Stichting Pensioenfonds AZL
Stichting Pensioenfonds AZL Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax: 045 - 5741 117 Internetsite: www.p-azl.nl Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41070638
Verslag over het boekjaar 1-1-2011 t/m 31-12-2011
2
Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen 9 Bestuurlijke inrichting en Governance
9
Naleving principes voor goed pensioenfondsbestuur 11 Maatschappelijk verantwoord beleggen
13
Belangrijkste ontwikkelingen in 2011
16
Pensioenen 17 Algemene ontwikkelingen
17
Fondsspecifieke ontwikkelingen
19
Financiële positie
19
Herstelplan en herstelkracht
20
Pensioenregelingen van het fonds
22
Toeslagenbeleid van het fonds
23
Beleggingen 26 Algemene ontwikkelingen
26
Vooruitblik
27
Fonds specifieke ontwikkelingen
28
Beleggingsbeleid 2011
28
Beleggingsresultaten 2011
29
Risicoparagraaf 32 Vooruitblik 2012
41
Verantwoordingsorgaan Verslag van het Verantwoordingsorgaan
43
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan 44
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
3
Pagina Jaarrekening Balans per 31 december
46
Staat van baten en lasten
48
Kasstroomoverzicht 50 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
51
Toelichting op de balans per 31 december
55
Toelichting op de staat van baten en lasten
62
Risicoparagraaf 68 Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
77
Resultaatbestemming 77 Actuariële verklaring
78
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
80
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
81
Bijlagen
4
Bijlage 1: beleggingsoverzicht
83
Bijlage 2: begrippenlijst
85
Bestuur en organisatie
Bestuur Werkgeversleden:
W.N.C. Beckers
H.J.E. Drummen
R.P.W. Janssens
voorzitter
Werknemersleden:
H.H.E.J. Quaden
W.A.J. Bindels (tot 01-06-2011)
J. Heesters (tot 01-05-2011)
R.A. Schuurs (per 01-06-2011)
M. van de Venne
R.J.G.N. Volders (per 01-05-2011)
secretaris
(namens de pensioengerechtigden)
Verantwoordingsorgaan Vertegenwoordiger uit de kring van de deelnemers:
G. Ploemen
Vertegenwoordiger uit de kring van de werkgever:
N. Coenen
Vertegenwoordiger uit de kring van de pensioengerechtigden:
M. Starren (voorzitter)
Organisatie
Administrateur
Vermogensbeheer
AZL N.V., Heerlen AZL Vermogensbeheer B.V., Heerlen (handelend onder de naam ING Investment Management Implemented Client Solutions [ICS]
Waarmerkend actuaris
Adviserend actuaris
Accountant
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
Sprenkels & Verschuren Actuarissen B.V. , Amsterdam AZL, Heerlen Ernst & Young Accountants LLP, Maastricht
5
6
Meerjarenoverzicht
2011 2010 2009 2008 2007
Aantallen Actieve deelnemers
427 428 416 385 362
Gewezen deelnemers
319 309 318 310 304
Pensioengerechtigden
174 172 170 171 186
Totaal
920 909 904 866 852
Financiële gegevens (in duizenden euro) Beleggingen voor risico pensioenfonds Belegd vermogen 1)
85.536 80.918 69.397 65.586 76.959
Beleggingsopbrengsten
4.982 7.870 7.676 -10.187 3.460
Rendement op basis van total return
6,2%
10,7%
11,6%
-13,1%
4,8%
Reserves Algemene reserve
-4.408 4.443 5.930 143 25.622
Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR
251
Bestemmingsreserve premies
191 96 0 0 0
Totaal reserves
276
217
0
0
-3.966 4.815 6.147 143 25.622
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige technische voorzieningen Totaal technische voorzieningen
91.488 76.985 68.443 65.348 51.524 220 224 233 238 254 0 29 252 572 740 91.708 77.238 68.928 66.158 52.518
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
1)
1.152 1.313 1.030 735 1.163
Zie pagina 55, totaal beleggingen voor risico pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
7
2011 2010 2009 2008 2007
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
3.585
Pensioenuitkeringen
3.143 3.048 3.135 2.985 2.627
3.059
3.142
2.678
4.605
Dekkingsgraad 1) FTK Vereiste FTK (strategisch) 2)
1)
95,2% 105,8% 108,6% 100,2% 149,0% 118,4% 118,5% 120,9% 116,6% 124,5%
De dekkingsgraad wordt berekend door de algemene reserve plus de voorzieningen pensioenverplichtingen eigen rekening en de overige technische voorzieningen te delen door de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening plus de overige technische voorzienignen.
2)
8
Sinds boekjaar 2009 wordt getoetst op basis van de strategische beleggingsmix.
Bestuursverslag
Algemeen Bestuurlijke inrichting en Governance Inleiding Pensioenfonds AZL (P-AZL) is een ondernemingspensioenfonds en heeft de stichting als rechtsvorm. Het pensioenfonds is opgericht bij notariële akte op 14 augustus 1984 en is statutair gevestigd te Heerlen. Overeenkomstig artikel 17 van de statuten wordt hierbij verslag uitgebracht over het boekjaar 2011. P-AZL maakt moeilijke tijden door. De financiële crisis en de economische situatie hebben ook hun weerslag op de pensioenen. Oorzaken zijn de lage rentestand en de lage aandelenkoersen. Daarbij komt dat de levensverwachting de afgelopen jaren is toegenomen. Dat betekent dat er over een langere periode pensioen moet worden uitgekeerd. Een goed pensioen zonder risico’s bestaat niet. Op lange termijn hangt de hoogte van de pensioenen mede af van hoe goed het gaat op de financiële markten en in de economie. In de huidige tijd gaat het minder goed op de financiële markten en in de economie. Hier moeten we als pensioenfonds naar handelen en maatregelen nemen. Het verslagjaar stond voor het pensioenfonds met name in het teken van het monitoren van de financiële positie, het bewaken van de fondsspecifieke risico’s, aanpassing van de sterftegrondslagen, het opstellen van een financieel crisisplan (beleidsplan bij dekkingstekort) en het tot stand brengen van een nieuwe uitbestedingsovereenkomst. De dekkingsgraad van het fonds is gedaald van 105,8% eind 2010 naar 95,2% aan het einde van 2011. De minimaal vereiste dekkingsgraad is 104,2%. De vereiste dekkingsgraad bedroeg eind 2011 116,5% volgens de feitelijke vermogensverdeling en 118,4% volgens de strategische vermogensverdeling zodat er sprake is van een dekkings- en een reservetekort. Omdat het fonds zonder extra maatregelen niet voor 31 december 2013, de einddatum van het kortetermijnherstelplan, herstelt tot op het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen, heeft het fonds het voornemen moeten uitspreken om de pensioenen per 1 april 2013 te verlagen. Elders in dit bestuursverslag wordt separaat verslag gedaan van de financiële positie van het fonds. Doelstelling Het fonds heeft ten doel het verzekeren ten behoeve van de deelnemers casu quo hun rechtverkrijgenden van pensioenuitkeringen en het verzekeren van uitkeringen in het kader van vervroegde uittreding ten behoeve van de deelnemers. Het bestuur richt zich bij het vervullen van zijn taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zorgt ervoor dat dezen zich door hen op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het fonds heeft een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) opgesteld waarin gemotiveerd is omschreven welk beleid wordt gevoerd om de doelstelling van het pensioenfonds na te kunnen komen. De abtn wordt periodiek aangepast aan de actuele situatie. Statuten De statuten van P-AZL zijn in het verslagjaar niet gewijzigd.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
9
Bestuur Het pensioenfonds wordt beheerd door een bestuur, bestaande uit zeven personen. Het bestuur kent een paritaire samenstelling. Drie bestuurders vertegenwoordigen de werkgever en drie bestuursleden vertegenwoordigen de werknemers. Eén bestuurder wordt gekozen door en uit de pensioengerechtigden. De bestuurders zijn benoemd voor een periode van drie jaar en treden af volgens een rooster van aftreden. Na afloop van de zittingsperiode kunnen de bestuursleden wederom worden benoemd. Met ingang van 1 mei 2011 is de heer Volders benoemd als bestuurslid namens de werknemers. De heer Volders is de opvolger van de heer Heesters. Met ingang van 1 juni 2011 is de heer Schuurs benoemd als bestuurslid namens de werknemers. De heer Schuurs is de opvolger van de heer Bindels. Ten aanzien van de benoemingen van de heren Volders en Schuurs in het bestuur zijn goedkeurende verklaringen van De Nederlandsche Bank (DNB) ontvangen. Het bestuur vergaderde in het verslagjaar zeven maal regulier. Daarnaast vonden er twee bijeenkomsten plaats met het verantwoordingsorgaan. Een extra vergadering vond plaats op 12 oktober in verband met het dalen van de dekkingsgraad tot onder het niveau van de kritische dekkingsgraad, zoals dat in het financieel crisisplan vermeld staat. De belangrijkste aandachtspunten van het bestuur in het verslagjaar waren: –– de financiële positie van het fonds en de gevolgen van de economische ontwikkelingen op de dekkingsgraad; –– het ontwikkelen en vaststellen van een financieel crisisplan; –– de gevolgen van de toegenomen levensverwachting; –– de jaarstukken 2010; –– het risicomanagement; –– de evaluatie van het herstelplan; –– de discussie tot het nemen van een voorgenomen besluit tot korting; –– beleidswijziging maatschappelijk verantwoord beleggen; –– het opstellen van een nieuw deskundigheidsplan; –– het actualiseren van de verschillende reglementen en de abtn; –– het tot stand brengen van een nieuwe uitbestedingsovereenkomst. Als belangrijkste genomen besluiten tijdens het verslagjaar kunnen worden genoemd (in chronologische volgorde): –– het besluit om bij uitstel van prepensioen, de prepensioengrondslag op te trekken naar het wettelijk maximum van 100% (dit was 85%). Daarnaast is besloten om het niet benutte deel van het prepensioen uit te smeren over het levenslange ouderdomspensioen. –– de vaststelling van het financieel crisisplan. –– het besluit tot wijziging van de abtn, het reglement en de uitvoeringsovereenkomst. –– de vaststelling van het communicatiebeleidsplan. –– het besluit de sterftegrondslagen te laten aansluiten op leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte percentages, die afgeleid zijn van de inkomenscategorieën. Commissies van het bestuur Het bestuur heeft de governance zo ingericht dat zij werkt met een drietal commissies. Hiermee wordt optimaal geprofiteerd van de specifieke kennis van bestuursleden op deelgebieden. Binnen de beleggingscommissie, de commissie “Finance en Risk” en de pensioencommissie worden, voorafgaand aan de reguliere bestuursvergaderingen, vergaderstukken / onderwerpen vóórbesproken die op het specifieke kennisgebied van de commissies liggen. De commissies stellen een verslag op van hun vergadering en brengen dat in ter vergadering van het bestuur. De commissies hebben puur een adviserende en voorbereidende rol. In de bestuursvergaderingen zelf vinden mede op basis van het advies door de commissies de strategische discussies plaats en worden besluiten genomen door het bestuur als geheel. In het verslagjaar is elke commissie ten minste vijf maal bijeengekomen.
10
Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiging van de belanghebbenden van het fonds. Het verantwoordingsorgaan (hierna: VO) bestaat uit 3 personen, zijnde een vertegenwoordiger van de werkgever, een vertegenwoordiger van de deelnemers en een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De leden van het VO worden steeds formeel benoemd voor de duur van drie jaren. Na het verstrijken van de zittingsperiode zijn aftredende leden terstond herbenoembaar. De leden van het VO worden als zodanig niet bezoldigd, met uitzondering van de pensioengerechtigde vertegenwoordiger, die in aanmerking komt voor een onkostenvergoeding. De samenstelling van het VO is in de loop van het verslagjaar niet gewijzigd. Het VO vergaderde in 2011twee maal samen met het bestuur. Aan het VO is advies gevraagd omtrent het communicatiebeleidsplan. Het VO heeft een positief advies uitgebracht. Verder zijn alle belangrijke aandachtspunten en besluiten van het bestuur ter kennis van het VO gebracht. Visitatiecommissie In het kader van goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur zorg gedragen voor intern toezicht. Het bestuur heeft hierbij gekozen voor toezicht door middel van een Visitatiecommissie die eenmaal per drie jaar het functioneren van het pensioenfonds evalueert en toetst. Een en ander is uitgewerkt in een Reglement Visitatiecommissie. In 2011 heeft er geen visitatie plaatsgevonden. In 2012 zal het intern toezicht door middel van een Visitatiecommissie wederom plaatsvinden. Uitbestede werkzaamheden Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. Het pensioenen vermogensbeheer en de actuariële- en bestuursadvisering zijn uitbesteed aan AZL N.V. te Heerlen. De actuariële waarmerking is opgedragen aan Sprenkels & Verschuren Actuarissen B.V. te Amsterdam. De controle van de jaarrekening gebeurt door Ernst & Young Accountants te Maastricht. Verder vindt er een ‘independent review’, als tweede controle plaats door Ernst & Young accountants te Den Haag. Naleving principes voor goed pensioenfondsbestuur Het bestuur onderschrijft de principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid heeft vastgesteld en die in de Pensioenwet zijn opgenomen. Het bestuur streeft er naar om deze principes na te leven. De principes hebben betrekking op de onderdelen: zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid en functioneren van het bestuur, verantwoording en intern toezicht. De voorzitter en de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden ontvangen een vergoeding. De overige leden worden niet bezoldigd. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het VO over het gevoerde beleid alsmede over de waarborging van goed pensioenfondsbestuur. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het VO ten aanzien van het in 2011 door het bestuur gevoerde beleid. Visitatiecommissie In 2011 heeft geen visitatie plaatsgevonden. Zoals reeds gemeld in het vorige verslag heeft het bestuur de aanbevelingen van de Visitatiecommissie uit het rapport van 2009 zoveel mogelijk overgenomen. Twee aanbevelingen, betreffende het instellen van een permanente Visitatiecommissie en daarnaast het aantrekken van externe bestuurders in het bestuur van het fonds, zijn niet
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
11
overgenomen. Van de gemaakte tussenrapportage door het bestuur op de aanbevelingen is het VO in kennis gesteld. In 2012 zal een nieuwe visitatie plaatsvinden door VC Holland. Compliance officer en gedragscode De compliance officer is belast met het toezicht op de naleving van de gedragscode door de bestuursleden. Het gaat dan met name om de bepalingen in de gedragscode met betrekking tot het aanvaarden van relatiegeschenken, giften, uitnodigingen, nevenfuncties, het deelnemen in andere instellingen, zakelijke relaties etc.. Daarnaast adviseert de compliance officer over de uitleg en toepassingen van bepalingen zoals die zijn opgenomen in de gedragscode. Gedurende het verslagjaar is mevrouw Thieme, Hoofd van de afdeling Controlling en Operational Risk Management van AZL, benoemd tot compliance officer van het pensioenfonds. Zij volgde de heer Hamers in die functie op. Jaarlijks wordt door de bestuursleden bevestigd dat zij de gedragscode hebben nageleefd. Ook dit jaar heeft dit plaatsgevonden. De compliance officer beoordeelt de ingevulde gedragscodes en verantwoordt eventuele bijzonderheden in de compliance rapportage. In het verslagjaar zijn door de compliance officer ten aanzien van de naleving van de gedragscode in de compliance rapportage over 2010 en 2011 geen bijzonderheden gemeld. Deskundigheid Volgens de nieuwe inzichten van DNB en AFM moet de term “deskundigheid” breder worden gezien. Zo dienen behalve kennis, inzicht en oordeelsvorming ook persoonlijke vaardigheden en professioneel gedrag (competenties) in de beoordeling te worden betrokken. Een en ander is verwoord in de Beleidsregel Deskundigheid van DNB en AFM. Om de huidige deskundigheidsplannen in lijn te brengen met de nieuwe zienswijze van de toezichthouders, is de Pensioenfederatie gekomen met een set van aanbevelingen voor een deskundig en competent pensioenfondsbestuur. De pensioencommissie heeft de aanbevelingen van de Pensioenfederatie fondsspecifiek ingevuld. De inspanningen van de pensioencommissie hebben geleid tot een geactualiseerde conceptversie van het deskundigheidsplan. In het deskundigheidsplan is vastgelegd hoe de deskundigheid van het bestuur wordt gewaarborgd en bevorderd. Vooropgesteld kan worden dat het gehele bestuur werkzaam is, dan wel werkzaam is geweest, in de pensioenbranche en uit dien hoofde voortdurend te maken heeft met pensioen gerelateerde aangelegenheden en nieuwe ontwikkelingen op pensioengebied. Het bestuur heeft in 2011 een start gemaakt met het herzien van het deskundigheidsplan. In het licht van de benoeming van de nieuwe bestuursleden zal de deskundigheids- en competentiematrix worden aangepast. Ook het opleidingsplan zal worden opgenomen in het deskundigheidsplan. Dit proces zal in 2012 worden afgerond. Het bestuur heeft in 2011 een abonnement genomen op SPO Connects zodat de individuele bestuursleden kunnen inschrijven op de aangekondigde studiebijeenkomsten op de verschillende deelgebieden. Gezien de specifieke kennis van de bestuursleden op hun eigen vakgebied acht het bestuur zich ook op collectief niveau voldoende competent. In het kader van deskundigheidsbevordering heeft het bestuur in het verslagjaar, als geheel dan wel in commissievorm of als werkgroep, verschillende belangrijke onderwerpen op een verkennende manier opgepakt, bestudeerd, conclusies getrokken en beleidskeuzes voorbereid. Te denken valt aan de opzet van een vervolg op het risicomanagement/integriteitsplan, de vormgeving van een nieuwe uitbestedingsovereenkomst, het deskundigheids- en communicatiebeleidsplan, het financieel crisisplan en de aanpassing van de sterftegrondslagen. Ook in 2012 streeft het bestuur ernaar de deskundigheid verder te vergroten. Het bestuur is van mening dat het in het verslagjaar heeft voldaan aan de principes van goed pensioenfondsbestuur en dat het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. In 2012 zal het bestuur onveranderd aandacht blijven besteden aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur.
12
Maatschappelijk verantwoord beleggen Het bestuur is zich bewust van de positie van het pensioenfonds in de maatschappij. Mits het geen aantoonbare en structureel, nadelige gevolgen heeft voor het rendement en de risico’s op de beleggingen, zal het pensioenfonds dit ook laten meewegen bij de inrichting van het beleggingsbeleid. In dat kader heeft het bestuur reeds enkele jaren geleden besloten tot de invoering van een beleid met betrekking tot verantwoord beleggen dat wordt vormgegeven door het toepassen van een beperkt uitsluitingsbeleid. Op basis van de volgende uitgangspunten wordt een lijst van uitsluitingen opgesteld: –– respect voor de kernrechten van de mens –– het zich niet schuldig maken aan de ernstigste vormen van kinderarbeid –– het zich onthouden van betrokkenheid bij dwangarbeid –– het zich onthouden van zware vormen van milieuvervuiling –– geen betrokkenheid bij de productie van controversiële wapens die geen onderscheid maken tussen militaire of burgerdoelen –– het respecteren van de vrijheid van vakvereniging en recht op collectieve onderhandeling –– het zich niet schuldig maken aan discriminatie –– geen betrokkenheid bij corruptie Deze uitgangspunten, waarbij opgemerkt wordt dat de laatste drie in de loop van het verslagjaar zijn toegevoegd, vinden hun grondslag in internationale verdragen en worden breed gedragen in de mondiale samenleving. Het pensioenfonds, en in principe ook de door het pensioenfonds geselecteerde beleggingsfondsen, zal niet beleggen in vermogenstitels welke zijn uitgegeven door emittenten die op de uitsluitingslijst voorkomen. Eind 2011 stonden voor wat betreft Europa 15 ondernemingen op de uitsluitingslijst, in Noord-Amerika betrof het 20 ondernemingen en in het Verre en Midden-Oosten 13 ondernemingen. Het Europese en Amerikaanse aandelenfonds waarin wordt geparticipeerd alsmede het bedrijfsobligatiefonds passen deze uitsluitingen toe. Stembeleid Pensioenfonds AZL heeft al sinds geruime tijd geen eigen aandelenportefeuille meer, maar belegt via beleggingsfondsen. Dat betekent dat het juridisch gezien ook geen eigenaar is van de door deze fondsen in portefeuille gehouden aandelen. Daardoor kan ook geen stemrecht door het fonds worden uitgeoefend. Voor de aandeelhoudersvergaderingen van de vastgoedfondsen waarin het pensioenfonds belegt, geldt dat het fonds zich laat vertegenwoordigen door de vermogensbeheerder. In bijzondere gevallen zal de vermogensbeheerder vooraf contact opnemen met het bestuur om het stemgedrag af te stemmen en dienovereenkomstig namens het pensioenfonds te kunnen stemmen. Communicatie Het fonds heeft een communicatiebeleidsplan opgesteld. Dit communicatieplan is in het verslagjaar verder ontwikkeld in de vorm van een strategisch communicatiebeleidsplan 2012 – 2014. In het boekjaar is veel aandacht besteed aan de communicatie met de doelgroepen binnen het fonds. In de maand augustus van het verslagjaar hebben de actieve deelnemers het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) ontvangen. De pensioengerechtigden hebben het UPO ontvangen in de maand september van 2011. In de maand september zijn de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden geïnformeerd over de zorgelijke financiële positie van het pensioenfonds en de mogelijk te nemen maatregelen in het kader van het opgestelde financieel crisisplan. Door middel van deze brief zijn alle fondsverzekerden ook schriftelijk geïnformeerd over het bestaan van een financieel crisisplan. Via de website van het pensioenfonds (www.p-azl.nl) worden de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geïnformeerd over de specifiek voor hun groep relevante onderwerpen. Verder publiceert het bestuur via de website van het fonds op regelmatige basis de dekkingsgraad van het fonds.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
13
De website wordt continu actueel gehouden door nieuwsberichten, correspondentie/mailings en het up to date houden van de documenten (herstelplan, nieuwe reglementen etc.). Uit de administratieve rapportages is ook in het verslagjaar weer gebleken dat de telefonische helpdesk frequent wordt geraadpleegd. Uitvoeringskosten In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de Aanbevelingen uitvoeringskosten gepresenteerd. Hierin worden alle pensioenfondsen opgeroepen om de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten te publiceren. De aanbevelingen luiden als volgt: –– Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. –– Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen. –– Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen. Aangezien het beschikbaar krijgen van deze gegevens behoorlijke inspanningen vraagt, heeft de Pensioenfederatie een gefaseerde invoering voorgesteld. Uiterlijk over boekjaar 2014 zouden alle Nederlandse pensioenfondsen de eerste twee aanbevelingen moeten hebben gerealiseerd. Ook het bestuur van P-AZL zal zich inspannen om de transparantie volledig te bewerkstelligen en hierover in gesprek gaan met de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Dit gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met onderstaand overzicht geeft het fonds een eerste aanzet tot inzicht in de kosten.
2011
Pensioenbeheer Kosten in euro per deelnemer 1)
87,26
Vermogensbeheer Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 2) Transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,11% Niet beschikbaar
Het bestuur heeft in het verslagjaar reeds bij de fiduciaire beheerder aangedrongen op een verdere uitsplitsing en het inzichtelijk maken van alle kosten die verband houden met de beleggingen van het pensioenfonds. Thans heeft het bestuur inzicht in de directe ten laste van het fonds gebrachte kosten van het fiduciaire vermogensbeheer en een redelijk goede inschatting van de beheerskosten en total expense ratio’s van de beleggingsfondsen waarin wordt belegd. Het inzicht in de door deze beleggingsfondsen gegenereerde transactiekosten, die uiteindelijk in een (lager) rendement van die beleggingsfondsen tot uitdrukking komen, heeft het bestuur thans nog niet. Het bestuur zal zich blijven inspannen om de fiduciaire beheerder ook op dat vlak te bewegen om maximaal inzicht te leveren.
1)
Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen € 52.446,- (exclusief kosten die door de onderneming zijn betaald). Om de kosten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee.
2)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen. Dit betreft een bedrag van € 95.000,-. De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn geschat op € 273.000 en zijn dus niet inbegrepen in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening. De Pensioenfederatie vult op basis van de ervaringen en ontwikkelingen in 2012-2013 deze doelstelling op het gebied van transparantie nader in.
14
Overzicht (deels) geschatte kosten van vermogensbeheer
AuM
Beheer-
Beheer-
31-12-2011 vergoeding vergoeding
in €
Staatsleningen (incl. lopende intrest)
in %
in €
40.855.603
0,10%
40.856
7.471.822
0,25%
18.680
ING Renta Euro Credit Sust.
TER in %
TER in €
TER in €
incl BTW
0,100%
40.856
48.618
0,290%
21.668
21.668
Vastrentende waarden
48.327.425
59.536
62.524
70.286
ING MtM Europe
13.929.245
0,65%
90.540
0,700%
97.505
97.505
ING MtM NA
9.382.367
0,65%
60.985
0,700%
65.677
65.677
Japan, Alliance Bernstein
1.153.385
0,65%
7.497
0,720%
8.304
8.304
Japan, Baillie Gifford
1.172.483
0,50%
5.862
0,685%
8.032
8.032
Asia Pac ex Jpn, Blackrock
1.423.022
0,06%
854
0,094%
1.338
1.338
936.185
0,70%
6.553
0,940%
8.800
8.800
1.458.024
0,55%
8.019
0,630%
9.186
9.186
180.311
198.840
198.840
0,680%
28.329
28.329
Emerging Markets, Aberdeen Emerging Markets, Robeco Aandelen
29.454.711
ING RE Dutch Residential Funds 1)
4.165.964
ING RE Dutch Office Funds 1)
AZL Vastgoed Duitsland Vastgoed
0,60%
24.996
1.355.580
0,60%
8.133
0,730%
9.896
9.896
66.561
0,00%
–
0,000%
–
–
33.129
38.225
38.225
–
–
5.588.105
AZL AES
14.620
Alternatives
14.620 – – –
Totaal
0,00%
83.384.861
–
0,000%
272.976
299.589
307.351
TER: Total Expense Ratio, is een maat voor de totale kosten van het fonds voor de belegger.
Bovenstaand is een overzicht van geschatte kosten van vermogensbeheer, alsmede de TER’s uitgaande van de op de peildatum 31 december 2011 van toepassing zijnde standen en tarieven. 2)
1)
Op deze fondsen is tevens een performance fee van toepassing. Deze bedraagt 20% van de 3 jaars gemiddelde outperformance en is gemaximeerd op 0,15% van de GAV van het fonds. GAV = Gross Asset Value
2)
Buiten beschouwing zijn gelaten: kosten van bewaarneming, bankkosten en transactiekosten. De beheervergoeding inzake staatsleningen komt ten goede aan AZL Vermogensbeheer BV; de overige beheervergoedingen komen ten goede aan de beheerders van de respectievelijke beleggingsfondsen. De genoemde TER’s (Total Expense Ratio) zijn inclusief de beheervergoeding.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
15
Belangrijkste ontwikkelingen in 2011 Voortgang herstelplan In 2011 heeft het bestuur maandelijks de ontwikkeling van de dekkingsgraad gemeld bij DNB. De voortgang van het korte- en het langetermijnherstelplan moet jaarlijks door het bestuur worden geëvalueerd. In de paragraaf “Herstelplan en herstelkracht” wordt specifieker ingegaan op de voortgang van het herstel. Strategisch beleggingsbeleid Zoals al is gemeld in het vorige verslag heeft het bestuur op basis van een doorgevoerde ALM-studie besloten dat het pensioenfonds in een aantal stappen zal migreren naar een nieuwe vermogensverdeling, rekening houdend met ex-ante gedefinieerde dekkingsgraden en omschreven doel risicoprofielen. Begin 2011 is de eerste stap richting de strategische mix gezet bij het voldoen aan de voorwaarde voor de eerste stap van een dekkingsgraad van minimaal 105%. De migratie van de beleggingsportefeuille in de tweede en derde stap zal worden genomen op het moment dat de dekkingsgraad hoger is dan 112,5% (stap 2) respectievelijk 120% (stap 3). Vanwege de verslechterde financiële positie van het fonds waarbij de dekkingsgraad in de loop van het verslagjaar gedaald is tot onder de 105%, heeft het bestuur besloten weer over te gaan naar floating benchmarks en te handelen naar bevind van zaken. Ontwikkeling nieuwe overeenkomst pensioenbeheer en fiduciair vermogensbeheer Het pensioenfonds en AZL hebben in het verslagjaar de herziening van de bestaande overeenkomst inzake het pensioenbeheer en het fiduciair vermogensbeheer afgerond. In de loop van 2011 is de nieuwe overeenkomst van kracht geworden. Integrale aanpak risicomanagement De wet verplicht pensioenfondsen een integriteitsbeleid te voeren dat gebaseerd is op een systematische analyse van de integriteitrisico’s. De wet geeft echter niet aan wat in het integriteitsbeleid moet staan, dit is namelijk per pensioenfonds verschillend. Een vast format is ook niet voorhanden. Het beleid moet in ieder geval zijn toegesneden op het fonds en er moeten genoeg maatregelen voorzien zijn om het integriteitsbeleid tot een “levend” beleid te maken. In het vorige verslag is melding gemaakt van het feit dat het bestuur op basis van een systematische risicoanalyse, een “risicomanagement en integriteitsplan” heeft vastgesteld. Bij de indeling van de risico’s is zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling zoals DNB deze hanteert bij de beoordeling van de risico’s van financiële instellingen, te weten FIRM (afkorting voor: Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). Iedere bestuursvergadering wordt het onderwerp “risicomanagement” geagendeerd voor de bestuursvergadering. Om de risico’s periodiek te kunnen monitoren is een “Riskplan” gemaakt dat uit een aantal overzichten bestaat. Het Riskplan wordt elk jaar geactualiseerd. Door de combinatie van doorlopende monitoring van een deel van de risico’s en een jaarplan met incidentele en periodieke acties, ontstaat er inzicht in de risico’s en wordt duidelijk op welke wijze de risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt. Door het uitvoeren van de acties worden de risico’s verder beperkt. Voor het jaar 2012 zal vervolgens een nieuw jaarplan worden opgesteld waarbij nog openstaande of lopende acties uit 2011 worden opgenomen, aangevuld met nieuwe acties. Op deze wijze ontstaat een cyclus waarmee de risico’s continue aandacht krijgen. Aanpassing fondsdocumenten In het verslagjaar zijn verschillende fondsdocumenten aangepast. In de eerste plaats is de abtn volledig geactualiseerd. Behalve de abtn zijn verder ook de Richtlijnen Vermogensbeheer aangepast o.a. in verband met de downgrading van enkele Europese landen en het in verband hiermee toenemende concentratierisico van de staatsobligaties en naar aanleiding van de aanpassing van het beleid inzake verantwoord beleggen. Voorts is het communicatieplan omgezet in een communicatiebeleidsplan. Bovendien zijn in 2011, de basisreglementen 1984 en 1996 alsmede het prepensioenreglement en de Beschikbare Premieregeling aangepast in verband met wijziging van de flexibiliseringsfactoren en factoren afkoop gering pensioen. Tenslotte is in 2011 de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever gewijzigd, onder andere naar aanleiding van de gewijzigde premie alsmede de aanpassing van het artikel 4 betreffende het verlagen van de pensioenen.
16
Pensioenen Algemene ontwikkelingen Contouren van een nieuw pensioenstelsel Het pensioenakkoord dat de centrale organisaties van werkgevers en werknemers in juni 2010 met elkaar hebben gesloten, heeft in het gehele verslagjaar de gemoederen flink bezig gehouden. Centraal stond daarin het achterbanoverleg bij het FNV. Sociale partners slaagden er uiteindelijk in om het kabinet aan de voorstellen voor een nieuw pensioenstelsel te binden. Een en ander in de vorm van een zogenaamd Uitwerkingsmemorandum van juni 2011. Vervolgens wist minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te bereiken dat zich in de Tweede Kamer een meerderheid aftekende die bereid was om het akkoord op hoofdlijnen te steunen. Daarvoor moest hij wel enkele toezeggingen doen en was het zinvol om het akkoord op onderdelen nader te verduidelijken. Op zijn eigen beleidsterrein, de Algemene Ouderdomswet, zegde hij toe om de overgang naar een hogere pensioenleeftijd voor de lagere inkomens te versoepelen. Daarnaast mogen onder meer de revenuen uit de bestaande levensloopregelingen en de nieuwe vitaliteitsregeling voor vervroegde pensionering worden aangewend. Wat betreft het aanvullende pensioenstelsel wil hij bereiken dat in een reëel pensioencontract een zodanige prudente financiering van de pensioenaanspraken plaatsvindt dat de rekening niet naar de huidige jongeren, de toekomstige generaties van pensioengerechtigden, wordt doorgeschoven. Voorts is de beoogde premiestabiliteit nader toegelicht. Ten slotte heeft de bewindsman reeds enig inzicht gegeven in de berekening van het vereist eigen vermogen, onder het duurder wordende regime van nominale pensioencontracten. In betrekkelijke stilte vinden thans enige onderzoeken plaats als voorbereiding op een wijziging van de Pensioenwet en daarbinnen van het financieel toetsingskader. Van groot belang is dat het nieuwe stelsel de toets van de Europese en supranationale (regelgeving door EU-lidstaten gezamenlijk) regelgeving kan doorstaan, met inbegrip van het collectief of individueel invaren van de pensioenrechten die onder het huidige, nominale contract zijn opgebouwd. De daadwerkelijke wetgeving wordt overigens eerst in het begin van 2013 verwacht. Niet alleen zal deze wetgeving moeten worden afgewacht, de besturen zullen tevens de uitkomsten moeten afwachten van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de decentrale organisaties van werkgever(s) en werknemers in hun bedrijfssector of onderneming. Daarbij doet zich het vraagstuk voor hoe cao-partijen en fondsbesturen nu en in het kader van het reële pensioencontract aankijken tegen hun toekomstige onderlinge taak- en verantwoordelijkheidsverdeling. Het bestuur van P-AZL heeft de toekomstbestendigheid van de bestaande pensioenafspraken en de daarbij behorende financiering, mede in het licht van de zwaarder wordende regelgeving en vergrijzing, indringend onder de aandacht gebracht van de sociale partners. P-AZL heeft reeds contact met hun contractspartijen, zoals de pensioenadministrateur en vermogensbeheerders, opgenomen om zich op de hoogte te stellen van hun voorbereidingen en opvattingen. Naar verwachting zal ook het komende boekjaar een jaar worden van verdergaande oriëntatie omtrent de fondsspecifieke betekenis van een keuze voor handhaving van het nominale contract dan wel invoering van een reëel pensioencontract. Een reëel kader betekent in beginsel dat het pensioen toeneemt met de stijging van de prijzen of lonen, om er zodoende niet in koopkracht op achteruit te gaan als gevolg van inflatie, een nominaal kader betekent dat in beginsel de nominale rechten gegarandeerd zijn. Een belangrijk onderdeel daarvan wordt gevormd door de beslissing of de oude pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen worden ingevaren in het nieuwe contract. Zonder deze operatie zouden de effecten van het nieuwe stelsel gering zijn en duurt het nog vele jaren voordat de beoogde doelen worden bereikt.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
17
Ingang van AOW-pensioen naar de verjaardag Uitgangspunt van het pensioenakkoord is onder meer een integrale benadering in de AOW en de aanvullende pensioenregelingen van de pensioenleeftijd, flexibilisering van de pensioeningangsdatum en de stijging van de levensverwachting. Echter, in tegenspraak hiermee, kwam het kabinet in het verslagjaar met een andere ingangsdatum van het AOW-pensioen, te weten de dag waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. In de desbetreffende wetswijziging werd het aanvullende pensioenterrein ongemoeid gelaten. Vastgesteld moet worden dat het door de betreffende maatregel veroorzaakte ‘AOW’-gat niet tot de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen kan worden gerekend en dat buiten hen om naar eventuele compenserende maatregelen moet worden gezocht. Financieel crisisplan De krediet-, schulden- of eurocrisis heeft de besturen van de meeste pensioenfondsen genoodzaakt tot het opstellen van herstelplannen. Dit proces, alsmede de maandelijkse monitoring van de financiële situatie en de jaarlijkse evaluatie van de plannen, hebben DNB ertoe gebracht om de besturen op grond van een beleidsregel te verplichten een financieel crisisplan op te stellen. De verplichting tot het opstellen van een beleidsplan bij onderdekking, zoals dat door P-AZL mede is ontwikkeld, is door DNB opgelegd op grond van het bestaande voorschrift van het voeren van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Alle fondsen dienen uiterlijk 1 mei 2012 over een dergelijk plan te beschikken. De bedoeling is dat de fondsbesturen beter op een crisis zijn voorbereid. Daarom moet vooraf op fondsniveau worden gedefinieerd wanneer sprake is van een crisissituatie en op welke wijze en met welke maatregelen deze crisis zal worden bestreden. P-AZL heeft reeds in 2011 dit plan vastgesteld en ingediend bij DNB. De lopende herstelplannen Ondertussen bleef ook in het onderhavige verslagjaar het herstel van de financiële situatie van de pensioenfondsen, langs de uitgezette herstelpaden en in het beoogde tempo, van de besturen alle aandacht vragen. De lage stand van de rente en de volatiliteit van de financiële markten van aandelen en obligaties, aangewakkerd door rapportages over de gedaalde kredietwaardigheid van overheden en particuliere bedrijven, dwongen tot grote alertheid. In dit verband wordt het bestaande wettelijke toezichtkader als knellend ervaren en niet langer toegeschreven op de realiteit. Tevens moet echter worden vastgesteld dat het bestaande, wettelijke regime voor DNB weinig mogelijkheden biedt voor afwijkingen. In het verslagjaar heeft DNB desondanks getoond oog te hebben voor de positie van de pensioenfondsen. Zo is bijvoorbeeld het premiebeleid tijdens herstel nader gedefinieerd en werd toegestaan dat de premies in 2011 niet behoefden bij te dragen aan het herstel. De eis van kostendekkendheid stond niet ter discussie. Voorts heeft de toezichthouder in het kader van de op te leveren evaluaties van de herstelplannen besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstructuur ultimo december 2011 en de voorgenomen kortingen in percentage te maximeren. De evaluaties dienen te worden gebaseerd op de gemiddelde rente over het laatste kwartaal van 2011, terwijl de aan te kondigen, noodzakelijke kortingen mogen worden beperkt tot maximaal 7%. Hoewel deze maatregelen een aantal pensioenfondsen uit de acute problemen helpen, blijft in de pensioensector de opvatting overheersen dat grote behoefte bestaat aan meer structurele maatregelen. Voorts wordt om een soepeler opstelling door DNB gevraagd in de aanloopjaren naar de invoering van de reële pensioencontracten. Voor het overige wordt verwezen naar het hoofdstuk in dit jaarverslag over de fondsspecifieke financiële situatie. Toekomstig stelsel en toekomst pension fund governance en medezeggenschap Tegelijk met het pensioenstelsel dat de inhoud en materiële uitkomst van de pensioentoezegging raakt, heeft het kabinet in het verslagjaar de governance van pensioenfondsen ter discussie gesteld. Minister Kamp publiceerde een voorontwerp van wet, waarin voor de paritair samengestelde fondsbesturen alternatieve modellen worden voorgesteld. Met deze alternatieven wil de bewindsman in de eerste plaats bereiken dat de deskundigheid van fondsbesturen
18
wordt vergroot. Daarnaast wil hij dat de fondsorganen een juistere afspiegeling gaan vertonen van de samenstelling van het deelnemersbestand en dat rekening wordt gehouden met de mate waarin door welke belanghebbende doelgroepen risico’s worden gedragen. In dit verband zal de naleving van de aanbevelingen van het Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen van december 2010 met minder vrijblijvendheid worden omgeven. In de jaarverslagen zal over de inspanningen op dit terrein voortaan verantwoording moeten worden afgelegd. Voorts wil de minister het interne toezicht versterken en moet een efficiëntere organisatie worden bereikt door stroomlijning van de bestaande taken van de onderscheiden fondsorganen. Over het voorontwerp heeft de bewindsman in het onderhavige verslagjaar een consultatieronde ingelast. Sociale partners, de Pensioenfederatie en DNB hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en op zijn voorstellen gereageerd. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2012 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Uit de intenties van de minister moet worden afgeleid dat hij het wetsvoorstel separaat van de grote pensioenstelselherziening wil afhandelen. Dit ondanks het feit dat er zeker verbanden met het pensioenakkoord en de introductie van reële pensioencontracten kunnen worden gelegd. Een andere, inhoudelijke verbinding kan worden gemaakt met het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Koser Kaya (D66) en Blok (VVD). Naar verwachting wordt de Eerste Kamerbehandeling van hun voorstel, dat zich beperkt tot vergroting van de specifieke medezeggenschap van gepensioneerden, binnenkort afgerond. Waarschijnlijk wordt de feitelijke inwerkingtreding die nog niet geregeld is, niet zonder de parlementaire behandeling van het hiervoor genoemde wetsvoorstel van minister Kamp beoordeeld. Toezichtontwikkelingen Met betrekking tot het toezicht vallen in het verslagjaar geen nieuwe toezichtontwikkelingen te melden, anders dan die welke reeds waren gepubliceerd in het speerpuntenoverzicht 2010-2014. DNB herinnert de fondsbesturen voortdurend aan de onderzoeksrapporten en aanbevelingen van de Commissie Frijns. Met name wijst de toezichthouder op de noodzaak van het vergroten van het inzicht in de beleggingen, het beleggingsproces en op het ontwikkelen van een beter risicomanagement. De AFM publiceerde in het verslag de resultaten van een specifiek onderzoek naar de inzichtelijkheid in en transparantie van de uitvoeringskosten van pensioenfondsen, waaronder de kosten van het vermogensbeheer. Voorts vroeg de gedragstoezichthouder aandacht voor de kwaliteit van de administratie, met name voor de juistheid en volledigheid van de uniforme pensioenoverzichten (UPO’s). Fondsspecifieke ontwikkelingen Financiële positie Het belegd vermogen van het fonds (inclusief lopende rente en liquide middelen) nam in het verslagjaar toe met € 4,9 miljoen tot € 86,5 miljoen (2010: € 81,6 miljoen). Het gemiddelde rendement op basis van total return bedroeg in 2011: 6,2% (2010: 10,7 %). De voorziening pensioenverplichtingen is in 2011 met € 14,5 miljoen toegenomen tot € 91,5 miljoen (2010: € 77,0 miljoen). De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld rekening houdend met de AG-prognosetafel 2010-2060. Op deze overlevingstafel wordt ervaringssterfte toegepast. Deze ervaringssterfte is leeftijdsafhankelijk en is vastgesteld met behulp van informatie van het CBS over de relatie tussen inkomensniveau en opleidingsniveau. In de paragraaf “Verdere aanpassing sterftegrondslagen” wordt hierop nog nader ingegaan. Genoemde ontwikkelingen resulteren in een (aanwezige) dekkingsgraad van 95,2% per 31 december 2011.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
19
De benodigde solvabiliteit onder FTK dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De benodigde solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door DNB aangereikt standaardmodel. De benodigde dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2011 volgens de feitelijke normwegingen 116,5% en 118,4% volgens de strategische normwegingen. Verdere aanpassing van de sterftegrondslagen Bij de invoering van de AG-prognosetafel 2010-2060 heeft het bestuur besloten om een leeftijdsonafhankelijke ervaringssterfte toe te passen. Dit heeft geleid tot de ervaringssterftepercentages van 81 voor mannen en 89 voor vrouwen. Beschikbare informatie laat echter zien dat de in Nederland waargenomen ervaringssterfte verschilt per leeftijd. Het bestuur heeft daarom besloten om nader onderzoek uit te laten voeren. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van door het CBS gepubliceerde informatiemateriaal over de relatie tussen inkomensniveau en opleidingsniveau. Op basis van deze analyse heeft het bestuur besloten om per eind 2011 over te stappen op een leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Op totaalniveau leidt deze overstap tot een verzwaring van de voorziening met 0,6%. De dekkingsgraad daalt hierdoor eveneens met 0,6%-punten. Herstelplan en herstelkracht In herinnering wordt gebracht dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds door de gevolgen van de kredietcrisis ultimo 2008 lager was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Er was eind 2008 daarom sprake van een reserve- en dekkingstekort. Deze tekorten zijn door het pensioenfonds onverwijld gemeld aan DNB. Het fonds heeft in 2009 gewerkt aan het opstellen van een korte- en een langetermijnherstelplan. De herstelplannen zijn gebaseerd op een actuele continuïteitsanalyse. Deze herstelplannen zijn in maart 2009 bij DNB ingediend. De voortgang van het herstelplan moet jaarlijks door het bestuur worden geëvalueerd. De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedroeg ultimo december 2011 95,2%. Aangezien de aanwezige dekkingsgraad ultimo verslagjaar lager is dan de minimaal benodigde dekkingsgraad, verkeert het pensioenfonds ultimo 2011 weer in een situatie van dekkingstekort. Het fonds heeft gedurende 2011 haar dekkingsgraad op maand- en kwartaalbasis gerapporteerd aan DNB. Begin 2012 heeft het pensioenfonds het herstelplan wederom geëvalueerd. Deze evaluatie is op 10 februari 2012 gerapporteerd aan DNB.
20
In onderstaande tabel is de evaluatie van het herstelplan ultimo december 2011 weergegeven.
Verwacht 2011
Dekkingsgraad per 31 december 2010
Werkelijk 2011
106,7%
105,8%
Sturingsmiddelen Premie
-0,4% -0,1%
Toeslagverlening -0,3% -0,1% Beleggingen 2,1% 5,1% Rentetermijnstructuur 0,0% -14,3% Uitkeringen 0,3% 0,2% Overige 0,0% -1,4% Dekkingsgraad per 31 december 2011
108,4%
95,2%
Vereiste dekkingsgraad per 31 december 2011
118,4%
118,4%
Uit bovenstaande evaluatie blijkt dat de aanwezige dekkingsgraad zich onder de verwachte dekkingsgraad volgens het herstelplan bevindt. Het behaalde beleggingsrendement is hoger dan verwacht in het herstelplan en draagt hierdoor bij aan het herstel van het fonds. De rentetermijnstructuur heeft een belangrijk negatief effect gehad op de dekkingsgraad. Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van januari 2012 moeten vaststellen dat het herstel zoals dit op basis van de geformuleerde uitgangspunten in het ingediende herstelplan werd verondersteld, niet is ingetreden. Het eigen vermogen van het fonds zal zonder aanvullende maatregelen niet binnen de looptijd van het kortetermijnherstelplan herstellen tot boven de minimaal vereiste dekkingsgraad. Het bestuur heeft in de loop van 2011 deze problematiek indringend onder de aandacht van sociale partners gebracht en in een aantal sessies van de door de sociale partners ingestelde studiecommissie pensioenen een en ander uitvoerig toegelicht. Dit heeft echter (vooralsnog) niet geresulteerd in structurele aanpassingen van het bestaande contract. De werkgever heeft expliciet laten weten de bestaande uitvoeringsovereenkomst te zullen naleven, maar geen additionele stortingen te verrichten. Ook het vragen van een kostendekkende premie, die bijdraagt aan het herstel is door de werkgever niet gehonoreerd. Daardoor hebben sociale partners besloten tot een tijdelijke verlaging van de pensioenopbouw in 2012 van de actieve deelnemers van 2% tot gemiddeld 1,2% bij een gelijkblijvend premieniveau conform 2011. Om op het haalbare pad te komen dat leidt tot een tijdig herstel binnen de wettelijke termijn zullen de pensioenrechten en de pensioenaanspraken van de gepensioneerden en de (gewezen) deelnemers van het fonds op grond van de doorgevoerde evaluatie op basis van een ongewijzigde situatie met 1,5% verlaagd moeten worden. Het bestuur heeft dit kortingsvoornemen aangekondigd. Als de financiële positie van het fonds in 2012 niet verbetert, zal de aangekondigde verlaging van de opgebouwde rechten per 1 april 2013 worden geëffectueerd. De gepensioneerden en de (gewezen) deelnemers van P-AZL zijn vervolgens van de door het bestuur aangekondigde maatregelen per brief van 17 februari 2012 in kennis gesteld.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
21
Pensioenregelingen van het fonds P-AZL kent 2 basispensioenregelingen; het Pensioenreglement 1984 en het Pensioenreglement 1996. Beide pensioenregelingen zijn in het verslagjaar aangepast in verband met wijziging van de flexibiliseringsfactoren en factoren afkoop gering pensioen. Regeling 1984 De regeling 1984 geldt voor degenen die op 30 juni 1996 al deelnemer waren en er destijds voor gekozen hebben om de deelneming aan deze regeling voort te zetten. Deze regeling is een eindloonregeling waarbij in een periode van maximaal 40 jaar ouderdomspensioen wordt opgebouwd. De pensioenregeling kent een gefaseerde opbouw: 1,75% over de pensioengrondslag tot tweemaal de franchise, 1,5% over de pensioengrondslag tussen tweemaal en viermaal de franchise en 1,25% over het meerderde pensioenrichtleeftijd is 65 jaar. Onder toepassing van actuariële korting respectievelijk oprenting is een eerdere dan wel latere ingang van het ouderdomspensioen mogelijk. Verder zijn keuze- respectievelijk variatiemogelijkheden aanwezig met betrekking tot deeltijdpensionering, uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen en omgekeerd en uitkeringshoogte. Standaard bedraagt het partnerpensioen 70% van het te bereiken levenslange ouderdomspensioen. De regeling kent verder een wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, Anw, WAO en WIA- hiatenpensioen en een overlijdensuitkering. Regeling 1996 De regeling 1996 is een middelloonregeling en geldt voor degenen die op of na 1 juli 1996 in dienst zijn getreden en deelnemer zijn geworden. Deelnemers aan de Pensioenregeling 1984 hebben bij de start van de nieuwe Pensioenregeling de mogelijkheid gekregen om over te stappen op de nieuwe regeling. In deze regeling is het totaalbedrag aan levenslang ouderdomspensioen gelijk aan de som van de pensioenopbouw in elk van de verstreken deelnemersjaren. De jaarlijkse opbouw bedraagt 2% van de pensioengrondslag in het betreffende jaar. Standaard bedraagt het partnerpensioen 70% van het te bereiken levenslange ouderdomspensioen (Pensioenregeling 1996 oud). Voor degenen die op of na 1 juli 1998 in dienst zijn getreden wordt het nabestaandenpensioen op risicobasis verzekerd (Pensioenregeling 1996 nieuw). Zij ontvangen hiervoor in de plaats een hoger ouderdomspensioen. Dit laatste wordt gerealiseerd door een lager franchisebedrag voor de vaststelling van de pensioengrondslag te hanteren. Deelnemers met een medeverzekerd nabestaandenpensioen hebben per 1 januari 1999 eenmalig kunnen kiezen voor een verhoogd ouderdomspensioen in plaats van opbouw van een medeverzekerd nabestaandenpensioen. Voor de Pensioenregeling 1996 ‘oud en nieuw’ is de pensioenrichtleeftijd 65 jaar. Evenals de pensioenregeling 1984 is een variatie in de ingangsdatum en uitkeringshoogte van het ouderdomspensioen mogelijk. Ook gelden dezelfde keuzemogelijkheden. In tegenstelling tot de pensioenregelingen 1984 en 1996 oud, kent de pensioenregeling 1996 nieuw geen partner- en wezenpensioen en overlijdensuitkering op kapitaalbasis. Wel kent de regeling een partner- en wezenpensioen op risicobasis. P-AZL kent verder een Prepensioenregeling en een Beschikbare Premieregeling. De prepensioenregeling, die per 1 juli 1996 in werking is getreden, geldt in verband met fiscale maatregelen vanaf 1 januari 2006 alleen nog maar voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. De opbouw aan prepensioen is 2% van het pensioengevend jaarsalaris. Degenen die al op 30 juni 1996 in dienst waren hebben aanspraak op extra prepensioen over de tot dan verstreken deelnemersjaren. Het prepensioen kent een richtleeftijd van 63 jaar. Als resultante van het bereikte cao akkoord leidt uitstel van de ingangsdatum van het prepensioen niet meer tot verlies van opgebouwd prepensioen. Het niet benutte deel van het prepensioen leidt tot een aanvullende aanspraak op levenslang ouderdomspensioen. Verder is de bij uitstel van prepensioen geldende maximale grondslag van 85% verhoogd tot 100%. In het genoemde cao-akkoord is tevens de afspraak gemaakt in kaart te brengen in hoeverre de mogelijkheid voor deelnemers is blijven bestaan om vervroegd met ouderdomspensioen te kunnen gaan. De commissie pensioenen heeft geconstateerd dat deze mogelijkheid al in de bestaande reglementen via de kapstok van variatiemogelijkheid hoogte ouderdomspensioen (hoog-laag / laag-hoog-constructie) en de daaraan gekoppelde fiscale mogelijkheden, is opgenomen. Hierdoor wordt de mogelijkheid geboden een bedrag te reserveren uit het levenslange ouderdomspensioen teneinde hiermee vóór 65 jaar een tijdelijk ouderdomspensioen
22
(overbruggingspensioen tot de AOW-leeftijd) aan te kopen. Bovendien kan het opgebouwde kapitaal uit de beschikbare premieregeling voor dit doel benut worden. Voor degenen die niet langer deel kunnen nemen aan de prepensioenregeling (deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en nieuwe deelnemers vanaf 1 januari 2006) is de mogelijkheid geboden om een tegoed op te bouwen dat kan worden aangewend voor extra ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen. Ingevolge een reglementswijziging is deelname aan deze beschikbare premieregeling ingaande 1 mei 2009 gesloten voor nieuwe deelnemers. Voor deelnemers die op dat moment deelnamen aan de regeling is de keuze die gold op 1 mei 2009 onherroepelijk geworden. Dus de keuze om deel te nemen aan de regeling of de premie voor de regeling maandelijks via het salaris te laten uitbetalen zal blijven gehandhaafd voor de duur van deze regeling. Eveneens als onderhandelingsresultaat van het cao-overleg zal voortaan het opgebouwde tegoed kunnen worden betrokken bij het vervroegen van het ouderdomspensioen. Premiebeleid Met ingang van 1 januari 2011 bedraagt de vereiste pensioenpremie 19,90 % van de pensioengrondslag. Het werkgeversdeel van de premie bedraagt 13,97%, terwijl de werkgever daarbovenop een extra bijdrage levert van 0,10%. In totaal komt 14,07% van de totale premie voor rekening van de werkgever. Het werknemersdeel van de premie in de middelloonregeling bedraagt 5,83%, waarmee de totale premie neerkomt op 19,90%. Eventuele toekomstige premieverhogingen zullen volgens de eerder overeengekomen verdeling (1/3 werknemer, 2/3 werkgever) plaatsvinden. De werkgever neemt verder een groot deel van de uitvoeringskosten van het pensioenfonds voor zijn rekening, alsmede alle kosten voor de Beschikbare Premieregeling. De premie is zodanig vastgesteld dat deze: –– minimaal gelijk is aan de kostendekkende premie en –– in een situatie van onderdekking bijdraagt aan het herstel van het pensioenfonds. Toeslagenbeleid van het fonds Toeslagen kunnen per jaar verschillen en worden voorwaardelijk verleend voor zover de middelen van het fonds dat toelaten. Bij de toeslagverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de actieve deelnemers en de inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden). Voor P-AZL geldt dat voor inactieven toeslagcategorie D1 uit de DNB-beleidsregel toeslagenmatrix van toepassing is. Dit betekent dat op de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks toeslag wordt verleend van maximaal de stijging van de consumentenprijsindex van alle huishoudens. Voor hen die slaper respectievelijk gepensioneerde zijn geworden vóór 1 juli 2004 geldt als maximale toeslagnorm de ontwikkeling van de salarissen bij de werkgever. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre per 1 januari pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd voor zover het beleggingsrendement dat toelaat. Er bestaat daarom geen recht op toeslagen op de pensioenrechten en pensioenaanspraken. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het bestuur heeft als gevolg van de sterk gedaalde dekkingsgraad en de noodzaak om tot herstel te komen, besloten om de pensioenrechten en pensioenaanspraken van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers per 1 januari 2011 niet te verhogen. Gezien de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur besloten om ook per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen voor de inactieven. Ook voor de komende jaren is de verwachting dat het fonds, in beginsel, geen volledige indexatie zal kunnen verlenen. Voor de actieve deelnemers geldt, zo lang het deelnemerschap voortduurt, dat op de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks een toeslag wordt verleend conform de algemene ontwikkeling van de salarissen in het voorafgaande kalenderjaar bij de werkgever.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
23
Over 2010 was de loonontwikkeling 1%, deze ontwikkeling werkt door in de toeslag per 1 januari 2011. De toeslag over 2011 bedroeg 1,3%. De toeslag wordt betaald uit een opslag op de pensioenpremie. Herverzekering De pensioenaanspraken worden in eigen beheer opgebouwd. Bepaalde risico’s (arbeidsongeschiktheid en overlijden) heeft het fonds ondergebracht bij herverzekeringsmaatschappij Aegon levensverzekering N.V.. De herverzekering omvat voor de deelnemers aan de pensioenregeling de uitkering van een risicokapitaal bij overlijden, een premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Het herverzekeringscontract is in 2008 verlengd voor de duur van vijf jaar.
24
Verzekerdenbestand (Aantallen)
Actieve
Gewezen
Pensioen-
deelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 31 december 2010
428
309
172
Totaal 909
Mutaties door: In dienst
26 26
Uit dienst
-25
25
0
Uitgaande waardeoverdrachten
-9
-9
Overlijden
0 0 -5 -5
Ingang pensioen
0
-8
10
2
Afkoop -1 -1 Andere oorzaken
-2
2
-2
-2
Mutaties per saldo
-1
10
2
11
Stand per 31 december 2011
*)
427 *) 319 174 920
Waarvan 16 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling
Specificatie pensioengerechtigden
2011
2010
Ouderdomspensioen 93 88 Nabestaandenpensioen 80 82 Wezenpensioen 1 2 Totaal 174 172
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
25
Beleggingen Algemene ontwikkelingen In maart 2011 werd de wereld opgeschrikt door een zware aardbeving, gevolgd door een tsunami en een nucleaire ramp in Japan. Dit leidde in dit deel van de wereld tot een recessie en zorgde overal voor stagnaties in de aanvoer van onderdelen voor met name de auto- en elektronica-industrie. Mede als gevolg hiervan kreeg de wereldeconomie vanaf het tweede kwartaal van 2011 te maken met een groeivertraging. Deze groeivertraging werd versterkt door de gevolgen van de ‘Arabische Lente’ in Noord-Afrika en het MiddenOosten en de daarmee samenhangende stijging van de olieprijzen. Een voorzichtig herstel in Japan en de VS in het najaar van 2011 kon niet voorkomen dat de Europese economie in het vierde kwartaal van 2011 in een recessie belandde. Belangrijkste reden hiervoor was de aantasting van het consumentenvertrouwen in Europa als gevolg van een aanhoudende eurocrisis. Kapitaalmarkt en rente De eurocrisis werd ingegeven door toenemende speculaties over een mogelijke herstructurering van de Griekse staatsschuld. Als gevolg hiervan liepen de spanningen in de Europese rentemarkten steeds verder op in 2011. Ook andere eurolanden (zoals Portugal, Ierland, Spanje en Italië) raakten door het “Griekse drama” besmet. Tijdens een aantal Europese tops zetten beleidsmakers weliswaar belangrijke stappen richting budgettaire en politieke integratie van de Eurozone, maar zij brachten, door het ontbreken van concrete crisismaatregelen, geen structureel vertrouwensherstel bij beleggers. Het voortbestaan van de Eurozone stond in 2011 meer dan eens ter discussie. Ook in de VS was de staatsschuld een belangrijk thema. Op het laatste moment bereikten Democraten en Republikeinen in augustus 2011 een akkoord over een verhoging van het ‘schuldplafond’. Het afgesproken bezuinigingspakket was in de ogen van kredietbeoordelaar S&P echter onvoldoende, waarop zij de AAA-rating van de VS verlaagde naar AA+. De Europese Centrale Bank (ECB), die door de oplopende inflatie in april de rente nog verhoogde, verlaagde de rente in november en december tot 1,0%. Daarnaast nam de ECB maatregelen om de liquiditeit van de Europese bankensector te verbeteren en kocht zij (beperkt) staatsleningen van landen als Spanje en Italië, vooral om de opname van nieuwe leningen in de markt soepel te laten verlopen. Terwijl de rentes van landen in de periferie van de Eurozone sterk opliepen, daalde de rente op staatsleningen van ‘veilige’ landen als Duitsland, Nederland en de VS tot historische dieptepunten. De rente op Nederlandse staatsleningen daalde in 2011 bijna één volledig procentpunt en eindigde het jaar op een stand van 2,2%. Ook de VS wordt, ondanks de enorme staatsschuld en het verlies van de AAArating, mede dankzij de liquiditeit van deze markt, nog altijd gezien als ‘veilige haven’. De onrust in de obligatiemarkt leidde tot oplopende spreads (opslagen) op risicovollere obligaties. Obligaties van opkomende markten uitgegeven in harde valuta bleven, in verhouding tot eerdere crises, redelijk goed presteren. Aandelen Wereldwijde aandelen daalden, gemeten in euro, met 2,4%. Opkomende aandelenmarkten werden stevig geraakt door de hoge risicoaversie bij beleggers en verloren 15,4%. Ook Aziatische markten kenden een teleurstellend jaar. Japanse aandelen daalden 11,3% terwijl de overige volwassen Aziatische markten 9,8% inleverden. Europese aandelen daalden 7,5%. De Nederlandse AEX index schoot met - 11,9% nog dieper in het rood. De Dow Jones Index tenslotte, boekte dankzij de status van veilige haven en het economisch herstel in de VS, een positief resultaat: +5,4%.
26
Valutamarkten Door het verkrappend monetair beleid van de ECB in de eerste jaarhelft –en het zeer soepele beleid van de Federal Reserve– steeg de euro in de eerste helft van 2011 tegenover de dollar (van 1,34 naar 1,45). De eurocrisis en het soepeler monetair beleid van de ECB maakten de stijging in de tweede helft ongedaan. De EUR/USD daalde naar 1,30. Gevolgen voor de Nederlandse pensioenfondsen Toen de kredietcrisis in 2007 uitbrak leken de Nederlandse pensioenfondsen nog over voldoende reserves te beschikken. Eind 2008 kwamen veel fondsen echter in de problemen. Zo’n 340 pensioenfondsen moesten een herstelplan indienen. Nu, drie jaar later, blijkt dat de maatregelen die werden genomen, tekort zijn geschoten. De simultane daling van aandelenkoersen en swaprente (van 4% medio 2011 tot circa 2,5% ultimo 2011) heeft in 2011 opnieuw een sterk drukkend effect uitgeoefend op de dekkingsgraden van Nederlandse pensioenfondsen. Zij staan er weer net zo slecht voor als in het voorjaar van 2009. Vooruitblik De wereldeconomie zal in 2012 verder vertragen: van een geschatte groei van 3,5% in 2011 naar 3,0%. Voor de volwassen economieën als geheel zal de groei onder het lange termijn gemiddelde liggen. Er zijn echter grote regionale verschillen. Voor Europa wordt een milde recessie verwacht, met een negatieve economische groei in de eerste helft van 2012. Hoe diep en hoe lang de Europese recessie zal zijn, hangt grotendeels af van de manier waarop de staatsschuldencrisis wordt aangepakt. De nadruk op bezuinigen voorspelt weinig goeds voor de toch al zwakke groeivooruitzichten in de Eurozone. De Amerikaanse economie zal een recessie kunnen ontlopen. De presidentsverkiezingen in november 2012 zijn een risicofactor, omdat Democraten en Republikeinen weinig zullen toegeven in de aanloop daar naartoe. Stimuleringsmaatregelen zijn daarom eerder uit monetaire dan uit budgettaire hoek te verwachten. Opkomende markten zullen niet ontkomen aan de afnemende groei van de wereldeconomie, omdat de exportvraag vanuit de volwassen economieën afneemt. Landen als China en India hebben echter de meeste ruimte om de (binnenlandse) economie te stimuleren door het versoepelen van het monetair en budgettair beleid. Kapitaalmarkt en rente Verwacht wordt dat de ECB de korte rente verder zal verlagen, tot 0,5% in de eerste helft van 2012. De ontwikkeling van de lange rente zal voorlopig bepaald blijven worden door de risicobereidheid van beleggers – en dus vooral door het verloop van de eurocrisis. Het zoeken van beleggers naar een hoger rendement blijft een belangrijke steun voor risicovollere vastrentende beleggingen zoals bedrijfsobligaties en obligaties van opkomende markten. Vastgoed Vastgoedaandelen presteerden een groot deel van 2011 beter dan de brede aandelenmarkt. Dit kwam mede door de daling van de lange rentes. Een eventuele stijging van de kapitaalmarktrentes kan daarom negatief uitpakken. Een ondersteunende factor voor beleggers in de vastgoedmarkt is het aantrekkelijke dividendrendement dat kan worden gerealiseerd op vastgoedaandelen. Wereldwijde aandelenmarkten Het jaar 2012 zal voor aandelenbeleggers een weg met obstakels zijn. Markten worden onderworpen aan extreme stemmingswisselingen van beleggers. Hierdoor zal de volatiliteit (beweeglijkheid) hoog blijven. Bedrijven zijn echter gezond. Zij worstelen niet met te grote voorraden of overcapaciteit. De kosten zijn goed onder controle, waardoor de winst beter bestand is tegen een terugval in inkomsten. Balansen zijn sterk en de winstmarges bevinden zich nog steeds op hoge niveaus. Verwacht wordt dat de Europese en Amerikaanse bedrijfswinsten in 2012 zullen gaan dalen. Voor Japan en de opkomende markten wordt, uitgaande van een sterkere economische groei aldaar, uitgegaan van een lichte winstgroei. De waarderingen van aandelen
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
27
weerspiegelen al veel onzekerheden. Zij zijn aantrekkelijk vanuit een historisch oogpunt: de huidige koers-winstverhouding is lager dan het gemiddelde op de lange termijn. Daardoor lijkt het risico van een recessie inmiddels ingeprijsd. Valuta Een verdere versoepeling van het monetaire beleid in de Eurozone kan de euro onder druk zetten. Risicoaversie en renteverlagingen kunnen een negatief effect hebben op de valuta’s van opkomende markten. De valuta’s van grondstof gerelateerde (volwassen) economieën, zoals Australië en Canada zouden kunnen gaan profiteren. Fonds specifieke ontwikkelingen P-AZL heeft haar beleggingsportefeuille verdeeld over een matching portefeuille en een rendementsportefeuille. Binnen de matching portefeuille, bestaande uit staatsobligaties en rente derivaten, wordt getracht de portefeuille overeenkomstig de samenstelling van de verplichtingen in te richten. De matching portefeuille heeft tot doel het nominale renterisico van P-AZL dat ontstaat als gevolg van de verplichtingen, deels af te dekken, om zodoende een stabielere ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds te realiseren. Middels de rendementsportefeuille wordt actief gezocht naar een hoger rendement. Het doel is namelijk om goede indexatiekansen (aanpassen van pensioenen aan inflatie) op lange termijn te creëren. Beleggingsbeleid 2011 In 2010 vond er een bestuurlijke discussie plaats met betrekking tot de inrichting van de beleggingsportefeuille en het beheer van de financiële risico’s op balans niveau. De discussie met betrekking tot de inrichting van de beleggingsportefeuille en het beheer van de financiële risico’s op balansniveau vond destijds plaats aan de hand van een ALM studie en een op basis hiervan door de vermogensbeheerder uitgevoerde SAA (Strategic Asset Allocation) studie. Hierbij werd bekeken welke verdeling over diverse beleggingscategorieën, de voor het fonds beste verhouding tussen verwacht rendement en te lopen risico geeft. Naar aanleiding van voornoemde discussie heeft het bestuur destijds besloten tot een herinrichting van de beleggingsportefeuille, welke stapsgewijs zal worden geïmplementeerd, waarbij de eerste stap zou worden genomen zodra de nominale dekkingsgraad zich boven 105% zou bevinden. De daarop volgende twee stappen zullen plaatsvinden bij het overschrijden van respectievelijk nominale dekkingsgraden ad 112,5 en 120%. Een en ander werd vastgelegd in het Beleggingsplan 2011. Voorts werd besloten de strategische afdekking van het nominale renterisico op balansniveau op 50% te handhaven en het valutarisico van beleggingen in Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen alsmede de Australische dollar, strategisch voor 100% af te dekken. Het bestuur heeft zich in het verslagjaar gebogen over het formuleren en vastleggen van de belangrijkste pijlers onder het gevoerde beleggingsbeleid. Impliciet vormden deze ook wel al de basis onder ons beleggingsbeleid, het bestuur hechtte er echter ook aan om deze formeel vast te leggen. Deze pijlers, ook wel ‘investment beliefs’ genoemd, heeft het bestuur vastgesteld om daarmee een basis te hebben voor een op solide wijze uit te voeren beleggingsbeleid. De ‘investment beliefs’ zijn vervolgens ook opgenomen in de gedurende het verslagjaar geactualiseerde Verklaring Beleggingsbeginselen. Deze Verklaring, die een bijlage vormt van onze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota, wordt minimaal een maal per drie jaar geactualiseerd maar indien nodig ook tussentijds bij belangrijke wijzigingen van het beleggingsbeleid.
28
Begin 2011 werd, gezien de hoogte van de dekkingsgraad per eind 2010 (105,8%), de eerste fase van de herinrichting van de beleggingsportefeuille geëffectueerd. Ingaande 1 januari 2011, werd voornoemde eerste stap concreet ingevuld door de categorie bedrijfsobligaties te reduceren en de opbrengst hiervan her te beleggen in de categorieën staatsobligaties en aandelen. Het sedert het vierde kwartaal van 2008 tot en met het vierde kwartaal van 2010 gevoerd beleid van “floating”/feitelijke normen voor de verdeling over de diverse beleggingscategorieën werd hierbij losgelaten en sedert begin 2011 waren onderstaande vaste strategische normen van toepassing. Staatsobligaties 46% Bedrijfsobligaties 9% Aandelen 37% Onroerend goed Liquiditeiten Totaal
8% 0% 100%
De negatieve ontwikkelingen op financiële markten en de inschatting van gevolgen hiervan voor het fonds deden het bestuur besluiten om ingaande primo augustus 2011 wederom een beleid van “floating”/feitelijke normen voor de verdeling over de diverse beleggingscategorieën te gaan voeren. Hiermede werd de vermogensbeheerder de mogelijkheid ontnomen tot het voeren van een tactisch beleid en het vrijelijk inrichten van de portefeuille conform voornoemde strategische verdeling. Gedurende het verslagjaar werd een externe manager van de portefeuille Japanse aandelen in verband met tegenvallende resultaten, op advies van de vermogensbeheerder, vervangen door een nieuwe. De laatste maanden van het verslagkwartaal werd door de beheerder van het beleggingsfonds voor bedrijfsobligaties een beleid gevoerd waarbij obligaties van financiële instellingen werden uitgesloten. Het door de vermogensbeheerder geadviseerde beleid om binnen deze categorie toch nog een beperkte deelneming in financiële instellingen te houden werd niet overgenomen. De door de vermogensbeheerder ter zake geadviseerde additionele beheerder kan het door het pensioenfonds geformuleerde beleid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord beleggen vooralsnog namelijk niet uitvoeren. In het inmiddels vastgestelde Beleggingsplan 2012 is onder andere opgenomen dat het bestuur zal heroverwegen of, zodra de dekkingsgraad wederom boven de 105% zal uitstijgen, de beleggingsportefeuille wederom zal worden ingericht conform bovenstaande strategische samenstelling. Tevens is het bestuur vooralsnog voornemens, dat bij eventuele overschrijding van de dekkingsgraden 112,5 en 120%, de strategische normen voor diverse beleggingscategorieën verder zullen worden aangepast (minder staatsobligaties en meer aandelen) waarnaast tevens de beleggingscategorieën inflation linked bonds en grondstoffen zullen worden opgenomen. Beleggingsresultaten 2011 Gedurende 2011 werd in verband met de fonds specifieke situatie alsmede onzekerheid over economie en financiële markten slechts een zeer gematigd tactisch beleid gevoerd. Dankzij de per saldo gedaalde rente heeft het fonds een overall rendement behaald van 6,2%, hiermede 0,8%-punt beter dan de gedurende 2011 gehanteerde benchmark. Het besluit van DNB om de waarderingsmethodiek voor toekomstige pensioenverplichtingen (tijdelijk) aan te passen was voor een belangrijk deel debet aan het hogere resultaat dan de benchmark. Aangezien de benchmark voor een belangrijk deel bestaat uit de verandering van de marktwaarde van de verplichtingen, had het besluit van DNB directe consequenties voor het benchmarkrendement. Exclusief het effect van de aangepaste waarderingsmethodiek voor de verplichtingen zou het rendement van de benchmark namelijk geen 5,4% maar 7,3% hebben bedragen.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
29
Het resultaat op de matching portefeuille bedroeg over 2011 18,7%, hiermede 2,0%-punt meer dan de procentuele toename van de verplichtingen als gevolg van rentebewegingen, voor zover deze zijn afgedekt. Dit met name als gevolg van het feit dat de verplichtingen worden gewaardeerd op basis van de door DNB per ultimo verslagjaar aangepaste DNB curve terwijl de staatsobligaties worden gewaardeerd op basis van de staatscurve. Overigens zou zonder de aanpassing van de DNB rentecurve naar een driemaands gemiddelde per ultimo 2011 het resultaat van de matching portefeuille 2,1%-punt lager zijn geweest dan de benchmark. Als gevolg van spanningen binnen de Eurozone steeg de rente op staatsobligaties namelijk meer dan de rente waarop de DNB curve is gebaseerd. De rendementsportefeuille, in 2011 samengesteld uit bedrijfsobligaties, aandelen, onroerend goed en liquiditeiten heeft een rendement behaald van -/- 3,1%, hiermede 0,4%-punt minder dan de door het fonds gehanteerde benchmark. Dit laatste met name als gevolg van de matige prestatie binnen de aandelenportefeuille en meer specifiek de Amerikaanse aandelen. De afdekking van het neerwaarts risico van vreemde valuta had gedurende het verslagjaar een negatief effect van nagenoeg 0,7%-punt, hetgeen conform de desbetreffende benchmark ongeveer verwacht mocht worden. Voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille aan het begin en ultimo verslagjaar alsmede de behaalde rendementen op totaal niveau als per beleggingscategorie versus de benchmarks wordt verwezen naar bijgaande tabel. Hierin is voorts opgenomen benchmark data zou voornoemde aanpassing van de DNB curve per ultimo 2011 niet hebben plaatsgevonden.
30
vermogensverdeling 1) rendement 2)
strategische
primo
ultimo
normverdeling 2011 2011 portefeuille benchmark benchmark 3)
Staatsobligaties
% % % % % 46,0 43,2 48,7 9,0
Rente derivatien (swaps)
9,7
Matching portefeuille 18,7 16,7 20,8 Bedrijfsobligaties Aandelen Onroerend goed
9,0 11,8 8,9 3,0 2,9 2,9 37,0 35,8 35,1 -5,4 -4,9 -4,9 8,0 7,0 6,7 3,0 2,0 2,0
Return portefeuille -3,1 -2,6 -2,6 Liquiditeiten Totaal ex valuta overlay
0,0 2,2 0,5 100,0
100,0
100,0
6,9
6,2
8,1
Afdekking vreemde valuta’s -0,7 -0,8 -0,8 Totaal 6,2 5,4 7,3
1)
In de procentuele onderverdeling zijn enkel betrokken de beleggingscategorieën, zoals opgenomen in de strategische normverdeling, dus exclusief de overlay uit hoofde van afdekking renterisico (rente derivaten) en afdekking vreemde valuta’s.
2)
Rendement/Benchmarks Bovenstaande tabel geeft eveneens inzicht in het resultaat, waarbij zowel het direct resultaat als het resultaat als gevolg van koersmutaties zijn samengevoegd. Sedert primo augustus 2011 wordt een zogenaamde “floating” benchmark gehanteerd, hetgeen van invloed was op de berekening van totaal rendement van de benchmark.
3)
In deze tabel staan benchmark rendementen vermeld, zou De Nederlandsche Bank de rentecurve per ultimo 2011 niet hebben aangepast naar een driemaands gemiddelde .
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
31
Risicoparagraaf Inleiding De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de verplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. DNB risicomodel Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). De hoofdletter ‘S’, aangevuld met een nummer achter een aantal risicocategorieën vertegenwoordigt de code die DNB in het risicomodel voor de desbetreffende risicocategorie hanteert. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen (buffers) past het pensioenfonds de standaardmethode toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist vermogen wordt berekend op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. Doorgaans wordt de hoogste van beide gehanteerd als zijnde het vereist eigen vermogen. Naleving wet- en regelgeving In het verslagjaar zijn aan het fonds geen dwangsommen of boetes opgelegd door de toezichthouders DNB of AFM. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Integere bedrijfsvoering en beheersing van de risico’s Het beleid van het fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. In dit kader heeft het bestuur de risico’s van het fonds geanalyseerd. Een beschrijving van deze risico’s alsmede van de beheersingsmaatregelen is opgenomen in de abtn van het fonds. Daarnaast worden risico’s intensief gemonitord. In dit bestuursverslag wordt separaat verslag gedaan van de (mate van) risicobeheersing. Voor wat betreft het vermogensbeheer kunnen de Richtlijnen Vermogensbeheer als een instrument worden beschouwd waarmee vooraf sturing kan worden gegeven aan de door het fonds te lopen financiële risico’s. In de “Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen” zijn de uitgangspunten van het beleggingsbeleid en de risicobeheerprocedures beschreven. Het bestuur is van mening dat met vorengenoemd risicobeleid, het periodiek (laten) uitvoeren van een ALM-studie en continuïteitsanalyse alsmede overige periodieke rapportages ten behoeve van het monitoren van het fondsbeleid en financiële positie, zorg wordt gedragen voor een integere bedrijfsvoering. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de abtn. Als algemene leidraad voor het uitvoeren van de beheertaken van het fonds geldt dat het fonds bij de operationele uitvoering zoveel mogelijk risicomijdend te werk moet gaan. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: –– ALM-beleid en duration matching; –– dekkingsgraad; –– beleggingsbeleid; –– premiebeleid; –– toeslagbeleid; –– herverzekeringsbeleid; –– beleid ten aanzien van uitbesteding.
32
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats op basis van uitvoerige analyses (ALM-studie en continuïteitsanalyse) van te verwachten ontwikkelingen van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het fonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Continuïteitsanalyse en ALM-studie Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkeling leidt, is het bestuur wettelijk verplicht om eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit te voeren. Het bestuur van P-AZL heeft in 2011 in het kader van het vervolg op de ALM-studie een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Verder voert het pensioenfonds ten minste eens in de vijf jaar een ALM-studie (ALM staat voor Asset Liability Management) uit. De laatste ALM-studie is door AZL Actuariaat uitgevoerd in 2010. Hierover is in het vorige bestuursverslag uitvoerig bericht. Commissie F&R De commissie Finance & Risk is speciaal door het fondsbestuur samengesteld ter versterking van de risicobeheersing. De commissie houdt continu toezicht op de risico’s en communiceert hierover met het bestuur. Dit neemt niet weg dat ook de commissie beleggingen en de commissie pensioenen voor hun deelgebieden risico’s monitoren. Daarnaast komt het onderwerp risicobeheersing ten minste elk kwartaal aan de orde in de bestuursvergaderingen. Risico-assessment De wet verplicht pensioenfondsen een integriteitbeleid te voeren dat gebaseerd is op een systematische analyse van de integriteitrisico’s. De wet geeft echter niet aan wat in het integriteitbeleid moet staan, dit is namelijk per pensioenfonds verschillend. Een vast format is ook niet voorhanden. Het beleid moet in ieder geval zijn toegesneden op het fonds en er moeten genoeg maatregelen voorzien zijn om het integriteitbeleid tot een “levend” beleid te maken. In het vorige verslag is melding gemaakt van het feit dat het bestuur op basis van een systematische risicoanalyse, een “risicomanagement en integriteitsplan” heeft vastgesteld. Bij de indeling van de risico’s is zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling zoals DNB deze hanteert bij de beoordeling van de risico’s van financiële instellingen, te weten FIRM (afkorting voor: Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). Ieder kwartaal wordt het onderwerp “risicomanagement” geagendeerd voor de bestuursvergadering. Om de risico’s periodiek te kunnen monitoren is een “Riskplan” gemaakt dat uit een aantal overzichten bestaat. Het Riskplan wordt elk jaar geactualiseerd. Door de combinatie van doorlopende monitoring van een deel van de risico’s en een jaarplan met incidentele en periodieke acties, ontstaat er inzicht in de risico’s en wordt duidelijk op welke wijze de risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt. Door het uitvoeren van de acties worden de risico’s verder beperkt. Voor het jaar 2012 is vervolgens een nieuw jaarplan worden opgesteld waarbij nog openstaande of lopende acties uit 2011 kunnen worden opgenomen, aangevuld met nieuwe acties. Op deze wijze ontstaat een cyclus waarmee de risico’s continue aandacht krijgen. Het bestuur blijft hoge prioriteit geven aan het risicomanagement. Het bestuur is voornemens om in 2012 opnieuw een volledige risico-assessment uit te voeren. Op deze wijze ontstaat een cyclus waarmee de risico’s continue aandacht krijgen. In de loop van 2011 is verdere invulling gegeven aan het creëren van een “Dashboard” (Risicomonitor), waarin het bestuur risico’s benoemt waarop gestuurd wordt en een financieel crisisplan, waarin het beleid ten aanzien van bepaalde scenario’s wordt omschreven.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
33
Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– Renterisico (S1); –– Zakelijke waarden risico (S2); –– Valuta risico (S3); –– Grondstoffenrisico (S4); –– Kredietrisico (S5); –– Verzekeringstechnisch risico (S6, zie paragraaf: “ Niet financiële risico’s”); –– Liquiditeitsrisico (S7); –– Concentratierisico (S8). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een fonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker in waarde toenemen dan de bezittingen. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Fondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Grondstoffenrisico (S4) Fondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij (debiteur) tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij (debiteur) en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Verdere financiële risico’s zijn: Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.
34
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden geïnventariseerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Inflatierisico Het inflatierisico is het risico dat het fonds onvoldoende in staat is om (toenemende) verplichtingen als gevolg van (verwachte aanpassing aan) inflatie te financieren zonder belanghebbenden te benadelen. Analyse en beheersing van de financiële risico’s bij P-AZL Zoals hierboven reeds vermeld heeft P-AZL in het verslagjaar veel aandacht besteed aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing van risico’s. Het bestuur heeft de risico’s van het fonds geanalyseerd en een beschrijving van deze risico’s opgenomen in de abtn van het fonds en daarnaast in het risicomanagement / integriteitsplan P-AZL. Het fonds hanteert als uitgangspunt de standaard solvabiliteitstoets van DNB voor het analyseren van de hierboven genoemde risico’s. Bij deze toets worden een zestal risico’s gespecificeerd: Renterisico (S1), Zakelijke waarden risico (S2), Valutarisico (S3), Grondstoffenrisico (S4), Kredietrisico (S5) en het verzekeringstechnische risico (S6). Bij de berekening van S1 en S5 gaat het fonds uit van de kasstromenmethodiek. Daarnaast wordt bij de berekening van de S1 rekening gehouden met alle rentegevoelige beleggingen ongeacht de beleggingsportefeuillestructuur van het fonds. Daarnaast vraagt het fonds standaard de gegevens op aan de vermogensbeheerder om te kunnen beoordelen of er sprake is van additionele risico’s binnen de portefeuille. Het betreft de additionele risicoparameters; actief risico, en de leverage. Voor wat betreft het vermogensbeheer zijn de Richtlijnen Vermogensbeheer een instrument waarmee sturing wordt gegeven aan de door het fonds te lopen financiële risico’s. Door middel van periodieke rapportages van de administrateur wordt het bestuur achteraf gedetailleerd geïnformeerd over de beleggingsactiviteiten en de financiële positie van het fonds. In de “Verklaring inzake de Beleggingsbeginselen” zijn de uitgangspunten van het beleggingsbeleid en de risicobeheersprocedures beschreven. De controles van de externe accountant en de waarmerkend actuaris in het kader van de jaarwerkactiviteiten resulteren in aparte rapportages ten behoeve van het bestuur. De accountantsverklaring en de verklaring van de waarmerkend actuaris maken deel uit van het jaarverslag. Daarnaast verstrekt AZL jaarlijks een ISAE 3402-rapportage voor zowel de pensioenadministratie als het Vermogensbeheer. Het overleggen van de ISAE 3402-rapportage komt tegemoet aan de Beleidsregel ‘Uitbesteding Pensioenfondsen’ waarin DNB heeft vastgesteld dat een pensioenfonds dat zijn administratie uitbesteedt aan een uitvoerder verantwoordelijk is en blijft voor een juiste administratie. Voorts zijn de afspraken omtrent de dienstverlening van AZL en AZL Vermogensbeheer B.V. neergelegd in een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA), die voldoet aan de eisen die DNB daaraan stelt. In een SLA worden tenminste ook afspraken vastgelegd over de administratieve organisatie, de autorisatie- en procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. De SLA is in de loop van 2011 vernieuwd. AZL heeft gedurende het verslagjaar vier administratieve rapportages uitgebracht aan het bestuur, waarin verslag werd gedaan van onder andere de ontwikkeling van de aantallen inkomende en uitgaande waardeoverdrachten, het verloop van de actieve deelnemers, pensioengerechtigden en slapers in de verschillende pensioenreglementen. Daarnaast heeft het bestuur in het verslagjaar, per kwartaal, de zogenaamde “Riskmaps” ontvangen van AZL Actuariaat en wordt het bestuur ook tussentijds, in ieder geval tijdens iedere
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
35
bestuursvergadering, geïnformeerd over de actuele financiële stand van zaken, onder andere door middel van de door AZL Actuariaat speciaal hiervoor ontwikkelde QuickScans. Het fondsbestuur wordt door middel van de door de vermogensbeheerder uitgegeven kwartaalrapportage vermogensbeheer (voorheen: “toelichting beleggingsactiviteiten”) voortdurend op de hoogte gehouden van de stand van zaken van rondom de beleggingsactiviteiten. Vanaf het derde kwartaal maakt het bestuur eveneens gebruik van de door vermogensbeheer opgestelde Risicomonitor. Alle rapportages en de actuele stand van zaken worden elke bestuursvergadering door het bestuur aan de orde gesteld en besproken. In het kader van risicobeheersing kan ten aanzien van het renterisico worden gemeld dat bij P-AZL de looptijd van de verplichtingen langer is dan de looptijd van de beleggingen in vastrentende waarden. Het renterisico is in het verslagjaar beperkt door middel van rentederivaten (swaps). In totaal wordt 50% van de het renterisico afgedekt. In het verslagjaar is het renterisico en het renteafdekkingspercentage meerdere malen opnieuw beoordeeld in het kader van de continue monitoring door de commissie beleggingen. Het beleid van het pensioenfonds is voorts om het valutarisico te beperken. De Amerikaanse dollar, de Australische dollar, het Britse pond en de Japanse yen worden volledig afgedekt. Valutatermijntransacties dienen steeds betrekking te hebben op de in de strategische portefeuille in buitenlandse valuta luidende beleggingen. Deze transacties zijn dientengevolge alleen toegestaan ter afdekking van in vreemde valuta luidende posities in aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed en/of alternatieve beleggingen. Het fonds belegt beperkt in vreemde valuta waardoor de impact hiervan beperkt is. Het beleid van het pensioenfonds is om het koersrisico van de zakelijke waarden te beperken door het stellen van een maximale omvang afgezet tegen het totaal belegd vermogen en door binnen de beleggingscategorieën aandelen en onroerend goed voldoende te spreiden. Het betreft dan zowel een regionale spreiding, als een spreiding van het vermogen in deze beleggingscategorie over verschillende managers. Door P-AZL is in 2011 niet geïnvesteerd in grondstoffen. In de voorgestelde strategische portefeuille in de eindsituatie bestaat de mogelijkheid om maximaal 2,5% van het totaal belegd vermogen te investeren in grondstoffen. Binnen P-AZL wordt een aanzienlijk deel van de portefeuille belegd in vastrentende waarden. Ter beperking van het kredietrisico zijn voor deze portefeuille expliciete richtlijnen gedefinieerd welke eisen stellen aan de kwaliteit van de individuele debiteur. De beheersing van het kredietrisico is voorts geïntegreerd in het beleggingsproces door middel van een richtlijn over de maximale belegging per kredietklasse en door binnen de creditportefeuille voldoende te spreiden over verschillende partijen. De liquiditeitspositie van het fonds wordt door het bestuur scherp in de gaten gehouden, onder andere door middel van het monitoren van de rapportages. Daarnaast wordt bij de verdeling van de beleggingscategorieën rekening gehouden met de liquiditeitspositie, zodat het niet snel kan voorkomen dat het fonds gedwongen wordt bepaalde beleggingen ongunstig van de hand te doen om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt verder beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Ten slotte worden ook de inkomsten van het fonds (beleggingsopbrengsten, bijdragen werkgever en werknemer) nauwkeurig gemonitord. Om het risico van concentratie in bepaalde tegenpartijen te mitigeren heeft het P-AZL richtlijnen opgesteld die de maximale omvang van beleggingen in een debiteur beperkt. Het concentratierisico wordt verder beperkt doordat zowel het strategisch als het tactische beleid per asset categorie is uitgewerkt. Bij de inrichting van de portefeuille wordt, met name als het gaat om diversificatie, gewerkt met correlaties uit het verleden die gebaseerd zijn op hetgeen gezien wordt als “best practice” in de Nederlandse financiële wereld. Voor de beoordeling van de kwaliteit van de debiteuren wordt uitsluitend gebruik gemaakt van gerenommeerde bureaus.
36
Niet financiële risico’s Verzekeringstechnisch risico (S6) Het belangrijkste verzekeringstechnische risico voor het fonds is het risico dat verband houdt met sterfte. De sterftetrend wordt meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico van het fonds en is daarmee van invloed op de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Het sterfterisico omvat enerzijds de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte (fondsspecifiek) en anderzijds de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterftetrend. Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever als sponsor van het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn onder meer: faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de sponsor, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de sponsor en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en de sponsor. Omgevingsrisico Onder het omgevingsrisico worden de risico’s verstaan die ontstaan als gevolg van externe veranderingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan veranderingen in de maatschappelijke wens om duurzaam te beleggen. Daarnaast wordt onder dit risico verstaan het risico op schade van de reputatie van het fonds, veranderingen van het ondernemingsklimaat en afhankelijkheid. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico op verlies als resultaat van inadequate of foutieve interne processen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder de operationele risico’s vallen verwerkingsrisico’s, zoals het uitvoeren van de betalingen / uitkeringen en het verschaffen van (onvolledige of verkeerde) informatie aan belanghebbenden. Daarnaast kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de kosten voor het ontwikkelen van nieuwe producten. Operationele risico’s hebben, indien ze zich voordoen, een negatieve impact op een goede uitvoering van de pensioenregeling. Uitbestedingsrisico’s Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat een bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft er voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen e.d.. IT risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Het betreft het risico van discontinuïteit, onvoldoende beveiliging en bijvoorbeeld het verliezen van de beheersbaarheid. Omdat het merendeel van de fondsen de IT hebben uitbesteed, is dit risico in feite een uitbestedingsrisico. Dit geldt ook voor P-AZL. Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van weten regelgeving en maatschappelijke en door het fonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden, onder andere wanneer het fondsbestuur niet voldoet aan wettelijke verplichtingen. Het bestuur dient in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid en is verplicht op de
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
37
juiste wijze te communiceren naar belanghebbenden. Daarnaast is het fondsbestuur verantwoordelijk voor het niet of niet goed uitvoeren van werkzaamheden door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Behalve deze collectieve bestuursaansprakelijkheid kunnen bestuursleden, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ook in persoon worden aangesproken voor schade van belanghebbenden. Analyse en beheersing van de niet financiële risico´s bij P-AZL Door het bestuur van P-AZL wordt veel gedaan om, naast het beheersen van de financiële risico’s, ook de niet financiële risico’s te controleren en beheersbaar te houden. Om de verzekeringstechnische risico´s te beheersen wordt gebruikt gemaakt van de meest recent beschikbare informatie die door het CBS is gepubliceerd over de relatie tussen inkomensniveau en opleidingsniveau. Op basis van deze analyse heeft het bestuur besloten om per eind 2011 een leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte toe te passen op de AG-prognosetafel 2010-2060. Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De operationele uitvoering (operationeel risico) van de pensioenadministratie geschiedt door AZL N.V. De operationele aansturing van het beleggingsproces en de beleggingsadministratie is uitbesteed aan ING IM. Beide partijen beschikken over een ISAE 3402-rapportage (type II). Door het overleggen van de ISAE 3402-rapportage tonen genoemde externe partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed aan het pensioenfonds én aan de accountant van het pensioenfonds aan, dat de uitvoering ‘in control’ is, voorzover het gaat om de (bedrijfs)processen die onder de reikwijdte van de ISAE 3402 vallen. Door AZL is voorts over het jaar 2011 een in control statement afgegeven, waarmee wordt aangegeven dat ook de processen die niet onder de ISAE 3402 vallen “in control” zijn. De ISAE 3402-rapportages en het in control statement worden elk jaar door de commissie Finance & Risk gescreend op mogelijke issues. Indien zich onregelmatigheden voordoen worden deze met de uitvoerder besproken zodat kan worden vastgesteld of er voldoende (beheersings)maatregelen getroffen zijn. Het bestuur erkent voorts dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door een administrateur of vermogensbeheerder (uitbestedingsrisico en IT-risico). Het fonds beschikt over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde (bepaling betreffende uitbesteding door het pensioenfonds). Met de uitvoerende organisatie zijn nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een SLA alsmede afspraken over de administratieve organisatie, de autorisatie, procuratiesystemen en de interne controle van de uitvoerende organisatie. In 2011 heeft het bestuur overleg gevoerd met de administrateur en vermogensbeheerders over de dienstverlening en de SLA vernieuwd. Door werkzaamheden uit te besteden aan ISAE 3402-gecertificeerde uitvoerders wordt tevens tegemoet gekomen aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee aan kwaliteitsgaranties. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen heeft AZL er enkele jaren geleden voor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van SAS 70. Inmiddels bestaat SAS70 niet meer en is in 2011 vervangen door de ISAE 3402-rapportage. Belangrijke verschillen tussen beiden rapportages zijn de vereiste verklaring van het management in de ISAE 3402-rapportage, de zogenaamde management assertion en daarnaast het uitvoeren van risicoanalyses. AZL beschikt sinds 2010 over een zogenaamde in control statement. Voorts wordt het uitbestedingsrisico beperkt doordat het bestuur, door middel van periodieke rapportages, in staat wordt gesteld de risico’s en fondssituatie goed te monitoren.
38
Het bestuur beoordeelt de financiële soliditeit van de sponsor (sponsorrisico) aan de hand van de jaarrekening van de sponsor. Op grond van deze documenten kan het bestuur zich mede een oordeel vormen over de continuïteit van de dienstverlening. De tot op heden aangegane verplichtingen zijn afgefinancierd. De periodieke premiebetaling wordt door het fonds gemonitord. AZL is een gedegen firma waarvan de financiële soliditeit om andere redenen ook al beoordeeld wordt. Ter beperking van het integriteitsrisico heeft het fonds een gedragscode en een compliance beleid. Beiden zijn een wettelijke verplichting en DNB ziet actief toe op naleving hiervan. Het bestuur draagt er zorg voor dat de deskundigheid en betrouwbaarheid van degenen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen buiten twijfel staat. De deskundigheid van de personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen dient naar het oordeel van DNB voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden. Het bestuur van P-AZL zorgt ervoor dat bij het bestuur geen sprake is van belangenverstrengeling of tegenstrijdige belangen. Voor het bestuur, leden van de commissies en andere verbonden personen is een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. De bestuursleden zijn gebonden aan de door het pensioenfonds opgestelde gedragscode. Deze gedragscode voldoet aan de eisen die DNB en AFM hieraan stellen. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden. Het fonds verlangt van partijen waarmee zaken worden gedaan dat zij een minimaal gelijkwaardige gedragscode hanteren en controleert dit ook. De medewerkers van AZL hebben een eigen gedragscode van AZL/ING. Door de werkgever is een verklaring afgegeven dat bestuursleden inzake deze werkzaamheden niet zullen worden beïnvloed door de werkgever. Twee van de zeven bestuursleden hebben geheel geen arbeidsrechtelijke relatie met AZL. De professionaliteit van het bestuur wordt gewaarborgd doordat alle bestuursleden fulltime actief in de pensioensector zijn of zijn geweest. Daarnaast gelden ten aanzien van de kennis in brede zin opleidingseisen voor de bestuursleden. Het bestuur heeft zich laten informeren over het bij AZL geldende beloningsbeleid en heeft geconstateerd dat dit voldoet aan de uitgangspunten voor het beloningsbeleid zoals die zijn geformuleerd in de “Principes voor beheerst beloningsbeleid” van de AFM en DNB. Daarnaast heeft het bestuur zich laten informeren over het beloningsbeleid bij ING IM. Ook dit beleid voldoet volledig aan de geformuleerde principes van AFM en DNB. De regeling voor inrichting van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in de statuten en verwerkt in een apart reglement. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en uitvoering daarvan en over naleving van de Principes voor goed pensioenfondsenbestuur. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het bestuur zorgt voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Het intern toezicht betreft het kritisch beoordelen van het functioneren van het bestuur door onafhankelijke deskundigen. De regeling voor inrichting van het intern toezicht is opgenomen in de statuten. Het intern toezicht vindt plaats door middel van een Visitatiecommissie, bestaande uit 3 onafhankelijke deskundigen die door het bestuur worden benoemd. De leden van het bestuur, het VO en de Visitatiecommissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in deze functie ter kennis is gekomen en waarvan de geheimhoudingsplicht uit de aard van de zaak voortvloeit of waarvoor geheimhoudingsplicht is opgelegd door de voorzitter ten aanzien van het bestuur of door het bestuur ten aanzien van het VO en de Visitatiecommissie. De taken van de compliance officer zijn limitatief omschreven.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
39
Met betrekking tot het juridische risico heeft het bestuur verschillende maatregelen genomen. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Het risico om als fondsbestuurder in persoon te worden aangesproken is door middel van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gedekt en geldt ook tegenover bestuurders die niet in dienst zijn van AZL. Het toezicht op naleving van wet- en regelgeving is via de uitbestedingsovereenkomst neergelegd bij AZL. Daarnaast vindt ook toezicht plaats door DNB, AFM, de externe accountant en de waarmerkend actuaris. AZL toetst bij wetswijzigingen de fondsstukken en stelt, waar nodig, wijzigingen voor aan het bestuur. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. Het fonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid voor slapers en pensioengerechtigden en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd ten aanzien van de toeslagverlening. Aangetoond is dat het toeslagenbeleid consequent wordt uitgevoerd Het pensioenfonds is zich bewust van zijn positie in de maatschappij (omgevingsrisico) en laat dit ook meewegen bij de inrichting van het beleggingsbeleid (onder andere door middel van verantwoord beleggen). Daarnaast geldt de gedragscode en de integriteitscheck zoals uitgevoerd door DNB. Een risico zou kunnen zijn dat bestuursleden niet onafhankelijk kunnen opereren. Dit risico wordt ingedekt door de zakelijke relatie met AZL. Het fonds werkt volgens een communicatiebeleidsplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichte communicatiemomenten. Dit plan wordt jaarlijks opnieuw bijgewerkt en vastgesteld. Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij. Jaarlijks vinden er controles plaats door waarmerkend actuaris en accountant op de uitvoering door het fonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om de verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s en beheersingsmaatregelen zijn niet limitatief maar de afdekking van genoemde risico’s geeft wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds.
40
Vooruitblik 2012 Voorgenomen besluit tot korting Om op het haalbare pad te komen dat leidt tot een tijdig herstel binnen de wettelijke termijn heeft het bestuur van P-AZL zich genoodzaakt gezien begin 2012 een voorgenomen besluit te nemen om de pensioenen te verlagen. Daarnaast zag het bestuur zich verplicht om op basis van de geldende wetgeving de werkgever een verhoging van het premiepercentage voor te leggen, waarbij de premie stijgt naar het kostendekkend niveau van 27,6% (2011: 19,9%). Na uitvoerig overleg tussen sociale partners is besloten de opbouw voor 2012 te verlagen van 2% naar gemiddeld 1,2% (2011: 2%). De voorgenomen korting is door het bestuur bepaald op 1,5% voor zowel actieven als inactieven. Wanneer de financiële situatie van het fonds niet verbetert zal deze korting per 1 april 2013 worden doorgevoerd. Het bestuur van het fonds blijft de financiële situatie nauwgezet volgen.
Heerlen, 8 juni 2012
Het bestuur
W.N.C. Beckers
H.H.E.J. Quaden
(voorzitter) (secretaris)
H.J.E. Drummen
R.J.G.N. Volders
R.P.W. Janssens
R.A. Schuurs
M. van de Venne
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
41
42
Verantwoordingsorgaan
Verslag van het Verantwoordingsorgaan Opdracht Het Verantwoordingsorgaan heeft op grond van de Pensioenwet (principes voor goed pensioenfondsbestuur) de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Oordeel Op basis van de gevraagde en ontvangen documenten en de bespreking hiervan in de gezamenlijke vergadering van het bestuur en het Verantwoordingsorgaan op 31 mei 2012 komen wij tot een positief oordeel over de wijze waarop het bestuur de werkzaamheden in het kader van het beleid en de uitvoering daarvan heeft vorm gegeven in 2011. De volgende onderwerpen hebben bij het vormen van bovenvermeld oordeel bijzondere aandacht gekregen. Het premiebeleid in het kader van het lange termijn herstelplan Wij zijn van oordeel dat het bestuur, tegen de achtergrond van de zeer moeilijke situatie waarmee het pensioenfonds werd en wordt geconfronteerd, in 2011 tot een juiste en evenwichtige besluitvorming is gekomen. Dit laat onverlet dat bij een verondersteld rendement van 5,2% nog geen sprake is van een haalbaar lange termijn herstelpad. Tegen die achtergrond verzoeken wij het bestuur in 2012 de beleidsmaatregelen te onderzoeken die nodig zijn voor het creëren van een dergelijk lange termijn herstelpad en daarbij met name aandacht te geven aan het premiebeleid. De voorbereiding en uitvoering van het beleggingsbeleid Wij hebben met genoegen geconstateerd dat het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan in 2011 niet alleen op een juiste wijze zijn tot stand gekomen, maar dat op een aantal terreinen sprake is geweest van een duidelijke vooruitgang. Voorbeelden hiervan zijn de invoering van het look through beginsel en de verbeterde inzage in de aan het beleggen verbonden kosten. Dit zou niet mogelijk zijn geweest zonder een goede samenwerking met ING ICS, die in belangrijke mate verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beleid. De andere kant van de medaille is echter dat het pensioenfonds op het terrein van de beleggingen zeer afhankelijk is van één uitvoerder. Wij geven het bestuur in overweging om periodiek te blijven toetsen in hoeverre ING ICS de uitbestede taken vervult. Communicatie Het informeren van de deelnemers van het pensioenfonds over de gang van zaken is, tegen het licht van de zeer complexe problematiek en de hoge wettelijke eisen die aan de berichtgeving zijn verbonden, bepaald geen sinecure. Met die wetenschap kijken wij dan ook met waardering terug op de informatievoorziening in 2011. Dit neemt niet weg dat op het terrein van de toegankelijkheid en de leesbaarheid, onder meer voorzover dit het jaarverslag betreft, verbeteringen mogelijk zijn. Wij verzoeken het bestuur dan ook hier blijvend aandacht te besteden.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
43
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Het bestuur bedankt de leden van het Verantwoordingsorgaan voor hun inzet en betrokkenheid gedurende het afgelopen jaar. De gezamenlijke overleggen met het Verantwoordingsorgaan worden door het bestuur als prettig en constructief ervaren. In reactie op de genoemde aandachtspunten door het Verantwoordingsorgaan in haar oordeel overweegt het bestuur het volgende: Inzake het premiebeleid in het kader van het lange termijn herstelplan merkt het bestuur op dat zij deze problematiek reeds sinds 2010 onder de aandacht brengt van de sociale partners en dit ook in 2012 onder de continue aandacht van de sociale partners zal blijven brengen. Ten overvloede merkt het bestuur op dat het uiteindelijk de werkgever is die de premie betaalt. Met betrekking tot het oordeel van het Verantwoordingsorgaan dat het pensioenfonds op het terrein van de beleggingen zeer afhankelijk is van één uitvoerder, overweegt het bestuur dat het periodiek toetsen van de uitvoerder een vast onderdeel vormt van de agenda’s van de commissie ‘Finance and Risk’ als ook van de Beleggingscommissie. Daarenboven voeren deze twee commissies gezamenlijk ieder jaar een gesprek met de uitvoerder inzake Riskmanagement en vergewissen de commissies zich er van dat de uitvoerder handelt conform afspraak. De bevindingen van deze commissies worden uiteraard ook steeds teruggekoppeld aan het bestuur als geheel. Ten slotte merkt het bestuur op dat het zich kan vinden in het oordeel van het Verantwoordingsorgaan dat de leesbaarheid en begrijpelijkheid van het Jaarverslag belangrijk zijn in de communicatie richting belanghebbenden. Het bestuur merkt echter op dat het gebonden is aan wet- en regelgeving alsmede andere voorschriften bij het opstellen van het Jaarverslag. Het bestuur neemt de mogelijkheid in overweging om een populaire versie van het Jaarverslag te publiceren, waarbij de kosten die gemoeid zijn bij het opstellen van een dergelijke populaire versie niet uit het oog mogen worden verloren. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het verslagjaar 2011.
44
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
45
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2011 2010 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Onroerende zaken
5.588
5.687
Aandelen
29.455 29.234
Vastrentende waarden
47.308
Derivaten Overige beleggingen Af: voor risico deelnemers ( BPR-Regeling)
45.850
4.453 1.431 15
29
-1.152
-1.313
85.667 80.918 Beleggingen voor risico deelnemers [2] BPR-regeling
1.152 1.313
1.152 1.313 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [3]
220
224
Vorderingen en overlopende activa [4]
1.538
883
Liquide middelen [5]
613
174
Totaal activa 89.190 83.512
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
46
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2011 2010 Stichtingskapitaal en reserves [6]
-3.966
4.815
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [7] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [8] Overige technische voorzieningen [9]
91.488
76.985
220
224
0
29
91.708 77.238 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [10]
1.152
1.313
Kortlopende schulden en overlopende passiva [11]
296
146
Totaal passiva 89.190 83.512
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
47
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2011 2010 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [12] Directe beleggingsopbrengsten
2.068
2.044
Indirecte beleggingsopbrengsten
3.009
5.877
-95
-51
Kosten van vermogensbeheer
4.982 7.870 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers [13] Directe beleggingsopbrengsten
26
31
Indirecte beleggingsopbrengsten
37
86
Kosten van vermogensbeheer
-1
-1
62 116 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen [14]
-4
-9
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers [15]
3.394
2.872
Premiebijdragen voor risico deelnemers [16]
191
187
Saldo van overdrachten van rechten [17]
255
-291
Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers [18]
-414
-20
Pensioenuitkeringen [19] -3.143 -3.048
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
48
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2011 2010 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds [20] Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen
-2.353 -1.910 -350
-250
Rentetoevoeging
-1.004 -902
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
3.095
2.797
107
99
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toevoeging kostenvoorziening
-92
-67
-12.037
-6.976
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-264
294
Sterfte
-658 -67
Wijziging marktrente
Arbeidsongeschiktheid
-22 0
Wijziging sterftegrondslagen
-513
-1.549
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-412
-11
-14.503 -8.542 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen [21]
4
9
Mutatie overige technische voorzieningen [22]
29
223
risico deelnemers [23]
161
-283
Herverzekering [24]
257
-366
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [25]
-52
-52
Overige baten en lasten [26]
0
2
Saldo van baten en lasten
-8.781
-1.332
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
Bestemming van het saldo Algemene reserve
-8.851
-1.487
Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR
-25
59
Bestemmingsreserve premies
95
96
-8.781 -1.332
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
49
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2011 2010 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
3.678
3.145
Uitkeringen uit herverzekering
139
1.248
Overgenomen pensioenverplichtingen
604
292
Overige
3 -3
4.424 4.682 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen
-3.134
-2.988
Overgedragen pensioenverplichtingen
-349
-583
Premies herverzekering
-375
-387
-56
-49
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-3.914 -4.007 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
1.823
2.534
20.666
17.093
22.489 19.627 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer
-22.490
-22.946
-70
-31
-22.560 -22.977 Mutatie liquide middelen
439
-2.675
Saldo liquide middelen 1 januari
174
2.849
Saldo liquide middelen 31 december
613
174
50
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing richtlijnen voor de jaarverslaggeving Stichting Pensioenfonds AZL heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en BW2 Titel 9 toegepast. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige e conomische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “vorderingen of schulden uit hoofde van effectentransacties”. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar Euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
51
Indexering Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige voorwaardelijke toeslagen. Waardering Zakelijke waarden De ter beurze genoteerde aandelen en aandelen vastgoed zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Vastrentende waarden Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen actuele waarde, indien beschikbaar de beurswaarde anders de contante waarde van de toekomstige netto kasstromen, eventueel onder aftrek van voorziening voor oninbaarheid. Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurswaarde. Derivaten Beleggingen in beursgenoteerde derivaten worden gewaardeerd tegen de op 31 december bekende marktprijzen. Beleggingen welke onderhands zijn gekocht, waarvoor geen directe marktwaardering beschikbaar is, worden gewaardeerd op basis van actuele marktparameters. RJ 610 schrijft voor dat derivaten met een negatieve waarde op de passiva zijde van de balans moeten worden weergegeven. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Herverzekering Voor de berekening van de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringspolissen zijn dezelfde grondslagen aangehouden als voor de totale voorziening pensioenverplichtingen. Onder de post herverzekering is opgenomen de contante waarde van de uit herverzekering te ontvangen uitkeringen tijdens invaliditeit, alsmede de contante waarde van een aantal aan het fonds gecedeerde polissen. De herverzekeringen zijn ondergebracht bij Aegon en Swiss Re. Beleggingen inzake pensioensparen De beleggingen inzake pensioensparen zijn g ewaardeerd op intrinsieke waarde van de onderliggende beleggingsfondsen. Algemene reserve De algemene reserve dient als buffer voor mogelijke fi nanciële risico’s binnen zowel de beleggingen als ook in de uitkeringsadministratie. De algemene reserve wordt gevormd door de bijschrijving c.q. onttrekking van de resultaten in enig jaar. Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR De premies die gestort worden in de Beschikbare Premieregeling worden samen met het fondsvermogen belegd. Indien een deelnemer met pensioen gaat, uit dienst treedt of overlijdt wordt het belegde kapitaal aangewend voor de inkoop van pensioenaanspraken. Daarnaast is een koopsom voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen benodigd. In boekjaar 2009 is hiervoor een bestemmingsreserve gevormd. Deze reserve kent het volgende verloop: Indien deelnemers hun kapitaal aanwenden wordt de benodigde opslag onttrokken aan de reserve. De reserve wordt gefinancierd middels een opslag in de premie. Jaarlijks wordt het fondsrendement toegevoegd/onttrokken.
52
Bestemmingsreserve premie Pensioenfonds AZL vraagt aan de aangesloten onderneming een gedempte kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie wordt jaarlijks vastgesteld op basis van voorschotberekeningen. De werkelijke lasten kunnen echter hoger of lager uitvallen dan de geraamde lasten. Hierdoor kan in enig jaar een overschot of een tekort ontstaan. Bij een tekort dient het pensioenfonds contact op te nemen met de onderneming om te bekijken of het mogelijk is om premie bij te storten. Deze situatie wordt door het pensioenfonds en de onderneming niet wenselijk geacht. Om dit te voorkomen zijn 2 maatregelen genomen: De feitelijke premie wordt hoger vastgesteld dan de in de voorschotberekeningen geraamde premie. Een overschot in enig jaar wordt gereserveerd om een tekort in een ander jaar te kunnen financieren. In boekjaar 2011 is de feitelijke premie hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Het verschil wordt toegevoegd aan de nieuw gevormde bestemmingsreserve premie. Indien in enig jaar de feitelijke premie lager is dan de gedempte kostendekkende premie wordt het tekort, voor zover mogelijk, onttrokken aan de bestemmingsreserve. Indien de bestemmingsreserve ontoereikend is zal alsnog contact worden opgenomen met de onderneming om te komen tot een adequate oplossing. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is vastgesteld als de contante waarde van de tijdsevenredig opgebouwde pensioenaanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is de voorziening pensioenverplichtingen gebaseerd op de te bereiken aanspraken. Er is geen fi nancieringsachterstand. Als belangrijkste grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen worden vermeld: Conform de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader ultimo 2011, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Intresttoevoeging: Is gebaseerd op de 1-jarige intrest uit de Rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader. Voor boekjaar 2011 bedraagt deze 1,3% (2010: 1,3%). Sterfte: AG Prognosetafel 2010-2060 (startperiode 2012) met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Ultimo 2011 is het fonds overgestapt van ervaringssterftepercentages van 81% voor mannen als 89% voor vrouwen naar leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte waarbij is uitgegaan van de door het CBS gepubliceerde informatie over de relatie tussen inkomens- en opleidingsniveau. Het effect van deze overgang is een verzwaring van de voorziening van 0,6% en een daling van de dekkingsgraad van 0,6%. Gehuwdheid: Bij de vaststelling van de voorziening voor partnerpensioen wordt ervan uitgegaan dat tot de pensioenleeftijd (65 jaar) iedereen gehuwd is (onbepaalde partnersysteem). Na p ensioeningang wordt de voorziening vastgesteld op basis van bepaalde partner. Voor het partnerpensioen waarbij geen uitruil mogelijk is, is het bepaalde partnersysteem gehanteerd. Uitkeringen: De uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld. Leeftijden: De leeftijd van de (gewezen) deelnemer, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld. Leeftijdsverschil: Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op 3 jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
53
Kosten: In de voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 2% van de netto voorziening. Voor de dekking van administratiekosten wordt geacht jaarlijks € 49,42 per verzekerde beschikbaar te komen. VUT-voorziening De laatste VUT-uitkeringen zijn gedurende boekjaar 2011 uitgekeerd. De voorziening is derhalve ultimo 2011 gedaald naar € 0. Resultaatbepaling Algemeen De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De intresten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder deze post worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde koersverschillen bij verkopen van z akelijke waarden en vastrentende waarden; –– gerealiseerde koersverschillen bij (af )lossingen van leningen op schuldbekentenis en obligaties; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; –– valutaverschillen met betrekking tot zakelijke waarden, vastrentende waarden, deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties; –– niet-gerealiseerde koersverschillen inzake zakelijke waarden en vastrentende waarden. Bestemming van het saldo Het resultaat wordt toegevoegd aan de algemene reserve en de bestemde reserves.
54
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet
Stand
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo
Categorie
2010
kingen aflossingen verschillen verschillen
2011
Onroerende zaken Vastgoed beleggingsfondsen
5.687 0 0 0 -99 5.588
5.687 0 0 0 -99 5.588
Aandelen Aandelen beleggingsfondsen
29.234 3.408 -1.468
-80 -1.639 29.455
29.234 3.408 -1.468
-80 -1.639 29.455
Vastrentende waarden Obligaties Vastrentende beleggingsfondsen Deposito’s
34.499 11.222 -7.763 238 1.640 39.836 9.601 7.443 -9.773 172 29 7.472 1.750 0 -1.750 0 0 0
45.850 18.665 -19.286
410 1.669 47.308
Derivaten Swaps 1.333 0 -268 -24 3.412 4.453 Valutatermijntransacties 98 417 0 -515 -131 -131 Herrubricering valutatermijntransacties 131
1.431 417 -268 -539 3.281 4.453
Overige beleggingen Alternatieve investeringen 29 0 -35 0 21 15
29 0 -35 0 21 15
Af: voor risico deelnemers (BPR-Regeling) Belegd vermogen activa zijde
-1.313
-191
414
-62
0
-1.152
80.918
22.299
-20.643
-271
3.233
85.667
Derivaten Herrubricering valutatermijntransacties 0 -131 Belegd vermogen passiva zijde
0 -131
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
80.918
22.299
-20.643
-271
3.233
85.536
Beleggingen in onroerend goed (€ 5.588) geschieden door middel van niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen. De onder “overige beleggingen” geclassificeerde belegging (€ 15) betreft een participatie in het niet-beursgenoteerde AZL AES April 2010 fund (in liquidatie). Vastrentende waarden bestaan uit obligaties (€ 39.836) en bedrijfsobligaties (€ 7.472) via niet-beursgenoteerde beleggingsinstelling ING Renta Fund.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
55
Aansluiting beleggingen vóór en na toepassing Look Through (t.b.v. de Risicoparagraaf ): In de risicoparagraaf wordt geïnventariseerd welke risico’s het pensioenfonds loopt over het totaal belegd vermogen. Tot dit vermogen behoren ook liquide middelen die beschikbaar zijn voor beleggingen, de lopende intrest op vastrentende waarden en derivaten en overige activa die beschikbaar zijn voor beleggingen. In onderstaande opstelling is uiteengezet hoe het totaal van dit saldo ten behoeve van de risicoparagraaf is samengesteld.
Stand
ultimo
Categorie
2011
Liquide middelen
Over- Te vorderen lopende intrest
Debiteuren
Toepassing
dividend crediteuren belasting
effecten
Stand
Look Through
risico paragraaf
Onroerende zaken 5.588 0 0 32 0 -32 5.588 Aandelen
29.455 0 0 0 0 -688 28.767
Vastrentende waarden 47.308 0 1.019 6 0 -468 47.865 Derivaten
4.322 0 -100 0 0 0 4.222
Overige beleggingen
15 490
0
0
1) Totaal 86.688 490 919
38
-2 1.188 1.691 -2
0 88.133
Methodiek bepaling marktwaarde Level 1 Directe marktwaardering: beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd). Level 2 Afgeleide marktwaardering: geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met niet-significante prijsafspraken (gebaseerd op aannames en schattingen). Level 3 Modellen en technieken: marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden.
Level 1
Directe
markt-
Categorie
notering
Onroerende zaken
Level 3
Level 2
Modellen en
Afgeleide
technieken
en
niet
markt- gebaseerd
noteringen op marktdata
0
Stand ultimo 2011
0 5.588 5.588
Aandelen
26.167 2.600
Vastrentende waarden
47.865 0 0 47.865
Derivaten Overige beleggingen Totaal belegd vermogen 1)
0 28.767
0 4.222
0 4.222
1.503
0
188
75.535
6.822
5.776
1.691 88.133 2)
De waarde van de beleggingen voor toepassing van Look Through (€ 86.688K) bestaat uit alle beleggingen waarin het pensioenfonds participeert die voor risico van het fonds ([1]) en de deelnemers ([2]) komen. Hierin is ook de negatieve waarde van de derivaten, ad € 131K, opgenomen die conform de richtlijnen van de jaarverslaggeving in de balans zijn opgenomen op pagina 47 van dit jaarverslag onder de kortlopende schulden en overlopende passiva ([11]).
2)
56
Is inclusief depotbanken, overlopende intrest en dividendbelasting zie “Bijlage 1” achter in dit verslag.
[2] Beleggingen voor risico deelnemers Niet
Stand
Categorie
BPR-regeling 1)
Aankopen/ Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- Verkopen koers- koers- ultimo 2010
kingen aflossingen verschillen verschillen
2011
1.313 191 -414
62
0 1.152
1.313
62
0
Totaal beleggingen voor risico deelnemers activa zijde
191
-414
1.152
2011 2010 [3] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Aegon Swiss Re
58 65 162
159
220 224 Met ingang van 1 januari 2004 zijn een aantal uit de pensioenregelingen voortvloeiende risico’s gedeeltelijk herverzekerd op risicobasis bij Aegon Levensverzekering N.V. De herverzekerde risico’s zijn: –– Overlijdensrisico –– Premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid –– Arbeidsongeschiktheidspensioenen Overlijdensrisico Overlijdensrisico is herverzekerd middels een winstdelende risicoherverzekering waarbij jaarlijks per deelnemer een kapitaal wordt verzekerd rekening houdend met een eigen behoud van maximaal € 70.000,- per deelnemer. Premievrijstellingsrisico en arbeidsongeschiktheidspensioen Het betreft een winstdelende risicoherverzekering waarbij jaarlijks per deelnemer een gelijkblijvende uitkering voor premievrijstelling alsmede een gelijkblijvend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verzekerd, rekening houdend met een eigen behoud van beide uitkeringen tezamen van maximaal € 2.268,90 per deelnemer per jaar.
1)
Het is praktisch niet mogelijk om een uitsplitsing te maken van de beleggingen van de BPR-regeling, omdat deze onderdeel uitmaakt van de totale beleggingsportefeuille.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
57
2011 2010 [4] Vorderingen en overlopende activa AZL N.V. inzake Ad Hoc (Vut-uitkeringen) AZL N.V. afrekening kosten 2008 Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen AZL werkgeversbijdrage 2010 Vorderingen uit hoofde van inkoopsom
18
18
0
17
548
56
0
98
13
7
1.019
841
Lopende intrest en nog te ontvangen dividend –– Vastrentende waarden –– Derivaten –– Liquide middelen Subtotaal lopende intrest en nog te ontvangen dividend Terugvorderbare dividendbelasting Overige vorderingen
-100 -193 1
0
920
648
38
38
1
1
Totaal vorderingen en overlopende activa
1.538
883
[5] Liquide middelen Beschikbaar voor beleggingen (ING Bank N.V. en Kas Bank)
490
49
Beschikbaar voor pensioenactiviteiten (ING Bank N.V.)
123
125
613 174 Passiva [6] Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal 0 0 Algemene reserve Stand per 1 januari
4.443
5.930
Saldobestemming boekjaar
-8.851
-1.487
Stand per 31 december
-4.408
4.443
Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR Stand per 1 januari
276
217
Saldobestemming boekjaar
-25
59
Stand per 31 december
58
251
276
2011 2010 Bestemmingsreserve premies Stand per 1 januari
96
0
Saldobestemming boekjaar
95
96
Stand per 31 december
191
96
Totaal eigen vermogen
-3.966
4.815
Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt
3.884
104,2%
3.277
104,3%
16.831
118,4%
14.247
118,5%
95,2%
105,8%
Het vereist eigen vermogen bedraagt
De dekkingsgraad (exclusief bestemmingsreserves) is De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen. De berekening is als volgt: (-4.408 + 91.488) / 91.488 x 100% = 95,2% Technische voorzieningen [7] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari
76.985
68.443
Het verloop van de voorziening is als volgt: –– Pensioenopbouw –– Indexering en overige toeslagen
2.353 1.910 350
250
–– Rentetoevoeging 1)
1.004 902
–– Onttrekking voor pensioenuitkeringen
-3.095
-2.797
-107
-99
–– Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten –– Toevoeging kostenvoorziening
92
67
12.037
6.976
–– Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
264
-294
–– Sterfte
658 67
–– Wijziging marktrente
–– Arbeidsongeschiktheid
22 0
–– Wijziging sterftegrondslagen
513
1.549
–– Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
412
11
Stand per 31 december
1)
91.488
76.985
De rentetoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars intrest uit de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank van 31-12-2010, resp. 31-12-2009.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
59
2011 2010 De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (inclusief herverzekeringsdeel)is als volgt opgebouwd –– Actieve deelnemers
39.834
34.358
–– Gewezen deelnemers
19.607
14.583
–– Pensioengerechtigden
22.053 18.430
–– Invaliditeitsgepensioneerden
479 477
–– Weduwen/wezen
8.604 8.379
–– Voorziening administratiekosten
1.131
964
0
18
–– Voorziening toeslagverlening
91.708 77.209
Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt een voorziening gevormd op basis van de te bereiken pensioenaanspraken. Het verschil tussen bereikte en te bereiken aanspraken wordt gereserveerd in de vorm van een schadevoorziening. De opbouw en indexatie vindt plaats alsof deze deelnemers niet arbeidsongeschikt zijn. Voorziening langdurig zieken Conform de toegepaste Richtlijn voor de Jaarverslaglegging 610 dient een pensioenfonds een voorziening te vormen voor langdurige zieken. Dit betreft personen die binnen een periode van 2 jaar tot de ( gedeeltelijk) arbeidsongeschikten kunnen gaan behoren. Deze verplichting wordt door het bestuur onderkend. Deze verplichting is volledig herverzekerd en derhalve is het niet nodig een voorziening te vormen. [8] Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie
224
233
-4 -9
Stand per 31 december
220
224
[9] VUT-voorziening Stand per 1 januari
29
252
Mutatie via staat van baten en lasten
-29
-223
Stand per 31 december
0
29
Totaal technische voorzieningen
91.708
77.238
60
2011 2010 [10] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Voorziening BPR-Regeling Stand per 1 januari
1.313
1.030
Stortingen
191 187
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-414
-14
0
-2
0
-4
Onttrekkingen t.b.v. waardeoverdracht Onttrekkingen i.v.m. overlijden Rendement 1)
62 116
Totaal voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
1.152
1.313
[11] Kortlopende schulden en overlopende passiva Schulden aan aangesloten onderneming
0
6
Crediteuren inzake beleggingen
2
1
Derivaten
131 0
Belastingen en sociale premies
71
60
Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten
92
77
0
2
Vooruit ontvangen bedragen volgend boekjaar
296 146
1)
De vermelde dotatie is gebaseerd op het door het fonds behaalde rendement van 6,2% (2010 = 10,7%), op basis van een maandelijkse bijschrijving van de stortingen.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
61
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het bestuur en het verantwoordingsorgaan van P-AZL hebben in 2011 een bezoldiging ontvangen van totaal € 5.900,-. Personeel Gedurende het boekjaar 2011 had Stichting Pensioenfonds AZL geen personeelsleden in dienst.
Baten en lasten
2011
2010
[12] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
267
254
3 0 1.518
1.406
288 0
Overige beleggingen
0
433
Overige
0
1
Subtotaal
2.076 2.094
Banken
4 -1
Verzekeringsmaatschappijen
-4 0
Waardeoverdrachten
4 -17
Overige
14 -1
Correctie i.v.m. toekenning rendement BPR-reg.
-26
Totaal directe beleggingsopbrengsten
-31
2.068
2.044
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Onroerende zaken Aandelen
0
0
-80 3.365
Vastrentende waarden
410
Derivaten
-539 -1.456
839
Valutaverschillen
22 18
Correctie i.v.m. toekenning rendement BPR-reg.
-37
62
-86
-224 2.680
2011 2010 Ongerealiseerde resultaten Onroerende zaken
-99
-90
Aandelen
-1.639 1.352
Vastrentende waarden
1.669
Derivaten
3.281 1.066
Overige beleggingen
21
878 -9
3.233 3.197
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
3.009
5.877
Kosten van vermogensbeheer Beheerloon
-85 -44
Bewaarloon
-11 -8
Correctie i.v.m. toekenning rendement BPR-reg.
1
1
Totaal kosten vermogensbeheer
-95
-51
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
4.982
7.870
[13] Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Fondsrendement BPR-regeling
62
116
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
62
116
[14] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
-4
-9
[15] Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenpremie werkgevers Pensioenpremie werknemers Bijdrage FVP regeling Solvabiliteitstoeslag BPR-regeling Inkoopsommen
2.103
2.075
813
691
10
1
41
39
427 66
3.394 2.872 De premiebijdragen van werkgevers en werknemers bedragen in totaal 20,5% (2010 19,9%) van de pensioengrondslag. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
63
2011 2010 Kostendekkende premie
3.887
3.392
Gedempte kostendekkende premie
3.075
2.948
Feitelijke premie
3.161
3.044
Actuarieel benodigd
2.647
2.186
Inkoop BPR regeling
191
187
Benodigd tbv risicopremies
406
417
Opslag in stand houden vereist vermogen
607
586
36
16
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld:
Opslag voor uitvoeringskosten
3.887 3.392
De gedempte premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
1.974
1.824
Inkoop BPR regeling
191
187
Benodigd tbv risicopremies
406
417
Opslag in stand houden vereist vermogen
480
510
24
10
Opslag voor uitvoeringskosten
3.075 2.948
[16] Bijdragen voor risico deelnemers Premies pensioensparen en BPR-regeling
191 187
[17] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
604
292
Overgedragen pensioenverplichtingen
-349
-583
255 -291 [18] Onttrekking beleggingen voor risico deelnemers Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
-414
-20
-414 -20
64
2011 2010 [19] Pensioenuitkeringen Pensioenen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Subtotaal
-1.700 -1.583 -946 -929 0 -1 -24 -26 -2.670 -2.539
Andere uitkeringen Vut-uitkering Overlijdensuitkeringen WAO-/ANW-hiaatpensioen Afkoopsommen
-30 -210 -3 -13 -33 -36 -3 -3
Prepensioen
-404 -247
Subtotaal
-473 -509
Totaal pensioenuitkeringen -3.143 -3.048 [20] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico pensioenfonds
Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen
-2.353 -1.910 -350
-250
Rentetoevoeging
-1.004 -902
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
3.095
2.797
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
107
99
Toevoeging kostenvoorziening
-92
-67
Wijziging marktrente
-12.037
-6.976
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
-264
294
Sterfte
-658 -67
Arbeidsongeschiktheid
-22 0
Wijziging sterftegrondslagen
-513
-1.549
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-412
-11
-14.503 -8.542 [21] Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
4
9
[22] Mutatie overige technische voorzieningen
VUT-voorziening 29 223
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
65
2011 2010 [23] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor
risico deelnemers
Stortingen
-191 -187
Onttrekkingen t.b.v. inkoop rechten
414
14
0
2
0
4
Onttrekkingen t.b.v. waarde overdracht Onttrekkingen i.v.m. overlijden Rendement
-62 -116
161 -283 [24] Herverzekering Premies herverzekering Uitkeringen uit herverzekering Winstdeling herverzekering 1)
-375
-387
17
21
615 0
257 -366 [25] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Accountant (controle jaarrekening)
-26
-23
Actuaris
-13 -12
Contributies en bijdragen
-10
-10
Advieskosten
-3 0
Overige kosten
0
-7
-52 -52 [26] Overige baten en lasten
0
2
Saldo van baten en lasten
-8.781
-1.332
1)
66
Betreft voorlopige resultaatdeling 2009 + 2010. De voorlopige resultaatdeling 2011 is nog niet bekend.
2011 2010 Actuariële analyse van het saldo Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten Premies Waardeoverdrachten
-12.037
-6.976
3.978 6.966 -129 238 -9 3
Kosten
0 0
Uitkeringen
-2 -18
Sterfte
-380 -39
Arbeidsongeschiktheid
314 0
Reguliere mutaties
2
Toeslagverlening
-5 26
Incidentele mutaties voorziening Overige oorzaken
-5
-513
-1.529
0
2
-8.781 -1.332
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
67
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Om een nog beter inzicht te geven in de beleggingen zijn de cijfers met betrekking tot de beleggingen over 2011 opgesteld volgens de “Look -Through”- methode. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het standaardmodel). Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Tevens wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën:
2011 2010 Renterisico (S1) Zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Concentratierisico (S8) Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen (stategisch) Aanwezige dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad
€ % € % 5.438 5,9 5.509 7,2 12.828
14,0
10.274
13,3
1.767 1,9 0 0,0 0 0,0 0 0,0 717 0,8 173 0,2 3.971
4,3
3.230
4,2
0 0,0 0 0,0 -7.890 -8,5 -4.939 -6,4 16.831
18,4
14.247
18,5
-4.408 95,2 4.443 105,8 3.884 104,2 3.277 104,3
Vereiste dekkingsgraad (feitelijk)
15.095
116,5
12.953
116,8
Vereiste dekkingsgraad (strategisch)
16.831
118,4
14.247
118,5
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva, Voorziening voor risico deelnemers, Herverzekeringsdeel technische voorzieningen en de bestemmingsreserves) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het Pensioenfonds, gedaald van 105,8% (2010) naar 95,2% (2011).
68
Renterisico (S1) Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. De daling van de rentestanden die worden gehanteerd bij de berekeningen van de Voorziening pensioenverplichtingen (eind 2011: 2,73% ten opzichte van eind 2010: 3,42%) leidt tot een stijging van de Voorziening pensioenverplichtingen (in 2011: 12,0 miljoen euro). De beleggingen, gewaardeerd tegen marktwaarde, zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan ontwikkelingen van de rentestanden. Door de periodieke afstemming van beide ontwikkelingen wordt de dekkingsgraad nauwgezet gemonitord. Deze rentegevoeligheid is één van de factoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie en de duratie van de portefeuilles. Door deze obligaties wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden verlengd van 7,5 naar 16,1 jaar. Duratie van de vastrentende waarden 7,5 Duratie van de pensioenverplichtingen 18,3 Duratie van de vastrentende waarden en derivaten 16,1 Gevoeligheidsanalyse: Een daling van de marktrente van 1,0%-punt zou leiden tot een hogere verplichting ad € 16,7 miljoen en tegelijkertijd tot een hogere marktwaarde van de (vastrentende) beleggingen ad € 8,4 miljoen. Per saldo zou een dergelijke daling van de marktrente een verlagend effect op het eigen vermogen hebben van € 8,3 miljoen. Derivaten Het renterisico wordt naast de portefeuille staatsleningen afgedekt door middel van aanvullende rentederivaten. Zakelijke waarden risico (S2) Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer. Omdat de vermogensbeheerders ten opzichte van de strategische portefeuille afwijkende posities innemen in hun portefeuille, is er sprake van actief beheer. Door dit actief beheer ontstaan extra risico’s die tot uitdrukking komen in een verzwaring van de vereiste buffer. Actief risico wordt alleen becijferd voor de aandelenportefeuille. Het actief risico wordt bepaald met een (ex-ante) tracking error (indicator van de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en de waardeontwikkeling van de benchmark). Bij een tracking error lager dan 1% is geen extra buffer nodig. Voor aandelen ontwikkelde markten is rekening gehouden met een schok van 26,7% en voor aandelen opkomende markten met een schok van 36,6% ultimo 2011.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
69
Aandelen + vastgoed fondsen
2011
2010
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets)
31.889
92,8
26.185
91,5
2.466
7,2
2.424
8,5
34.355 100,0 28.609 100,0
Valutarisico (S3) De pensioenverplichtingen luiden in euro’s, de mogelijke risico’s als gevolg van valutakoersontwikkelingen komen daarom alleen bij de beleggingen tot uitdrukking. Het valutarisico is voor 72,3% afgedekt. Zonder afdekking van valutarisico loopt het pensioenfonds risico bij een daling van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Door meer dan 100% van het risico af te dekken loopt het fonds risico bij een stijging van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het valutarisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een waardedaling van de beleggingen in vreemde valuta van 20%. Het valutarisico is het totale negatieve effect op de waarde van alle beleggingen als gevolg van dit scenario. Afdekking van het valutarisico vindt plaats via derivatencontracten.
Zakelijke waarden (inclusief AES)
2011
2010
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta voor afdekking met derivaten Euro
6.010 20,9 5.873 20,5
Zwitserse francs
2.185 7,6 1.510 5,3
Deense kronen
147 0,5 270 0,9
Noorse kronen
242 0,8 394 1,4
Zweedse kronen
292 1,0 374 1,3
Amerikaanse dollar
9.515 33,1 8.920 31,2
Australische dollar
925 3,2 1.029 3,6
Canadese dollar
145 0,5 224 0,8
Nieuw Zeelandse dollar Britse pound sterling Hongkong Dollar Japanse yen
13
0,0
12
0,0
4.639
16,1
5.138
18,0
719 2,5 710 2,5 2.289 8,0 2.312 8,1
Zuid-Koreaanse won
320 1,1 0 0,0
Singapore Dollar
192 0,7 221 0,8
Zuid-Afrikaanse rand
125 0,4 0 0,0
Overige valuta
70
1.009 3,5 1.622 5,7 28.767 100,0 28.609 100,0
2011 2010
€ % € %
Zakelijke waarden naar valuta na afdekking met derivaten Euro Zwitserse francs
23.269 80,9 22.711 79,4 2.185 7,6 1.510 5,3
Deense kronen
147 0,5 270 0,9
Noorse kronen
242 0,8 394 1,4
Zweedse kronen
292 1,0 374 1,3
Amerikaanse dollar
363 1,3 271 0,9
Australische dollar
-14 0,0 69 0,2
Canadese dollar
145 0,5 224 0,8
Nieuw Zeelandse dollar
13
0,0
12
0,0
Britse pound sterling
-227
-0,8
303
1,1
Hongkong Dollar
719 2,5 710 2,5
Japanse yen
-14
Zuid-Koreaanse won
320 1,1 0 0,0
Singapore Dollar
192 0,7 221 0,8
Zuid-Afrikaanse rand Overige valuta
0,0
-80
-0,3
125 0,4 0 0,0 1.010 3,5 1.620 5,7 28.767 100,0 28.609 100,0
Derivaten Ter afdekking van de valutarisico’s op de effectenportefeuille zijn er door de vermogensbeheerders valutatermijntransacties afgesloten. De post valutatermijntransacties bestaat uit de volgende transacties, omgerekend in euro per 31 december 2011: Via de look through zijn er geen posten groter dan 5%. Omdat vanaf 2011 door middel van look through door de fondsen is gekeken en dat dit voor 2010 nog niet mogelijk was, zijn er geen vergelijkende cijfers van de grote posten voor 2010 ingevuld.
aankoop
verkoop
uiterlijke
transacties transacties einddatum Euro
17.128
maart 2012
US dollar
-9.152
maart 2012
Japanse yen
-2.304
maart 2012
Britse pound
-4.865
maart 2012
Australische dollar
-938
maart 2012
17.128 -17.259 Indien de afrekening van deze transacties op 31 december 2011 zou hebben plaatsgevonden dan zou het af te rekenen bedrag € 131 duizend hoger uitvallen dan overeengekomen (ongerealiseerde resultaat van - € 131 duizend).
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
71
Kredietrisico (S5) Voornamelijk wordt belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen. Het kredietrisico verbonden aan derivatentransacties wordt beheerst door het afsluiten van standaardovereenkomsten met tegenpartijen, het beoordelen van de kredietwaardigheid van tegenpartijen, het spreiden van het transactievolume over verschillende tegenpartijen, het eisen van voldoende onderpand en een adequate monitoring met betrekking tot de gestelde eisen inzake het onderpand. De portefeuille Vastrentende waarden bevat ook rechtstreekse beleggingen waarbij het kredietrisico mede met behulp van de , onder andere, Standard & Poor’s rating wordt gemonitord. Bij de balanspost Vastrentende waarden is een nadere toelichting opgenomen waaruit de verdeling van de portefeuille blijkt.
2011 2010
€ % € %
Rating vastrentende waarden: AAA
41.164 86,0 33.133 71,1
AA
294 0,6 3.514 7,5
A
2.792 5,8 5.496 11,8
BBB
3.271 6,8 2.715 5,8
Lager dan BBB Geen rating
33
0,1
0
0,0
311 0,6 1.750 3,8 47.865 100,0 46.608 100,0
2011 2010
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 1 jaar
1.678
3,5
1.750
3,8
Resterende looptijd >1 < 5 jaar
18.991
39,7
21.334
45,8
Resterende looptijd >= 5 jaar
27.196
56,8
23.524
50,5
47.865 100,0 46.608 100,0
72
Verzekeringstechnisch risico (S6) Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Concentratierisico (S8) Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. De spreiding van de portefeuille is in de toelichting op de balans nader toegelicht. Ook ”grote posten” zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd.Hierbij wordt vanaf 2011 de look through methode toegepast. Dit betekent dat niet de beleggingsfondsen zelf als debiteur worden beschouwd, maar de onderliggende beleggingen. Het fonds gaat uit van het standaardmodel van DNB aangevuld met additionele buffers.
Onroerende zaken 2011 2010
€ % € %
Verdeling onroerende zaken per sector: Participaties in vastgoed beleggingsfondsen
5.588
100,0
5.687
100,0
5.588 100,0 5.687 100,0
Verdeling onroerende zaken per regio: Europa
5.588 100,0 5.687 100,0
5.588 100,0 5.687 100,0
Grote posten: onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in onroerende zaken CBRE DUTCH OFF FND II (SP)
1.356
24,3
1.405
24,7
CBRE DUTCH RESID.FUND IV
4.157
74,4
4.200
73,9
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
73
Aandelen 2011 2010
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa exclusief Verenigd Koninkrijk
8.494
29,5
13.812
48,3
Verenigd Koninkrijk
5.032
17,5
0
0,0
Noord-Amerika
9.084 31,6 8.666 30,3
Midden- en Zuid-Amerika Azië Japan Afrika
0
0,0
438
1,5
0 0,0 4.494 15,7 2.291 8,0 0 0,0 0 0,0 157 0,5
Pacific exclusief Japan
1.513
Opkomende markten
2.353 8,2 0 0,0
Overige
5,3
1.036
3,6
0 0,0 6 0,0 28.767 100,0 28.609 100,0
Verdeling zakelijke waarden per sector: Financiële instellingen
5.395 18,8 6.314 22,1
Informatietechnologie
3.766 13,1 2.781 9,7
Industriële ondernemingen
2.610 9,1 2.603 9,1
Niet-cyclische consumentengoederen
4.285 14,9 3.390 11,8
Cyclische consumentengoederen
3.279 11,4 3.442 12,0
Farmacie
3.436 11,9 2.678 9,4
Energie
2.673 9,3 2.869 10,0
Nutsbedrijven
373 1,3 446 1,6
Telecommunicatie
1.492 5,2 1.362 4,8
Basisindustrieën
1.446 5,0 2.701 9,4
Andere sectoren
12 0,0 23 0,1
28.767 100,0 28.609 100,0
Grote posten: zakelijke waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in zakelijke waarden
74
Vastrentende waarden 2011 2010
€ % € %
Verdeling vastrentende waarden per regio 1): Europa exclusief Verenigd Koninkrijk
46.319
96,8
44.435
95,3
Verenigd Koninkrijk
874 1,8 0 0,0
Noord-Amerika
227 0,5 1.734 3,7
Midden- en Zuid-Amerika
0
0,0
89
0,2
Pacific exlusief Japan
210
0,4
350
0,8
Opkomende markten
235 0,5 0 0,0
1)
47.865 100,0 46.608 100,0
Betreft beleggingen in euro.
Grote posten: vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de totale beleggingen in vastrentende waarden Nederlandse staatsobligaties
12.387 25,9 9.901 20,7
Franse staatsobligaties
12.925 27,0 8.424 17,6
Duitse staatsobligaties
8.928 18,7 5.765 12,1
Finse staatsobligaties
3.598
7,5
Oostenrijkse staatsobligaties
3.017
6,3
Er zijn geen beleggingen uitgeleend.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
75
Vaststelling van de jaarrekening:
Heerlen, 8 juni 2012
Het bestuur
W.N.C. Beckers
H.H.E.J. Quaden
(voorzitter) (secretaris)
H.J.E. Drummen
R.J.G.N. Volders
R.P.W. Janssens
R.A. Schuurs
M. van de Venne
76
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen belangrijke gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Resultaatbestemming Bepalingen omtrent de resultaatbestemming Conform hoofdstuk 8.2 van de ABTN dienen de jaarresultaten te worden toegevoegd aan de algemene reserve. Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2011 als volgt te verdelen: 2011
x € 1.000
Algemene reserve
-8.851
Bestemmingsreserve Solvabiliteitsbuffer BPR
-25
Bestemmingsreserve premies
95
______ -8.781
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
77
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds AZL te Heerlen is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld, en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van de artikelen 131, 132 en 133 vanwege het dekkingstekort ultimo 2011. Er is voldaan aan de consistentietoets. Echter de verwachte toeslagen voor de komende 5 jaar zijn zeer beperkt vanwege de huidige dekkingsgraad.
78
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds AZL is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Amsterdam, 8 juni 2012
R.H. Sprenkels AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
79
Aan: Stichting Pensioenfonds AZL
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds AZL te Heerlen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de winst-en-verliesrekening over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds AZL te Heerlen per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
80
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 21 van het bestuursverslag, waarin wordt vermeld dat de sociale partners hebben besloten tot een tijdelijke verlaging van de pensioenopbouw in 2012 van de actieve deelnemers van 2,0% tot gemiddeld 1,2% bij een gelijkblijvend premieniveau ten opzichte van 2011. Voorts wordt op pagina 21 vermeld het voornemen van het bestuur om over te gaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten met 1,5% per 1 april 2013 indien de financiële positie van het pensioenfonds in 2012 zich niet zal herstellen. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Maastricht, 08 juni 2012
Ernst & Young Accountants LLP drs. R.E.J. Pluymakers RA
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
81
82
Bijlagen
Bijlage 1: beleggingsoverzicht Overzicht belegd vermogen voor risico pensioenfonds 2011 2010 € € Onroerende zaken Vastgoed beleggingsfondsen 5.588 5.687 Vastgoed beleggingsfondsen 5.588 5.687 Aandelen Aandelen beleggingsfondsen 29.455 29.234 Aandelen beleggingsfondsen 29.455 29.234 Vastrentende waarden Obligaties 39.836 34.499 Vastrentende beleggingsfondsen 7.472 9.601 Deposito’s
0 1.750
47.308 45.850 Derivaten Swaps 4.453 1.333 Valutatermijntransacties -131 98 4.322 1.431 Overige beleggingen Alternatieve investeringen 15 29 15 29
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
83
2011 2010 € € Liquide middelen beschikbaar voor beleggingen
490
49
Lopende intrest vastrentende waarden
1.019
841
Lopende intrest derivaten
-100
-193
Dividendbelasting 38 38 Crediteuren effecten -2 -1 1.445 734 Totaal belegd vermogen in beheer van ICS
88.133
82.965
Af: beleggingen voor risico deelnemers
-1.152
-1.313
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
86.981
81.652
84
Bijlage 2: begrippenlijst ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het bestuur van een pensioenfonds uiteengezet welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en het intern risicobeheersingssysteem. Accounting standaarden Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe financiële verslaggeving te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals: de rekenrente; de kansstelsels: sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid enz.; kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en/of uitbetalingskosten). Actuaris Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene de financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt. Actuele waarde De actuele waarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende w aarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige nettokasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. Voor direct onroerend goed wordt de taxatiewaarde als actuele waarde gehanteerd. ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en de passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van een strategisch beleggingsbeleid. Backservice Pensioenaanspraken (of de waarde ervan) die betrekking hebben op de achterliggende dienstjaren en die ontstaan door verandering in de pensioengrondslag. Beleggingsmix Verdeling van de beleggingen over zakelijke en vastrentende waarden. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestatie van (de beheerder van) een beleggingsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
85
Beurskoers Marktprijs van een aandeel, obligatie of andere waardepapieren. Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit van een pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen (BV) de voorziening opgebouwde rechten (VOR) overtreft, uitgedrukt in een percentage. Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het b eschikbaar vermogen juist toereikend is om de voorziening o pgebouwde rechten te dekken, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. Fondsen gaan in hun financiële opzet veelal van een minimumdekkingsgraad uit die in mindere of meerdere mate ruim boven 100% ligt. De Nederlandsche Bank Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioen- en spaarfondsenwet bewaakt. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten worden v erstaan: huur-, dividend- en rente-opbrengsten van de beleggingen. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Franchise In veel pensioenregelingen is een bepaald drempelbedrag opgenomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt omdat de AOW geacht wordt hierover pensioen te verlenen. Dit bedrag is veelal afgeleid van de uitkeringen krachtens de AOW en wordt dan ‘franchise’ genoemd. FVP Het FVP is een fonds van waaruit bijdragen worden gegeven in de premiebetaling van deelnemers die werkloos zijn geworden. De geldmiddelen zijn in het verleden gevormd door bevriezing van kinderbijslag en waren ooit bestemd voor het invoeren van een wettelijke aanvullende pensioenplicht. Deze plicht is er echter nooit gekomen, zodat het FVP een ander doel binnen het aanvullende pensioenterrein heeft gekregen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of g edeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijden- en invaliditeits risico’s van deelnemers. Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft.
86
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de g erealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de nietgerealiseerde herwaarderingsresultaten. Kansstelsels Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterftekansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en individuele loontontwikkeling. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de u itvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen. Look Through Een rapportagemethodiek waarin beleggingsrisico´s van samengestelde producten (met name beleggingsfondsen) worden uitgesplitst naar de onderliggende deelrisico’s (indien en voor zover deze uitsplitsing een betekenisvolle verscherping van het risicobeeld geeft). Marktwaarde bepaling Wijze van de bepaling van de waarde van een beleggingsobject, als zou het beleggingsobject op dit moment worden verkocht. Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een p ercentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de p ensioengrondslagen van het desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende de opbouwperiode. Overlevingstafel Geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland, afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris. Over/onderweging Een hoger of lager belang in een beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds. Overrente Het positieve verschil tussen het inkomensrendement van het fonds en de rekenrente. Pensioengrondslag Het bedrag waarover pensioen wordt toegekend. Vaak is dit het voor pensioen meetellende salaris minus de franchise. Performance Het rendement dat is behaald met de beleggingen. Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Een andere vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder partnerpensioen dat de gewezen partner ontvangt bij scheiding/einde partnerschap.
Stichting Pensioenfonds AZL Jaarverslag 2011
87
Reële rente Het verschil tussen het fondsrendement en de (loon- of prijs-)inflatie. Bij de premiestelling wordt verondersteld dat het fondsrendement ten minste gelijk is aan de som van de rekenrente en de inflatie. In dat geval kan de last uit hoofde van indexering worden gefinancierd uit het verschil tussen het fondsrendement en de rekenrente. Rekenrente De rekenrente is het fictieve percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst en waarvan bij de berekening van de contante waarden wordt uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een v erzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de b elegging van daartoe beschikbare middelen. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Solvabiliteit Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Toeslag Een toeslag is een verhoging van een pensioen of een aanspraak op pensioen, welke is gebaseerd op een in het pensioenreglement omschreven regeling, dan wel op incidentele basis wordt verleend. Totaal rendement Het totaal rendement van een belegging is samengesteld uit de koerswinst of het koersverlies (indirecte b eleggingsopbrengsten) over de beschouwde periode, terwijl de directe beleggingsopbrengsten (dividend, rente, a flossingen, huur en dergelijke uitkeringen) meteen worden herbelegd en tijdsgewogen in het totaal r endement worden meegenomen. Het totaal rendement wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen. Vastrentende waarden Hypotheken, leningen op schuldbekentenis en obligaties. Verzekeringstechnische risico’s Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden langer leven dan volgens de gebruikte overlevingstafel wordt verwacht. Voor het nabestaandenpensioen loopt het fonds een kortlevenrisico als de verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen. Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. Zakelijke waarden Aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed(fondsen).
88