FLEXREX
PENSIOENREGLEMENT VAN STICHTING PENSIOENFONDS ARDAGH NEDERLAND GEVESTIGD TE DONGEN
Dit reglement treedt in werking per 1 januari 2015 en is vastgesteld op 3 september 2015. Dongen, 3 september 2015 Stichting Pensioenfonds Ardagh Nederland
J.C.E.M. Vissers (Voorzitter)
J.C.M. van Gils (Werknemersbestuurslid)
Versienummer 20150903
Inhoudsopgave Artikel 1
Begripsomschrijvingen ....................................................................................................... 1
Artikel 2
Deelnemerschap en pensioenovereenkomst ......................................................................... 3
Artikel 3
Pensioenaanspraken en de veiligstelling daarvan .................................................................. 4
Artikel 3B
Informatie ........................................................................................................................ 4
Artikel 4
Pensioengrondslag en deelnemersjaren................................................................................ 5
Artikel 5
Levenslang ouderdomspensioen .......................................................................................... 6
Artikel 6
Levenslang partnerpensioen ............................................................................................... 6
Artikel 7
Tijdelijk partnerpensioen .................................................................................................... 7
Artikel 8
Wezenpensioen ................................................................................................................. 7
Artikel 9
Scheiding: levenslang bijzonder partnerpensioen, verevening en conversie.............................. 8
Artikel 10
Uitkeringen ....................................................................................................................... 9
Artikel 11
Voorwaardelijke toeslagregeling .........................................................................................10
Artikel 12
Flexibiliseringsmogelijkheden .............................................................................................10
Artikel 13
Uitgesloten risico's ............................................................................................................13
Artikel 14
Eventuele herverzekering ..................................................................................................13
Artikel 15
Financiering van de pensioenen..........................................................................................13
Artikel 16
Premievrijstelling bij invaliditeit ..........................................................................................14
Artikel 17
Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum ...............................................14
Artikel 18
Waardeoverdracht ............................................................................................................15
Artikel 19
Pensioenopbouw bij ouderschaps-, sabbats- en levensloopverlof ...........................................16
Artikel 20
Geldigheid rechtshandelingen ............................................................................................16
Artikel 21
Voorloopregeling voor de aspirant-deelnemer ......................................................................16
Artikel 22
Maximering pensioen en glijclausule ...................................................................................17
Artikel 23
Overgangsbepalingen........................................................................................................18
Artikel 24
Herziening of beëindiging van de pensioenregeling ...............................................................18
Artikel 25
Onvoorziene gevallen ........................................................................................................19
Artikel 26
Inwerkingtreding ..............................................................................................................19
ADDENDUM 1
......................................................................................................................................20
1.
Deeltijdpensionering ..............................................................................................................21
2.
Uitruil op de pensioen(ingangs)datum ......................................................................................21
3.
Vervroeging van de pensioen(ingangs)datum t.o.v. de pensioenrichtdatum ....................................24
4.
Uitstel van de pensioen(ingangs)datum t.o.v. de pensioenrichtdatum ............................................26
5.
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen vanaf 65 ...................................................................27
6.
Laag-hoog constructie ouderdomspensioen vanaf 65 ..................................................................28
7.
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen tot 65.......................................................................29
8.
Laag-hoog constructie ouderdomspensioen tot 65 ......................................................................30
9.
Afkoop .................................................................................................................................31
10. Combinaties flexibiliseringsmogelijkheden .................................................................................34 ADDENDUM 2
......................................................................................................................................35
Artikel 1 1.
Begripsomschrijvingen
In dit reglement gelden de begripsomschrijvingen van de statuten van het fonds. Voorts wordt verstaan onder: a. b.
Aanspraakgerechtigde Afkoopvoet
c. d.
AOW AOW-datum
e.
Aspirant-deelnemer
f. g.
Bestuur Deelnemer
h.
Drempelperiode
i.
Fonds
j.
Franchise
k. l.
: Persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen. : De verhouding tussen het af te kopen pensioen en de daarvoor in de plaats uit te keren afkoopsom. : Algemene Ouderdomswet. : De eerste van de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. : De werknemer die, behalve wat betreft de minimumleeftijd van 21 jaar, voldoet aan de vereisten voor opneming in de pensioenovereenkomst volgens dit reglement. Tot 1 januari 2008 geldt een minimumleeftijd van 25 jaar. : Het bestuur van het fonds. : De werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds ingevolge artikel 2 van het reglement. Onder deelnemer wordt zowel de mannelijke als de vrouwelijke persoon verstaan, tenzij uit de tekst van dit reglement uitdrukkelijk anderszins blijkt. : De eerste twee maanden van het dienstverband van de werknemer met de werkgever. : Stichting Pensioenfonds Ardagh Nederland gevestigd te Dongen. : Dit is het bedrag waarover geen ouderdomspensioen wordt opgebouwd.
FVP Gepensioneerde
: :
m. Gewezen deelnemer
:
n.
:
o.
Grensbedrag
Kind
- :
-
p.
Loonindex
:
De franchise in enig jaar kan nooit lager zijn dan de wettelijk vastgestelde minimumfranchise. Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering. Pensioengerechtigde voor wie het levenslang ouderdomspensioen is ingegaan. De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds. Onder gewezen deelnemer wordt zowel de mannelijke als de vrouwelijke persoon verstaan, tenzij uit de tekst van dit reglement uitdrukkelijk anderszins blijkt. Het grensbedrag met betrekking tot afkoop bedraagt per 1 januari 2015 EUR 462,88; dit bedrag wordt bij regeling van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid telkens herzien met ingang van 1 januari op basis van de Consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. het kind met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als vader of als moeder in een familierechtelijke betrekking staat, mits de familierechtelijke betrekking is ontstaan vóór de pensioendatum; het pleegkind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die door hem als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding is aangevangen voor de pensioendatum. Het percentage van de algemene stijging van de lonen volgens de CAO van de werkgever per 31 maart van enig jaar ten opzichte van 1 april van het jaar daarvoor.
q.
Partner
: 1. 2. 3.
r.
Partnerrelatie
echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; de geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde; ongehuwde partner die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde – die geen partner heeft als hiervoor onder 1 en 2 bedoeld – ten minste gedurende een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert. De partner mag geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn zijn. De partner dient bij overlijden van de (gewezen) deelnemer een verklaring van de notaris over te leggen, dat een notariële samenlevingsovereenkomst is gesloten, waarin ten minste zijn opgenomen: a. de geboortedata en de burgerlijke staat van de (aspirant-) deelnemer en de partner; b. de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding; c. enige vermogensrechtelijke bepalingen.
Een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan slechts één partner hebben. : a. huwelijk b. geregistreerd partnerschap; of c. de gezamenlijke huishouding, bij notariële acte vastgelegd, die een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voert met een partner als bedoeld onder o. bij de definities van partner.
s.
Pensioendatum
:
t.
Pensioengerechtigde
:
u.
Pensioenrecht
:
v.
Pensioenrichtdatum
:
w.
Pensioensalaris
:
De partnerrelatie moet ontstaan zijn voor de pensioendatum. Een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan op enig moment slechts één partnerrelatie hebben. De datum waarop het levenslang ouderdomspensioen ingaat. Die datum kan geen andere zijn dan de eerste dag van de kalendermaand. De vroegst mogelijke ingangsdatum is de eerste dag van de kalendermaand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 55 jaar bereikt. De laatst mogelijke ingangsdatum is de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 67 jaar bereikt. Het bestuur kan op verzoek van de werkgever besluiten om de laatst mogelijke ingangsdatum te verhogen tot maximaal 70 jaar, indien hiertoe maatschappelijke trends aanleiding geven. Persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan. Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd de overeengekomen voorwaardelijke toeslagregeling. De eerste van de maand waarin de 67e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt. Vanaf 1 januari 2007 is het pensioensalaris gelijk aan het jaarsalaris, plus eventuele compensatietoeslagen, verhoogd met de vakantietoeslag (8%), de eindejaarsuitkering (5%), en de eventuele harmonisatietoeslag. Het jaarsalaris is gelijk aan 12 keer het vaste maandsalaris plus eventuele ploegentoeslag. Voor de deelnemers die werkzaam zijn bij Ardagh Glass Dongen B.V., is het pensioensalaris tot 1 januari 2007 gelijk aan het jaarsalaris, plus eventuele compensatietoeslagen, verhoogd met de vakantietoeslag (8%), de eindejaarsuitkering (5%), de ADVtoeslag en de eventuele harmonisatie-toeslag. Het jaarsalaris is gelijk aan het 13-voud van het vaste vierwekelijkse periodesalaris plus eventuele ploegentoeslag. Voor de deelnemers die werkzaam zijn bij Ardagh Glass Moerdijk B.V. is het pensioensalaris tot 1 januari 2007 gelijk aan het jaarsalaris, plus eventuele compensatietoeslagen, een dertiende maanduitkering, de vakantietoeslag en de eventuele harmonisatietoeslag. Het jaarsalaris voor de deelnemers werkzaam bij Ardagh Glass Moerdijk B.V. is gelijk aan 12-voud van het vaste maandsalaris plus eventuele ploegentoeslag. 2
x.
Pensioenovereenkomst
:
y.
Prijsindex
:
z.
Ruilvoet
:
aa. Salarisgrens bb. Scheiding
: :
cc. Toezichthouder
:
dd. Verzekeraar
:
ee. Voorwaarden in verband met de partnerrelatie
:
ff.
:
Werkgever
gg.
Werknemer
hh. WIA
:
Voor de berekening van de pensioengrondslag wordt het pensioensalaris afgetopt op de Salarisgrens. Hetgeen tussen de werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. De per 1 april van elk jaar vastgestelde procentuele stijging van de Consumentenprijsindex alle huishoudens – zoals die wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek – van de maand januari voorafgaande aan de aanpassingsdatum, ten opzichte van die van de maand januari van het jaar daarvoor, afgerond op 2 decimalen met een maximum van 3% per jaar. Het bestuur kan, bij overschrijding van het genoemde maximum, ten aanzien van dit maximum in overleg met de werkgever anders beslissen. De verhouding tussen het in te ruilen pensioen en het daarvoor in te kopen pensioen. De salarisgrens is per 1 januari 2015 € 100.000,=. beëindiging van het geregistreerde partnerschap anders dan door overlijden; ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of beëindiging van het huwelijk door scheiding van tafel en bed; de beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden, het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap met de partner. De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet. Een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen. Huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst. De Nederlandse dochterondernemingen van Ardagh Glass Netherlands B.V., gevestigd te Dongen, te weten Ardagh Glass Dongen B.V., gevestigd te Dongen. Ardagh Glass Moerdijk B.V., gevestigd te Dongen. alsmede andere aangewezen dochterondernemingen en instellingen. Degene met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.
Onder werknemer wordt zowel de mannelijke als de vrouwelijke persoon verstaan, tenzij uit de tekst van dit reglement uitdrukkelijk anderszins blijkt. : Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
2.
Voor vrouwelijke deelnemers wordt in het reglement voor de woorden ‘(ex)-echtgenote, vrouw, zijn, hij’ respectievelijk gelezen ‘(ex-)echtgenoot, man, haar, zij’.
3.
De begrippen (ex-)echtgenote(n), huwelijk en huwelijkse voorwaarden in dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op geregistreerde partners.
Artikel 2 1.
Deelnemerschap en pensioenovereenkomst
Het deelnemerschap van de deelnemer aan de pensioenregeling van de werkgever vangt aan op de eerste van de maand waarin de deelnemer zijn 2 1 e verjaardag bereikt dan wel de latere datum van indiensttreding. Tot 1 januari 2008 vangt het deelnemerschap van de deelnemer aan de pensioenregeling van de werkgever aan op de eerste van de maand waarin de deelnemer zijn 25e verjaardag bereikt dan wel de latere datum van indiensttreding. Artikel 4 lid 2 bepaalt dat de periode tussen de 21 e en de 25 e verjaardag van de deelnemer gelegen voor 1 januari 2008 niet wordt meegenomen bij de vaststelling van het aantal deelnemersjaren. Indien het deelnemerschap wordt beëindigd voor het verstrijken van de in de pensioenovereenkomst genoemde drempelperiode, wordt de drempelperiode niet meegenomen bij de vaststelling van het aantal deelnemersjaren. 3
Als het deelnemerschap na de drempelperiode wordt voortgezet wordt de drempelperiode wel meegenomen bij de vaststelling van het aantal deelnemersjaren. 2.
Het deelnemerschap aan de pensioenregeling eindigt door: a. overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum; b. het bereiken van de pensioendatum; c. beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum, tenzij deze beëindiging geschiedt door toepassing van een regeling die de doorbetaling van de pensioenpremie aan het fonds bij arbeidsongeschiktheid garandeert; d. beëindiging van de toepassing van de bij sub c bedoelde regeling; e. beëindiging van het dienstverband met de werkgever, tenzij de deelnemer overgaat in dienst van een andere dochteronderneming genoemd in artikel 1 bij de definitie van de werkgever.
3.
Het fonds heeft het pensioenovereenkomst.
Artikel 3
pensioenreglement
vastgesteld
in
overeenstemming
met
de
Pensioenaanspraken en de veiligstelling daarvan
1.
Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op: a. levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer; b. levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner met wie de deelnemer een partnerrelatie is aangegaan; c. tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner met wie de deelnemer een partnerrelatie is aangegaan; d. wezenpensioen ten behoeve van het kind van de deelnemer, rekening houdend met artikel 8 lid 5.
2.
De aanspraken omschreven in lid 1 hebben het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
3.
Het fonds beschikt over een minimaal vereist eigen vermogen met inachtneming van de bij en krachtens de Pensioenwet gestelde eisen, tenzij: a. het fonds tot volledige overdracht, herverzekering of onderbrenging is overgegaan en b. de toezichthouder heeft ingestemd met het feit dat het fonds daarom niet beschikt over een minimaal vereist eigen vermogen.
4.
Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 Pensioenwet.
5.
Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten, bedoeld in lid 4.
6.
De vermindering, bedoeld in lid 4, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 3B 1.
Informatie
De werkgever zal de werknemer bij het fonds aanmelden en alle inlichtingen betreffende de in zijn dienst zijnde werknemer verstrekken, die voor de in dit pensioenreglement vervatte pensioenregeling van belang zijn.
4
De bij de aanvang van het (aspirant-) deelnemerschap verstrekte pensioengegevens en de eventueel nader over te leggen persoonsgegevens (kunnen) worden opgenomen in de door het fonds gevoerde persoonsregistratie. 2.
Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de uitvoering van dit pensioenreglement en dient aan het fonds alle gevraagde inlichtingen, die voor de pensioenregeling van belang zijn (onder meer bij scheiding, arbeidsongeschiktheid) te verstrekken, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden.
3.
Het fonds zal de werknemer van de toelating als (aspirant) deelnemer schriftelijk in kennis stellen. Het fonds verstrekt aan iedere (aspirant-) deelnemer bij aanvang van zijn (aspirant-) deelneming een exemplaar van de startbrief, de statuten en het reglement. In geval van wijzigingen worden de (aspirant-) deelnemers jaarlijks op de hoogte gebracht van wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement. Het fonds zorgt er tevens voor dat overige belanghebbenden van de statuten en dit pensioenreglement kennis kunnen nemen.
4.
De pensioenaanspraken worden door het Bestuur voor het eerst per de datum van opneming als deelnemer en vervolgens per 1 april van elk jaar vastgesteld. Het Bestuur zal de deelnemer ieder jaar mededeling doen van zijn opgebouwde pensioenaanspraken en de reglementair te bereiken pensioenaanspraken. Eveneens wordt jaarlijks informatie verstrekt over de toeslagregeling. Het bestuur zal de deelnemers jaarlijks een opgave verstrekken van de aan het desbetreffende of voorgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken (de zogenaamde factor A) overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Alle informatie genoemd in dit lid wordt verstrekt met een uniform pensioenoverzicht.
5.
Op verzoek van de (gewezen) deelnemer wordt een tussentijdse opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken verstrekt. Deze opgave zal binnen drie maanden na indiening van het verzoek ter beschikking van de (gewezen) deelnemer worden gesteld. Het fonds kan een vergoeding vragen voor de aan de opgave verbonden kosten.
6.
Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening.
7.
Het fonds verstrekt aan pensioengerechtigden bij pensionering en daarna jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht en eventuele overige pensioenaanspraken, en informatie over de toeslagregeling.
8.
Het fonds verstrekt aan gewezen deelnemers ten minste een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken en de toeslagregeling.
9.
Het fonds verstrekt aan gewezen partners ten minste een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen en de toeslagregeling.
10. Het fonds verstrekt op verzoek de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde: het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever; relevante informatie over beleggingen; informatie die specifiek voor de betrokkene van belang is. 11. Het bestuur van het fonds zorgt dat de deelnemers in het bezit gesteld worden van een afschrift van de mededeling die de werkgever aan het fonds heeft gedaan, ter zake zijn voornemen tot uitoefening van zijn bevoegdheid als omschreven in artikel 24 lid 1 over te gaan. Artikel 4 1.
Pensioengrondslag en deelnemersjaren
Door het bestuur wordt voor iedere deelnemer een pensioengrondslag vastgesteld. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met een franchise. Bij opneming in de regeling wordt de pensioengrondslag voor het eerst vastgesteld en vervolgens jaarlijks per 1 april.
5
2.
Het aantal deelnemersjaren is het aantal jaren gelegen tussen de datum van indiensttreding, of zo dit later is de eerste van de maand waarin de 21e verjaardag wordt bereikt, en de datum van beëindiging van het deelnemerschap (zie artikel 2 lid 2). Door waardeoverdracht krachtens artikel 18 kunnen extra deelnemersjaren verkregen worden. Tot 1 januari 2008 is het aantal deelnemersjaren het aantal jaren gelegen tussen de datum van indiensttreding, of zo dit later is de eerste van de maand waarin de 25e verjaardag wordt bereikt, en de datum van beëindiging van het deelnemerschap. De periode tussen de 21e en de 25e verjaardag van de deelnemer gelegen voor 1 januari 2008 wordt niet meegenomen bij de vaststelling van het aantal deelnemersjaren.
3.
Het aantal deelnemersjaren wordt in maanden nauwkeurig bepaald, waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Het bestuur van het fonds administreert de deelnemersjaren.
4.
Tot de deelnemersjaren wordt mede gerekend de periode van ouderschaps-, sabbats- en levensloopverlof als bedoeld in en met in achtneming van artikel 19, als de deelnemer er voor kiest gedurende deze verloven zijn pensioenopbouw op vrijwillige basis voort te zetten. De deelnemer is over de pensioengrondslag die betrekking heeft op het verlof zowel de bijdrage van de werkgever als die van de werknemer verschuldigd.
5.
Indien een deelnemer minder dan het normale aantal arbeidsuren werkt, wordt: het pensioensalaris voor de bepaling van de pensioengrondslag herleid tot het pensioensalaris bij het normale aantal arbeidsuren; de aldus op een normaal aantal arbeidsuren te bepalen pensioengrondslag vermenigvuldigd met een parttime factor, te weten het werkelijk aantal uren gedeeld door het normale aantal arbeidsuren.
Artikel 5
Levenslang ouderdomspensioen
1.
Het levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer gaat in op de pensioenrichtdatum mits de (gewezen) deelnemer op dat moment in leven is en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt. De deelnemer heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van de flexibiliseringsmogelijkheden als omschreven in artikel 12.
2.
a.
3.
Het pensioenpercentage voor de basis pensioenregeling is gelijk aan 1,75.
4.
De deelnemer kan jaarlijks per 1 april kiezen deel te nemen aan de vrijwillige basisplus 2015 pensioenregeling. Er wordt dan extra levenslang ouderdomspensioen opgebouwd (met bijbehorend extra tijdelijk en levenslang partnerpensioen en wezenpensioen volgens de artikelen 6, 7 en 8). De verhoging van het pensioenpercentage is gelijk aan: in de basisplus 2015 pensioenregeling : 0,125.
In elk deelnemersjaar wordt er een levenslang ouderdomspensioen opgebouwd ter grootte van het pensioenpercentage van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag. Bij een gebroken deelnemersjaar wordt een tijdsevenredig gedeelte van het pensioenpercentage van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag aan levenslang ouderdomspensioen opgebouwd. b. De opgebouwde aanspraken van de deelnemer uit hoofde van sub a. van dit lid, inclusief aanspraken uit waardeoverdracht, worden jaarlijks per 1 april verhoogd met de loonindex met inachtneming van de bepalingen van artikel 11. c. Het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen voor de deelnemer is gelijk aan de som van de per deelnemersjaar opgebouwde aanspraken rekening houdend met de jaarlijkse verhoging volgens lid 2, sub b.
Artikel 6
Levenslang partnerpensioen
1.
Het levenslang partnerpensioen, ten behoeve van de partner met wie de deelnemer een partnerrelatie is aangegaan, gaat in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde indien hij een partner achterlaat en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het overlijden van de partner plaatsvindt.
2.
Het jaarlijks levenslang partnerpensioen bedraagt 70% van het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen als omschreven in artikel 5 dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum - bij ongewijzigde voortzetting - zou zijn gaan genieten. Het jaarlijks levenslang partnerpensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde bedraagt 70% van het bij beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde jaarlijkse levenslang ouderdomspensioen als omschreven in artikel 5.
6
3.
Bij het overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum zal het levenslang partnerpensioen worden vergeleken met het levenslang partnerpensioen, dat op de overlijdensdatum verzekerd zou zijn geweest, indien de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag zou zijn berekend op basis van het op de overlijdensdatum geldende pensioensalaris van de overleden deelnemer. Indien dit berekende levenslang partnerpensioen hoger is dan het op de overlijdensdatum van de deelnemer verzekerde levenslang partnerpensioen, zal het verschil als aanvulling op het verzekerde levenslang partnerpensioen aan de partner worden uitgekeerd.
4.
Het fonds heeft binnen zes maanden na de ingangsdatum het eenzijdige recht om een recht op levenslang partnerpensioen ten behoeve van de (gewezen) partner af te kopen, indien de uitkering van het levenslang partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in artikel 1 genoemd grensbedrag. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Indien het fonds van dit eenzijdig recht gebruik wil maken informeert het fonds de (gewezen) partner over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na ingang van het levenslang partnerpensioen en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
Artikel 7
Tijdelijk partnerpensioen
1.
Het tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner met wie de deelnemer een partnerrelatie is aangegaan, gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer of de uit actief dienstverband met de werkgever gepensioneerde en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-datum bereikt, of bij overlijden voor dat tijdstip, tot het einde van de maand waarin deze is overleden.
2.
Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen bedraagt 15% van het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen als omschreven in artikel 5 dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum - bij ongewijzigde voortzetting - zou zijn gaan genieten. Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen van de uit actief dienstverband met de werkgever gepensioneerde bedraagt 15% van het bij beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde jaarlijkse levenslang ouderdomspensioen.
3.
Bij het overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum zal het tijdelijk partnerpensioen worden vergeleken met het tijdelijk partnerpensioen dat op de overlijdensdatum verzekerd zou zijn geweest, indien de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag zou zijn berekend op basis van het op de overlijdensdatum geldende pensioensalaris van de overleden deelnemer. Indien dit berekende tijdelijk partnerpensioen hoger is dan het op de overlijdensdatum van de deelnemer verzekerde tijdelijke partnerpensioen, zal het verschil als aanvulling op het verzekerde tijdelijke partnerpensioen aan de partner worden uitgekeerd.
4.
Indien het fonds gebruik maakt van het recht als bedoeld in artikel 6 lid 4, heeft het fonds het eenzijdige recht om het recht op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de (gewezen) partner af te kopen. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Artikel 8
Wezenpensioen
1.
Het wezenpensioen, ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, gaat in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt uitgekeerd tot en met het einde van de maand waarin het betreffende kind de 18-jarige leeftijd bereikt of bij overlijden voor dat tijdstip tot en met het einde van de maand waarin dit kind overleden is. Voor studerende of invalide kinderen in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet is het wezenpensioen betaalbaar tot en met het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het betrokken kind valt of tot en met het einde van de maand waarin het voordien overlijdt of ophoudt studerend of invalide te zijn in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet.
2.
Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen als omschreven in artikel 5 dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum - bij ongewijzigde voortzetting - zou zijn gaan genieten. Het jaarlijks wezenpensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde bedraagt 14% van het bij beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde jaarlijkse levenslang ouderdomspensioen als omschreven in artikel 5. 7
3.
Het in lid 2 genoemde percentage wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of zodra zijn partner daarna overlijdt.
4.
Bij het overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum zal het wezenpensioen worden vergeleken met het wezenpensioen dat op de overlijdensdatum verzekerd zou zijn geweest, indien de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag zou zijn berekend op basis van het op de overlijdensdatum geldende pensioensalaris van de overleden deelnemer. Indien dit berekende wezenpensioen hoger is dan het op de overlijdensdatum van de deelnemer verzekerde wezenpensioen, zal het verschil als aanvulling op het verzekerde wezenpensioen aan het kind worden uitgekeerd.
5.
Per (gewezen) deelnemer of gepensioneerde komen maximaal 5 wezen in aanmerking voor wezenpensioen.
6.
Indien het fonds gebruik maakt van het recht als bedoeld in artikel 6 lid 4, heeft het fonds het eenzijdige recht om het recht op wezenpensioen ten behoeve van de kinderen af te kopen. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Artikel 9
Scheiding: levenslang bijzonder partnerpensioen, verevening en conversie
1.
Bij een scheiding die plaatsvindt gedurende het deelnemerschap, heeft de gewezen partner, mits recht op levenslang partnerpensioen bestaat, een aanspraak op een premievrij levenslang bijzonder partnerpensioen. Deze pensioenaanspraak wordt vastgesteld alsof op de scheidingsdatum het bepaalde in artikel 17 zou zijn toegepast op het levenslang partnerpensioen.
2.
Bij een scheiding die plaatsvindt na beëindiging van het dienstverband of na pensionering, heeft de gewezen partner, mits aanspraak op levenslang partnerpensioen bestaat, aanspraak op het volledige premievrije levenslang partnerpensioen dat op de scheidingsdatum ten behoeve van haar is toegekend.
3.
Bij een scheiding die plaatsvindt na ingang van vrijstelling van premiebetaling ingevolge arbeidsongeschiktheid, heeft de gewezen partner, mits recht op levenslang partnerpensioen bestaat, aanspraak op een premievrij levenslang bijzonder partnerpensioen dat ten behoeve van haar zou zijn verkregen indien op de scheidingsdatum artikel 17 zou zijn toegepast op het levenslang partnerpensioen.
4.
Het bestuur verstrekt de gewezen partner een bewijsstuk van het voor haar verzekerde levenslang bijzonder partnerpensioen. Het levenslang partnerpensioen ten behoeve van een eventuele volgende partner is gelijk aan het volgens artikel 6 vastgestelde levenslang partnerpensioen verminderd met het levenslang bijzonder partnerpensioen volgens de leden 1 tot en met 3 van dit artikel, ongeacht of de gewezen partner in leven is.
5.
Het fonds heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op levenslang bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel, af te kopen indien de uitkering van het levenslang partnerpensioen (inclusief het levenslang bijzonder partnerpensioen) op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het in artikel 1, onder definities genoemde grensbedrag. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Indien het fonds van dit eenzijdig recht gebruik wil maken informeert het fonds de gewezen partner over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. Bij een scheiding van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met scheidingsdatum na 1 mei 1995 verkrijgt de ex-echtgenote en ex-geregistreerde partner op verzoek een zelfstandig recht op uitbetaling van de helft van het levenslang ouderdomspensioen dat is opgebouwd gedurende de deelnemersjaren die liggen tussen de datum waarop het huwelijk is gesloten of de aanvang van het geregistreerd partnerschap en de scheidingsdatum. Dit wordt aangeduid met ‘recht op pensioenverevening’.
8
De ex-echtgenote en ex-geregistreerde partner krijgt jegens het fonds een recht op uitbetaling van het verevende levenslang ouderdomspensioen indien binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding, van die scheiding en het tijdstip van scheiding door één van beide ex-echtgenoten of exgeregistreerde partners mededeling is gedaan aan het fonds door middel van het formulier ‘mededeling van scheiding in verband met deling van ouderdomspensioen’. Een levenslang ouderdomspensioen wordt niet verevend, indien op het tijdstip van scheiding het deel van dat pensioen, waarop een zelfstandig recht op uitbetaling ontstaat niet meer bedraagt dan het in artikel 1 genoemd grensbedrag. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de ex-echtgenote en ex- geregistreerde partner het recht op verevening uitsluitend nog tegenover de (gewezen) deelnemer uitoefenen. Het recht op pensioenverevening geldt niet indien dit is uitgesloten bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding. Partijen moeten een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van deze overeenkomst aan het fonds overleggen. Indien het levenslang ouderdomspensioen na ingang daarvan wordt verhoogd of verlaagd, wordt het bedrag dat voortvloeit uit het bovengenoemde zelfstandig recht op uitbetaling verhoogd of verlaagd met een evenredig deel van de verhoging of verlaging van het levenslang ouderdomspensioen. 6.
Bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de beide (gewezen) partners overeenkomen van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel af te wijken of af te zien. Hiertoe ontvangt het fonds binnen twee jaar na de scheidingsdatum een gewaarmerkt afschrift of een uittreksel van de overeenkomst. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien het fonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
7.
Bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de beide (ex-)echtgenoten en ex-geregistreerde partners overeenkomen dat het recht op verevening als omschreven in lid 6 van dit artikel en het levenslang bijzonder partnerpensioen als omschreven in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel worden omgezet in recht op pensioen op het leven van de ex-echtgenote en ex-geregistreerde partner. Dit wordt aangeduid met conversie. Hiertoe dient het fonds binnen twee jaar na de scheidingsdatum een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst te ontvangen. Het fonds kan alvorens akkoord te gaan met de conversie de actuaris horen en op grond daarvan nadere voorwaarden stellen. Ingeval van conversie is het fonds bereid om de waarde van het eigen recht op pensioen over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de ex-echtgenote en ex- geregistreerde partner, mits hierom binnen twee maanden na de datum van conversie is verzocht. Indien het fonds het gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst niet ontvangt, kan deze overeenkomst niet aan het fonds worden tegengeworpen, zelfs indien de overeenkomst ingeschreven was in het openbaar huwelijksgoederenregister bedoeld in artikel 116, boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
8.
Bij verevening wordt het verevende levenslang ouderdomspensioen in mindering gebracht op de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen als omschreven in artikel 5. Bij conversie wordt het recht op een verevend levenslang ouderdomspensioen in mindering gebracht. De ex- echtgenote en ex-geregistreerde partner ontvangt een bewijs van het recht uit hoofde van verevening of conversie. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt een kopie van dit bewijs.
9.
Bij een verevening, zoals omschreven in lid 6 van dit artikel, zal na overlijden van de ex- echtgenote en ex-geregistreerde partner het zelfstandig recht op uitbetaling worden toegevoegd aan het levenslang ouderdomspensioen van de betrokken (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Bij een conversie, zoals omschreven in lid 8 van dit artikel, geldt deze toevoeging bij overlijden van de exechtgenote en ex-geregistreerde partner niet.
Artikel 10
Uitkeringen
1.
De pensioenen worden door het fonds na inhouding van de eventuele verschuldigde belasting en andere wettelijk verplichte inhoudingen aan de pensioengerechtigden uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling telkens aan het einde van een kalendermaand. Het fonds kan deze taken overdragen aan de verzekeraar, de werkgever of een andere instantie.
2.
De uitkering van de krachtens dit pensioenreglement toegezegde pensioenen geschiedt als volgt: - levenslang ouderdomspensioen: aan de gepensioneerde; - levenslang partnerpensioen: aan de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of van de gepensioneerde; - tijdelijk partnerpensioen: aan de partner van de deelnemer of de uit actief dienstverband met de werkgever gepensioneerde; 9
-
wezenpensioen: aan de kinderen van de (gewezen) deelnemer of van de gepensioneerde.
3.
Het bestuur is bevoegd de uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van de overlegging van een bewijs waaruit blijkt dat degene die recht heeft op het pensioen in leven is, alsmede van alle stukken die nodig zijn om vast te stellen of iemand recht op uitkering heeft.
4.
De uitkeringen geschieden uitsluitend in euro’s. Alle kosten van eventuele betaalbaarstelling in het buitenland komen voor rekening van degene aan wie het pensioen wordt uitgekeerd.
Artikel 11 1.
Voorwaardelijke toeslagregeling
Op de verworven aanspraken op levenslang ouderdoms-, levenslang partner-, tijdelijk partner- en wezenpensioen van een deelnemer en van een (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte deelnemer die werknemer is en voor wie de opbouw van de genoemde aanspraken premievrij wordt voortgezet, wordt jaarlijks per 1 april een voorwaardelijke toeslag verleend van maximaal de loonindex. De pensioenaanspraken van een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer die gewezen werknemer is en voor wie de opbouw van de genoemde aanspraken premievrij wordt voortgezet worden jaarlijks op 1 april verhoogd overeenkomstig lid 2.
2.
Op de ingegane pensioenrechten van pensioengerechtigden en de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks per 1 april een voorwaardelijke toeslag verleend van maximaal de prijsindex.
3.
Indien op de ingegane pensioenrechten van pensioengerechtigden en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers toeslagen worden verleend, als bedoeld in lid 2, worden de daarbij behorende nog niet ingegane pensioenaanspraken op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen in dezelfde mate verhoogd. Voor pensioengerechtigden vanuit actief dienstverband worden ook de daarbij behorende nog niet ingegane pensioenaanspraken op tijdelijk partnerpensioen in dezelfde mate verhoogd.
4.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals omschreven in dit artikel worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendementen gefinancierd.
5.
Indien de in dit pensioenreglement genoemde toeslagen van pensioenaanspraken respectievelijk pensioenrechten op basis van de prijsindex of de loonindex niet of niet geheel kan plaatsvinden omdat de middelen van het fonds dit niet toelaten, dan zullen deze verhogingen allemaal niet of slechts naar evenredigheid plaats vinden. Het bestuur kan besluiten in de jaren daarna, indien het fonds dan wel over voldoende middelen beschikt, deze toeslagen alsnog te verlenen.
6.
Het bestuur van het fonds, gehoord de actuaris, oordeelt of de middelen van het fonds een verhoging als bedoeld in de leden 1 tot en met 5 toelaten.
Artikel 12 1.
Flexibiliseringsmogelijkheden
Elke (gewezen) deelnemer, ongeacht zijn burgerlijke staat, krijgt eenmalig, direct voorafgaand aan het bereiken van de pensioendatum de mogelijkheid de aanspraak op levenslang partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen. Hierbij gelden de volgende regels: a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk; b. de schriftelijke toestemming van de partner van de (gewezen) deelnemer is vereist; c. een (gewezen) deelnemer zonder partner dient een schriftelijke verklaring te overleggen waarin hij verklaart dat hij geen partner heeft die aanspraak zou kunnen maken op levenslang partnerpensioen; d. de keuze voor gehele of gedeeltelijke afstand heeft geen invloed op de hoogte van het verzekerde tijdelijke partnerpensioen en wezenpensioen;
10
e. indien er sprake is van verkregen premievrije aanspraken op levenslang bijzonder partnerpensioen heeft de keuze van de deelnemer alleen betrekking op het levenslang partnerpensioen ten gunste van een eventuele huidige partner en leidt de keuze tot een evenredig mindere mate van verhoging van het levenslang ouderdomspensioen; f. de keuze voor het gehele of gedeeltelijke afstand doen, heeft betrekking op het levenslang partnerpensioen. Indien geheel of gedeeltelijk afstand is gedaan van de aanspraken op levenslang partnerpensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen verhoogd met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de extra- levenslangouderdomspensioenruilvoeten uit de tabel die in addendum 1 behorend bij dit reglement zijn opgenomen. De aanspraak op levenslang partnerpensioen vervalt of vermindert indien de (gewezen) deelnemer van deze pensioenaanspraak geheel of gedeeltelijk afstand heeft gedaan op de wijze als hiervoor omschreven. 2.
Elke (gewezen) deelnemer, ongeacht zijn burgerlijke staat, krijgt eenmalig, direct voorafgaand aan het bereiken van de pensioendatum de mogelijkheid de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een aanspraak op levenslang partnerpensioen. Hierbij gelden de volgende regels: a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk; b. het levenslang partnerpensioen dat na uitruil wordt verzekerd moet 50%, 75% of 100% van het verlaagde levenslang ouderdomspensioen bedragen; c. indien er sprake is van verevend levenslang ouderdomspensioen of van conversie als bedoeld in artikel 9 heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het deel van het levenslang ouderdomspensioen dat niet verevend of geconverteerd is en leidt de keuze tot een evenredig mindere mate van verhoging van het levenslang partnerpensioen; d. de keuze voor het gehele of gedeeltelijke afstand doen, heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen. Indien geheel of gedeeltelijk afstand is ouderdomspensioen op de wijze als hiervoor partnerpensioen verhoogd met een percentage partnerpensioenruilvoeten uit de tabel die in opgenomen.
gedaan van de aanspraken beschreven, wordt de aanspraak dat wordt bepaald aan de hand het addendum behorend bij dit
op levenslang op levenslang van de extrareglement zijn
De aanspraak op levenslang ouderdomspensioen vermindert indien de (gewezen) deelnemer van deze aanspraak afstand heeft gedaan op de wijze als hiervoor omschreven. 3.
Elke ( g e w e z e n ) deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid het levenslang ouderdomspensioen eerder of later te laten ingaan dan op de pensioenrichtdatum. Hierbij gelden de volgende regels: a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk; b. indien er sprake is van verevend levenslang ouderdomspensioen of van conversie als bedoeld in artikel 9 heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het deel van het levenslang ouderdomspensioen dat niet verevend of geconverteerd is; c. de keuze voor vervroeging of uitstel heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen; d. de keuze voor vervroeging kan uitsluitend gemaakt worden indien en voor zover de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever eindigt; e. in geval van een gewezen deelnemer kan de keuze voor vervroeging uitsluitend gemaakt worden indien en voor zover de gewezen deelnemer tegenover het fonds verklaart dat de lopende dienstbetrekking op de pensioendatum in verband met pensionering is geëindigd respectievelijk dat er geen lopende dienstbetrekking is; f. de keuze voor uitstel kan uitsluitend gemaakt worden indien en voor zover de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever wordt voortgezet;
11
g.
in geval van een gewezen deelnemer kan de keuze voor uitstel uitsluitend gemaakt worden indien en voor zover de gewezen deelnemer tegenover het fonds verklaart dat zijn lopende dienstbetrekking wordt voortgezet. Het pensioen gaat in zodra de lopende dienstbetrekking eindigt. De gewezen deelnemer moet het fonds onverwijld van het einde van de dienstbetrekking in kennis stellen. De eventuele fiscale gevolgen in verband met het uitstel komen volledig voor rekening van de gewezen deelnemer.
Indien gekozen is voor het eerder in laten gaan van het levenslang ouderdomspensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het deelnemerschap beëindigd met inachtneming van artikel 17. Het levenslang ouderdomspensioen wordt verlaagd door het te vermenigvuldigen met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de vervroegingsfactoren uit de tabel die in addendum 1 behorend bij dit reglement zijn opgenomen. Indien gekozen is voor het later in laten gaan van het levenslang ouderdomspensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het later ingaande levenslang ouderdomspensioen verhoogd met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de uitstelfactoren uit de tabel die in addendum 1 behorend bij dit reglement zijn opgenomen. 4.
Elke (gewezen) deelnemer krijgt eenmalig, direct voorafgaand aan het bereiken van de pensioendatum de mogelijkheid de hoogte van het levenslang ouderdomspensioen te variëren. Hierbij gelden de volgende regels: a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden voor het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk; b. de laagste uitkering mag niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering; c. de (gewezen) deelnemer kan zijn levenslang ouderdomspensioen tijdelijk verhogen/verlagen in ruil voor een lager/hoger levenslang ouderdomspensioen na die periode; d. de (gewezen) deelnemer kan kiezen voor een periode van 5 jaar vanaf de pensioenrichtdatum, voor een periode van 10 jaar vanaf de pensioenrichtdatum, of voor een periode tot de pensioenrichtdatum; e. in de jaren tussen een pensioendatum, die ligt vóór de pensioenrichtdatum, en de pensioenrichtdatum mag bij de toepassing van sub b buiten aanmerking blijven een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag; indien er sprake is van verevend levenslang ouderdomspensioen of van conversie als bedoeld in artikel 9 heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het deel van het levenslang ouderdomspensioen dat niet verevend of geconverteerd is; f. de keuze voor het variëren heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen. Indien gekozen is voor variatie in hoogte van het levenslang ouderdomspensioen wordt de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen in de gekozen periode als bedoeld in lid 4.d. verhoogd/verlaagd en daarna verlaagd/verhoogd met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de variabiliseringsfactoren uit de tabel die in addendum 1 behorend bij dit reglement zijn opgenomen.
5.
Elke deelnemer krijgt eenmalig, direct voorafgaand aan het bereiken van de pensioendatum de mogelijkheid met deeltijdpensioen te gaan. Hierbij gelden de volgende regels: a. het deeltijdpensioen gaat in vóór de pensioenrichtdatum; b. het deeltijdpensioen eindigt uiterlijk op de laatst mogelijke pensioendatum zoals omschreven in artikel 1; c. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk; d. deeltijdpensioen bedraagt 25%, 50% of 75% van het volledige levenslang ouderdomspensioen op het moment van ingang; e. indien er sprake is van verevend levenslang ouderdomspensioen of van conversie als bedoeld in artikel 9 heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het deel van het levenslang ouderdomspensioen dat niet verevend of geconverteerd is; f. de keuze voor deeltijdpensionering heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen.
12
Indien gekozen is voor deeltijdpensionering op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het deelnemerschap naar rato van de mate van deeltijdpensionering beëindigd met inachtneming van artikel 17. Het aldus vastgestelde gedeeltelijke levenslang ouderdomspensioen wordt verlaagd door het te vermenigvuldigen met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de vervroegingsfactoren uit de tabel die in addendum 1 behorend bij dit reglement zijn opgenomen. 6.
Het fonds stelt de extra- levenslang-ouderdomspensioenruilvoeten, de extra- levenslang partnerpensioen ruilvoeten, de vervroegingsfactoren, de uitstelfactoren en de variabiliseringsfactoren, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze ruilvoeten en factoren gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze ruilvoeten en factoren geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze ruilvoeten en factoren voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Artikel 13
Uitgesloten risico's
1.
Het recht op tijdelijk en levenslang partnerpensioen en wezenpensioen wordt verlaagd tot de op het moment van overlijden aanwezige voorziening pensioenverplichting indien het overlijden het gevolg is van: a. gewapende dienst bij of ten behoeve van een niet Nederlandse macht of een niet met Nederland samenwerkende militaire macht; b. atoomreacties die niet zijn opgewekt bij medische behandeling van de deelnemer; c. een luchtreis, ondernomen in de functie van invlieger of proefvlieger in dienst van een fabriek of handelsonderneming in vliegtuigen of vliegtuigonderdelen of in militaire dienst, tenzij hij de vlucht uitsluitend meemaakt om te worden vervoerd of hij – anders dan als maandvlieger – als reservist voor herhalingsoefeningen is opgeroepen.
2.
Indien de dood van de deelnemer is veroorzaakt door een misdrijf, gepleegd door een begunstigde of indien deze daaraan medeplichtig is geweest, wordt het tijdelijke en levenslange partnerpensioen en wezenpensioen niet uitgekeerd, voor zover deze die begunstigde ten goede komen, en vervalt aan het pensioenfonds.
Artikel 14
Eventuele herverzekering
1.
Het bestuur kan de verplichtingen, voortvloeiende uit dit reglement, dekken door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar.
2.
Het fonds zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen.
3.
Ingeval van herverzekering van de pensioenen zijn de voorwaarden van verzekering van toepassing. Deze voorwaarden liggen voor de belanghebbende ter inzage bij het fonds.
4.
Toekenning of verhoging van partner- en/of wezenpensioen of toekenning van premievrijstelling bij invaliditeit door de verzekeraar zullen geschieden onder toepassing van de acceptatievoorwaarden van de verzekeraar, zoals omschreven in de basisovereenkomst tussen het fonds en de verzekeraar. Deze voorwaarden liggen voor de belanghebbende ter inzage bij het fonds.
Artikel 15
Financiering van de pensioenen
1.
De kosten van de pensioenregeling worden door de werkgever en de werknemer gezamenlijk gedragen. In een uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever is vastgelegd, dat de werkgever tweemaal de bijdrage van de deelnemer aan het fonds beschikbaar stelt.
2.
De bijdrage van de werkgever en de werknemer wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld, gehoord de actuaris, en rekening houdend met het bepaalde in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. De bijdrage wordt vastgesteld als een percentage van de pensioengrondslag.
3.
Indien in enig jaar mocht blijken dat de in lid 2 van dit artikel omschreven bijdrage niet voldoende is om de in dat jaar op te bouwen rechten te financieren, worden de rechten naar evenredigheid aangepast, tenzij op andere wijze in het bijdragetekort kan worden voorzien.
13
4.
De bijdrage van de deelnemer wordt door de werkgever ingehouden bij uitbetaling van het salaris en wel in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald.
Artikel 16
Premievrijstelling bij invaliditeit
1.
Indien een deelnemer als gevolg van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, ontstaan vanaf 1 januari 2006, recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens WIA zal gedurende de periode waarin dit recht bestaat de pensioenverzekering geheel of gedeeltelijk premievrij worden voortgezet volgens de pensioenregeling die geldt voor de deelnemer op het moment dat dit recht op de WIA-uitkering aanvangt.
2.
Voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid is bepalend de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de normen van de WIA. Bij vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de opbouw opnieuw bepaald.
3.
Het deel van de premievrije voortzetting en de vrij te stellen deelnemersbijdrage zijn afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en wel volgens onderstaande tabel:
4.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Mate van premievrije voortzetting c.q. vrijstelling van de deelnemersbijdrage
0 – 35% 35 – 45% 45 – 55% 55 – 65% 65 – 80%
0% 40% 50% 60% 72,5%
80% of meer
100%
Indien de mate van arbeidsongeschiktheid van een deelnemer wijzigt en deze wijziging leidt tot een daling van de mate van premievrijstelling, dan zal voor het deel waarvoor geen premievrijstelling meer wordt verleend bij ontslag het bepaalde in artikel 17 worden toegepast.
Artikel 17 1.
Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum
Indien het deelnemerschap eindigt door beëindiging van het dienstverband met de werkgever zonder het van toepassing zijn van de regeling die de doorbetaling van de premie bij arbeidsongeschiktheid garandeert (artikel 16) en zonder dat de deelnemer overgaat in dienst van een andere dochteronderneming genoemd in artikel 1 bij de definitie van de werkgever, gelden de volgende bepalingen: a. De gewezen deelnemer behoudt de tot dat moment op grond van het pensioenreglement (premievrije) opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen. Indien het deelnemerschap wordt beëindigd voor het verstrijken van de in de pensioenovereenkomst genoemde drempelperiode en er geen sprake is geweest van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 18 lid 1, zijn geen pensioenaanspraken opgebouwd voor de gewezen deelnemer en ontstaat geen premievrij recht. Gedurende de drempelperiode zijn de deelnemer en de werkgever hun bijdrage aan het fonds (artikel 15) alleen verschuldigd voor zover deze nodig is om de risicoverzekering voor het levenslang partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen, het wezenpensioen en de premievrijstelling bij invaliditeit voort te zetten. Als het deelnemerschap na de drempelperiode wordt voortgezet wordt de (resterende) bijdrage behorende bij de drempelperiode alsnog door het fonds bij de deelnemer en de werkgever in rekening gebracht. b. De premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen is ten minste gelijk aan het tijdsevenredige pensioen. Het tijdsevenredige pensioen is gelijk aan het - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - te verkrijgen pensioen verminderd met het pensioen dat de gewezen deelnemer zou verkrijgen indien hij juist op de datum van beëindiging van het dienstverband als deelnemer in de pensioenregeling zou zijn opgenomen op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag en de deelnemersjaren gelegen tussen de beëindigingsdatum en de pensioenrichtdatum. Het premievrije levenslang partnerpensioen en wezenpensioen wordt overeenkomstig bepaalde van het premievrije levenslang ouderdomspensioen afgeleid. De aanspraak op tijdelijk partnerpensioen komt te vervallen.
14
2.
Het fonds heeft het eenzijdige recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen (met uitzondering van het levenslang bijzonder partnerpensioen) en wezenpensioen van een gewezen deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op levenslang ouderdomspensioen de uitkering van het levenslang ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het grensbedrag als bedoeld in artikel 1, tenzij de gewezen deelnemer de pensioenuitvoerder binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming heeft gemeld dat de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Indien het fonds van dit eenzijdig recht gebruik wil maken informeert het fonds de gewezen deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. Indien de reguliere ingangsdatum van het levenslang ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar, heeft het fonds het recht om bij de ingang van het levenslang ouderdomspensioen aanspraken op levenslang ouderdoms-, levenslang partneren wezenpensioen af te kopen, indien de uitkering van het levenslang ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het grensbedrag. Indien het fonds van dit eenzijdig recht gebruik wil maken informeert het fonds de gepensioneerde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na ingang van het levenslang ouderdomspensioen en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
3.
In geval van beëindiging van de dienstbetrekking vervalt voor de aspirant-deelnemer iedere aanspraak op pensioen.
4.
Indien en zolang voor een werkloos geworden gewezen deelnemer een bijdrage wordt ontvangen ten laste van het FVP, wordt zijn pensioenopbouw voortgezet op basis van de Bijdrageregelen FVP. De pensioenopbouw wordt achteraf vastgesteld, na het einde van de periode waarin ten behoeve van de gewezen deelnemer een bijdrage ten laste van het FVP wordt ontvangen en berekend op basis van de uit het FVP ontvangen bijdragen.
Artikel 18
Waardeoverdracht
1.
De premievrije pensioenaanspraken, waarop een tot de pensioenregeling van het fonds toegetreden deelnemer recht heeft behouden uit hoofde van een individueel beëindigd deelnemerschap aan de pensioenregeling van een vorige werkgever, zullen door het fonds op verzoek van een deelnemer worden omgezet in gelijkwaardige pensioenaanspraken jegens het fonds, mits aan het fonds een daarmee corresponderende waarde wordt overgedragen. De gelijkwaardige aanspraken worden vastgesteld met inachtneming van de rekenregels die zijn gesteld bij en krachtens artikel 71 van de Pensioenwet, indien er sprake is van beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling van een vorige werkgever. Het fonds accepteert de individuele waardeoverdracht niet met betrekking tot pensioenaanspraken ondergebracht bij: a. een pensioenfonds, indien de deelneming is geëindigd vóór 8 juli 1994; b. een verzekeraar, indien de dienstbetrekking van de gewezen deelnemer is geëindigd vóó 8 juli 1994.
2.
Op verzoek van de gewezen deelnemer moet overdracht van de waarde van premievrije pensioenaanspraken plaatsvinden aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, indien de beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling van het fonds op individuele basis plaatsvindt. Het fonds zal daartoe aan de uitvoerder van de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een waarde beschikbaar stellen, die minimaal correspondeert met de premievrije aanspraken, een en ander met inachtneming van het ter zake voorgeschrevene bij en krachtens artikel 71 van de Pensioenwet. Door de waardeoverdracht vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer uit hoofde van dit reglement. Voor overdracht van de aanspraken op levenslang partnerpensioen is de goedkeuring vereist van de partner.
3.
De in lid 1 en lid 2 genoemde waardeoverdracht vindt niet plaats zolang: a. de technische voorzieningen van het fonds niet meer volledig door waarden worden gedekt; of
15
b.
4.
de ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is: - waarop de noodregeling als bedoeld in artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, of - die failliet is.
Het bestuur beslist of overdracht plaatsvindt van de waarde van premievrije pensioenaanspraken, als bedoeld in artikel 17 lid 1 aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever, indien de beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling van het fonds groepsgewijs plaatsvindt. Het fonds zal, indien het tot overdracht besluit, daartoe aan de uitvoerder van de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een waarde beschikbaar stellen, die minimaal correspondeert met de premievrije aanspraken, een en ander met inachtneming van het ter zake voorgeschrevene bij en krachtens artikel 75 van de Pensioenwet. Door de waardeoverdracht vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer uit hoofde van dit reglement.
Artikel 19 1.
Pensioenopbouw bij ouderschaps-, sabbats- en levensloopverlof
De deelnemer heeft de keuze om op vrijwillige basis de pensioenopbouw voort te zetten gedurende de periode dat hij: ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg; sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden; levensloopverlof als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964 opneemt; bij de opname van het genoemde levensloopverlof geldt dat gedurende deelnemingsjaren waarin het pensioensalaris nihil of anderszins aanzienlijk lager is dan hetgeen gebruikelijk is, geen aanspraken op pensioen ontstaan. Gedurende het verlof wordt er dan uitgegaan van de pensioengrondslag die zou hebben gegolden op basis van de arbeidsuren op het moment voorafgaande aan het verlof, dit met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens het bepaalde in artikel 19 van de Wet op de loonbelasting 1964. De deelnemer is over de pensioengrondslag die betrekking heeft op het verlof zowel de bijdrage van de werkgever als die van de werknemer verschuldigd.
2.
Indien de deelnemer na 31 december 2007 onbetaald verlof opneemt wordt gedurende het onbetaald verlof van maximaal 18 maanden het levenslang partnerpensioen en tijdelijk partnerpensioen, alsmede het wezenpensioen op risicobasis voortgezet. De deelnemer is hiervoor een premiepercentage over de pensioengrondslag die betrekking heeft op het verlof, verschuldigd. Dit premiepercentage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld, gehoord de actuaris, en rekening houdend met het bepaalde in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
Artikel 20
Geldigheid rechtshandelingen
1.
De aanspraken ingevolge deze regeling kunnen niet worden afgekocht anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2.
Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij: a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990; of b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid van de Pensioenwet.
3.
Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
Artikel 21 1.
Voorloopregeling voor de aspirant-deelnemer
De aspirant-deelnemer wordt deelnemer in de voorloopregeling.
16
2.
De aspirant-deelnemer heeft aanspraak op tijdelijk en levenslang partnerpensioen en wezenpensioen ten behoeve van de partner en/of kinderen volgens de bepalingen van dit pensioenreglement. Het voorgaande geldt enkel voor een aspirant-deelnemer die een partnerrelatie heeft.
3.
Indien een apirant-deelnemer als gevolg van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschikt recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens WIA zal hij worden opgenomen als deelnemer in de pensioenregeling bij het bereiken van de 21-jarige leeftijd. Tot 1 januari 2008 geldt in dat geval opname in de pensioenregeling bij het bereiken van de 25-jarige leeftijd. De pensioenopbouw wordt dan premievrij voortgezet in dezelfde mate als is omschreven in artikel 16 lid 3. De bepalingen in dit lid gelden zolang de deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt blijft.
4.
De bijdrage van een aspirant-deelnemer wordt jaarlijks door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgesteld. Deze bijdrage wordt ingehouden bij de uitbetaling van het salaris en wel in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. De verzekering van het tijdelijk en levenslang partnerpensioen en wezenpensioen uit deze voorloopregeling vervalt zonder recht op een premievrije polis of afkoopwaarde bij opname in de pensioenregeling dan wel bij eerdere beëindiging van het dienstverband.
5.
De aanspraken van de aspirant-deelnemer komen te vervallen: bij aanvang van het deelnemerschap aan de pensioenregeling; bij beëindiging van het dienstverband anders dan overlijden.
Artikel 22
Maximering pensioen en glijclausule
1.
Behoudens ingeval van: aanpassing van de pensioenaanspraken aan de loon- of prijsindex; waardeoverdracht; variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie ten laatste op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld; en onderlinge ruil van levenslang partnerpensioen en levenslang ouderdomspensioen mits de ruil uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen plaatsvindt op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
2.
Gelden de volgende, in lid 2 tot en met lid 5, omschreven maxima. Het levenslang ouderdomspensioen gaat niet uit boven 100% van het laatst vastgestelde pensioensalaris. Onder pensioensalaris wordt het pensioensalaris bedoeld met inbegrip van een bedrag dat ten minste wordt gesteld op per deelnemersjaar of ontbrekend deelnemersjaar een evenredig gedeelte van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag uit die wet. Ingeval het levenslang ouderdomspensioen later ingaat dan de pensioenrichtdatum mag het levenslang ouderdomspensioen na die ingangsdatum worden verhoogd overeenkomstig het tot die datum gevolgde stelsel, met inbegrip van herrekening met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, doch niet verder dan tot 100 percent van het pensioengevend loon. Indien het levenslang ouderdomspensioen eerder ingaat dan de pensioenrichtdatum wordt het herrekend ten opzichte van die leeftijd met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
3.
Het levenslang partnerpensioen gaat niet uit boven 70% van het laatst vastgestelde pensioensalaris. Onder pensioensalaris wordt het pensioensalaris bedoeld met inbegrip van een bedrag dat ten minste wordt gesteld op per deelnemersjaar of ontbrekend deelnemersjaar een evenredig gedeelte van 70% van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag uit die wet;
4.
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt niet meer dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantieuitkering uit hoofde van die wet, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het levenslang partnerpensioen voor en na de AOW-datum.
17
5.
Het wezenpensioen gaat niet uit boven 14% van het laatst vastgestelde pensioensalaris. Onder pensioensalaris wordt het pensioensalaris bedoeld met inbegrip van een bedrag dat ten minste wordt gesteld op per deelnemersjaar of ontbrekend deelnemersjaar een evenredig gedeelte van 14% van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag; voor volle wezen gaat het wezenpensioen niet uit boven 28% van het laatst vastgestelde pensioensalaris met inbegrip van een bedrag dat ten minste wordt gesteld op per deelnemersjaar of ontbrekend deelnemersjaar een evenredig gedeelte van 28% van de voor dat jaar geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag uit die wet.
6.
Op verzoek van de werkgever beslist de belastinginspecteur bij bezwaar vatbare beschikking of onderhavige regeling een pensioenregeling is in de zin van de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de Loonbelasting 1964. Het verzoek wordt gedaan voordat de regeling dan wel een wijziging van de regeling wordt ingevoerd.
7.
Indien een zodanig verzoek als bedoeld in lid 6 is gedaan en vervolgens onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet een zodanige pensioenregeling is en de regeling –onverwijld en ingaand op het tijdstip van ingang van de regeling- wordt aldus aangepast dat de regeling wel een zodanige pensioenregeling is, wordt de regeling geacht met terugwerkende kracht tot uiterlijk dat tijdstip een zodanige pensioenregeling te zijn.
8.
Het fonds is bevoegd zich neer te leggen bij de uitspraak van de belastingdienst en/of de belastingrechter. De aanpassing vindt automatisch met terugwerkende kracht plaats tot de datum van invoering of wijziging van de onderhavige pensioenregeling in het geval de aanpassing het gevolg is van een beschikking van de belastinginspecteur op de voorgelegde regeling. Bij de aanpassing wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de toezegging die in deze pensioenregeling is gedaan.
Artikel 23 1.
Overgangsbepalingen
Alle pensioenaanspraken die voortvloeien uit artikel 23 van het tot en met 31 december 2013 geldende pensioenreglement worden aangemerkt als premievrije aanspraken van deze collectieve pensioenregeling. Vanaf 1 januari 2014 vindt er geen pensioenopbouw meer plaats volgens artikel 23 van het tot en met 31 december 2013 geldende pensioenreglement. De premievrije aanspraken van deelnemers worden verhoogd conform lid 1 van artikel 11. De premievrije aanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden verhoogd conform lid 2 van artikel 11. In addendum 2 behorend bij dit reglement is het niet meer van toepassing zijnde artikel 23 van het tot en met 31 december geldende pensioenreglement opgenomen.
Artikel 24
Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1.
De werkgever behoudt zich het recht voor, om met inachtneming van de daarvoor geldende regels, in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden zijn bijdragen en dientengevolge de daaruit resulterende pensioenaanspraken te verminderen of te beëindigen, onder meer indien: a. nieuwe voorzieningen van overheidswege worden ingevoerd dan wel bestaande voorzieningen zodanig gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, verantwoord is; b. hij verplicht wordt zich voor het gehele onder deze regeling vallende personeel of een gedeelte daarvan, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds; c. de financiële situatie van de werkgever de uitgaven ter zake van de pensioenregeling niet meer toelaat; d. op enig moment geconstateerd wordt dat er sprake is van fiscaal bovenmatige elementen in deze pensioenregeling. De regeling kan alsdan worden aangepast. Het fonds is in dat geval bevoegd het reglement dienovereenkomstig aan te passen; e. bij of krachtens wettelijke maatregelen werkgever verplicht is de toezegging te wijzigen.
2.
Indien de werkgever van dit recht gebruik maakt, zal het fonds de deelnemers en de verzekeraar hiervan onverwijld schriftelijk in kennis stellen. Het deel van de pensioenaanspraken dat correspondeert met het gedeelte dat tot de datum van de vermindering van de toegekende pensioenaanspraken is verkregen uit de betalingen, welke tot die datum zijn gedaan of nog verschuldigd zijn, zal niet worden aangetast. 18
3.
De werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de werknemer wijzigen indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Artikel 25
Onvoorziene gevallen
1. In gevallen waarin niet door dit pensioenreglement mocht zijn voorzien, beslist het bestuur na overleg met de werkgever zoveel mogelijk naar analogie van de bepalingen van dit reglement. 2. Het bestuur is na overleg met de werkgever bevoegd om in door haar te bepalen gevallen af te wijken van de bepalingen van dit pensioenreglement, doch uitsluitend in voor een deelnemer gunstige zin. Artikel 26
Inwerkingtreding
Dit reglement is laatstelijk gewijzigd op 3 september 2015 en treedt in werking per 1 januari 2015.
19
ADDENDUM 1 BIJ HET PENSIOENREGLEMENT VAN STICHTING PENSIOENFONDS ARDAGH NEDERLAND (FLEXREX) BETREFFENDE DE FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN (per 1 januari 2015)
20
Naar dit addendum wordt verwezen in artikel 12, artikel 17 en artikel 23 van het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Ardagh Nederland (Flexrex) voor de diverse omzettingsfactoren ten behoeve van de flexibilisering. Verder worden in het pensioenreglement bij verschillende artikelen de zogenaamde afkoopvoeten genoemd. Bij het vaststellen van de omzettingsfactoren en de afkoopvoeten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. 2.
De prognosetafel AG2014 in combinatie met 100% ervaringssterfte. Gehuwdheidstafel 1980-1985 verhoogd met 5,5% (en vanaf 65 jaar een gehuwdheidskans van 100%). 3. Rekenrente conform door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per ultimo 2014 (zonder driemaands middeling). 4. Een gewogen gemiddelde van geslachtsafhankelijke tarieven, waarbij de gewichten gelijk zijn aan de procentuele verhouding van mannen en vrouwen in de voorziening pensioenverplichtingen. Deze verhouden zich 97:3. De genoemde omzettingsmogelijkheden en afkoopvoeten gelden voor een periode van één jaar, waarbij de omzettingsfactoren en de afkoopvoeten per 1 januari 2015 zijn vastgesteld. Indien het bestuur dit wenselijk acht kunnen de omzettingsmogelijkheden en afkoopvoeten tussentijds worden aangepast. 1.
Deeltijdpensionering
1.1 Splitsing opgebouwd ouderdoms- en/of prepensioen Bij deeltijdpensionering wordt het opgebouwde ouderdoms- en eventuele prepensioen gesplitst in een deeltijdpensioen en een resterend pensioen. Afhankelijk van de gekozen vorm kunnen deze pensioenen worden vervroegd. 1.2 Vervroegingsfactoren De aanpassing van de pensioenen vindt plaats op de ingangsdatum van het deeltijdpensioen. Dit gebeurt op actuarieel en sekseneutrale wijze. De vervroegingsfactoren die hierbij worden gebruikt zijn dezelfde als opgenomen in hoofdstuk drie van dit addendum (tabellen 4a tot en met 5c). 1.3 Voortzetting deelnemerschap tijdens deeltijdpensionering Voor het gedeelte dat de actieve deelnemer niet met pensioen gaat, blijft zijn dienstverband van kracht. Over dit gedeelte vindt dekking en opbouw van pensioen plaats conform deeltijdarbeid. De opbouw van het pensioen wordt gebaseerd op de gekozen ingangsdatum van het resterende pensioen. Voorbeeld deeltijdpensionering Een deelnemer gaat op leeftijd 58 voor 50% met deeltijdpensioen. Vóór omzetting van zijn aanspraken is zijn op leeftijd 58 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op leeftijd 65, gelijk aan EUR 20.000 en het bijbehorende opgebouwde partnerpensioen gelijk aan EUR 14.000. Het op leeftijd 58 opgebouwde prepensioen ingaand op leeftijd 62 is gelijk aan EUR 10.000. De helft van het op leeftijd 58 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op leeftijd 65, wordt vervroegd naar ingang op leeftijd 58. Vervroeging van de helft van het ouderdomspensioen levert conform tabel 4a EUR 10.000 * 0,693 = EUR 6.930 ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 58. Tijdens het deeltijd dienstverband van leeftijd 58 tot 65 vindt bovendien nog gewoon pensioenopbouw plaats. Voor deze voorbeelddeelnemer gaan wij er vanuit dat hij in deeltijd nog EUR 2.000 ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 opbouwt en EUR 1.400 partnerpensioen. Na deeltijdpensionering heeft de deelnemer vanaf leeftijd 58 recht op een ouderdomspensioen van EUR 6.930 en vanaf leeftijd 65 recht op een ouderdomspensioen van 50% * EUR 20.000 + EUR 6.930 + EUR 2.000 = EUR 18.930. Het partnerpensioen is alleen veranderd door de additionele opbouw en daarmee gelijk aan EUR 14.000 + EUR 1.400 = EUR 15.400. De helft van het op leeftijd 58 opgebouwde prepensioen, ingaand op leeftijd 62, wordt vervroegd naar leeftijd 58. Vervroeging van de helft van het prepensioen levert conform tabel 5a EUR 5.000 * 0,418 = EUR 2.090 prepensioen op, ingaand op leeftijd 58. Na deeltijdpensionering heeft de deelnemer vanaf leeftijd 58 recht op een prepensioen van EUR 2.090 en vanaf leeftijd 62 recht op een prepensioen van 50% * EUR 10.000 + EUR 2.090 = EUR 7.090. 2.
Uitruil op de pensioen(ingangs)datum
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 1, voor kiezen om een deel van, of het gehele, partnerpensioen uit te ruilen voor een, direct ingaand, ouderdomspensioen. Dit wordt besloten op de pensioen(ingangs)datum. Let op: het deel van het partnerpensioen dat wordt uitgeruild, komt te vervallen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 55 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 70 jaar (de maximale pensioenleeftijd), staan in tabel 1.
21
Voorbeeld uitruil PP voor OP Een deelnemer gaat op leeftijd 60 met pensioen en besluit zijn opgebouwde partnerpensioen uit te ruilen voor een direct ingaand ouderdomspensioen. Vóór uitruil is het op leeftijd 60 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op leeftijd 65, gelijk aan EUR 20.000 en het bijbehorende opgebouwde partnerpensioen gelijk aan EUR 14.000. Allereerst wordt het op leeftijd 60 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op 65, vervroegd naar een ouderdomspensioen ingaand op 60. Vervroeging levert conform tabel 4a EUR 20.000 * 0,765 = EUR 15.300 ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 60. Het volledig uitruilen van het partnerpensioen levert conform tabel 1 EUR 14.000 * 0,280 = 3.920 extra ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 60. Na uitruil heeft de deelnemer recht op EUR 15.300 + EUR 3.920 = EUR 19.220 ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 60 en geen recht meer op partnerpensioen. Indien de deelnemer slechts de helft van zijn partnerpensioen uitruilt, levert dit EUR 7.000 * 0,280 = EUR 1.960 extra ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 60. Na uitruil heeft de deelnemer dan recht op EUR 15.300 + EUR 1.960 = EUR 17.260 ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 60 en EUR 7.000 partnerpensioen. Partnerpensioen (PP) uitruilen voor ouderdomspensioen (OP) Leeftijd Factor PP voor X uitruil in EUR
PP na uitruil in EUR
OP ingaand op leeftijd X na uitruil in EUR
55 jaar
0,223
1.000
0
223,00
56 jaar
0,234
1.000
0
234,00
57 jaar
0,244
1.000
0
244,00
58 jaar
0,256
1.000
0
256,00
59 jaar
0,267
1.000
0
267,00
60 jaar
0,280
1.000
0
280,00
61 jaar
0,292
1.000
0
292,00
62 jaar
0,305
1.000
0
305,00
63 jaar
0,318
1.000
0
318,00
64 jaar
0,331
1.000
0
331,00
65 jaar
0,345
1.000
0
345,00
66 jaar
0,360
1.000
0
360,00
67 jaar
0,376
1.000
0
376,00
68 jaar
0,392
1.000
0
392,00
69 jaar
0,408
1.000
0
408,00
70 jaar 0,426 1.000 0 Tabel 1: Uitruilfactoren levenslang partnerpensioen voor levenslang ouderdomspensioen
426,00
De (gewezen) deelnemer kan er voor kiezen om het direct ingaand prepensioen uit te ruilen voor een direct ingaand ouderdomspensioen. Dit wordt besloten op het moment van pensioeningang. Let op: het deel van het prepensioen dat wordt uitgeruild, komt te vervallen. De factoren, alsmede de uitkomsten, staan in tabel 2. Voorbeeld uitruil TOP voor OP Een deelnemer gaat op leeftijd 58 met pensioen en besluit zijn opgebouwde prepensioen uit te ruilen voor een direct ingaand ouderdomspensioen. Vóór uitruil is het op leeftijd 58 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op leeftijd 65, gelijk aan EUR 20.000 en het bijbehorende partnerpensioen gelijk aan EUR 14.000. Het op leeftijd 58 opgebouwde prepensioen, ingaand op leeftijd 62, is gelijk aan EUR 10.000. Allereerst wordt het op leeftijd 58 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op 65, vervroegd naar een ouderdomspensioen ingaand op 58. Vervroeging levert conform tabel 4a EUR 20.000 * 0,693 = EUR 13.860 ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 58. Daarnaast wordt het op leeftijd 58 opgebouwde prepensioen, ingaand op leeftijd 62, vervroegd naar een prepensioen ingaand op leeftijd 58. Vervroeging levert conform tabel 5a EUR 10.000 * 0,418 = EUR 4.180 prepensioen op, ingaand op leeftijd 58.
22
Het volledig uitruilen van het prepensioen levert conform tabel 2 EUR 4.180 * 0,307 = EUR 1.283,26 extra ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 58. Na uitruil heeft de deelnemer recht op EUR 13.860 + EUR 1.283,26 = EUR 15.143,26 ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 58 en geen recht meer op prepensioen. Het partnerpensioen blijft ongewijzigd gelijk aan EUR 14.000. Indien de deelnemer slechts de helft van zijn prepensioen uitruilt, levert dit 50% * EUR 4.180 * 0,307 = EUR 641,63 extra ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 58. Na uitruil heeft de deelnemer dan recht op EUR 13.860 + EUR 641,63 = EUR 14.501,63 ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 58 en 50% * EUR 4.180 = EUR 2.090 prepensioen ingaand op 58 (en lopend tot 65). Het partnerpensioen blijft ongewijzigd gelijk aan EUR 14.000. Prepensioen (TOP) uitruilen voor ouderdomspensioen (OP) Leeftijd Factor TOP voor X uitruil in EUR
TOP na uitruil in EUR
OP ingaand op leeftijd X na uitruil in EUR
55 jaar
0,399
1.000
0
399,00
56 jaar
0,371
1.000
0
371,00
57 jaar
0,340
1.000
0
340,00
58 jaar
0,307
1.000
0
307,00
59 jaar
0,272
1.000
0
272,00
60 jaar
0,235
1.000
0
235,00
61 jaar
0,195
1.000
0
195,00
62 jaar
0,152
1.000
0
152,00
63 jaar
0,105
1.000
0
105,00
64 jaar 0,055 1.000 0 Tabel 2: Uitruilfactoren prepensioen (TOP) voor levenslang ouderdomspensioen
55,00
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 2, voor kiezen om een deel van, of het gehele, ouderdomspensioen uit te ruilen voor een partnerpensioen. Dit wordt besloten op de pensioen(ingangs) datum. Het partnerpensioen mag na uitruil maximaal 70% van het ouderdomspensioen bedragen. Let op: het deel van het ouderdomspensioen dat wordt uitgeruild, komt te vervallen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 55 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 70 jaar (de maximale pensioenleeftijd), staan in tabel 3. Voorbeeld uitruil OP voor PP Een deelnemer gaat op leeftijd 65 met pensioen en besluit een deel van zijn opgebouwde ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen, zodanig dat na uitruil het partnerpensioen gelijk is aan 70% van het resterende ouderdomspensioen. Vóór uitruil is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 gelijk aan EUR 20.000 en het bijbehorende opgebouwde partnerpensioen gelijk aan EUR 10.000. Daarnaast heeft de ex-partner van de deelnemer recht op een bijzonder partnerpensioen. Allereerst moet berekend worden hoeveel ouderdomspensioen er uitgeruild moet worden, om na uitruil op een partnerpensioen uit te komen dat gelijk is aan 70% van het ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen is na uitruil van een aanspraak X gelijk aan EUR 20.000 - X. Het partnerpensioen is conform tabel 3 na uitruil gelijk aan EUR 10.000 + X * 2,900. Het volgende moet dan na uitruil gelden: 70% * (EUR 20.000 - X) = EUR 10.000 + X * 2,900. Oplossing van de vergelijking geeft X = 1111,11. Uitruil van EUR 1111,11 ouderdomspensioen levert conform tabel 3 EUR 1111,11 * 2,900 = EUR 3.222,22 extra partnerpensioen. Na uitruil heeft de deelnemer recht op EUR 20.000 - EUR 1111,11 = EUR 18.888,89 ouderdomspensioen en EUR 10.000 + EUR 3.222,22 = EUR 13.222,23 partnerpensioen. Het partnerpensioen is daarmee na uitruil gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen. Ouderdomspensioen (OP) uitruilen voor partnerpensioen (PP) Leeftijd Factor OP ingaand op X leeftijd X voor uitruil in EUR
OP ingaand op leeftijd X na uitruil in EUR
PP na uitruil in EUR
55 jaar
4,485
1.000
0
4.485,00
56 jaar
4,282
1.000
0
4.282,00
57 jaar
4,090
1.000
0
4.090,00
58 jaar
3,910
1.000
0
3.910,00 23
Leeftijd X
Factor
OP ingaand op leeftijd X voor uitruil in EUR
OP ingaand op leeftijd X na uitruil in EUR
PP na uitruil in EUR
59 jaar
3,739
1.000
0
3.739,00
60 jaar
3,576
1.000
0
3.576,00
61 jaar
3,424
1.000
0
3.424,00
62 jaar
3,279
1.000
0
3.279,00
63 jaar
3,144
1.000
0
3.144,00
64 jaar
3,017
1.000
0
3.017,00
65 jaar
2,900
1.000
0
2.900,00
66 jaar
2,778
1.000
0
2.778,00
67 jaar
2,663
1.000
0
2.663,00
68 jaar
2,552
1.000
0
2.552,00
69 jaar
2,448
1.000
0
2.448,00
70 jaar 2,350 1.000 0 Tabel 3: Uitruilfactoren levenslang ouderdomspensioen voor levenslang partnerpensioen 3.
2.350,00
Vervroeging van de pensioen(ingangs)datum t.o.v. de pensioenrichtdatum
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 3, voor kiezen zijn ouderdomspensioen eerder in te laten gaan dan op de pensioenrichtdatum. Verder kan de (gewezen) deelnemer er voor kiezen zijn prepensioen eerder in te laten gaan dan op 62 jaar. Dit kan vanaf de eerste dag van de maand waarin hij 55 jaar wordt. De factoren, alsmede de uitkomsten, staan in tabellen 4a tot en met 5c. Voorbeeld vervroeging OP Een deelnemer vervroegt zijn op leeftijd 62 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op leeftijd 65, naar een ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 62. Vóór vervroeging is het op leeftijd 62 opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 gelijk aan EUR 20.000 en het bijbehorende partnerpensioen gelijk aan EUR 14.000. Na vervroeging is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 62 conform tabel 4a gelijk aan EUR 20.000 * 0,848 = EUR 16.960. Het partnerpensioen blijft ongewijzigd gelijk aan EUR 14.000. Vervroegen ouderdomspensioen (OP) ingaand op 65 jaar Factor OP ingaand op 65 Nieuwe voor vervroeging ingangsleeftijd OP in EUR X
OP ingaand op leeftijd X na vervroeging in EUR
0,601
1.000
55 jaar
601,00
0,629
1.000
56 jaar
629,00
0,660
1.000
57 jaar
660,00
0,693
1.000
58 jaar
693,00
0,728
1.000
59 jaar
728,00
0,765
1.000
60 jaar
765,00
0,805
1.000
61 jaar
805,00
0,848
1.000
62 jaar
848,00
0,895
1.000
63 jaar
895,00
0,945 1.000 64 jaar Tabel 4a: Vervroegingsfactoren levenslang ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar Vervroegen ouderdomspensioen (OP) ingaand op 67 jaar Factor OP ingaand op 65 Nieuwe voor vervroeging ingangsleeftijd OP in EUR X
945,00
OP ingaand op leeftijd X na vervroeging in EUR
0,530
1.000
55 jaar
530,00
0,555
1.000
56 jaar
555,00 24
0,582
1.000
57 jaar
582,00
0,611
1.000
58 jaar
611,00
0,642
1.000
59 jaar
642,00
0,676
1.000
60 jaar
676,00
0,712
1.000
61 jaar
712,00
0,751
1.000
62 jaar
751,00
0,793
1.000
63 jaar
793,00
0,838
1.000
64 jaar
838,00
0,887
1.000
65 jaar
887,00
0,941 1.000 66 jaar Tabel 4b: Vervroegingsfactoren levenslange ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar
941,00
Voorbeeld vervroeging TOP Een deelnemer vervroegt zijn op leeftijd 58 opgebouwde prepensioen, ingaand op leeftijd 62, naar een prepensioen ingaand op leeftijd 58. Vóór vervroeging is het op leeftijd 58 opgebouwde prepensioen ingaand op leeftijd 62 gelijk aan EUR 10.000. Na vervroeging is het opgebouwde prepensioen ingaand op leeftijd 58 conform tabel 5a gelijk aan EUR 10.000 * 0,418 = EUR 4.180. Dit prepensioen ontvangt de deelnemer van leeftijd 58 tot leeftijd 65. Vervroegen prepensioen (TOP) naar TOPXX65 Factor TOP ingaand op leeftijd 62 voor vervroeging in EUR
Nieuwe ingangsleeftijd X
TOP ingaand op leeftijd X na vervroeging in EUR
0,284
1.000
55 jaar
284,00
0,319
1.000
56 jaar
319,00
0,362
1.000
57 jaar
362,00
0,418
1.000
58 jaar
418,00
0,491
1.000
59 jaar
491,00
0,593
1.000
60 jaar
593,00
0,746 1.000 61 jaar Tabel 5a: Vervroegingsfactoren prepensioen (TOP) naar TOPXX65
746,00
Vervroegen prepensioen (TOP) naar TOPXX66 Factor TOP ingaand op leeftijd 62 voor vervroeging in EUR
Nieuwe ingangsleeftijd X
TOP ingaand op leeftijd X na vervroeging in EUR
0,260
1.000
55 jaar
260,00
0,289
1.000
56 jaar
289,00
0,325
1.000
57 jaar
325,00
0,368
1.000
58 jaar
368,00
0,424
1.000
59 jaar
424,00
0,498
1.000
60 jaar
498,00
0,601 1.000 61 jaar Tabel 5b: Vervroegingsfactoren prepensioen (TOP) naar TOPXX66
601,00
Vervroegen prepensioen (TOP) naar TOPXX67 Factor TOP ingaand op leeftijd 62 voor vervroeging in EUR
Nieuwe ingangsleeftijd X
TOP ingaand op leeftijd X na vervroeging in EUR
0,241
1.000
55 jaar
241,00
0,266
1.000
56 jaar
266,00
0,295
1.000
57 jaar
295,00
0,330
1.000
58 jaar
330,00 25
0,374
1.000
59 jaar
374,00
0,430
1.000
60 jaar
430,00
0,504 1.000 61 jaar Tabel 5c: Vervroegingsfactoren prepensioen (TOP) naar TOPXX67
504,00
4.
Uitstel van de pensioen(ingangs)datum t.o.v. de pensioenrichtdatum
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 3, voor kiezen zijn ouderdomspensioen later in te laten gaan dan op de pensioenrichtdatum. Dit kan tot de eerste dag van de maand waarin hij 70 jaar wordt. Verder kan de (gewezen) deelnemer er voor kiezen zijn prepensioen later in te laten gaan dan op 62 jaar. Dit kan tot de eerste dag van de maand waarin hij 67 jaar wordt. Voorbeeld uitstel OP Een deelnemer stelt zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 uit naar een ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 68. Vóór uitstel op leeftijd 65 is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 gelijk aan EUR 20.000 en het bijbehorende partnerpensioen gelijk aan EUR 14.000. Na uitstel is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 68 conform tabel 6a gelijk aan EUR 20.000 * 1,202 = EUR 24.040. Het partnerpensioen blijft ongewijzigd gelijk aan EUR 14.000. Uitstel ouderdomspensioen (OP) ingaand op 65 jaar Factor OP ingaand op leeftijd 65 voor uitstel in EUR
Nieuwe ingangsleeftijd X
OP ingaand op leeftijd X na uitstel in EUR
1,060
1.000
66 jaar
1.060,00
1,127
1.000
67 jaar
1.127,00
1,202
1.000
68 jaar
1.202,00
1,285
1.000
69 jaar
1.285,00
1,379 1.000 70 jaar Tabel 6a: Uitstelfactoren levenslang ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar Uitstel ouderdomspensioen (OP) ingaand op 67 jaar Factor OP ingaand op leeftijd 65 voor uitstel in EUR
1.379,00
Nieuwe ingangsleeftijd X
OP ingaand op leeftijd X na uitstel in EUR
1,065
1.000
68 jaar
1.065,00
1,138
1.000
69 jaar
1.138,00
1,221 1.000 70 jaar Tabel 6b: Uitstelfactoren levenslang ouderdomspensioen ingaand op 67 jaar
1.221,00
Voorbeeld uitstel TOP Een deelnemer stelt zijn prepensioen ingaand op leeftijd 62 uit naar een prepensioen ingaand op leeftijd 63. Vóór uitstel op leeftijd 62 is het opgebouwde prepensioen ingaand op leeftijd 62 gelijk aan EUR 10.000. Na uitstel is het opgebouwde prepensioen ingaand op leeftijd 63 conform tabel 7a gelijk aan EUR 10.000 * 1,508 = EUR 15.080. Uitstel prepensioen (TOP) naar TOPXX65 Nieuwe TOP ingaand Jaarlijks TOP ingangsleeftijd op leeftijd 62 ingaand op nieuwe voor uitstel in ingangsleeftijd na EUR uitstel in EUR 63
1.000,00
1.508,00
64 1.000,00 3.035,00 Tabel 7a: Uitstelfactoren prepensioen naar TOPXX65
26
Uitstel prepensioen (TOP) naar TOPXX66 Nieuwe TOP ingaand Jaarlijks TOP ingangsleeftijd op leeftijd 62 ingaand op nieuwe voor uitstel in ingangsleeftijd na EUR uitstel in EUR 62
1.000,00
755,00
63
1.000,00
1.012,00
64
1.000,00
1.529,00
65 1.000,00 3.079,00 Tabel 7b: Uitstelfactoren prepensioen naar TOPXX66 Uitstel prepensioen (TOP) naar TOPXX67 Nieuwe TOP ingaand Jaarlijks TOP ingangsleeftijd op leeftijd 62 ingaand op nieuwe voor uitstel in ingangsleeftijd na EUR uitstel in EUR 62
1.000,00
608,00
63
1.000,00
765,00
64
1.000,00
1.027,00
65
1.000,00
1.601,00
66 1.000,00 3.132,00 Tabel 7c: Uitstelfactoren prepensioen naar TOPXX67 5.
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen vanaf 65
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen, duur 5 jaar De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 4, op de pensioen(ingangs)datum voor kiezen het, direct ingaande, ouderdomspensioen volgens een hoog-laag constructie te laten uitkeren. Hierbij ontvangt de deelnemer de eerste 5 jaar na de pensioen(ingangs)datum een hoger pensioen en vervolgens na deze periode 75% van het eerder uitgekeerde pensioen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 65 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 70 jaar (de maximale pensioenleeftijd), staan in tabel 8. Opgemerkt kan nog worden dat een eventueel partnerpensioen wordt afgeleid van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. De keus voor hoog-laag heeft dus geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. Voorbeeld hoog-laag 5 jaar vanaf 65 Een deelnemer zet zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 67 (na uitstel) om in een ouderdomspensioen dat na de eerste vijf jaar gelijk is aan 75% van het ouderdomspensioen dat gedurende de eerste vijf jaar wordt uitgekeerd. Vóór omzetting op leeftijd 67 is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 67 gelijk aan EUR 20.000. Na omzetting ontvangt de deelnemer van leeftijd 67 tot 72 conform tabel 8 EUR 20.000 * 1,214 = EUR 24.280 ouderdomspensioen en vanaf leeftijd 72 EUR 24.280 * 75% = EUR 18.210 ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wijzigt niet. Leeftijd X
Factor 5 jaar
OP ingaand op leeftijd X voor omzetting in EUR
OP na omzetting gedurende OP na omzetting in periode na eerste 5 jaar (vanaf leeftijd eerste 5 jaar (vanaf leeftijd X) in EUR X+5) in EUR
65 jaar
1,221
1.000
1.221,00
915,75
66 jaar
1,218
1.000
1.218,00
913,50
67 jaar
1,214
1.000
1.214,00
910,50
68 jaar
1,210
1.000
1.210,00
907,50
69 jaar
1,205
1.000
1.205,00
903,75
70 jaar 1,200 1.000 1.200,00 Tabel 8: Hoog-laag factoren voor periode vijf jaar vanaf 65
900,00
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen, duur 10 jaar De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 4, op de pensioen(ingangs)datum voor kiezen het, direct ingaand, ouderdomspensioen volgens een hoog-laag constructie te laten uitkeren. Hierbij ontvangt de deelnemer de eerste 10 jaar na de pensioen(ingangs)datum een hoger pensioen en vervolgens na deze periode 75% van het eerder uitgekeerde pensioen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 65 jaar (de 27
minimale pensioenleeftijd) tot en met 70 jaar (de maximale pensioenleeftijd), staan in tabel 9. Opgemerkt kan nog worden dat een eventueel partnerpensioen wordt afgeleid van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. De keus voor hoog-laag heeft dus geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. Voorbeeld hoog-laag 10 jaar vanaf 65 Een deelnemer zet zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 66 (na uitstel) om in een ouderdomspensioen dat na de eerste tien jaar gelijk is aan 75% van het ouderdomspensioen dat gedurende de eerste tien jaar wordt uitgekeerd. Vóór omzetting op leeftijd 66 is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 66 gelijk aan EUR 20.000. Na omzetting ontvangt de deelnemer van leeftijd 66 tot 76 conform tabel 9 EUR 20.000 * 1,132 = EUR 22.640 ouderdomspensioen en vanaf leeftijd 76 EUR 22.640 * 75% = EUR 16.980 ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wijzigt niet. Leeftijd X
Factor 10 jaar
OP ingaand op leeftijd X voor omzetting in EUR
OP na omzetting gedurende eerste 10 jaar (vanaf leeftijd X) in EUR
OP na omzetting in periode na eerste 10 jaar (vanaf leeftijd X+10) in EUR
65 jaar
1,137
1.000
1.137,00
852,75
66 jaar
1,132
1.000
1.132,00
849,00
67 jaar
1,126
1.000
1.126,00
844,50
68 jaar
1,121
1.000
1.121,00
840,75
69 jaar
1,115
1.000
1.115,00
836,25
70 jaar 1,109 1.000 1.109,00 Tabel 9: Hoog-laag factoren voor periode tien jaar vanaf 65
831,75
6.
Laag-hoog constructie ouderdomspensioen vanaf 65
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 4, op de pensioen(ingangs)datum voor kiezen het, direct ingaand, ouderdomspensioen volgens een laag-hoog constructie te laten uitkeren. Hierbij ontvangt de deelnemer de eerste 5 jaar na de pensioen(ingangs)datum een pensioen ter grootte van 75% van het na deze periode te ontvangen pensioen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 65 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 70 jaar (de maximale pensioenleeftijd), staan in tabel 10. Opgemerkt kan nog worden dat een eventueel partnerpensioen wordt afgeleid van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. De keus voor laag-hoog heeft dus geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. Voorbeeld laag-hoog 5 jaar vanaf 65 Een deelnemer zet zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 om in een ouderdomspensioen dat gedurende de eerste vijf jaar gelijk is aan 75% van het ouderdomspensioen dat na de eerste vijf jaar wordt uitgekeerd. Vóór omzetting op leeftijd 65 is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 gelijk aan EUR 20.000. Na omzetting ontvangt de deelnemer vanaf leeftijd 70 conform tabel 10 EUR 20.000 * 1,074 = EUR 21.480 ouderdomspensioen en van leeftijd 65 tot 70 EUR 21.480 * 75% = EUR 16.110 ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wijzigt niet. Laag-hoog constructie ouderdomspensioen, duur 5 jaar Leeftijd Factor OP ingaand op OP na omzetting gedurende OP na omzetting in periode na X 5 jaar leeftijd X voor eerste 5 jaar (vanaf leeftijd eerste 5 jaar (vanaf leeftijd omzetting in EUR X) in EUR X+5) in EUR 65 jaar
1,074
1.000
1.074,00
805,50
66 jaar
1,077
1.000
1.077,00
807,75
67 jaar
1,080
1.000
1.080,00
810,00
68 jaar
1,083
1.000
1.083,00
812,25
69 jaar
1,087
1.000
1.087,00
815,25
70 jaar 1,091 1.000 1.091,00 Tabel 10: Laag-hoog factoren voor periode vijf jaar vanaf 65
818,25
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 4, op de pensioen(ingangs)datum voor kiezen het, direct ingaand, ouderdomspensioen volgens een laag-hoog constructie te laten uitkeren. Hierbij ontvangt de deelnemer de eerste 10 jaar na de pensioen(ingangs)datum een pensioen ter grootte van 75% van het na deze periode te ontvangen pensioen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 65 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 70 jaar (de maximale pensioenleeftijd), staan in tabel 11. Opgemerkt kan nog worden dat een eventueel partnerpensioen wordt afgeleid van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. De keus voor laag-hoog heeft dus geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. 28
Voorbeeld laag-hoog 10 jaar vanaf 65 Een deelnemer zet zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 om in een ouderdomspensioen dat gedurende de eerste tien jaar gelijk is aan 75% van het ouderdomspensioen dat na de eerste tien jaar wordt uitgekeerd. Vóór omzetting op leeftijd 65 is het opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 gelijk aan EUR 20.000. Na omzetting ontvangt de deelnemer vanaf leeftijd 75 conform tabel 11 EUR 20.000 * 1,149 = EUR 22.980 ouderdomspensioen en van leeftijd 65 tot 75 EUR 22.980 * 75% = EUR 17.235 ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wijzigt niet. Laag-hoog constructie ouderdomspensioen, duur 10 jaar Leeftijd Factor OP ingaand op OP na omzetting X 10 jaar leeftijd X voor gedurende eerste 10 jaar omzetting in EUR (vanaf leeftijd X) in EUR
OP na omzetting in periode na eerste 10 jaar (vanaf leeftijd X+10) in EUR
65 jaar
1,149
1.000
861,75
1.149,00
66 jaar
1,154
1.000
865,50
1.154,00
67 jaar
1,160
1.000
870,00
1.160,00
68 jaar
1,166
1.000
874,50
1.166,00
69 jaar
1,173
1.000
879,75
1.173,00
70 jaar 1,179 1.000 884,25 Tabel 11: Laag-hoog factoren voor periode tien jaar vanaf 65
1.179,00
7.
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen tot 65
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 4, op de pensioen(ingangs)datum voor kiezen het, direct ingaand, ouderdomspensioen volgens een hoog-laag constructie te laten uitkeren. Hierbij ontvangt de deelnemer na 65 jaar een pensioen ter grootte van 75% van het voor de leeftijd van 65 jaar te ontvangen pensioen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 55 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 64 jaar, staan in tabel 12. Opgemerkt kan nog worden dat een eventueel partnerpensioen wordt afgeleid van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. De keus voor hoog-laag heeft dus geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. Voorbeeld hoog-laag tot 65 Een deelnemer zet zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 60 om in een ouderdomspensioen dat vanaf leeftijd 65 gelijk is aan 75% van het ouderdomspensioen dat van leeftijd 60 tot 65 wordt uitgekeerd. Vóór omzetting is het op leeftijd 60 opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op leeftijd 65, gelijk aan EUR 20.000. Allereerst wordt het ouderdomspensioen ingaand op 65 vervroegd naar een ouderdomspensioen ingaand op 60. Vervroeging levert conform tabel 4a EUR 20.000 * 0,765 = EUR 15.300 ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 60. Vervolgens wordt het ouderdomspensioen ingaand op 60 omgezet naar een hoog-laag pensioen. Na omzetting ontvangt de deelnemer van leeftijd 60 tot 65 conform tabel 12a EUR 15.300 * 1,236 = EUR 18.910,80 ouderdomspensioen en vanaf leeftijd 65 EUR 18.910,80 * 75% = EUR 14.183,10 ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wijzigt niet. Leeftijd X
Factor tot 65 jaar
OP ingaand op leeftijd X voor omzetting in EUR
OP na omzetting vanaf leeftijd X tot 65 jaar in EUR
OP na omzetting in periode na 65 jaar in EUR
55 jaar
1,177
1.000
1.177,00
882,75
56 jaar
1,187
1.000
1.187,00
890,25
57 jaar
1,198
1.000
1.198,00
898,50
58 jaar
1,209
1.000
1.209,00
906,75
59 jaar
1,222
1.000
1.222,00
916,50
60 jaar
1,236
1.000
1.236,00
927,00
61 jaar
1,252
1.000
1.252,00
939,00
62 jaar
1,269
1.000
1.269,00
951,75
63 jaar
1,288
1.000
1.288,00
966,00
64 jaar
1,309
1.000
1.309,00
981,75 29
Tabel 12a: Hoog-laag factoren voor periode tot 65 Leeftijd X
Factor tot 67 jaar
OP ingaand op leeftijd X voor omzetting in EUR
OP na omzetting vanaf leeftijd X tot 67 jaar in EUR
OP na omzetting in periode na 67 jaar in EUR
57 jaar
1,170
1.000
1.170,00
877,50
58 jaar
1,180
1.000
1.180,00
885,00
59 jaar
1,191
1.000
1.191,00
893,25
60 jaar
1,203
1.000
1.203,00
902,25
61 jaar
1,217
1.000
1.217,00
912,75
62 jaar
1,231
1.000
1.231,00
923,25
63 jaar
1,247
1.000
1.247,00
935,25
64 jaar
1,265
1.000
1.265,00
948,75
65 jaar
1,285
1.000
1.285,00
963,75
1.308,00
981,00
66 jaar 1,308 1.000 Tabel 12b: Hoog-laag factoren voor periode tot 67 8.
Laag-hoog constructie ouderdomspensioen tot 65
De (gewezen) deelnemer kan er, conform artikel 12 lid 4, op de pensioen(ingangs)datum voor kiezen het, direct ingaand, ouderdomspensioen volgens een laag hoog constructie te laten uitkeren. Hierbij ontvangt de deelnemer tot 65 jaar een pensioen ter grootte van 75% van het na de leeftijd van 65 jaar te ontvangen pensioen. De factoren alsmede de uitkomsten, vanaf 55 jaar (de minimale pensioenleeftijd) tot en met 64 jaar, staan vermeld in tabel 13. Opgemerkt kan nog worden dat een eventueel partnerpensioen wordt afgeleid van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. De keus voor laag-hoog heeft dus geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. Voorbeeld laag-hoog tot 65 Een deelnemer zet zijn ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 58 om in een ouderdomspensioen dat van leeftijd 58 tot 65 gelijk is aan 75% van het ouderdomspensioen dat vanaf leeftijd 65 wordt uitgekeerd. Vóór omzetting is het op leeftijd 58 opgebouwde ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65 gelijk aan EUR 20.000. Allereerst wordt het ouderdomspensioen ingaand op 65 vervroegd naar een ouderdomspensioen ingaand op 58. Vervroeging levert conform tabel 4a EUR 20.000 * 0,693 = EUR 13.860 ouderdomspensioen op, ingaand op leeftijd 58. Vervolgens wordt het ouderdomspensioen ingaand op 58 omgezet naar een hoog-laag pensioen. Na omzetting ontvangt de deelnemer vanaf leeftijd 65 conform tabel 13a EUR 13.860 * 1,083 = EUR 15.010,38 ouderdomspensioen en van leeftijd 58 tot 65 EUR 15.010,38 * 75% = EUR 11.257,79 ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wijzigt niet. Leeftijd X
Factor tot 65 jaar
OP ingaand op leeftijd X voor omzetting in EUR
OP na omzetting vanaf leeftijd X tot 65 jaar in EUR
OP na omzetting in periode na 65 jaar in EUR
55 jaar
1,111
1.000
833,25
1.111,00
56 jaar
1,102
1.000
826,50
1.102,00
57 jaar
1,093
1.000
819,75
1.093,00
58 jaar
1,083
1.000
812,25
1.083,00
59 jaar
1,073
1.000
804,75
1.073,00
60 jaar
1,062
1.000
796,50
1.062,00
61 jaar
1,051
1.000
788,25
1.051,00
62 jaar
1,039
1.000
779,25
1.039,00
63 jaar
1,027
1.000
770,25
1.027,00
760,50
1.014,00
64 jaar 1,014 1.000 Tabel 13a: Laag-hoog factoren voor periode tot 65
30
Leeftijd X
Factor tot 67 jaar
OP ingaand op leeftijd X voor omzetting in EUR
OP na omzetting vanaf leeftijd X tot 67 jaar in EUR
OP na omzetting in periode na 67 jaar in EUR
57 jaar
1,117
1.000
837,75
1.117,00
58 jaar
1,108
1.000
831,00
1.108,00
59 jaar
1,098
1.000
823,50
1.098,00
60 jaar
1,088
1.000
816,00
1.088,00
61 jaar
1,078
1.000
808,50
1.078,00
62 jaar
1,066
1.000
799,50
1.066,00
63 jaar
1,055
1.000
791,25
1.055,00
64 jaar
1,042
1.000
781,50
1.042,00
65 jaar
1,029
1.000
771,75
1.029,00
761,25
1.015,00
66 jaar 1,015 1.000 Tabel 13b: Laag-hoog factoren voor periode tot 67 9.
Afkoop
Indien het deelnemerschap wordt beëindigd op of vóór de pensioendatum, heeft het fonds het recht de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen af te kopen indien de hoogte van de uitkering van het levenslange ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het grensbedrag (wordt jaarlijks vastgesteld). Ook een eventueel recht op prepensioen zal dan worden afgekocht. De afkoopfactoren voor het (niet) ingegane levenslange ouderdomspensioen, partnerpensioen en prepensioen staan in tabellen 14 en 15. Voorbeeld afkoop Een deelnemer treedt op 35-jarige leeftijd uit dienst. Het opgebouwde ouderdomspensioen, ingaand op 65, bedraagt op dat moment EUR 200. Het bijbehorende opgebouwde partnerpensioen bedraagt EUR 140. Na afkoop heeft de deelnemer recht op een eenmalige afkoopsom ter grootte van EUR 200 * 8,326 + EUR 140 * 2,757 = EUR 2.051,18. Na afkoop heeft de (gewezen) deelnemer geen recht meer op ouderdomspensioen en/of partnerpensioen. Afkoop gering niet ingegaan pensioen Leeftijd Gering niet Gering niet ingegaan X ingegaan OP PP
Gering niet ingegaan TOP
21 jaar
5,037
1,487
1,059
22 jaar
5,228
1,559
1,100
23 jaar
5,425
1,634
1,143
24 jaar
5,629
1,711
1,187
25 jaar
5,839
1,791
1,232
26 jaar
6,057
1,873
1,279
27 jaar
6,281
1,958
1,327
28 jaar
6,512
2,047
1,377
29 jaar
6,750
2,139
1,427
30 jaar
6,995
2,234
1,479
31 jaar
7,248
2,332
1,531
32 jaar
7,507
2,433
1,585
33 jaar
7,773
2,538
1,639
34 jaar
8,046
2,646
1,694
35 jaar
8,326
2,757
1,750
36 jaar
8,612
2,871
1,806
37 jaar
8,904
2,989
1,861
38 jaar
9,201
3,111
1,917 31
Leeftijd X
Gering niet ingegaan OP
Gering niet ingegaan PP
Gering niet ingegaan TOP
39 jaar
9,505
3,237
1,971
40 jaar
9,813
3,365
2,024
41 jaar
10,125
3,497
2,076
42 jaar
10,441
3,632
2,124
43 jaar
10,759
3,768
2,170
44 jaar
11,079
3,906
2,214
45 jaar
11,398
4,046
2,257
46 jaar
11,717
4,187
2,301
47 jaar
12,034
4,329
2,346
48 jaar
12,350
4,469
2,392
49 jaar
12,665
4,609
2,440
50 jaar
12,979
4,749
2,489
51 jaar
13,293
4,887
2,540
52 jaar
13,608
5,021
2,592
53 jaar
13,924
5,153
2,644
54 jaar
14,241
5,280
2,696
55 jaar
14,559
5,404
2,746
56 jaar
14,880
5,521
2,794
57 jaar
15,204
5,632
2,838
58 jaar
15,530
5,735
2,879
59 jaar
15,857
5,829
2,915
60 jaar
16,184
5,916
2,949
61 jaar
16,513
5,990
2,980
62 jaar
16,844
6,054
3,011
63 jaar
17,176
6,105
0,000
64 jaar
17,513
6,141
0,000
Tabel 14: afkoopfactoren voor gering niet ingegaan ouderdomspensioen, partnerpensioen en prepensioen per 1 januari 2015 Leeftijd X
Gering ingegaan OP
Gering ingegaan PP
Gering niet tijdelijk PP
21 jaar
0,000
36,519
31,482
22 jaar
0,000
36,346
31,119
23 jaar
0,000
36,165
30,741
24 jaar
0,000
35,977
30,349
25 jaar
0,000
35,781
29,941
26 jaar
0,000
35,575
29,518
27 jaar
0,000
35,359
29,078
28 jaar
0,000
35,133
28,621
29 jaar
0,000
34,897
28,147
30 jaar
0,000
34,651
27,655
31 jaar
0,000
34,393
27,145
32 jaar
0,000
34,124
26,617
33 jaar
0,000
33,844
26,071 32
Leeftijd X
Gering ingegaan OP
Gering ingegaan PP
Gering niet tijdelijk PP
34 jaar
0,000
33,551
25,505
35 jaar
0,000
33,246
24,920
36 jaar
0,000
32,928
24,316
37 jaar
0,000
32,597
23,693
38 jaar
0,000
32,252
23,050
39 jaar
0,000
31,893
22,388
40 jaar
0,000
31,521
21,708
41 jaar
0,000
31,134
21,009
42 jaar
0,000
30,733
20,292
43 jaar
0,000
30,318
19,559
44 jaar
0,000
29,889
18,811
45 jaar
0,000
29,446
18,047
46 jaar
0,000
28,988
17,271
47 jaar
0,000
28,515
16,481
48 jaar
0,000
28,030
15,680
49 jaar
0,000
27,529
14,864
50 jaar
0,000
27,015
14,035
51 jaar
0,000
26,486
13,193
52 jaar
0,000
25,944
12,336
53 jaar
0,000
25,388
11,465
54 jaar
0,000
24,820
10,579
55 jaar
24,237
24,237
9,678
56 jaar
23,643
23,643
8,763
57 jaar
23,037
23,037
7,833
58 jaar
22,421
22,421
6,891
59 jaar
21,794
21,794
5,936
60 jaar
21,155
21,155
4,971
61 jaar
20,509
20,509
3,995
62 jaar
19,854
19,854
3,011
63 jaar
19,193
19,193
2,017
64 jaar
18,527
18,527
1,014
65 jaar
17,856
17,856
0,000
66 jaar
17,182
17,182
0,000
67 jaar
16,507
16,507
0,000
68 jaar
15,830
15,830
0,000
69 jaar
15,154
15,154
0,000
70 jaar
14,481
14,481
0,000
71 jaar
13,808
13,808
0,000
72 jaar
13,144
13,144
0,000
73 jaar
12,490
12,490
0,000
74 jaar
11,843
11,843
0,000
75 jaar
11,208
11,208
0,000
76 jaar
10,586
10,586
0,000 33
Leeftijd X
Gering ingegaan OP
Gering ingegaan PP
Gering niet tijdelijk PP
77 jaar
9,980
9,980
0,000
78 jaar
9,392
9,392
0,000
79 jaar
8,823
8,823
0,000
80 jaar
8,271
8,271
0,000
81 jaar
7,740
7,740
0,000
82 jaar
7,234
7,234
0,000
83 jaar
6,746
6,746
0,000
84 jaar
6,283
6,283
0,000
85 jaar
5,843
5,843
0,000
86 jaar
5,427
5,427
0,000
87 jaar
5,040
5,040
0,000
88 jaar
4,675
4,675
0,000
89 jaar
4,341
4,341
0,000
90 jaar
4,035
4,035
0,000
91 jaar
3,749
3,749
0,000
92 jaar
3,484
3,484
0,000
93 jaar
3,240
3,240
0,000
94 jaar
3,018
3,018
0,000
95 jaar
2,815
2,815
0,000
96 jaar
2,631
2,631
0,000
97 jaar
2,464
2,464
0,000
98 jaar
2,314
2,314
0,000
99 jaar
2,178
2,178
0,000
100 jaar 2,056 2,056 0,000 Tabel 15: afkoopfactoren voor gering ingegaan ouderdomspensioen, partnerpensioen en prepensioen per 1 januari 2015 10. Combinaties flexibiliseringsmogelijkheden Het is mogelijk meerdere flexibiliseringsmogelijkheden te combineren. Als een (gewezen) deelnemer daarvoor kiest worden de gekozen mogelijkheden afzonderlijk verwerkt. Hierbij wordt de volgende volgorde aangehouden: 1. Deeltijdpensionering. 2. Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen. 3. Uitruil prepensioen in ouderdomspensioen. 4. Vervroeging of uitstel pensioenrichtdatum. 5. Hoog-laag uitruil ouderdomspensioen en laag-hoog uitruil ouderdomspensioen.
34
ADDENDUM 2 BIJ HET PENSIOENREGLEMENT VAN STICHTING PENSIOENFONDS ARDAGH NEDERLAND (FLEXREX) BETREFFENDE HET NIET MEER VAN TOEPASSING ZIJNDE ARTIKEL 23 VAN HET TOT EN MET 31 DECEMBER 2013 GELDENDE PENSIOENREGLEMENT
35
Artikel 23
Overgangsbepalingen
1.
Alle werknemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de op dat moment geldende in het pensioenreglement vastgelegde collectieve pensioenregeling van het fonds of deelnamen aan een op dat moment voor hen geldende in een pensioenbrief vastgelegde individuele pensioenregeling van het fonds worden indien zij op 1 januari 2006 nog steeds werknemer zijn, en geboren zijn vanaf 1944, opgenomen in de collectieve pensioenregeling zoals deze vanaf 1 januari 2006 geldt. Voor alle overige deelnemers geboren vóór 1944, gewezen deelnemers, gepensioneerden en deelnemers met premievrije voortzetting wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid blijft de in het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement vastgelegde collectieve pensioenregeling (gedeeltelijk) van toepassing.
2.
Voor de werknemers in lid 1 bedoeld, worden per 1 januari 2006 de opgebouwde aanspraken op pensioen uit hoofde van de pensioenregeling(en) zoals die op 31 december 2005 voor hen gold(en), beschouwd als aanspraken in de collectieve pensioenregeling zoals deze vanaf 1 januari 2006 geldt. Aan de pensioenregeling(en) zoals die op 31 december 2005 gold(en) kunnen geen rechten meer worden ontleend.
3.
Voor de werknemers in lid 1 bedoeld, worden per 1 januari 2006 de opgebouwde aanspraken op prepensioen uit hoofde van de prepensioenregeling zoals die op 31 december 2005 gold, per 31 december 2005 premievrij gemaakt en vervalt het deelnemerschap aan de prepensioenregeling. De op 31 december 2005 opgebouwde en premievrije aanspraken op prepensioen worden aangemerkt als premievrije prepensioenaanspraken van deze collectieve pensioenregeling en verhoogd met de loonindex conform de voorwaarden van artikel 11. Na beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling geldt de voorwaardelijke toeslagregeling voor premievrije pensioenaanspraken op basis van de prijsindex volgens artikel 11.
4.
Het prepensioen als bedoeld in lid 3 wordt uitgekeerd vanaf de eerste van de maand waarin de 62e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt tot de pensioenrichtdatum.
5.
Elke (gewezen) deelnemer krijgt eenmalig direct voorafgaand aan de eerste van de maand waarin de 62e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt de mogelijkheid de premievrije aanspraken op prepensioen eerder of later te laten ingaan dan op genoemde datum. Hierbij gelden de volgende regels: a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de al dan niet vervroegde of uitgestelde datum van ingang en is onherroepelijk; b. indien er sprake is van een verevende premievrije aanspraak op prepensioen of van conversie als bedoeld in artikel 9 heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het deel van het prepensioen dat niet verevend of geconverteerd is; c. de uitgestelde datum kan niet later liggen dan de pensioenrichtdatum; d. de keuze voor vervroeging of uitstel heeft betrekking op de premievrije aanspraken op prepensioen; e. indien gekozen is voor het eerder in laten gaan van prepensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het vervroegde prepensioen verlaagd met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de vervroegingsfactoren uit de tabel die in het addendum behorend bij dit reglement zijn opgenomen; f. Indien gekozen is voor het later in laten gaan van het prepensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het later ingaande prepensioen verhoogd met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de uitstelfactoren uit de tabel die in het addendum behorend bij dit reglement zijn opgenomen; g. de keuze voor vervroeging kan uitsluitend gemaakt worden indien en voorzover de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever eindigt; h. de keuze voor uitstel kan uitsluitend gemaakt worden indien en voor zover de dienstbetrekking van de deelnemer met de werkgever wordt voortgezet.
6.
Elke deelnemer krijgt eenmalig, direct voorafgaand aan de al dan niet vervroegde of uitgestelde datum waar vanaf het prepensioen wordt uitgekeerd de mogelijkheid met deeltijdpensioen te gaan. Hierbij gelden de volgende regels: a. het deeltijdpensioen gaat in vóór de pensioenrichtdatum; b. het deeltijdpensioen eindigt uiterlijk op de laatst mogelijke pensioendatum zoals omschreven in artikel 1; 36
c.
d. e.
f.
de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de al dan niet vervroegde of uitgestelde datum waar vanaf het prepensioen wordt uitgekeerd en is onherroepelijk; het percentage van deeltijdpensioen bedraagt 25%, 50% of 75% van het volledige prepensioen op het moment van ingang; indien er sprake is van verevend prepensioen of van conversie als bedoeld in artikel 9 heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer alleen betrekking op het deel van het prepensioen dat niet verevend of geconverteerd is; de keuze voor deeltijdpensionering heeft betrekking op het prepensioen.
Indien gekozen is voor deeltijdpensionering op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het deelnemerschap naar rato van de mate van deeltijdpensionering beëindigd met inachtneming van artikel 17. Het aldus vastgestelde gedeeltelijke prepensioen wordt verlaagd of verhoogd door het te vermenigvuldigen met een percentage dat wordt bepaald aan de hand van de vervroegingsfactoren of de uitstelfactoren uit de tabel die in het addendum behorend bij dit reglement zijn opgenomen. 7.
Elke deelnemer kan het prepensioen (gedeeltelijk) omzetten in een levenslang ouderdomspensioen en andersom. Het partnerpensioen blijft hierbij ongewijzigd. De keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden voor het bereiken van de (pre)pensioendatum en is onherroepelijk.
8.
Het fonds stelt de uitstelfactoren en vervroegingsfactoren voor het prepensioen, gehoord de actuaris, vast alsmede een periode gedurende welke deze factoren gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze ruilvoeten en factoren geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze ruilvoeten en factoren voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
9.
De werknemers in lid 1 bedoeld, die tevens geboren zijn vóór 1 januari 1964, hebben recht op een aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen indien zij meedoen aan de basis-, basis plus en basis-extra pensioenregeling als bedoeld in artikel 5.
10. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen wordt eenmalig vastgesteld per 31 december 2005 op basis van het pensioensalaris en de van toepassing zijnde franchises die op die datum gelden. 11. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen is gelijk aan de som van: a. het op de oorspronkelijke prepensioendatum bereikbare prepensioen verminderd met het op 31 december 2005 opgebouwde prepensioen als bedoeld in lid 3. Het opgebouwde prepensioen wordt hiertoe eerst omgerekend naar de ingangsdatum als bedoeld in lid 13 alvorens dit verschil voor de bepaling van de aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen volledig wordt omgerekend naar levenslang ouderdomspensioen aan de hand van de in het addendum genoemde omzettingsfactoren. b. het op de pensioenrichtdatum bereikbare levenslang ouderdomspensioen berekend krachtens de in lid 1 genoemde op 31 december 2005 van toepassing zijnde pensioenregeling verminderd met het op de in lid 13 van dit artikel genoemde ingangsdata bereikbare levenslang ouderdomspensioen berekend krachtens deze collectieve pensioenregeling. c.
indien een deelnemer een pensioendatum kiest die gelegen is na de in lid 13 van dit artikel genoemde ingangsdata vindt in sub a omrekening van het opgebouwde prepensioen plaats naar deze pensioendatum en wordt in sub b het op deze pensioendatum bereikbare levenslang ouderdomspensioen berekend krachtens deze collectieve pensioenregeling in mindering gebracht.
d. de aanvulling wordt gemaximeerd op de van toepassing zijnde fiscale wetgeving en is minimaal gelijk aan nul. 12. Vanaf 1 januari 2006 wordt de aldus vastgestelde aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen tot de pensioendatum jaarlijks verhoogd met de loonindex. Na beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling geldt de voorwaardelijke toeslagregeling voor premievrije pensioenaanspraken op basis van de prijsindex volgens artikel 1.
37
13. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen wordt uitgekeerd: a. voor gewezen deelnemers die in 1944 of in 1945 geboren zijn, vanaf de eerste van de maand waarin de 62e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt tot de pensioenrichtdatum. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen wordt hiertoe volledig omgerekend naar een combinatie van tijdelijke ouderdomspensioenuitkering en levenslang ouderdomspensioen aan de hand van de in het addendum genoemde omzettingsfactoren. Deze gewezen deelnemers zijn vanaf de eerste van de maand waarin hun 62e verjaardag valt of een gekozen latere pensioendatum tot de maand waarin hun 65e verjaardag valt de werknemersbijdrage verschuldigd volgens de pensioenregeling(en) zoals die op 31 december 2005 voor hen gold(en). b. voor (gewezen) deelnemers die in 1946, 1947, 1948 of in 1949 geboren zijn vanaf de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 62 jaar en 3 maanden wordt tot de pensioenrichtdatum. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen wordt hiertoe volledig omgerekend naar een combinatie van tijdelijke ouderdomspensioenuitkering en levenslang ouderdomspensioen aan de hand van de in het addendum genoemde omzettingsfactoren. c. voor (gewezen) deelnemers die na 1949 en voor 1964 geboren zijn vanaf de eerste van de maand waarin de 65e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt. Het in lid 11 genoemde bereikbare levenslang ouderdomspensioen krachtens deze collectieve pensioenregeling wordt berekend tot de eerste van de maand waarin de 63 e verjaardag valt. Indien deelnemers een pensioendatum kiezen die gelegen is na de maand waarin de 63 e verjaardag valt wordt in lid 11 het bereikbare levenslang ouderdomspensioen krachtens deze collectieve pensioenregeling tot de pensioendatum berekend. 14. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen wordt tijdsevenredig opgebouwd tussen 1 januari 2006 en de verschillende in het vorige lid genoemde ingangsdata. 15. Indien het deelnemerschap eindigt door ontslag vóór de pensioendatum, behoudt de (gewezen) deelnemer recht op de aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen dat tot het moment van ontslag is opgebouwd. 16. Indien de deelnemer niet meer deelneemt aan de basis plus en basis-extra pensioenregeling als bedoeld in artikel 5, stopt de opbouw van de aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen en behoudt de deelnemer recht op de aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen die tot dat moment is opgebouwd. 17. De aanvulling op het ouderdompensioen telt mee voor de vaststelling van de hoogte van het levenslang partnerpensioen als bedoeld in artikel 6. De aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen telt niet mee voor de vaststelling van de hoogte van het wezenpensioen als bedoeld in artikel 8 en voor de vaststelling van het tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in artikel 7. Het tijdelijk partnerpensioen wordt voor de werknemers als bedoeld in lid 1 aangevuld van 15% tot 30% van het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen uit hoofde van de pensioenregeling zoals die op 31 december 2005 voor hen gold. 18. Artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, en 22 zijn van overeenkomstige toepassing op de opgebouwde en premievrije prepensioenaanspraken, de aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen en de verhoging van het levenslang partnerpensioen die een gevolg is van de aanvulling op het levenslang ouderdomspensioen. 19. Voor alle deelnemers die voor 1 april 2011 gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geworden geldt de volgende overgangsbepaling. Zolang de deelnemer volledig in dienst is van de werkgever en de deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, is de pensioenopbouw van de deelnemer gelijk aan de pensioenopbouw die hij had op het moment van ingang van de arbeidsongeschiktheid. Voor het gedeelte dat de deelnemer arbeidsgeschikt is, moet hij een eigen bijdrage betalen. De aldus berekende pensioenaanspraken worden jaarlijks geïndexeerd zoals omschreven in artikel 11.
38