraad lager dan 170%.
De evenredigheid wordt vastgesteld als het quotiënt tussen het aanwezige eigen vermogen en het vereiste eigen vermogen. Het toeslagbeleid is gekoppeld aan variant D1 van de toeslagenmatrix. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en er wordt geen premie betaald. Het bestuur hanteert de toeslagentabel als leidraad voor het jaarlijkse bestuursbesluit om de toeslag wel of niet toe te kennen. Hierbij wordt rekening gehouden met een zo actueel mogelijk beeld van de financiële positie van het pensioenfonds. De indexatie van de actieven vindt voorwaardelijk plaats op basis van de loonindex. De indexatie van de inactieven vindt voorwaardelijk plaats op basis van de prijsindex.
3.3.3
Het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme
Als door een toename in de levensverwachting de vereiste voorziening toeneemt, zal deze toename als volgt gefinancierd worden:
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 16 | 48
1.
Door beperking van de toeslagverlening indien het eigen vermogen groter is dan het vereist eigen vermogen. Indien nodig wordt ook (toekomstige) toeslagverlening beperkt, zodanig dat de gestegen levensverwachting geheel ten laste van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden is gebracht. Spreiding over meerdere jaren is hierbij mogelijk.
2.
Als geen sprake is van toeslagruimte, zal het pad naar volledige toeslagverlening verder worden vertraagd. In het geval dat de benodigde stijging niet (volledig) binnen de wettelijke termijnen kan worden opgeheven door het verminderen van toeslagverlening, zal het pensioenfonds de stijging geheel of gedeeltelijk opvangen door het verlagen van de pensioenaanspraken en –rechten.
Indien daar aanleiding voor is wordt de toeslagverlening verder beperkt. De verdere matiging van de toeslag heeft tot doel om de financiële positie van het pensioenfonds op (langere) termijn te verbeteren. Er is geen onvoorwaardelijk recht op toekomstige toeslagen. De indexatieambitie van het fonds is voor de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers de algemene loonstijging bij GITP en voor de opgebouwde aanspraken en voor de opgebouwde aanspraken van de gewezen en gepensioneerde deelnemers de afgeleide prijsindex (CPI).
3.3.4
Het beleggingsbeleid
Het bestuur kan de beleggingsmix zodanig aanpassen dat de mate van reservetekort, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 4, kleiner wordt. De bijstelling zal zowel op korte als op lange termijn een positieve bijdrage moeten leveren aan de financiële positie van het pensioenfonds. Op het beleggingsbeleid wordt in hoofdstuk 5 nader ingegaan.
3.3.5
De pensioenregeling
Als bij dermate grote financiële problemen bovenstaande sturingsmiddelen geen afdoende oplossing bieden, zal het bestuur 1.
de pensioenregeling wijzigen voor in de toekomst op te bouwen pensioenrechten en /of
2.
de verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen met een gelijk percentage verminderen indien: a.
de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; en
b.
de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, gewezen partners of de werkgever onevenredig worden geschaad.
3.4
Herstelplan & Crisisplan
Ultimo 2008 is door het fonds een korte termijn herstelplan opgesteld in verband met tot 85,8% gedaalde dekkingsgraad. Naar de situatie per ultimo 2012 is er in onvoldoende mate sprake van herstel waardoor het bestuur zich genoodzaakt heeft gezien een korting van de opgebouwde aanspraken aan te kondigen. Hiermee wordt de dekkingsgraad op het niveau gebracht van het minimum vereist eigen vermogen per ultimo 2013. Het bestuur heeft in 2012 een crisisplan opgesteld welke als bijlage 1 bij deze ABTN is opgenomen. Dit (financiële) crisisplan is een beschrijving van maatregelen die het bestuur van het fonds op korte termijn effectief kan inzetten, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. De hierboven aangehaalde besluitvorming tot korten is tot stand gekomen aan de hand van de in het crisisplan beschreven proces. Het financieel crisisplan wordt jaarlijks getoetst en eventueel aangepast op basis van de actuele omstandigheden. ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 17 | 48
4 gewenst vermogen Het fondsvermogen is in het vervolg gedefinieerd als de som van de voorziening pensioenverplichtingen en de reserves (De Vereiste Reserve en de Algemene Reserve), zoals beschreven in 3.1.4. 4.1
Minimaal vereist eigen vermogen
Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) bedraagt 4,0% van de technische voorzieningen en wordt jaarlijks vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Het MVEV wordt bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico’s en door beheerslasten en risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling, waaronder nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze componenten komen als volgt terug in de berekening van het MVEV: - Beleggingsrisico
4% van het niet-herverzekerde gedeelte van de voorziening pensioenverplichtingen, met een minimum van 4% van 85% van de voorziening pensioenverplichtingen.
- Beheerslasten
Deze component is alleen van toepassing als het fonds geen beleggingsrisico heeft.
- Risico van vooroverlijden
0,3% van het niet-herverzekerde gedeelte van het risicokapitaal bij overlijden, met een minimum van 0,3% van 50% van het risicokapitaal bij overlijden. Het risicokapitaal is gedefinieerd als de contante waarde van de coming service van het direct ingaand nabestaanden pensioen.
- Risico van arbeidsongeschiktheid
18% van de in het vorige boekjaar geboekte/verdiende premies inclusief poliskosten (voor zover deze premies inclusief poliskosten niet meer bedragen dan € 50 miljoen) plus 16% van deze premies inclusief kosten voor zover deze meer bedragen dan € 50 miljoen. De uitkomst hiervan wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen schades die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) en de bruto schaden in de voorlaatste drie boekjaren. Dit verhoudingsgetal is minimaal 50%. Deze uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding tussen de TV voor te betalen schaden die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) aan het einde van het boekjaar en dezelfde TV aan het einde van het vorige boekjaar. Dit verhoudingsgetal is maximaal 100%.
Indien het fondsvermogen lager is dan de som van de technische voorzieningen en het MVEV, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Indien de situatie van een dekkingstekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Het bestuur beschrijft dan in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om, na toestemming van DNB, in uiterlijk drie jaar uit de situatie van dekkingstekort te komen. 4.2
Vereist eigen vermogen
Het bestuur streeft ernaar om het aanwezige vermogen in het fonds ten minste gelijk te laten zijn aan het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Het VEV is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 18 | 48
dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst. Indien het fondsvermogen lager is dan het gewenste vermogen, is er sprake van een reservetekort en beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het gewenste vermogen te voldoen. Hierbij wordt in principe een maximale termijn vijftien jaar voor een situatie van een reservetekort gehanteerd. Het bestuur heeft besloten dat het VEV wordt vastgesteld volgens het standaardmodel van DNB. Hierbij wordt aangetekend dat het standaard model is uitgebreid met een extra component in verband met het risico van actief beheer van de beleggingen. In het standaard model worden nu de volgende risicofactoren onderscheiden: - Renterisico (S1)
Het renterisico wordt bepaald aan de hand van het voor het pensioenfonds in termen van netto verlies meest negatieve scenario van een rentestijging c.q. rentedaling op basis van de rentefactoren opgenomen in artikel 1 van bijlage 3 van het document Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006.
- Risico zakelijke waarden (S2)
Het aandelen- en vastgoedrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in: ·
aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed met 25%;
·
aandelen opkomende markten met 35%;
·
niet-beursgenoteerde aandelen met 30%; en
·
direct vastgoed met 15%
Bij de bepaling van het totale risico zakelijke waarden wordt rekening gehouden met een correlatie tussen de diverse categorieën van 0,75. Hiertoe wordt de volgende formule gehanteerd: S2 = S2a +S2b +S2c +S2d +2*0,75*(S2a *S2b +S2a *S2c +S2a *S2d +S2b *S2c +S2b *S2d +S2c *S2d) 2
- Valutarisico (S3)
2
2
2
Het valutarisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in andere valuta dan de euro met 20%.
- Grondstoffen risico (S4)
Het grondstoffenrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in grondstoffen met 30%.
- Kredietrisico (S5)
Het kredietrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een stijging van de gemiddelde creditspread van de kredietgevoelige beleggingen van het fonds van 40%.
- Verzekeringstechnisch risico (S6)
Het verzekeringstechnisch risico wordt bepaald volgens een door DNB voorgesteld model. Hierin worden drie risicofactoren betrokken die verband houden met sterfte te weten procesrisico, TSO en NSA. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De risicofactoren TSO en NSA houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen.
- Liquiditeitsrisico (S7)
Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld.
- Concentratierisico (S8)
Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 19 | 48
- Operationeel risico (S9)
Dit risico wordt marginaal geacht en wordt bij de berekening op 0 gesteld.
- Actief beheer risico (S10)
Het actief beheer risico wordt bepaald voor de categorie beursgenoteerde aandelen (volwassen markten en opkomende markten) op basis van de volgende formule:
(
(
)
S10 = -å waarde bc * j -1 (1 - a ) * TE bc - TER bc
)
bc
Waarbij: Waardebc : de waarde van de beleggingscategorie; •-1(1 – •):
de inverse normale verdeling, bij 97,5% zekerheid is deze factor gelijk aan -1,96;
TEbc:
Ex-ante Tracking Error van de beleggingscategorie (op basis van de gekozen strategie);
TERbc:
Total Expense Ratio van de beleggingscategorie; de TER geeft de totaal in rekening gebrachte kosten aan van het beleggingsfonds (exclusief transactiekosten).
De effecten S1 tot en met S10 worden gecombineerd tot het VEV aan de hand van onderstaande formule: 2
2
2
2
2
2
2
2
2
VEV = S1 + S 2 + 2 * 0,50 * S1 * S 2 + S 3 + S 4 + S 5 + S 6 + S 7 + S 8 + S9 + S10
2
NB: In bovenstaande formule geeft de waarde 0,50 de correlatie weer tussen de effecten van het renterisico en het zakelijke waarden risico. Voor alle overige onderlinge verbanden zijn de correlaties gelijk aan nul gezet. Op deze wijze is diversificatie tussen verschillende risicofactoren, dat wil zeggen de verwachting dat niet alle risico´s gelijktijdig optreden, meegenomen in de formule.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 20 | 48
5 beleggingsbeleid 5.1
Doelstelling
De doelstelling van het beleggingsbeleid is om de toevertrouwde middelen prudent en zo goed mogelijk te beleggen om zo invulling te geven aan de bredere doelstelling van het fonds. De bredere doelstelling van Stichting Pensioenfonds GITP is het verlenen van pensioen aan deelnemers en aan nabestaanden van overleden deelnemers, en het verstrekken van tijdelijke toeslagen op pensioenen, het verrichten van bijzondere uitkeringen ten behoeve van werknemers of gewezen werknemers of hun nabestaanden, een en ander in de gevallen en volgens regels vast te stellen door het bestuur met goedkeuring van de werkgever en voor zover de beschikbare middelen in het Pensioenfonds dit toelaten. In het kort: Stichting Pensioenfonds GITP streeft ernaar om haar deelnemers ten minste een nominaal waardevast pensioen te kunnen leveren met daarnaast de ambitie om dit een zoveel als mogelijk waardevast karakter te kunnen geven, wat inhoudt dat het fonds ernaar streeft om zoveel als mogelijk te kunnen indexeren.
5.2
Investment beliefs
De investment beliefs van Stichting Pensioenfonds GITP zijn de overtuigingen van het Bestuur met betrekking tot beleggingen en beleggingsbeleid op basis waarvan zij bewuste keuzes maakt ten aanzien van de invulling van het beleggingsbeleid en de beleggingsportefeuille. De Investment beliefs van Stichting Pensioenfonds GITP zijn: Prudent person principle - Het pensioenfonds zal zorgvuldig omgaan met het vermogen dat de belanghebbenden aan het pensioenfonds hebben toevertrouwd. Dit betekent niet dat de beleggingen risicovrij zijn, maar dat de verwachte risico's in verhouding staan tot het verwachte rendement en het beoogde risicoprofiel. Risicopremies – Wetenschappelijke studies en kwantitatieve analyses spelen een belangrijke rol bij de keuzes die in het beleggingsproces gemaakt worden. Het Bestuur gelooft dat er in financiële markten risicopremies te verdienen zijn door te beleggen in systematische risicofactoren (te denken valt aan de aandelenrisicopremie, kredietrisicopremie en de risicopremie op illiquide beleggingen). Risicopremies zijn een extra rendement dat dient ter compensatie voor gelopen risico. Diversificatie - Een goede spreiding van risico’s over verschillende beleggingscategorieën, beleggingsstijlen, en individuele vermogenstitels en tegenpartijen leidt tot een betere verhouding tussen het gelopen risico en het verwachte rendement. De toegevoegde waarde van diversificatie moet steeds worden afgezet tegen de extra kosten en risico’s van complexiteit. Vermogensbeheer - Het beleggingsbeleid is erop gericht om een zo goed mogelijk resultaat te behalen voor de deelnemers binnen acceptabele risicogrenzen. Uitgangspunt voor het vermogensbeheer vormen de verplichtingen van het fonds en de doelstellingen op lange termijn. Er kan een dynamisch allocatiebeleid gevoerd worden op basis van de verplichtingen van het pensioenfonds en het niveau van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds belegt alleen in beleggingscategorieën en beleggingsstrategieën die het Bestuur voldoende begrijpt en waar de verwachting en het vertrouwen bestaan dat die in de toekomst een goed risico gecorrigeerd rendement opleveren. Actief beheer – Het Bestuur gelooft dat de prijs van individuele beleggingscategorieën als geheel of die van individuele vermogenstitels binnen bepaalde categorieën tijdelijk kan afwijken van de fundamentele waarde, en dat er vooraf te identificeren vermogensbeheerders zijn die er op systematische wijze in slagen om hiervan te profiteren door een hoger, voor risico gecorrigeerd, rendement op de lange termijn te behalen. Afhankelijk van of deze vermogensbeheerders in een bepaalde categorie te vinden zijn zal soms van actieve en soms van passieve beheerstrategieën gebruik gemaakt worden. Beleggingsinstrumenten - Het bestuur vindt dat die beleggingsinstrumenten moeten worden ingezet die leiden tot het efficiëntste en effectiefste beleggingsbeleid. Derivaten worden daarbij op voorhand niet uitgesloten. In de meeste gevallen zullen deze derivaten worden ingezet binnen de beleggingsfondsen. Indien er direct in derivaten belegd wordt zal de integraal vermogensbeheerder het bestuur en de beleggingsadviescommissie informeren over de risico’s die hiermee gemoeid zijn en aangeven hoe deze risico’s worden beheerst. ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 21 | 48
Kosten – Kosten drukken de hoogte van de risicopremies die te verdienen zijn. Voor Stichting Pensioenfonds GITP wegen kosten gegeven de financiële situatie van het fonds extra zwaar. Om die reden dienen directe maar ook indirecte kosten in elke fase van het beleggingsproces nadrukkelijk in overweging te worden genomen. Risicomanagement – Risicomanagement dient geïntegreerd te zijn in het beleggingsproces; risico en rendement kunnen niet los van elkaar worden gezien. Risico’s waar geen extra verwacht rendement tegenover staat moeten uitgesloten worden wanneer dit mogelijk is tegen beperkte kosten. Verantwoord beleggen – Het Bestuur gelooft dat verantwoord beleggen in beginsel waarde kan toevoegen. Gegeven de relatief kleine omvang van Stichting Pensioenfonds GITP kiest het Bestuur er voor op dit terrein niet meer dan compliant te zijn met wet en regelgeving. Het ontbreekt het Bestuur aan capaciteit en middelen om op dit gebied een leidende rol te kunnen spelen. Innovatie - Door de relatief kleine omvang van het pensioenfonds streeft Stichting Pensioenfonds GITP er niet naar om een innovatief beleggingsbeleid te voeren, maar best practices toe te passen in plaats van die te initiëren. Factorbeleggen – alternatieve wegingsformules voor benchmarksamenstelling op basis van systematische factorpremies (zijnde anders dan standaard marktkapitalisatie gewogen formules) leveren toegevoegde waarde in termen van risico/rendement.
5.3
Beleggingsproces
Startpunt bij de (her)inrichting van de strategische beleggingsportefeuille vormt een ALM studie. Stichting Pensioenfonds GITP laat in beginsel elke 3-5 jaar een nieuwe ALM studie dan wel een update van de eerder uitgevoerde ALM studie uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van de ALM studie, de aard en omvang van de op marktwaarde gewaardeerde verplichtingen van het pensioenfonds, het risicobudget en de eisen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving en toezichtkaders wordt het totale risicobudget ten opzichte van de verplichtingen vastgesteld alsmede de hoofdlijnen van de strategische beleggingsportefeuille. Dit gebeurt door het Bestuur, daarover geadviseerd door gespecialiseerde externe (ALM) adviseurs. Met inachtneming van de investment beliefs van het Bestuur wordt de strategische beleggingsportefeuille daarna verder geconcretiseerd tot een gedetailleerde strategische normportefeuille. Hierbij worden vastgesteld: 1.
benchmarks voor de verschillende deelcategorieën;
2.
bandbreedten (minimum en maximum wegingen) voor de strategische allocaties per deelcategorie;
3.
(eventuele) rebalancing regels;
4.
maximale tracking error van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de strategische normportefeuille (benchmark); en
5.
(eventueel) fee-budget voor selectie van onderliggende vermogensbeheerders.
6.
Begrenzing van risico’s
Bij vaststelling van deze elementen laat het Bestuur zich adviseren door de Beleggingsadviescommissie, eventuele externe adviseurs en de Integraal Beheerder. De strategische normportefeuille wordt vastgelegd in het strategische beleggingsplan.
Jaarplan beleggingen Binnen de kaders van de strategische normportefeuille wordt jaarlijks een jaarplan beleggingen opgesteld waarin de normportefeuille voor dat betreffende jaar concreet wordt vastgelegd. Hierin kunnen op basis van inschattingen van de actuele marktontwikkelingen en vooruitzichten voor de kortere en middellange termijn aanpassingen op de strategische normallocaties worden gemaakt binnen de hierbij gedefinieerde strategische bandbreedtes per subcategorie en andere limieten en beperkingen, zoals bijvoorbeeld een herstelplan. Indien noodzakelijk kunnen hierbij ook aanpassingen in benchmarks voor deel categorieën worden doorgevoerd. Het jaarplan beleggingen wordt vastgesteld door het Bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP daarin geadviseerd door de Beleggingsadviescommissie, eventuele externe adviseurs en de Integraal Vermogensbeheerder.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 22 | 48
Selectie van onderliggende vermogensbeheerders De Integraal Vermogensbeheerder is in beginsel operationeel verantwoordelijk voor de selectie, aanstelling en ontslag van de onderliggende vermogensbeheerders die invulling geven aan de in de strategische normportefeuille vastgestelde allocaties en benchmarks. Het Bestuur behoudt de eindverantwoordelijkheid via de mogelijkheid om, na hierover advies te hebben ingewonnen bij de Beleggingsadviescommissie, een voorgenomen aanstelling van een nieuw geselecteerde vermogensbeheerder te blokkeren. Deze “noodrem” zal normaliter slechts in uitzonderlijke gevallen worden gehanteerd. De motieven om in het voorkomende geval gebruik te maken van deze noodrem zullen zorgvuldig door het Bestuur worden vastgelegd en worden gedeeld met de Integraal Vermogensbeheerder. Onderliggende vermogensbeheerders worden geselecteerd op basis van een uitgebreid selectie en screeningproces. Dit selectieen screeningsproces is er op gericht om op systematische en gestructureerde wijze de best passende vermogensbeheerders voor de verschillende asset (sub)categorieën uit het beschikbare wereldwijde universum van vermogensbeheerder te selecteren binnen de door het Bestuur gestelde randvoorwaarden. De belangrijke randvoorwaarden bij selectie van vermogensbeheerders zijn: ·
Transparantie Geselecteerde vermogensbeheerders dienen frequente (minimaal maandelijkse) transparantie te bieden op de individuele posities in hun portefeuille
·
Organisatie Geselecteerde vermogensbeheerders dienen een solide organisatiestructuur te hebben dat omgeven is met controles en waarborgen
·
Beleggingsproces Geselecteerde vermogensbeheerders dienen een solide beleggingsproces te hebben dat door een stabiel beheerteam consistent en stijlvast wordt gevolgd.
·
Bewezen track record Geselecteerde vermogensbeheerders dienen een robuust historisch performance track record te kunnen overleggen gemeten over een volledige economische cyclus
·
Kosten In rekening gebrachte beheerkosten worden zorgvuldig gewogen alvorens een vermogensbeheerder te selecteren.
Geselecteerde vermogensbeheerders worden door de Integraal Vermogensbeheerder na selectie en zolang zij onderdeel uitmaken van de portefeuille nauwkeurig gemonitord aan de hand van deze zelfde criteria. De uitvoering van het selectie en screeningproces van onderliggende vermogensbeheerder, monitoring van die vermogensbeheerders en de gehele operationele procesgang betreffende vervanging van aangestelde vermogensbeheerder door nieuwe vermogensbeheerders is uitbesteed aan de Integraal Vermogensbeheerder. Risicomanagement en -controle zijn integraal onderdeel van elk van de beschreven fasen van het beleggingsproces, van ALM tot en met managerselectie en -monitoring.
5.4
Strategisch beleggingsbeleid
De pensioenverplichtingen van het fonds worden voor bepaling van de renteafdekking en de uitvoering van het beleggingsbeleid gewaardeerd op basis van de marktrentecurve. Alleen voor de formele rapportages wordt de dekkingsgraad op basis van de door DNB gepubliceerde verdisconteringscurve (UFR, driemaandmiddeling) gehanteerd. De basis voor de huidige strategische beleggingsallocatie (dynamisch beleid) is vastgesteld in het herstelplan dat op 31 maart 2009 is ingediend bij De Nederlandse Bank. De strategische beleggingsallocatie in dit plan is gebaseerd op het beleggingsplan 2009 en is weergegeven in onderstaande tabel
Beleggingscategorie
Strategische allocatie 2011 en
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
Min
Max
pagina 23 | 48
verder Aandelen wereldwijd Aandelen emerging markets Staatsobligaties Liability Driven investments
25% 2,5% 5% 15%
20% 0% 0% 10%
30% 5% 10% 20%
Bedrijfsobligaties Inflation linked obligaties Schulden opkomende landen High Yield obligaties Grondstoffen Vastgoed
25% 2,5% 5%
20% 0% 0%
30% 5% 10%
5% 5% 10%
0% 0% 5%
10% 10% 15%
Het risicobudget van bovengenoemde strategische allocaties 2011 op basis van het herstelplan 2009 versus de verplichtingen van het pensioenfonds is als volgt 2:
normportefeuille 2011 conform herstelplan Tracking error versus verplichtingen Vereiste eigen Vermogen (indicatief)
9% 112,1
De strategische normportefeuille omvat de hoofdcategorieën vastrentende waarden, aandelen, vastgoed en eventueel grondstoffen (commodities). De beleggingen in elk van deze categorieën worden in verband met de omvang van het fonds vormgegeven door middel van passende beleggingsfondsen.
Strategische beleid renteafdekking Strategisch wordt 62,5% van het renterisico van de nominale verplichtingen afgedekt. Er geldt een bandbreedte van 57,5% tot 67,5%. Het renterisico wordt afgedekt door de beleggingen in investment grade obligaties (staatsobligaties en bedrijfsobligaties), swaps, hypotheken en cash. Elk van deze categorieën levert een (beperkte) rentegevoeligheid die in meer of mindere mate correleert met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Deze correlatie varieert per categorie en fluctueert bovendien door de tijd. Voor een transparante en consistente afdekking van de rentegevoeligheid van de verplichtingen is de mate waarin de duration van ieder van de genoemde categorieën mee wordt genomen bij het rentematching beleid eenduidig vastgesteld als volgt:
Categorie Staatsobligaties AAA (euro) Staatsobligaties non-AAA (euro) Swaps Cash Hypotheken Bedrijfsobligaties (euro) High Yield obligaties Emerging Market Debt
durationbijdrage 100% 90% 100% 100% 100% 90% 0% 0%
2
Gepresenteerde risicocijfers zijn slechts indicatief en sterk afhankelijk van actuele en historische marktgegevens ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 24 | 48
Rebalancing De strategische normportefeuille omvat beleggingen in verschillende subcategorieën. Op verschillende niveaus zijn bandbreedtes gedefinieerd. In geval overschrijding (c.q. onderschrijding) van één van de gedefinieerde bandbreedtes aan de orde is zal de benchmarkweging van betreffende (sub)categorie worden teruggebracht naar halverwege het verschil tussen normweging (het midden tussen minimum en maximum) en de geldende limiet. Het Bestuur heeft te allen tijde de mogelijkheid om hier om moverende redenen van af te wijken.
Tactische asset allocatie De werkelijke portefeuille volgt de strategische benchmark. De ruimte voor en inzet van tactisch allocatiebeleid is beperkt en wordt begrensd door bandbreedten ten opzichte van deze bewegende strategische normportefeuille (benchmark). Deze bandbreedten zijn vastgelegd in de beheeropdracht aan de Integraal Vermogensbeheerder.
Valuta-afdekking Het pensioenfonds is van mening dat valuta’s van ontwikkelde markten op lange termijn ex-ante risico-verhogend werken zonder dat hier een verwacht rendement tegenover staat. Om die reden wordt ervoor gekozen om het valutarisico van ontwikkelde markten in principe strategisch volledig af te dekken door middel van een overlay-mandaat dat door de integraal vermogensbeheerder wordt uitgevoerd. Strategisch wordt op portefeuilleniveau het valutarisico ten opzichte van de USD, GBP en JPY in beginsel volledig afgedekt. Met de afdekking van deze valuta’s is het grootste deel van het valutarisico afgedekt.
Derivaten Derivaten zijn afgeleide beleggingsinstrumenten. In de portefeuille van Stichting Pensioenfonds GITP kan gebruik worden gemaakt van derivaten. Door de relatief beperkte omvang van het pensioenfonds zal, behoudens voor valuta-afdekking, gebruik van derivaten hoofdzakelijk indirect plaatsvinden via deelname in beleggingsfondsen waarin derivaten gebruikt worden. Derivaten worden onderverdeeld in beursverhandelde en niet-beursverhandelde (OTC – Over-the-counter) derivaten. Het grootste deel van de exposure in derivaten betreft OTC derivaten. De belangrijkste derivaten waarin direct of indirect belegd wordt/kan worden zijn: ·
Valutatermijncontracten (OTC)
·
Index futures (beursgenoteerd)
·
Renteswaps (OTC)
·
Credit default swaps (CDS: kredietderivaten op individuele bedrijven (OTC)
·
CDX: kredietderivaten op credit indices (OTC)
·
Opties (OTC)
Opening van nieuwe directe derivatenposities vergt expliciete toestemming vooraf van het Bestuur. Derivaten kunnen worden ingezet voor (1) hedging doeleinden, (2) actief beheer en (3) efficiënt portefeuille beheer. Rechtstreekse posities in OTC derivaten zijn toegestaan indien tegenpartijen aan bepaalde minimumvereisten voldoen. Deze criteria betreffen onder meer kredietwaardigheid van de tegenpartij, aanwezigheid van een ISDA Master Agreement en limieten voor het gebruik van derivaten. Stichting Pensioenfonds GITP volgt in deze het beleid van de Integraal Vermogensbeheerder. De Integraal Manager toetst als onderdeel van de managerselectie en –monitoring of gebruikte instrumenten en de wijze van gebruik van derivaten redelijkerwijs passen binnen de beheerstrategie van de betreffende vermogensbeheerder. Tevens wordt als onderdeel van deze activiteiten gekeken of er voldoende ervaring met betreffende instrumenten is en of er adequate beheersmaatregelen zijn genomen. Uitzondering op bovenstaande criteria met betrekking tot het gebruik van derivaten vormen valutatermijncontracten. Deze contracten mogen worden gesloten zonder aanwezigheid van een ISDA Master Agreement. Om het tegenpartijrisico uit hoofde van deze contracten te beperken worden valutatermijncontracten met tegenpartijen afgesloten met een looptijd van 1 maand. 3
3
Dit kan enkele dagen langer of korter zijn indien dit om efficiency redenen beter is.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 25 | 48
Securities Lending Securities lending betreft het in en uitlenen van individuele beleggingstitels tussen financiële marktpartijen tegen een financiële vergoeding. Securities lending draagt bij aan een efficiënte werking van de financiële markten. Stichting Pensioenfonds GITP is niet principieel tegen securities lending. Tegelijk onderkent het Bestuur dat securities lending aanzienlijke risico’s in zich kan dragen indien er onvoldoende operationele waarborgen zijn en afspraken en condities met betrekking tot uitwisseling en waardering van onderpand onvoldoende helder zijn vastgelegd. Stichting Pensioenfonds GITP belegt hoofdzakelijk in beleggingsfondsen. Ten aanzien van deze beleggingen wordt de navolgende beleidslijn gehanteerd: ·
Indien van een beleggingsfonds zowel participaties kunnen worden gekocht met en zonder exposure naar een securities lendingprogramma, dan zal belegd worden in de niet-lending aandelenklasse;
·
Is deze keuze niet voor handen, dan zal alleen belegd worden in participaties van fondsen die aan securities lending doen: o
die volledig inzicht bieden in hun onderpand en onderpandbeleid; en
o
na voorafgaande instemming van het Bestuur.
·
Eventuele bestaande belangen in fondsen die aan securities lending doen worden gecontinueerd
·
De Integraal Vermogensbeheerder houdt toezicht op het securities lending programma van beleggingsfondsen waarin belegd wordt door middel van periodieke monitoring als onderdeel van de reguliere monitoring van vermogensbeheerders
5.5
Uitvoering
Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP is eindverantwoordelijk voor het strategisch beleggingsbeleid inclusief het risicomanagement beleid. Hieronder wordt hier verstaan: ·
de organisatie van het beleggingsproces
·
het vaststellen van het risicobudget versus de verplichtingen
·
de strategische allocaties naar de verschillende beleggingscategorieën en de daarbij behorende bandbreedtes
·
de keuze van de relevante benchmark(s)
·
de vorm waarin de beleggingen in de verschillende (sub)categorieën worden vormgegeven
·
de keuze van de integraal vermogensbeheerder
·
de bewaking van het algehele beleggingsbeleid
De Beleggingsadviescommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol richting het Bestuur met betrekking tot ·
vaststelling van het strategisch beleggingsbeleid inclusief het risicomanagement beleid en de nadere invulling en uitvoering daarvan;
·
de jaarlijkse tactische accenten binnen het strategisch beleggingsbeleid zoals vastgelegd in het jaarplan beleggingen
·
vaststelling van het fee budget voor selectie van onderliggende vermogensbeheerders
Adviezen van de Beleggingsadviescommissie aan het Bestuur kunnen zowel gevraagd als ongevraagd zijn. De Beleggingsadviescommissie is tevens verantwoordelijk voor de evaluatie van het beleggingsbeleid. De Integraal Vermogensbeheerder (“Fiduciair Manager”) heeft in beginsel de dagelijkse operationele verantwoordelijk voor: ·
advisering over en uitvoering van het beleggingsbeleid,
·
selectie en monitoring van onderliggende vermogensbeheerders
·
risicobewaking
·
beleidsvoorbereiding
·
betalingsinstructies en beheerfee retrosessies
·
performance- en attributieberekening
·
het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleggingsbeleid aan de Beleggingsadviescommissie
Verschillende Vermogensbeheerders geselecteerd door de Integraal Vermogensbeheerder zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de beleggingen in de verschillende (deel)categorieën. Zij worden elk nauwgezet en continue gemonitord door de Integraal Beheerder. Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen aangestelde vermogensbeheerders door de Integraal Vermogensbeheerder te allen tijde worden vervangen.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 26 | 48
Het Bestuur en/of de Beleggingsadviescommissie en/of de Integraal Vermogensbeheerder nemen, met uitzondering van een eventueel uitsluitingenbeleid, geen beslissingen over het beleggen in individuele beleggingstitels. De Custodian / Financiële Administrateur verzorgt de beleggingsadministratie en beheert het grootboek. Daarnaast verzorgt de Custodian onafhankelijke compliance monitoring van de belangrijkste portefeuille bandbreedtes. De Externe Bestuursondersteuning zorgt voor voorbereiding van de bestuursvergaderingen en verzorgt de daartoe benodigde beleidsvoorbereiding, coördinatie en eventuele analyses.
5.6
Normportefeuille
Jaarlijks wordt als nadere uitwerking van het strategisch beleggingsplan een jaarplan beleggingen opgesteld waarin de normportefeuille voor dat beleggingsjaar wordt vastgesteld met inachtneming van de van toepassing zijnde begrenzingen (risico versus verplichtingen, bandbreedtes per categorie, etc). Het jaarplan beleggingen wordt in beginsel voor 1 maart van elk beleggingsjaar vastgesteld.
5.7
Evaluatie en bijstelling
De Beleggingscommissie beoordeelt periodiek aan de hand van de managementrapportages van de Integraal Vermogensbeheerder of de beleggingsportefeuille in overeenstemming is met het vastgestelde beleggingsplan. De Integraal Beheerder levert daartoe maandelijkse managementrapportages met daarin ondermeer gegevens over de ontwikkeling van de dekkingsgraad, het renteafdekkingsniveau, portefeuillesamenstelling, portefeuillerendement, rendementen van de beleggingsfondsen van de onderliggende vermogensbeheerders, valuta-afdekking en begrenzingen met betrekking tot het beleggingsbeleid. De financiële beleggingsadministratie van de portefeuille wordt gehouden door een onafhankelijke beleggingsadministrateur/custodian. Deze onafhankelijke administrateur wordt operationeel aangestuurd door de Integraal Beheerder. Stichting Pensioenfonds GITP heeft rechtstreeks toegang tot de gehouden gegevens. Een onafhankelijke partij kan compliance checks op het integrale beheermandaat uitvoeren en daarover rapporteren rechtstreeks aan Stichting Pensioenfonds GITP. De dekkingsgraad wordt berekend door een onafhankelijke partij die voor Stichting Pensioenfonds GITP de pensioenadministratie voert. Deze partij maakt daarvoor gebruik van de portefeuillewaarde van de beleggingsadministrateur/custodian. De Integraal Manager berekent de performance van de portefeuille. Stichting Pensioenfonds GITP heeft hiervoor gekozen omwille van de extra kosten die gemoeid zijn met berekening door een derde partij in relatie tot de omvang van haar beheerde vermogen. Met het model waarbij de beleggingsadministratie wordt gehouden door een onafhankelijke partij kan Stichting Pensioenfonds GITP te allen tijde besluiten om de performance ook door deze partij te laten berekenen. Door voor berekening van de dekkingsgraad en het jaarwerk gebruik te maken van de gegevens in de administratie van de onafhankelijke beleggingsadministrateur, is er voldoende waardborg op de kwaliteit van de cijfers en is er tevens controle op datgene dat de Integraal Beheerder aan managementinformatie rapporteert. Met de Integraal Vermogensbeheerder zijn schriftelijke afspraken gemaakt over onder meer vorm, inhoud en frequentie van verschillende rapportages, communicatie en interactie en ondersteuning bij totstandkoming van het jaarlijkse Jaarplan Beleggingen (“Beleggingsplan”). Tevens is vastgelegd hoe de sleutelverantwoordelijkheden met betrekking tot besluiten, adviseren en uitvoeren zijn verdeeld (“governance matrix”). Deze afspraken zijn onderdeel van de Fiduciaire Vermogensbeheeren Managementovereenkomst. De Integraal Vermogensbeheerder overlegt jaarlijks een ISAE3402 verklaring aan de hand waarvan het Bestuur kan vaststellen dat relevante procedures en controles voor een beheerbare operationele uitvoering bij de Integraal Vermogensbeheerder bestaan en ook zijn en worden gevolgd.
5.8
Kosten
Jaarlijks worden kosten gemaakt die samenhangen met het beheer van de beleggingsportefeuille. Deze kosten omvatten verschillende componenten. De belangrijkste kostencomponenten hiervan zijn: ·
Verschuldigde beheerfee aan de Integraal Beheerder
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 27 | 48
·
Verschuldigde beheerfee aan de onderliggende managers inclusief eventueel betaalde prestatievergoedingen
·
Kosten van externe adviseurs
·
De kosten van financiële transacties binnen en tussen de beleggingsfondsen waarin belegd wordt
·
De kosten voor de externe financiële administratie (custodian)
·
Accountantskosten voor het jaarwerk
·
(schatting) transactiekosten conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie
Bovenstaande kosten worden jaarlijks gerapporteerd aan het Bestuur en - indien mogelijk - voorzien van een peer group vergelijking. In het jaarverslag wordt door het Bestuur verantwoording afgelegd over de gemaakte kosten.
5.9
Waarderingsgrondslagen
De pensioenverplichting van het fonds worden voor bepaling van de renteafdekking en de uitvoering van het beleggingsbeleid gewaardeerd op basis van de marktrentecurve. Alleen voor de formele rapportages wordt de dekkingsgraad op basis van de door DNB gepubliceerde verdisconteringscurve (UFR, driemaandmiddeling) gehanteerd. De beleggingen van het fonds worden zoveel als mogelijk gewaardeerd op basis van actuele marktwaarde (beurskoersen). Beleggingen zonder beursnotering worden gewaardeerd op basis van de laatst bekende netto vermogenswaarde, zijnde de op lokale grondslagen gebaseerde opgave van de betreffende onderliggende vermogensbeheerder(s).
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 28 | 48
6 de organisatie van het pensioenfonds 6.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de uitvoeringsorganisatie. In figuur 1 is het organisatieschema geschetst. Daarna worden de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden weergegeven.
Verantwoordingsorgaan
Bestuur
Compliance Officer
Accountant
Certificerend Actuaris Triple A - Risk Finance BV
PriceWaterhouseCoopers Accountants N.V.
Administrateur
Adviserend actuaris
Syntrus Achmea
Syntrus Achmea
Pensioenbeheer BV
Pensioenbeheer BV
Vermogensbeheerder
Beleggingscommissie
Robeco Institutional Asset Management BV Management
Onafhankelijk adviseur
Figuur 1: organisatieschema Stichting Pensioenfonds GITP 6.2
Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
Het fonds kent een paritair bestuur bestaande uit zes leden. De belanghebbenden zij op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur. Drie leden worden voorgedragen door de werkgever, twee leden door de deelnemers en één lid door de gepensioneerden. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement. Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: ·
Vaststellen en/of wijzigen van statuten en reglementen.
·
Vaststellen en/of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst (alleen in overleg met de werkgever)
·
Vaststellen en/of wijzigen van uitvoeringsbesluiten.
De taken van de secretaris zijn als volgt: ·
voorbereiding vergaderingen en stukken
·
correspondentie tussen het bestuur en externen
·
afstemming van het voldoen aan verplichtingen zoals verslaglegging
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 29 | 48
Bij de uitvoering van deze taak wordt de secretaris bijgestaan door de bestuursadviseur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer B.V. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit ten minste drie leden: ·
één lid namens de actieve deelnemers;
·
één lid namens de pensioengerechtigden en
·
één lid vanuit de onderneming.
Statutair stelt het bestuur het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over: ·
het beleid inzake beloningen;
·
de vorm en inrichting van het intern toezicht;
·
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
·
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
·
het wijzigen van het reglement van het verantwoordingsorgaan;
·
het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verlenen van toeslagen;
·
vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten;
·
gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
·
liquidatie, fusie of splitsing van het fonds; en
·
het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst.
Indien het verantwoordingsorgaan van mening is dat het bestuur niet naar behoren functioneert, kan zij zich wenden tot de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam met het verzoek om het functioneren van het bestuur als zodanig te toetsen of een onderzoek te laten instellen naar het beleid en de gang van zaken bij het fonds. 6.3
Uitbestede werkzaamheden
Het bestuur heeft de pensioen- en uitkeringsadministratie en de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer B.V. (hierna: Syntrus Achmea). Syntrus Achmea neemt onder andere de volgende taken voor zijn rekening: -
Het invorderen van de verschuldigde premie bij de werkgever
-
Het vaststellen van de pensioenaanspraken en het informeren van de deelnemers hieromtrent. De deelnemers krijgen hiervan jaarlijks een opgave. Gewezen deelnemers eens in de vijf jaar.
-
Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen daarvan.
-
Het vervaardigen van een concept jaarverslag en concept jaarrekening, alsmede het verzorgen van de staten voor De Nederlandsche Bank.
-
Het vervaardigen van een concept actuarieel rapport.
-
Het organiseren en voorbereiden van bestuursvergaderingen.
De door Syntrus Achmea in rekening gebrachte administratiekosten worden bepaald aan de hand van een combinatie van een vaste vergoeding en een kostprijsmodel. Dit kostprijsmodel leidt tot transparantie van de kostendoorberekening, waardoor een duidelijke relatie ontstaat tussen de doorberekende kosten enerzijds en de afgenomen diensten en de kosten daarvan anderzijds. Het vermogensbeheer en de beleggingsadminstratie is opgedragen aan Robeco Institutional Asset Management B.V. De vermogensbeheerder beheert het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Zowel maandelijks als op kwartaalbasis ontvangt het bestuur een rendementsoverzicht en een rapportage waarin het beleid en de resultaten worden vermeld en verantwoord. Deze rapportages worden door de beheerder mondeling toegelicht in de ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 30 | 48
beleggingsadviescommissievergadering alsmede op de bestuursvergaderingen. De resultaten worden minimaal één keer per jaar uitgebreid geëvalueerd en de gevolgde werkwijze wordt getoetst aan de gemaakte afspraken in de beheerovereenkomst en de aanvullende afspraken. 6.4
Beleidskader uitbestede processen
Het pensioenfonds en Syntrus Achmea hebben de afspraken inzake uitbesteding vastgelegd in een Overeenkomst van Pensioenbeheer. Enerzijds is het pensioenfonds daarin partij, en anderzijds Syntrus Achmea. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in Service Level Agreement (SLA) voor pensioenbeheer. De overeenkomst en de SLA voorzien in een procedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. Met de Vermogensbeheerder is een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. Over de dienstverlening zijn duidelijke afspraken gemaakt. De beheerder dient uit te gaan van de strategische asset allocatie en benchmark. Allocatie en benchmark worden ieder jaar opnieuw vastgesteld in een beleggingsplan en indien nodig aangepast aan de hand van gewijzigde inzichten, marktontwikkelingen en / of een ALM-studie. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Syntrus Achmea rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de Service Level Agreement. Deze kwartaalrapportage wordt door Syntrus Achmea desgevraagd mondeling toegelicht. Het bestuur kan de werkzaamheden van Syntrus Achmea bijsturen aan de hand van deze SLA-rapportages. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door de Interne Accountantsdienst van Syntrus Achmea In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Syntrus Achmea een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederlandsche Bank gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn de volgende maatregelen genomen ter voorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen, controleren en accorderen. Binnen de bedrijfscultuur van Syntrus Achmea zijn aandacht voor interne controle en het voldoen aan wettelijke en overige externe regelgeving wezenlijke onderdelen van het dagelijkse handelen van de medewerkers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaarlijks te houden klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de processen aan te brengen. In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de SLA’s, zijn de uitbestede processen systematisch geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt voortdurend gewerkt. De in de SLA’s opgenomen processen worden via interne kwaliteitscontroles systematisch geanalyseerd en geoptimaliseerd. Op basis van een vooraf afgesproken methode wordt van de belangrijkste primaire processen en vooral op overdrachtsmomenten een risicoanalyse gemaakt. De uitkomsten van de risicoanalyse worden vastgelegd in een risico-controlematrix, waarin alle onderzochte primaire processen zijn opgenomen. De in de risicocontrolematrix opgenomen interne controlemaatregelen worden opgenomen in een controlekalender. Van de geconstateerde bevindingen, risicoanalyse en controles, wordt een bevindingenrapport opgemaakt en vastgesteld. De geconstateerde verbeterpunten worden door de medewerkers van Syntrus Achmea opgepakt en ingevoerd. Indien dit raakvlakken heeft met de SLA-afspraken, wordt hierover gerapporteerd aan het bestuur.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 31 | 48
Syntrus Achmea beschikt over een ISAE3402 type II accountantsverklaring. Deze verklaring geeft zekerheid dat de processen van de uitvoerder en de daarin opgenomen interne controles, in opzet en bestaan adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. De Vermogensbeheerder beschikt over een ISAE 3402 type II-verklaring.
6.5
Externe controle
Het bestuur heeft PriceWaterhouseCoopers Accountants N.V. als extern accountantsbureau aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor De Nederlandsche Bank en doet vervolgens verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een management letter. In de management letter worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig Triple A Risk Finance Certification B.V. is als certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris stelt jaarlijks (binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar) een actuarieel verslag op, voorzien van een actuariële verklaring en is aanwezig op de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken.
6.6
Interne controlemechanismen
Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. mutatie aanlevering Tussen de administrateur en de onderneming is een procedure afgesproken die dient te waarborgen dat de onderneming ervoor zorgt dat de verplicht op te nemen personen binnen het pensioenfonds door de werkgever worden aangemeld, en dat die personen door het pensioenfonds in zijn bestanden worden opgenomen. Bij het pensioenfonds bekende personen van de werkgever zijn geautoriseerd tot het aanleveren van personele mutaties ten behoeve van het pensioenfonds. Bij het pensioenfonds is er sprake van een vier-ogenprincipe met betrekking tot invoering, controle en verwerking van de mutatieverwerking. Dit betekent onder meer dat de invoer en verwerking van mutaties door 2 verschillende personen dient plaats te vinden. De administrateur zorgt jaarlijks voor een terugkoppeling naar de werkgever van de personen opgenomen in haar administratie. De werkgever is daarbij in staat een controle te leggen tussen het aangeleverde bestand en haar eigen personeelsadministratie. Binnen een afgesproken termijn vindt een terugkoppeling van eventuele verschillen in de vorm van aanvullende mutaties plaats richting de administrateur. De accountant van het pensioenfonds controleert het deelnemersbestand jaarlijks op het punt van volledigheid en op juistheid van de gehanteerde cijfergegevens. waardeoverdrachten Het bestuur ontvangt op verzoek overzichten van de in behandeling zijnde verzoeken tot inkomende en uitgaande waardeoverdrachten. Uit dergelijke overzichten blijkt in welk stadium zich de afwikkeling bevindt van de waardeoverdracht van een betreffende (gewezen) werknemer. betaling pensioenpremie Maandelijks brengt het pensioenfonds de werkgever op de hoogte van de door de werkgever te betalen bijdrage door middel van het opsturen van een factuur. De factuur wordt voor de tweede helft van de betreffende maand aan de werkgever ter beschikking gesteld. De betreffende facturen dienen voor het einde van de desbetreffende maand door de werkgever te zijn voldaan. De administrateur zorgt voor het voeren van een adequate debiteurenadministratie, waaruit eventueel naar voren komt dat de gefactureerde bedragen nog niet (volledig) voor de uiterste betaaldata zijn betaald. Is dat het geval dan zorgt de relatiebeheerder er voor dat het bestuur hiervan onverwijld op de hoogte wordt gesteld. ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 32 | 48
afwikkeling bestuursbesluiten Het secretariaat van het pensioenfonds wordt gevoerd door de relatiebeheerder van Syntrus Achmea. De relatiebeheerder is de verbindende schakel tussen het bestuur en de dienstverleners van het fonds. De relatiebeheerder zorgt voor de voorbereiding van de bestuursvergaderingen en de samenstelling van de agenda’s daarvoor. Voorts is hij belast met de uitwerking en het laten uitwerken van de bestuursbesluiten. Hij ziet tevens toe op de bewaking dat de bestuursbesluiten op een adequate wijze worden uitgevoerd. Dit vindt onder meer plaats via de vastlegging van de besluitvorming in een besluiten- en actiepuntenlijst en een verslag, waarin de besluitvorming en actiepunten concreet worden vastgelegd. De desbetreffende stukken worden de daaropvolgende vergadering binnen het bestuur besproken, waarbij de afhandeling van de genomen besluiten en actiepunten wordt getoetst.
6.7
Risicobeheersing
Het bestuur heeft een risicomatrix opgesteld. Daarin zijn de volgende risico’s uitgewerkt: -
Matchings- en renterisico’s
-
Marktrisico’s
-
Kredietrisico’s
-
Verzekeringstechnische risico’s
-
Omgevingsrisico’s
-
Operationele risico’s
-
Uitbestedingsrisico’s
-
IT-risico’s
-
Integriteitsrisico’s
-
Juridische risico’s
De risicomatrix wordt jaarlijks geactualiseerd en waar nodig worden acties gedefinieerd. 6.8
Deskundigheid
Het bestuur streeft naar voldoende deskundigheid, adequate sturing en continuïteit binnen het fonds. Bij dit streven wordt tevens gekeken naar een evenwichtige taak- en deskundigheidsverdeling binnen het bestuur en de eventuele (mede)beleidsbepalers. De wijze waarop hieraan inhoud wordt gegeven, is opgenomen in een deskundigheidsplan.
6.9
Goed pensioenfondsbestuur
Jaarlijks legt het bestuur van het pensioenfonds verantwoording over het gevoerde beleid af aan het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: -
één vertegenwoordiger namens de werkgever;
-
één vertegenwoordiger namens de deelnemers;
-
één vertegenwoordiger namens de gepensioneerden.
De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het ”Reglement Verantwoordingsorgaan”. Het bestuur heeft het intern toezicht vormgegeven door middel van een visitatiecommissie. De bepalingen omtrent het intern toezicht zijn nader vastgelegd in het “Reglement Visitatiecommissie.” Het pensioenfonds heeft een gedragscode ingesteld voor verbonden personen, ter voorkoming van conflicten tussen belangen van het fonds en privébelangen, alsmede ter voorkoming van het gebruiken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privédoeleinden. De heer R. Goodijk is aangesteld als compliance officer. De compliance officer rapporteert eens per jaar aan het bestuur over de naleving van de gedragscode. ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 33 | 48
7 ondertekening Het bestuur van Stichting Pensioenfonds GITP heeft deze ABTN vastgesteld op 20 mei 2014.
Stichting Pensioenfonds GITP
Datum
………-………….……- 2014
B. Rietdijk, voorzitter
Datum
………-………….……- 2014
R.F.J. Steens, secretaris
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 34 | 48
Bijlage 1
Financieel crisisplan
1. Samenvatting Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is derhalve onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds onderscheid verschillende fases van crisis: · Sprake is van een reservetekort · Sprake is van een dekkingstekort · Sprake is van onderdekking (onder 100%) · Het korte termijn herstelplan is niet meer haalbaar · De dekkingsgraad is lager dan 80% Hierbij is dus sprake van een toenemende mate van de crisis. Op alle momenten zijn acties van het bestuur nodig. De volgende maatregelen zijn mogelijk ten tijde van crisis: · Premieverhoging: De mogelijkheden van premieverhoging zijn beperkt en liggen vast in de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever. Het financiële effect van deze maatregel is beperkt. · Bijstorting door de werkgever: De werkgever betaalt een maximale premie van 20% van de salarissom en heeft aangegeven dat er geen ruimte is voor extra bijstortingen. · Beperken of niet toekennen van toeslagen: Deze maatregel past het pensioenfonds toe. De impact ervan op de financiële positie is redelijk groot. · Toepassen gesplitste kortingsmaatregel (zonder premie te verlagen): Dit is geen structurele maatregel waarmee de impact ervan op de financiële positie relatief gering is. · Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen): Hoe reëel deze optie is hangt af van de werkgever. Dit is echter een zeer uitvoerig proces, waardoor dit geen geschikt sturingsmiddel is ten tijde van crisis. · Aanpassen beleggingsbeleid: Omdat het niet is toegestaan om risicoverhogende maatregelen te nemen in een situatie van onderdekking, heeft het bestuur deze maatregel verder buiten beschouwing gelaten.
·
Korten van pensioenaanspraken: Aangezien het financiële effect van de overige maatregelen op korte termijn mogelijk niet voldoende is, is het korten van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten een realistische maatregel.
Bij te nemen maatregelen houdt het bestuur rekening met evenwichtige belangenbehartiging. Het pensioenfonds communiceert via de website, voor de actieve deelnemers via e-mail en voor de gewezen deelnemers en de gepensioneerden schriftelijk en naar de VSG en de VGG. Ook communiceert het pensioenfonds met de werkgever en de OR. Het crisisplan wordt op de website van het pensioenfonds gepubliceerd. Het crisisplan wordt als onderdeel van de ABTN periodiek geactualiseerd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 35 | 48
2. Inleiding Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds GITP beschrijft in dit rapport de totstandkoming van het crisisplan.
2.1.
Wat is een crisisplan?
Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Dit financieel crisisplan is derhalve onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). In dit crisisplan legt het bestuur vast hoe zij handelt als het fonds in een crisissituatie komt. Hiervan is sprake als het nodig is niet of niet volledig te indexeren, de jaaropbouw te verlagen of de pensioenrechten te korten. Het bestuur is met het plan voorbereid op mindere tijden. Verschil tussen crisisplan en herstelplan: Een herstelplan is uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een crisisplan is, anders dan een herstelplan, juist niet uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een fonds beschikt bij voorkeur over een crisisplan ook in situaties waarin er geen noodzaak is een herstelplan op te stellen.
2.2.
Wat is het doel van een crisisplan?
Het doel van het voorliggende plan van Stichting Pensioenfonds GITP is om vast te leggen: · Wanneer er naar de mening van het pensioenfonds sprake van een crisis. · Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten. · Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis. · Hoe realistisch de inzet van deze maatregelen is. · Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen is. · Hoe is bij deze maatregelen rekening is gehouden met evenwichtige belangenafweging. · Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer. · Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven. · Op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst. De effectiviteit van de maatregelen die verderop in het rapport worden genoemd, hebben betrekking op de situatie waarin het fonds zich in een herstelfase bevindt. Als het fonds niet in herstel verkeert, zal de effectiviteit van de maatregelen een ander niveau hebben. Bij het opstellen van het plan heeft het bestuur zeer nadrukkelijk aandacht besteed aan een evenwichtige belangenafweging van alle betrokkenen bij het nemen van maatregelen
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 36 | 48
3. Elementen van een crisisplan 3.1.
Wanneer is er sprake van een crisis
Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor GITP BV. Uitgangspunt van de financiële opzet van de pensioenregeling is dat er voldoende middelen in het pensioenfonds aanwezig zijn om alle opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten uit te keren. Daarnaast heeft het pensioenfonds een toeslagambitie. Gestreefd wordt naar een toeslag op pensioenaanspraken van deelnemers die gelijk is aan de algemene loonstijging in de onderneming van de werkgever. Voor ingegane pensioenen, de aanspraken van ex-deelnemers en de eventuele aanspraken op bijzonder partnerpensioen van de ex-partners wordt gestreefd naar een toeslag die gelijk is aan de ontwikkeling van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens. Er is voor toekomstige toeslagen geen geld gereserveerd en er wordt ook bij de bepaling van de hoogte van de pensioenpremies geen rekening gehouden met toeslagverlening. Het fonds onderscheid verschillende fases van crisis: · Sprake is van een reservetekort · Sprake is van een dekkingstekort · Sprake is van onderdekking (onder 100%) · Het korte termijn herstelplan is niet meer haalbaar · De dekkingsgraad is lager dan 80% Hierbij is dus sprake van een toenemende mate van de crisis. Op alle momenten zijn acties van het bestuur nodig. Bij het bepalen van de dekkingsgraad, om te kijken of er sprake is van een crisis, wordt gekeken naar: · Bij reservetekort: hierbij wordt gekeken naar de dekkingsgraad aan het einde van het betreffende kwartaal, zoals dit naar DNB wordt gecommuniceerd. · Of het kortetermijnherstelplan nog haalbaar is: hierbij wordt in principe gekeken naar de dekkingsgraad aan het einde van het kalenderjaar. Jaarlijks wordt conform de instructies van DNB een evaluatie van het herstelplan uitgevoerd en gecommuniceerd richting DNB. · Bij dekkingstekort, onderdekking of een dekkingsgraad lager dan 80%: hierbij wordt gekeken naar de maandelijkse dekkingsgraad.
3.2. Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten De herstelkracht is afhankelijk van de vorm en de hoogte van de rentetermijnstructuur. De volgende tabel geeft inzicht in de minimale dekkingsgraad waarbij herstel binnen 3 jaar nog net mogelijk is zonder de aanspraken te korten. Dit is de zogenaamde kritieke dekkingsgraad. Dit zegt echter niets over de hoogte van de dekkingsgraad als de niveaus van de rente zich daadwerkelijk zouden manifesteren.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 37 | 48
Kritieke dekkingsgraad
Lange rente 3%
Korte rente
2%
4%
5%
0%
96%
91%
88%
84%
1%
99%
94%
92%
87%
2%
102%
97%
95%
91%
100%
98%
94%
100%
96%
3% 4% 5%
99%
Bij bijvoorbeeld een lange rente van 3% en een korte rente van 1% is de kritieke dekkingsgraad circa 95%. Als de werkelijke dekkingsgraad lager ligt dan dit kritieke punt, dan is herstel zonder korten niet meer mogelijk. Dit zegt uiteraard niets over de daadwerkelijke hoogte van de dekkingsgraad als de lange rente vanuit de huidige stand van de curve naar 3% zou bewegen.
3.3.
Welke maatregelen heeft het pensioenfonds in geval van een crisis
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie die het bestuur heeft gemaakt van alle mogelijke crisismaatregelen. Daarnaast zijn in hoofdstuk 5.3 van de ABTN de risicometing en de risicobeheersingsmaatregelen van het pensioenfonds omschreven. 3.3.1. Juridisch kader Het algemeen juridisch uitgangspunt van het fonds is dat de Directie en OR van GITP invulling geven aan de inhoud van de pensioenregeling. Binnen de bestaande pensioenregeling is het fonds als uitvoerder bevoegd de pensioenregeling uit te voeren en maatregelen te nemen die in het huidige reglement zijn opgenomen. Bij wijzigingen van de inhoud van de pensioenregeling zijn de Directie en OR van GITP bevoegd om het pensioenreglement te wijzigen. Dit is alleen anders als er sprake is van wijzigingen genoodzaakt door wetgeving of opgedragen door toezichthouders. 3.3.2. Inventarisatie crisismaatregelen Het bestuur heeft alle mogelijke herstelmaatregelen onderzocht. Hierin onderscheidt het bestuur drie categorieën: · Maatregelen om de inkomsten te verhogen · Maatregelen om de uitgaven te verlagen · Fondsspecifieke maatregelen Maatregelen om de inkomsten te verhogen
Inkomsten bestaan uit premies en beleggingsopbrengsten. Premies kunnen worden verhoogd. Dit kunnen afzonderlijke groepen of pensioensoorten betreffen, maar ook combinaties. Groepen · Werkgevers · Werknemers Pensioensoorten · Ouderdomspensioen ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 38 | 48
· · ·
(Tijdelijk) nabestaandenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Extra ouderdomspensioen (zogenaamd inkoop verleden diensttijd)
Beleggingsopbrengsten kunnen gestuurd worden door veranderingen in de beleggingsportefeuille. Het is niet toegestaan om risicoverhogende maatregelen te nemen in een situatie van onderdekking. Daarom heeft het bestuur deze maatregel verder buiten beschouwing gelaten. Verhoging van het upward potential van de beleggingen leidt tot meer risico. Door het reduceren van het downward potential neemt de herstelkracht af. Bovendien is dit een dure maatregel. Maatregelen om de uitgaven te verlagen
Uitgaven bestaan in de kern uit uitkeringen. Men kan uitkeringen korten. Daarbij zijn er meerdere mogelijkheden. Denkbaar is korting van pensioenaanspraken, pensioenrechten of beide. Ook kan er onderscheid worden gemaakt naar groepen deelnemers: · Actieve deelnemers · Gewezen deelnemers · Gepensioneerden · Nabestaanden Het is daarnaast mogelijk de toekomstig te verwerven aanspraken te verminderen. Bijvoorbeeld door vermindering van het opbouwpercentage of verlaging van de pensioengrondslag. Verder kan het bestuur beslissen slechts bepaalde groepen (deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden) te korten of juist te ontzien. Als laatste zou onderzocht kunnen worden of het bestuur in overleg met de Sociale Partners de pensioenleeftijd aan kan passen. Fondsspecifieke maatregelen
Bovenstaande maatregelen zijn algemeen en denkbaar bij ieder fonds. Het bestuur overweegt in dit crisisplan in hoeverre deze maatregelen mogelijk of wenselijk zijn binnen de pensioenregeling. Vervolgens zijn er fondsspecifieke maatregelen. 3.3.3. Selectie crisismaatregelen Evenwichtige belangenbehartiging is het belangrijkste criterium voor het bestuur bij besluitvorming over de mogelijke crisismaatregelen. Het bestuur beoordeelt een mogelijke maatregel op: · Eigen merites, · In relatie tot de herstelkracht en · In relatie tot andere maatregelen. Het bestuur beoordeelt welke belangen prioriteit hebben boven andere belangen. In het plan beschrijft het bestuur welke belangen geraakt worden met het inzetten van een bepaalde maatregel en welke belangen geraakt worden door het totaal aan maatregelen In dit crisisplan worden de mogelijke maatregelen uitgewerkt als zich toch een crisis voordoet: · Premieverhoging · Bijstorting werkgever · Beperken of niet toekennen van toeslagen · Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen en opbouwpercentage aan te passen) · Aanpassen beleggingsbeleid · Korten van pensioenaanspraken en –rechten
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 39 | 48
3.4.
Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen
3.4.1. Premieverhoging In de uitvoeringsovereenkomst zijn de bepalingen met betrekking tot premievaststelling vastgelegd. De feitelijke premie is een doorsneepremie als percentage van de salarissom. Per 2013 bedraagt de premie 20% van de salarissom. De aard van de regeling is zodanig dat de jaaropbouw op een niveau is vastgesteld waarbij de premie kostendekkend is. Het ligt daarom niet voor de hand de premie te verhogen. 3.4.2. Bijstorting werkgever GITP BV (Hierna GITP) is een middelgrote onderneming. Het vermogen van het pensioenfonds is echter veel groter dan dat van GITP. Bovendien is GITP door de aard van haar werkzaamheden conjunctuurafhankelijk. Dat betekent dat in een financiële crisis, de bedrijfsvoering van GITP ook minder wordt. De werkgever heeft aangegeven een maximale premie van 20% te betalen en dat er geen ruimte is voor bijstorting. Het pensioenfonds treedt over deze maatregel in overleg als sprake is van crisis. 3.4.3. Beperken of niet toekennen van toeslagen Het bestuur streeft er naar om de opgebouwde pensioenrechten van de actieve en de inactieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de hand van respectievelijk de algemene loonindex van de werkgever en het afgeleide CBS-consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens. Voorwaarde voor het verlenen van de indexatie is een financieel gezonde positie. Het bestuur heeft voor het indexatiebeleid de volgende leidraad geformuleerd: ·
Tot een dekkingsgraad van 110% is er geen voorwaardelijke indexatie;
·
Bij een dekkingsgraad tussen 110% en de vereiste dekkingsgraad voorzover deze niet lager dan 110% is wordt naar rato geïndexeerd;
·
Vanaf de vereiste dekkingsgraad wordt volledig geïndexeerd;
·
Vanaf een dekkingsgraad van 135% worden eventuele kortingen en gemiste indexaties over de voorgaande 10 jaren collectief hersteld, indien en voor zover dit niet leidt tot een dekkingsgraad lager dan 135%;
·
Vanaf een dekkingsgraad van 170% worden overschotten collectief toebedeeld, indien en voor zover kortingen en gemiste indexaties over de voorgaande 10 jaren reeds zijn hersteld en voor zover dit niet leidt tot een dekkingsgraad lager dan 170%. Ook de werkgever profiteert in deze situatie mee doordat premiekorting en -restitutie mogelijk zijn bij een dekkingsgraad hoger dan 170%.
3.4.4. Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen en opbouwpercentage aan te passen) Dit is een optie, maar hoe reëel deze optie is hangt af van de werkgever. Deze doet de pensioentoezegging en is dus ook degene om deze, in overleg met de OR, te versoberen. Dit is echter een zeer uitvoerig proces, waardoor dit geen geschikt sturingsmiddel is ten tijde van crisis. Dan moet er snel gehandeld worden. Wel kan hier ten tijde van crisis met de werkgever over gesproken worden. Het bestuur onderscheidt onder andere de volgende mogelijkheden: · Verlaging opbouwpercentage · Verhoging franchise · Verhoging van de pensioenleeftijd 3.4.5. Aanpassen beleggingsbeleid Beleggingsopbrengsten kunnen gestuurd worden door veranderingen in de beleggingsportefeuille. Omdat het niet is toegestaan om risicoverhogende maatregelen te nemen in een situatie van onderdekking, heeft het bestuur deze maatregel verder buiten beschouwing gelaten. 3.4.6. Korten van pensioenaanspraken
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 40 | 48
Aangezien het financiële effect van de overige maatregelen op korte termijn mogelijk niet voldoende is, is het korten van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten een realistische maatregel. Een pensioenfonds kan de uitkeringen uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn uit een situatie van onderdekking te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen. Het korten van de uitkeringen is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingezet worden om het benodigde herstel te bereiken.
3.5.
Wat is het verwachte financiële effect van deze maatregelen
3.5.1. Premieverhoging Onderstaande tabel toont de impact van een procentuele verhoging van de premie. Premieverhoging
Premieverhoging in %-punten 2% 4% 6% Verhoging dekkingsgraad na 3 jaar
0,9%
1,8%
2,7%
8% 3,6%
3.5.2. Bijstoring werkgever Er is eerder geconcludeerd dat er geen ruimte is voor bijstorting door de werkgever. 3.5.3. Beperken of niet toekennen van toeslagen Bij het toekennen van toeslagen wordt het herstelpad in acht genomen. Het verlenen van toeslagen conform de toeslagenstaffel mag het herstelpad met betrekking tot het opheffen van het dekkingstekort en reservetekort niet negatief beïnvloeden. Het indexatie-instrument wordt dus in de huidige financiële situatie al volledig benut om herstel op de korte termijn te bereiken. Ten aanzien van het lange termijn herstel is er nog ruimte voor extra herstel door gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid van het bestuur om af te wijken van bovengenoemde indexatiestaffel. Het verlenen van toeslagen conform de toeslagenstaffel mag het herstelpad met betrekking tot het opheffen van het dekkingstekort en reservetekort immers niet negatief beïnvloeden (conform het herstelplan). Het achterwege laten van indexatie heeft in potentie veel herstelkracht. Dit instrument wordt echter al volledig ingezet voor herstel op korte termijn. Voor herstel op lange termijn is hier nog veel ruimte te creëren voor herstel. Niet indexeren raakt zowel de actieve deelnemers als de slapers en gepensioneerden. Als er niet geïndexeerd wordt raakt dit gepensioneerden direct. De geformuleerde ambitie van aanpassing op basis van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, is op dit moment buiten bereik. De volgende tabel geeft nog inzicht in de koopkracht bij verschillende inflatiepercentages na 15 jaar.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 41 | 48
Inflatie per jaar 0%
1%
2%
3%
Met jaarlijkse indexatie AOW na 15 jaar (gehuwden)
9.000
10.449
12.113
14.022
Gemiddeld pensioen na 15 jaar
20.000
23.219
26.917
31.159
Totaal pensioeninkomen
29.000
33.668
39.030
45.181
AOW na 15 jaar (wel indexatie)
9.000
10.449
12.113
14.022
Gemiddeld pensioen na 15 jaar
20.000
20.000
20.000
20.000
Totaal pensioeninkomen
29.000
30.449
32.113
34.022
Resterende koopkracht na 15 jaar
100%
90%
82%
75%
Zonder jaarlijkse indexatie
3.5.4. Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) Verlaging opbouwpercentage
Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt nu 1,45%* van de pensioengrondslag. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen vermenigvuldigd met het opbouwpercentage. Het ligt niet voor de hand te veronderstellen dat deze opbouw nog verder naar beneden bijgesteld kan worden. Echter een verlaging van de opbouw met 0,25%-punt geeft naar verwachting een 0,9%-punt hogere dekkingsgraad. Verhoging van de franchise
Het pensioenfonds voert een franchise in de regeling. Verhoging van de franchise zou de pensioengrondslag verlagen waardoor er minder pensioen wordt opgebouwd. Verhoging van de franchise treft de deelnemers met lagere inkomens harder dan de deelnemers met hogere inkomens. Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd
De ouderdomspensioenleeftijd is op dit moment 67 jaar. Het (verder) verhogen van deze leeftijd is op dit moment onderwerp van discussie door de hogere levensverwachtingen en de betaalbaarheid van de AOW. Als de reeds opgebouwde aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog opschuiven. Het heeft op korte termijn een gering effect op de financiële positie. 3.5.5. Aanpassen beleggingsbeleid Het bestuur heeft deze maatregel verder buiten beschouwing gelaten.
3.5.6. Korten van pensioenaanspraken De kortingsmaatregel is geen reguliere sturingsmaatregel maar geldt als ultimum remedium, dat vloeit voort uit art. 134 van de Pensioenwet, dus nadat alle andere sturingsmiddelen zijn ingezet (met uitzondering van het beleggingsbeleid). Deze heeft substantieel effect ter verbetering van de dekkingsgraad van het fonds. Volgens DNB dient een voorgenomen korting te worden opgenomen in de rapportage, wanneer aanvullende maatregelen niet of onvoldoende resultaat opleveren en waardoor het fonds niet tijdig uit een dekkingstekort komt. Bij onvoldoende herstel geeft DNB alleen akkoord op het herstelplan als er een voorgenomen korting is opgenomen. Tijdstip korting: uiterlijk op 1 april van t+2 wanneer uit de evaluatie van jaar t blijkt dat herstel binnen de herstelperiode zonder korting niet mogelijk is en als tijdens jaar t+1 geen herstel van de financiële
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 42 | 48
situatie optreedt, die ervoor zorgt dat de dekkingsgraad zich dusdanig zal herstellen dat het herstelpad uit het herstelplan weer binnen bereik is gekomen en dit ten genoegen van DNB is aangetoond.
3.6. Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging Het bestuur streeft naar een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden. Bij de prioritering heeft het bestuur de volgende uitgangspunten gehanteerd in het kader van deze evenwichtige belangenbehartiging: · ·
alle 4 groepen belanghebbenden (actieve deelnemers, slapers, gepensioneerden en werkgevers) dragen bij aan het herstel. de lasten worden zo veel mogelijk gelijk verdeeld over de jongere en de oudere deelnemers van het fonds.
Het bestuur beseft daarbij dat de inschatting van de bijdragen van de 4 groepen (actieve deelnemers, slapers, gepensioneerden en werkgevers) lastig te maken is. Op totaalniveau is dit uiteraard wel te bepalen, op individueel niveau én in de tijd is dit niet altijd goed te doen. Desondanks hanteert het bestuur wel het uitgangspunt dat alle 4 groepen belanghebbenden bijdragen aan het herstel. 3.6.1. Premieverhoging Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook werkgevers aan het herstel van het fonds bijdragen (in de vorm van een premieverhoging). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn. Gegeven een evenwichtige belangenbehartiging is het daarnaast aan te bevelen dat de premie bijdraagt aan herstel. DNB vereist dit laatste overigens met ingang van 2013. In principe is de premie die beschikbaar is voor de regeling door de werkgever gemaximeerd. Zoals hiervoor aangegeven ligt het derhalve niet voor de hand dat deze verhoogd wordt. Daarnaast treft een premieverhoging alleen de actieve deelnemers en de werkgever. In dat kader is dus geen sprake van evenwichtige belangenafweging. 3.6.2. Bijstoring werkgever Er is eerder geconcludeerd dat er geen ruimte is voor bijstorting door de werkgever. GITP is een middelgrote onderneming. Het vermogen van het pensioenfonds is veel groter dan dat van GITP. Bovendien is GITP door de aard van haar werkzaamheden conjunctuurafhankelijk. Dat betekent dat in een financiële crisis, de bedrijfsvoering van GITP ook minder wordt. Daardoor is er geen ruimte voor bijstorting door de werkgever. 3.6.3. Beperken of niet toekennen van toeslagen · Actieve deelnemers kunnen in de toekomst lagere pensioenuitkeringen verwachten. Zij hebben echter nog tijd om hierop te anticiperen. · Slapers kunnen eveneens lagere pensioenuitkeringen verwachten. Zij hebben echter ook nog tijd om hierop te anticiperen. Tevens bouwt een slaper mogelijk in een andere pensioenregeling nog (geïndexeerd) pensioen op. · Gepensioneerden verliezen direct koopkracht. Hoe langer er niet geïndexeerd kan worden, des te groter worden de effecten. Deze maatregel treft dus zowel de actieve deelnemers, als de gewezen deelnemers en de gepensioneerden. De toeslagverlening van de actieve deelnemers is echter gekoppeld aan de loonstijging van de onderneming. Zoals eerder aangegeven is ook GITP conjunctuurgevoelig en zal de loonstijging nihil zijn ten tijde van crisis. Zij worden hierdoor, gerelateerd aan de maatstaf, relatief weinig getroffen door deze maatregel.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 43 | 48
De maatstaf voor de toeslagverlening voor de gewezen deelnemers en de gepensioneerden is gekoppeld aan het CPI. Als het CPI positief is, en die kans is zeker in tijden van crisis aannemelijk, dan worden de gewezen deelnemers en de gepensioneerden door deze maatregel waarschijnlijk dus meer geraakt dan de deelnemers. Doordat zij echter ook getroffen worden door een premieverhoging zijn de belangen in het geheel evenwichtig behartigd. Als er niet geïndexeerd wordt raakt dit gepensioneerden direct. De geformuleerde ambitie van aanpassing op basis van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, is op dit moment buiten bereik. 3.6.4. Toepassen gesplitste kortingsmaatregel (zonder premie te verlagen) Zolang als een fonds in onderdekking zit moet de premie op marktwaarde kostendekkend zijn in de zin dat de premie niet negatief mag bijdragen aan herstel (M1 in het dekkingsgraadsjabloon mag niet negatief zijn). Indien nodig kan door toepassing van de gesplitste kortingsmaatregel de opbouw voor één jaar verlaagd worden.
Deze maatregel treft alleen de actieve deelnemers. Aangezien de premie grotendeels bestemd is voor pensioenopbouw, zijn hierbij de belangen redelijk evenwichtig behartigd. 3.6.5. Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) Verlaging opbouwpercentage
Door het opbouwpercentage te verlagen ontstaat een besparing in de toekomst. Het verlagen van het opbouwpercentage treft vooral de relatief hogere inkomens. Verhoging van de franchise
Verhoging van de franchise treft de deelnemers met lagere inkomens harder dan de deelnemers met hogere inkomens. Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd
Het verhogen van deze leeftijd is op dit moment al onderwerp van discussie door de hogere levensverwachtingen en de betaalbaarheid van de AOW. Als de reeds opgebouwde aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog opschuiven. 3.6.6. Aanpassen beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid gaat over alle opgebouwde aanspraken. Deze maatregel heeft op alle belanghebbenden evenveel effect. Daarmee zijn de belangen evenwichtig behartigd. 3.6.7. Korten van pensioenaanspraken Naar de mening van het bestuur van het pensioenfonds is het gegeven de aard en de opzet van de pensioenregeling niet nodig om onderscheid te maken tussen actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden bij het toepassen van een kortingsmaatregel. Het is evenwel mogelijk om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt worden naar pensioensoorten en stakeholders. Merk op dat bij differentiatie van de kortingspercentages de groepen een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening nemen. De verdeling van de technische voorziening naar (oud-)deelnemers was per eind 2012 gelijk aan: · · ·
Actieve deelnemers Slapers Gepensioneerden
35% 28% 37%
Bij een eventuele kortingsmaatregelen houdt het bestuur onder andere rekening met de volgende factoren: ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 44 | 48
-
-
Met name de inactieven hebben in het verleden voordeel gehad bij een goede pensioenregeling (eindloonregeling) In het verleden was er een eerdere pensioendatum. Daarvan hebben vooral de gepensioneerden geprofiteerd. In het verleden was de premie lager, hiervan hebben met name de inactieven geprofiteerd. Zeker sinds het pensioenfonds in dekkingstekort is geraakt is de premie fors gestegen. Daardoor zijn vooral de actieven geraakt. Er zijn nog niet eerder kortingsmaatregelen toegepast. Bij gepensioneerden heeft een kortingsmaatregel direct effect op hun koopkracht. Voor hen is de herstelkracht beperkt.
Dit betekent als rekenvoorbeeld dat iedereen korten met 5% hetzelfde effect heeft op de financiële positie als actieve deelnemers en slapers korten met 4% en gepensioneerden met ruim 7%. Wanneer we de verdeling verschuiven van actief naar inactief zien we dat iedereen korten met 5% hetzelfde effect heeft op de financiële positie als actieve deelnemers korten met 4% en de slapers en gepensioneerden met 5,7%. Naar aanleiding van definitieve besluitvorming wordt duidelijk in hoeverre een aanpassing van de fondsstukken aan de orde dient te zijn aangaande dit onderwerp. De kortingsmaatregel is geen reguliere sturingsmaatregel maar geldt als ultimum remedium, dat vloeit voort uit art. 134 van de Pensioenwet, dus nadat alle andere sturingsmiddelen zijn ingezet (met uitzondering van het beleggingsbeleid). Deze heeft een substantieel effect ter verbetering van de dekkingsgraad van het fonds. Dit middel staat ter beschikking aan het bestuur. Meer dan bij andere in te zetten maatregelen moet bij deze maatregel uiteraard rekening worden gehouden met onrust en emoties. Verder moet er rekening mee worden gehouden dat bij het gebruik van dit sturingsmiddel (en bij het herstel) (nog) weinig wettelijk is geregeld. Het eenzijdig bij de werkgever neerleggen van een exorbitante bijstortingswens kan als onevenwichtig worden beschouwd. Maar ook bijvoorbeeld het jaren achtereen niet meer indexeren. Evenwichtige belangenafweging is ter beoordeling aan de toezichthouder. Goede (schriftelijke) onderbouwing van de belangenafweging is noodzakelijk, mede gezien een mogelijke discussie achteraf met partijen die menen dat de belangenafweging niet juist zou zijn gedaan (vermeende onevenwichtigheid).
3.7. Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer 3.7.1. Belangengroepen Het pensioenfonds onderscheid de volgende belangengroepen voor communicatie ten tijde van crisis: · Actieve deelnemers · Gewezen deelnemers, alsmede de vereniging van Slapers van GITP · Gepensioneerden, alsmede de vereniging van gepensioneerden van GITP · Directie en OR van GITP · Accountant · Actuaris · DNB · AFM 3.7.2. Standaard communicatie Jaarlijks worden de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden schriftelijk geïnformeerd over het bestuursbesluit inzake de toeslagverlening per 1 januari van enig jaar. Ook wordt dit gecommuniceerd via de website van het pensioenfonds. ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 45 | 48
Op de website van het pensioenfonds staat een aantal formele documenten van het pensioenfonds, zoals pensioenreglement, (verkorte) jaarverslagen en herstelplan. Deze formele documenten zijn voor ieder bezoeker aan de website te vinden, te raadplegen en af te drukken. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden regelmatig via haar website over actuele ontwikkelingen, waaronder de actuele dekkingsgraad. Ook plaatst het pensioenfonds elk kwartaal een kwartaalbericht op de website. Het kwartaalbericht wordt elk kwartaal opgesteld door het bestuur. Hierbij wordt informatie gegeven over de actuele ontwikkelingen binnen het fonds. Onderdeel daarvan is een toelichting op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Dit kwartaalbericht wordt ook per e-mail door de HR afdeling naar alle actieve deelnemers gestuurd. Dit bericht wordt tevens per e-mail naar de VGG en naar de VSG gestuurd. Het pensioenfonds hecht meer belang aan leesbaarheid, helderheid en betrouwbaarheid, dan aan volledigheid. Het streven is uiteraard om zo volledig mogelijk te zijn. Als dat echter ten koste gaat van de leesbaarheid en helderheid prevaleert dat. 3.7.3. Communicatie in crisissituaties Ook in crisissituaties communiceert het pensioenfonds via de website en nieuwsberichten. Daarnaast communiceert het pensioenfonds extra via de volgende middelen: Fase crisis /
DG < VEV
DG < MVEV
DG < 100%
Brief
Brief
Startbrief (bij
Communicatie met Deelnemers
DG <
DG < 80%
herstelpad Brief
Brief
Brief
Brief
indiensttreding) UPO Gewezen
Brief
Brief
deelnemers
Stopbrief (bij uitdiensttreding)
Gepensioneerden
Brief
Brief
Brief
Brief
Verantwoordings-
E-mail
E-mail
E-mail
-
E-mail
E-mail
Directie GITP
E-mail
E-mail
-
E-mail
E-mail
OR GITP
E-mail
E-mail
-
E-mail
E-mail
Accountant
E-mail
E-mail
-
E-mail
-
Certificerend actuaris
E-mail
E-mail
-
E-mail
-
DNB
Telefonisch
Telefonisch
Telefonisch
Via e-line
orgaan
Via e-line
Conform artikel 19.3 van het pensioenreglement kunnen aanspraken in het uiterste geval gekort worden. Als er sprake is van een korting, gaat die niet eerder in dan een maand nadat de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en DNB zijn geïnformeerd. Een kopie van de aan de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden gestuurde brief wordt ter informatie naar de AFM gestuurd. Het bestuur streeft, indien dit mogelijk is in de tijdspanne waarin gehandeld moet worden, naar raadpleging van de achterban. Hiervoor organiseert het bestuur rondetafelsessies. Hierbij worden vertegenwoordigers van de werkgever, de OR, het verantwoordingsorgaan en de VGG en de VSG uitgenodigd. Deze sessies zijn met name informatief. Uiteindelijk neemt het bestuur besluiten. Ook is het bestuur bereid bijeenkomsten van de VGG en VSG bij te wonen om besluiten toe te lichten. Naast de communicatie zoals opgenomen in bovenstaande tabel, worden bestuursbesluiten ook via de website van het pensioenfonds gecommuniceerd.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 46 | 48
3.8.
Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven
Het dagelijks bestuur vormt het crisisteam en bereid het besluitvormingsproces voor. Als het dagelijks bestuur niet beschikbaar is, worden zij vervangen door één of meer bestuursleden. Het crisisteam bestaat uit minimaal twee bestuursleden. In crisissituaties worden de actuaris en eventueel de vermogensbeheerder betrokken. De inbreng van de actuaris is nodig voor het opstellen van een herstelplan of voor evaluatie van het herstelplan. Normaliter vergadert het bestuur vijf maal per kalenderjaar. Als de dekkingsgraad lager is dan 80%, dan wordt de vergaderfrequentie verhoogd naar maandelijks. Ook de vergaderfrequentie van de BAC wordt dan aangepast naar maandelijks. Besluiten kunnen door het bestuur in een bestuursvergadering worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Daarbij moeten ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn. Hierbij wordt een telefonische vergadering ook als vergadering beschouwd. Buiten de bestuursvergadering kunnen conform de statuten slechts besluiten genomen worden als alle bestuursleden schriftelijk hun stem hebben uitgebracht. Aangezien dat in crisissituaties niet werkbaar is, wordt dit bij de eerstvolgende statutenwijziging aangepast. Daarbij kunnen ook dan besluiten worden genomen als ten minste vier bestuursleden schriftelijk hun stem hebben uitgebracht. Hierbij geldt dat per e-mail ook schriftelijk is. Ook in crisistijd is het streven van het bestuur een bestendige gedragslijn. Daarbij wordt gekeken naar het crisisplan, eerdere herstelplannen en eerder overig gedrag.
3.9.
Op welke wijze wordt het crisisplan getoetst?
Het crisisplan vormt een onderdeel van de ABTN. De ABTN wordt periodiek door het pensioenfonds geëvalueerd en zo nodig aangepast. Het crisisplan wordt gelijktijdig met de ABTN geëvalueerd en zo nodig aangepast. Ook worden premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid periodiek getoetst aan de hand van ALM studies. Voorts heeft het pensioenfonds als beleid afgesproken om periodiek alle risico’s van het pensioenfonds te evalueren. Ten slotte zal de effectiviteit van het crisisplan worden beoordeeld, nadat zich een crisis heeft voorgedaan en het crisisplan ten uitvoer is gebracht.
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 47 | 48
Bijlage 2
Ervaringssterfte
Tabel ervaringssterfte 2012 - pensioenfonds GITP ervaringssterfte 2012
ervaringssterfte 2012
Leeftijd
man
vrouw
man (partner)
vrouw (partner)
Leeftijd
man
vrouw
man (partner)
vrouw (partner)
20
0,540
0,580
0,900
0,800
71
0,640
0,680
0,900
0,800
21
0,540
0,580
0,900
0,800
72
0,650
0,680
0,900
0,800
22
0,540
0,580
0,900
0,800
73
0,660
0,680
0,900
0,800
23
0,540
0,580
0,900
0,800
74
0,660
0,680
0,900
0,800
24
0,540
0,580
0,900
0,800
75
0,670
0,680
0,900
0,800
25
0,540
0,580
0,900
0,800
76
0,680
0,680
0,904
0,808
26
0,540
0,580
0,900
0,800
77
0,690
0,680
0,908
0,816
27
0,540
0,580
0,900
0,800
78
0,690
0,680
0,912
0,824
28
0,540
0,580
0,900
0,800
79
0,700
0,680
0,916
0,832
29
0,540
0,580
0,900
0,800
80
0,710
0,680
0,920
0,840
30
0,540
0,580
0,900
0,800
81
0,720
0,680
0,924
0,848
31
0,540
0,580
0,900
0,800
82
0,730
0,680
0,928
0,856
32
0,540
0,580
0,900
0,800
83
0,740
0,680
0,932
0,864
33
0,540
0,580
0,900
0,800
84
0,750
0,680
0,936
0,872
34
0,540
0,580
0,900
0,800
85
0,750
0,680
0,940
0,880
35
0,540
0,580
0,900
0,800
86
0,760
0,680
0,944
0,888
36
0,540
0,580
0,900
0,800
87
0,770
0,680
0,948
0,896
37
0,540
0,580
0,900
0,800
88
0,780
0,680
0,952
0,904
38
0,540
0,580
0,900
0,800
89
0,790
0,680
0,956
0,912
39
0,540
0,580
0,900
0,800
90
0,800
0,680
0,960
0,920
40
0,540
0,580
0,900
0,800
91
0,820
0,720
0,964
0,928
41
0,540
0,580
0,900
0,800
92
0,840
0,750
0,968
0,936
42
0,540
0,580
0,900
0,800
93
0,860
0,780
0,972
0,944
43
0,540
0,580
0,900
0,800
94
0,880
0,810
0,976
0,952
44
0,540
0,580
0,900
0,800
95
0,900
0,840
0,980
0,960
45
0,540
0,580
0,900
0,800
96
0,920
0,870
0,984
0,968
46
0,540
0,580
0,900
0,800
97
0,940
0,910
0,988
0,976
47
0,540
0,580
0,900
0,800
98
0,960
0,940
0,992
0,984
48
0,540
0,580
0,900
0,800
99
0,980
0,970
0,996
0,992
49
0,540
0,580
0,900
0,800
100
1,000
1,000
1,000
1,000
50
0,540
0,580
0,900
0,800
101
1,000
1,000
1,000
1,000
51
0,550
0,590
0,900
0,800
102
1,000
1,000
1,000
1,000
52
0,560
0,600
0,900
0,800
103
1,000
1,000
1,000
1,000
53
0,570
0,610
0,900
0,800
104
1,000
1,000
1,000
1,000
54
0,580
0,620
0,900
0,800
105
1,000
1,000
1,000
1,000
55
0,590
0,630
0,900
0,800
106
1,000
1,000
1,000
1,000
56
0,600
0,640
0,900
0,800
107
1,000
1,000
1,000
1,000
57
0,610
0,650
0,900
0,800
108
1,000
1,000
1,000
1,000
58
0,620
0,660
0,900
0,800
109
1,000
1,000
1,000
1,000
59
0,620
0,670
0,900
0,800
110
1,000
1,000
1,000
1,000
60
0,630
0,680
0,900
0,800
111
1,000
1,000
1,000
1,000
61
0,630
0,680
0,900
0,800
112
1,000
1,000
1,000
1,000
62
0,630
0,680
0,900
0,800
113
1,000
1,000
1,000
1,000
63
0,630
0,680
0,900
0,800
114
1,000
1,000
1,000
1,000
64
0,630
0,680
0,900
0,800
115
1,000
1,000
1,000
1,000
65
0,630
0,680
0,900
0,800
116
1,000
1,000
1,000
1,000
66
0,630
0,680
0,900
0,800
117
1,000
1,000
1,000
1,000
67
0,630
0,680
0,900
0,800
118
1,000
1,000
1,000
1,000
68
0,630
0,680
0,900
0,800
119
1,000
1,000
1,000
1,000
69
0,630
0,680
0,900
0,800
120
1,000
1,000
1,000
1,000
70
0,630
0,680
0,900
0,800
ABTN Stichting Pensioenfonds GITP
pagina 48 | 48