Stichting Brocacef Pensioenfonds
Strategische Beleggingsbeleid 2015 – 2018
15 december 2015
1
Inhoud 1.
INLEIDING ............................................................................................................................... 3
2.
VASTSTELLING BELEGGINGSBELEID .................................................................................... 4
2.1
BASIS BELEGGINGSBELEID ................................................................................................ 4
2.2
STRATEGISCHE VERDELING BELEGGINGSPORTEFEUILLE .............................................. 4
2.3
HERALLOCATIE VAN BELEGDE MIDDELEN ...................................................................... 6
2.4
TACTISCH BELEID ............................................................................................................... 6
2.5
RENDEMENT / BELEGGINGSRESULTAAT .......................................................................... 7
2.6
RISICO EN RISICOBEHEER.................................................................................................. 7
2.7
DUURZAAM MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD BELEGGEN ...................................... 13
2.8
SECURITIES LENDING ....................................................................................................... 13
2.9
COLLATERAL MANAGEMENT .......................................................................................... 14
2.10
GEDRAGSCODE .............................................................................................................. 14
2.11
PROXY VOTING ............................................................................................................. 14
3.
ORGANISATIE, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN ....................................................................... 15
3.1
HET BESTUUR ................................................................................................................... 15
3.2
DE BELEGGINGSCOMMISSIE ............................................................................................ 15
3.3
DE PENSIOENFONDSMANAGER ........................................................................................ 15
3.4
DE VERMOGENSBEHEERDERS ......................................................................................... 16
3.5
DE BEWAARDER (CUSTODIAN ) ........................................................................................ 16
3.6
DE BELEGGINGSADMINISTRATEUR ................................................................................ 16
3.7
DE PERFORMANCEMETER ............................................................................................... 16
3.8
DE EXTERNE BELEGGINGSDESKUNDIGE ........................................................................ 16
3.9
HET BELEGGINGSPROCES ............................................................................................... 17
4.
VERMOGENSBEHEER ............................................................................................................ 19
4.1
VERMOGENSBEHEERDERS ............................................................................................... 19
4.2
VERMOGENSBEHEEROVEREENKOMST ........................................................................... 19
4.3
SELECTIEPROCES ............................................................................................................. 19
4.4
BELEGGINGSRICHTLIJNEN .............................................................................................. 21
5.
INFORMATIEBEHEER ............................................................................................................ 22
6. WAARDERING .......................................................................................................................... 23 ALLE BELEGGINGEN WORDEN TEGEN MARKTWAARDE GEWAARDEERD . .............................. 23 BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST ..................................................................................................... 24 BIJLAGE 3: BETROKKEN PERSONEN EN INSTELLINGEN .......................................................... 28
2
1. INLEIDING Het document “Beleggingsbeleid1” is de schriftelijke vastlegging van het meerjarenbeleid en het beleggingskader ten behoeve van het beheer van het vermogen van Stichting Brocacef Pensioenfonds (hierna ´het pensioenfonds´). Dit document is de basis voor de wijze waarop de beleggingsportefeuille wordt ingericht en het beleggingsresultaat wordt behaald. Het document Beleggingsbeleid is uitsluitend bedoeld voor intern gebruik door het pensioenfonds. In de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) is een hoofdstuk gewijd aan het beleggingsbeleid. Het document Beleggingsbeleid wordt elke drie jaar geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de beleggingsportefeuille, de vooruitzichten van de beleggingsmarkten en de situatie van het pensioenfonds. Om de actualiteit te waarborgen, wordt dit document jaarlijks gecontroleerd en worden indien nodig aanpassingen voorgesteld aan het pensioenfondsbestuur zodra zich relevante wijzigingen voordoen in het beleggingsbeleid. De voorgestelde wijzigingen dienen schriftelijk te worden goedgekeurd door het bestuur, middels het ondertekenen van de gewijzigde versie van het document Beleggingsbeleid. Binnen de kaders van het Beleggingsbeleid heeft de Beleggingscommissie de verantwoordelijkheid om de vermogensbeheerders aanwijzingen te geven. Dit gebeurt via gezamenlijk overeen te komen beleggingsrichtlijnen welke zijn opgenomen in vermogensbeheerovereenkomsten. Deze overeenkomsten dienen te worden goedgekeurd door het bestuur. We doen alleen beleggingen waarvan zowel het bestuur als de vermogensbeheerders goed begrijpt waarom we ze doen, wat de verwachte bijdrage aan rendementskarakteristieken van de beleggingsportefeuille zijn, en wat de risico's van die beleggingen zijn. De beleggingsdoelstelling in het Beleggingsbeleid heeft betrekking op een belegd vermogen van ongeveer € 251,2 miljoen (per 30-11-2015) en is gebaseerd op het uitgangspunt dat het vermogensbeheer extern plaatsvindt.
1 Indien in deze tekst het woord “beleggingsbeleid” met een hoofdletter wordt geschreven, wordt het document “Beleggingsbeleid” bedoeld.
3
2. VASTSTELLING BELEGGINGSBELEID 2.1 BASIS BELEGGINGSBELEID Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Dit komt in grote mate overeen met de prudent person gedachte conform de Europese richtlijnen2. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Onder “op solide wijze beleggen” verstaat het bestuur het volgende: Het bestuur onderbouwt het jaarlijks te voeren beleggingsbeleid in het beleggingsjaarplan. Het bestuur evalueert het gevoerde beleggingsbeleid jaarlijks en stelt het beleggingsbeleid zo nodig bij. Het bestuur richt de administratieve organisatie rondom beleggingen adequaat in. Dit betekent dat zij waar nodig functiescheiding en interne controle maatregelen invoert. Het bestuur heeft een gedragscode ingesteld. De gedragscode draagt mede bij tot het integer functioneren van alle betrokkenen om conflicten tussen belangen van het pensioenfonds en privé- belangen alsmede het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privé doeleinden te voorkomen. Investment beliefs, ofwel beleggingsovertuigingen, vormen de basis en de filosofie van het vermogensbeheer van het pensioenfonds. Deze investment beliefs zijn erop gericht om de doelstellingen van het pensioenfonds te helpen realiseren. De investment beliefs zijn terug te vinden in bijlage 2.
2.2 STRATEGISCHE VERDELING BELEGGINGSPORTEFEUILLE
2
Het bestuur laat minimaal eens per drie jaar een Asset Liability Management (ALM) studie uitvoeren. Het bestuur evalueert de uitkomsten van de studie op basis van het geformuleerde risicokader en vult hiermee onder andere het strategisch beleggingsbeleid in. Het bestuur heeft naar aanleiding van de laatste ALM-studie gekozen voor een optimaal strategisch beleggingsbeleid waarbij de solvabiliteit, de kans op korten en mate van korten (de ‘schade’), het premieniveau, de premievolatiliteit, en koopkrachtbehoud de belangrijkste criteria zijn geweest. Om de invulling van de categorieën die voortkomen uit de ALM-studie verder te optimaliseren voor wat betreft risico en rendement, heeft het pensioenfonds volgend op de ALM-studie een risicobudgetteringsstudie uit laten voeren. Binnen een risicobudgetteringsstudie wordt niet, zoals in een ALM-studie, op
Richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van juni 2003 betreffende de werkzaamheden van het toezicht op instellingen voor bedrijfsvoorziening.
4
hoofdcategorieën (vastrentend/aandelen/beursgenoteerd vastgoed) geanalyseerd, maar wordt juist binnen deze hoofdcategorieën verdere finetuning bewerkstelligd. Jaarlijks wordt een beleggingsplan opgesteld waarin het te voeren operationele beleggingsbeleid voor het komende jaar nader wordt geconcretiseerd binnen de kaders en risicogrenzen van het voornoemde lange termijn strategisch beleggingsbeleid. Op basis van onder meer macro economische vooruitzichten en de daarmee samenhangende risico- en rendementsverwachtingen worden de verschillende beleggingsmarkten, maar ook de relatieve aantrekkelijkheid van deze markten her-beoordeeld. Op basis hiervan wordt het strategisch beleid verder geconcretiseerd. In het beleggingsplan wordt het operationeel beleggingsbeleid van het pensioenfonds voor het komende jaar weergegeven, vertaald naar concrete richtlijnen en operationeel belegbare benchmarks.
Hoofdcategorieën De strategische beleggingsmix, met bijbehorende bandbreedtes en benchmarks zien er als volgt uit: Strat. mix 30% 25%
Min. 22,5% 20%
Max. 37,5% 30%
5%
0%
10%
Beursgenoteerd vastgoed
10%
7,5%
Vastrentende waarden (incl.liquide middelen) - Investment Grade
60%
50%
70%
49%
44%
54%
Aandelen - Aandelen Wereldwijd - Aandelen Emerging Markets
12,5%
- Investment Grade Long duration
Benchmarks MSCI World Net Total Return Index MSCI Emerging Markets Net Total Return Index FTSE EPRA/NAREIT Developed Real Estate Equally Weighted North America, Europe, Asia index
- Barclays Capital Euro Aggregate Unhedged (TR) - Barclays Capital Euro Aggregate Index + IRS-portefeuille
- Discretionaire staatsobligatie
4%
- Emerging Market Debt
3,5%
2%
5%
Emerging Market Debt Local Currency Emerging Market Debt Hard Currency - High Yield
1,0%
0%
5%
2,5%
0%
5%
3,5%
2%
5%
- Liquiditeiten Totaal
0% 100%
0%
5%
2%
6% Rendement discretionaire staatsobligatieportefeuille
- JPM ELMI PLUS 50% hedged to euro - JPM EMBI Global Diversified (hedged to euro) 70% BC US HY + 30% BC Pan European HY, 2% ISS 7 Day Deposit Rate (Euro)
5
2.3 HERALLOCATIE VAN BELEGDE MIDDELEN Herbalancering betreft het proces van het terugbrengen van de werkelijke wegingen naar de strategische wegingen in de portefeuille. Omdat de beleggingen bij verschillende beheerders zijn ondergebracht, vindt herbalancering plaats op verschillende niveaus: Tussen de hoofdcategorieën vastrentende waarden, zakelijke waarden en vastgoed. De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor het binnen de bandbreedtes blijven van de portefeuillegewichten. Dit wordt maandelijks gemonitord door de beleggingscommissie. Bij overschrijding van de gestelde bandbreedtes zal de beleggingscommissie de beleggingen op dat moment weer naar de strategische gewichten terugbrengen.. Op advies van de beleggingscommissie kan het bestuur in uitzonderlijke gevallen van bovenstaande richtlijn af wijken. Het bestuur zal daarbij in haar besluitvorming rekening houden met onder andere: Marktomstandigheden; Visie op ontwikkeling marktomstandigheden; Transactiekosten; Mate van risico in de totale portefeuille; Liquiditeitsplanning. Mandaat vastrentende waarden (exclusief de twee staatsobligaties ondergebracht bij Kas Bank). De vermogensbeheerder voert maandelijkse rebalancing uit en bij overschrijding van de bandbreedtes worden de gewichten teruggebracht naar de strategische gewichten, rekening houdend met de dan geldende visie. . Bij zowel vastgoed als ook aandelen vindt geen herallocatie door de vermogensbeheerders plaats. De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor het binnen de bandbreedtes blijven van de portefeuillegewichten. Eens per kwartaal worden ook alle genoemde subcategorieën gemonitord. Bij overschrijding van de gestelde bandbreedtes wordt aan de vermogensbeheerder de opdracht gegeven de wegingen terug te brengen binnen de afgesproken bandbreedte.Voor wat betreft de vastrentende waarden portefeuille wordt dit geregeld conform het afgegeven mandaat. In uitzonderlijke situaties kan het bestuur op advies van de beleggingscommissie besluiten hier vanaf wijken.
2.4 TACTISCH BELEID Tactisch beleid betekent dat op basis van visie bewust met transacties wordt afgeweken van de benchmark om mogelijk extra rendement te behalen. Actief tactisch beleid kan plaatsvinden op verschillende niveaus: Tussen de hoofdcategorieën vastrentende waarden, zakelijke waarden en beursgenoteerd vastgoed wordt gedurende het jaar geen actief tactisch beleid gevoerd. Binnen vastrentende waarden. Op basis van de visie van de beheerder kunnen tactische over- of onderwegingen worden ingenomen in High Yield en Emerging Market Debt ten opzichte van Investment Grade. Bandbreedtes zijn vastgelegd om het risico te beheersen. De beheerder kan in die mandaten actief beheer uitvoeren.
6
Voor vastrentende waarden wordt in actief beheerde fondsen belegd. Om het risico te beheersen is de maximale ex-ante tracking error op portefeuilleniveau 2%. Binnen zakelijke waarden. Tussen de mandaten van de categorie aandelen wordt geen tactisch beleid gevoerd. De beleggingen in aandelen wereldwijd en aandelen Emerging Markets worden in passief beheerde beleggingsfondsen belegd. Er is derhalve geen tactisch beleid toegestaan Binnen vastgoed wordt actief belegd in wereldwijd beursgenoteerd vastgoed. De beheerders nemen actieve posities t.o.v. de benchmark in op basis van hun bottom up aandelen selectie, en alloceren tactisch over de verschillende regio's (VS, Europa, Azië).
2.5 RENDEMENT / BELEGGINGSRESULTAAT Het beleggingsresultaat is gedefinieerd als de som van alle directe beleggingsinkomsten (waaronder rente en dividenden), opbrengsten ten gevolge van waardevermeerderingen c.q. -verminderingen en alle overige aan de beleggingen te relateren opbrengsten en kosten. Het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan is gericht op eenvoud en op kosten efficiëntie. Als daar goede redenen voor zijn kan gekozen worden voor beleid en/of uitvoering met grotere complexiteit en/of hogere kosten.
De vermogensbeheerders krijgen de opdracht om binnen een bepaald risicobudget een rendement te behalen. Dit rendement wordt vergeleken met benchmarks en performance targets, die nader worden vastgelegd in het mandaat / beleggingsrichtlijnen met de vermogensbeheerders. 2.6 RISICO EN RISICOBEHEER Het bestuur heeft middels het Integraal Risicomanagement beleid geformuleerd ten aanzien van de beheersing van de risico’s waaraan het pensioenfonds wordt blootgesteld. Binnen dit risicoraamwerk wordt ook veel aandacht geschonken aan de financiële risico’s. In lijn met de identificatie van deze risico’s heeft het bestuur haar risicohouding vastgesteld zoals beschreven in de bijlage B van de ABTN 2015. Deze risicohouding vormt het uitgangspunt voor de opzet en inrichting van het strategisch beleggingsbeleid zoals uitgewerkt in deze paragraaf. Op basis van de risicohouding stelt het bestuur het acceptabele risicobudget vast, waarbij tevens een kader wordt geformuleerd op welke wijze omgegaan wordt met uitgesproken positieve of negatieve uitkomsten. De beleggingsrisico’s komen terug in het vereist eigen vermogen (VEV), zijnde de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal zou moeten beschikken. Het VEV mag maximaal 5 punten afwijken van de vastgestelde strategisch norm. Bij de maximale overschrijding vindt er herallocatie plaats zodanig dat de VEV terug wordt gebracht naar de norm.De vaststelling van het VEV, en daarmee van de weging van de afzonderlijke financiële risico’s, is voorgeschreven in de pensioenwet (zie hiervoor de artikelen 132 PW en 138 PW). Daarnaast wordt onder andere in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in artikel12 ook aandacht besteed aan het VEV. Het pensioenfonds heeft deze financiële risico’s geïdentificeerd. Conform wet- en regelgeving wordt hier in de uitvoering van het beleggingsbeleid rekening mee gehouden middels het deels afdekken van deze risico’s en het zorgdragen voor een grote mate van spreiding over de verschillende beleggingscategorieën, hetgeen risicomitigerend werkt.
7
Het risico- en rendementsprofiel van de beleggingsportefeuille wordt afgestemd op het deelnemersbestand en de pensioenafspraken. Dit gebeurd in de ALM studie. Het totale risiconiveau van het vermogen, in termen van potentiele koersfluctuaties, dient gegeven de rendementsdoelstelling van het pensioenfonds zo laag mogelijk te zijn. De belangrijkste middelen om een dergelijk risicoprofiel te bewerkstelligen zijn: Het zorgvuldig monitoren van het geaggregeerde risico waaronder: o Het verloop en ontwikkeling van de (beleid)dekkingsgraad; o Het verloop en ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichting; o Het verloop en ontwikkeling van de beleggingen; o De rentehedge o De valutahedges o Overige beleggersrisico’s: krediet-, koers-, markt-, liquiditeits-, actief en operationeel risico. o Tegenpartijrisico’s o Derivatenrisico’s o VEV o Jaarlijkse lookthrough Het afdekken van risicoposities met behulp van afgeleide beleggingsinstrumenten. Het spreiden van het vermogen over diverse beleggingscategorieën welke zo veel als mogelijk onafhankelijk van elkaar op variërende economische en marktomstandigheden reageren. Het vermijden van overconcentratie en geen extreme posities ten opzichte van marktgewichten. Hierna worden verschillende risico’s behandeld. Renterisico / rentebeleid Het pensioenfonds heeft te maken met renterisico. Dit wordt veroorzaakt door het verschil in de gemiddelde looptijd (rentegevoeligheid) van de vastrentende beleggingen (kort) versus de nominale pensioenverplichtingen (lang). Hierdoor zijn verplichtingen meer rentegevoelig en dat betekent een risico voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad in het geval dat de rente gaat wijzigen. Het strategisch beleid is om, middels de matchingportefeuille , de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen versus de beleggingen voor 50% af te dekken. Daarbij wordt eenbandbreedte van 45% tot 55%aangehouden. Binnen het rentebeleid wordt rekening gehouden met de nominale kasstromen op maandbasis van de verplichtingen alsook met het curverisico. Afdekking vindt plaats op basis van duration matching in Euro’s van de matching portefeuille ten opzichte van de pensioenverplichtingen. De marktwaarde Voorziening Pensioen Verplichting is de contante waarde van de toekomstige nominale uitkeringsverplichtingen op basis van Euro Swapcurve. De renteoverlay manager (NN IP berekent maandelijks het rentehedge percentage. Indien dit percentage lager of hoger is dan de vastgestelde bandbreedte van 45% tot 55% zal de manager binnen 10 werkdagen contact opnemen met het pensioenfonds en in overleg treden over welke actie wordt ondernomen. In de matching portefeuille, die gehanteerd wordt voor de renteafdekking, zijn de volgende mandaten opgenomen:
8
NN Fixed Income Investment Grade Fonds (actief beheer); NNFixed Income Investment Grade Long Duration Fonds (actief beheer); Twee discretionaire staatsobligaties (buy & hold).
In het NN Fixed Income Investment Grade Long Duration fonds worden voornamelijk de volgende rente instrumenten gebruikt: renteswaps, staatsobligaties, staatsgerelateerd papier, covered bonds en credits. De afdekking van het renterisico is dynamisch. Indien de rente uit de rentetermijnstructuur, UFR methode, gepubliceerd door DNB leidt tot een gemiddeld gewogen rekenrente van 3,5% wordt er een volgende stap genomen tot verdere afdekking van het renterisico. De maximale renteafdekking zal 75% bedragen en de verhoging van 50% naar 75% zal in 5 jaar ( 5% per jaar) plaatsvinden mits de gewogen rekenrente hoger is dan 3,5 %. Mocht de rente weer onder de 3,5% komen, dan handhaven wij de hoogte van de renteafdekking op dat moment. Montesquieu rapporteert de renteafdekking, de gevoeligheidsanalyse, de attributie analyse en de gewogen rekenrente in de Risico Analyse Monitor en de beleggingscommissie evalueert de renteafdekking op kwartaalbasis. De controle op de renteafdekking gebeurt door de beleggingscommissie op kwartaal basis middels de rapportage van de overlay manager NN IP en de Risk Analyse Monitor van Montesquieu. Valutarisico / valutabeleid Het bestuur is van mening dat valutarisico op de lange termijn geen extra rendement oplevert. Daarom wordt het valutarisico zo veel mogelijk op een praktische wijze afgedekt Om dit te kunnen implementeren zal men zich beperken tot het afdekken van beleggingen in USD, JPY en GBP. Het valutarisico naar deze valuta’s wordt separaat strategisch voor 100% afgedekt. De tactische bandbreedte rond de strategische norm bedraagt 95% - 105%. Voor de verschillende beleggingscategorieën betekent dit het volgende:
Binnen de vastrentende waarden portefeuille worden de niet euro beleggingen nagenoeg afgedekt. De vermogensbeheerder draagt zorg voor valutaoverlay, dit gebeurd binnen de beleggingsfondsen. De aandelen volwassen markten die luiden in USD, JPY en GBP worden separaat op een praktische wijze voor elke valuta voor 100% afgedekt ten opzichte van de euro. De USD, JPY en GBP zijn voor het pensioenfonds ook de belangrijkste valuta buiten de eurobeleggingen. De aandelen in Emerging Markets worden voor 50% als dollarrisico beschouwd en dit 50% USD valutarisico wordt voor 100% opgenomen in de valuta afdekking. De vastgoedbeleggingen die luiden in USD, JPY en GBP worden voor 100% afgedekt.
De valuta afdekking wordt maandelijks herijkt op basis van de ultimo maand waarderingen van de beheerders voor de beleggingsmandaten: BlackRock Aandelen volwassen markten (USD, GBP, JPY). BlackRock Aandelen Emerging Markets (=50% USD). Morgan Stanley INVF Global Property Fund (USD, GBP, JPY).
9
Voor de valuta afdekking worden 3-maands valutatermijncontracten gebruikt, die steeds om de drie maanden worden voortgezet. Bij deze doorrol worden de valuta afdekpercentages steeds weer teruggezet naar 100%. In de maandelijkse controle, die circa 7 werkdagen na maandultimo plaats vindt, wordt het werkelijke afdekpercentage berekend. Aanpassing van de valuta afdekking vindt plaats als het werkelijke afdekpercentage van de valuta buiten de bandbreedte is gekomen. De valuta overlay manager neemt bij de doorrol en bij het tussentijds bijsturen van de valuta afdekking contact op met de manager van het pensioenfonds of een lid van de beleggingscommissie om de nieuwe valutatermijncontracten in een conference call af te sluiten met de treasury afdeling van KAS Bank. Bij tussentijdse aanpassing van de valuta afdekking wordt de nieuwe periode van de contracten zodanig gekozen dat alle valutacontracten op één datum eindigen. Montesquieu ondersteunt het pensioenfonds bij het hele proces van de valuta afdekking. De valutatermijncontracten kunnen in de 3-maands periode grote positieve of negatieve waarde ontwikkelen. Uit risico oogpunt vraagt het pensioenfonds bij negatieve waarde ontwikkeling onderpand van KAS Bank, die tegenpartij in de valutatermijntransactie is. Bij positieve waarde ontwikkeling moet het pensioenfonds onderpand aan KAS Bank leveren. Als onderpand gelden de twee discretionaire staatsobligaties die het pensioenfonds in portefeuille heeft. Het ontvangen en geven van onderpand wordt collateral management genoemd. Het uitruilen van onderpand gebeurd op weekbasis. Om hiervoor genoemde te regelen is met Kas Bank een collateral management overeenkomst afgesloten. Met Montesquieu B.V. is een overeenkomst afgesloten om het pensioenfonds te ondersteunen bij de transactie executie inzake het valutarisico van USD, GBP en JPY in de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds. De risicobeheersing is vormgegeven door de randvoorwaarden genoemd in de navolgende paragraaf. De vermogensbeheerders dienen deze restricties te respecteren. Op basis van rapportages door de vermogensbeheerders en de custodian wordt de naleving van deze voorwaarden gecontroleerd door de beleggingscommissie. Kredietrisico / tegenpartij risico Onder het kredietrisico wordt verstaan dat de tegenpartij van een positie niet (meer) of niet volledig aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het kredietrisico wordt in de portefeuille van het pensioenfonds beperkt door een goede spreiding van de beleggingsportefeuille. Voor de categorie vastrentende waarden geldt dat er in principe geen restricties met betrekking tot de debiteurenklassen en looptijdsegmenten zijn. Voor het Investment Grade mandaat geldt echter onder normale omstandigheden wel een minimale rating van BBB. Bij een lagere rating dan BBB dient deze binnen 3 maanden te worden herbelegd in een hogere rating. Voor het Emerging Markets Debt(EMD fonds) en High Yield fonds kan de rating lager (tot minimaal CC) zijn. Het EMD en het High Yield fonds zijn dan ook maar een zeer klein deel van de vastrentende waarden portefeuille. Deze fondsen dienen extra rendement te generen, wat een hoger risico met zich meebrengt. Er zal dan ook nadrukkelijk gekeken worden of de vermogensbeheerder binnen de afgesproken beleggingsrichtlijnen blijft.
10
Bij het afsluiten van de valutatermijncontracten wordt het tegenpartij risico beperkt door het collateral management dat aan KAS Bank is uitbesteed. Bij de renteoverlay verzorgt de beheerder NN IP het tegenpartij risico, doordat er een beleid is geformuleerd met welke tegenpartijen wordt gehandeld, dat er spreiding is aangebracht, dat er gewerkt wordt met ISDA contracten en dat collateral management plaats vindt voor de rentecontracten. Koersrisico / concentratierisico Koersrisico treedt op bij alle beleggingscategorieën. Het betreft de koersschommelingen van de beleggingen. Als indicator geldt de volatiliteit (standaard deviatie) van het mandaat. Het koersrisico wordt in de portefeuille van het pensioenfonds beperkt door strategische spreiding over beleggingscategorieën, regio’s, debiteuren en sectoren. Jaarlijks, of indien nodig vaker, wordt een overzicht van de spreiding van de beleggingen in diverse dwarsdoorsnedes door de manager van het pensioenfonds opgemaakt. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds op een bepaald tijdstip (nu of in de toekomst) niet over voldoende liquide middelen beschikt of een positie niet tegen een redelijke prijs kan verkopen voor het verrichten van betalingen (o.a. pensioenuitkeringen of kosten). Het liquiditeitsrisico kan ontstaan bij beleggingen die niet dagelijks verhandeld worden en / of bij securities lending3. Om het liquiditeitsrisico te beperken wordt een liquiditeitsprognose opgemaakt en wordt een substantieel deel van de beleggingsportefeuille in liquide beleggingen ondergebracht. Bij nieuwe mandaten is de verhandelbaarheid van de beleggingen een onderdeel van de selectieprocedure. Indien de vermogensbeheerder gebruikt maakt van securities lending, wordt speciale aandacht besteed aan de verhandelbaarheid en de kwaliteit van het geleverd onderpand en tegenpartijrisico. Actief risico Het actief risico ontstaat indien het rendement door actief beheer van de vermogensbeheerder van de portefeuille afwijkt van het rendement van de betreffende benchmark. Ter beheersing van het actief risico wordt spreiding aangebracht in de beleggingen, worden beleggingsrichtlijnen opgesteld en worden het rendement en risicobudget (in termen van Tracking Error) van beheerders met een actief beleggingsbeleid nauwgezet gevolgd en geëvalueerd. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico dat de continuïteit van de uitvoering van het beleggingsbeleid van het pensioenfonds in gevaar komt. Het pensioenfonds heeft dit risico beperkt door de beleggingen middels mandaten bij professionele vermogensbeheerders onder te brengen. Bij voorkeur wordt het mandaat ondergebracht bij een beheerder die beschikt over een ISAE 3402 type II verklaring. Jaarlijks wordt deze ISAE 3402 verklaring geëvalueerd en vinden evaluatiegesprekken met de beheerders plaats, waarin ook de ontwikkelingen van de vermogensbeheerder worden besproken en vastgelegd. Tevens wordt het pensioenfonds ondersteund door een externe 3
Onder securities lending wordt het uitlenen van effecten aan derden bedoeld.
11
beleggingsdeskundige. Deze biedt operationele ondersteuning en adviesaangaande het vermogensbeheer. Bij de selectie van beleggingen spelen operationele aspecten, zoals omvang van het fonds, kosten, transparantie, begrijpelijkheid, kwaliteit risicobeheer en rapportages, naast verwacht rendement en risicoprofiel, een belangrijke rol. Randvoorwaarden vastrentende waarden Voor de obligatieportefeuille wordt een ‘actieve’ beleggingsstrategie gehanteerd met een ex-ante tracking error waarbij de twee discretionaire staatsobligaties zijn uitgezonderd. De ex-ante tracking range per fonds is: -
NNFixed Income Investment Grade Fonds 1,5% - max 2% NN Fixed Income Investment Grade LD Fonds 0% - max 0,2% NN (L) EMD HC Fonds 0% - max 6% NN (L) EMD LC Fonds 0% - max 5%
NN Global High Yield Fonds target 2%-max 3,0%.
Het pensioenfonds belegt grotendeels in het NN (L) Fixed Income Investment Grade Fonds met een duratie van ongeveer 5 jaar en het INI Fixed Income Investment Grade Long Duration met een duratie van ongeveer 25 jaar. Daarnaast vinden beleggingen plaats in zowel schuldpapier van opkomende landen (Emerging Markets Debt / EMD) als bedrijfsobligaties met een minder goede kredietwaardigheid in vergelijking met staatsobligaties (High Yield). Herbeleggingen vinden plaats conform de geldende strategische beleggingsmix. De vermogensbeheerder zal het management van de vastrentende portefeuille aan de hand van de vastrentende portefeuille en het bepaalde beleggingsmandaat voeren. Bij een verwachte rentestijging kan de duratie van de portefeuille maximaal 1,5 jaar worden verkort in vergelijking met de benchmark, terwijl bij een verwachte rentedaling de duratie kan worden verlengd. De beleggingscommissie zal er op toe zien dat dit op een juiste manier en binnen de genoemde bandbreedte plaatsvindt.In onderstaand schema staan de valutarichtlijnen voor het NN (L) Fixed Income Investment Grade mandaat: Valutabelangen Euro Niet-Euro
Strategische mix 100% 0%
Minimum 90% 0%
Maximum 100% 10%
Randvoorwaarden aandelen De aandelenportefeuille wordt passief beheerd in beleggingsfondsen van vermogensbeheerder BlackRock. Het pensioenfonds belegt alleen in institutionele beleggingsfondsen. Deze zijn niet voor particulieren verkrijgbaar en zijn niet beursgenoteerd. De onderliggende stukken zijn wel beursgenoteerd.
12
Randvoorwaarden vastgoed Vastgoed wordt belegd middels een actief beheerd beursgenoteerd wereldwijd vastgoedfonds van Morgan Stanley. Doelstelling hierbij is dat Morgan Stanley de benchmark verslaat. Morgan Stanley doet investeringen in openbare vastgoedbedrijven waarbij wordt gekeken of de waarde in verhouding staat met de onderliggende activa en groeivooruitzichten. Hierbij spelen bij de keuze ook de geografische- en sectordiversificatie en de liquiditeit een belangrijke rol. Men zal dan ook altijd kritisch blijven kijken naar de waardering van hetgeen gekocht is of wat men wil gaan kopen. Randvoorwaarden liquide middelen Er zijn geen specifieke randvoorwaarden afgesproken voor liquide middelen. Derivaten Het beleggen in derivaten is in beperkte mate toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het beleggingsrisico en/of een doeltreffend portefeuillebeheer mogelijk maken. Indien de inzet van derivaten wenselijk is, zijn de dan geldende marktomstandigheden bepalend voor de keuze welke derivaten worden ingezet. In de mandaten van de vermogensbeheerders wordt, indien van toepassing, het gebruik van derivaten beschreven. Voor de valutaoverlay worden valutatermijncontracten en spot transacties gebruikt. Voor de renteoverlay worden rentederivaten door NN IP gebruikt. Inzicht in de hoogte en ontwikkeling van de hierboven genoemde risico’s van het pensioenfonds worden in de Risico Analyse Monitor van Montesquieu opgenomen. 2.7 DUURZAAM MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD BELEGGEN Het pensioenfonds kent geen extra beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen naast of aanvullend op het beleid dat geldt bij de vermogensbeheerders. Per 1 januari 2013 conformeert het pensioenfonds zich aan het verdrag inzake het uitsluiten van beleggingen in ondernemingen gerelateerd met clustermunitie, zoals dit is opgenomen in artikel 21a van het Besluit marktmisbruik Wft. Om aan deze bepaling in de toekomst te blijven voldoen, worden de verschillende beleggingsmandaten jaarlijks op dit onderdeel geëvalueerd en indien nodig wordt actie ondernomen om weer aan de wettekst te voldoen. 2.8 SECURITIES LENDING Securities Lending, het uitlenen van effecten tegen een vergoeding wordt toegestaan. Onze vermogensbeheerders hebben in hun richtlijnen opgenomen dat zij Securities Lending mogen gebruiken. Op dit moment wordt dit toegepast bij alle vermogensbeheerders met uitzondering van Morgan Stanley. Om het tegenpartijrisico wat hierdoor ontstaat te beperken, wordt onderpand gevraagd voor de uitgeleende effecten en worden door de vermogensbeheerders strakke richtlijnen gesteld aan tegenpartijen. De beleggingscommissie zal de vermogensbeheerders dan ook periodiek toetsen op het toepassen van deze richtlijnen.
13
2.9 COLLATERAL MANAGEMENT Voor securities lending en voor het handelen in derivaten (voor rente- en valutarisico) wordt onderpand gevraagd of is juist onderpand (collateral) benodigd. De verschillende vermogensbeheerders kennen hun eigen restricties en eisen ten aanzien van het collateral management en tegenpartijen. Algemene kenmerken van dit beleid zijn: Collateral wordt alleen geaccepteerd in cash en/of liquide beleggingen. Tegenpartijen worden door risk management geanalyseerd en gemonitord. Indien een tegenpartij minder kredietwaardig wordt, zal meer collateral worden gevraagd, of niet meer worden gehandeld met de betreffende tegenpartij. 2.10 GEDRAGSCODE Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop is het bestuur en de medewerkers van het pensioenfonds gehouden een gedragscode na te leven. Een compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode. 2.11 PROXY VOTING Pensioenfondsen dienen als institutionele belegger te voldoen aan de Nederlandse Corporate Governance Code. Op grond van deze code publiceert een pensioenfonds haar beleid voor het uitoefenen van stemrechten op aandelen die zij houdt in beursvennootschappen. Omdat wij uitsluitend beleggen in beleggingsfondsen hebben wij geen rechtstreeks stemrecht, dit is uitbesteedt aan onze vermogensbeheerders. Onze vermogensbeheerders zijn Blackrock, NN IP en Morgan Stanley. Zij leggen aan ons verantwoording af over hun stemgedrag. Zij hebben zich verplicht om in hun stemgedrag te handelen in het belang op lange termijn van hun cliënten.
14
3. ORGANISATIE, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN 3.1 HET BESTUUR Het pensioenfonds is zich bewust van de rol die het als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt het fonds tot grote zorgvuldigheid in handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over het beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. Het bestuur van het pensioenfonds besteedt de vormgeving van het beleggingsbeleid uit aan de beleggingscommissie. Tot het takenpakket van de beleggingscommissie hoort het vaststellen van het (strategisch) beleggingsbeleid, het selecteren en monitoren van de externe vermogensbeheerders. Het bestuur zal na het advies van de beleggingscommissie een beslissing nemen. Het bestuur heeft aan de vermogensbeheerders van het pensioenfonds het mandaat gegeven om binnen de vastgestelde doelstellingen en restricties het tactische en operationele beleggingsbeleid uit te voeren. Het bestuur blijft, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het pensioenfonds inclusief het beleggingsproces. De beleggingscommissie legt verantwoording af aan het bestuur. 3.2 DE BELEGGINGSCOMMISSIE De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategische beleggingsbeleid richting het bestuur. Daarnaast is de beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. Overige taken van de beleggingscommissie zijn: Jaarlijks actualiseren van het document “Beleggingsbeleid”; Jaarlijks voorstel doen en vastleggen van het beleggingsbeleid in een beleggingsjaarplan; Het uitvoeren van het door het bestuur goedgekeurde beleggingsjaarplan; Monitoring van de dekkingsgraad, de beleggingen en de verplichtingen; Monitoring van de financiële risico’s; Monitoring en evaluatie door het jaar heen van de vermogensbeheerders en custodian door middel van rapportages van deze partijen; Samen met de pensioenfondsmanager, het geven van schriftelijke opdrachten aan de vermogensbeheerders om voor de beleggingen binnen de gestelde bandbreedtes te blijven beleggen; Het namens het bestuur op kwartaalbasis rapporteren aan de Nederlandsche Bank met betrekking tot de beleggingen op de daarvoor voorgeschreven wijze; Het voorbereiden van specifieke voorstellen aan het bestuur. 3.3 DE PENSIOENFONDSMANAGER Verantwoordelijk voor het doelmatig functioneren van de administratie van de Stichting en inrichting daartoe van de administratie, zodanig dat aan alle in de Statuten, het Reglement en de Wet en regelgeving gestelde eisen wordt voldaan.
15
3.4 DE VERMOGENSBEHEERDERS Het vermogensbeheer is volledig uitbesteed aan externe partijen: De externe vermogensbeheerders: o NN Investment Partners (vastrentende waarden), o BlackRock (aandelen), o Morgan Stanley Investment (vastgoed, indirect). o KAS Bank (Custodian) t.b.v. discretionaire staatsobligaties. o Montesquieu B.V. t.b.v. valutahedge. 3.5 DE BEWAARDER (CUSTODIAN ) Custodian t.b.v. discretionaire staatsobligaties is KAS Bank. KAS Bank verzorgt tevens het collateral management bij de valutaoverlay. 3.6 DE BELEGGINGSADMINISTRATEUR Sinds 1 januari 2013 is de KAS Bank als onafhankelijke partij de uitvoerder voor wat betreft de totale beleggingsadministratie. 3.7 DE PERFORMANCEMETER Daarnaast verzorgt Kas Bank sinds 1 januari 2013 ook de performance-meting. 3.8 DE EXTERNE BELEGGINGSDESKUNDIGE Montesquieu B.V. is sinds 2013 onze externe beleggingsdeskundige en ondersteunt het pensioenfonds op beleggingsgebied en onafhankelijk risico management.
16
3.9 HET BELEGGINGSPROCES Het pensioenfonds hanteert de onderstaande beleggingscyclus. In deze beleggingscyclus komen alle beleggingsvraagstukken aan de orde welke vervolgens hun eigen cyclus van beleid maken, vastleggen, implementeren, monitoren en evalueren kennen. Binnen al deze stappen en vormen van beleid zijn vele partijen betrokken en hanteert het pensioenfonds een duidelijke functiescheiding opdat er voldoende onafhankelijke controles in het proces zijn ingebouwd.
17
Stappen in het beleggingsproces
Voorbereiden beslissingen
Beslisser
Vaststellen risicohouding
Bestuur in overleg met externe deskundigen Bestuur in overleg met externe deskundigen
Bestuur in overleg met Sociale Partners
ALM studie uitvoeren (analyse beleggingen versus verplichtingen) indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Bestuur
Beleggingscommissie in Vaststellen strategische overleg met externe asset allocatie en: deskundigen Bandbreedtes tussen de beleggingscategorieën Actief/passief beleggen Special / balanced mandates Vaststellen tactische asset Beleggingscommissie in overleg met externe allocatie naar: deskundigen Regio Valuta Rentegevoeligheid Derivatenbeleid Debiteurenrisico
Bestuur
Managerselectie
Beleggingscommissie in overleg met externe deskundigen Beleggingscommissie
Bestuur
Beleggingscommissie
Beleggingscommissie, mits er wordt afgeweken van het beleggingsbeleid dan zal de beleggingscommissie een advies voorbereiden en neemt het bestuur hierover de beslissing.
Evaluatie managers eens in de 3 jaar tenzij er redenen zijn om dit eerder te doen. Toewijzen geldmiddelen aan vermogensbeheerders
Bestuur
Bestuur
Aandelen en obligaties selecteren
Vermogensbeheerder voor aandelen en vastrentende waarden
Renteafdekking
Beheerder vastrentende waarden (NN) bewaakt en beheert de renteafdekking binnen de afgesproken grenzen.
De beleggingscommissie monitort en evalueert de beheerder.
Valuta afdekking
Rol Montesquieu, Belcom,
De beleggingscommissie
Beleggingscommissie
18
manager pensioenfonds
monitort en evalueert de beheerder.
4. VERMOGENSBEHEER 4.1 VERMOGENSBEHEERDERS Elke vermogensbeheerder is richting het bestuur met name verantwoordelijk voor: Het beleggingsrendement en het verrichte beleggingsbeleid vastgelegd in het mandaat tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder(s); Het opmaken van een verslag van de beleggingscommissie, omtrent het gevoerde beheer, de behaalde resultaten, en de beleggingsvisie; Het onderhouden van een goede communicatie met de custodian, de beleggingscommissie en de externe beleggingsdeskundige ten aanzien van de stukken waarin door de vermogensbeheerder wordt gehandeld; Het doorgeven van de benodigde informatie aan de custodian dan wel beleggingsadministrateur betreffende portefeuille overzichten,
Het doorgeven van rendementen en transacties, teneinde een accurate boekhouding van het pensioenfonds te verzekeren; Het op basis van de beleggingsinformatie rapporteren van de portefeuille aan de beleggingscommissie volgens een overeengekomen opzet, waaronder het opleveren van de gegevens voor financiële verslaggeving aan de Nederlandsche Bank.
4.2 VERMOGENSBEHEEROVEREENKOMST Met de vermogensbeheerders wordt een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst worden in ieder geval de volgende zaken contractueel vastgelegd: De vermogensbeheerders zijn bevoegd om binnen het kader van de overeengekomen beleggingsrichtlijnen, opgenomen in de vermogensbeheerovereenkomst, transacties uit te voeren zonder tussenkomst van het pensioenfonds; De vermogensbeheerders zijn bevoegd binnen het kader van de beleggingsrichtlijnen, opgenomen in de vermogensbeheerovereenkomst/mandaat, gebruik te maken van afgeleide beleggingsinstrumenten (derivaten), indien dit tot risicoreductie of efficiënter portfoliomanagement leidt. In de beleggingsrichtlijnen, opgenomen in de vermogensbeheerovereenkomst, dient nauwkeurig omschreven te worden welke instrumenten dit betreft en binnen welke limieten deze instrumenten kunnen worden afgesloten; De vermogensbeheerders rapporteren in lijn met wat in de beleggingsrichtlijnen is vastgelegd. Tenminste één keer per jaar wordt de op dat moment geldende beleggingsstrategie door de vermogensbeheerder toegelicht.
4.3 SELECTIEPROCES Uitbesteding van vermogensbeheer vindt plaats op basis van een beheerovereenkomst. Deze overeenkomst voldoet (ten minste) aan de door DNB gestelde eisen. Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico’s te beheersen.
19
Voor zover er een vacature in de beheerstructuur is (ontstaan), zet de beleggingscommissie in opdracht van het bestuur een selectieproces in gang, ondersteund door de externe beleggingsdeskundige. De diepgaandheid van dit proces kan telkens mede bepaald zijn door de aard en omvang van het mandaat. Zij stelt in elk geval vooraf de selectiecriteria op en de wegingen van deze criteria, waaraan de kandidaat-beheerders dienen te voldoen en waarop zal worden beoordeeld. Na bestudering en evaluatie van de vermogensbeheerders wordt per selectiecriterium een score toegekend. Twee of drie vermogensbeheerders met de hoogste scores worden uitgenodigd om een presentatie te geven aan de beleggingscommissie. Indien een selectieproces voor een nieuwe vermogensbeheerder wordt opgestart, zal de beleggingscommissie minimaal 2 kandidaat-beheerders evalueren. De procedure en vervolgens de keuze, worden vastgelegd in formele besluiten van de beleggingscommissie en ter accordering voorgelegd aan het bestuur. De beleggingscommissie stelt de criteria op, waaraan de kandidaat-beheerders dienen te voldoen en waarop zal worden beoordeeld. Deze beoordelingscriteria hebben betrekking op de beleggingsorganisatie, het beleggingsproces en de beleggingsproducten:
De beleggingsorganisatie: o Financiële draagkracht o Klantenbasis o Business Management o Compliance
Het beleggingsproces: o Researchcapaciteiten o Portefeuilleconstructie o Risicomanagement
De beleggingsproducten: o Geschiktheid van product o Performance o Fee o Client service o Rapportage
De selectie van derden, zoals vermogensbeheerders en commissionairs, vindt plaats aan de hand van enerzijds de eisen die ter zake door DNB worden gesteld en anderzijds door het bestuur van het pensioenfonds gehanteerde criteria die samenhangen met beschikbare deskundigheid, de cultuur van de eigen organisatie, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selectie van derden en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier.
20
4.4 BELEGGINGSRICHTLIJNEN
Categorie Aandelen - Aandelen Wereldwijd
Mandaat
- Aandelen Emerging Markets
Stijl
BlackRock
Passief
BlackRock
Passief
Beursgenoteerd vastgoed Global Property fund Z
Vastrentende waarden (incl.liquide middelen) - Investment Grade - Investment Grade Long duration
Benchmarks MSCI World Net Total Return Index MSCI Emerging Markets Net Total Return Index FTSE EPRA/NAREIT Developed Real Estate Equally Weighted North America, Europe, Asia index
Morgan Stanley
Actief
NN IP
Actief
Barclays Capital Euro Aggregate Unhedged (TR)
NN IP
Actief
Barclays Capital Euro Aggregate Index + IRS-portefeuille
KAS Bank - Staatsobligaties - Emerging Market Debt Emerging Market Debt Local Currency Emerging Market Debt Hard Currency - High Yield - Liquiditeiten
Passief
NN IP NN IP NN IP KAS Bank, Van Lanschot bankiers
Nederland / Duitsland
Actief - JPM ELMI PLUS 50%l hedged to euro Actief - JPM EMBI Global Diversified (hedged to euro) Actief 70% BC US HY + 30% BC Pan European HY (hedged) 7 Day Deposit Rate (Euro)
MACHTING PORTEFEUILLE Investment Grade Investment Grade Long duration Staatsobligaties Return portefeuille Aandelen Wereldwijd Aandelen Emerging Markets Global Property fund Z Emerging Market Debt Local Currency Emerging Market Debt Hard Currency High Yield
21
5. INFORMATIEBEHEER Om de beleggingen van het pensioenfonds naar behoren te beheren, heeft de beleggingscommissie een structuur waarbinnen de beleggingsinformatie beschikbaar is. Met behulp van deze beleidsinformatie dient de beleggingscommissie binnen een kwartaal, in elk geval de volgende vragen te kunnen beantwoorden: Is het vermogen in overeenstemming met de strategische verdeling belegd? Is het vermogen conform de beleggingsrichtlijnen van de vermogensbeheerders belegd? Wat zijn de financiële resultaten van het pensioenfonds en welk risiconiveau is er in feite genomen? Denk hierbij aan VEV, TE, dekkingsgraad, rendement etc. Waardoor zijn de verschillen in resultaat veroorzaakt en zijn deze verschillen in lijn met de verwachtingen? Met het oog hierop geeft de beleggingscommissie richtlijnen aan de vermogensbeheerders en de beleggingsadministrateur dusdanig dat, zowel op het niveau van de gehele portefeuille als op dat van delen, wordt gerapporteerd over: Vermogensverdeling over de voor het beleid onderkende beleggingscategorieën vergeleken met de strategische verdeling; De geografische en valutaire verdeling van de aandelen vergeleken met de strategische verdeling; De verdeling van de vastrentende waarden naar valuta, land, duration en debiteurenklasse (rating); De totale rendementen naar de (sub-)categorieën van activa, zoals die in het hierna te behandelen beleggingsbeleid worden onderkend; De uitsplitsing van het behaalde (deel-)rendement over allocatie en selectie; en De uitgevoerde transacties. De rapportage vindt plaats over de marktwaarde van de beleggingen van zowel de totale beleggingsportefeuille als van de afzonderlijke portefeuillecomponenten. De resultaten/ rendementen worden berekend conform de algemeen aanvaarde standaarden onder beleggingsanalisten. Deze standaarden zijn vastgelegd in de VBA Performance Presentatie Standaard, AIMR-PPS en GIPS. Minimaal één keer per jaar vindt er een beoordeling plaats door de beleggingscommissie, van de kwaliteit van de informatievoorziening door de vermogensbeheerder(s) en bewaarder, waarbij de juistheid, volledigheid, consistentie en tijdigheid van de informatie getoetst worden. Voor de integrale beoordeling van de behaalde resultaten van het pensioenfonds, maakt de beleggingscommissie gebruik van: Het overzicht van de beleggingen per maandultimo vergeleken met de strategische verdeling en bandbreedtes. Deze wordt opgemaakt door de manager van het pensioenfonds; De onafhankelijke Risico Analyse Monitor van Montesquieu;; De maandelijkse performance rapportage van de beleggingscategorieën en de beheerders. Deze wordt opgemaakt door de KAS Bank; De individuele rapportages van de vermogensbeheerder(s);
22
Indien noodzakelijk, overige rapportages van de betrokken partijen.
6. WAARDERING ALLE BELEGGINGEN WORDEN TEGEN MARKTWAARDE GEWAARDEERD. Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld. Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden werken wij met drie verschillende waarderingsniveaus: Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2: Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Kijken we naar onze huidige portefeuille dan vallen alleen de twee staatsobligaties ondergebracht bij de Kas Bank onder niveau 1 en alle andere beleggingen onder niveau 2.
23
BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST Actief beheer Op grond van een bepaalde marktvisie wordt afgeweken van de benchmark , om zo te trachten een betere performance te behalen. ALM Afkorting van Asset Liability Management, het afstemmen van de beleggingsmix op de verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: 1. 2. 3. 4.
het in kaart brengen van de financiële stromen; de simulatie van toekomstige financiële posities; de samenhang met de economische omgeving; de vergelijking van beleidsvarianten.
Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnenen buitenlandse beleggingen. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds is verplicht om op solide wijze te beleggen. Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is enerzijds gericht op het zoveel mogelijk uitsluiten van beleggingsrisico's en anderzijds op het behalen van een zo hoog mogelijk rendement. Bovendien moet de afstemming van beleggingen op de verplichtingen juist zijn: het pensioenfonds moet op het juiste moment aan haar verplichtingen kunnen voldoen. Om optimaal aan deze uitgangspunten te voldoen is een juiste samenstelling van de beleggingsmix, die met behulp van een ALM-studie kan worden vastgesteld, noodzakelijk. Beleggingsfondsen Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen. Bekende voorbeelden van indices zijn AEX, Dow Jones, MSCI en S&P 500. Commodities Letterlijk betekent dit grondstoffen. Beleggen in commodities is direct investeren in grondstoffen of indirect, via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten.
24
Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, futures contracten en forward contracten. Toeslagverlening Toeslagverlening is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de algemene stijging van de lonen en prijzen. Hierdoor blijft met het opgebouwde pensioen ook in de toekomst dezelfde koopkracht behouden. Het is met andere woorden waardevast. Governance De wijze waarop de besluitvormingsprocessen omtrent het beleggingsbeleid binnen pensioenfondsen zijn georganiseerd. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Monitoring Monitoring is het continue proces van overzicht van de consequente en juiste werking van de controlemaatregelen. Deze monitoring kan door het pensioenfonds zelf worden gedaan of uitbesteed worden aan een onafhankelijk orgaan (bijv. audit). Monitoring maakt integraal deel uit van het controlesysteem. Onroerend goed Men kan direct en indirect beleggen in onroerend goed. Direct beleggingen kan men door woningen of winkels aan te kopen. Indirect kan men investeren middels participaties in beleggingsfondsen aan te kopen die beleggen in onroerend goed. Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel (alpha) genoemd. Passief beleggen Hieronder kan worden verstaan indexbeleggen of buy and hold beleggen. Het is gericht op het zo laag mogelijk houden van de transactiekosten. Performance De performance van (een deel van) het vermogen is het totale rendement op marktwaarde. Deze performance wordt normaliter vergeleken met de performance van de benchmark(index). Door middel van een zogenoemde performance attributie-analyse wordt het verschil tussen deze beiden op een kwantitatieve wijze verklaard.
25
Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggings-categorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is gelijk aan de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een goede maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde bureaus. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijn-transacties (forward contracts). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer). Waarde stijl (value style) Beleggingsstijl waarbij met name in aandelen wordt belegd van bedrijven die als relatief goedkoop kunnen worden gekwalificeerd. Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
26
BIJLAGE 2: INVESTMENT BELIEFS Investment beliefs ofwel beleggingsovertuigingen, vormen de basis en de filosofie van het vermogensbeheer van het pensioenfonds. Deze investment beliefs zijn erop gericht om de doelstellingen van het pensioenfonds te helpen realiseren. Het bestuur heeft de volgende investment beliefs vastgesteld: 1. Integraal balansmanagement, waarbij de beleggingen van het pensioenfonds in samenhang met de verplichtingen worden beheerd, vormt de basis van het beleggingsproces, dat gericht is op het nakomen van de nominale verplichtingen en op realisatie van de indexatie ambitie, binnen een afgebakend risicoprofiel. 2. De strategische allocatie bepaalt voor het grootste deel de beleggingsresultaten en het risico van de beleggingsportefeuille. Een ALM studie vormt bij de bepaling ervan een belangrijk hulpmiddel. 3. Het nemen van (geprijsd) beleggingsrisico wordt in het algemeen beloond met een hoger verwacht rendement. Risico’s binnen het beleggingsbeleid zijn onvermijdelijk om de doelstellingen te bereiken, maar worden zorgvuldig genomen. 4. Diversificatie verbetert de verhouding tussen risico en rendement. Door spreiding over beleggingscategorieën, regio’s, sectoren, beleggingsstijlen en externe managers, kan het risico op portefeuilleniveau worden gereduceerd, zonder dat hiervoor rendement wordt ingeleverd. 5. Het hebben van een lange termijn beleggingshorizon stelt je in staat te profiteren van risicopremies. 6. Actief beheer kan rendement opleveren ten opzichte van passief beheer. 7. We doen alleen beleggingen waarvan zowel het bestuur als de uitvoeringsorganisatie goed begrijpt waarom we ze doen, wat de verwachte bijdrage aan rendementskarakteristieken van de beleggingsportefeuille zijn, en wat de risico's van die beleggingen zijn. 8. Het beleggingsbeleid en de uitvoering daarvan is gericht op eenvoud en op kosten efficiëntie. Als daar goede redenen voor zijn kan gekozen worden voor beleid en/of uitvoering met grotere complexiteit en/of hogere kosten. 9. Bij de selectie van beleggingen spelen operationele aspecten, zoals omvang van de uitvoeringsorganisatie en het fonds, kosten, transparantie, begrijpelijkheid, kwaliteit risicobeheer en rapportages, naast verwacht rendement en risicoprofiel, een belangrijke rol. 10. Het pensioenfonds belegt alleen in derivaten voor zover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken.
27
BIJLAGE 3: BETROKKEN PERSONEN EN INSTELLINGEN Algemeen Bestuur Dhr. J.P. Eeken Dhr. Mr. L.H.H.O. van Galen Dhr. N. van Esschoten RA Mevr. A.M.S.N.T. Tromp Dhr. F. Huisman Dhr. H. Kappert Vacature Dhr. Mr. J. de Wit
Voorzitter Plv. Voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid Lid
Beleggingscommissie Dhr. A. Zwijgers Manager pensioenfonds en tijdelijk voorzitter Rob Kamphuis (TW) tijdelijk voor zolang de tijdelijke toehoorders, toehoorders zijn. Dhr. F. Huisman tijdelijk toehoorder Dhr. J.P. Eeken tijdelijk toehoorder
Manager pensioenfonds Dhr. A. Zwijgers
Externe beleggingsdeskundige / Onafhankelijke risicomanager Montesquieu Finance Dhr. drs. P.L.M. Laven, CFA
Renteoverlay NN Investment Partners
Valutaoverlay Montesquieu Finance
Dhr. P. Spronck
Beleggingsadministrateur, Bewaarder en Performancemeter, Collateral Manager KAS Bank, relatiebeheerder: Dhr. D. de Nijs
Vermogensbeheerders Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed
NN Investment Partners BlackRock Morgan Stanley
dhr. R. Bastings dhr. D. Hendrick dhr. P. Heins
28