Stichting Contract.nu te Amsterdam Toets Nieuwe Opleiding: Toegepaste Interdisciplinaire Vormgeving, HBO-Master; Variant:
duaal
Visitatiedatum: 15 juni 1007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juli 2007
2/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 11 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 21 30 32 33 35
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Condities voor continuïteit
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
37 38 43 46 47
3/47
4/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
5/47
6/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Toegepaste Interdisciplinaire Vormgeving (TIV) van de Stichting Contract.nu heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van Toets Nieuwe Opleiding in hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juni 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 15 juni 2007. Het panel bestond uit: Mw. L.H.M. Schouwenberg BA (domeinpanellid); Mw. drs. L. Huiskens (domeinpanellid); Mw. ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De hbo-master-opleiding TIV wordt aangeboden door de Stichting Contract.nu welke is gevestigd te Amsterdam. De stichting geeft vorm aan een opleidingsinstituut op het gebied van toegepaste interdisciplinaire vormgeving, met als doel jonge professionele ontwerpers intensief te begeleiden, te ontwikkelen en te vormen op hbo-masterniveau, in de ruimste zin van het woord. Stichting Contract.nu biedt daartoe jaarlijks een aantal opleidingsplaatsen aan deelnemers. In de opleiding is het aantal aangeboden studie-uren gekoppeld aan uren praktijkervaring in een praktijkwerkplek (ontwerpbureau). Stichting Contract.nu beoogt studenten met een bacheloropleiding (kunstsector of IPO), of vergelijkbare, door eerdere kennis en ervaring verworven, competenties en minstens twee jaar werkervaring verder op te leiden tot meer allround professionals met een meer
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
7/47
overstijgende blik op het vakgebied en de competenties om zich zelfstandig te vestigen als ontwerper of een functie te bekleden als designmanager. Daartoe wordt een zwaar accent gelegd bij het interdisciplinaire karakter en evenwicht tussen de competenties gericht op creativiteit/artisticiteit, communicatie, commercie en bedrijfsvoering. Ervaring leert dat afgestudeerden van de bacheloropleiding meer kennis en ervaring behoeven van communicatie en commercie teneinde beter een eigen onderneming te kunnen starten, de eigen producten beter te presenteren en te vermarkten en/of een rol te spelen als ontwerpmanager bij een ontwerpbureau (een meer intermediaire positie tussen ontwerpers en commerciële deskundigen). De opleiding telt twee afstudeervarianten: Ontwerper en Designmanager. Bij de ontwerper ligt het accent op de interdisciplinaire creatieve vertaling van de opdracht. Bij de designmanager ligt het accent op vooronderzoek en analyse, procesen projectmanagement en bedrijfsvoering. De opleiding is voor beide varianten gelijk, maar onderdelen krijgen een ander gewicht per afstudeerrichting door specifieke invulling van de praktijkopdrachten door de studenten. Stichting Contract.nu staat garant voor de opleidingsopzet, -organisatie en -uitvoering en gaat daartoe contracten aan met ontwerpbureaus teneinde praktijkleerplaatsen te creëren voor haar studenten. In eerste instantie worden deze praktijkleerplaatsen geboden door ontwerpbureau Concern. Stichting Contract.nu opereert onafhankelijk van de ontwerpbureaus. Stichting Contract.nu wordt geleid door een bestuur waarin zitting hebben gezaghebbende personen uit de wereld van vormgeving, ontwerp en architectuur, waarvan zeker vijf personen ervaring hebben binnen het hoger onderwijs. Stichting Contract.nu beoogt jaarlijks een achttal studenten op te leiden en zet daartoe in docenten, praktijkcoaches en praktijkwerkbegeleiders. Momenteel wordt dit in nauwe samenwerking met ontwerpbureau Concern vormgegeven, waar maximaal 16 studenten per jaar een werkplek kunnen krijgen. Verdere groei wordt nagestreefd. Daartoe worden contacten gelegd met andere ontwerpbureaus voor het verkrijgen van meer praktijkwerkplaatsen. Ten tijde van de visitatie liep een vijftal deelnemers (studenten) mee in een eerste lichting. Hiervan heeft het panel twee deelnemers gesproken. Zij waren zeer positief over het initiatief van Stichting Contract.nu en achten het opleidingstraject zeer waardevol voor hun verdere kansen op de (arbeids)markt. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie (validatie). In diezelfde periode (juni 2007) bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens de ochtendsessie van het visitatiebezoek zijn de gesprekken met betrokkenen nader voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin van en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juni 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
9/47
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Alle drie facetten ontvangen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Alle zes facetten ontvangen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten ontvangen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Beide facetten ontvangen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De beide facetten ontvangen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Condities voor continuïteit De drie facetten ontvangen het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
10/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie hbo master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers,studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaaloordeel
1.7
Opleiding TIV Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort, en is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
11/47
12/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Deel B: Facetten
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
13/47
14/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumentatie: • De opleiding TIV leidt ontwerpers (vanaf bachelorniveau) binnen anderhalf jaar op tot zelfstandige ontwerpers of tot coördinerende functies binnen (grotere) ontwerpbureaus of binnen netwerken van ontwerpers en designmanagers die in wisselende teamverbanden functioneren en gebruik maken van het onderscheidend vermogen en organisatievoordeel van het te creëren netwerk. • Afgestudeerden hebben de volgende kerncompetenties1 verworven: - de wens van (de klant van) de opdrachtgever in en vanuit dialoog zodanig te inventariseren/analyseren dat inzicht ontstaat in de wijze waarop een concept moet aansluiten op het te creëren (economisch) effect; - op basis van een inventarisatie en een visie te komen tot een vormgegeven concept, dat aansluit op het te realiseren effect en past binnen de (investerings-, bedrijfsvoerings-, klimaat-, milieu-, ergonomie- en logistieke) uitgangspunten; - de communicatie(waarde) van een concept integraal te vertalen in concretisering van het ontwerp en flankerende uitingen (daarbij gebruikmakend van de kunde van verschillende ontwerpspecialisaties); - het ontwerpproces zodanig te sturen dat efficiëntie gepaard gaat aan realisatie van het beoogde effect (proces- en projectmanagement); - de bedrijfsvoering van een ontwerpbureau of eigen ontwerppraktijk effectief en efficiënt te voeren; - de eigen ontwikkeling kunnen vormgeven. Daarnaast hanteert men een zevental persoonlijke ontwikkelingscompetenties gericht op denkkracht, interactie, managen van risico, probleem oplossen, (be)sturen & realiseren, organisatie en (mens)gerichtheid. Voor iedere competentie is een niveau uitwerking gemaakt en is aangegeven tot op welk niveau de competentie moet worden behaald (zie verder facet 2.2). De kerncompetenties zijn vertaald naar rolgebonden competenties (het vakinhoudelijk vermogen) en persoonsgebonden competenties. De samenhang tussen de competenties(systematiek) is beschreven in de bijlage competentiesysteem. Bij de afstudeerrichting Ontwerper ligt het accent op de interdisciplinaire creatieve vertaling van de opdracht. Bij de afstudeerrichting Designmanager ligt het accent op vooronderzoek en analyse, proces- en projectmanagement en bedrijfsvoering. 1
Het domeinspecifieke referentiekader (beroepsbeeld en opleidingskwalificaties/competenties wordt door de opleiding digitaal aangeleverd in het aanvraagdossier
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
15/47
•
•
•
•
Belangrijke basis voor de opzet van de opleiding TIV is het rapport Ontwerpers van de toekomst, een tienpuntenplan voor het ontwerponderwijs in Nederland (2006) van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers. In dit rapport zijn de meningen vanuit het werkveld over de kwaliteit van het Nederlandse ontwerponderwijs uitgezet tegen de onderwijsprogramma’s van technische universiteiten en hogescholen (IPO en kunstvakonderwijs) op het gebied van ontwerpen. Daaruit wordt geconcludeerd dat er een behoefte is aan allround ontwerpers met interdisciplinaire toegepaste ontwerpvermogens, met aandacht voor designstrategie, management en financiën. Het ontbreekt afgestudeerden van de huidige bacheloropleidingen aan praktijkervaring, (cultuur)historische kennis, kennis van de markt en een interdisciplinaire benadering van opdrachten en vraagstukken met aandacht voor financiële aspecten en klantgericht werken. HBO-afgestudeerden blijven vaak steken in uitvoerende productiewerkzaamheden en groeien maar moeilijk door tot allround ontwerpers. Het panel is van mening dat de Stichting Contract.nu goed zicht heeft op het bovenstaande domeinspecifiek referentiekader en de wensen in het beroepenveld. De stichting wil hierop inspelen met haar praktijkgerichte opleiding TIV. De studenten worden grotendeels in de praktijk opgeleid volgens de volgende uitgangspunten: - het leren werken met de druk en de integraliteit van steeds wisselende vraag is het best te ervaren wanneer echte opdrachten voor de daadwerkelijke klanten de leeromgeving vormen; - de planning van verschillende werkzaamheden in combinatie met het functioneren als zelfstandig beroepsbeoefenaar creëren zowel leervragen/-momenten t.a.v. zelfstandig ondernemerschap als kansen voor het creëren van netwerken van ontwerpers; - het samenwerken met prominente en ervaren ontwerpers in de praktijk en met coaches/trainers/docenten qua expertise levert een ontwikkelingscontext met een integraliteit en rijkdom die opweegt tegen een anders (veel) langer ontwikkeltraject. Door studenten het geleerde direct in de ‘echte’ praktijk te laten uitvoeren ontstaat een ‘pressure-cooker’ waarin het geleerde sneller beklijft en toepasbaar is. Beroepsattitude en -vaardigheden worden in een intensief leer/werkproces direct gekoppeld aan analytisch-conceptuele ontwikkeling (gildeonderwijs). De beroepenveldcommissie (BVC), waarin vertegenwoordigd zijn een aantal gerenommeerde ontwerpers en ontwerpbureaus, bevestigen en benadrukken de noodzaak voor het opleiden tot ondernemerschap en interdisciplinair werken voor afgestudeerde bachelors van kunst- en ontwerpopleidingen. Het ondernemerschap vereist persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling, welke beide aandacht krijgen in de opleiding. De beroepenveldcommissie en werkveldvertegenwoordigers oordelen positief over het initiatief om hierin samen met het werkveld gelijk op te trekken en mensen daarmee snel inzetbaar te hebben in de arbeidsmarkt. Bepalend voor het masterniveau is, aldus de werkveldvertegenwoordigers, de in het werkveld benodigde aandacht voor de interdisciplinariteit tussen het creatieve vermogen, het communicatieve vermogen en de commerciële competenties van jonge ontwerpers. Veel afgestudeerde bachelors zijn met name gericht op het creatieve vermogen en hebben niet voldoende competenties op het gebied van klantgerichtheid, marktanalyse en communicatieve competenties om ontwerpen en zichzelf als ontwerper te verkopen. Ontwerpers worden in de opleiding TIV getraind om meer resultaatgericht en
16/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
•
•
•
•
•
•
kostprijsgericht te werken. Dit wordt in het rapport van de BNO bevestigd en wordt door het panel herkend. Het veld vraagt om ontwerpers die vanuit verschillende invalshoeken met meer diepgang kunnen kijken naar ontwerpvraagstukken. Het panel is van mening dat de opleiding goed inspeelt op de geschetste ontwikkelingen in de ontwerpsector. De in het BNO-rapport geschetste kritiek en aandachtspunten zijn opgepakt en omgezet in concrete doelstellingen. De opleiding TIV voorziet in een duidelijke behoefte in het werkveld aan interdisciplinair opgeleide ontwerpers en designmanagers. Stichting Contract.nu geeft dit vorm vanuit een heldere eigen visie op het vakgebied van ontwerpen en kiest voor een sterke koppeling aan het praktijkgericht opleiden. Studenten worden getraind te handelen met oog voor het economisch effect van een ontwerp/totaalconcept, de economisch toegevoegde waarde en klantacceptatie. De ultieme meetlat is de mate waarin de klant wil betalen voor een ontwerp. Het panel heeft met de opleiding gesproken over de verhouding leermotieven versus tevredenheid van de klant en constateert daaruit dat de opleiding voor beiden aspecten oog heeft en het leermoment centraal stelt. In geval van een conflict is het niet zondermeer de klant die beslissend is over het eindoordeel. Binnen de opleiding wordt gewogen in hoeverre het eindproduct voldoet aan de wensen van de klant en dit wordt gewogen tegen de mate waarin het eindproduct en het leerproces van de student voldoen aan de criteria van de opleiding. Oftewel: een eindproduct kan minder goed scoren bij de klant (en dus niet uitgekozen worden), en wel voldoen aan de inhoudelijke criteria volgens de opleiding. De opleiding TIV heeft op basis van haar visie op het beroepenveld van de ontwerperswereld een eigen beroeps- en competentieprofiel opgesteld, mede op basis van de contacten met het werkveld en gesprekken met sleutelfiguren in de praktijk en een toetsing aan de Dublin-descriptoren (facet 1.2). De competenties zijn helder verwoord, passend bij het doel. Met name de rolgebonden competenties zijn helder uitgewerkt en met de niveaudefinities volgens De Block & Heene hanteerbaar gemaakt. De persoonsgebonden competenties worden gerelateerd aan een systematiek waar elke (deel)competentie is uitgewerkt in zes niveaubepalende beschrijvingen waarmee coach en student een helder handvat krijgen voor de ontwikkeling van de competenties. Het panel constateert dat de opleiding beschikt over een stevig en breed netwerk in de ontwerpers/design wereld, met ook voldoende internationale contacten om ontwikkelingen te volgen en op waarde te schatten en om borg te staan voor voldoende aandacht voor artisticiteit. Internationale oriëntatie krijgt vorm via het netwerk van de opleiding/docenten en relevante informatie over internationale ontwikkelingen in de ontwerpsector en een enkele opdracht van internationale of internationaal opererende klanten. Huidige studenten nemen sporadisch al deel aan internationale opdrachten, nemen deel aan (internationale) excursies, beurzen en tentoonstellingen. In een concurrentieanalyse heeft de opleiding zich vergeleken met een achttal ontwerpopleidingen, hbo/wo, nationaal en internationaal. Daaruit blijkt dat de opleiding uniek is in haar praktijkopleidingsconcept en de gerichtheid op de interdisciplinaire toegepaste ontwerpsector. Door de connectie met de specifieke Nederlandse sector is er geen goed vergelijk mogelijk met buitenlandse opleidingen. Qua praktijkgerichtheid ziet
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
17/47
•
•
•
de opleiding een vergelijk met de master-opleiding Interior&Living Design van de Domus Academy in Italië en de master-opleidingen van de Miami Ad School. De visie en uitgangspunten voor de opleiding TIV zijn ter toetsing voorgelegd aan het bestuur van de Stichting Contract.nu en specifiek aan de nieuwe opgestelde beroepenveldcommissie/werkveldcommissie. Beide organen bevestigen het nut, de noodzaak en de gekozen aanpak van een master-opleiding op het gebied van Toegepaste Interdisciplinaire Vormgeving. In gesprek met vertegenwoordigers van de beroepenveldcommissie, de docenten, praktijkcoaches en een bestuurslid (allen werkzaam in de ontwerppraktijk) wordt bovenstaand beeld bevestigd. Het panel vindt het terecht dat de opleiding zich richt op hbo- of wo-opgeleide ontwerpers die tenminste twee jaar werkervaring hebben in de sector. Deze instromers weten waaraan het hen nog ontbreekt. Zij komen met een duidelijke ontwikkellingsvraag en ambitie ten aanzien van hun toekomst als zelfstandig opererend, allround ontwerper. Zij zijn zeer gemotiveerd om de desbetreffende competenties gericht te ontwikkelen binnen de setting van de opleiding.
Facet 1.2
Niveau master
Voldoende
Criterium: - De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumentatie: • In het schema opleidingsprogramma Contract.nu is met een kruisjeslijst weergegeven hoe de kerncompetenties en deelcompetenties aansluiten op de Dublin-descriptoren voor een master-opleiding. • In de zelfevaluatie van de opleiding is de aansluiting per Dublin-descriptor verwoord. In gesprekken met docenten en opleidingsmanagement is gebleken dat de Dublindescriptoren een referentiekader vormen bij de ontwikkeling en vormgeving van het master-opleidingsprogramma.
18/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Dublin-descriptoren Aandacht in programma master De verdieping van kennis en inzicht met betrekking tot ontwerpen en Kennis en inzicht ontwerppraktijk wordt gerealiseerd door: • cultuur- en ontwerpgeschiedenis, filosofie, technologische trends en marktontwikkelingen en daarover (schriftelijk) kunnen reflecteren en communiceren; • marketing, business model analyse en scenariobouw ten behoeve van een diepgaand inzicht in de vraag van de (klant van de) klant; • kennis/inzicht in met commercie en bedrijfsvoering samenhangende onderwerpen. Het toepassen van kennis en inzicht en integratie met complexe materie in Toepassen kennis nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of en inzicht multidisciplinaire) context komt tot uiting door: • de 32 uur/week leren/werken in de praktijkorganisatie aan werkelijke klantopdrachten; • de interdisciplinaire benadering bij de ontwikkeling van concepten; • de toepassing van kennis en kunde in diverse opdrachten op niveau van product, interieur en totaalbeleving in diverse marktsettings (hotellerie, retailbusiness, wellnessketens et cetera). Oordeelsvorming komt tot uiting doordat ontwerpen vraagt om het doorlopend Oordeelsvorming maken, formuleren en geaccepteerd krijgen van keuzen. Aansluiten bij de markt van de klant noopt tot zicht op/inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen. In filosofie en onderzoeksgerichte vakken wordt daar aandacht aan besteed, bijvoorbeeld doordat studenten de opbouw van klantanalyse, ontwerpopdracht, team ontwerp en afstudeeropdracht doorlopen. Communicatie is een doorlopend onderdeel van de opleiding en de praktijk. In Communicatie alle ontwerpgerelateerde onderdelen en bij de onderdelen filosofie en cultuuren ontwerpgeschiedenis is het verwoorden/verbeelden/beargumenteren en daarmee overbrengen aan de orde. Ook in het afstudeeronderzoek, de afstudeerontwerpopdracht en de diverse reflectieverslagen komt communicatie op verschillende wijzen aan de orde. De student wordt tijdens de opleiding individueel en in kleine groepen Leervaardigheden gecoached. Daarin wordt expliciet aandacht gegeven aan het vermogen om zelfstandig en efficiënt nieuwe kennis en vaardigheden te verwerven. De continue reflectie op de persoonsgebonden competenties en het reflectieverslag in de afstudeerfase geven hier zicht op. De student is zelf de architect van zijn ontwikkeling.
•
Onderzoeksvaardigheden krijgen een duidelijke rol in de cyclus van het ontwerpproces die de student doorloopt in de ontwikkelingsopdrachten van klantanalyse, ontwerpanalyse, teamontwerp naar afstudeeronderwerp. Deze onderzoeksvaardighedenlijn wordt ondersteund vanuit gerichte ondersteunende onderdelen zoals: filosofie, cultuurwetenschappen, projectmanagement, bedrijfseconomische ontwikkelmodellen. De student leert vanuit verschillende vakgebieden een ontwerpvraagstuk te benaderen en te analyseren. Het betreft vraagstukken gericht op het niveau van pragmatisch, praktijkgericht en toegepast onderzoek. De student wordt gestimuleerd het eigen denkproces in kaart te brengen, bijvoorbeeld door toepassingsverslagen over literatuurstudies en gastlezingen/excursies.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
19/47
•
•
Het panel constateert dat in de opleidingsdoelen duidelijk wordt gekoerst op een verdere verdieping van de creatieve competenties van studenten en een koppeling aan de communicatieve vermogens en commerciële competenties. Deze verdieping gekoppeld aan de complexiteit van de interdisciplinaire benadering van ontwerpvraagstukken en het daadwerkelijk uitwerken hiervan tot een bruikbaar product voor de klant in een reële werkomgeving vindt het panel passend bij een master-opleiding in het hbo (vergelijk facet 1.1). Het panel constateert dat de Stichting over voldoende netwerken en contacten beschikt en veel gerenommeerde, zeer ervaren personen uit de ontwerperswereld betrekt bij de opleiding. Hiermee wordt gewaarborgd dat de niveau-indicatoren voor de masteropleiding serieus worden geïncorporeerd in het onderwijsprogramma.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo master
Voldoende
Criteria: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in het hbo: - zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties - een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding TIV wordt ontwikkeld in samenspraak en samenwerking met het werkveld en in reactie op ontwikkelingen in het werkveld. Een soortgelijke opleiding op masterniveau bestaat nog niet in Nederland. Het zelfevaluatiedossier geeft inzicht in de meest verwante opleidingen nationaal en internationaal. Het feit dat de opleiding een ‘op maat praktijkprogramma’ levert, dat de leerstof direct toepasbaar maakt voor de student (‘hands-on’-benadering) is een unieke benadering in de kunstsector. Het programma wordt via de werkzaamheden in de praktijkorganisaties direct gerelateerd aan de dagelijkse praktijk van de deelnemers (learning on the job). Het panel vindt dat de opleiding optimaal gebruik maakt van het duale karakter door in het opleidingsprogramma de werksituatie als uitgangspunt te nemen voor de competentieverwerving. Studenten moeten via intervisie ook elkaars ervaringskennis benutten en verworven inzicht en vaardigheden direct spiegelen aan de praktijk. • De opleiding heeft een positiebepaling uitgevoerd via toetsing aan: - Dublin-descriptoren (vergelijk 1.2); - het BNO-rapport;
20/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
-
•
• •
•
verkenning en toetsing van de visie en uitgangspunten aan een tiental sleutelpersonen uit de ontwerpwereld, vertegenwoordigd in het bestuur van Stichting Contract.nu en in de beroepenveldcommissie. De Stichting heeft daarnaast lopende contacten met een klein aantal praktijkorganisaties over mogelijke deelname in het opleidingsconcept. Zoals in facet 1.1 is weergegeven leidt de opleiding TIV op tot ontwerpers en designmanagers met een interdisciplinaire benadering van ontwerpvraagstukken en ontwerpopdrachten, uitstijgend boven de meer monosectoraal gerichte bacheloropleidingen. De toepassing van kennis en kunde vanuit de invalshoeken creativiteit, communicatie en commercie staan centraal. Hiermee moeten afgestudeerden in staat zijn functies te gaan vervullen als: zelfstandig ontwerper, ontwerpers van totaalconcepten die het ambachtelijke niveau duidelijk overstijgen, projectleider of coördinator van ontwerpteams of aanstuurder van netwerken van ontwerpers en designmanagers. Onderhandeling met verschillende belangrijke partijen en disciplines speelt daarbij een centrale rol. Het onmiddellijk moeten toepassen van de kennis en kunde in de ontwerppraktijk levert een concreet onderscheid met de wo-master-opleidingen in de kunstsector. Contract.nu heeft de ambitie in de toekomst een (tweeledig) lectoraat op te zetten met kenniskringen intern en extern. Het lectoraat zal zich richten op: de ontwikkeling van de beroepen ontwerper en designmanager en de praktijkgerichte opleidingsopzet (het didactisch concept) zoals nu gehanteerd binnen Contract.nu. In gesprekken met docenten en management wordt bovengenoemd beeld bevestigd in de zin dat men zich sterk richt op het opleiden in de praktijk van een beperkte en specifieke instroomgroep (vergelijk facet 2.5) gericht op het verkrijgen van een interdisciplinaire beroepshouding bij ontwerpers. Het panel vindt de combinatie van attitude en doen kenmerkend voor deze opleiding en passend bij het gewenste hbomaster-karakter.
Onderwerp 2
Programma
Schets programmaopbouw: - de opleiding heeft een facultatieve inwerkperiode (maximaal een maand) voorafgaand aan de daadwerkelijke start van de opleiding. In deze periode worden eventuele ontbrekende rolspecifieke competenties (werken met vectorworks, mindmaps, tekstverwerkings- en presentatiesoftware) ontwikkeld cq versterkt. - een periode van een jaar, verdeeld in vier quamesters van 10 weken, met daarin: * tweewekelijkse trainingen/opleidingsbijeenkomsten t.b.v. aan ontwerpen en bedrijfsvoering gerelateerde competenties; * wekelijkse trainingen/opleidingsbijeenkomsten t.b.v. aan ontwerpen gerelateerde onderwerpen; * tweewekelijkse teamcoachsessies gericht op integratie van bedrijfsvoerings- en ontwerpontwikkeling en teamontwikkeling;
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
21/47
* tweewekelijkse consessions, presentaties van studenten met hun visie op een voor ontwerpen relevant onderwerp; * concrete projecten waaraan wordt gewerkt in de setting van de praktijkorganisatie; * per quamester een leer- en bewijsproject (portfolio, competentieontwikkeling); * maandelijkse individuele coachgesprekken met een persoonlijke coach, waarbij de ontwikkeling van persoonlijke en rolgebonden competenties in beeld wordt gebracht en studenten ontwikkelplannen opstellen. - een periode van drie maanden waarin ervaring wordt opgedaan bij een andere praktijkorganisatie (onder goedkeuring van de examencommissie) bij voorkeur in een andere vakdiscipline. - een literatuurstudie waarvan de student een verwerkingsverslag schrijft met eigen visie op/over de praktijktoepassing van een bepaald onderwerp. Een verslag betreft minimaal verschillende in de literatuur teruggevonden invalshoeken en hun betekenis/perspectief. - drie maanden afstudeerfase: ontwerpopdracht, en afstudeeronderzoek dat uitmondt in een scriptie, een zelfevaluatie aan de hand van persoonsgebonden competenties. De student dient elementen te verwerken in een afstudeerverslag en presentatie met verdediging. Indien nodig wordt studenten een uitloop van twee maanden geboden, met begeleiding zonder extra kosten. Studenten kunnen op vier momenten per jaar instromen. Zij doorlopen altijd de vaste ontwerpcyclus van klantanalyse, individuele ontwerpopdracht, teamontwerpopdracht en afstudeeropdracht en volgen daarnaast op vaste momenten in het jaar de trainingen/bijeenkomsten voor ontwerp- en bedrijfsvoeringsaspecten (zie figuur).
22/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Facet 2.1
Eisen hbo
Voldoende
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de opleiding is er voortdurend aandacht voor de veranderende beroepspraktijk doordat studenten werkzaam zijn in de praktijkorganisatie en daar deelnemen in echte praktijkopdrachten. Theorieën en modellen worden direct gekoppeld aan de eigen praktijk. Het duale karakter van de opleiding garandeert dat de kennisontwikkeling, maar ook de ontwikkeling van attitude en vaardigheden, plaats vindt aan de hand van studiemateriaal/opdrachten die zijn ontleend aan de praktijk en via continue interactie met de beroepspraktijk. • Ieder onderdeel is direct gerelateerd aan de werkpraktijk van de student door de praktijkopdrachten (learning by doing) en via de praktijkkennis en rijke ervaring van docenten. Daarbij moeten diverse toegepaste onderzoeken worden uitgevoerd, culminerend in de uiteindelijke afstudeerscriptie en onderzoeksverslag. In het afstudeeronderzoek moeten de studenten, bij voorkeur in tweetallen (ontwerper en designmanager) een klantopdracht onderzoeken en uitvoeren. Daarbij gaat het om het implementeren van ontwerp- en bedrijfsvoeringsconcepten die leiden tot een integrale benadering van een opdracht en een toepasbaar ontwerp dat klantgericht en resultaatgericht is opgesteld. • Studenten en docenten brengen de eigen ervaringen en ontwikkelingen in in het onderwijs. Docenten verbinden het programma aan de professionele praktijk via toegepast praktijkgericht onderzoek dat methodologisch verantwoord wordt uitgevoerd. Uitwisseling met docenten en medestudenten is tevens een wezenlijk onderdeel van de studie en krijgt met name vorm in de coachingsgesprekken met docenten en medestudenten (vergelijk facet 4.2). • De blik van de student op het werkveld wordt verbreed door middel van werkbezoeken, gastlezingen, excursies, bezoek van (internationale) beurzen, symposia en tentoonstellingen en het ‘quamester away’. Studenten schrijven daarvan verwerkingsverslagen waarin ze vastleggen wat de impact van de verworven kennis en inzichten is op hun eigen competentieontwikkeling. • Vakliteratuur wordt ingezet tijdens workshops en in de verplichte literatuurlijst. Van deze lijst moeten studenten een aantal boekwerken doornemen en hierover een toepassingsverslag schrijven met daarin een bespreking en vergelijking van de boeken. Hiermee toont de student de meerwaarde voor zijn leerproces aan. Aan ieder boek worden boekenpunten toegekend voor omvang en of complexiteit. In totaal moeten
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
23/47
•
•
studenten 24 boekpunten behalen, dit staat gelijk aan 8 ects. Ten tijde van de visitatie heeft het panel een algemene literatuurlijst ingezien van alle beschikbare boeken, nog zonder specificatie met boekpunten. Dit verdient nog nadere uitwerking. Het panel oordeelt positief over de methode om met boekpunten en een verplicht toepassingsverslag de student zelf te laten aantonen dat hij/zij de literatuur heeft doorgenomen, in staat is om daarmee een eigen visie/bespiegeling op te stellen en daarmee de meerwaarde voor zijn/haar leerproces aantoont. Het feit dat veel docenten (niet de theoriedocenten) zelf in de ontwerppraktijk werkzaam zijn (vergelijk facet 3.1) is bevorderlijk voor de praktijkgerichtheid van het programma en de directe begeleiding en coaching van studenten. Het panel is van mening dat het didactische concept en de wijze waarop dit invulling krijgt in het onderwijsprogramma zorgt voor een goede relatie met de beroepspraktijk en de ontwikkelingen in de betreffende vakdisciplines. Studenten ontwikkelen hun beroepsvaardigheden grotendeels in de werkpraktijk, daarbij is er aandacht voor de ontwerpvaardigheden, de persoonsgebonden competenties (soft skills) en de bedrijfsvoeringskennis en -vaardigheden.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft vanuit de documentatie en de gesprekken met opleidingsmanagement en docenten een consistent beeld verkregen van de wijze waarop de programmaonderdelen worden ontwikkeld in relatie tot de doelstellingen voor de opleiding. De doorvertaling van de uitgangspunten en doelen, via kerncompetenties naar leerdoelen per onderdeel is heel duidelijk weergegeven in het schema opleidingsprogramma. Tevens is in dit schema opgenomen de benoeming van te verwerven kennis, vaardigheden en attitude, de persoonsgebonden competenties, de bewijslast die studenten moeten aanleveren (toetsingwijze), het bijbehorende beheersingsniveau, de verdeling van de programmaonderdelen over de quamesters en de afstudeerrichtingen, de begeleidingsvormen en momenten, de studiebelasting en de criteria waaraan de opdrachten moeten voldoen. Het panel is van mening dat het schema opleidingsprogramma een helder overzicht biedt aan de hand waarvan de opzet en eventuele wijzigingen/aanpassingen aan het opleidingsprogramma snel te doorgronden zijn. • De rolgebonden competenties zijn vertaald naar leerdoelen per onderdeel met een niveauaanduiding naar het model van de Block & Heene (leerinhoud, gedrag en leereffect). De zeven persoonsgebonden competenties zijn uitgewerkt naar 23 deelcompetenties; per deelcompetentie is vastgesteld welk niveau moet worden bereikt.
24/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
•
•
•
•
Studenten refereren in hun POP (Persoonlijk Ontwikkelings Plan) aan de competenties en hun niveauontwikkeling (vergelijk facet 4.2). Van het totaal van persoonsgebonden competenties dient de student tenminste 70% op het gewenste niveau te behalen. Dit biedt enige ruimte voor aansluiting bij eigen affiniteiten en kwaliteiten. De persoonsgebonden competenties zijn van groot belang en wegen voor 40% mee in het studieresultaat. Het panel is van mening dat het didactische concept van ‘het opleiden in de praktijk’ past bij de doelstellingen van integraal leren en helder en overzichtelijk is uitgewerkt in het opleidingsschema. De werkvormen sluiten aan bij de praktijk. Voor kennisoverdracht wordt gebruik gemaakt van: colleges, lezingen, excursies, seminars, dialoog, interviews, opdrachten, projecten, literatuurstudie, instructies bij vaardighedenontwikkeling en het gericht vervaardigen van bedrijfsvoeringsdocumenten. Het toetsbeleid is beschreven in de studiegids en in het schema opleidingsprogramma. De wijze van beoordelen is gericht op objectivering. Per onderdeel worden de criteria vooraf bekend gemaakt aan de studenten. Producten van studenten worden beoordeeld door de kerndocenten (ieder vanuit een eigen gezichtspunt) en door eventuele medeteamleden (peer review). Studenten leren zich zo positief/kritisch op te stellen naar elkaars werk en leren ook elkaars feedback te ontvangen. Hiertoe wordt een standaardbeoordelingsformulier gebruikt waarin competenties zijn vermeld. De examencommissie heeft de eindverantwoordelijkheid voor het toetsbeleid. De opleiding hanteert de volgende bewijs/toetsvormen: - werkstuk per programmaonderdeel: planning, essay, verslag, marktonderzoek, begroting et cetera. - praktijkprestaties opgenomen in het portfolio - beoordeling van presentaties en voordrachten - essays, toepassingsverslagen voor bijvoorbeeld literatuurstudie - de afstudeerfase wordt beoordeeld met het gemiddelde van de volgende onderdelen: integrale ontwerpopdracht, het afstudeeronderzoek, het zelfreflectieverslag, de presentatie en verdediging tijdens een afstudeerbijeenkomst en de beoordeling van het functioneren in de praktijkorganisatie. In de afstudeergids staan de specifieke vereisten per afstudeerrichting vermeld. De kaders voor het toetsbeleid zijn helder beschreven in de studiegids. De student verzamelt in een portfolio de toetsbare producten en resultaten die het beheersen van de competenties kunnen aantonen. Toetsing zal zoveel mogelijk in de context van de beroepspraktijk van de student plaatsvinden en richt zich op competenties welke tot uitdrukking komen in werkstukken en opdrachten. Het panel heeft kennis genomen van een format voor de toetsing van opdrachten. In dit model zijn weergegeven: de aspecten en elementen voor de beoordeling, de referenties/criteria voor de normering, de wegingsfactor en er is ruimte voor feedback van docenten en de uiteindelijke beoordeling. Het opleidingsmanagement gaat dit model voor alle onderdelen nader uitwerken. Het panel is van oordeel dat hiermee een stevige structuur in de beoordeling wordt aangebracht doordat veel factoren worden geobjectiveerd.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
25/47
•
Het panel is van mening dat de uitgangspunten en het didactisch concept helder zijn uitgewerkt. De gekozen werkvormen en de wijze van toetsing passen hierbij en zijn gericht op de te behalen kerncompetenties. De beoordelingsstructuur van rolgebonden en persoonsgebonden competenties is helder uiteengezet en geeft studenten veel zicht op hun ontwikkeling van de competenties.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium: - Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is opgebouwd vanuit een integraal ontwerpproces: van klantanalyse, individuele ontwerpopdracht, teamontwerpopdracht naar integrale afstudeerontwerpopdracht. De thematische aanpak per periode/opdracht geeft inzicht in de verschillende ontwerpterreinen: huis, reizen, museum, retail et cetera. Doordat de verschillende studententeams kennis nemen van elkaars werk (consessions en presentaties) wordt kennis over bepaalde onderwerpen en gebieden gedeeld en verbreed. Voor gerichte kennisverwerving worden workshops en seminars georganiseerd. Studenten van verschillende instroomgroepen kunnen deelnemen in eenzelfde opdracht, waarbij iedere student naar eigen niveau zijn inbreng heeft en feedback krijgt van overige studenten. De ontwikkeling van de rolgebonden en persoonsgebonden competenties wordt na iedere periode door de student in kaart gebracht en besproken met de coach, teneinde een nieuw leerplan voor de volgende periode op te stellen met specifiek benoemde doelen en accenten. • De ontwikkeling van de student wordt ondersteund door: - de docent, qua ontwikkeling van de vakinhouden en beoordeling en feedback van de geleverde producten - de praktijkcoach voor de ontwikkeling van de toepassing in de praktijk - de teamcoach voor de ontwikkeling van de teamsamenwerking - de persoonlijke coach voor de ontwikkeling van de persoonsgebonden competenties •
•
Uit gesprekken met betrokkenen en uit de documentatie constateert het panel dat het programma een heldere structuur en samenhang kent vanuit de doelen en de competenties. De continue wisselwerking met de externe omgeving (de praktijkorganisatie en -opdrachten) speelt een centrale rol in de integratie tussen theorie en praktijk en wordt door middel van gerichte coaching en reflectie gemonitord. De ontwikkeling van de persoonsgebonden competenties worden daar nadrukkelijk bij betrokken. Het contactonderwijs vindt plaats op vaste momenten in de week: twee avonden en een dagdeel in het weekend. Daarmee is goede uitwisseling mogelijk tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling.
26/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
•
•
Borging van de opzet vindt plaats via het bestuursoverleg, het kernteam van docenten, de contacten met de praktijkbegeleiders en coaches en het overleg met de beroepenveldcommissie. De afstudeerfase omvat het uitvoeren van en rapporteren over een toepassingsgerichte afstudeeronderzoek mogelijk gekoppeld aan de integrale afstudeerontwerpopdracht, het functioneren in de praktijkorganisatie, het zelfreflectieverslag van de student en de presentatie en verdediging van de opdracht tijdens een afstudeerbijeenkomst. Alle vijf onderdelen wegen even zwaar. De afstudeeropdracht wordt qua ontwerpaspecten beoordeeld door het hele team van kerndocenten opdat alle aspecten van het integraal ontwerpen aan bod komen en er een objectief oordeel mogelijk is.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criterium: - Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het opleidingsprogramma is intensief gedurende 1,5 jaar. De gemiddelde studielast per week bedraagt 49 uur, waarbij de werkpraktijk meetelt als (deels)betaalde leer/werkervaringsplaats voor minimaal 32 uur per week. Hierdoor is het niet noodzakelijk dat studenten nog extra werken naast deze studie. De contactmomenten (12 uur per week) zijn geconcentreerd op twee vaste avonden en een dag in de week. Per week resteren nog circa 5 uur voor zelfstudie, verdieping, literatuurstudie et cetera. De verwachte studiebelasting is per onderdeel helder weergegeven in het schema opleidingsprogramma. Het panel acht dit studeerbaar door de directe verbinding tussen opleiden en de werkpraktijk. • Uit gesprekken met management, docenten, coaches en huidige deelnemers blijkt dat de contacten met alle begeleiders via korte lijnen verlopen. Deze directheid in contact is tevens de borging voor het bewaken van de studeerbaarheid van het programma. Het leren omgaan met pieken en dalen in de praktijkorganisatie is onderdeel van het leerproces. Aan het werken in de praktijkorganisatie wordt een maximum van 68, 57 ECTS toegekend). Via coaches en docenten en via vastgelegde afspraken met de praktijkorganisatie wordt dit proces bewaakt. • De opleiding kent een strikte begeleiding (1 docent op 8 studenten) met on-the-jobcoaching gericht op functioneren in de praktijk, teamcoaching gericht op teamsamenwerking, leiderschap en begrip van leer- en werkprocessen en individuele coaching gericht op de ontwikkeling van rolgebonden en persoonsgebonden competenties. Doordat studenten van verschillende instroommomenten tezamen in projecten/opdrachten kunnen samenwerken zijn er ook vormen van peercoaching mogelijk waarbij ‘oudere’ studenten feedback geven aan ‘jongere’ studenten.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
27/47
•
Het panel signaleert dat men op diverse manieren werkt aan het voorkomen van onnodige studievertraging. Allereerst is er een intake assessment (facet 2.5) op basis waarvan studenten worden toegelaten of het advies krijgen bepaalde competenties/vaardigheden eerst verder te ontwikkelen tijdens de inwerkperiode. Vervolgens worden studenten individueel en in teamverband gevolgd en begeleid (POP en coaching). Ervaringsuitwisseling tussen studenten en groepen wordt gestimuleerd. De directe relatie met de praktijkorganisatie vergemakkelijkt de toepassing van de leerstof.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium: - Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectiecriteria. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de volgende instroomeis: relevante hbo/wo bachelor diploma in de kunsten, industrial design/ontwerpopleiding en/of architectuur, enige werkervaring en voldoende ontwerptalent. Navraag leert dat met enige werkervaring, tenminste twee jaar werkervaring in een ontwerp- of kunsten gerelateerde sector wordt bedoeld. Het ontwerptalent wordt vastgesteld via het verplichte intakeassessment voorafgaand aan de opleiding. • Het intakeassessment omvat twee of drie gesprekken op basis van portfolio waarin wordt vastgesteld of de deelnemer voldoet aan de vooropleidingseisen of daarmee vergelijkbare eerder verworven competenties. Tevens wordt in kaart gebracht of de kandidaat voldoende ontwerptalent/artisticiteit, communicatieve vermogens, teamskills en doorzettingsvermogen heeft. Indien noodzakelijke vaardigheden nog ontbreken kunnen deze in een inwerkperiode, onder begeleiding van de praktijkorganisatie, alsnog worden verworven. Het intakeassessment bepaald ook voor welke afstudeervariant de student in principe wordt toegelaten tot de opleiding. Het assessment wordt uitgevoerd door een toelatingscommissie bestaande uit: de directie van Contract.nu mw. Beekman, dhr. Zwart (onderwijskundige aspecten) en in de huidige situatie de twee eigenaren van Concern, dhr. G. Schrofer en mw. Bosma (artisticiteit, ontwerppotentieel). De opleiding verleent geen vrijstellingen. • De opleiding streeft (afhankelijk van het aantal praktijkorganisaties/de capaciteit per praktijkorganisatie) naar een instroom op den duur van 4 studenten per periode (vooralsnog bij Concern). Er zijn vier instroommomenten per jaar. Per begeleidende ontwerper/designmanager is er een maximum van 8 studenten per jaar en twee per periode. Het panel acht dit reëel gezien de strikte en intensieve begeleiding die moet worden geboden. • Afspraken tussen student/deelnemer en Contract.nu worden vastgelegd in een opleidingsovereenkomst. Daarin is opgenomen de eis dat studenten werkzaam zal zijn bij een door stichting Contract.nu goedgekeurde praktijkorganisatie met de mogelijkheid tot het verwerven van 1,14 ECTS (minimaal 32 werkuren) per week. Met de praktijkorganisatie wordt een samenwerkingsovereenkomst afgesloten door Contract.nu.
28/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
•
Studenten sluiten een leerovereenkomst met Contract.nu voor de duur van 18 maanden en een samenwerkingsovereenkomst met de praktijkorganisatie (als ZZP’er2) voor de duur van 18 maanden opleidingsperiode. Studenten dienen bij de praktijkorganisatie een factuur in voor hun deelname aan de werkzaamheden. Daarmee wordt de bedrijfsvoeringskant van het ontwerpvak direct aangeleerd. De leerervaringen worden binnen Contract.nu gewaardeerd en vastgelegd in portfolio en behaalde credits. Het panel constateert dat de opleiding een gerichte aanpak heeft bij de selectie en aanname van studenten, waarbij de succesfactoren zijn geëxpliciteerd. Aangezien de persoonsgebonden competenties zwaar worden benadrukt in het opleidingsprogramma is het juist dat daar van begin af aan goed op wordt gescreend, tezamen met de motivatie van studenten. Intersubjectiviteit wordt bewaakt doordat het intakeassessment door meerdere personen vanuit de verschillende vakgebieden wordt afgenomen.
Facet 2.6
Duur
Voldoende
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten (EC). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in haar zelfevaluatie, in het opleidingsschema en in de studiegids een helder overzicht van de studiepunten en de contacttijd per quamester/onderdeel. • Het programma omvat (minimaal) 121 ECTS verdeeld over anderhalf studiejaar. De spreiding over anderhalf jaar leidt tot een opzet waarin de werkbelasting 49 uur per week bedraagt (vergelijk facet 2.4). • In totaal wordt 69 ECTS gevormd door het leren/werken in de praktijkorganisatie. Wanneer de praktijkprestaties leiden tot een concrete bijdrage aan een opdracht voor een klant, kunnen de praktijkuren deels financieel worden gecompenseerd (de student dient zelf zijn, als ZZP’er, geoffreerde werk te factureren aan de praktijkorganisatie). Dit als onderdeel van het leerproces van het opleiden tot zelfstandig ondernemer. Op deze wijze creëert de student met de praktijkopdrachten een bescheiden verdienvermogen, waardoor ze niet naast de studie hoeven bij te verdienen. • Uit gesprekken met het management blijkt dat de student per praktijkopdracht dient te onderhandelen wat zijn/haar verdiensten bij de praktijkorganisatie kunnen zijn. Dit simuleert het effect in de werkpraktijk, waarin ontwerpers hun eigen inkomsten moeten garanderen en vooraf onderhandelen. Op deze wijze kan er differentiatie ontstaan tussen meer en minder getalenteerde of ervaren studenten. Het panel vindt dit uitgangspunt recht doen aan de werkelijke beroepssituatie en het biedt studenten de vrijheid meer of minder in zichzelf en de opleiding te investeren.
2
ZZP: zelfstandig zonder personeel
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
29/47
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Voldoende
Criterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel: - het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft de CV’s ingezien van negen kerndocenten, het management van Contract.nu en de twee eigenaren van de praktijkorganisatie Concern. Hieruit blijkt dat de docentenstaf en het management van Concern en Contract.nu een zeer brede en diepgaande ervaring heeft in het ontwerp-vormgevings-beroepenveld en aanverwante specialismen. Alle docenten zijn werkzaam in de beroepspraktijk. Het panel is van mening dat het docententeam veel status heeft en daarmee gezag uitstraalt. Zij zullen zeker in staat zijn de leerprocessen en werkervaringen van studenten te kaderen en een continue koppeling temaken tussen de opleiding en de werkpraktijk. • Driekwart van de docenten heeft tenminste een academische opleiding gevolgd. Een kwart van de docenten heeft een hbo-opleiding. Daarnaast hebben velen zich in het werkveld sterk verder ontwikkeld. • De vaste staf heeft ruime ervaring in het uitvoeren en begeleiden van praktijkgericht onderzoek, het lesgeven op hbo-niveau en in het adviseren in zake organisatieontwikkeling in diverse werkveldsectoren. Een drietal docenten heeft ruime ervaring in het vakgebied van het coachen en begeleiden van studenten in het hbo. Ook (internationale) experts uit het werkveld zullen als gastdocent worden ingezet. • Het panel constateert dat de docenten een sterke relatie hebben met de beroepspraktijk aangezien zij zelf direct werkzaam zijn in de beroepspraktijk in vooraanstaande posities. • De opleiding heeft het voornemen om via een nog in te stellen lectoraat het netwerk met het beroepenveld verder te vergroten en intensiveren.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria: - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Contract.nu gaat een verbintenis aan met mensen uit de praktijk en sluit daarmee een overeenkomst voor de duur van een opleidingsonderdeel. De directeur en voorzitter van de examencommissie/opleidingsadviseur zijn vast verbonden aan de opleiding.
30/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
• • •
Door deze gerichte aanpak is de omvang van de staf schaalbaar naar gelang het aantal studenten. Binnen de praktijkorganisatie wordt gewerkt met een ratio van maximaal 8 studenten per begeleider per jaar. Het panel constateert dat Contract.nu beschikt over een zeer groot en ervaren netwerk in het werkveld, waaruit expertise, inzet en begeleiding naar rato kan worden ingehuurd. Ten tijde van de visitatie waren 5 studenten aan de opleiding gestart en werden daartoe 12 docenten/coaches, praktijkcoaches ingezet. In de meerjarenbegroting zijn de te verwachten kosten vermeld voor inzet bij coaching, docenten, lectoraat, management en ondersteuning. Hierbij is voorzien in een mogelijke groei naar 32 instromende studenten per jaar.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criterium: - Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit bestudering van de CV’s van docenten blijkt dat de inhoudelijke kwaliteiten voor de verschillende vakgebieden ruim voldoende is. De ontwerpgerelateerde vakken worden verzorgd door erkende autoriteiten op hun werkterrein: topontwerpers of specialisten op een deelgebied. Theoretisch ondersteunende kennis wordt geleverd door erkende specialisten. Bedrijfsvoeringsonderwerpen worden gefaciliteerd door specialisten uit de praktijk (meestal ook zelf ondernemer). De ontwikkeling van persoonsgebonden- en teamcompetenties wordt begeleid door ervaren coaches. Praktijkbegeleiders verzorgen het werken in de praktijkorganisatie. • Om bij de docentenstaf de vereiste onderwijskwaliteit te realiseren worden zij geïnstrueerd inzake de didactische uitgangspunten en de didactisch praktijk. Dit gebeurt via instructie en trainingsbijeenkomsten, overleg in het docententeam en gerichte ondersteuning vanuit de staf van Contract.nu. Door de compactheid van de organisatie en de korte communicatielijnen worden veel zaken direct en snel uitgewisseld en aangepakt, bijvoorbeeld in periodiek en spontaan overleg tussen coaches en docenten. Kerndocenten hebben meer structurele betrokkenheid bij de vormgeving en organisatie van de opleiding en de uitwerking van de opleidingsonderdelen. • Tijdens gesprekken met het panel is gebleken dat docenten voornamelijk op hun (vak)inhoudelijke kwaliteiten en coachingsvaardigheden worden geworven en niet zozeer op de didactische kwaliteiten. De opleiding ondersteunt intensief de didactische ontwikkeling en aanpak van een docent, toegespitst op zijn/haar opleidingsonderdeel. Het panel vindt dit passend bij het niveau van de opleiding en de onderwijsvormen die worden ingezet. Docenten moeten de gewenste verdieping en begeleiding kunnen bieden vanuit hun ervaring en kennis.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
31/47
•
• •
Om de kwaliteit van docenten te borgen worden de volgende activiteiten ontplooid: - briefing van nieuwe docenten/trainers/coaches inzake het onderwijsmodel; - briefing per opleidingsonderdeel inzake didactische werkvormen en samenhang; - jaarlijkse workshop didactiek; - evaluatie na ieder opleidingsonderdeel; - periodieke (minimaal jaarlijks) evaluatie met de vaste opleiders; - per quamester overleg met coaches en kerndocenten; - maandelijks overleg met (praktijk)coaches. Het functioneren van docenten wordt in de toekomst gescreend, mede op basis van uitkomsten van onderwijsevaluaties. Dit is vast onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem. Docenten voor ontwerpvakken worden geworven/geselecteerd op basis van hun bewezen praktijkstatus: zelfstandig ontwerpers met een trackrecord. Docenten voor inhoudelijke en vakmatige verdieping worden geworven/geselecteerd op hun onderscheidende vakmatige kunde. Bedrijfskundige onderwerpen worden verzorgd door specialisten/ondernemers. De didactische kwaliteit wordt geborgd door de opleidingsadviseur/voorzitter van de examencommissie. Door voorbereiding en evaluatie alsmede in de diverse didactische trainingsmomenten wordt aandacht besteed aan de door Contract.nu gehanteerde didactische aanpak.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium: - De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studenten werken binnen de accommodatie van de praktijkorganisatie. Op dit moment betreft dat het ontwerpbureau Concern. Daar zijn alle voorzieningen aanwezig voor het uitoefenen van het onderwijs en voor het uitoefenen van de praktijkopdrachten en onderwijsopdrachten. Iedere deelnemer/student heeft een werkplek en kan gebruik maken van overleg- en vergaderruimten. Iedere student dient te beschikken over een Apple computer met benodigde software. Contract.nu maakt gebruik van de literatuurcollectie en het beeldarchief van Concern. • Voor het quarter away wordt met de betreffende organisatie een overeenkomst gesloten in zake het gebruik van faciliteiten, bijdrage aan het leerproces van de student en de praktijkbegeleiding. • Het panel heeft de huidige faciliteiten bezocht en constateert dat alle voorzieningen voldoende beschikbaar zijn qua leer- en werkplekken, vergaderruimten, atelierruimten (modelbouw, tekentafels, fotolab et cetera.). Waar nodig is het mogelijk via het netwerk aan contacten ook over meer specialistische voorzieningen te beschikken.
32/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criterium: - Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Begeleiding wordt geboden via: - praktijkbegeleiding (continu ‘on the job’) door de praktijkbegeleidende ontwerpers/designmanagers; - teamcoaching (3 uur per twee weken) gericht op teamsamenwerking, leiderschap en integraal begrip van leer- en werkprocessen; - individuele coaching (1 uur per maand) gericht op de ontwikkeling van rolgebonden en persoonsgebonden competenties; - peer coaching in projecten door medestudenten. • Het panel constateert uit documentatie (o.a. portfolio van een van de studenten) en uit gesprekken met docenten, coaches en studenten dat de begeleiding en coaching strak is gericht op het verwerven van de competenties en de persoonlijke ontwikkeling van de student. Dit gebeurt op basis van de portfolio en het Persoonlijk Ontwikkelingsplan van de student dat per quamester wordt opgesteld. • Belangrijke bron voor de informatievoorziening is de studiegids. Daarnaast worden studenten geïnformeerd via mailings, briefings en via directe contacten. • Het panel constateert dat de docenten en werkbegeleiders een belangrijke rol spelen bij de beroepsinhoudelijke begeleiding terwijl de coaches vooral studieloopbaanbegeleiding en coaching op persoonsgebonden competenties bieden (vergelijk facet 3.3).
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Systematische aanpak
Voldoende
Criterium: - Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt met een kwaliteitszorgsysteem op basis van ISO 9001/2000. De opleiding beschikt over een Handboek Kwaliteit (2007) met informatie over het beleid, de organisatie, het kwaliteitssysteem, de processen en procedures van kwaliteitsmeting, de medewerkers en hulpbronnen. In een separaat document zijn de werkprocedures schematisch weergegeven, conform de ISO systematiek, inclusief tevredenheidsmetingen onder studenten, docenten en werkveld.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
33/47
•
• •
Voorbeelden van uitgewerkte procedures zijn: De organisatie van de opleiding, Marktbewerking, Management en Aansturing, Klachtenbehandeling, Interne audits, Inschrijvingen, Inkoop, Informatietechnolgie, Beheer van documenten, Afwijkingen, Afstudeerproject en Personeel. Dit is het panel gebleken na bestudering van achterliggende documenten en na gesprekken met het opleidingsmanagement en docenten. De cyclus zal starten met ingang van de eerste lichting studenten (planning september 2007). De interne audits zullen worden uitgevoerd door de studenten in het kader van het opleidingsonderdeel bedrijfsvoering. In het document Visie op en realisatie van een opleiding is de organisatie van Contract.nu beschreven met de verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen. Opleidingsonderdelen zullen bij afronding (ieder quamester) worden geëvalueerd. Het panel heeft een voorbeeld formulier ingezien, waarmee de diverse opleidingsonderdelen worden geëvalueerd. Hierin is relevante vraagstelling opgenomen over meerwaarde, inhoud, werkvormen en functioneren van de docent. Het panel heeft geen streefwaarde aangetroffen als norm voor het wel of niet treffen van verbeteracties. De opleiding meldt dat dat in dit stadium geen rol speelt en dat men op basis van eerste uitkomsten een basismeetlat zal ontwikkelen.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers,studenten, alumni en het Voldoende beroepenveld
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Door de compactheid van de organisatie en de korte communicatielijnen worden docenten, coaches en studenten direct betrokken bij de interne kwaliteitszorg via evaluaties, periodieke overleggen en bijvoorbeeld de klachtenprocedure. • Docenten en coaches hebben inspraak via de reguliere overleggen en via de examencommissie. • Studenten worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg via de evaluaties, de door hen uit te voeren interne audit en via de dagelijkse contacten. • Afgestudeerden worden lid van het Contract.nu netwerk en kunnen beschikken over de database met beeldreferentiemateriaal, de bibliotheek en de mogelijkheid tot het bijwonen van periodieke workshops. Daarmee wordt een blijvende interactie met afgestudeerden en het werkveld nagestreefd. • Het werkveld wordt bij de interne kwaliteitszorg betrokken via evaluatie van de inzet van de praktijkorganisaties en de uitvoering en begeleiding van de praktijkopdrachten, via de beroepenveldcommissie en via het bestuur van Contract.nu. Verder wordt het werkveld betrokken bij de opleiding via gastlezingen, workshops, excursies, presentaties van studentenproducten et cetera.
34/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
•
In de toekomst worden ook de contacten via de kenniskringen van het nog in te stellen lectoraat betrokken bij het monitoren van ontwikkelingen in het werkveld en de verdere ontwikkeling van de opleiding.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie
Voldoende
Criterium: - De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Contract.nu sluit met studenten een opleidingsovereenkomst af waarin wordt gesteld dat Contract.nu ten doel heeft ‘het in stand houden van een opleiding op het gebied van toegepaste interdisciplinaire vormgeving met als doel jong zelfstandige ontwerpers intensief te begeleiden, te ontwikkelen en te vormen ten einde hen in staat te stellen optimaal als zelfstandig ontwerper werkzaam te zijn’. Na betaling van het cursusgeld verbindt Contract.nu zich de opleiding te verzorgen. De overeenkomst eindigt na het afleggen van de eindtoets. Deelnemers worden geacht binnen 1,5 jaar af te studeren. Waarnodig kunnen studenten gebruik maken van twee maanden uitloop tijd met gebruik van alle voorzieningen en begeleidingsmogelijkheden (hiervoor hoeft geen extra betaling plaats te vinden). • In artikel 6 van de opleidingsovereenkomst is opgenomen een inspanningsverbintenis waarin wordt gesteld dat Contract.nu alle nodige zorgvuldigheid betracht die van een goed opleider mag worden verwacht. Daarbij staat vermeld dat het instituut Contract.nu ervoor in staat dat alle voorzieningen worden getroffen om de deelnemers in staat te stellen de eindtoets af te leggen. • Met zittende studenten is een overgangsregeling vastgesteld, met voorwaarden voor overstap in de 1,5 jarige master-opleiding TIV. Daarin is opgenomen de toezegging namens Contract.nu dat door het opleidingsinstituut alle voorzieningen zullen worden getroffen c.q. medewerking zal worden verleend om de betreffende student(en) in staat te stellen af te studeren, mits zij voldoen aan de exameneisen.
Facet 6.2
Investeringen
Voldoende
Criterium: - De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen.
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
35/47
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel constateert dat er voldoende investeringen worden gedaan; zoals blijkt uit de meerjarenbegroting tot en met 2010. Basis voor de berekening van de investeringen is het aantal instromers per quamester (4 tot 6 studenten). Een begroting is opgesteld voor directe (onderwijsuitvoerings) kosten en indirecte kosten (materiële voorzieningen en onderhoudskosten). • Het panel heeft kennisgenomen van het implementatieplan met de stappen naar invoering van het opleidingsprogramma per september 2007. Zij acht dit realiseerbaar, zeker gezien het feit dat de opleiding in het afgelopen jaar een respectabele ontwikkeling gedurende de ontwikkelfase heeft doorlopen. Uit gesprekken met het management blijkt dat er een duidelijk zicht is op de verdere ontwikkeling en inhoudelijke uitwerking van de opleiding.
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
Voldoende
Criterium: - De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Contract.nu heeft voor de ontwikkeling en start van de master-opleidingen een begroting en implementatieplanning opgesteld. Eventuele aanloopverliezen zullen worden gefinancierd door Concern b.v. Het panel heeft dit kunnen verifiëren in een verklaring ondertekend door Concern b.v en Contract.nu. • De kosten voor de opleiding komen voor rekening van de student (niet vanwege Rijksoverheid bekostigd). Concern b.v dekt eventuele verliezen bij niet volledig starten of falen.
36/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Deel C: Bijlagen
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
37/47
Bijlage 1:
38/47
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
39/47
40/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
41/47
42/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
TNO hbo-master-opleiding TIV, Stichting Contract.nu
Panellid: Mevrouw drs. L.M. Huiskens
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
N.V.T.
Panellid NQA: Mevrouw ir M. Dekker-Joziasse
Panellid: Mevrouw L.H.M. Schouwenberg BA
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
N.V.T.
N.V.T.
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid mevrouw L.H.M. Schouwenberg BA Mevrouw Schouwenberg is ingezet als panellid vanwege haar domeindeskundigheid als designcritica en vanwege haar onderwijsdeskundigheid. Zij is docente aan de Design Academie Eindhoven voor de master-opleiding. Daarnaast heeft zij gastlessen gegeven aan gerenommeerde kunstacademies. Mevrouw Schouwenberg heeft uit werkervaring kennis van visitaties en de accreditatiesystematiek. Daarnaast is zij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1980 – 1985 1995/96 1991 – 2000 2006/07
Gerrit Rietveld Academie Amsterdam – afdeling beeldhouwen Jan van Eyck Academie Maastricht – theorie Universiteit van Amsterdam – wijsbegeerte Erasmus Universiteit Rotterdam – wijsbegeerte (momenteel bezig met mastersthesis)
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
43/47
Werkervaring: 2003 – heden 2005/06 2000 – 2004 2002 1998 – 2001 1999/2000 2006
Design Academie Eindhoven (DAE) Docent master-opleiding DAE Bachelors hoofd afdeling Wonen DAE Bachelors opleiding Kunstacademie ‘s-Hertogenbosch Gerrit Rietveldacademie - gastlessen Sandberg Instituut - gastlessen Minerva Groningen – workshop
Publicaties: Mevrouw Schouwenberg schrijft vanaf 1999 voor Frame Magazine, vanaf 2004 voor Metropolis M, vanaf 2006 voor Domus Magazine en incidenteel items voor de Groene Amsterdammer. Zij schreef een boek over Hella Jongerius, verder heeft zij teksten geschreven voor o.a. het Jaarboek Nederlands Design, waarin ze designopleidingen met elkaar vergeleek.
Panellid mevrouw drs. L.M. Huiskens Mevrouw Huiskens is ingezet als panellid vanwege haar domeindeskundigheid. Zij heeft door haar werkervaring ruime kennis van het domein ontwerpen en is op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in de branche. Zij heeft een ruime (internationale) werkervaring in het opzetten en uitvoeren van designprojecten, onder andere voor de beurspresentatie van Nederlandse ontwerpers op de beurs 100% Design in Tokio, een designproject in Sint Petersburg, onderzoeksprojecten voor Rijksuniversiteit Groningen (design in ICT) en Rijksuniversiteit Utrecht (modevormgeving in Nederland). Voor deze visitatie is mevrouw Huiskens individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 – 1978 1978 – 1984
Gymnasium β Nederlandse Taal- en Letterkunde, K.U. Nijmegen (cum laude afgesloten) In specialisatiefase: nadruk op Computerlinguïstiek.
Postacademische opleidingen en trainingen: 1988 – 1998 Diverse algemene trainingen op het gebied van presentatietechnieken, samenwerken in groepen; leidinggeven aan professionals e.d., waaronder: 1996 Motivating People, IMD, Lausanne, Zwitserland. 1994 R&D management, IMD, Lausanne, Zwitserland. 1992 – 1993 European Executive Program, IBO, Zeist. MBA-diploma plus separate certificaten van de deelnemende buitenlandse instellingen Wharton Business School, Philadelphia, USA; INSEAD, Fontainebleau, Frankrijk; European Business School, Berlijn, Duitsland. 1988 – 1990 Diverse vakinhoudelijke trainingen op het gebied van user interface design; (online) documentatie; computer-based training, verkooptraining, e.d. 1987 Diverse post-graduate opleidingen op gebied van Informatica. Werkervaring: 1981 – 1987 Universiteit Nijmegen / Tilburg 1981 – 1984 K.U. Nijmegen, diverse student-assistentschappen t.b.v. onderwijs en onderzoek op het gebied van de (computer-)taalkunde.
44/47
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
1984 – 1987 1988 – 1999 1988 – 1989 1989 – 1991 1991 – 06/93 06/93 – 02/99 11/97 – 09/98 09/98 – 02/99 03/99 – 06/02 Vanaf 01/05 2000
2001
07/02 – 02/07 03/07 – heden
K.U. Nijmegen en K.U. Brabant, onderzoeksmedewerker t.b.v. (computer-)taalkunde en computerondersteund onderwijs Océ-Nederland BV: medewerker Research & Development medewerker International Training Centre Product Planning Engineering Systems Océ Research & Development, hoofd Industrial Design IMagine, projectleider hoofd afdeling Informatie Management. directeur Vroom Advies & Implementatie Human Resource systemen tevens adjunct-directeur, verantwoordelijk voor personeel en ICT. Daarnaast ook zelf opdrachten geacquireerd en uitgevoerd: • Arbeidsvoorziening; onderzoek uitgevoerd • St. Vluchtelingenwerk/Bureau Nieuwkomers: begeleiding interne projectleider bij verbetering administratieve organisatie • Atrium, onderzoek uitgevoerd naar de HRM-doelstellingen en -ambities in relatie tot de organisatie-inrichting • Luchtverkeersleiding Nederland; begeleiding verbeteringsproject administratieve P&O processen als lid van de Stuurgroep; aansturing uitvoerend consultants van Vroom. programmamanager economische ontwikkeling bij Premsela, stichting voor Nederlandse vormgeving (www.premsela.org). Programmamanager Creative Co-makership, opgezet door Kunstenaars&CO en Kunst en Zaken in opdracht van het ministerie van OCW.
Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft twaalf jaar ervaring met visitaties in alle sectoren van het hbo en in het wo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s en verzorgt trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel voor auditoren hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau ETKO 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo. 2004 – heden NQA, Auditor en Accountmanager Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
45/47
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie TNO hbo-master Toegepaste Interdisciplinaire Vormgeving op 15 juni 2007 9.30 – 9.45 uur
9.45 – 10.15 uur 10.15 – 11.00 uur
11.00 – 12.30 uur 12.30 – 13.15 uur 13.15 – 14.00 uur
14.00 – 16.15 uur 16.15 – 17.00 uur
46/47
Ontvangst en kennismaking: Mw. K. Beekman, directeur Contract.nu Dhr. M. Zwart, onderwijsadviseur Dhr. G. Schrofer, oprichter Concern en kerndocent Rondleiding Gesprek met werkveldvertegenwoordigers: Mw. S. Duetz Mw. I. van Rossum presentatie door management Contract.nu en bestudering schriftelijk materiaal lunch gesprek met docenten: Dhr. G. Schrofer, oprichter Concern en kerndocent ontwerpen (autodidact) Mw. C. Bosma, oprichter Concern en praktijkcoach designmanagement & klantencontacten (HEAO Commerciële Economie) Dhr. S. Sanders, kerndocent filosofie en cultuurgeschiedenis (Politicologie en Filosofie, UvA) Dhr. W. Smits, praktijkcoach Dhr. R. Hooft, kerndocent interieurconcepten (ontwerper: Gerrit Rietveld Academie) Dhr. R. Jansma, bestuurslid Stichting Contract.nu (Bouwkunde Delft) Nadere bestudering materiaal en gesprek met twee huidige deelnemers gevolgd door intern beraad panel Gesprek met management: Mw. K. Beekman, dhr. M. Zwart en dhr. G. Schrofer, mw. C. Bosma
© NQA – TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
In willekeurige volgorde: - Opleidingsprofiel en eindkwalificaties (in schema opleidingsprogramma Contract) - BNO rapport ‘ontwerpers van de toekomst’. - Visie op & realisatie van een opleiding, master Toegepaste Interdisciplinaire Vormgeving - uitwerking Dublin-descriptoren: in schema Opleidingsprogramma - opleidingsgids 2007-2008 - onderwijs en examenregeling: in opleidingsgids - CV’s praktijkdocenten concern (Gilian Schrofer en Cindy Bosma), de onderwijsdirectie, de kerndocenten van contract en de leden beroepenveldvertegenwoordigers - portfolio van huidige student - voorbeelden van studentwerkstukken - www.concern.nu - literatuurbronnen: standaardboeken en beeldmateriaal - visie en realisatiedocument en bijlagen - competentiesystematiek - begroting Contract.nu en verklaring voorfinanciering - implementatieplanning - overzicht berekening studielast per activiteit en per quamester - voorbeeld evaluatieformulier - Handboek Kwaliteit Stichting Contract.nu - samenwerkingsovereenkomt - opleidingsovereenkomst - procedureboek, kwaliteitssysteem ISO 9001/2000 - notulen beroepenveldcommissie, juni 2007 - notulen bestuursvergadering Stichting Contract.nu, maart 2007’ - documenten Persoonsgebonden competenties, motivatiefactoren en competentieontwikkeling binnen Contract - standaarduitwerkingsformulier toetsing van een programmaonderdeel. - samenstelling beroepenveldcommissie
© NQA - TNO master TIV, Stichting Contract.nu (duaal)
47/47