PENSIOENREGLEMENT van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam
Versie 2014
INHOUD
PENSIOENREGLEMENT Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. Artikel 13. Artikel 14. Artikel 15. Artikel 16. Artikel 17. Artikel 18. Artikel 19. Artikel 20. Artikel 21. Artikel 22. Artikel 23. Artikel 24. Artikel 25. Artikel 26. Artikel 27. Artikel 28. Artikel 29. Artikel 30. Artikel 31.
Begripsomschrijvingen Deelnemerschap Pensioenaanspraken Algemene begrenzing van de toezegging Pensioengrondslag en deelnemingsjaren Levenslang ouderdomspensioen Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen Levenslang nabestaandenpensioen Bepalingen in geval van scheiding Wezenpensioen Uitbetaling van de pensioenen Voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid Kosten en financiering Herziening of beëindiging van de pensioenregeling Uitvoering van de pensioenregeling. Verzekeringen Einde van de deelneming Waardeoverdracht Uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen Clausule bovenmatigheid Vervroegde of uitgestelde ingang en variabele hoogte van het ouderdomspensioen Verrekening van elders verworven aanspraken Toeslagverlening Besteding overschot. Korting van pensioenaanspraken bij tekorten Wijziging pensioenreglement Informatieverstrekking aan deelnemers Inkoop van extra deelnemersjaren Wettelijke bepalingen. Pensioenregeling Klachten en geschillen Datum inwerkingtreding
1 3 4 4 5 5 6 7 7 8 8 9 10 10 11 11 12 13 13 14 14 16 17 17 17 18 18 19 19 19 19
Bijlage I Bijlage II
19 20
PENSIOENREGLEMENT Artikel 1.
Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder: a.
fonds
:
de “Stichting Sportfondsen Pensioenfonds” te Amsterdam;
b.
statuten
:
de statuten van het fonds;
c.
bestuur
:
het algemeen en het dagelijks bestuur van het fonds;
d.
aangesloten onderneming
:
de in artikel 4 van de statuten bedoelde ondernemingen;
e.
kernvergadering
:
de vergadering bedoeld in artikel 11 van de statuten;
f.
CAO
:
de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst Recreatie;
g
deelnemer
:
de werknemer die op grond van artikel 2 in deze pensioenregeling is opgenomen;
h.
gewezen deenemer :
de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenreglement van het fonds geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
i.
gepensioneerde
de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;
j.
pensioengerechtigde :
de persoon voor wie op grond van het pensioenreglement van het fonds het pensioen is ingegaan
k.
parttimer
:
iedere deelnemer met een schriftelijk overeengekomen arbeidstijd die korter is dan de normale volledige arbeidsduur volgens de CAO of de algemene voorwaarden van Sportfondsen Nederland NV;
l.
nabestaande
:
1.
weduwe/weduwnaar de vrouw of de man die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn/haar echtgeno(o)t(e) is krachtens een voor de pensioendatum aangegaan huwelijk;
2.
de bij de burgerlijke stand geregistreerde partner voor de uitvoering van deze pensioenregeling wordt een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap gelijkgesteld met een huwelijk en beëindiging van dat partnerschap anders dan door overlijden, omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk of vermissing gelijkgesteld met einde van een huwelijk door echtscheiding; de bepalingen in dit reglement aangaande de aanspraken voor en rechten van een (gewezen) echtgeno(o)t(e) gelden aldus op dezelfde wijze voor een (gewezen) geregistreerde partner; waar in dit reglement sprake is van partner wordt niet de geregistreerde partner, maar uitsluitend de onder punt 3 gedefinieerde partner bedoeld;
contractnr 8486
:
1
3.
partner de ongehuwde persoon die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is; dan wel geen broer of zus relatie heeft met de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en bij diens overlijden met hem/haar samenwoont krachtens een voor de pensioendatum aangegaan partnerschap als bedoeld onder 1;
m.
partnerschap
:
de gezamenlijke huishouding die de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met zijn/haar partner (als bedoeld onder l3) blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract gedurende ten minste een half jaar voert; in dit contract moeten enige vermogensrechtelijke aangelegenheden worden geregeld; het contract is niet vereist als de gezamenlijke huishouding al - aantoonbaar - ten minste 5 jaar onafgebroken bestaat;
n.
kinderen
:
1.
2.
de kinderen die zijn geboren uit een voor de pensioendatum door de (gewezen) deelnemer aangegaan huwelijk, alsmede de kinderen die reeds voor de pensioendatum op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer zijn komen te staan; de pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer die door hem/haar als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen voor de pensioendatum
o.
pensioendatum
:
de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd (zou hebben) bereikt, dan wel de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer met vervroegd of uitgesteld pensioen gaat;
p.
scheiding
:
echtscheiding, scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden en ontbinding van het geregistreerd partnerschap op verzoek van één van de partners of beëindiging van het partnerschap. beëindiging van een geregistreerd partnerschap door omzetting in een huwelijk en omzetting van het partnerschap in een geregistreerd partnerschap of huwelijk vallen niet onder het begrip scheiding.
q.
scheidingsdatum
contractnr 8486
:
1.
de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
2.
de datum waarop de beschikking van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.
de datum waarop de rechtelijke uitspraak na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
4.
de datum waarop de gezamenlijke verklaring na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
5.
de datum waarop de partners die een gezamenlijke huishouding voerden, hun gezamenlijke huishouding hebben beëindigd, blijkens een schriftelijke verklaring van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
2
r.
verzekeraar
:
een verzekeraar die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 2:27 van de Wet op het financieel toezicht
s.
werknemer
:
degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek met de aangesloten onderneming heeft
t.
pensioenovereenkomst:
hetgeen tussen de aangesloten onderneming en de werknemer bij arbeidsovereenkomst is overeengekomen inzake pensioen met inachtneming van hoofdstuk 2 van de Pensioenwet
u.
uitvoeringsovereenkomst:
een overeenkomst tussen de aangesloten onderneming en het fonds die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de Pensioenwet
v.
bpf:
Stichting Pensioenfonds Recreatie
w.
loonindex:
het peil van de lonen op 1 oktober van enig jaar ten opzichte van het daaraan voorgaande jaar. Deze index wordt gebaseerd op de algemeen voor de verblijfsrecreatie, zweminrichtingen en buitensportondernemingen geldende loonontwikkeling volgens de CAO Recreatie
x.
prijsindex:
de stijging van de consumentenprijsindex (cpi) alle huishoudens zoals vastgesteld en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hierbij wordt de cpi in aanmerking genomen zoals die geldt op 1 oktober voorafgaande aan de indexatie ten opzichte van de cpi op 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar
y.
VUTbz:
regeling voor vrijwillige vervroegde uittreding op basis van de Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillige Vervroegde Uittreding Bad- en Zweminrichtingen 1 juli 2008 tot 1 juli 2013
Artikel 2.
Deelnemerschap
1.
In deze pensioenregeling wordt opgenomen de werknemer die op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst is van een aangesloten onderneming en 21 jaar of ouder is.
2.
Op de ingangsdatum van deze pensioenregeling is opgenomen de werknemer die op die datum aan de gestelde opnemingsvereisten voldoet. De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling de opnameleeftijd bereikt, wordt opgenomen op de eerste dag van de maand waarin de opnameleeftijd wordt bereikt. De werknemer die eerst na de ingangsdatum van deze pensioenregeling in dienst treedt en de opnameleeftijd reeds heeft bereikt, wordt opgenomen op de dag van in dienst treden.
contractnr 8486
3
3.
4.
Het deelnemerschap eindigt: a.
bij overlijden van de deelnemer;
b.
op de pensioendatum;
c.
bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met een aangesloten onderneming voor de pensioendatum; de deelneming eindigt echter niet door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een aangesloten onderneming vóór de pensioendatum wegens vervroegd uittreden (VUTbz) of wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in verband waarmee de verzekeraar gehele of gedeeltelijke premievrijstelling verleent.
d.
bij beëindiging van de aansluiting van een onderneming bij het fonds zonder dat de werknemers direct aansluitend overgaan in dienst van een andere aangesloten onderneming.
Het dagelijks bestuur kan op verzoek van een aangesloten onderneming toestaan, dat een bij die onderneming in dienst zijnde werknemer die niet voldoet aan de eisen van het deelnemerschap als omschreven in lid 1, toch als deelnemer toetreedt, echter uitsluitend voor zover dat niet in strijd is met enige wettelijke voorschriften. Artikel 3.
1.
Pensioenaanspraken
De deelnemer heeft aanspraak op: -
levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf; levenslang nabestaandenpensioen voor zijn/haar nabestaande; wezenpensioen voor zijn/haar pensioengerechtigde kinderen.
Dit pensioenreglement is een vastlegging van de pensioenovereenkomst tussen werkgever en werknemer en heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. 2.
De deelnemer heeft op elk moment slechts aanspraak op nabestaandenpensioen voor één echtgeno(o)t(e) of partner.
3.
Bij overlijden van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient zijn/haar partner zich bij het fonds te melden en ten genoegen van het fonds aan te tonen dat ten tijde van dit overlijden werd voldaan aan de reglementaire vereisten met betrekking tot partner en partnerschap. Indien de ongehuwde gewezen deelnemer na de pensioendatum overlijdt, dient tevens te worden aangetoond dat het partnerschap al voor de pensioendatum bestond.
4.
Indien de werknemer na aanvankelijk afstand te hebben gedaan van aanspraken uit hoofde van deze pensioenregeling, verzoekt om alsnog in de pensioenregeling te worden opgenomen, is inwilliging van dit verzoek in ieder geval mede afhankelijk van de voorwaarden die de verzekeraar stelt.
5.
De aanspraken worden mede beheerst door hetgeen het fonds en de verzekeraar overeenkomen.
Artikel 4.
Algemene begrenzing van de toezegging
1.
De aanspraken worden gebaseerd op een pensioengevend salaris dat niet hoger is dan het maximum pensioengevend salaris dat de verzekeraar hanteert voor de acceptatie van de verzekeringen.
2.
Salarisverhogingen in enig jaar worden voor de berekening van de aanspraken tot ten hoogste 25% in aanmerking genomen, met inachtneming van het in het vorige lid genoemde maximum.
contractnr 8486
4
Artikel 5.
Pensioengrondslag en deelnemingsjaren
1.
Op de dag van opneming en vervolgens jaarlijks op 1 januari wordt met inachtneming van het bepaalde in lid 6 voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris (als omschreven in lid 3) verminderd met de franchise (als omschreven in lid 4).
3.
Onder pensioengevend salaris wordt verstaan 12 maal het vaste maandsalaris dat geldt op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag, vermeerderd met de vakantietoeslag, de dertiende maand en het salaris over de meeruren.
4.
De hoogte van de franchise in enig jaar is gelijk aan de voor dat jaar volgens de fiscale wetgeving minimaal vereiste franchise bij het opbouwpercentage voor het levenslang ouderdomspensioen zoals is opgenomen in artikel 6, lid 2. De franchise bedraagt per 1 januari 2013 € 12.104,-.
5.
Deelnemingsjaren zijn de jaren tussen de datum van opneming in de regeling en (uiterlijk) de pensioendatum. De deelnemingsjaren worden bepaald in dagen, waarbij een maand dertig dagen bevat. Voor de pensioenberekening worden maximaal 44 deelnemingsjaren in aanmerking genomen. De eventuele dienstjaren gelegen vóór de eerste dag van de maand waarin de 21ste verjaardag van de deelnemer valt, worden niet als deelnemingsjaren beschouwd.
6.
Voor de berekening van de pensioengrondslag van een parttimer wordt het jaarsalaris herleid tot het bedrag dat bij een normale arbeidstijd zou gelden.
7.
Voor elke parttimer wordt na afloop van het betreffende jaar een parttimepercentage vastgesteld op basis van het daadwerkelijk gewerkte aantal uren en de normale arbeidsuren volgens de CAO of de arbeidsvoorwaarden van Sportfondsen Nederland NV. Het parttimepercentage bedraagt maximaal 100%. Zowel de pensioenaanspraken als de risicoverzekeringen over het betreffende jaar worden gebaseerd op het aldus vastgestelde parttimepercentage. Voor de bepaling van de deelnemingsjaren van parttimers wordt elk deelnemingsjaar vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde parttimefactor.
8.
De pensioengrondslag van de deelnemer die een uitkering geniet krachtens de VUTbz-regeling is gelijk aan de pensioengrondslag direct voorafgaande aan het moment van aanvang van deze uitkering. Voor de bepaling van deelnemersjaren van deze deelnemer wordt elke deelnemersjaar vermenigvuldigd met het gemiddeld parttimepercentage over de drie voorafgaande kalenderjaren aansluitend aan het moment van de aanvang van deze uitkering. De pensioengrondslag van deze deelnemer wordt ieder jaar per 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van de loonindex .
9.
Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
Artikel 6.
Levenslang ouderdomspensioen
1.
Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de gepensioneerde.
2.
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is gelijk aan 1,76% van de voor elk volbracht deelnemingsjaar vastgestelde pensioengrondslag.
contractnr 8486
5
Artikel 7. 1.
Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen
In geval van scheiding heeft de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is van overeenkomstige toepassing bij beëindiging van het partnerschap.
2.
Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen 2 jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld. Het fonds betaalt dan het aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner. Deze uitbetaling aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde, maar uiterlijk bij het eerdere overlijden van de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner.
3.
Het fonds kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat hij nog moet uitkeren vanaf een maand nadat hij het daartoe bestemde, correct ingevulde “mededelingsformulier” heeft ontvangen. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de gescheiden echt-geno(o)t(e) of partner het recht op verevening uitsluitend nog jegens de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen.
4.
In geval van einde van het huwelijk door echtscheiding kunnen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner het fonds om conversie verzoeken. Hieronder wordt verstaan de omzetting van de aanspraak van de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner op het hem/haar uit te betalen deel van het ouderdomspensioen en zijn/haar op grond van artikel 9 “Bepalingen in geval van scheiding” verkregen aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen (onder verval van beide aanspraken) in een voor hem/haar zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Het fonds is niet verplicht aan conversie mee te werken en kan - eventueel in overleg met de verzekeraar (medische) voorwaarden aan de conversie verbinden.
5.
Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner toekomende deel ervan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de gescheiden echtgeno(o)t(e); bij conversie is de vermindering echter blijvend.
6.
Het fonds is bevoegd de kosten van de verevening aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner in rekening te brengen (ieder voor de helft).
7.
Het fonds verstrekt aan de gescheiden echtgeno(o)t(e) of partner een bewijsstuk van het hem/haar toekomende deel van het te verevenen pensioen. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een kopie van het fonds.
8.
Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen dan wel een andere toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn/haar echtgeno(o)t(e) of partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Voor een dergelijke afwijking is de schriftelijke toestemming van het fonds nodig. Het fonds of de verzekeraar kan in een dergelijk geval een afwijkende premie en /of afwijkende voorwaarden stellen. De eventuele extra premie wordt door het fonds aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in rekening gebracht.
contractnr 8486
6
Artikel 8.
Levenslang nabestaandenpensioen
1.
Het levenslange nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van zijn/haar nabestaande. Het jaarlijkse levenslange nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen waarop hij/zij bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
2.
Indien uitruil conform artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen” heeft plaatsgevonden, heeft de (gewezen) nabestaande van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op nabestaandenpensioen. Indien geen uitruil heeft plaatsgevonden, heeft de nabestaande van de gewezen deelnemer of gepensioneerde geen aanspraak op nabestaandenpensioen.
Artikel 9.
Bepalingen in geval van scheiding
1.
In geval van scheiding van de gewezen deelnemer, of gepensioneerde heeft zijn/haar gewezen echtgeno(o)t(e) dan wel gewezen partner aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen, indien ouderdomspensioen is uitgeruild in nabestaandenpensioen en wezenpensioen overeenkomstig artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen”.
2.
Het bijzondere nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde en het wordt uitgekeerd tot en met de dag van overlijden van de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner.
3.
Een volgende echtgeno(o)t(e) of partner heeft aanspraak op een (verlaagd) nabestaandenpensioen. Het verlaagde nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen overeenkomstig het artikel "Levenslang nabestaandenpensioen", lid 2, verminderd met het bijzondere nabestaandenpensioen.
4.
In geval van scheiding na beëindiging van het deelnemerschap, heeft een volgende echtgeno(o)t(e) of partner geen aanspraak op nabestaandenpensioen.
5.
Indien het (geregistreerd) partnerschap voor de pensioendatum eindigt wegens huwelijk van de (gewezen) deelnemer met zijn/haar partner vindt het in de voorgaande leden geen toepassing. De aanspraak op nabestaandenpensioen gaat in dat geval ongewijzigd over op de echtgeno(o)t(e) of partner.
6.
De bij scheiding betrokken partijen zullen daarvan terstond schriftelijk mededeling doen aan de verzekeraar onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. De ongehuwde gewezen deelnemer of gepensioneerde zal het fonds daarvan terstond schriftelijk mededeling doen onder overlegging van een door de gewezen deelnemer of gepensioneerde en zijn/haar gewezen partner ondertekende verklaring. De handtekening van de gewezen deelnemer of gepensioneerde volstaat indien deze ten genoegen van het fonds aantoont zich voldoende te hebben ingespannen om de handtekening van zijn/haar partner te verkrijgen en deze op de betreffende reglementsbepalingen te hebben gewezen. Hierbij is van belang dat een eventueel bijzonder nabestaandenpensioen voor de gewezen partner slechts ontstaat indien zowel de gewezen deelnemer of gepensioneerde als de gewezen partner de verklaring inzake de beëindiging van het partnerschap hebben ondertekend. Noch het fonds noch de verzekeraar is aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding. Het fonds zal aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner een bewijsstuk verstrekken van het voor haar/hem verzekerde pensioen.
7.
Het bepaalde in lid 8 van het artikel “Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen” is van overeenkomstige toepassing.
contractnr 8486
7
8.
De gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een andere (gewezen) echtgeno(o)t(e) of (gewezen) partner van de overleden gewezen deelnemer, mits: a. het fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; en c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
Artikel 10. 1.
Wezenpensioen
Na overlijden van de deelnemer gaat voor ieder van de pensioengerechtigde kinderen een wezenpensioen in. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die: a. b.
jonger zijn dan 18 jaar; 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang: -
-
hun voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep, of zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om ten minste 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
2.
Elk wezenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer, maar niet eerder dan op de dag waarop het kind nadien pensioengerechtigd wordt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de dag waarop het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of voordien overlijdt.
3.
Het wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen, waarop hij/zij bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
4
Indien uitruil in nabestaanden- en wezenpensioen conform artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen” heeft plaatsgevonden, heeft het kind van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Indien geen uitruil heeft plaatsgevonden, heeft het kind van de gewezen deelnemer of gepensioneerde geen aanspraak op wezenpensioen.
5.
Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra er geen ouder (meer) is. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het pensioengerechtigd kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
Artikel 11.
Uitbetaling van de pensioenen
1.
De pensioenen worden door het fonds achteraf uitbetaald in maandelijkse termijnen, op de laatste dag van elke kalendermaand.
2.
Alle uitbetalingen geschieden in euro’s ten kantore van het fonds, tenzij het dagelijks bestuur met de gerechtigde anders overeenkomt.
3.
Op alle uitbetalingen zullen de wettelijke of uit andere hoofde voorgeschreven inhoudingen plaatsvinden.
contractnr 8486
8
4.
De uitbetalingen door het fonds zullen als volgt geschieden: a.
het ouderdomspensioen aan de gepensioneerde (een en ander met inachtneming van het bepaalde in het artikel “Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen”);
b.
het nabestaandenpensioen aan de nabestaande;
c.
het bijzondere nabestaandenpensioen aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner;
d.
het wezenpensioen aan de pensioengerechtigde kinderen. Indien en zolang een pensioengerechtigd kind minderjarig is geschiedt de uitbetaling aan diens wettelijke vertegenwoordiger, behoudens de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om de uitbetalingen in een zodanig geval geheel of gedeeltelijk te doen aan de daadwerkelijke verzorger of verzorgster van het pensioengerechtigde kind, met inachtneming van de door de wet gestelde regels.
5.
Het dagelijks bestuur kan de verzekeraar verzoeken de uitbetalingen rechtstreeks aan de gerechtigde te doen geschieden.
6.
Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2013: € 451,22).
7.
De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het dagelijks bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 1 bij dit pensioenreglement.
8.
Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop.
Artikel 12. 1.
Voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid
Op de dag waarop voor de deelnemer de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aanvangt: -
wordt met inachtneming van de desbetreffende voorwaarden van de verzekeraar gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend;
-
blijven tijdens de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid de onmiddellijk voorafgaande aan dat moment voor hem/haar verzekerde reglementaire aanspraken waarvoor vrijstelling van premiebetaling is verleend van kracht; gedurende deze periode worden geen andere aanspraken meer verkregen en worden wijzigingen in de pensioengrondslag en/of het pensioenreglement voor hem/haar niet in aanmerking genomen.
2.
Indien de deelnemer wordt ontslagen gedurende een periode van arbeidsongeschiktheid zal het bepaalde in lid 3 van het artikel “Einde van de deelneming” toepassing vinden.
3.
In geval door de verzekeraar wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de deelnemer geen respectievelijk een gedeeltelijke bijdrage verschuldigd gedurende de periode waarin de vrijstelling van kracht is.
4.
De regeling omtrent gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de daarbij behorende vrijstelling van periodieke premies is de volgende:
contractnr 8486
9
Mate van arbeidsongeschiktheid a. 80 % -100% b. 65 % - 80 % c. 55 % - 65 % d. 45% - 55% e. 35% - 45% f. 0% - 35%
Artikel 13.
Mate van voortzetting van pensioenopbouw 100% 72,5% 60% 50% 40% 0%
Kosten en financiering
1.
De financiering van de reglementaire pensioenaanspraken geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van een kostendekkende premie door de aangesloten ondernemingen zoals bepaald in de uitvoeringsovereenkomsten tussen het fonds en de afzonderlijke aangesloten ondernemingen. Met inachtneming van deze uitvoeringsovereenkomsten worden de kosten van de pensioenregeling door alle aangesloten ondernemingen en de deelnemers gezamenlijk gedragen. De totale bijdrage bedraagt 19,4% van de pensioengrondslag.
2.
Iedere deelnemer is uiterlijk tot de pensioendatum een jaarlijkse bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage is gelijk aan 9,7% van de pensioengrondslag. De deelnemersbijdrage is uitsluitend bestemd voor de financiering van pensioenaanspraken over toekomstige diensttijd. De deelnemersbijdrage wordt door de aangesloten onderneming van het salaris van de betrokken deelnemer ingehouden in dezelfde termijnen als waarin het salaris aan hem/haar verschuldigd is. Voor de vaststelling van de jaarlijkse bijdrage van een parttimer wordt zijn/haar pensioengrondslag vermenigvuldigd met het voor hem/haar geldende parttimepercentage (als omschreven in het artikel “Pensioengrondslag en deelnemingsjaren”, lid 7).
3.
Indien de financiële toestand van het fonds dit naar het oordeel van het algemeen bestuur toelaat, kan het algemeen bestuur, onder goedkeuring van de kernvergadering en met inachtneming van de bepalingen van de met de aangesloten ondernemingen gesloten uitvoeringsovereenkomst, de totale bijdrage over enige periode vaststellen op een lager percentage dan 19,4% per jaar en/of de bijdrage van de deelnemers over enige periode vaststellen op een lager percentage dan 9,7% per jaar. Een dergelijke premiekorting kan alleen worden toegepast indien aan de betreffende eisen van de Pensioenwet wordt voldaan.
4.
De aangesloten ondernemingen betalen op elke premievervaldag de ingevolge voormelde uitvoeringsovereenkomst verschuldigde bijdragen aan het fonds.
5.
In geval van arbeidsongeschiktheid is aangaande de kosten en de deelnemersbijdrage het bepaalde in het artikel "Arbeidsongeschiktheid" van toepassing.
6.
In geval de VUTbz stichting bijdraagt aan de opbouw van pensioenaanspraken, wordt dit bedrag in mindering gebracht op de bijdrage zoals bepaald in het lid 1. Indien de deelnemer een uitkering geniet krachtens de VUTbz-regeling en daarbij geen arbeid verricht, is geen deelnemersbijdrage verschuldigd. Indien de deelnemer een uitkering geniet krachtens de VUTbz-regeling en daarbij wel arbeid verricht, komt de bijdrage van de VUTbz stichting in mindering op de deelnemersbijdrage voor zover deze tezamen met de totale premiebijdrage op basis van het gestelde in de leden 1 tot en met 7 van het artikel “Pensioengrondslag en deelnemingsjaren”, het gestelde in lid 1 te boven gaat.
Artikel 14. 1.
Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
De aangesloten onderneming heeft het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De aangesloten onderneming kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
contractnr 8486
10
2.
Het fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst.
3.
Ingeval van wijziging van de pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de Pensioenwet.
4.
De aangesloten onderneming kan zich bij het sluiten of wijziging van de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de premiebetaling, voorzover deze betrekking heeft op de bijdrage van de aangesloten onderneming, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen. Indien de aangesloten onderneming van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal hij met het algemeen bestuur in overleg treden over de wijze waarop de beëindiging van zijn bijdrage wordt doorgevoerd. De pensioenovereenkomst zal dan gewijzigd worden of worden beëindigd. Het fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. De deelnemers zullen hiervan door het algemeen bestuur in kennis worden gesteld.
Artikel 15. 1.
Uitvoering van de pensioenregeling. Verzekeringen
Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de uitvoering van dit pensioenreglement en dient aan het bestuur of de verzekeraar alle gevraagde inlichtingen, die voor de uitvoering van de pensioenregeling en/of voor de verzekering van belang zijn (onder meer bij scheiding) te verstrekken, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden. Voor zover door onjuiste inlichtingen van de zijde van de belanghebbende of ten gevolge van diens nalatigheid in het geven van inlichtingen de uit dit pensioenreglement voor het fonds voortvloeiende pensioenverplichtingen niet door verzekeringen zijn gedekt, kan ter zake aan dit pensioenreglement geen recht op pensioen worden ontleend.
2.
Voor de verzekeringen geldt de tussen de verzekeraar en het fonds gesloten overeenkomst voor collectieve verzekeringen met de daarbij behorende verzekeringsvoorwaarden en aanvullende voorwaarden. Deze voorwaarden liggen voor belanghebbenden ter inzage bij het fonds. In de door de verzekeraar afgegeven verzekeringsovereenkomst is het fonds als begunstigde van de pensioenen aangewezen.
3.
De financiering van de verzekering voor ouderdomspensioen geschiedt tegen periodieke stortingskoopsommen. De pensioenaanspraak op ouderdomspensioen uit hoofde van dit reglement worden tijdsevenredig gefinancierd. De verhoging van de reeds opgebouwde aanspraken - als bedoeld in het artikel “Toeslagverlening”, geschiedt jaarlijks tegen een eenmalige koopsom. Voor de verzekeringen van nabestaanden- en wezenpensioen worden risicopremies betaald.
4.
De premies voor de gesloten verzekeringen zijn door het fonds bij vooruitbetaling aan de verzekeraar verschuldigd.
Artikel 16. 1.
Einde van de deelneming
In geval van einde van het deelnemerschap voor de pensioendatum vanwege beëindiging van de arbeidsovereenkomst, worden de op zijn/haar leven gesloten verzekeringen op de ontslagdatum premievrij gemaakt (tenzij de uitzonderingsgevallen - als omschreven in het artikel “Deelnemerschap”, lid 3, onder c, van toepassing zijn).
contractnr 8486
11
2.
De gewezen deelnemer verkrijgt dan een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen. De aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen komen te vervallen. Indien uitruil plaatsvindt conform artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen” verkrijgt de gewezen deelnemer, afhankelijk van de gemaakte keuze, een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
3.
Indien op de ontslagdatum wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in de voorgaande leden uitsluitend plaats voorzover de vrijstelling van premiebetaling niet geldt. Zodra na ontslag gehele of gedeeltelijke intrekking van de vrijstelling van premiebetaling plaatsvindt, vindt voorzover de vrijstelling van premiebetaling komt te vervallen, het bepaalde in de voorgaande leden toepassing op het overeenkomstige deel van het pensioen. In de plaats van de ontslagdatum wordt dan gelezen de datum waarop de premievrijstelling geheel of gedeeltelijk eindigt.
4.
Gedurende een periode van tussen de aangesloten onderneming en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voorzover dit nabestaandenpensioen uitgaat boven nabestaandenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit nabestaandenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
5.
Indien een gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, overlijdt tijdens de periode dat hij deze uitkering ontvangt, heeft zijn nabestaande recht op een nabestaandenpensioen waarop hij/zij bij deelneming tot de pensioendatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen. Daarbij wordt rekening gehouden met het nabestaandenpensioen verkregen op grond van artikel “Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen”. Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing op de gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland. Artikel 17.
1.
Waardeoverdracht
Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de bij ontslag volgens het artikel "Einde van de deelneming” verkregen aanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Het bepaalde in de voorgaande alinea is op overeenkomstige wijze van toepassing op een werknemer die deelnemer wordt in de onderhavige pensioenregeling.
2.
Overdracht zal plaatsvinden indien het een individueel ontslag anders dan door pensionering betreft. De overdracht zal niet plaatsvinden indien naar het oordeel van De Nederlandsche Bank de financiële toestand van het fonds zich tegen de overdracht verzet.
3.
Een (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, dient - binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever - een verzoek om een berekening van de aanspraken die uit de overdracht voortvloeien aan de nieuwe werkgever te richten. De pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever zal een opgave van die aanspraken verstrekken.
4.
Overdracht van de waarde van het nabestaandenpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de eventuele echtgeno(o)t(e) of partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele bijzondere nabestaandenpensioen kan niet worden overgedragen.
5.
Een waarde die het fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen.
contractnr 8486
12
Artikel 18.
Uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen
1.
Indien een (gewezen) deelnemer nabestaandenpensioen heeft verworven als gevolg van uitruil van ouderdomspensioen, heeft de (gewezen) deelnemer het recht het nabestaandenpensioen op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk uit te ruilen voor extra ouderdomspensioen.
2.
Het uit te ruilen nabestaandenpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris. Het uit te ruilen nabestaandenpensioen wordt hierbij opgevat met inbegrip van 70% van de voor dat jaar geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met vakantietoeslag.
3.
Bij uitruil van een aanspraak van € 10,00 op nabestaandenpensioen, wordt het ouderdomspensioen met € 2,07 verhoogd. Deze sekseneutrale factor is geldig tot en met 31 december 2014. Het bijzondere nabestaandenpensioen kan niet in de ruil worden betrokken.
4.
Het verzoek tot ruilen dient schriftelijk tenminste 6 maanden voor de pensioendatum door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de echtgeno(o)t(e) of partner van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend.
5.
De uit lid 3 af te leiden verhogingsfactor voor uitruil kan jaarlijks door het fonds herzien worden.
Artikel 19.
Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wezenpensioen
1.
De (gewezen) deelnemer heeft op de datum waarop - het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, - het ouderdomspensioen ingaat - de (gewezen) deelnemer huwt, een geregistreerde partnerrelatie aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren - het eerste kind, tot wie de (gewezen) deelnemer als ouder in familierechtelijke betrekking staat, wordt geboren de keuzemogelijkheid om een gedeelte van zijn aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
2.
Het totale nabestaandenpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen na omzetting niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
3.
De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het dagelijks bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement.
4.
Het recht op omzetting geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
5.
De (gewezen) deelnemer dient op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt, doch uiterlijk 6 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk aan het fonds zijn keuze kenbaar te maken.
contractnr 8486
13
Artikel 20.
Clausule bovenmatigheid
Op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 mag het totaal van pensioen op het tijdstip van ingang, behoudens enkele toegestane uitzonderingen, niet meer bedragen dan de volgende maxima: -
ouderdomspensioen: nabestaandenpensioen:
-
wezenpensioen:
100% van het pensioengevend loon. 70% van het pensioengevend loon, dat de deelnemer op de pensioendatum binnen dezelfde functie zou kunnen bereiken. 14% van het pensioengevend loon, dat de deelnemer op de pensioendatum binnen dezelfde functie zou kunnen bereiken. Voor volle wezen geldt een verdubbeling van dit percentage.
Deze maxima dienen te worden opgevat met inbegrip van de voor dat jaar geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag zoals omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, onderdeel b, van de Algemene ouderdomswet, zoals voorgeschreven in de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 21. 1.
Vervroegde of uitgestelde ingang en variabele hoogte van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om de pensioendatum voor de ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen. De vroegst mogelijke pensioendatum is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt. De laatst mogelijke pensioendatum is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt.Het vervroegen van de pensioendatum voor de ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen is, indien dit een datum is gelegen vóór de 60-jarige leeftijd, slechts mogelijk voor zover de (gewezen) deelnemer zijn arbeidsovereenkomst met een werkgever voor de overeenkomstige arbeidsuren heeft beëindigd. De (gewezen) deelnemer dient voor het deel van het ouderdomspensioen dat nog niet is ingegaan een arbeidsovereenkomst met een werkgever te hebben. Het uitstellen van de pensioendatum voor de ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen is slechts mogelijk na uitdrukkelijke instemming van de aangesloten onderneming en voor zover de (gewezen) deelnemer zijn arbeidsovereenkomst met een werkgever voor de overeenkomstige arbeidsuren voortzet. De (gewezen) deelnemer dient voor het deel van het ouderdomspensioen dat wordt uitgesteld een arbeidsovereenkomst met een werkgever te hebben.
2.
Bij vervroegde ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen zullen de pensioenen naar rato worden gekort volgens een actuarieel en sekseneutrale berekeningsmethodiek. Het vervroegde ouderdomspensioen is gelijk aan een factor vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot en met de vervroegde pensioendatum. De factoren luiden als volgt: Leeftijd 55 56 57 58 59
Factor 0,513 0,544 0,578 0,615 0,655
Leeftijd 60 61 62 63 64
Factor 0,700 0,748 0,802 0,861 0,927
Voor de berekening van het pensioen bij vervroeging van de pensioendatum dient het opgebouwde pensioen op de vroegpensioendatum (dus niet het verzekerde bedrag) vermenigvuldigd te worden met de vermelde factor. Deze sekseneutrale factoren zijn geldig tot en met 31 december 2014. Voorbeeld 1 Als op 60 jaar een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 4.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) dan kan daarvoor een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan: 0,700 (vermenigvuldigingsfactor) x € 4.000,- = € 2.800,- per jaar (ingaand op leeftijd 60). Voorbeeld 2 Als op 61 jaar en 7 maanden een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 4.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) dan wordt de factor door interpolatie tussen de factoren voor de leeftijden van 61 en 62 jaar gelijk aan: contractnr 8486
14
0,748 + 7/12 x (0,802-0,748) = 0,7795 en kan een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen van 0,7795 x € 4.000,- = € 3.118,- per jaar (ingaand op leeftijd 61 jaar en 7 maanden). Voorbeeld 3 Als op 60 jaar een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 4.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) kan een deelnemer ook kiezen voor gedeeltelijk vervroegen. De helft van het opgebouwde ouderdomspensioen (€ 2.000) zou vervroegd kunnen worden. Daarvoor kan een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan: 0,700 (vermenigvuldigingsfactor) x € 2.000,- = € 1.400,- per jaar (ingaand op leeftijd 60). Het niet vervroegde deel van het ouderdomspensioen van € 2.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) blijft van kracht. Vanaf leeftijd 65 ontvangt de deelnemer € 3.400,- per jaar plus het pensioen dat de deelnemer nog heeft opgebouwd voor het deel dat hij heeft doorgewerkt. 3.
Bij uitgestelde ingang van (een deel van) het ouderdomspensioen zullen de pensioenen naar rato worden verhoogd volgens een actuarieel en sekseneutrale berekeningsmethodiek. Het uitgestelde ouderdomspensioen is gelijk aan een factor vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt. De factoren luiden als volgt: Leeftijd 65 jaar en 1 maand 65 jaar en 2 maanden 65 jaar en 3 maanden 65 jaar en 4 maanden 65 jaar en 5 maanden 65 jaar en 6 maanden 65 jaar en 7 maanden 65 jaar en 8 maanden 65 jaar en 9 maanden 65 jaar en 10 maanden 65 jaar en 11 maanden 66 jaar
Factor 1,007 1,014 1,020 1,027 1,034 1,041 1,047 1,054 1,061 1,068 1,074 1,081
Leeftijd 66 jaar en 1 maand 66 jaar en 2 maanden 66 jaar en 3 maanden 66 jaar en 4 maanden 66 jaar en 5 maanden 66 jaar en 6 maanden 66 jaar en 7 maanden 66 jaar en 8 maanden 66 jaar en 9 maanden 66 jaar en 10 maanden 66 jaar en 11 maanden 67 jaar
Factor 1,089 1,096 1,104 1,111 1,119 1,126 1,134 1,141 1,149 1,156 1,164 1,171
68 jaar 69 jaar 70 jaar
1,272 1,386 1,514
Voor de berekening van het pensioen bij uitstel van de pensioendatum dient het opgebouwde pensioen op de (oorspronkelijke) pensioendatum vermenigvuldigd te worden met de vermelde factor. Deze sekseneutrale factoren zijn geldig tot en met 31 december 2014. Voorbeeld 1 Als op 65 jaar een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 4.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) dan kan daarvoor bij uitstel tot leeftijd 65 jaar en 8 maanden een ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan: 1,054 (vermenigvuldigingsfactor) x € 4.000,- = € 4.216,- per jaar (ingaand op leeftijd 65 jaar en 8 maanden). Voorbeeld 2 Als de pensioeningang wordt uitgesteld tot leeftijd 67 jaar en 3 maanden en op leeftijd 65 een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 4.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) dan wordt de factor door interpolatie tussen de factoren voor de leeftijden van 67 en 68 jaar gelijk aan: 1,171 + 3/12 x (1,272 – 1,171) = 1,1963 en kan een direct ingaand ouderdomspensioen worden verkregen van 1,1963 x € 4.000,- = € 4.785,- per jaar (ingaand op leeftijd 67 jaar en 3 maanden). Voorbeeld 3 Als op 65 jaar een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 4.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) kan een deelnemer ook kiezen voor gedeeltelijk uitstellen. De helft van het opgebouwde ouderdomspensioen (€ 2.000) zou bijvoorbeeld uitgesteld kunnen worden tot leeftijd 65 jaar en 8 maanden. Daarvoor kan een contractnr 8486
15
uitgesteld ouderdomspensioen worden verkregen gelijk aan: 1,054 (vermenigvuldigingsfactor) x € 2.000,= € 2,108,- per jaar (ingaand op leeftijd 65 jaar en 8 maanden). Het niet uitgestelde deel van het ouderdomspensioen van € 2.000,- per jaar gaat direct op leeftijd 65 in. Vanaf leeftijd 65 jaar en 8 maanden ontvangt de deelnemer € 4.108,- per jaar. 3.
Het verzoek tot vervroeging van de pensioendatum dient ten minste 6 maanden voor de gewenste pensioendatum door de (gewezen) deelnemer schriftelijk bij het fonds te zijn ingediend. Een verzoek tot uitstel van de pensioendatum dient ten minste 6 maanden vóór de oorspronkelijke pensioendatum bij het fonds te zijn ingediend. Het fonds zal de (gewezen) deelnemer dan mededelen onder welke precieze voorwaarden vervroeging of uitstel mogelijk is.
4.
De (gewezen) deelnemer kan met schriftelijke toestemming van de partner op ingangsdatum van het ouderdomspensioen het fonds verzoeken variatie in de hoogte van de ouderdomsuitkeringen toe te staan. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze tussen: - de eerste 5 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering; - de eerste 10 jaar een hogere uitkering gevolgd door een lagere uitkering; De lagere uitkering bedraagt 75% van de hoge uitkering. Het verhoogde ouderdomspensioen is gelijk aan een factor vermenigvuldigd met het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot en met de (vervroegde) pensioendatum. De factoren luiden als volgt: Leeftijd 55 56 57 58 59 60 61 62
5 jaar hoog 1,223 1,221 1,219 1,217 1,214 1,212 1,209 1,207
10 jaar hoog 1,147 1,144 1,141 1,138 1,135 1,131 1,128 1,124
Leeftijd 63 64 65 66 67 68 69 70
5 jaar hoog 1,204 1,200 1,197 1,194 1,190 1,187 1,182 1,178
10 jaar hoog 1,120 1,116 1,111 1,107 1,103 1,098 1,093 1,088
Het verzoek tot variatie in de uitkering dient ten minste 6 maanden vóór de beoogde vervroegde pensioendatum door de (gewezen) deelnemer schriftelijk bij het fonds te worden ingediend. Het fonds zal de (gewezen) deelnemer dan meedelen onder welke precieze voorwaarden variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen mogelijk is. Deze sekseneutrale factoren zijn geldig tot en met 31 december 2014. Voorbeeld Als op 65 jaar een ouderdomspensioen is opgebouwd van € 10.000,- per jaar (ingaand op leeftijd 65) en een nabestaandenpensioen van € 7.000,- dan kunnen hiervoor de volgende pensioenen worden verkregen voor een hoog-laag periode van 5 jaar. Van 65 tot 70 jaar een ouderdomspensioen van € 11.970,- per jaar en vanaf 70 jaar een ouderdomspensioen van € 8.977,50 per jaar. Het nabestaandenpensioen blijft ongewijzigd € 7.000,- per jaar ingaande na het overlijden van de deelnemer.
Artikel 22. 1.
Verrekening van elders verworven aanspraken
Indien een deelnemer gedurende het deelnemerschap aan het fonds tevens elders pensioenrechten verwerft op grond van verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zullen die elders verworven rechten - voor zover ze betrekking hebben op de deelnemingsjaren aan het fonds - worden verrekend met de op grond van het onderhavige reglement te verkrijgen pensioenaanspraken. Tevens zal in dergelijke gevallen de elders eventueel verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering worden gebracht op de bijdrage die de deelnemer op grond van dit reglement verschuldigd is.
contractnr 8486
16
2.
Het dagelijks bestuur kan besluiten - onder meer om redenen van administratief belang - niet de exacte elders verworven pensioenbedragen over de deelnemingsjaren bij het fonds en de precieze elders verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering te brengen op de reglementaire bedragen. In plaats daarvan zullen dan voor de betrokken deelnemers algemene rekenregels worden gehanteerd waarbij de elders verworven rechten rechtstreeks (globaal) worden ingebouwd in de pensioenberekening.
3.
Het dagelijks bestuur zal de betrokken deelnemers inlichten over de wijze waarop de verrekening wordt toegepast.
Artikel 23.
Toeslagverlening
1.
Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de procentuele stijging van de loonindex. Het algemeen bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd.
2.
Op de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten van gepensioneerden wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de procentuele stijging van de prijsindex. Het algemeen bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioenrechten worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Artikel 24.
Besteding overschot.
Indien de inkomsten van het fonds meer bedragen dan nodig is voor de financiering van de volgens de voorgaande bepalingen te sluiten verzekeringen zal het overschot worden besteed door het algemeen bestuur volgens een door het algemeen bestuur na overleg met de kernvergadering opgesteld beleidskader. Afhankelijk van de reserves van het fonds voorziet dit beleidskader achtereenvolgens in: versterking van de reserves van het fonds; toekenning van in het verleden niet volledig toegekende toeslagen van de ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken op pensioenen en korting op de reglementaire premie.
Artikel 25.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten bij tekorten
1.
Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de aangesloten onderneming onevenredig worden geschaad; en c alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet.
2.
Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3.
De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd
contractnr 8486
17
Artikel 26.
Wijziging pensioenreglement
De bepalingen van dit pensioenreglement kunnen gewijzigd worden in de gevallen en op de wijze als aangegeven in de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 27.
Informatieverstrekking aan deelnemers
1.
Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een startbrief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet.
2.
Het fonds zal op verzoek aan iedere deelnemer bij de aanvang van zijn deelnemerschap een exemplaar van de statuten en het reglement verstrekken. Het fonds zal de deelnemers op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en het reglement. Tevens stelt het dagelijks bestuur alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende statuten en reglementen.
3.
Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening.
4.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan.
5.
Het fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
6.
Het fonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
7.
Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
8.
Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; b. de uitvoeringsovereenkomst; c. de voor hem relevante informatie over beleggingen; d. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet. e. het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 of 140 van de Pensioenwet; f. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; g. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt.
9.
Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
10.
Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
11.
In verband met de bepaling in artikel 5 lid 7 zal de informatieverstrekking van de in dit artikel genoemde documenten bij wijzigingen in het deelnemerschap plaatsvinden zo spoedig mogelijk nadat deze wijzigingen in de administratie van de verzekeraar zijn verwerkt.
contractnr 8486
18
Artikel 28.
Inkoop van extra deelnemersjaren
De deelnemer kan extra deelnemersjaren ten behoeve van deze pensioenregeling inkopen. De deelnemer is hiervoor een sekseneutrale actuariële premie aan het fonds verschuldigd. De totale pensioenaanspraken zullen echter niet uitgaan boven de gestelde grenzen aan een pensioenregeling in de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 29.
Wettelijke bepalingen. Pensioenregeling
1.
De aanspraken op grond van dit pensioenreglement zijn onderworpen aan de ter zake geldende wettelijke bepalingen en met name die van de Pensioenwet, de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de Wet op de loonbelasting 1964. In geval van strijdigheid prevaleren de wettelijke bepalingen boven het gestelde in dit reglement.
2.
Als de (gewezen) deelnemer gehuwd is, is bij elke in deze pensioenregeling omschreven keuze van de (gewezen) deelnemer waaruit een verlaging voortvloeit van een reeds verleende dan wel opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen en/of nabestaandenpensioen, de schriftelijke toestemming van de echtgeno(o)t(e) benodigd. Het vorenstaande geldt niet: voor het ouderdomspensioen indien de (gewezen) deelnemer en zijn/haar echtgeno(o)t(e) het recht op verevening als bedoeld in het artikel “Gevolgen van scheiding voor het ouderdomspensioen” hebben uitgesloten; bij afkoop van gering pensioen als bedoeld in het artikel “Uitbetaling van de pensioenen”, lid 6.
3.
De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 30.
Klachten en geschillen
1.
Klachten en geschillen die betrekking hebben op de totstandkoming en uitvoering van de pensioenverzekering worden behandeld volgens het geschillenreglement zoals dat is vastgesteld op basis van de statuten van het fonds.
2.
Wanneer belanghebbende geen gebruik wil maken van deze klachtenbehandelingsmogelijkheden, of wanneer de behandeling of uitkomst voor belanghebbende niet bevredigend is, kan het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.
Artikel 31.
Datum inwerkingtreding
1.
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2010 en laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2014.
2.
De door de deelnemers tot 1 januari 2010 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen nabestaandenpensioen en wezenpensioen worden per die datum premievrij gemaakt. De premievrije pensioenaanspraken van de deelnemers worden vanaf 1 januari 2010 jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in artikel 23, lid 1. De premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en gepensioneerden worden vanaf 1 januari 2010 jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in artikel 23, lid 2.
3.
De deelnemer die op 31 december 2013 deelnemer was volgens het op die datum geldende pensioenreglement heeft aanspraak op een extra ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Deze extra pensioenaanspraken zijn gelijk aan de aanspraken zoals deze op 31 december 2013 zijn vastgesteld volgens het toen geldende pensioenreglement van het fonds, verminderd met de aanspraken zoals die op die datum zouden zijn vastgesteld volgens dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement. De extra pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen partners van deelnemers
contractnr 8486
19
worden jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in artikel 23, lid 1. De extra pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers, gewezen partners van gewezen deelnemers en pensioenrechten van pensioengerechtigden worden jaarlijks verhoogd conform het bepaalde in artikel 23, lid 2. 4.
De deelnemer die op grond van het voor hem op 31 december 2013 toepasselijke pensioenreglement van het fonds recht had op voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid en op 1 januari 2014 nog arbeidsongeschikt is in de zin van dat pensioenreglement, wordt geacht onder het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement arbeidsongeschikt te zijn geworden. Voor zover de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer evenwel toeneemt op of na 1 januari 2014, wordt de deelnemer geacht onder het vanaf 1 januari 2014 geldende pensioenreglement arbeidsongeschikt te zijn geworden.
5.
De deelnemer die op grond van het voor hem op 31 december 2013 toepasselijke pensioenreglement van het fonds ziek of arbeidsongeschikt zou zijn op 1 januari 2014, maar op die datum nog geen recht heeft op voortzetting van de deelneming arbeidsongeschiktheid, wordt geacht onder dit (vanaf 1 januari 2014 geldende) pensioenreglement arbeidsongeschikt te zijn geworden.
contractnr 8486
20
Bijlage 1: Sekseneutrale afkoopfactoren Deze sekseneutrale afkoopfactoren zijn vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur (rts) per september 2013 (inclusief UFR) en zijn geldig voor het jaar 2014. De factoren zullen jaarlijks worden herzien op basis van de rts per september. Leeftijd 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67
contractnr 8486
Afkoopfactoren op basis van de Prognosetafel voor: Uitgesteld OP vanaf 65 Meeverzekerd NP Direct ingaand pensioen
3,2351 3,3689 3,5080 3,6524 3,8022 3,9575 4,1183 4,2849 4,4574 4,6359 4,8206 5,0114 5,2086 5,4120 5,6218 5,8378 6,0597 6,2875 6,5210 6,7603 7,0050 7,2552 7,5107 7,7712 8,0361 8,3062 8,5823 8,8650 9,1545 9,4515 9,7579 10,0763 10,4066 10,7501 11,1073 11,4796 11,8673 12,2699 12,6876 13,1205 13,5674 14,0268 14,4949 14,9701 15,4505
0,9491 0,9819 1,0156 1,0511 1,0883 1,1279 1,1694 1,2128 1,2581 1,3050 1,3539 1,4051 1,4579 1,5128 1,5696 1,6288 1,6901 1,7534 1,8186 1,8853 1,9539 2,0236 2,0941 2,1652 2,2372 2,3091 2,3808 2,4520 2,5234 2,5943 2,6648 2,7341 2,8039 2,8733 2,9429 3,0111 3,0783 3,1443 3,2084 3,2693 3,3276 3,3824 3,4343 3,4821 3,5254 3,5635 3,5958
21
28,7551 28,6327 28,5051 28,3719 28,2329 28,0877 27,9362 27,7784 27,6138 27,4425 27,2638 27,0776 26,8841 26,6826 26,4730 26,2552 26,0292 25,7947 25,5513 25,2994 25,0381 24,7682 24,4893 24,2013 23,9043 23,5989 23,2851 22,9627 22,6309 22,2900 21,9389 21,5780 21,2052 20,8206 20,4249 20,0183 19,6004 19,1712 18,7315 18,2819 17,8224 17,3537 16,8746 16,3869 15,8908 15,3868 14,8755
68 69 70
contractnr 8486
3,6215 3,6395 3,6495
22
14,3587 13,8382 13,3148
Bijlage 2: Uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen inclusief bijbehorend wezenpensioen De sekseneutrale factoren voor de uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen inclusief bijbehorend wezenpensioen zijn geldig tot en met 31 december 2014 en zien er als volgt uit: Leeftijd
OP => NP
Leeftijd
OP => NP
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
3,124 3,143 3,162 3,178 3,192 3,203 3,211 3,217 3,221 3,224 3,226 3,226 3,226 3,225 3,223 3,220 3,216 3,212 3,209 3,206 3,204 3,203 3,205 3,209 3,216
46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
3,225 3,238 3,254 3,273 3,295 3,320 3,349 3,380 3,415 3,452 3,494 3,541 3,592 3,650 3,715 3,787 3,869 3,959 4,061 4,176 3,980 3,794 3,619 3,454 3,299
Voorbeeld: Op leeftijd 65 kan € 1.000,- ouderdomspensioen worden omgeruild in € 4.176 nabestaandenpensioen (inclusief bijbehorend wezenpensioen).
contractnr 8486
23