Stichting Pensioenfonds AZL
Stichting Pensioenfonds AZL Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax:
045 - 5741 117
Internetsite: www.p-azl.nl Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41070638
Verslag over het boekjaar 1-1-2012 t/m 31-12-2012
2
Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen Bestuurlijke inrichting en Governance
9 9
Naleving principes voor goed pensioenfondsbestuur
12
Maatschappelijk verantwoord beleggen
13
Communicatie
14
Kostenoverzicht
15
Belangrijkste ontwikkelingen in 2012
16
Pensioenen Fondsspecifieke ontwikkelingen
17 19
Herstelplan en herstelkracht
19
Pensioenregelingen van het fonds
21
Toeslagenbeleid van het fonds Beleggingen
23 25
Nederlandse Pensioenfondsen
25
Vooruitzichten
26
Fonds specifieke ontwikkelingen
27
Beleggingsresultaten 2012
29
Risicoparagraaf
30
Vooruitblik 2013
39
Bijlage bij bestuursverslag
40
Visitatie 2012
40
Cao-overleg nieuwe pensioenregeling per 2013
40
Verantwoordingsorgaan Verslag van het Verantwoordingsorgaan
41
Reactie bestuur op verslag van het Verantwoordingsorgaan
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
42
3
Pagina Jaarrekening Balans per 31 december
44
Staat van baten en lasten
46
Kasstroomoverzicht
48
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
49
Toelichting op de balans per 31 december
53
Toelichting op de staat van baten en lasten
60
Risicoparagraaf
66
Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
77
Resultaatbestemming
78
Actuariële verklaring
79
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
80
Bijlagen
4
Bijlage 1: beleggingsoverzicht
83
Bijlage 2: begrippenlijst
85
Bestuur en organisatie
Bestuur Werkgeversleden: W.N.C. Beckers
voorzitter
H.J.E. Drummen R.P.W. Janssens Werknemersleden: H.H.E.J. Quaden
secretaris
R.A. Schuurs M. van de Venne
(namens de pensioengerechtigden)
R. Volders Verantwoordingsorgaan Vertegenwoordiger uit de kring van de deelnemers:
G. Ploemen
Vertegenwoordiger uit de kring van de werkgever:
N. Coenen (tot 31-12-2012)
Vertegenwoordiger uit de kring van de pensioengerechtigden:
M. Starren (voorzitter)
Organisatie Administrateur Vermogensbeheer
AZL N.V., Heerlen AZL Vermogensbeheer B.V., Heerlen (handelend onder de naam ING Investment Management Implemented Client Solutions [ICS])
Waarmerkend actuaris Adviserend actuaris Accountant
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
Sprenkels & Verschuren Actuarissen B.V. , Amsterdam AZL, Heerlen Ernst & Young Accountants LLP, Maastricht
5
6
Meerjarenoverzicht
2012
2011
2010
2009
2008
Aantallen Actieve deelnemers
446
427
428
416
385
Gewezen deelnemers
328
319
309
318
310
Pensioengerechtigden
174
174
172
170
171
Totaal
948
920
909
904
866
Belegd vermogen 1)
95.306
85.536
80.918
69.397
65.586
Beleggingsopbrengsten
10.340
4.982
7.870
7.676
-10.187
Rendement op basis van total return
12,1%
6,2%
10,7%
11,6%
-13,1%
Algemene reserve
947
-4.408
4.443
5.930
143
Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR
320
251
276
217
0
0
191
96
0
0
1.267
-3.966
4.815
6.147
143
95.949
91.488
76.985
68.443
65.348
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds
Reserves
Bestemmingsreserve premies Totaal reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
224
220
224
233
238
Overige technische voorzieningen
0
0
29
252
572
Totaal technische voorzieningen
96.173
91.708
77.238
68.928
66.158
332
0
0
0
0
1.499
1.152
1.313
1.030
735
Overige voorzieningen Technisch resultaat herverzekeraar Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 1)
Zie pagina 53, totaal beleggingen voor risico pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
7
2012
2011
2010
2009
2008
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
3.323
3.585
3.059
3.142
2.678
Pensioenuitkeringen
3.295
3.143
3.048
3.135
2.985
Dekkingsgraad 1) FTK
101,0%
95,2%
105,8%
108,6%
100,2%
Vereiste FTK (strategisch) 2)
119,9%
118,4%
118,5%
120,9%
116,6%
1)
De dekkingsgraad wordt berekend door de algemene reserve plus de voorzieningen pensioenverplichtingen eigen rekening en de overige technische voorzieningen te delen door de
2)
Sinds boekjaar 2009 wordt getoetst op basis van de strategische beleggingsmix.
voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening plus de overige technische voorzienignen.
8
Bestuursverslag
Algemeen Bestuurlijke inrichting en Governance Inleiding Pensioenfonds AZL (P-AZL) is een ondernemingspensioenfonds en heeft de stichting als rechtsvorm. Het pensioenfonds is opgericht bij notariële akte op 14 augustus 1984 en is statutair gevestigd te Heerlen. Overeenkomstig artikel 16 van de statuten wordt hierbij verslag uitgebracht over het boekjaar 2012. De huidige discussies over de ontwikkelingen in het Nederlandse pensioenstelsel hebben vaak als thema dat pensioenregelingen toekomstbestendig dienen te worden gemaakt. De huidige regelingen worden daarbij gezien als ‘te duur’ om in de toekomst te kunnen handhaven. Daarbij komt dat de levensverwachting van ons allen ook weer is toegenomen. Dat betekent dat er over een langere periode pensioen moet worden uitgekeerd. P-AZL heeft deze problematiek tijdig en indringend onder de aandacht gebracht van sociale partners. Sociale partners hebben besloten, bij handhaving van het premie niveau, het opbouwpercentage tot 1,2% gemiddeld over 2012 te verlagen. Dit om de pensioenregeling in 2012 ‘betaalbaar’ te houden. Een delegatie van het bestuur heeft zich sinds 2010 ingezet binnen een studiecommissie pensioenen om gezamenlijk met de sociale partners de mogelijkheden te onderzoeken om de pensioenregeling meer toekomstbestendig te maken. Dit heeft in 2012 geresulteerd in afspraken van de sociale partners die hebben geleid tot een nieuwe regeling per 1 januari 2013. Het bestuur van P-AZL blijft over verdere uitwerking en toekomstige ontwikkelingen graag meedenken en meepraten. Hierop wordt nader ingegaan bij de paragraaf betreffende de fondsspeciefieke gebeurtenissen. Het verslagjaar stond voor het pensioenfonds met name in het teken van het monitoren van de financiële positie, het bewaken van de fondsspecifieke risico’s, aanpassing van de sterftegrondslagen, aanpassing van het opbouwpercentage voor 2012, de evaluatie van het herstelplan en het voorbereiden van het eventuele besluit tot korten. De dekkingsgraad was veelvuldig onderwerp van gesprek in 2012. DNB heeft de rekenmethode voor het vaststellen van de dekkingsgraad per september 2012 aangepast. Hierop wordt ingegaan in de paragraaf betreffende de belangrijkste ontwikkelingen in 2012. De dekkingsgraad zoals die bij DNB wordt ingediend is gestegen van 95,2% eind 2011 naar 101,0% aan het einde van 2012. Hierbij is rekening gehouden met een te effectueren korting per 1 april 2013. Zonder de korting bedroeg de dekkingsgraad 98,5%. Hierop wordt ingegaan in de paragraaf betreffende de fondsspecifieke gebeurtenissen. De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104,2%. De vereiste dekkingsgraad bedroeg eind 2012 119,9% zodat er, net als eind 2011, sprake is van een dekkings- en een reservetekort. Omdat het fonds zonder extra maatregelen niet voor 31 december 2013, de einddatum van het kortetermijn herstelplan, herstelt tot op het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen, heeft het fonds in 2012 de financiële positie meermaals en grondig onderzocht. Daarbij is gebleken dat alle maatregelen die aan een herstel zouden kunnen bijdragen uitputtend zijn ingezet. Tijdens de bestuursvergadering van 6 februari 2013 heeft het bestuur, na hierover vergaderd te hebben in december 2012 en januari 2013, moeten besluiten de pensioenen per 1 april 2013 te verlagen. Elders in dit bestuursverslag wordt separaat verslag gedaan van de financiële positie van het fonds.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
9
Doelstelling Het fonds heeft ten doel het verzekeren ten behoeve van de deelnemers casu quo hun rechtverkrijgenden van pensioenuitkeringen en het verzekeren van uitkeringen in het kader van vervroegde uittreding ten behoeve van de deelnemers. Het bestuur richt zich bij het vervullen van zijn taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zorgt ervoor dat dezen zich door hen op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het fonds heeft een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) opgesteld waarin gemotiveerd is omschreven welk beleid wordt gevoerd om de doelstelling van het pensioenfonds na te kunnen komen. Statuten De statuten van P-AZL zijn in het verslagjaar gewijzigd. Artikel 4 van de statuten is zodanig gewijzigd dat de ondernemingsraad en de werkgever de bestuurders namens de werknemers en werkgever niet langer benoemen. Zij dragen de betreffende bestuurders voor waarna het bestuur de bestuurders eventueel benoemt. Tevens zijn enkele tekstuele aanpassingen doorgevoerd in artikel 4 van de statuten. Zo is onder andere de term ‘bestuurslid’ vervangen door ‘bestuurder’. Bestuur Het pensioenfonds wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit zeven personen. Het bestuur kent een paritaire samenstelling. Drie bestuurders worden benoemd door de werkgever en drie bestuursleden door de ondernemingsraad. Eén bestuurder wordt gekozen door en uit de pensioengerechtigden. De bestuurders zijn benoemd voor een periode van drie jaar en treden af volgens een rooster van aftreden. Na afloop van de zittingsperiode kunnen de bestuursleden wederom worden benoemd. Met ingang van 1 januari 2013 is de heer Drummen herbenoemd als bestuurslid namens de wergever en is de heer Schuurs herbenoemd als bestuurslid namens de werknemers. Het bestuur vergaderde in het verslagjaar regulier op 24 januari, 7 maart, 18 april, 8 juni, 17 juni, 18 september, 23 oktober en 11 december. Daarnaast vonden er twee bijeenkomsten plaats met het VO, namelijk op 30 mei (jaarstukken) en op 30 oktober. Op 20 november heeft het bestuur vergaderd met de visitatiecommissie, naar aanleiding van de visitatie in 2012. Inzake het externe riskmanagement hebben de commissies afzonderlijk vergaderd met de firma Van der Schoot & Westerbrink. Ook heeft er tweemaal een gezamenlijke vergadering met het bestuur plaatsgevonden op 18 april 2012 en 13 juni 2012. De belangrijkste aandachtspunten van het bestuur in het verslagjaar waren: –
de financiële positie van het fonds en de gevolgen van de economische ontwikkelingen op de dekkingsgraad;
–
het houden van een visitatie;
–
de gevolgen van de toegenomen levensverwachting;
–
de jaarstukken 2012;
–
het risicomanagement en het in 2012 gehouden complete risk assessment;
–
de evaluatie van het herstelplan;
–
de verlaging van het opbouwpercentage voor 2012;
–
de discussie tot het nemen van een besluit tot korting;
–
beleidswijziging maatschappelijk verantwoord beleggen;
–
het aanpassen van het deskundigheidsplan;
–
het actualiseren van de verschillende reglementen en de abtn;
–
het tot stand brengen van een nieuwe uitbestedingsovereenkomst.
Als belangrijkste genomen besluiten tijdens het verslagjaar kunnen worden genoemd (in chronologische volgorde): –
het bestuur besluit de visitatie in 2012 uit te laten voeren door VC Holland;
–
het bestuur besluit desgevraagd door het VO, om na vaststelling van de besluitenlijst, deze lijst tussentijds aan het VO te zenden;
–
het besluit tot wijziging van de abtn, het reglement en de uitvoeringsovereenkomst;
10
–
het bestuur besluit het communicatiebeleidsplan vast te stellen;
–
het bestuur besluit ‘digitaal’ te gaan vergaderen. Hiertoe zal gebruik gemaakt gaan worden van Boardroom;
–
het bestuur besluit de peildatum voor de vaststelling van de benodigde premie te verschuiven naar 30 september voorafgaand aan het boekjaar;
–
het bestuur besluit de sterftegrondslagen aan te passen aan de nieuwe AG-Prognosetafels 2012-2062.
Commissies van het bestuur Het bestuur heeft de governance zo ingericht dat zij werkt met een drietal commissies. Hiermee wordt optimaal geprofiteerd van de specifieke kennis van bestuursleden op deelgebieden. Binnen de beleggingscommissie, de commissie “Finance en Risk” en de pensioencommissie worden, voorafgaand aan de reguliere bestuursvergaderingen, vergaderstukken / onderwerpen vóórbesproken die op het specifieke kennisgebied van de commissies liggen. De commissies stellen een verslag op van hun vergadering en brengen dat in ter vergadering van het bestuur. De commissies hebben puur een adviserende en voorbereidende rol. In de bestuursvergaderingen zelf vinden op basis van het advies en de voorbereiding door de commissies de strategische discussies plaats en worden de besluiten genomen door het bestuur als geheel. In het verslagjaar is elke commissie ten minste vijf maal bijeengekomen. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan (VO) als vertegenwoordiging van de belanghebbenden van het fonds. Het VO bestaat uit 3 personen, zijnde een vertegenwoordiger van de werkgever, een vertegenwoordiger van de deelnemers en een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De leden van het VO worden steeds formeel benoemd voor de duur van drie jaren. Na het verstrijken van de zittingsperiode zijn aftredende leden terstond herbenoembaar. De leden van het VO worden als zodanig niet bezoldigd, met uitzondering van de pensioengerechtigde vertegenwoordiger, die in aanmerking komt voor een onkostenvergoeding. De samenstelling van het VO is in de loop van het verslagjaar niet gewijzigd. Per 31 december 2012 is de heer Coenen aftredend. Hij heeft zich niet beschikbaar gesteld voor een herbenoeming. De heer Hoogers zal namens de werkgever per 1 januari 2013 in het VO zitting nemen. Het VO vergaderde op 30 mei en op 30 oktober samen met het bestuur. Aan het VO is advies gevraagd omtrent de visitatie door VC Holland in 2012. Het VO heeft een positief advies uitgebracht inzake de keuze voor VC Holland alsmede de samenstelling van de leden van de visitatiecommissie. Ook het vergoedingsbeleid van de bestuurder namens de gepensioneerde en het lid in het VO namens de gepensioneerde is aan het VO voorgelegd. Het VO heeft een positief advies uitgebracht. Verder zijn alle belangrijke aandachtspunten en besluiten van het bestuur ter kennis van het VO gebracht. Zo zijn het voornemen tot korten en het traject inzake de nieuwe pensioenregeling op regelmatige basis onder de aandacht van het VO gebracht. Tevens ontvangt het VO van elke bestuursvergadering een afschrift in de vorm van een besluitenlijst van de betreffende bestuursvergadering. Visitatiecommissie In het kader van goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur zorg gedragen voor intern toezicht. Het bestuur heeft hierbij gekozen voor toezicht door middel van een visitatiecommissie die éénmaal per drie jaar het functioneren van het pensioenfonds evalueert en toetst. Een en ander is uitgewerkt in een Reglement visitatiecommissie. In 2012 heeft het bestuur, na consultatie van het VO, besloten om wederom gebruik te maken van de diensten van VC Holland voor het verrichten van een visitatieonderzoek. De visitatiecommissie heeft in november 2012 zijn bevindingen aan het bestuur gerapporteerd. Een samenvatting van deze bevindingen is in dit jaarverslag gepubliceerd. De aanbevelingen van de visitatiecommissie worden in 2013 door het bestuur opgepakt.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
11
Uitbestede werkzaamheden Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. Het pensioenen vermogensbeheer en de actuariële- en bestuursadvisering zijn uitbesteed aan AZL N.V. te Heerlen. De actuariële certificering is opgedragen aan Sprenkels & Verschuren Actuarissen B.V. te Amsterdam. De controle van de jaarrekening gebeurt door Ernst & Young Accountants te Maastricht. Verder vindt er een ‘independent review’, als tweede controle plaats door Ernst & Young accountants te Den Haag. Naleving principes voor goed pensioenfondsbestuur Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in de Pensioenwet zijn opgenomen. Deze principes zijn uitgangspunt bij de invulling van de governance door P-AZL. De principes hebben betrekking op de onderdelen: zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid en functioneren van het bestuur, verantwoording en intern toezicht. Met uitzondering van de voorzitter worden de bestuursleden niet bezoldigd. Het gepensioneerde bestuurslid ontvangt een onkostenvergoeding. VO Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het VO over het gevoerde beleid alsmede over de waarborging van goed pensioenfondsbestuur. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het VO ten aanzien van het in 2012 door het bestuur gevoerde beleid. Visitatiecommissie In 2012 heeft een visitatie plaatsgevonden. Zoals reeds gemeld in het vorige verslag heeft het bestuur de aanbevelingen van de visitatiecommissie uit het rapport van 2009 zoveel mogelijk overgenomen. Twee aanbevelingen, betreffende het instellen van een permanente visitatiecommissie en het aantrekken van externe bestuurders in het bestuur van het fonds, zijn gemotiveerd niet overgenomen. Van de gemaakte tussenrapportage door het bestuur op de aanbevelingen is het VO en de visitatiecommissie in 2012 in kennis gesteld. In 2012 heeft een nieuwe visitatie plaatsgevonden door VC Holland. Compliance office en gedragscode De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de gedragscode door de bestuursleden. Het gaat dan met name om de bepalingen in de gedragscode met betrekking tot het aanvaarden van relatiegeschenken, giften, uitnodigingen, nevenfuncties, het deelnemen in andere instellingen/zakelijke relaties etc.. Daarnaast adviseert de compliance officer over de uitleg en toepassingen van bepalingen zoals die zijn opgenomen in de gedragscode. Geen van de bestuursleden is insider als het gaat om beleggingen van het fonds. Mevrouw Thieme, Hoofd van de afdeling Controlling en Operational Risk Management van AZL, is compliance officer van het pensioenfonds. Jaarlijks wordt door de bestuursleden bevestigd dat zij de gedragscode hebben nageleefd. Ook dit jaar heeft deze bevestiging plaatsgevonden. De compliance officer beoordeelt de ingevulde gedragscodes en verantwoordt eventuele bijzonderheden in de compliance rapportage. Het in 2012 ontvangen rapport toont geen bijzonderheden over 2011. Ook het reeds ontvangen rapport over 2012 toont geen bijzonderheden. Deskundigheid Volgens de nieuwe inzichten van DNB en AFM moet de term “deskundigheid” breder worden gezien. Zo dienen behalve kennis, inzicht en oordeelvorming ook persoonlijke vaardigheden en professioneel gedrag (competenties) in de beoordeling te worden betrokken. Een en ander is vastgelegd in het door het bestuur in 2011 vastgestelde deskundigheidsplan dat in 2012 is ge-update. In het deskundigheidsplan is vastgelegd hoe de deskundigheid van het bestuur wordt gewaarborgd en bevorderd. Vooropgesteld kan worden dat het gehele bestuur werkzaam is, dan wel werkzaam is geweest, in de pensioenbranche en uit dien hoofde voortdurend te maken heeft met pensioengerelateerde aangelegenheden en nieuwe ontwikkelingen op pensioengebied.
12
In het licht van de benoeming van de nieuwe bestuurders is de deskundigheids- en competentiematrix aangepast in het verslagjaar. Ook het functieprofiel voor nieuwe bestuurders is aangepast. Het opleidingsplan is als bijlage opgenomen in het deskundigheidsplan. Het bestuur heeft voor 2012 een abonnement genomen op SPO Connects zodat de individuele bestuursleden kunnen inschrijven op de aangekondigde studiebijeenkomsten op de verschillende deelgebieden. Naar aanleiding van de ervaringen met SPO Connects heeft het bestuur het lidmaatschap verlengd voor 2013. Gezien de specifieke kennis van de bestuursleden op hun eigen vakgebied acht het bestuur zich ook op collectief niveau voldoende competent. In het kader van deskundigheidsbevordering heeft het bestuur in het verslagjaar, als geheel dan wel in commissievorm of als werkgroep, verschillende belangrijke onderwerpen op een verkennende manier opgepakt, bestudeerd, conclusies getrokken en beleidskeuzes voorbereid. Te denken valt aan de pilot met betrekking tot een extern risico-assessment en de uitwerking hiervan door het fonds in een ‘Riskplan’, de vormgeving van het deskundigheids- en opleidingsplan, het communicatiebeleidsplan, het financieel crisisplan en de aanpassing van de sterftegrondslagen. Ook in 2013 streeft het bestuur ernaar de deskundigheid continu te actualiseren. Het bestuur is van mening dat het in het verslagjaar heeft voldaan aan de principes van goed pensioenfondsbestuur en dat het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. In 2013 zal het bestuur onveranderd aandacht blijven besteden aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het bestuur heeft verder vastgelegd in haar deskundigheidsplan dat de zelfevaluatie jaarlijks plaats vindt en elke twee jaar onder leiding van een externe derde. Dit laatste zal voor het eerst in 2013 het geval zijn. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het bestuur is zich bewust van de positie van het pensioenfonds in de maatschappij. Mits het geen aantoonbaar en structureel, nadelige gevolgen heeft voor het rendement en de risico’s op de beleggingen, zal het pensioenfonds dit ook laten meewegen bij de inrichting van het beleggingsbeleid. In dat kader heeft het bestuur reeds enkele jaren geleden besloten tot de invoering van een beleid met betrekking tot verantwoord beleggen dat wordt vormgegeven door het toepassen van een beperkt uitsluitingsbeleid. Op basis van de volgende uitgangspunten wordt een lijst van uitsluitingen opgesteld: –
schending van de kernrechten van de mens;
–
het zich schuldig maken aan de ernstigste vormen van kinderarbeid;
–
het zich niet onthouden van betrokkenheid bij dwangarbeid;
–
het zich niet onthouden van zware vormen van milieuvervuiling;
–
betrokkenheid bij de productie van controversiële wapens die geen onderscheid maken tussen militaire of burgerdoelen;
–
schending van het respecteren van de vrijheid van vakvereniging en recht op collectieve onderhandeling;
–
het zich schuldig maken aan discriminatie;
–
betrokkenheid bij corruptie.
Deze uitgangspunten vinden hun grondslag in internationale verdragen en worden breed gedragen in de mondiale samenleving. Het pensioenfonds, en voor zover mogelijk ook de door het pensioenfonds geselecteerde beleggingsfondsen, zullen niet beleggen in vermogenstitels welke zijn uitgegeven door emittenten die op de uitsluitingslijst voorkomen. Eind 2012 stonden voor wat betreft Europa 27 ondernemingen op de uitsluitingslijst, in Noord-Amerika betrof het 22 ondernemingen en in het Verre en Midden-Oosten, alsmede overige landen, 35 ondernemingen. Het Europese en Amerikaanse aandelenfonds (samen circa 80% van het in aandelen belegd vermogen) waarin wordt geparticipeerd alsmede het bedrijfsobligatiefonds passen deze uitsluitingen toe. Beleggingsfondsen die een index volgen (ook wel aangeduid als een passieve beleggingsstijl), zoals P-AZL die voor het Verre Oosten gebruikt, alsmede de beleggingsfondsen die in Japanse aandelen en de aandelen van opkomende markten beleggen passen geen uitsluitingsbeleid toe.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
13
Stembeleid Met de invoering in 2004 van de Nederlandse Corporate Governance Code is de aandacht voor corporate governance in Nederland sterk toegenomen. Ondernemingen zijn in toenemende mate aandacht gaan besteden aan het onderwerp goed ondernemingsbestuur. Van institutionele beleggers wordt sedertdien in toenemende mate verwacht dat zij zich opstellen als een betrokken aandeelhouder. Ook P-AZL onderkent het belang van goed bestuur bij de ondernemingen waarin wordt belegd. Het pensioenfonds is van oordeel dat bedrijven met aandacht voor goed ondernemingsbestuur, die bij de bedrijfsvoering de belangen van aandeelhouders en andere relevante stakeholders in ogenschouw nemen, uiteindelijk betere prestaties zullen leveren. Door actief gebruik te maken van het aan de aandelen verbonden stemrecht, kunnen aandeelhouders een positieve invloed uitoefenen op de corporate governance van de betreffende ondernemingen en kunnen zij zich bijvoorbeeld uitspreken over de benoeming van nieuwe bestuurders en commissarissen, het beloningsbeleid van de ondernemingen en over wijzigingen van de statuten. Aangezien P-AZL geen eigen aandelenportefeuille bezit, maar belegt via beleggingsfondsen, is het fonds juridisch gezien geen eigenaar van de door deze beleggingsfondsen gehouden aandelen. Daarom kan het pensioenfonds geen rechtstreeks stemrecht uitoefenen. Tijdens aandeelhoudersvergaderingen van de ondernemingen waarin het ING Multimanager Europe Equity Fund en het ING Multimanager North America Equity Fund belegt, wordt met ingang van 2013 het stemrecht uitgeoefend door de beheerder van het fonds. De beheerder baseert zich daarbij op algemeen geaccepteerde “corporate governance best practices” en er zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de lokale wet- en regelgeving van de landen waar de ondernemingen zijn gevestigd. De beheerder rapporteert op kwartaalbasis aan P-AZL over het gevoerde stembeleid. Door de beheerders van de aandelenfondsen voor de landen- en regiofondsen Japan, Pacific ex Japan en Opkomende Markten, waarin het pensioenfonds participeert, wordt eveneens gebruik gemaakt van het stemrecht namens de participanten. Tijdens aandeelhoudersvergaderingen van de vastgoedfondsen waarin P-AZL belegt, laat het pensioenfonds zich vertegenwoordigen door de fiduciair beheerder. In bijzondere gevallen zal de fiduciair beheerder vooraf contact opnemen met het fondsbestuur om het stemgedrag af te stemmen. Communicatie Het fonds heeft een communicatieplan opgesteld. Dit communicatieplan is in het verslagjaar verder ontwikkeld in de vorm van een strategisch communicatiebeleidsplan 2012 – 2014. In het boekjaar is veel aandacht besteed aan de communicatie met de doelgroepen binnen het fonds. Met name met betrekking tot de voorgenomen korting. In de maand augustus van het verslagjaar hebben de actieve deelnemers het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen. De pensioengerechtigden hebben het UPO ontvangen in de maand december van 2012. In de maand juli van het verslagjaar zijn de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden geïnformeerd over de zorgelijke financiële positie van het pensioenfonds en de mogelijk te nemen maatregelen in het kader van het opgestelde financieel crisisplan. Uit de administratieve rapportages is ook in het verslagjaar weer gebleken dat de telefonische helpdesk frequent wordt geraadpleegd. Via de website van het pensioenfonds (www.p-azl.nl) worden de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de specifiek voor hun groep relevante onderwerpen. Verder publiceert het bestuur via de website van het fonds op maandelijkse basis de dekkingsgraad van het fonds. De website wordt continu actueel gehouden met nieuwsberichten, correspondentie/mailingen en het up-to-date houden van de documenten (herstelplan, nieuwe reglementen etc.).
14
Uitvoeringskosten In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de Aanbevelingen uitvoeringskosten gepresenteerd. Hierin worden alle pensioenfondsen opgeroepen om de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten te publiceren. In maart 2012 heeft de Pensioenfederatie een nadere aanbeveling uitvoeringskosten gepubliceerd. Hieruit bleek dat de eerdere aanbevelingen niet separaat, maar in relatie met het meerjarig rendement en het risico dienen te worden bezien. De eerdere aanbevelingen luiden: –
Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer.
–
Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in percentage van het gemiddeld belegd vermogen.
–
Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in percentage van het gemiddeld belegd vermogen.
Aangezien het beschikbaar krijgen van deze gegevens behoorlijke inspanningen vraagt, heeft de Pensioenfederatie een gefaseerde invoering voorgesteld. Uiterlijk over boekjaar 2014 moeten alle Nederlandse pensioenfondsen de eerste twee aanbevelingen hebben gerealiseerd. Ook het bestuur van P-AZL heeft zich ingespannen om de transparantie volledig te bewerkstelligen en hierover in gesprek te gaan met de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Dit gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Onderstaand overzicht geeft een inzicht in de kosten. Kostenoverzicht 2012
2011
€ 697,-
€ 647,-
Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen (b)
0,42%
niet beschikbaar 1)
Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen (c)
0,02%
niet beschikbaar 1)
Pensioenbeheer Kosten in euro per deelnemer (a) Vermogensbeheer
Kosten van het pensioenbeheer (zie categorie a) bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten, advieskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 432.000, waarvan de onderneming € 347.000 voor haar rekening heeft genomen. Om de kosten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen derhalve niet mee. Kosten van het vermogensbeheer (zie b en c) kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten van de beheervergoeding aan de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 90.000. De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de eerste categorie en zijn geschat op € 325.000, bestaande uit kosten beleggingsfondsen € 310.000 en transactiekosten € 15.000. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa € 415.000. Het betreft uitsluitend de kosten m.b.t. het jaar 2012.
1)
Omdat er in 2012 andere uitgangpunten gehanteerd zijn, is een vergelijking met 2011 niet mogelijk.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
15
Belangrijkste ontwikkelingen in 2012 Voortgang herstelplan P-AZL rapporteert de ontwikkeling van haar dekkingsgraad maandelijks op haar website. De voortgang van het korte- en het langetermijnherstelplan wordt jaarlijks door het bestuur geëvalueerd. Het korte termijn herstelplan loopt tot 31 december 2013. In de paragraaf “Herstelplan en herstelkracht” wordt specifieker ingegaan op de voortgang van het herstel. Ontwikkeling dekkingsgraad DNB heeft de voorgeschreven rekenmethode voor het berekenen van de dekkingsgraad medio september 2012 aangepast. Sindsdien hanteert het fonds ten behoeve van de aan DNB te rapporteren dekkingsgraad niet meer de rekenmethode gebaseerd op een swapcurve, maar wordt de door DNB voorgeschreven rekenmethode gevolgd. Hierop wordt nader ingegaan bij de paragraaf Rentetermijnstructuur en het Septemberpakket. Effectueren (voorgenomen) korting Het bestuur heeft in het kader van de evaluatie van het herstelplan gesproken over de voorgenomen korting. Het bestuur heeft tijdens de bestuursvergadering van februari 2013 het uiteindelijke besluit genomen om de aanspraken uniform te verlagen met 2,5%. Uit een aanpassing van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RvJ) inzake de richtlijn voor pensioenfondsen volgt dat, wanneer pensioenfondsen ná balansdatum maar voor publicatie van het jaarverslag besluiten te korten, dit besluit verwerkt moet worden in de technische voorziening per balansdatum. Bij de paragraaf betreffende de fondsspecifieke onderwerpen zal daarom een nadere toelichting worden opgenomen over het na balansdatum genomen besluit. Nieuw strategisch beleggingsbeleid Zoals al is gemeld in het vorige verslag heeft het bestuur op basis van een doorgevoerde ALM-studie besloten dat het pensioenfonds in een aantal stappen zal migreren naar een nieuwe vermogensverdeling, rekening houdend met ex-ante gedefinieerde dekkingsgraden en omschreven doel risicoprofielen. Begin 2011 werd de eerste stap richting de strategische mix gezet bij het voldoen aan de voorwaarde van een dekkingsgraad van minimaal 105%. Het fonds zal de migratie van de beleggingsportefeuille in de tweede en derde stap nemen op het moment dat de dekkingsgraad hoger is dan 112,5% (stap 2) respectievelijk 120% (stap 3). Vanwege de financiële positie van het fonds waarbij de dekkingsgraad in de loop van het verslagjaar gedaald is tot onder de 105%, alsmede vanuit risico overwegingen heeft het bestuur besloten de actuele beleggingsportefeuille niet automatisch te herbalanceren naar de strategische mix zoals die op basis van stap één zou gelden. Integrale aanpak risicomanagement De wet verplicht pensioenfondsen een integriteitbeleid te voeren dat gebaseerd is op een systematische analyse van de integriteitrisico’s. De wet geeft echter niet aan wat in het integriteitbeleid moet staan, dit is namelijk per pensioenfonds verschillend. Een vast format is ook niet voorhanden. Het beleid moet in ieder geval zijn toegesneden op het fonds en er moeten genoeg maatregelen voorzien zijn om het integriteitbeleid tot een “levend” beleid te maken. P-AZL voert al jaren een actief risicobeheer en werkt al meerdere jaren met periodieke risico-assessments, risicoplannen en beheermaatregelen Het bestuur heeft in 2012 op verzoek van AZL deelgenomen aan een pilot extern riskmanagement door de firma Van der Schoot & Westerbrink. Deze pilot paste prima in de planning van het fonds om in 2012 weer een periodiek integraal risico assessment te doen. Op basis van de door DNB gehanteerde FIRM methode (afkorting voor: Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode) is een ‘foto’ gemaakt van op welk punt het fonds zich bevindt inzake risicomanagement. Het bestuur van het fonds heeft vervolgens een aanzienlijke inspanning geleverd om de uitkomsten van dit rapport te verwerken in een ‘Riskplan’ 2013. Bij de indeling van de risico’s is zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling zoals DNB deze hanteert bij de beoordeling van de risico’s van financiële instellingen, te weten FIRM. Iedere bestuursvergadering wordt het onderwerp “risicomanagement” geagendeerd. Met het opgestelde ‘Riskplan’ en het daarbij behorende beheersingskader en opgenomen acties worden de risico’s periodiek gemonitord door het bestuur.
16
Het Riskplan wordt elk jaar geactualiseerd. Door de combinatie van doorlopende monitoring van een deel van de risico’s en een jaarplan met incidentele en periodieke acties, ontstaat er inzicht in de risico’s en wordt duidelijk op welke wijze de risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt. Door het uitvoeren van de acties worden de risico’s verder beperkt. Voor het jaar 2013 zal vervolgens een nieuw jaarplan worden opgesteld waarbij nog openstaande of lopende acties uit 2012 kunnen worden opgenomen, aangevuld met nieuwe acties. Op deze wijze ontstaat een cyclus waarmee de risico’s continue aandacht krijgen. Aanpassing fondsdocumenten In het verslagjaar zijn verschillende fondsdocumenten aangepast. In de eerste plaats is de abtn geactualiseerd. Behalve de abtn zijn verder ook de Richtlijnen Vermogensbeheer aangepast. Dit onder andere in verband met de downgrading van enkele Europese landen en het in verband hiermee toenemende concentratierisico van de staatsobligaties. Ten slotte is de abtn aangepast naar aanleiding van de aanpassing van het beleid inzake verantwoord beleggen. Voorts is het communicatieplan omgezet in een communicatiebeleidsplan. Bovendien zijn in 2012 de basisreglementen 1984 en 1996 alsmede het prepensioenreglement en de Beschikbare Premieregeling aangepast. Tenslotte zijn de statuten aangepast zodat het bestuur het benoemende orgaan is bij nieuwe bestuurders. In het verleden was dit formeel de ondernemingsraad en de werkgever.
Pensioenen Pensioenakkoord van de baan, pensioenhervormingen niet Het invoeren van een nieuw type pensioencontract, althans het wettelijke faciliteren van het reële pensioencontract als alternatief voor de huidige nominale contracten, laat op zich wachten. In het verslagjaar werd de discussie over een ander pensioencontract voortgezet, een en ander echter zonder tot voldoende helderheid te lijden. Deze situatie veranderde in het verslagjaar nauwelijks nadat demissionair minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn Hoofdlijnennota Herziening FTK publiceerde. Ook de Hoofdlijnennota liet vitale onderdelen onuitgewerkt, waardoor de fondsbesturen, hun uitvoeringsorganisaties en sociale partners nog steeds niet verder komen dan het, op basis van de beperkt beschikbare informatie, zich globaal oriënteren op nieuwe mogelijkheden. De huidige situatie stimuleerde opvattingen dat binnen het bestaande nominale kader maatregelen mogelijk zijn die de toekomstbestendigheid en financiële houdbaarheid van de aanvullende pensioenregelingen bevorderen. Het zogenaamde Septemberpakket van demissionair staatssecretaris van SZW, De Krom, is hiervan een illustratie. Kortings- en premievoorschriften op basis van de huidige Pensioenwet en FTK konden –zonder nadere wetgeving– worden vervangen door maatregelen die min of meer vooruit liepen op het reële pensioencontract. Zoals een eerdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, maar vooral door toepassing van het levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM). Het meewegen van het LAM als gevolg van de toegenomen levensverwachting heeft ook voor P-AZL een toename in de verplichtingen tot gevolg. Staatssecretaris Klijnsma heeft besloten om de invoering van het FTK met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2015. Hierdoor worden sociale partners en fondsbesturen met een extra overgangsjaar 2014 geconfronteerd, waarin mogelijk –in navolging van het Septemberpakket– aanvullende maatregelen van overheidswege zullen worden getroffen. De sociale partners bij AZL hebben zoals hierboven al opgemerkt gesprekken gevoerd om de pensioenregeling toekomstbestendiger te maken. Nader wordt hierop ingegaan in de paragraaf betreffende fondsspecifieke gebeurtenissen en in de paragraaf vooruitblik van het fonds. Nieuw kabinet en regeerakkoord Ondertussen kwamen in het verslagjaar een nieuw kabinet en regeerakkoord tot stand en bleek het Kabinet-Rutte II nog enige andere maatregelen voor de pensioensector in petto te hebben die de aanvullende pensioenen raken. Deze maatregelen liggen onder meer op het terrein van de AOW, Anw en de fiscale facilitering van de pensioenopbouw (het ‘Witteveenkader’).
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
17
Versnelde verhoging van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd In het verslagjaar werd al op basis van een eerder besluit, voor Rutte II genomen, met ingang van 1 april de ingangsdatum van het AOW-pensioen gewijzigd van de eerste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, naar de verjaardag zelf. Voorts is met het verhogen van de pensioenleeftijd een geheel eigen traject en tempo gevolgd, terwijl de aanvankelijke plannen tot vervroeging en verlate ingang van de AOW (flexibilisering) zijn geschrapt. Tenslotte wil het nieuwe kabinet de verhoging van de AOWleeftijd nog versnellen en het LAM pas introduceren, nadat de 67-jarige leeftijd is bereikt. Krimpend Witteveenkader De overheid is de pensioensector tegemoet gekomen om niet in twee maar in één stap de fiscale begeleiding van de aanvullende pensioenopbouw aan te passen aan de gewenste verhoging van de pensioeningangsleeftijd. Twee stapjes in 2013 (naar 66 jaar) en 2015 (naar 67 jaar) werden tot één stap in 2014 (van 65 naar 67 jaar) teruggebracht. Hierdoor kan de aanpassing van de diverse pensioenregelingen en administratie beperkt blijven tot één operatie. Dit voordeel lijkt overigens te verdwijnen als het Kabinet-Rutte II met ingang van 2015 besluit tot een nog verdergaande beperking van de maximale jaarlijkse pensioenopbouw. Daarnaast bestaat het voornemen om de fiscale facilitering te beperken tot een inkomen van € 100.000 (aftopping). Rentetermijnstructuur en het Septemberpakket DNB twijfelde in het begin van het verslagjaar of de te hanteren rentetermijnstructuur (RTS) op maandbasis nog een juiste weergave was van de prijsvorming op de (verstoorde) interbancaire swapmarkt. Met ingang van het jaar mocht daarom worden gerekend met een gemiddelde RTS over de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2011. Hoewel de toezichthouder het tijdelijke karakter van deze maatregel benadrukte, mocht deze middeling gedurende het gehele boekjaar worden toegepast. Voorts werd per ultimo september de Ultimate Forward Rate (UFR) ingevoerd. Deze UFR maakte onderdeel uit van het reeds genoemde Septemberpakket. Dit pakket bevatte enkele voorwaarden waaronder pensioenfondsen hun aangekondigde kortingen mochten mitigeren (uitsmeren over een langere periode) en/of hun premie voor 2013 lager konden vaststellen. Governance De governance van pensioenfondsen, op onderdelen onderwerp van jarenlange discussie binnen de pensioensector en de politiek, liet in het onderhavige verslagjaar enkele nieuwe ontwikkelingen zien. Wet Koser Kaya/Blok In het verslagjaar is de Eerste Kamer akkoord gegaan met voorstellen tot vergroting van de medezeggenschap van gepensioneerden bij pensioenfondsen. De inwerkingtreding is door staatssecretaris Klijnsma bepaald op 1 juli 2014. Wet versterking bestuur pensioenfondsen Het wetvoorstel tot versterking van het bestuur van pensioenfondsen gaat niet alleen in op de hierboven bedoelde positie van de gepensioneerden. Het kabinet wil namelijk de deskundigheid van fondsbesturen bevorderen, het intern toezicht versterken en de diverse organen en taken stroomlijnen. Onderdeel is het aanbieden van alternatieve bestuursmodellen voor het bestaande paritaire model. Het ligt in het voornemen van staatssecretaris Klijnsma om dit wetsvoorstel eerder in werking te laten treden dan de Wet Koser Kaya/Blok. Toezicht DNB voerde in het onderhavige verslagjaar weer enige themaonderzoeken uit. Ook P-AZL heeft deelgenomen aan verschillende van deze onderzoeken. Onderzocht werden onder meer de risico’s van commercieel vastgoed en uitbesteding, alsmede de effectiviteit van het bestuur. Ook de AFM verricht naast zijn toezichttaken onderzoek. Een en ander komt op een tijdstip dat de toezichtkosten en dus de uitvoeringskosten van pensioenfondsen omhoog gaan, terwijl de overheid heeft aangekondigd zich te zullen terugtrekken uit de financiering van de toezichtkosten. De pensioensector maakt zich al jaren zorgen over de stijging van de laatstgenoemde kosten.
18
Fondsspecifieke ontwikkelingen Financiële positie Het belegd vermogen van het fonds (inclusief lopende rente en liquide middelen) nam in het verslagjaar toe met € 9,7 miljoen tot € 96,6 miljoen (2011: € 86,9 miljoen). Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2012: 12,1% (2011: 6,2%). De voorziening pensioenverplichtingen is in 2012 met € 4,4 miljoen toegenomen tot € 95,9 miljoen (2011: € 91,5 miljoen). De voorziening pensioenverplichtingen is mede vastgesteld op basis van de van de AG-prognosetafel 2012-2062 rekening houdend met leeftijdafhankelijke ervaringssterfte op basis van gepubliceerde CBS-informatie. De benodigde solvabiliteit onder FTK dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De benodigde solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door DNB aangereikt standaardmodel. De benodigde dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2012 volgens de feitelijke normwegingen 118,6% en 119,9% volgens de strategische normwegingen. Verdere aanpassing van de sterftegrondslagen In 2011 heeft het bestuur besloten de AG-prognosetafel 2010-2060 te verfijnen door een leeftijdsonafhankelijke ervaringssterfte toe te passen. Eind 2011 is het bestuur overgestapt op een leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Op totaalniveau leidde deze overstap tot een verzwaring van de voorziening met 0,6%. De dekkingsgraad daalde hierdoor eveneens met 0,6%-punten. Ook in 2012 heeft het bestuur moeten besluiten om nog prudenter te kijken naar het langer leven risico. Naar aanleiding van de nieuwe AG-prognosetafel 2012-2062 heeft het bestuur herbevestigd de AG-prognosetafels te volgen en de sterftegrondslagen erop aan te passen. Op totaalniveau leidt deze overstap tot een verzwaring van de voorziening met 1,0%. De dekkingsgraad daalt hierdoor eveneens met 1,0%-punten. Herstelplan en herstelkracht In herinnering wordt gebracht dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds door de gevolgen van de kredietcrisis ultimo 2008 lager was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Er was eind 2008 daarom sprake van een reserve- en dekkingstekort. Deze tekorten zijn door het pensioenfonds onverwijld gemeld aan DNB. Het fonds heeft in 2009 gewerkt aan het opstellen van een korte- en een langetermijnherstelplan op basis van een actuele continuïteitsanalyse. Deze herstelplannen zijn in maart 2009 bij DNB ingediend. De voortgang van het herstelplan moet jaarlijks door het bestuur worden geëvalueerd. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg ultimo december 2012 101,0% Aangezien de aanwezige dekkingsgraad ultimo verslagjaar lager is dan de minimaal benodigde dekkingsgraad, verkeert het pensioenfonds ultimo 2012 in een situatie van dekkingstekort. Het fonds heeft gedurende 2012 haar dekkingsgraad maandelijks gerapporteerd aan DNB. Begin 2013 heeft het pensioenfonds het herstelplan wederom geëvalueerd. Deze evaluatie is gerapporteerd aan DNB.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
19
In onderstaande tabel is de evaluatie van het herstelplan ultimo december 2012 weergegeven.
Verwacht volgens Aanwezige
evaluatie
dekkingsgraad
Primo jaar
herstelplan
2012
begin 2012
95,2%
95,2%
Premie
0,4%
0,3%
Uitkeringen
-0,2%
Toeslagverlening (korten)
2,6%
Rentetermijnstructuur
-5,2%
0,0%
Overrendement
9,7%
3,4%
Overige mutaties
-1,5%
0,0%
101,0%
98,7%
Ultimo jaar
-0,2% 1)
0,0%
Het bestuur heeft in de bestuursvergaderingen van december 2012, januari 2013 en februari 2013 moeten vaststellen dat het herstel zoals dit op basis van de geformuleerde uitgangspunten in het ingediende herstelplan werd verondersteld, niet is ingetreden. Het fonds zal zonder aanvullende maatregelen niet binnen de looptijd van het kortetermijn herstelplan herstellen tot boven de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het bestuur heeft in de loop van 2012, zoals ook reeds in 2011 en 2010 deze problematiek indringend onder de aandacht van sociale partners gebracht en in een aantal sessies van de door de sociale partners ingestelde studiecommissie pensioenen een en ander uitvoerig toegelicht. De werkgever heeft expliciet laten weten de bestaande uitvoeringsovereenkomst te zullen naleven, maar geen additionele stortingen te verrichten. De vraag naar een additionele storting aan de werkgever is door het fonds herhaald toen het voorgenomen besluit tot korten in het bestuur werd behandeld en de vraag aan de orde was welk definitief besluit tot korten genomen diende te worden. Daarnaast hebben sociale partners besloten tot een tijdelijke verlaging van de pensioenopbouw in 2012 van de actieve deelnemers van 2% tot gemiddeld 1,2% bij een gelijkblijvend premieniveau conform 2011. Het fonds heeft de slechte financiële situatie van het fonds ook in 2012, door middel van een brief en berichten op de website van het fonds onder de aandacht gebracht van alle deelnemers. Tevens heeft het bestuur een voorlichting gegeven tijdens een door de werkgever georganiseerde gepensioneerde dag. In de bestuursvergadering van februari 2013 is het fonds tot de conclusie gekomen dat een korting per 1 april 2013 noodzakelijk is. Het bestuur heeft alle belangen zorgvuldig afgewogen. Hierbij is onder meer meegenomen dat de huidige gepensioneerde deelnemers de korting per direct voelen. Ook is meegenomen dat oudere deelnemers minder tijd hebben om te herstellen dan jongere deelnemers. Hier staat tegenover dat de premie in het verleden op minder prudente grondslagen is vastgesteld dan de huidige premie. Samenvattend concludeert het bestuur dat er onvoldoende reden is om een van de groepen deelnemers anders te behandelen. Het meest evenwichtige besluit is derhalve het doorvoeren van een uniforme korting. Alle deelnemers dragen hierbij naar verhouding van hun opgebouwde rechten op eenzelfde manier aan het herstel bij.
1)
20
2,6% bedraagt de impact op de dekkingsgraad. Het kortingspercentage bedraagt 2,5%.
Het bestuur heeft besloten om de aanspraken en rechten met 2,5% te verlagen. Het gaat om de pensioenen van werknemers die nog pensioen opbouwen, oud-werknemers die hun pensioen bij het pensioenfonds hebben laten staan en gepensioneerden die al pensioen ontvangen. Hun uitkering gaat omlaag per 1 april 2013. De verlaging is 1% meer dan P-AZL vorig jaar heeft aangekondigd: 2,5% in plaats van 1,5%. Het verschil is te wijten aan de gestegen levensverwachting. Het bestuur heeft ervoor gekozen om deze extra verlaging in 2013 door te voeren. Pensioenregelingen van het fonds P-AZL kent 2 basispensioenregelingen; het Pensioenreglement 1984 en het Pensioenreglement 1996. Beide pensioenregelingen zijn in het verslagjaar aangepast in verband met een ongewenste uitkomst bij de vaststelling van de pensioengrondslag voor de voortzetting van de pensioenopbouw ingeval een gedeeltelijke WIA-uitkering wordt genoten. In de gewijzigde redactie wordt niet meer de WIAuitkering als pensioengrondslag genomen maar het laatstgenoten salaris. Tevens zijn de bovengenoemde reglementen gewijzigd inzake de vaststelling van de toeslag in verband met volledige ongeschiktheid in geval van een IVA-uitkering. In de gewijzigde redactie is het maximum begrensd tot 261 maal het maximum dagloon. Addendum in afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen in de pensioenreglementen 1984 en 1996 alsmede het prepensioenreglement, zijn de opbouw van nieuwe aanspraken over 2012 beperkt tot gemiddeld 1,2% (was 2%) over 2012. Een dergelijke wijziging dient te worden vastgelegd in een addendum. In de verschillende reglementen wordt naar het addendum behorende bij de verschillende reglementen verwezen. Regeling 1984 De regeling 1984 geldt voor degenen die op 30 juni 1996 al deelnemer waren en er destijds voor gekozen hebben om de deelneming aan deze regeling voort te zetten. Deze regeling is een eindloonregeling waarbij in een periode van maximaal 40 jaar ouderdomspensioen wordt opgebouwd. Afhankelijk van de hoogte van de pensioengrondslag bedraagt het opbouwpercentage 1,75%, 1,50% of 1,25%. De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar. Onder toepassing van actuariële korting respectievelijk oprenting is een eerdere dan wel latere ingang van het ouderdomspensioen mogelijk. Verder zijn keuze- respectievelijk variatiemogelijkheden aanwezig met betrekking tot deeltijdpensionering, uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen en omgekeerd en uitkeringshoogte. Standaard bedraagt het partnerpensioen 70% van het te bereiken levenslange ouderdomspensioen. De regeling kent verder een wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, Anw, WAO en WIA- hiatenpensioen en een overlijdensuitkering. Regeling 1996 De regeling 1996 is een middelloonregeling en geldt voor degenen die op of na 1 juli 1996 in dienst zijn getreden en deelnemer zijn geworden. Deelnemers aan de Pensioenregeling 1984 hebben bij de start van de nieuwe Pensioenregeling de mogelijkheid gekregen om over te stappen op de nieuwe regeling. In deze regeling is het totaalbedrag aan levenslang ouderdomspensioen gelijk aan de som van de pensioenopbouw in elk van de verstreken deelnemersjaren. De jaarlijkse opbouw bedraagt 2% van de pensioengrondslag in het betreffende jaar. Standaard bedraagt het partnerpensioen 70% van het te bereiken levenslange ouderdomspensioen (Pensioenregeling 1996 oud). Voor degenen die op of na 1 juli 1998 in dienst zijn getreden wordt het nabestaandenpensioen op risicobasis verzekerd (Pensioenregeling 1996 nieuw). Zij ontvangen hiervoor in de plaats een hoger ouderdomspensioen. Dit laatste wordt gerealiseerd door een lager franchisebedrag voor de vaststelling van de pensioengrondslag te hanteren. Deelnemers met een medeverzekerd nabestaandenpensioen hebben per 1 januari 1999 eenmalig kunnen kiezen voor een verhoogd ouderdomspensioen in plaats van opbouw van een medeverzekerd nabestaandenpensioen. Voor de Pensioenregeling 1996 oud en nieuw is de pensioenrichtleeftijd 65 jaar. Evenals de Pensioenregeling 1984 is een variatie in de ingangsdatum en uitkeringshoogte van het ouderdomspensioen mogelijk. Ook gelden dezelfde keuzemogelijkheden. In
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
21
tegenstelling tot de Pensioenregelingen 1984 en 1996 oud, kent de Pensioenregeling 1996 nieuw geen partner- en wezenpensioen en overlijdensuitkering. P-AZL kent verder een Prepensioenregeling en een Beschikbare Premieregeling. De prepensioenregeling, die per 1 juli 1996 in werking is getreden, geldt in verband met fiscale maatregelen vanaf 1 januari 2006 alleen nog maar voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. De opbouw aan prepensioen is 2% van het pensioengevend jaarsalaris. Degenen die al op 30 juni 1996 in dienst waren hebben aanspraak op extra prepensioen over de tot dan verstreken deelnemersjaren. Het prepensioen kent een richtleeftijd van 63 jaar. De regeling wordt betaald uit de middelen van het pensioenfonds. Als resultante van het bereikte cao-akkoord in 2012 leidt uitstel van de ingangsdatum van het prepensioen niet meer tot verlies van opgebouwd prepensioen. Het niet benutte deel van het prepensioen leidt tot een aanvullende aanspraak op levenslang ouderdomspensioen. Verder is de bij uitstel van prepensioen geldende maximale grondslag van 85% verhoogd tot 100%. In het genoemde cao-akkoord is tevens de afspraak gemaakt in kaart te brengen in hoeverre de mogelijkheid voor deelnemers is blijven bestaan om vervroegd met ouderdomspensioen te kunnen gaan. De commissie pensioenen heeft geconstateerd dat deze mogelijkheid al in de bestaande reglementen via de kapstok van variatiemogelijkheid hoogte ouderdomspensioen (hoog-laag / laag-hoog-constructie) en de daaraan gekoppelde fiscale mogelijkheden, is opgenomen. Hierdoor wordt de mogelijkheid geboden een bedrag te reserveren uit het levenslange ouderdomspensioen teneinde hiermee vóór 65 jaar een tijdelijk ouderdomspensioen (of overbruggingspensioen tot de AOW-leeftijd) aan te kopen. Bovendien kan het opgebouwde kapitaal uit de beschikbare premieregeling voor dit doel benut worden. Voor degenen die niet langer deel kunnen nemen aan de prepensioenregeling (deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en nieuwe deelnemers vanaf 1 januari 2006) is de mogelijkheid geboden om een tegoed op te bouwen dat kan worden aangewend voor extra ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen. Ingevolge een reglementswijziging is deelname aan deze beschikbare premieregeling ingaande 1 mei 2009 gesloten voor nieuwe deelnemers. Voor deelnemers die op dat moment deelnamen aan de regeling is de keuze die gold op 1 mei 2009 onherroepelijk geworden. Dus de keuze om deel te nemen aan de regeling of de premie voor de regeling maandelijks via het salaris te laten uitbetalen zal blijven gehandhaafd voor de duur van deze regeling. Eveneens als onderhandelingsresultaat van het cao-overleg zal voortaan het opgebouwde tegoed kunnen worden betrokken bij het vervroegen van het ouderdomspensioen. Premiebeleid De vereiste pensioenpremie is per 1 januari 2012 gelijk gebleven aan de vereiste pensioenpremie van 2011 en bedraagt 19,9% van de pensioengrondslag. Het werkgeversdeel van de premie bedraagt 13,97%, terwijl de werkgever daarbovenop een extra bijdrage levert van 0,1%. In totaal komt 14,07% van de totale premie voor rekening van de werkgever. Het werknemersdeel van de premie in de middelloonregeling bedraagt 5,83%, waarmee de totale premie neerkomt op 19,9%. Eventuele toekomstige premieverhogingen zullen volgens de eerder overeengekomen verdeling (1/3 werknemer, 2/3 werkgever) plaatsvinden. De werkgever neemt verder een groot deel van de uitvoeringskosten van het pensioenfonds voor zijn rekening, alsmede alle kosten voor de Beschikbare Premieregeling. De premie is zodanig vastgesteld dat deze: –
minimaal gelijk is aan de kostendekkende premie en
–
in een situatie van onderdekking bijdraagt aan het herstel van het pensioenfonds.
22
Toeslagenbeleid van het fonds Toeslagen kunnen per jaar verschillen en worden voorwaardelijk verleend voor zover de middelen van het fonds dat toelaten. Bij de toeslagverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de actieve deelnemers en de inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden). Voor P-AZL geldt dat voor inactieven toeslagcategorie D1 uit de DNB-beleidsregel toeslagenmatrix van toepassing is. Dit betekent dat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks toeslag wordt verleend van maximaal de stijging van de consumentenprijsindex van alle huishoudens over de twee opeenvolgende voorafgaande jaren. Voor hen die slaper respectievelijk gepensioneerde zijn geworden vóór 1 juli 2004 geldt als maximale toeslagnorm de ontwikkeling van de salarissen bij de werkgever. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre per 1 januari pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Er bestaat daarom geen recht op toeslagen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het bestuur heeft als gevolg van de sterk gedaalde dekkingsgraad en de noodzaak om tot herstel te komen, besloten om de pensioenrechten en pensioenaanspraken van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers per 1 januari 2012 niet te verhogen. Gezien de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur besloten om ook per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen voor de inactieven. Voor de actieve deelnemers geldt, zolang het deelnemerschap voortduurt, dat op de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks een toeslag wordt verleend conform de algemene ontwikkeling van de salarissen in het voorafgaande kalenderjaar bij de werkgever. De toeslag wordt betaald uit een opslag op de pensioenpremie. Deze regeling geldt tot het einde van het boekjaar. Vanaf 1 januari 2013 geldt de nieuwe regeling. Herverzekering De pensioenaanspraken worden in eigen beheer opgebouwd. Bepaalde risico’s (arbeidsongeschiktheid en overlijden) heeft het fonds ondergebracht bij herverzekeringsmaatschappij Aegon levensverzekering N.V.. De herverzekering omvat voor de deelnemers aan de pensioenregeling de uitkering van een risicokapitaal bij overlijden, een premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Het herverzekeringscontract is in 2008 verlengd voor de duur van vijf jaar.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
23
Verzekerdenbestand (Aantallen)
Actieve
Gewezen
deelnemers Stand per 31 december 2011
Pensioen-
deelnemers gerechtigden
427
319
174
Totaal 920
Mutaties door: In dienst
34
Uit dienst
-13
34
Uitgaande waardeoverdrachten
13
0
0
0
Overlijden
0
0
-9
-9
Ingang pensioen
-1
-4
10
5
Andere oorzaken
-1
0
-1
-2
Mutaties per saldo
19
9
0
28
328
174
948
2012
2011
Ouderdomspensioen
94
93
Nabestaandenpensioen
79
80
1
1
174
174
Stand per 31 december 2012
*)
*)
Waarvan 16 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling
Specificatie pensioengerechtigden
Wezenpensioen Totaal
24
446
Beleggingen Nederlandse Pensioenfondsen Met het Septemberpakket Pensioenen dat eind september door het kabinet is gepresenteerd, wordt in de ogen van velen een belangrijke stap gezet in de richting van een toekomstbestendig pensioenstelsel. Onderdeel van het Septemberpakket is de invoering van de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR) die gebruikt moet worden voor de berekening van pensioenverplichtingen. De UFR maakt die berekening minder gevoelig voor schommelingen en mogelijk verstoorde omstandigheden op de financiële markten. Onder de methodiek van de UFR wordt de rentetermijnstructuur tot looptijden van twintig jaar gebaseerd op de swaprente en wordt voor looptijden langer dan twintig jaar een rentestructuur geconstrueerd op basis van enerzijds de marktrente en anderzijds een vaste forwardrente na 60 jaar. Berekend op basis van de UFR bedroeg volgens de Pensioenthermometer van Aon/Hewitt de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen eind december 2012 circa 102%. Eind 2011 bedroeg de, op basis van driemaands middeling (de toen geldende waarderingstechniek) bepaalde dekkingsgraad 103%. Een en ander resulteerde in 2012 in een daling van de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen met circa 1%. Op basis van de 3 maands middeling methodiek zou de dekkingsgraad eind 2012 overigens op 98% zijn geëindigd. Aldus heeft de UFR de negatieve gevolgen van de rentedaling in 2012 (de zogenaamde ‘swaprente’ daalde in 2012 voor looptijden van tien jaar met 0,9 procentpunt) grotendeels gecompenseerd. Markten 2012 De verklaring voor de rentedaling in 2012 moet worden gezocht in een tweetal belangrijke ontwikkelingen. Op de eerste plaats waren daar de problemen met de Europese economie. Die belandde, als gevolg van de aanhoudende eurocrisis en een tanend consumentenvertrouwen, eind 2011 in een recessie. Deze ontwikkeling zette in 2012 door als gevolg van tegenvallende macro-economische ontwikkelingen en een verbreding en verdieping van de euro-crisis (waarbij Zuid-Europese landen als Griekenland, Spanje en Italië het beeld bepaalden). Een tweede belangrijke factor was de staatsschuld in de VS. Het eerder in 2011 bereikte akkoord over een verhoging van het ‘schuldplafond’ bleek in 2012 in de ogen van kredietbeoordelaars onvoldoende, waardoor deze zich genoodzaakt zagen om de rating van de VS te verlagen. Als gevolg van beide factoren namen beleggers hun toevlucht tot beleggingen in risicovrije (met name Duitse en Nederlandse) staatsleningen. De Duitse rente daalde daardoor eind mei even onder 1,2% en kortlopende obligaties konden zelfs worden uitgeschreven met negatieve couponrentes. De vorming (in juni 2012) van een Griekse coalitieregering was een grote opluchting voor beleggers. Wat bijdroeg aan de positievere stemming, was het feit dat de Europese regeringsleiders eind juni stappen zetten in de richting van verdergaande economische en politieke integratie van de 17 landen in de eurozone. Zo werd de weg vrijgemaakt voor directe steun aan kwetsbare banken, buiten de begroting van de betreffende overheid om. Een ander belangrijk gegeven voor de markten was de uitspraak van Mario Draghi, eind juni 2012. De ECB gaf aan er alles aan te doen om de euro te redden. In augustus en september 2012 volgden details over de aanpak. Afgesproken werd dat de ECB landen steun zou geven, mits deze formeel om steun zouden vragen en mits zij zich bereid zouden verklaren om aan de door de ECB gestelde eisen te voldoen. Door deze beleidsverandering verminderde het systeemrisico in de eurozone significant.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
25
De nieuwe aanpak van de ECB wierp meteen zijn vruchten af. Vanaf juli daalden de risicopremies van landen als Spanje en Italië fors zonder dat de Europese centrale bank feitelijk steun hoefde te verlenen. Spanje, voor de markten al enige tijd kandidaat voor een formele steunaanvraag, kon in 2012 zelfs afzien van het doen van een steunaanvraag. Toch bleven beleggers in de tweede helft van 2012 nog geruime tijd de voorkeur geven aan “veilig” geachte obligaties. Nederlandse en Duitse staatsleningen bleven daardoor zeer in trek. Eind december 2012 leverden 10-jaars Nederlandse staatsleningen nog maar een rendement op van 1,5%. Zonder meer een historisch laagterecord. Pas toen, eind 2012, de reële economie eerste tekenen van herstel vertoonde, konden aandelenkoersen wereldwijd aan een stijging beginnen (+14% in euro). Wereldwijde vastgoedaandelen (+28%) en aandelen van ‘financials’ (+27%) wonnen binnen deze categorie het meest. Maar ook (hoogrentende) bedrijfsleningen en schuldpapier van opkomende markten lieten in 2012 een prima rendement zien.
Aandelen Indices 1)
2012
MSCI World
14,0%
S&P Composite
14,2%
Nasdaq
14,1%
DJ Europe Stoxx 50
13,8%
AEX
14,1%
Topix (Japan) MSCI Emerging Markets
5,9% 16,8%
Bron: Thomson Reuters Datastream Vooruitzichten Wereldwijde economie In de VS trekken de consumentenbestedingen, de duurzame orders en de huizenmarkt aan. Voor 2013 verwachten wij op basis hiervan voor de VS een gematigde groei. In de eurozone verwachten wij een stabilisatie van de economie. De aantrekkende groei in de VS en China, het beleid van de ECB en een afnemende bezuinigingsdrang van (centrale) overheden zouden hier kunnen leiden tot een traditioneel, aan de export gerelateerd, herstel. Mede dankzij deze exportgroei zou de eurozone aan een recessie moeten kunnen ontkomen. Ondanks tekenen van herstel blijft de wereldeconomie kwetsbaar voor schokken. De rol van de centrale banken en van de politici blijft vooralsnog cruciaal voor een voortzetting van het gematigde economische herstel. De wereldwijde economische groei kan in 2013 op of iets onder het langjarige gemiddelde uitkomen. Rente Het aanhoudend ruime beleid van de centrale banken, het naar verwachting gematigde herstel en de nog steeds voortdurende overcapaciteit in de volwassen economieën zal leiden tot aanhoudend lage rentes van staatsleningen in landen als de VS, Duitsland en Nederland. Wel kunnen de rentes, vanaf extreem lage niveaus, iets oplopen.
1)
26
Total return indices (in euro).
Aandelen Mede op basis van de extreem lage rentes en de relatief hoge dividendrendementen gaan wij uit van een positieve waardeontwikkeling op de wereldwijde aandelenmarkten. Gunstig is dat de balansen van de bedrijven nog steeds relatief gezond zijn en veel bedrijven ruimte hebben om eigen aandelen in te kopen en dividenden te verhogen. Het beperkte economische herstel in de verzadigde economieën (VS, Europa, Japan) zal echter druk gaan uitoefenen op de (historisch hoge) winstmarges. Daardoor zal er niet of nauwelijks ruimte zijn voor winstgroei. De prestaties van wereldwijde aandelen zullen dan ook moeten voortkomen uit hogere waarderingen. Valutamarkten Het systeemrisico in de eurozone is weliswaar sterk afgenomen, maar is nog niet definitief van de baan. Bovendien is de economie van de eurozone relatief zwak. Daardoor blijft de euro kwetsbaar ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Daarom verwachten wij dat de ECB het officiële rentetarief verder zal verlagen. Fonds specifieke ontwikkelingen P-AZL heeft haar beleggingsportefeuille verdeeld over een matching portefeuille en een rendementsportefeuille. Binnen de matching portefeuille, bestaande uit staatsobligaties en rente derivaten, wordt getracht de portefeuille overeenkomstig de samenstelling van de verplichtingen in te richten. De matching portefeuille heeft tot doel het nominale renterisico van P-AZL dat ontstaat als gevolg van de verplichtingen, deels af te dekken, om zodoende een stabielere ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds te realiseren. Middels de rendementsportefeuille wordt actief gezocht naar een hoger rendement. Het doel is namelijk om goede indexatiekansen (aanpassen van pensioenen aan inflatie) op lange termijn te creëren. Beleggingsbeleid 2012 Het beleggingsbeleid van 2012 is gebaseerd op een in 2010 door de actuaris uitgevoerde ALM studie, waarbij toen met name de financiële risico’s op balansniveau in kaart werden gebracht en op een in aansluiting daarop door de vermogensbeheerder uitgevoerde strategische asset allocatie studie. Deze strategische asset allocatie studie was ingekaderd door de besluitvorming naar aanleiding van de ALM-studie. Binnen die kaders van verwacht rendement en risico’s werd naar een verdere optimalisatie van de portefeuille gezocht, waarbij ook kwalitatieve aspecten van de diverse beleggingssoorten werden betrokken. Dit resulteerde in een herinrichting van de beleggingsportefeuille, te effectueren in een drietal, dekkingsgraadafhankelijke stappen. De eerste stap, het reduceren van bedrijfsobligaties ten gunste van aandelen en vastrentende waarden, bij een dekkingsgraad van boven de 105% werd begin 2011 afgerond. De strategische verdeling bij de eerste stap zag er als volgt uit: Staatsobligaties 46%, Bedrijfsobligaties 9%, Aandelen 37% en Onroerend 8%. De twee vervolgstappen zouden plaatsvinden bij een dekkingsgraad van respectievelijk 112,5% en 120%, welke stappen zijn vastgelegd in Beleggingsplan 2012. Omdat deze niveaus in 2012 niet zijn gehaald zijn de vervolgstappen doorgeschoven naar 2013. In 2012 bleef de dekkingsgraad zelfs onder de 105%. In het Beleggingsplan 2012 is mede een bepaling opgenomen dat bij deze dekkingsgraad de portefeuille niet automatisch wordt geherbalanceerd naar de strategische benchmark overeenkomstig het stappenplan, maar dat vermogensbestanddelen (‘assets’) op hoofdcategorieën (vastrentende waarden, aandelen, onroerend goed, liquiditeiten) ‘floating’ zijn en er ook geen tactische posities door de vermogensbeheerder mogen worden ingenomen. In de ogen van het bestuur leidt die bewegingsvrijheid van de vermogensbeheerder namelijk tot potentieel hogere risico’s voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Gegeven het feit dat de dekkingsgraad nog steeds zodanig laag is dat er sprake is van een dekkingstekort en een tegenvallende ontwikkeling van de dekkingsgraad zonder andere herstelmaatregelen enkel kan worden gecorrigeerd
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
27
door verlagingen van de pensioenaanspraken en -rechten, acht het bestuur een toename van de risico’s niet in het belang van de deelnemers. Binnen de hoofdcategorieën zijn tactische keuzes wel toegestaan. De wijzigingen in de procentuele verdeling van de assets op hoofdcategorieën zijn dan ook in 2012 met name toe te schrijven aan de koersveranderingen van de assets.
ultimo 2011 in % Vastrentende waarden Credits Aandelen
ultimo 2012 in %
48,7
46,4
8,9
9,1
35,1
38,4
Onroerend goed
6,7
5,7
Liquiditeiten
0,6
0,4
In het Beleggingsplan 2012 is ook vastgelegd dat net als in het voorgaande jaar de strategische afdekking van het nominale renterisico op balansniveau op 50% en het valutarisico van beleggingen in Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen alsmede de Australische dollar, strategisch voor 100% af te dekken, gehandhaafd blijft. De ‘investment beliefs’ vormen de belangrijkste pijlers basis van het beleggingsbeleid. Deze pijlers heeft het bestuur een jaar eerder vastgesteld om daarmee het beleggingsbeleid op een solide wijze uit te voeren. Deze ‘beliefs’ zijn ook opgenomen in de Verklaring Beleggingsbeginselen. Deze Verklaring, die een bijlage vormt van onze abtn, wordt minimaal een maal per drie jaar geactualiseerd maar indien nodig ook tussentijds bij belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid. In het inmiddels vastgestelde Beleggingsplan 2013 is onder andere wederom opgenomen dat het bestuur zal heroverwegen of, zodra de dekkingsgraad boven de 105% zal uitstijgen, de beleggingsportefeuille wederom zal worden ingericht conform de bij de eerste stap vermelde strategische samenstelling. Tevens is het bestuur vooralsnog voornemens, dat bij eventuele overschrijding van de dekkingsgraden 112,5% en 120%, de strategische normen voor diverse beleggingscategorieën verder zullen worden aangepast (minder staatsobligaties en meer aandelen) waarnaast tevens de beleggingscategorieën inflation linked bonds en grondstoffen zullen worden opgenomen. In het onderhavige Beleggingsplan heeft het bestuur overigens voorts opgenomen dat voor de afdekking van het nominale renterisico middels de matching portefeuille de renteontwikkeling van de Euro swapcurve bepalend zal zijn en niet de renteontwikkeling van de sedert september 2012 door De Nederlandsche Bank geïntroduceerde zogenaamde Ultimate Forward Rate. Het bestuur laat hiermede de economische realiteit ten aanzien van de rente zoals die op de financiële markten tot stand komt prevaleren boven de modelmatig door DNB vastgestelde UFR-rentecurve. Gedurende het verslagjaar heeft het bestuur onder andere besloten om alle participaties in een niet beursgenoteerd vastgoedfonds dat is georiënteerd op beleggingen in Nederlandse kantoren ter onttrekking aan te bieden. Gezien de minieme liquiditeit in voornoemd fonds is de verwachting dat honorering van dit verzoek geruime tijd kan duren. Voorts werd overwogen om de afdekking van het nominale renterisico, gezien de marktontwikkelingen, tactisch iets lager te effectueren dan de strategische norm ad 50%, uiteraard binnen de daaronder aanwezige 5%-punt bandbreedte. Hiertoe werd niet overgegaan. Tenslotte werd besloten dat aan het fonds dat enkel belegd in bedrijfsobligaties uitgegeven door emittenten, niet behorend tot de financiële sector, een fonds kan worden toegevoegd dat belegd in bedrijfsobligaties, inclusief emittenten uit de financiële sector. Voorwaarde hierbij is dat dit fonds een uitsluitingsbeleid voert dat goed aansluit bij de uitgangspunten voor maatschappelijk verantwoord beleggen van het pensioenfonds.
28
Beleggingsresultaten 2012 Gedurende 2012 werd in verband met de fonds specifieke situatie alsmede onzekerheid over economie en financiële markten slechts een zeer gematigd tactisch beleid gevoerd. Dat tactische beleid speelde zich af binnen de diverse beleggingscategorieën en had onder andere betrekking op de geografische spreiding van de aandelenportefeuille. Dankzij de per saldo gedaalde rente alsmede goed renderende aandelenmarkten heeft het fonds een totaalrendement behaald van 12,1%, hiermede 0,5%-punt beter dan de gedurende 2012 gehanteerde benchmark. Het resultaat op de matching portefeuille bedroeg over 2012 9,9%, hiermede 0,7%-punt meer dan de procentuele toename van de verplichtingen als gevolg van rentebewegingen van de Euro swapcurve, voor zover deze zijn afgedekt. De rendementsportefeuille, in 2012 samengesteld uit bedrijfsobligaties, aandelen, onroerend goed en liquiditeiten heeft een rendement behaald van 13,4%, hiermede 0,1%-punt meer dan de door het fonds gehanteerde benchmark. Dit laatste met name als gevolg van een relatief goede selectie binnen de portefeuille aandelen. De afdekking van het neerwaarts risico van vreemde valuta had gedurende het verslagjaar een positief effect van nagenoeg 0,2%-punt, hetgeen conform de desbetreffende benchmark ongeveer verwacht mocht worden. Voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille aan het begin en ultimo verslagjaar alsmede de behaalde rendementen op totaal niveau als per beleggingscategorie versus de benchmarks wordt verwezen naar bijgaande tabel.
vermogensverdeling 1)
Staatsobligaties
strategische
primo
ultimo
normverdeling
2012
2012
portefeuille
benchmark
%
%
%
%
%
46,0
48,7
46,4
Rente derivatien (swaps)
Aandelen Onroerend goed
9,9
9,2
9,0
8,9
9,1
10,9
13,6
37,0
35,1
38,4
17,0
15,9
8,0
6,7
5,7
-1,3
-0,2
13,4
13,3
0,0
0,6
0,4
100,0
100,0
100,0
11,9
11,4
0,2
0,2
12,1
11,6
Return portefeuille Liquiditeiten Totaal ex valuta overlay Afdekking vreemde valuta’s Totaal
1)
8,7 1,2
Matching portefeuille Bedrijfsobligaties
rendement 2) 3)
In de procentuele onderverdeling zijn enkel betrokken de beleggingscategorieën, zoals opgenomen in de strategische normverdeling, dus exclusief de overlay uit hoofde van afdekking renterisico (rente derivaten) en afdekking vreemde valuta’s.
2)
Rendement/Benchmarks Bovenstaande tabel geeft eveneens inzicht in het resultaat, waarbij zowel het direct resultaat als het resultaat als gevolg van koersmutaties zijn samengevoegd. Sedert primo augustus 2011 wordt een zogenaamde “floating” benchmark gehanteerd, hetgeen van invloed was op de berekening van totaal rendement van de benchmark.
3)
In deze tabel staat het benchmark rendement van matching portefeuille en hiermede dus ook het toaal rendement vermeld op basis van de Euro swapcurve, en dus niet op basis van de UFR curve .
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
29
Risicoparagraaf Inleiding De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de verplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. DNB risicomodel Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). De hoofdletter ‘S’, aangevuld met een nummer achter een aantal risicocategorieën vertegenwoordigt de code die DNB in het risicomodel voor de desbetreffende risicocategorie hanteert. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen (buffers) past het pensioenfonds de standaardmethode toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6, eventueel uitgebreid met additionele risicocomponenten). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist vermogen wordt berekend op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. De hoogste van beiden wordt gehanteerd als zijnde het vereist eigen vermogen. In het verleden werd de premie exclusief kosten werkgever gerapporteerd. Ten einde een volledig beeld te geven van alle premiestromen en alle kosten is in overleg met DNB besloten om totale premie inclusief uitvoeringskosten te rapporteren. Tot en met 2012 was overigens ook sprake van een beschikbare premieregeling, waarvan de volledige kosten door de werkgever werden gedragen. Deze kosten werden op eenzelfde manier toegevoegd om een volledig beeld te krijgen. Naleving wet- en regelgeving In het verslagjaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd door de toezichthouders DNB of AFM. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Integere bedrijfsvoering en beheersing van de risico’s Het beleid van het fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. In dit kader heeft het bestuur de risico’s van het fonds geanalyseerd. Een beschrijving van deze risico’s alsmede van de beheersingsmaatregelen is opgenomen in de abtn van het fonds. Daarnaast worden risico’s intensief gemonitord via periodieke risico assessments en het daarvan afgeleide riskplan dat jaarlijks wordt geactualiseerd. In dit bestuursverslag wordt separaat verslag gedaan van de (mate van) risicobeheersing. Voor wat betreft het vermogensbeheer kunnen de Richtlijnen Vermogensbeheer als een instrument worden beschouwd waarmee vooraf sturing kan worden gegeven aan de door het fonds te lopen financiële risico’s. De Richtlijnen Vermogensbeheer zijn voor het laatst gewijzigd per 1 oktober 2012. In de “Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen”, zijn de uitgangspunten van het beleggingsbeleid en de risicobeheerprocedures beschreven. Het bestuur is van mening dat met vorengenoemd risicobeleid, het periodiek (laten) uitvoeren van een ALM-studie en continuïteitsanalyse alsmede overige periodieke rapportages ten behoeve van het monitoren van het fondsbeleid en financiële positie, zorg wordt gedragen voor een integere bedrijfsvoering. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de abtn. Als algemene leidraad voor het uitvoeren van de beheertaken van het fonds geldt dat het fonds bij de operationele uitvoering zoveel mogelijk risicomijdend te werk moet gaan. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: –
30
duration matching;
–
beleggingsbeleid;
–
premiebeleid;
–
toeslagbeleid;
–
herverzekeringsbeleid;
–
beleid ten aanzien van uitbesteding.
De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Continuïteitsanalyse en ALM-studie De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats op basis van uitvoerige analyses (ALM-studie en continuïteitsanalyse) van te verwachten ontwikkelingen van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, heeft het bestuur de intentie uitgesproken om eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit te voeren. Het bestuur van P-AZL heeft in 2011 in het kader van de evaluatie van het herstelplan een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Verder voert het pensioenfonds ten minste eens in de vijf jaar een ALM-studie (ALM staat voor Asset Liability Management) uit. De laatste ALM-studie is door AZL Actuariaat uitgevoerd in 2010. Hierover is in het vorige bestuursverslag uitvoerig bericht. De komende (update) van de ALM-studie zal naar verwachting in de loop van 2013 plaatsvinden. Commissie F&R De commissie Finance & Risk is speciaal door het fondsbestuur samengesteld ter versterking van de risicobeheersing. De commissie houdt continu toezicht op de risico’s en communiceert hierover met het bestuur. Dit neemt niet weg dat ook de Commissie Beleggingen en de Commissie Pensioenen voor hun deelgebieden risico’s monitoren. Daarnaast komt het onderwerp risicobeheersing elke vergadering, maar ten minste elk kwartaal aan de orde in de bestuursvergaderingen. Risico-assessment De wet verplicht pensioenfondsen een integriteitsbeleid te voeren dat gebaseerd is op een systematische analyse van de integriteitsrisico’s. De wet geeft echter niet aan wat in het integriteitsbeleid moet staan, dit is namelijk per pensioenfonds verschillend. Een vast format is ook niet voorhanden. Het beleid moet in ieder geval zijn toegesneden op het fonds en er moeten genoeg maatregelen voorzien zijn om het integriteitbeleid tot een “levend” beleid te maken. In het vorige verslag is melding gemaakt van het feit dat het bestuur op basis van een systematische risicoanalyse, een “risicomanagement en integriteitsplan” heeft vastgesteld. Het afgelopen verslagjaar heeft het fonds meegewerkt aan een pilot van de uitvoerder AZL om middels een volledig risico-assessment alle risico’s opnieuw in kaart te brengen en zo nodig aanvullende beheersmaatregelen vast te stellen. Bij beide aanpakken is bij de indeling van de risico’s zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling zoals DNB deze hanteert bij de beoordeling van de risico’s van financiële instellingen, te weten FIRM (afkorting voor: Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). Daarnaast heeft het bestuur ook gekeken naar niet in dit model voorkomende aanvullende risico’s, zoals het sponsorrisico. Om de beheersing van de risico’s periodiek te kunnen monitoren is een “Riskplan” gemaakt. Het Riskplan wordt elk jaar geactualiseerd. Door de combinatie van doorlopende monitoring van de beheersing van de risico’s en een jaarplan met incidentele en periodieke acties, ontstaat er inzicht in de risico’s en wordt duidelijk op welke wijze de risico’s beheerst worden. Door het uitvoeren van de acties worden de risico’s verder beperkt. Voor het jaar 2013 is een nieuw jaarplan opgesteld waarbij nog openstaande of lopende acties uit 2012 zijn opgenomen, aangevuld met nieuwe acties. Op deze wijze ontstaat een cyclus waarmee de risico’s continue aandacht krijgen.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
31
Het bestuur blijft hoge prioriteit geven aan het risicomanagement. Het bestuur is voornemens om iedere drie jaar opnieuw een volledige risicoassessment uit te voeren. Op deze wijze ontstaat een cyclus waarmee de risico’s continue aandacht krijgen. In de loop van 2013 zal verdere invulling worden gegeven aan het creëren van een integraal “Dashboard” (risicomonitor), waarin aan het bestuur over de belangrijkste risico’s en de beheersing daarvan gerapporteerd wordt. Ook het financieel crisisplan, waarin het bestuursbeleid in financiële crisis situaties is uitgewerkt zal in 2013 geactualiseerd worden. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –
Renterisico (S1);
–
Zakelijke waarden risico (S2);
–
Valuta risico (S3);
–
Grondstoffenrisico (S4);
–
Kredietrisico (S5);
–
Verzekeringstechnisch risico (S6, zie paragraaf: “ Niet financiële risico’s”)
Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mis match ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker in waarde toenemen dan de bezittingen. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodity’s) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij (debiteur) tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij (debiteur) en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Verdere financiële risico’s zijn:
32
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden geïnventariseerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Inflatierisico Het inflatierisico is het risico dat het fonds onvoldoende in staat is om (toenemende) verplichtingen als gevolg van (verwachte aanpassing aan) inflatie te financieren zonder belanghebbenden te benadelen. Analyse en beheersing van de financiële risico’s bij P-AZL Zoals hierboven reeds vermeld besteedt P-AZL veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing van risico’s. Het bestuur heeft in 2012 weer een volledig assessment gedaan van de risico’s van het fonds en een beschrijving van deze risico’s opgenomen in de abtn van het fonds en daarnaast in het riskplan 2013. Het fonds hanteert als uitgangspunt de standaard solvabiliteitstoets van DNB voor het analyseren van de hierboven genoemde risico’s. In het verleden werd de premie exclusief kosten werkgever gerapporteerd. Ten einde een volledig beeld te geven van alle premiestromen en alle kosten is in overleg met DNB besloten om totale premie inclusief uitvoeringskosten te rapporteren. Tot en met 2012 was overigens ook sprake van een beschikbare premieregeling, waarvan de volledige kosten door de werkgever werden gedragen. Deze kosten werden op eenzelfde manier toegevoegd om een volledig beeld te krijgen. Bij deze toets worden een zestal risico’s gespecificeerd; Renterisico (S1), Zakelijke waarden risico (S2), Valutarisico (S3), Grondstoffenrisico (S4), Kredietrisico (S5) en het verzekeringstechnische risico (S6). Bij de berekening van S1 en S5 gaat het fonds uit van de kasstromenmethodiek. Daarnaast wordt bij de berekening van de S1 rekening gehouden met alle rentegevoelige beleggingen ongeacht de beleggingsportefeuille structuur van het fonds. Daarnaast vraagt het fonds standaard de gegevens op aan de vermogensbeheerder om te kunnen beoordelen of er sprake is van additionele parameters binnen de portefeuille. Het betreft de additionele risicoparameters; actief risico, concentratie risico, liquiditeitsrisco en de leverage. Voor wat betreft het vermogensbeheer zijn de Richtlijnen Vermogensbeheer een instrument waarmee sturing wordt gegeven aan de door het fonds te lopen financiële risico’s. Door middel van periodieke rapportages van de administrateur wordt het bestuur achteraf gedetailleerd geïnformeerd over de beleggingsactiviteiten en de financiële positie van het fonds. In de “Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen” zijn de uitgangspunten van het beleggingsbeleid en de risicobeheersprocedures beschreven. De controles van de externe accountant en de certificerend actuaris in het kader van de jaarwerkactiviteiten resulteren in aparte rapportages ten behoeve van het bestuur. De accountantsverklaring en de verklaring van de certificerend actuaris maken deel uit van het jaarverslag. Daarnaast verstrekt AZL jaarlijks een ISAE 3402-rapportage voor zowel de pensioenadministratie als het Vermogensbeheer. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Tevens verstrekt de uitvoerder een In Control Statement waarin de directie van AZL aangeeft ‘in control’ te zijn.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
33
Voorts zijn de afspraken omtrent de dienstverlening van AZL en AZL Vermogensbeheer B.V. neergelegd in een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA), die voldoet aan de eisen die DNB daaraan stelt. In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie- en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. De SLA is in de loop van 2011 vernieuwd. AZL heeft gedurende het verslagjaar vier administratieve rapportages uitgebracht aan het bestuur, waarin verslag werd gedaan van onder andere de ontwikkeling van de aantallen inkomende en uitgaande waardeoverdrachten, het verloop van de actieve deelnemers, pensioengerechtigden en slapers in de verschillende pensioenreglementen. Daarnaast heeft het bestuur in het verslagjaar, per kwartaal, de zogenaamde “Riskmaps” ontvangen van AZL Actuariaat en wordt het bestuur ook tussentijds, in ieder geval tijdens iedere bestuursvergadering, geïnformeerd over de actuele financiële stand van zaken, onder andere door middel van de door AZL Actuariaat speciaal hiervoor ontwikkelde QuickScans. Het fondsbestuur wordt door middel van de door de vermogensbeheerder uitgegeven kwartaalrapportage vermogensbeheer (voorheen: “toelichting beleggingsactiviteiten”) op regelmatige basis op de hoogte gehouden van de stand van zaken van rondom de beleggingsactiviteiten. Daarnaast maakt het bestuur eveneens gebruik van de door vermogensbeheer ieder kwartaal opgestelde risicomonitor. Alle rapportages en de actuele stand van zaken worden elke bestuursvergadering door het bestuur aan de orde gesteld en besproken. In het kader van risicobeheersing kan ten aanzien van het renterisico worden gemeld dat bij P-AZL de looptijd van de verplichtingen langer is dan de looptijd van de beleggingen in vastrentende waarden. Het renterisico is in het verslagjaar mede beperkt door in vastrentende waarden te beleggen en door middel van rentederivaten (swaps). In totaal wordt 50% van de het renterisico afgedekt. In het verslagjaar is het renterisico en het renteafdekkingspercentage meerdere malen opnieuw beoordeeld. Het beleid van het pensioenfonds is voorts om het valutarisico waar mogelijk te beperken. De Amerikaanse dollar, de Australische dollar, het Britse pond en de Japanse yen worden volledig afgedekt. Valutatermijntransacties dienen steeds betrekking te hebben op de in de strategische portefeuille in buitenlandse valuta luidende beleggingen. Deze transacties zijn dientengevolge alleen toegestaan ter afdekking van in vreemde valuta luidende posities in aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed en/of alternatieve beleggingen. Het fonds belegt beperkt in vreemde valuta waardoor de impact hiervan beperkt is. Het beleid van het pensioenfonds is om het koersrisico van de zakelijke waarden te beperken door het stellen van een maximale omvang afgezet tegen het totaal belegd vermogen en door binnen de beleggingscategorieën aandelen en onroerend goed voldoende te spreiden. Het betreft dan zowel een regionale spreiding, als een spreiding van het vermogen in deze beleggingscategorie over verschillende managers. Door P-AZL is in 2012 niet geïnvesteerd in grondstoffen. In de voorgestelde strategische portefeuille in de eindsituatie bestaat de mogelijkheid om maximaal 2,5% van het totaal belegd vermogen te investeren in grondstoffen. Binnen P-AZL wordt een deel van de portefeuille belegd in bedrijfsobligaties. Ter beperking van het kredietrisico zijn voor deze portefeuille expliciete richtlijnen gedefinieerd welke eisen stellen aan de kwaliteit van de individuele debiteur. De beheersing van het kredietrisico is voorts geïntegreerd in het beleggingsproces door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse en door binnen de creditportefeuille voldoende te spreiden over verschillende partijen. Daarnaast wordt bij de verdeling van de beleggingscategorieën rekening gehouden met de liquiditeitspositie, zodat het niet snel kan voorkomen dat het fonds gedwongen wordt bepaalde beleggingen ongunstig van de hand te doen om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt verder beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Ten slotte worden ook de inkomsten van het fonds (beleggingsopbrengsten, bijdragen werkgever en werknemer) nauwkeurig gemonitord. De liquiditeitspositie van het fonds wordt door het bestuur scherp in de gaten gehouden, onder andere door middel van het monitoren van de rapportages.
34
Om het risico van concentratie in bepaalde tegenpartijen te mitigeren heeft het P-AZL richtlijnen opgesteld die de maximale omvang van beleggingen in een debiteur beperkt. Het concentratierisico wordt verder beperkt doordat zowel het strategisch als het tactische beleid per asset categorie is uitgewerkt. Bij de inrichting van de portefeuille wordt, met name als het gaat om diversificatie, gewerkt met correlaties uit het verleden die gebaseerd zijn op hetgeen gezien wordt als “best practice” in de Nederlandse financiële wereld. Voor de beoordeling van de kwaliteit van de debiteuren wordt uitsluitend gebruik gemaakt van gerenommeerde bureaus. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid voor slapers en pensioengerechtigden en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd ten aanzien van de inflatiecorrectie. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid consequent wordt uitgevoerd. Niet financiële risico’s Verzekeringstechnisch risico (S6) Het belangrijkste verzekeringstechnische risico voor het fonds is het risico dat verband houdt met sterfte. De sterftetrend wordt meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico van het fonds en is daarmee van invloed op de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Het sterfterisico omvat enerzijds de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte (fondsspecifiek) en anderzijds de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterftetrend (het langlevenrisico). Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever als sponsor van het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn onder meer: faillissement risico, betalingsonmacht van de sponsor veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de sponsor en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en de sponsor. Omgevingsrisico Onder het omgevingsrisico worden de risico’s verstaan die ontstaan als gevolg van externe veranderingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. Daarnaast wordt onder dit risico verstaan het risico op schade aan de reputatie van het fonds, veranderingen van het ondernemingsklimaat en afhankelijkheid. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder de operationele risico’s vallen verwerkingsrisico’s, zoals het uitvoeren van de betalingen / uitkeringen en het verschaffen van (onvolledige of verkeerde) informatie aan belanghebbenden. Daarnaast kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de kosten voor het ontwikkelen van nieuwe producten. Operationele risico’s hebben, indien ze zich voordoen, een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Uitbestedingsrisico’s Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat een bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d..
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
35
IT-risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Het betreft het risico van discontinuïteit, onvoldoende beveiliging en bijvoorbeeld het verliezen van de beheersbaarheid. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben uitbesteed, is dit risico in feite een uitbestedingsrisico. Dit geldt ook voor P-AZL. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van weten regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden, onder andere wanneer het fondsbestuur niet voldoet aan wettelijke verplichtingen. Het bestuur dient in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid en is verplicht op de juiste wijze te communiceren naar belanghebbenden. Daarnaast is het fondsbestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van werkzaamheden door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Behalve deze collectieve bestuursaansprakelijkheid kunnen bestuursleden, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ook in persoon worden aangesproken voor schade van belanghebbenden. Analyse en beheersing van de niet financiële risico´s bij P-AZL Door het bestuur van P-AZL wordt veel gedaan om, naast het beheersen van de financiële risico’s, ook de niet financiële risico’s te controleren en beheersbaar te houden. Om de verzekeringstechnische risico´s te beheersen wordt gebruikt gemaakt van de meest recent beschikbare informatie die door het CBS is gepubliceerd over de relatie tussen inkomensniveau. Op basis van deze analyse heeft het bestuur besloten om reeds per eind 2011 over te stappen op een leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte en zo prudent mogelijk om te gaan met deze ervaringssterftecijfers. Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De operationele uitvoering (operationeel risico) van de pensioenadministratie geschiedt door AZL N.V. De operationele aansturing van het beleggingsproces en de beleggingsadministratie is uitbesteed aan AZL Vermogensbeheer. Beide partijen beschikken over een ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van de ISAE 3402-rapportage tonen genoemde externe partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed van het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is, voorzover het gaat om de (bedrijfs)processen die onder de reikwijdte van de ISAE 3402-rapportage vallen. Door AZL en AZL Vermogensbeheer is voorts over het jaar 2012 een in control statement afgegeven, waarmee wordt aangegeven dat ook de processen die niet onder de ISAE 3402-rapportage vallen “in control” zijn. De ISAE 3402-rapportages en het in control statement worden elk jaar door de commissie Finance & Risk gescreend op mogelijke issues. Indien zich onregelmatigheden voordoen worden deze met de uitvoerder besproken zodat kan worden vastgesteld of er voldoende (beheersings)maatregelen getroffen zijn. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door een administrateur of vermogensbeheerder (uitbestedingsrisico en IT-risico). Het fonds beschikt over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde (bepaling betreffende uitbesteding door het pensioenfonds). Met de uitvoerende organisatie zijn nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA) alsmede afspraken over de administratieve organisatie, de autorisatie, procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. Door werkzaamheden uit te besteden aan ISAE 3402-gecertificeerde uitvoerders wordt tevens tegemoet gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties.
36
Voorts wordt het uitbestedingsrisico beperkt doordat het bestuur, door middel van periodieke rapportages, in staat wordt gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren. Het bestuur beoordeelt de financiële soliditeit van de sponsor (sponsorrisico) aan de hand van de jaarrekening van de sponsor. Op grond van deze documenten kan het bestuur zich mede een oordeel vormen over de continuïteit van de dienstverlening. De tot op heden aangegane verplichtingen zijn afgefinancierd. De periodieke premiebetaling wordt door het fonds gemonitord. AZL is een gedegen firma en onderdeel van het beursgenoteerde ING. Ter beperking van het integriteitsrisico heeft het fonds een gedragscode en een compliancebeleid. Beide zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving hiervan. Het bestuur draagt er zorg voor dat de deskundigheid en betrouwbaarheid van degenen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat. De deskundigheid van de personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen dient naar het oordeel van DNB voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden. P-AZL zorgt ervoor dat bij het bestuur geen sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. Voor het bestuur, leden van de commissies en andere verbonden personen is een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. De bestuursleden zijn gebonden aan de door het pensioenfonds opgestelde gedragscode. Deze gedragscode voldoet aan de eisen die DNB en de AFM hieraan stellen. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden. Het fonds verlangt van partijen waarmee zaken worden gedaan dat zij een minimaal gelijkwaardige gedragscode hanteren en controleert dit ook. De medewerkers van AZL hebben een eigen gedragscode van AZL/ING. Door de werkgever is een verklaring gegeven dat bestuursleden inzake deze werkzaamheden niet zullen worden beïnvloed door de werkgever. Twee van de zeven bestuursleden hebben geheel geen arbeidsrechtelijke relatie met AZL. De professionaliteit van het bestuur wordt gewaarborgd doordat alle bestuursleden fulltime actief in de pensioensector zijn of zijn geweest. Daarnaast gelden ten aanzien van de breedte opleidingseisen voor de bestuursleden. Het bestuur heeft zich laten informeren over het bij AZL geldende beloningsbeleid en heeft geconstateerd dat dit voldoet aan de uitgangspunten voor het beloningsbeleid zoals die zijn geformuleerd in de “Principes voor beheerst beloningsbeleid” van de AFM en DNB. Daarnaast heeft het bestuur zich laten informeren over het beloningsbeleid bij ING IM. Ook dit beleid voldoet volledig aan de geformuleerde principes van AFM en DNB. De regeling voor inrichting van het VO is opgenomen in de statuten en verwerkt in een apart reglement. Het bestuur legt verantwoording af aan het VO over het beleid en uitvoering daarvan en over naleving van de Principes voor goed pensioenfondsenbestuur. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het bestuur zorgt voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Het intern toezicht betreft het kritisch beoordelen van het functioneren van het bestuur door onafhankelijke deskundigen. De regeling voor inrichting van het intern toezicht is opgenomen in de statuten. Het intern toezicht vindt plaats door middel van een visitatiecommissie, bestaande uit 3 onafhankelijke deskundigen die door het bestuur worden benoemd. De leden van het bestuur, het VO en de visitatiecommissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in deze functie ter kennis is gekomen en waarvan de geheimhoudingsplicht uit de aard van de zaak voortvloeit of waarvoor geheimhoudingsplicht is opgelegd
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
37
door de voorzitter ten aanzien van het bestuur of door het bestuur ten aanzien van het VO en de visitatiecommissie. De taken van de compliance officer zijn limitatief omschreven. Met betrekking tot het juridische risico heeft het bestuur verschillende maatregelen genomen. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Het risico om als fondsbestuurder in persoon te worden aangesproken is door middel van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gedekt en geldt ook tegenover bestuurders die niet in dienst zijn van AZL. Het toezicht op naleving van wet- en regelgeving is via de uitbestedingsovereenkomst neergelegd bij AZL. Daarnaast vindt ook toezicht plaats door DNB, AFM, de externe accountant en de externe actuaris. AZL toets bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt, waar nodig, wijzigingen voor aan het Bestuur. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. Het pensioenfonds is zich bewust van zijn positie in de maatschappij (omgevingsrisico) en laat dit ook meewegen bij de inrichting van het beleggingsbeleid (onder andere door middel van verantwoord beleggen). Daarnaast geldt de gedragscode en de integriteitscheck zoals uitgevoerd door DNB. Een risico zou kunnen zijn dat bestuursleden niet onafhankelijk kunnen opereren. Dit risico wordt ingedekt door de zakelijke relatie met AZL. Het fonds werkt volgens een communicatiebeleidsplan en een jaarlijks te actualiseren jaarplan. Hiermee worden o.a. de wettelijk verplichte communicatiemomenten bewaakt. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om de verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s en beheersingsmaatregelen zijn niet limitatief maar de afdekking van genoemde risico’s geeft wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
38
Vooruitblik 2013 Het bestuur verwacht dat de invoering van een nieuwe pensioenregeling en het (voorgenomen) besluit tot een korting de zaken zullen zijn die met name de aandacht zullen vragen van het bestuur. ( Voorgenomen) besluit tot korting Om op het haalbare pad te komen dat leidt tot een tijdig herstel binnen de wettelijke termijn heeft het bestuur van P-AZL zich genoodzaakt gezien begin 2012 een voorgenomen besluit te nemen om de pensioenen te verlagen. Het bestuur heeft begin 2013 moeten besluiten de voorgenomen korting van 1,5% te effectueren en tevens een additionele korting van 1% door te voeren op basis van de aangepaste levensverwachtingen. Het bestuur heeft daarnaast een voorgenomen besluit tot korting genomen om de pensioenen in 2014 te verlagen met 0,4%. Nieuwe pensioenregeling Sociale partners van AZL N.V. zijn in 2012 tot overeenstemming gekomen om een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013 in te voeren. Daarbij is afgesproken dat de nieuwe regeling een CDC-regeling zal zijn, waarbij de werkgever P-AZL heeft verzocht de uitvoering voor haar rekening te nemen. Na het besluit tot het invoeren van een nieuwe pensioenregeling heeft het bestuur 6 maanden om het reglement van de nieuwe regeling in te voeren. Het bestuur heeft in april 2013 vastgesteld dat de gemaakte afspraken tussen de vakbonden en de werkgever, administratief en communicatief uitvoerbaar zijn alsmede financieel en juridisch kloppen. Op dit moment (mei 2013) wordt druk gewerkt aan het tot stand komen van de concept versies van de uitvoeringsovereenkomst en het nieuwe pensioenreglement.
Heerlen, 6 juni 2013
Het bestuur
W.N.C. Beckers
H.H.E.J. Quaden
(voorzitter)
(secretaris)
H.J.E. Drummen
R.J.G.N. Volders
R.P.W. Janssens
R.A. Schuurs
M. van de Venne
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
39
Bijlage bij bestuursverslag Visitatie 2012 Zoals hierboven opgemerkt heeft het bestuur van het fonds in 2012 een visitatie van het fonds, zoals ook in 2009, laten uitvoeren door VC Holland. De visitatiecommissie heeft daarbij tevens gekeken naar de commissies van het bestuur die een adviserende en voorbereidende rol hebben ten behoeve van de besluitvorming in het bestuur. De visitatiecommissie oordeelt positief over het feit, dat het bestuur voor het grootste deel invulling heeft gegeven aan de aanbevelingen, zoals deze bij de visitatie in 2009 zijn gedaan. De visitatiecommissie heeft in november 2012 zijn bevindingen aan het bestuur gerapporteerd. Hieronder zijn de belangrijkste aanbevelingen opgenomen: –
de visitatiecommissie blijft bij zijn eerdere aanbeveling uit 2009 aan het bestuur om in structurele zin onafhankelijke expertise te betrekken in het adviestraject.
–
als vast agendapunt opnemen mogelijke onafhankelijkheidsaspecten (blijven) betrekken bij de besluitvorming in het bestuur.
–
bij de zelfevaluatie tot een meer expliciete beoordeling van de diverse commissies te komen.
–
een missie voor het Fonds op te stellen waarmee een visie kan worden afgeleid en een strategie voor de operationele invulling.
–
de eventuele risico’s van indirecte securities lending zo veel mogelijk in te dammen.
–
op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen over de lopende discussies tussen de sociale partners met betrekking tot de pensioenregeling en/of het vereiste niveau van de (toekomstige) pensioenpremie.
–
bij een toekomstige ALM-studie te anticiperen op lagere rendementsveronderstellingen die uit de afgelopen periode mogen worden afgeleid.
De aanbevelingen van de visitatiecommissie worden in 2013 door het bestuur opgepakt. Elke jaar stelt het bestuur hiertoe een attentielijst jaarwerk op. Waar overigens ook de aanbevelingen van de actuaris, accountant en het VO op worden vermeld. Elke bestuursvergadering wordt de voortgang van het oppakken van deze aanbevelingen geagendeerd. In de commissievergaderingen bereiden de commissies de acties naar aanleiding van de aanbeveling voor, waarvoor zij als ‘owner’ zijn benoemd. Cao-overleg nieuwe pensioenregeling per 2013 De zorgelijke situatie met betrekking tot het premiebeleid is sinds 2010 aan de werkgever gecommuniceerd. Er is een studiecommissie ingesteld van de cao-partners, waarbij ook een delegatie van het bestuur bij de gesprekken aanwezig is geweest. De ingestelde studiecommissie pensioenen heeft de bestendigheid van het pensioencontract en de pensioenproblematiek onderzocht. Uiteindelijk hebben de verkennende gesprekken in 2012 geleid tot concrete afspraken tussen de cao partijen inzake het opzetten van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. Een en ander is vastgelegd in de door alle partijen ondertekende Hoofdlijnen notitie. De werkgever heeft P-AZL verzocht ook deze nieuwe regeling uit te gaan voeren. De nieuwe regeling is gebaseerd op de Collectieve Defined Contribution (hierna: CDC)-gedachte met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. 1)
1)
Een CDC regeling kenmerkt zich met name door de vaste premie die de werkgever afdraagt aan het pensioenfonds van de onderneming. In een dergelijke regeling komen de werkgever en de werknemers overeen dat er een vaste premie wordt betaald, als percentage van de salarissom of pensioengrondslagsom. Door het betalen van deze premie heeft de onderneming aan zijn pensioenverplichting voldaan. Het pensioenfonds verdeelt de premie over de rechthebbenden. Een CDC-regeling is geen regeling die omschreven staat in de Pensioenwet. Voor IFRS standaarden wordt naar de feitelijke regeling gekeken en kwalificeert de CDC-regeling als een DC-regeling dan wel een DB-regeling.
40
Verantwoordingsorgaan
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Opdracht Het Verantwoordingsorgaan heeft op grond van de Pensioenwet (principes voor goed pensioenfondsbestuur) de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Oordeel Op basis van de gevraagde en ontvangen documenten en de bespreking hiervan in de gezamenlijke vergadering van het bestuur en het Verantwoordingsorgaan op 6 juni 2013 komen wij tot een positief oordeel over de wijze waarop het bestuur de werkzaamheden in het kader van het beleid en de uitvoering daarvan heeft vorm gegeven in 2012. De volgende onderwerpen hebben bij het vormen van bovenvermeld oordeel bijzondere aandacht gekregen. Algemeen Het Verantwoordingsorgaan spreekt zijn waardering uit voor de werkzaamheden die het bestuur in het verslagjaar 2012 heeft verricht. In het licht van het samengaan van steeds wijzigende wetgeving, een moeilijke financiële situatie tot uitdrukking komend in een besluit tot korting van pensioenaanspraken en de voorbereidingen in het kader van een nieuwe regeling was dit geen vanzelfsprekendheid. De voorgenomen korting van de pensioenaanspraken en -rechten Wij zijn van oordeel dat het bestuur, tegen de achtergrond van de zeer moeilijke situatie waarmee het pensioenfonds werd en wordt geconfronteerd, in 2012 tot een juiste en evenwichtige besluitvorming is gekomen. Het bestuur sprak in 2012 een voorgenomen korting uit van 1,5%, die naar verwachting in april 2013 geëffectueerd zou dienen te worden. Door de toegenomen levensverwachting heeft het bestuur begin 2013 besloten deze te verhogen naar 2,5%. Het zeer laat aankondigen van de verhoging van de korting van 1,5% naar 2,5% had communicatief beter gemogen. Het beleggingsbeleid Gezien de aanhoudende onzekerheid op de financiële markten, heeft het fonds toch een totaal rendement van afgerond 12% behaald. Wij hebben geconstateerd dat het bestuur, gezien de slechte financiële positie van het fonds, in het verslagjaar aanhoudend is afgeweken van het strategisch beleggingsbeleid. In lijn met het beleggingsbeleidsplan heeft het bestuur besloten de herinrichting van de beleggingsportefeuille pas op te pakken wanneer de financiële positie gestabiliseerd is. Het VO adviseert het bestuur bij het eventueel rebalancen van de portefeuille rekening te houden met de mogelijkheid dat het strategisch beleggingsbeleid bij de voorgenomen nieuwe regeling kan afwijken van de huidige. In dit kader is het op korte termijn laten uitvoeren van een nieuwe ALM studie alleszins aan te bevelen.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
41
Communicatie De communicatie vanuit het bestuur wordt positief beoordeeld. Zo heeft het jaarverslag duidelijk aan leesbaarheid gewonnen. O.a. door accentverlegging van algemene informatie naar fondsspecifieke informatie. De leesbaarheid van het jaarverslag is verbeterd ten opzichte van vorig jaar. Overig Daarnaast werkt het bestuur er hard aan het inzage in de totale kosten te vergroten. We hebben geconstateerd dat de beleggingskosten dit jaar transparanter zijn geworden. Gezien de verbondenheid van het fonds met de sponsor zijn wij ingenomen met het feit dat het bestuur als vast agendapunt op de bestuursvergadering onafhankelijkheidsaspecten heeft opgenomen. De relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor is en blijft zeer intensief. Zowel wat de uitvoering van de regeling betreft –o.a. door de bijdrage van de werkgever aan de kosten– als wat betreft de beleggingen is er sprake van een grote mate van afhankelijkheid. Het VO verzoekt het bestuur deze afhankelijkheid –hoe verklaarbaar ook– steeds zeer kritisch te volgen.
Reactie bestuur op verslag van het Verantwoordingsorgaan Het bestuur bedankt de leden van het Verantwoordingsorgaan voor hun inzet en betrokkenheid gedurende het afgelopen jaar. De gezamenlijke overleggen met het Verantwoordingsorgaan worden door het bestuur als prettig en constructief ervaren. In reactie op de genoemde aandachtspunten door het Verantwoordingsorgaan in haar oordeel overweegt het bestuur het volgende: Met betrekking tot de definitieve korting die het fonds heeft doorgevoerd geeft het Verantwoordingsorgaan aan dat deze korting 1% hoger was dan de voorgenomen korting (2,5% i.p.v. 1,5%). Het bestuur onderkent dat het doorvoeren van deze korting ook communicatief een uitdaging is geweest voor het fonds omdat de definitieve korting hoger was dan de voorgenomen korting. In de belangenafweging heeft het bestuur van het fonds echter, alles overwegende, moeten besluiten een definitieve korting van 2,5% door te voeren. Het bestuur volgt het Verantwoordingsorgaan in de gedachte dat idealiter de korting eerder was aangekondigd. Inzake het strategisch beleggingsbeleid merkt het bestuur op dat het niet is afgeweken van het volgen van een strategisch beleggingsbeleid. Wel heeft het gezien de moeilijke economische tijden extra zekerheden en ijkmomenten ingebouwd om het strategisch beleggingsbeleid op een zo goed mogelijke wijze te kunnen uitvoeren, waarbij de belangen van de deelnemers steeds in de overwegingen werden meegewogen. Voor wat betreft het uitvoeren van een nieuwe ALM studie merkt het bestuur op dat deze gepland staat voor 2013. Met betrekking tot de communicatie merkt het bestuur op dat ze zich kan vinden in het oordeel van het Verantwoordingsorgaan dat de leesbaarheid en begrijpelijkheid van het Jaarverslag belangrijk zijn. Het fonds is dan ook verheugd met het oordeel van het Verantwoordingsorgaan dat er een accentverlegging van algemene informatie naar fondsspecifieke informatie heeft plaatsgevonden en tevens de leesbaarheid is verbeterd. Ten slotte geeft het fonds aan dat het onderkent dat de relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor zeer intensief is en blijft. Het bestuur zal de mogelijke afhankelijkheid steeds zeer kritisch blijven volgen. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2012.
42
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
43
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa
2012
2011
Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken
5.321
5.588
Aandelen
35.596
29.455
Vastrentende waarden
50.356
47.308
5.528
4.453
Derivaten Overige beleggingen Af: voor risico deelnemers (BPR-Regeling)
4
15
-1.499
-1.152 95.306
85.667
Beleggingen voor risico deelnemers [2] BPR-regeling
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [3] Vorderingen en overlopende activa [4] Liquide middelen [5] Totaal activa
1.499
1.152 1.499
1.152
224
220
1.861
1.538
543
613
99.433
89.190
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
44
Passiva
2012
2011
Stichtingskapitaal en reserves [6]
1.267
-3.966
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [8] Overige technische voorzieningen [9]
Overige voorzieningen [10] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [11] Kortlopende schulden en overlopende passiva [12]
Totaal passiva
95.949
91.488
224
220
0
0 96.173
91.708
332
0
1.499
1.152
162
296
99.433
89.190
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
45
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [13] Directe beleggingsopbrengsten
1.972
2.068
Indirecte beleggingsopbrengsten
8.421
3.009
-53
-95
Kosten van vermogensbeheer
10.340
4.982
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [14] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen [15] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [16] Premiebijdragen voor risico deelnemers [17] Saldo van overdrachten van rechten [18] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers [19] Pensioenuitkeringen [20]
29
26
123
37
-1
-1 151
62
4
-4
3.113
3.394
210
191
2
255
-14
-414
-3.295
-3.143
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. 46
2012
2011
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [21] Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toevoeging kostenvoorziening Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Sterfte Arbeidsongeschiktheid Wijziging sterftegrondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-2.114
-2.353
1.977
-350
-1.402
-1.004
3.289
3.095
112
107
-118
-92
-5.276
-12.037
-5
-264
-81
-658
12
-22
-833
-513
-22
-412 -4.461
-14.503
-4
4
0
29
-332
0
-347
161
Herverzekering [26]
-49
257
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [27]
-85
-52
5.233
-8.781
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen [22] Mutatie overige technische voorzieningen [23] Mutatie overige voorzieningen [24] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [25]
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo Algemene reserve Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR Bestemmingsreserve premies
5.355
-8.851
69
-25
-191
95 5.233
-8.781
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
47
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2012
2011
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Uitkeringen uit herverzekering Overgenomen pensioenverplichtingen Overige
3.323
3.678
19
139
2
604
31
3 3.375
4.424
Uitgaven Uitgekeerde pensioenen Overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-3.293
-3.134
0
-349
-400
-375
-43
-56 -3.736
-3.914
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten
1.981
1.823
Verkopen en aflossingen beleggingen
2.802
20.666 4.783
22.489
Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-4.391
-22.490
-101
-70 -4.492
-22.560
Mutatie liquide middelen
-70
439
Saldo liquide middelen 1 januari
613
174
Saldo liquide middelen 31 december
543
613
48
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds AZL heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW2 Titel 9 toegepast. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Schattingswijziging DNB heeft per eind september 2012 de methodiek voor het vaststellen van de nominale rentetermijnstructuur aangepast. Hierbij gaat het om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar blijft de rente gelijk aan de driemaands gemiddelde rente. Voor looptijden vanaf 20 jaar wordt de rente zodanig aangepast dat deze toegroeit naar de zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR). Dit wordt gezien als een schattingswijziging. In onderstaand overzicht is het effect van de middeling en de UFR op de voorziening en de dekkingsgraad weergegeven.
Voorziening voor pensioenverplichtingen Dekkingsgraad
Op basis van de
Op basis van rente-
zuivere marktrente
middeling en UFR
101.589
95.949
95,4%
101,0%
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
49
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Indexering Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voorwaardelijke toeslagen. Waardering Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen en aandelen vastgoed zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Vastrentende waarden Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen actuele waarde, indien beschikbaar de beurswaarde anders de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen, eventueel onder aftrek van voorziening voor oninbaarheid. Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde. Derivaten Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn gekocht, waarvoor geen directe marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters. RJ 610 schrijft voor dat derivaten met een negatieve waarde op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Herverzekering Voor de berekening van de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringspolissen zijn dezelfde grondslagen aangehouden als voor de totale voorziening pensioenverplichtingen. Onder de post herverzekering is opgenomen de contante waarde van de uit herverzekering te ontvangen uitkeringen tijdens invaliditeit, alsmede de contante waarde van een aantal aan het fonds gecedeerde polissen. De herverzekeringen zijn ondergebracht bij Aegon en Swiss Re. Beleggingen inzake pensioensparen De beleggingen inzake pensioensparen zijn gewaardeerd op intrinsieke waarde van de onderliggende beleggingsfondsen.
50
Algemene reserve De algemene reserve dient als buffer voor mogelijke financiële risico’s binnen zowel de beleggingen als ook in de uitkeringsadministratie. De algemene reserve wordt gevormd door de bijschrijving c.q. onttrekking van de resultaten in enig jaar. Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR De premies die gestort worden in de Beschikbare Premieregeling worden samen met het fondsvermogen belegd. Indien een deelnemer met pensioen gaat, uit dienst treedt of overlijdt wordt het belegde kapitaal aangewend voor de inkoop van pensioenaanspraken. Daarnaast is een koopsom voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen benodigd. In boekjaar 2009 is hiervoor een bestemmingsreserve gevormd. Deze reserve kent het volgende verloop: Indien deelnemers hun kapitaal aanwenden wordt de benodigde opslag onttrokken aan de reserve. De reserve wordt gefinancierd middels een opslag in de premie. Jaarlijks wordt het fondsrendement toegevoegd/onttrokken. Bestemmingsreserve premie Ultimo 2012 is de bestemmingsreserve premie opgeheven. De vrijval is aangewend om een deel van de verlaagde opbouw van actieven over 2012 te herstellen. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen gebaseerd op de te bereiken aanspraken. Er is geen financieringsachterstand. Als belangrijkste grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen worden vermeld: Conform de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader ultimo 2012, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Intresttoevoeging: Is gebaseerd op de 1-jarige intrest uit de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader. Voor boekjaar 2012 bedraagt deze 1,5% (2011: 1,3%). Sterfte: AG Prognosetafel 2012-2062 (startperiode 2013) met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Ultimo 2012 is het fonds overgestapt naar een aangepaste AG Prognosetafel. Gehuwdheid: Bij de vaststelling van de voorziening voor partnerpensioen wordt ervan uitgegaan dat tot de pensioenleeftijd (65 jaar) iedereen gehuwd is (onbepaalde partnersysteem). Na pensioeningang wordt de voorziening vastgesteld op basis van bepaalde partner. Voor het partnerpensioen waarbij geen uitruil mogelijk is, is het bepaalde partnersysteem gehanteerd. Uitkeringen: De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden: De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil: Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
51
Kosten: In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 2% van de netto voorziening. Voor de dekking van administratiekosten wordt geacht jaarlijks € 50,86 per verzekerde beschikbaar te komen. VUT-voorziening De laatste VUT-uitkeringen zijn gedurende boekjaar 2011 uitgekeerd. De voorziening is derhalve ultimo 2011 gedaald naar € 0. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: –
gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van zakelijke waarden en vastrentende waarden;
–
gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van leningen op schuldbekentenis en obligaties;
–
boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis;
–
valutaverschillen met betrekking tot zakelijke waarden, vastrentende waarden, deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties;
–
niet-gerealiseerde koersverschillen inzake zakelijke waarden en vastrentende waarden.
Bestemming van het saldo Het resultaat wordt toegevoegd aan de algemene reserve en de bestemde reserves.
52
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds NietStand
Aankopen/
Gerealiseerde
gerealiseerde
Stand
ultimo
Verstrek-
Verkopen
koers-
koers-
ultimo
Categorie
2011
kingen
aflossingen
verschillen
verschillen
2012
Onroerende zaken Vastgoed beleggingsfondsen
5.588
0
0
0
-267
5.321
5.588
0
0
0
-267
5.321
29.455
1.903
-801
114
4.925
35.596
29.455
1.903
-801
114
4.925
35.596
39.836 7.472
2.187 130
-2.008 0
-35 0
1.971 803
41.951 8.405
47.308
2.317
-2.008
-35
2.774
50.356
4.453 -131 131
0 171
-1 0
-9 -40
891 194
5.334 194 0
4.453
171
-1
-49
1.085
5.528
15
0
-8
0
-3
4
15 -1.152
0 -210
-8 14
0 -151
-3 0
4 -1.499
85.667
4.181
-2.804
-121
8.514
95.306
4.181
-2.804
-121
8.514
95.306
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
Vastrentende waarden Obligaties Vastrentende beleggingsfondsen
Derivaten Swaps Valutatermijntransacties Herrubricering valutatermijntransacties
Overige beleggingen Alternatieve investeringen Af: voor risico deelnemers (BPR-Regeling) Belegd vermogen activa zijde Derivaten Herrubricering valutatermijntransacties
-131
Belegd vermogen passiva zijde
-131
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
85.536
Beleggingen in onroerend goed (€ 5.321) geschieden door middel van niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen. De onder “overige beleggingen” geclassificeerde belegging (€ 4) betreft een participatie in het niet-beursgenoteerde AZL AES April 2010 fund (in liquidatie). Vastrentende waarden bestaan uit obligaties (€ 41.951) en bedrijfsobligaties (€ 8.405) via niet-beursgenoteerde beleggingsinstelling ING Renta Fund.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
53
Aansluiting beleggingen vóór en na toepassing Look Through (t.b.v. de Risicoparagraaf ): In de risicoparagraaf wordt geïnventariseerd welke risico’s het pensioenfonds loopt over het totaal belegd vermogen. Tot dit vermogen behoren ook liquide middelen die beschikbaar zijn voor beleggingen, de lopende intrest op vastrentende waarden en derivaten en overige activa die beschikbaar zijn voor beleggingen. In onderstaande opstelling is uiteengezet hoe het totaal van dit saldo ten behoeve van de risicoparagraaf is samengesteld.
Stand Categorie Onroerende zaken
Over-
Te vorderen
Debiteuren
Toepassing
Stand
ultimo
Liquide
lopende
dividend
crediteuren
Look
risico
2012
middelen
intrest
belasting
effecten
Through
paragraaf
5.321
0
0
21
0
-21
5.321
Aandelen
35.596
0
0
0
0
-709
34.887
Vastrentende waarden
50.356
0
1.012
0
0
-344
51.024
5.528
0
-55
0
0
161
5.634
4
346
0
0
-1
913
1.262
346
957
21
-1
0
98.128
Derivaten Overige beleggingen Totaal
96.805
1)
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1 Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2 Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsafspraken (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3 Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Level 3
Level 1
Categorie
Onroerende zaken
Level 2
Modellen en
Afgeleide
technieken
Directe
en
niet
Stand
markt-
markt-
gebaseerd
ultimo
notering
noteringen
op marktdata
2012
0
0
5.321
5.321
Aandelen
34.887
0
0
34.887
Vastrentende waarden
51.025
0
0
51.025
Derivaten Overige beleggingen Totaal belegd vermogen
1)
54
5.633
0
1.262
0
85.912
6.895
5.321
1.262 98.128 2)
De waarde van de beleggingen voor toepassing van Look Through (€ 96.805K) bestaat uit alle beleggingen waarin het pensioenfonds participeert die voor risico van het fonds ([1]) en de deelnemers ([2]) komen.
2)
5.633
Is inclusief depotbanken, overlopende intrest en dividendbelasting zie “Bijlage 1” achter in dit verslag.
[2] Beleggingen voor risico deelnemers Niet-
Categorie
BPR-regeling 1)
Stand
Aankopen/
Gerealiseerde
gerealiseerde
Stand
ultimo
Verstrek-
Verkopen
koers-
koers-
ultimo
2011
kingen
aflossingen
verschillen
verschillen
2012
1.152
210
-14
151
0
1.499
1.152
210
-14
151
0
1.499
Totaal beleggingen voor risico deelnemers activa zijde
2012
2011
[3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Aegon Swiss Re
59
58
165
162 224
220
Met ingang van 1 januari 2004 zijn een aantal uit de pensioenregelingen voortvloeiende risico’s gedeeltelijk herverzekerd op risicobasis bij Aegon Levensverzekering N.V. De herverzekerde risico’s zijn: –
Overlijdensrisico
–
Premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid
–
Arbeidsongeschiktheidspensioenen
Overlijdensrisico Overlijdensrisico is herverzekerd middels een winstdelende risicoherverzekering waarbij jaarlijks per deelnemer een kapitaal wordt verzekerd rekening houdend met een eigen behoud van maximaal € 70.000,- per deelnemer. Premievrijstellingsrisico en arbeidsongeschiktheidspensioen Het betreft een winstdelende risicoherverzekering waarbij jaarlijks per deelnemer een gelijkblijvende uitkering voor premievrijstelling alsmede een gelijkblijvend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verzekerd, rekening houdend met een eigen behoud van beide uitkeringen tezamen van maximaal € 2.268,90 per deelnemer per jaar.
1)
Het is praktisch niet mogelijk om een uitsplitsing te maken van de beleggingen van de BPR-regeling, omdat deze onderdeel uitmaakt van de totale beleggingsportefeuille.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
55
2012
2011
[4] Vorderingen en overlopende activa AZL N.V. inzake Ad Hoc (Vut-uitkeringen) Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen Vorderingen uit hoofde van inkoopsom
0
18
880
548
0
13
1.012
1.019
-55
-100
0
1
957
920
21
38
3
1
Lopende intrest en nog te ontvangen dividend –
Vastrentende waarden
–
Derivaten
–
Liquide middelen
Subtotaal lopende intrest en nog te ontvangen dividend Terugvorderbare dividendbelasting Overige vorderingen Totaal vorderingen en overlopende activa
1.861
1.538
[5] Liquide middelen Beschikbaar voor beleggingen (ING en Kas Bank)
346
490
Beschikbaar voor pensioenactiviteiten (ING Bank N.V.)
197
123 543
613
0
0
Passiva [6] Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal Algemene reserve Stand per 1 januari
-4.408
4.443
Saldobestemming boekjaar
5.355
-8.851
Stand per 31 december
947
-4.408
Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR 1) Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar Stand per 31 december
1)
251
276
69
-25 320
De bestemmingsreserve solvabiliteitsbuffer BPR is onderdeel van het eigen vermogen. Aangezien er een specifieke bestemming op deze gelden ligt, is dit gedeelte van het eigen vermogen echter niet vrij besteedbaar. Deze gelden zijn daarom ook niet meegenomen in de beschikbare middelen bij de bepaling van de dekkingsgraad.
56
251
2012
2011
Bestemmingsreserve premies Stand per 1 januari
191
96
Saldobestemming boekjaar
-191
95
Stand per 31 december Totaal eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt Het vereist eigen vermogen bedraagt
4.093 19.119
De dekkingsgraad (exclusief bestemmingsreserves) is
0
191
1.267
-3.966
104,3%
3.884
104,2%
119,9%
16.831
118,4%
101,0%
95,2%
De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen. De berekening is als volgt: (947 + 95.949) / 95.949 x 100% = 101,0% Technische voorzieningen [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand per 1 januari
91.488
76.985
–
Pensioenopbouw
2.114
2.353
–
Indexering en overige toeslagen
-1.977
350
1)
1.402
1.004
-3.289
-3.095
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
-112
-107
Toevoeging kostenvoorziening
118
92
5.276
12.037
5
264
Sterfte
81
658
Arbeidsongeschiktheid
-12
22
–
Wijziging sterftegrondslagen
833
513
–
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
22
412
–
Rentetoevoeging
–
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
– – –
Wijziging marktrente
–
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
– –
Stand per 31 december
1)
95.949
91.488
De rentetoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars intrest uit de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank van 31-12-2011, resp. 31-12-2010
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
57
2012
2011
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (inclusief herverzekeringsdeel)is als volgt opgebouwd –
Actieve deelnemers
40.932
39.834
–
Gewezen deelnemers
19.995
19.607
–
Pensioengerechtigden
31.918
31.136
–
Overig
3.104
911
95.949
91.488
220
224
4
-4
Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt een voorziening gevormd op basis van de te bereiken pensioenaanspraken. Het verschil tussen bereikte en te bereiken aanspraken wordt gereserveerd in de vorm van een schadevoorziening. De opbouw en indexatie vindt plaats alsof deze deelnemers niet arbeidsongeschikt zijn. Voorziening langdurig zieken Conform de toegepaste Richtlijn voor de Jaarverslaglegging 610 dient een pensioenfonds een voorziening te vormen voor langdurige zieken. Dit betreft personen die binnen een periode van 2 jaar tot de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten kunnen gaan behoren. Deze verplichting wordt door het bestuur onderkend. Deze verplichting is volledig herverzekerd en derhalve is het niet nodig een voorziening te vormen. [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 1) Stand per 1 januari Mutatie Stand per 31 december
224
220
[9] VUT-voorziening Stand per 1 januari
0
29
Mutatie via staat van baten en lasten
0
-29
Stand per 31 december Totaal technische voorzieningen
1)
0
96.173
91.708
Deze voorziening is door het fonds gevormd vanwege het voornemen van het bestuur om het geld aan te wenden voor het deels repareren van de verlaging van de opbouw in 2012.
58
0
2012
2011
[10] Overige voorzieningen Voorziening technisch resultaat 2011 Aegon Stand per 1 januari Mutatie via staat van baten en lasten
0
0
332
0
Stand per 31 december
332
0
[11] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Voorziening BPR-Regeling Stand per 1 januari
1.152
1.313
210
191
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-14
-414
Rendement 1)
151
62
Stortingen
Totaal voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
1.499
1.152
[12] Kortlopende schulden en overlopende passiva Crediteuren inzake beleggingen
1
2
Derivaten
0
131
Belastingen en sociale premies
71
71
Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten
90
92 162
1)
296
De vermelde dotatie is gebaseerd op het door het fonds behaalde rendement van 12,1%, op basis van een maandelijkse bijschrijving van de stortingen.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
59
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het bestuur en het verantwoordingsorgaan van P-AZL hebben in 2012 een bezoldiging ontvangen van totaal € 7.200. Personeel Gedurende het boekjaar 2012 had Stichting Pensioenfonds AZL geen personeelsleden in dienst.
Baten en lasten
2012
2011
[13] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onroerende zaken Aandelen
196
267
0
3
1.515
1.518
279
288
14
14
2.004
2.090
Banken
0
4
Verzekeringsmaatschappijen
-4
-4
Waardeoverdrachten
0
4
Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingsopbrengsten Subtotaal
Overige Correctie i.v.m. toekenning rendement BPR-reg.
1
0
-29
-26
Totaal directe beleggingsopbrengsten
1.972
2.068
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Aandelen
114
-80
Vastrentende waarden
-35
410
Derivaten
-49
-539
0
22
-123
-37
-93
-224
Valutaverschillen Correctie i.v.m. toekenning rendement BPR-reg.
60
2012
2011
Ongerealiseerde resultaten Onroerende zaken Aandelen
-267
-99
4.925
-1.639
Vastrentende waarden
2.774
1.669
Derivaten
1.085
3.281
-3
21
8.514
3.233
Overige beleggingen
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
8.421
3.009
Kosten van vermogensbeheer Beheerloon
-43
-85
Bewaarloon
-11
-11
1
1
Correctie i.v.m. toekenning rendement BPR-reg. Totaal kosten vermogensbeheer Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
-53
-95
10.340
4.982
[14] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Fondsrendement BPR-regeling
151
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [15] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
62 151
62
4
-4
[16] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenpremie werkgevers Pensioenpremie werknemers
2.141
2.103
888
813
Bijdrage FVP regeling
18
10
Solvabiliteitstoeslag BPR-regeling
45
41
Inkoopsommen
21
427 3.113
3.394
De premiebijdragen van werkgevers en werknemers bedragen in totaal 19,9% (2011 19,9%) van de pensioengrondslag. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
61
2012
2011
Kostendekkende premie
3.841
3.887
Gedempte kostendekkende premie
2.793
3.075
Premie met bijdrage aan herstel
3.380
0
Feitelijke premie
3.505
3.161
2.513
2.647
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd Inkoop BPR regeling
210
191
Benodigd tbv risicopremies
430
406
Opslag in stand houden vereist vermogen
597
607
91
36
3.841
3.887
Actuarieel benodigd
1.642
1.974
Inkoop BPR regeling
210
191
Benodigd tbv risicopremies
430
406
Opslag in stand houden vereist vermogen
434
480
77
24
2.793
3.075
Opslag voor uitvoeringskosten
De gedempte premie is als volgt samengesteld:
Opslag voor uitvoeringskosten
De premie met bijdrage aan herstel is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
2.513
Inkoop BPR regeling
210
Benodigd tbv risicopremies
430
Opslag in stand houden vereist vermogen
136
Opslag voor uitvoeringskosten
91 3.380
0
[17] Bijdragen voor risico deelnemers Premies pensioensparen en BPR-regeling
210
191
[18] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
2
604
Overgedragen pensioenverplichtingen
0
-349 2
255
-14
-414
[19] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
62
2012
2011
[20] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Invaliditeitspensioen Subtotaal
-1.716
-1.700
-894
-946
-24
-24
-2.634
-2.670
0
-30
Andere uitkeringen Vut-uitkering Overlijdensuitkeringen WAO-/ANW-hiaatpensioen Afkoopsommen
0
-3
-25
-33
0
-3
Prepensioen
-636
-404
Subtotaal
-661
-473
Totaal pensioenuitkeringen
-3.295
-3.143
[21] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toevoeging kostenvoorziening Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Sterfte Arbeidsongeschiktheid Wijziging sterftegrondslagen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
[22] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
-2.114
-2.353
1.977
-350
-1.402
-1.004
3.289
3.095
112
107
-118
-92
-5.276
-12.037
-5
-264
-81
-658
12
-22
-833
-513
-22
-412 -4.461
-14.503
-4
4
0
29
[23] Mutatie overige technische voorzieningen VUT- voorziening
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
63
2012
2011
-332
0
[24] Mutatie overige voorzieningen Technisch resultaat 2011 Aegon [25] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stortingen Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten Rendement
-210
-191
14
414
-151
-62 -347
161
[26] Herverzekering Premies herverzekering
-400
-375
Uitkeringen uit herverzekering
19
17
Winstdeling herverzekering 1)
332
615 -49
257
[27] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2) Accountant (controle jaarrekening)
-25
-26
Actuaris
-14
-13
Contributies en bijdragen
-11
-10
Visitatiecommissie
-11
0
Bestuurskosten
-14
0
Opleidingskosten
-5
0
Overige kosten
-5
-3
Saldo van baten en lasten
-85
-52
5.233
-8.781
1)
Betreft voorlopige resultaatdeling 2009, 2010 en 2011. De voorlopige resultaatdeling 2011 is als overige voorzienig verwerkt. De resultaatdeling 2012 is nog niet bekend.
2)
De onderneming heeft over 2012 totaal voor € 347.464,- ( 2011 € 353.000,-) aan pensioenuitvoerings- en administratiekosten voor haar rekening genomen.
64
2012
2011
Actuariële analyse van het saldo Wijziging rentetermijnstructuur
-5.276
-12.037
Beleggingsopbrengsten
8.938
3.978
263
-129
-3
-9
Premie Waardeoverdrachten Kosten
0
0
Uitkeringen
13
-2
Sterfte
-81
-380
Arbeidsongeschiktheid
12
314
Reguliere mutaties
-8
2
Toeslagverlening
2.422
-5
Incidentele mutaties voorziening
-1.047
-513 5.233
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
-8.781
65
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna worden een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Conform de berekeningen van het Vereist eigen vermogen in het Actuarieel rapport is de risicoparagraaf gebaseerd op basis van het doorkijkbeginsel (lookthrough-principe) en wordt er rekening gehouden met recente ontwikkelingen zoals het gebruik van de UFR. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn met name van belang voor de premiestelling en de evaluatie van het herstelplan van het fonds. Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds is per 31 december 2012 kleiner dan het Minimaal Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, waardoor het Pensioenfonds in een dekkingstekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Naast de standaard risicocomponenten (S-componenten) is in de bepaling van het vereist eigen vermogen ook rekening gehouden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico, liquiditeitenrisico (voornoemde risico’s worden verwerkt binnen de berekeningen van de S2 middels een extra verzwaring van de buffer) en concentratierisico (S8). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van het maximum van de feitelijke en strategische beleggingsmix (2012: strategisch 5,4%/ feitelijk 4,9%; 2011: strategisch 5,9%/ feitelijk 6,0%).
2012
Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5)
2011
€
%
€
%
5.155
5,4
5.438
5,9
15.787
16,5
12.828
14,0
1.835
1,9
1.767
1,9
0
0,0
0
0,0
728
0,8
717
0,8
Verzekeringstechnisch risico (S6)
3.953
4,1
3.971
4,3
Concentratierisico (S8)
1.785
1,9
0
0,0
Diversificatie-effect
-10.124
-10,7
-7.890
-8,5
Vereist eigen vermogen (stategisch)
19.119
19,9
16.831
18,4
Aanwezige dekkingsgraad
947
101,0
-4.408
95,2
Minimaal vereiste dekkingsgraad
4.093
104,3
3.884
104,2
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
17.866
118,6
15.095
116,5
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
19.119
119,9
16.831
118,4
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva, Voorziening voor risico deelnemers, Herverzekeringsdeel technische voorzieningen en
66
de bestemmingsreserves) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, gestegen van 95,2% (2011) naar 101,0% (2012). Renterisico (S1) Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Onderstaande duratie cijfers geven meer inzicht. Duratie van de vastrentende waarden (inclusief rentederivaten) 7,85 Duratie van de pensioenverplichtingen 17,89 Voor de vaststelling van het renterisico bij het vereist eigen vermogen worden de kasstromen van de rentegevoelige beleggingen afgezet tegen de kasstromen van de voorziening pensioenverplichtingen. Vervolgens worden beide kasstromen afgezet tegen door DNB bepaalde renteschokken die per looptijd verschillen. Op basis van deze renteschokken kan de impact op de technische voorziening en de impact op alle rentegevoelige beleggingen worden berekend. Overeenkomstig kan een afdekkingspercentage worden berekend. Rentegevoeligheid is één van de belangrijkste factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie van de portefeuille.
Feitelijke verdeling in € Impact op technische voorziening voor risico fonds (A)
%
Strategische verdeling in €
10.071
10.071
Impact op de rentegevoelige beleggingen (B)
5.341
4.916
Renterisico
4.730
Afdekkingspercentage (B/A)
3,2
%
5.155
53,0
3,5 48,8
Derivaten Met behulp van deze derivaten wordt het strategisch afdekkingspercentage vorm gegeven. Strategisch dekt het fonds volgens het beleggingsmandaat 50% van het renterisico van haar verplichtingen af. Hoogte buffer Op basis van de vereist eigen vermogen berekeningen bedraagt de buffer voor het feitelijk renterisico 4.730 (4,9%) en voor het strategisch renterisico 5.155 (5,4%) ultimo 2012. Zakelijke waarden risico (S2) Het pensioenfonds loopt het risico dat haar beleggingen in aandelen, vastgoed en alternatieve beleggingen in waarde dalen. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. In onderstaande tabel wordt de verdeling naar de verschillende zakelijke waarden categorieën getoond.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
67
Aandelen + vastgoed fondsen
2012
2011
€
%
€
%
37.424
93,1
31.889
92,8
2.784
6,9
2.466
7,2
40.208
100,0
34.355
100,0
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch zakelijke waarden risico rekening gehouden met de door DNB voorgeschreven schokken die variëren overeenkomstig de risicograad van het type belegging. Deze standaardschokken zijn verder opgehoogd om zodoende rekening te houden met de volgende additionele risicocomponenten: actief risico, leverage-risico en liquiditeitenrisico. De buffer voor het feitelijk zakelijke waarden risico bedraagt 14.724 (15,3%) en voor het strategisch zakelijke waarden risico 15.787 (16,5%). Valutarisico (S3) Het valutarisico wordt veroorzaakt, doordat de verplichtingen van het pensioenfonds in euro’s luiden terwijl veel van de beleggingen van het pensioenfonds in niet-euro luiden. Het pensioenfonds loopt het risico dat haar buitenlandse beleggingen dalen in waarde als gevolg van valutakoersontwikkelingen. Het pensioenfonds kiest er daarom voor om (een gedeelte) van haar buitenlandse valuta’s af te dekken. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
68
Zakelijke waarden(inclusief AES)
2012
2011
€
%
€
%
Euro
9.270
26,6
6.010
20,9
Zwitserse francs
1.692
4,8
2.185
7,6
Deense kronen
559
1,6
147
0,5
Noorse kronen
490
1,4
242
0,8
Zakelijke waarden naar valuta vóór afdekking met derivaten
Zweedse kronen
487
1,4
292
1,0
Amerikaanse dollar
10.455
30,0
9.515
33,1
Australische dollar
1.107
3,2
925
3,2
236
0,7
145
0,5
Canadese dollar Nieuw Zeelandse dollar Britse pound sterling Hongkong Dollar Japanse yen
16
0,0
13
0,0
4.991
14,3
4.639
16,1
899
2,6
719
2,5
2.743
7,9
2.289
8,0
Zuid-Koreaanse won
371
1,1
320
1,1
Singapore Dollar
241
0,7
192
0,7
Zuid-Afrikaanse rand
130
0,4
125
0,4
1.200
3,4
1.009
3,5
34.887
100,0
28.767
100,0
29.397
84,3
23.269
80,9
1.692
4,9
2.185
7,6
Deense kronen
559
1,6
147
0,5
Noorse kronen
490
1,4
242
0,8
Zweedse kronen
487
1,4
292
1,0
Amerikaanse dollar
306
0,9
363
1,3
27
0,1
-14
0,0
236
0,7
145
0,5
Overige valuta
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro Zwitserse francs
Australische dollar Canadese dollar Nieuw Zeelandse dollar Britse pound sterling Hongkong Dollar Japanse yen
16
0,0
13
0,0
-1.192
-3,4
-227
-0,8
899
2,6
719
2,5
29
0,1
-14
0,0
Zuid-Koreaanse won
371
1,1
320
1,1
Singapore Dollar
241
0,7
192
0,7
Zuid-Afrikaanse rand Overige valuta
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
130
0,4
125
0,4
1.199
3,4
1.010
3,5
34.887
100,0
28.767
100,0
69
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2012:
aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties
transacties
einddatum
Euro
20.321
US dollar
18 maart 2013 10.149 18 maart 2013
Japanse yen
2.714 18 maart 2013
Britse pound
6.184 18 maart 2013
Australische dollar
1.080 18 maart 2013 20.321
20.127
Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2012 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 194 duizend lager uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van € 194 duizend). Hoogte buffer Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt voor het feitelijk en strategisch valuta risico rekening gehouden met een door DNB voorgeschreven schok van 20% die berekend wordt op de niet-euro beleggingen na afdekking. De buffer voor het feitelijk valuta risico bedraagt 1.429 (1,5%) en voor het strategisch valuta risico risico 1.835 (1,9%). Kredietrisico (S5) Het pensioenfonds loopt het risico dat één of meerdere van haar tegenpartijen niet aan de voorafgesproken betalingen kan voldoen. Bij de berekening van het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. Het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille kan gemeten worden aan de hand van de creditspread. De gewogen gemiddelde credit spread van de rentegevoelige beleggingen van het fonds is 0,37%. Een andere indicator voor het aanwezige kredietrisico binnen de vastrentede waarden portefeuille van het fonds is de rating afgegeven door een kredietbeoordelaar. Een AAA rating impliceert dat de vastrentende waarden belegging geen krediterisico loopt. Daarentegen worden beleggingen die geclassificeerd staan onder ‘lager dan BBB’ als zeer risicovol beschouwd. Cash wordt als kredietrisicovrij beschouwd.
70
2012
2011
€
%
€
%
AAA
24.897
48,8
41.164
86,0
AA
18.410
36,1
294
0,6
A
2.689
5,3
2.792
5,8
BBB
4.379
8,6
3.271
6,8
Rating vastrentende waarden:
Lager dan BBB
134
0,3
33
0,1
Geen rating
516
1,0
311
0,6
51.025
100,0
47.865
100,0
2012
2011
€
%
€
%
1.349
2,6
1.678
3,5
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd >1 < 5 jaar
23.712
46,5
18.991
39,7
Resterende looptijd >= 5 jaar
25.964
50,9
27.196
56,8
51.025
100,0
47.865
100,0
Hoogte buffer Binnen de berekening van het standaardmodel wordt een kredietrisico becijferd voor de rentegevoelige beleggingen die een creditspread groter dan 0% hebben. De creditspread wordt bepaald op basis van de rentegevoelige kasstromen van het fonds. Afgaande op de hierboven genoemde creditspread resulteert dit in een buffer voor het feitelijk kredietrisico van 638 (0,7%) en voor het strategisch kredietrisico van 728 (0,8%). Verzekeringstechnisch risico (S6) Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Hoogte buffer De buffer voor het feitelijk verzekeringstechnisch risico bedraagt 3.953 (4,1%) en voor het strategisch verzekeringstechnisch risico 3.953 (4,1%).
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
71
Concentratierisico (S8) Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook “grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd.Hierbij wordt vanaf 2011 de look through methode toegepast. Dit betekent dat niet de beleggingsfondsen zelf als debiteur worden beschouwd, maar de onderliggende beleggingen. Het fonds gaat uit van het standaardmodel van DNB aangevuld met additionele buffers.
Onroerende zaken
2012
2011
€
%
€
%
5.321
100,0
5.588
100,0
5.321
100,0
5.588
100,0
5.321
100,0
5.588
100,0
5.321
100,0
5.588
100,0
Verdeling onroerende zaken per sector: Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken CBRE Dutch Off Fnd II (SP)
1.209
22,7
1.356
24,3
CBRE Dutch Resid. Fund IV
4.042
76,0
4.157
74,4
72
Aandelen
2012 €
%
2011 €
%
Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa exclusief Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk Noord-Amerika
12.606
36,1
8.494
29,5
4.870
14,0
5.032
17,5
10.008
28,7
9.084
31,6
Japan
2.750
7,9
2.291
8,0
Pacific exclusief Japan
1.864
5,3
1.513
5,3
Opkomende markten
2.789
8,0
2.353
8,2
34.887
100,0
28.767
100,0
Financiële instellingen
7.312
21,0
5.395
18,8
Informatietechnologie
4.234
12,1
3.766
13,1
Industriële ondernemingen
4.377
12,5
2.610
9,1
Niet-cyclische consumentengoederen
3.762
10,8
4.285
14,9
Cyclische consumentengoederen
5.200
14,9
3.279
11,4
Farmacie
3.062
8,8
3.436
11,9
Energie
2.866
8,2
2.673
9,3
227
0,7
373
1,3
Telecommunicatie
1.689
4,8
1.492
5,2
Basisindustrieën
2.135
6,1
1.446
5,0
Andere sectoren
23
0,1
12
0,0
34.887
100,0
28.767
100,0
Verdeling zakelijke waarden per sector:
Nutsbedrijven
Op basis van de look Through methode zijn geen onderliggende posten zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5%.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
73
Vastrentende waarden
2012
2011
€
%
€
%
48.640
95,3
46.319
96,8
1.061
2,1
874
1,8
Verdeling vastrentende waarden per regio: 1) Europa exclusief Verenigd Koninkrijk Verenigd Koninkrijk Noord-Amerika
493
1,0
227
0,5
Pacific exclusief Japan
361
0,7
210
0,4
Opkomende markten
470
0,9
235
0,5
51.025
100,0
47.865
100,0
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Nederlandse staatsobligaties
11.193
21,9
12.387
25,9
Franse staatsobligaties
13.473
26,4
12.925
27,0
Duitse staatsobligaties
9.126
17,9
8.928
18,7
Finse staatsobligaties
4.330
8,5
3.598
7,5
Oostenrijkse staatsobligaties
3.439
6,7
3.017
6,3
Hoogte buffer In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) becijferd voor de grootste concentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille. Het betreffen hier landenconcentraties binnen de vastrentende waarden portefeuille die meer dan 2% van de totale marktwaarde in beslag nemen. De buffer voor het feitelijk concentratierisico bedraagt 1.785 (1,9%) en voor het strategisch concentratierisico risico 1.785 (1,9%). Er zijn geen beleggingen uitgeleend.
1)
74
Betreft beleggingen in euro.
Vaststelling van de jaarrekening:
Heerlen, 6 juni 2013
Het bestuur
W.N.C. Beckers
H.H.E.J. Quaden
(voorzitter)
(secretaris)
H.J.E. Drummen
R.J.G.N. Volders
R.P.W. Janssens
R.A. Schuurs
M. van de Venne
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
75
76
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Na balansdatum hebben zich een aantal belangrijke gebeurtenissen voorgedaan. Effectueren (voorgenomen) korting Het fonds heeft in het kader van de evaluatie van het herstelplan gesproken over de voorgenomen korting. Het bestuur heeft tijdens de bestuursvergadering van februari 2013 het uiteindelijke besluit genomen om de aanspraken uniform te verlagen met 2,5%. Het gaat om de pensioenen van werknemers die nog pensioen opbouwen, oud-werknemers die hun pensioen bij het pensioenfonds hebben laten staan en gepensioneerden die al pensioen ontvangen. Hun uitkering gaat omlaag per 1 april 2013. De verlaging is 1% meer dan P-AZL vorig jaar heeft aangekondigd: 2,5% in plaats van 1,5%. Het verschil is te wijten aan de gestegen levensverwachting. Het bestuur heeft ervoor gekozen om deze extra verlaging in 2013 door te voeren om te voorkomen dat in 2014 de pensioenen nog verder verlaagd zou moeten worden. ( Voorgenomen) besluit tot korting Het bestuur heeft een voorgenomen besluit tot korting genomen om de pensioenen in 2014 te verlagen met 0,4%. Nieuwe pensioenregeling Sociale partners van AZL N.V. zijn in 2012 tot overeenstemming gekomen om een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013 in te voeren. Daarbij is afgesproken dat de nieuwe regeling een CDC-regeling zal zijn, waarbij de werkgever P-AZL heeft verzocht de uitvoering voor haar rekening te nemen. Na het besluit tot het invoeren van een nieuwe pensioenregeling heeft het bestuur 6 maanden om het reglement van de nieuwe regeling in te voeren. Het bestuur heeft in april 2013 vastgesteld dat de gemaakte afspraken tussen de vakbonden en de werkgever, administratief en communicatief uitvoerbaar zijn alsmede financieel en juridisch kloppen. Op dit moment (mei 2013) wordt druk gewerkt aan het tot stand komen van de concept versies van de uitvoeringsovereenkomst en het nieuwe pensioenreglement.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
77
Resultaatbestemming Bepalingen omtrent de resultaatbestemming Conform hoofdstuk 8.2 van de abtn dienen de jaarresultaten te worden toegevoegd aan de algemene reserve. Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2012 als volgt te verdelen: 2012 x € 1.000 Algemene reserve Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR Bestemmingsreserve premies
5.355 69 -191 ______ 5.233
78
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds AZL te Heerlen is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
–
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133 vanwege het dekkingstekort ultimo 2012. Er is voldaan aan de consistentietoets. Echter de verwachte toeslagen voor de komende 5 jaar zijn zeer beperkt vanwege de huidige dekkingsgraad. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds AZL is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Amsterdam, 6 juni 2013
R.H. Sprenkels AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
79
.Aan: Stichting Pensioenfonds AZL
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Pensioenfonds AZL te Heerlen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds AZL per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 20 van het bestuursverslag en pagina 77 van de jaarrekening, waarin het bestuur vermeldt besloten te hebben per 1 april 2013 over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten met 2,5%, welke korting reeds in deze jaarrekening is verwerkt. Voorts wordt op pagina 20 vermeld dat de sociale partners hebben besloten tot een
80
tijdelijke verlaging van de pensioenopbouw in 2012 van de actieve deelnemers van 2,0% tot gemiddeld 1,2% bij een gelijkblijvend premieniveau ten opzichte van 2011. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Maastricht, 18 juni 2013
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. R.E.J. Pluymakers RA
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
81
82
Bijlagen
Bijlage 1: beleggingsoverzicht Overzicht belegd vermogen voor risico pensioenfonds 2012
2011
€
€
Vastgoed beleggingsfondsen
5.321
5.588
Vastgoed beleggingsfondsen
5.321
5.588
Aandelen beleggingsfondsen
35.596
29.455
Aandelen beleggingsfondsen
35.596
29.455
41.951
39.836
8.405
7.472
50.356
47.308
5.334
4.453
194
-131
5.528
4.322
4
15
4
15
Onroerende zaken
Aandelen
Vastrentende waarden Obligaties Vastrentende beleggingsfondsen
Derivaten Swaps Valutatermijntransacties
Overige beleggingen Alternatieve investeringen
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
83
Liquide middelen beschikbaar voor beleggingen Lopende intrest vastrentende waarden
2012
2011
€
€
346
490
1.012
1.019
Lopende intrest derivaten
-55
-100
Dividendbelasting
21
38
Crediteuren effecten
-1
-2
1.323
1.445
98.128
88.133
-1.499
-1.152
96.629
86.981
Totaal belegd vermogen in beheer van ICS Af: beleggingenvoor risico deelnemers Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
84
Bijlage 2: begrippenlijst ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het bestuur van een pensioenfonds uiteengezet welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en het intern risicobeheersingssysteem. Accounting standaarden Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe financiële verslaggeving te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals: de rekenrente; de kansstelsels: sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid enz.; kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en/of uitbetalingskosten). Actuaris Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene de financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt. Actuele waarde De actuele waarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende waarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige nettokasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. Voor direct onroerend goed wordt de taxatiewaarde als actuele waarde gehanteerd. ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en de passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van een strategisch beleggingsbeleid. Backservice Pensioenaanspraken (of de waarde ervan) die betrekking hebben op de achterliggende dienstjaren en die ontstaan door verandering in de pensioengrondslag. Beleggingsmix Verdeling van de beleggingen over zakelijke en vastrentende waarden. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestatie van (de beheerder van) een beleggingsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
85
Beurskoers Marktprijs van een aandeel, obligatie of andere waardepapieren. CDC-regeling CDC staat voor Collective Defined Contribution. Het betreft een regeling waarbij de werkgever een vaste, vooraf afgesproken premie betaalt. Bij de vaststelling van deze premie wordt naast de pensioenopbouw ook rekening gehouden met een indexatiedoelstelling, uitvoeringskosten e.d.. De werkgever draagt verder geen risico’s meer ten aanzien van de financiële positie van het pensioenfonds Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit van een pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen (BV) de voorziening opgebouwde rechten (VOR) overtreft, uitgedrukt in een percentage. Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het beschikbaar vermogen juist toereikend is om de voorziening opgebouwde rechten te dekken, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. Fondsen gaan in hun financiële opzet veelal van een minimumdekkingsgraad uit die in mindere of meerdere mate ruim boven 100% ligt. De Nederlandsche Bank Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioen- en spaarfondsenwet bewaakt. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten worden verstaan: huur-, dividend- en rente-opbrengsten van de beleggingen. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Franchise In veel pensioenregelingen is een bepaald drempelbedrag opgenomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt omdat de AOW geacht wordt hierover pensioen te verlenen. Dit bedrag is veelal afgeleid van de uitkeringen krachtens de AOW en wordt dan ‘franchise’ genoemd. FVP Het FVP is een fonds van waaruit bijdragen worden gegeven in de premiebetaling van deelnemers die werkloos zijn geworden. De geldmiddelen zijn in het verleden gevormd door bevriezing van kinderbijslag en waren ooit bestemd voor het invoeren van een wettelijke aanvullende pensioenplicht. Deze plicht is er echter nooit gekomen, zodat het FVP een ander doel binnen het aanvullende pensioenterrein heeft gekregen.
86
Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijden- en invaliditeitsrisico’s van deelnemers. Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de gerealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de nietgerealiseerde herwaarderingsresultaten. Kansstelsels Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterftekansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en individuele loontontwikkeling. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen. LAM De hoogte van de nieuwe pensioenuitkering is wel beweeglijk: stijgt de levensverwachting, dan kan minder pensioen worden toegekend uit de vaste premie. Ook de bestaande pensioenopbouw ademt mee met de levensverwachting, via het levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM). Neemt de levensverwachting toe, dan daalt de jaarlijkse uitkering. Look Through Een rapportagemethodiek waarin beleggingsrisico´s van samengestelde producten (met name beleggingsfondsen) worden uitgesplitst naar de onderliggende deelrisico’s (indien en voor zover deze uitsplitsing een betekenisvolle verscherping van het risicobeeld geeft). Marktwaarde bepaling Wijze van de bepaling van de waarde van een beleggingsobject, als zou het beleggingsobject op dit moment worden verkocht. Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslagen van het desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende de opbouwperiode. Overlevingstafel Geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland, afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris. Over/onderweging Een hoger of lager belang in een beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
87
Overrente Het positieve verschil tussen het inkomensrendement van het fonds en de rekenrente. Pensioengrondslag Het bedrag waarover pensioen wordt toegekend. Vaak is dit het voor pensioen meetellende salaris minus de franchise. Performance Het rendement dat is behaald met de beleggingen. Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Een andere vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder partnerpensioen dat de gewezen partner ontvangt bij scheiding/einde partnerschap. Reële rente Het verschil tussen het fondsrendement en de (loon- of prijs-)inflatie. Bij de premiestelling wordt verondersteld dat het fondsrendement ten minste gelijk is aan de som van de rekenrente en de inflatie. In dat geval kan de last uit hoofde van indexering worden gefinancierd uit het verschil tussen het fondsrendement en de rekenrente. Rekenrente De rekenrente is het fictieve percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst en waarvan bij de berekening van de contante waarden wordt uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Solvabiliteit Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Toeslag Een toeslag is een verhoging van een pensioen of een aanspraak op pensioen, welke is gebaseerd op een in het pensioenreglement omschreven regeling, dan wel op incidentele basis wordt verleend. Totaal rendement Het totaal rendement van een belegging is samengesteld uit de koerswinst of het koersverlies (indirecte beleggingsopbrengsten) over de beschouwde periode, terwijl de directe beleggingsopbrengsten (dividend, rente, aflossingen, huur en dergelijke uitkeringen) meteen worden herbelegd en tijdsgewogen in het totaal rendement worden meegenomen. Het totaal rendement wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen. Vastrentende waarden Hypotheken, leningen op schuldbekentenis en obligaties.
88
Verzekeringstechnische risico’s Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden langer leven dan volgens de gebruikte overlevingstafel wordt verwacht. Voor het nabestaandenpensioen loopt het fonds een kortlevenrisico als de verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen. Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. Zakelijke waarden Aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed(fondsen).
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2012
89