JAARVERSLAG 2011
Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef
4 mei 2012
Inhoudsopgave Jaarverslag Karakteristieken van het pensioenfonds
2
Profiel Organisatie Kerncijfers
2 2 5
Verslag Verantwoordingsorgaan
6
Verslag van het bestuur
8
Hoofdlijnen Goed pensioenfondsbestuur Pensioenparagraaf Beleggingenparagraaf Financiële paragraaf Herstelplan Actuariële paragraaf Risicoparagraaf
8 9 12 18 21 22 24 26
Jaarrekening Balans per 31 december 2011
31
Staat van baten en lasten over 2011
32
Kasstroomoverzicht over 2011
33
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011
34
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
(Alle bedragen luiden in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
1
66 66 67 68
Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel Stichting pensioenfonds ACF/Brocacef, statutair gevestigd te Maarssen, is opgericht op 23 augustus 1973. De stichting is een ondernemingspensioenfonds, aangesloten bij de koepelorganisatie OPF en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41179500. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen voor de aangesloten ondernemingen van Brocacef Holding NV en ratiopharm BV uit. Dat betekent de premie innen, administreren en uitbetalen van de pensioenen evenals het beheren en beleggen van het fondsvermogen. Ultimo 2011 bedroeg het aantal verzekerden 3.180 (2010: 3.185) en was het belegd vermogen € 172,1 miljoen (2010: € 170,5 miljoen).
Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur was op de datum van ondertekening als volgt: Naam
Functie
Vertegenwoordiging
J.P. Eeken Mr. L.H.H.O. van Galen N. van Esschoten RA A.M.S.N.T. Tromp F. Huisman H. Kappert Drs. M.P. Venema Mr. J de Wit
Voorzitter Plv. Voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid Lid
Werkgever Werkgever Werkgever Werkgever Werknemers Gepensioneerde Werknemers Gepensioneerde
Lid sinds 13-11-1990 01-04-2004 01-04-2005 01-01-2012 02-08-1994 01-04-2002 01-04-2010 01-04-2008
Einde zittingsduur 01-04-2015 01-04-2016 01-04-2013 01-04-2014 01-04-2015 01-04-2013 01-04-2014 01-04-2016
Per 1 januari 2012 is mevrouw A.M.S.N.T. Tromp benoemd als bestuurslid namens de werkgever. Mevrouw Tromp is bij de werkgever werkzaam in de functie van hoofd HRM. De heer van Esschoten is bij de werkgever werkzaam in de functie van concerncontroller. De heer Eeken is bij de werkgever werkzaam in de functie van financieel directeur. De heer van Galen is bij de werkgever werkzaam in de functie van adviseur arbeidszaken. De heer Venema is bij de werkgever werkzaam in de functie van informatieanalist. De heer Huisman is bij de werkgever werkzaam in de functie van businesscontroller. Met ingang van 1 april 2012 zijn de heren Van Galen en De Wit herbenoemd voor een vervolgperiode van 4 jaar.
Dagelijkse leiding De dagelijkse leiding van het pensioenfonds is opgedragen aan de voorzitter en de pensioenfondsmanager. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het pensioenfonds, overeenkomstig de vastlegging in de Actuariële en bedrijftechnische nota (ABTN).
2
Intern Toezicht Het intern toezicht wordt periodiek opgedragen aan een Visitatiecommissie bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. Tot de taken van de commissie behoren ondermeer het beoordelen van beleidsprocedures en bestuursprocedures en -processen, waaronder de checks and balances binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de lange termijn.
Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden, die de deelnemers, de werkgever en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen. Zij worden aangewezen door respectievelijk de Ondernemingsraad, de werkgever en de pensioengerechtigden. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan was op de datum van ondertekening als volgt: Naam
Functie
Vertegenwoordiging
Drs. W.J. van den Bergh RA A.A.C. Nahon J. Ruitenbeek AA
Secretaris
Gepensioneerde Werknemer Werkgever
Voorzitter
Lid sinds 01-11-2010 01-04-2010 01-11-2010
Einde zittingsduur 31-12-2013 31-12-2012 31-12-2014
Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar, over de beleidkeuzes die op de toekomst betrekking hebben en over de naleving van de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur.
Uitvoeringsorganisatie / Uitbesteding Het bestuur laat zich in de uitoefening van zijn taken ondersteunen door de administratie van het pensioenfonds ACF/Brocacef onder leiding van de pensioenfondsmanager. Deze is verantwoordelijk voor het management van het pensioenfonds en het adviseren en ondersteunen van het bestuur bij de beleidsvoorbereiding en het toezicht op de uitvoering van het beleid, waaronder de pensioenadministratie en de financiële administratie. De uitvoerende werkzaamheden betreffende het vermogensbeheer zijn uitbesteed aan ING Asset Management BV, BlackRock, Morgan Stanley Investment Management en Robeco. Met deze beheerders zijn nadere afspraken in overeenkomsten en mandaten vastgelegd. Overeenkomstig de Pensioenwet blijft het bestuur verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van deze taken.
Beleggingscommissie Het bestuur heeft een beleggingscommissie benoemd. De commissie is samengesteld uit twee leden van het bestuur en de pensioenfondsmanager. Daarnaast kunnen, indien noodzakelijk, externe deskundigen benoemd worden. De belangrijkste taken van de beleggingscommissie zijn: het monitoren van de vermogensbeheerders, het voeren van een beleggingsbeleid ten opzichte van de strategische benchmark en het adviseren van het bestuur in te nemen beslissingen. De beleggingscommissie bestaat uit de volgende leden: - De heer J.P. Eeken, voorzitter beleggingscommissie - De heer F. Huisman - De heer A. Zwijgers, pensioenfondsmanager
3
Communicatiecommissie De Communicatiecommissie is samengesteld uit leden van het bestuur en medewerkers van het pensioenfonds. De Communicatiecommissie houdt zich bezig met optimaliseren van de communicatie naar (gewezen)deelnemers en gepensioneerden over de pensioenregeling, bijvoorbeeld het opstellen van nieuwsbrieven. Hierbij staat voorop de (gewezen) deelnemers in begrijpelijke taal te informeren over onderwerpen met als doel pensioenbewust te maken. De communicatiecommissie bestaat uit de volgende leden: - De heer Mr. J. de Wit, voorzitter communicatiecommissie - De heer Mr. L.H.H.O. van Galen - De heer H. Kappert - De heer Drs. M.P. Venema - De heer A. Zwijgers, pensioenfondsmanager - De heer A. van de Graaf, medewerker pensioenfonds
Compliance Officer Als compliance officer is door het bestuur aangewezen mevrouw Mr. M. van der Meer, Juridische Zaken Brocacef Holding NV. Zij bewaakt dat het pensioenfonds voldoet aan de wet- en regelgeving en de gedragscode van het pensioenfonds. Zij geeft jaarlijks terugkoppeling over haar bevindingen op dit terrein.
Externe ondersteuning Het pensioenfonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariaat en risicobeheersing op korte en lange termijn. De adviserende actuaris van het fonds is de heer drs. M.R. Stok AAG van Towers Watson. De certificerend actuaris is mevrouw J. Wijckmans AAG werkzaam bij Towers Watson. Het bestuur heeft zich er van overtuigd dat er voldoende waarborgen zijn voor correcte uitoefening van beide functies binnen hetzelfde kantoor. Namens KPMG Accountants N.V. zal de heer H.P. van der Horst RA de controleverklaring bij de jaarrekening ondertekenen .
4
KERNCIJFERS 2011
2010
2009
2008
2007
Actieve deelnemers Arbeidsongeschikten Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden Totaal
595 28 1.363 1.194 3.180
593 39 1.395 1.158 3.185
634 43 1.810 1.145 3.632
772 46 1.684 1.127 3.629
760 51 1.696 1.104 3.611
Reglement variabelen Toeslagpercentage actieven (in %) Toeslagpercentage inactieven (in %)
0,00*) 0,00
1,51 0,00
3,00 0,00
2,76 0,00
1,65 1,29
Pensioenuitvoering Ontvangen premie ( in EUR) Kostendekkende premie (in EUR) Gedempte premie (in EUR) Minimaal te ontvangen premie (in EUR) Pensioenuitvoeringskosten (in EUR) **) Uitkeringen (in EUR)
6.201 3.496 2.782 4.584 510 7.950
5.784 3.895 3.155 5.214 560 8.776
6.718 5.179 4.343 5.614 555 8.008
6.746 3.941 3.329 5.066 677 8.059
7.121 3.789 2.503 5.524 672 7.784
Kengetallen volgens FTK Vermogen (in EUR) Technische voorziening (in EUR) Aanwezige dekkingsgraad (in %) Gehanteerde rekenrente (gem.) (in %) Vereist vermogen volgens FTK (in EUR) Minimaal vereist vermogen (in EUR) Reservepositie (in EUR)
177.415 185.868 95,5 2,70 212.930 193.709 (35.514)
175.204 165.335 106,0 3,40 194.468 172.313 (19.264)
162.093 152.260 106,5 3,80 179.636 158.707 (17.543)
140.856 147.320 95,6 3,60 166.651 153.585 (25.795)
167.119 124.574 134,2 4,85 146.884 130.726 20.235
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen (in EUR) Aandelen (in EUR) Vastrentende waarden (in EUR) Derivaten Totaal
13.328 53.788 106.305 (1.354) 172.067
9.898 53.695 106.500 429 170.522
4.774 43.901 109.741 (105) 158.311
3.378 29.367 104.307 (51) 137.001
n.v.t. 62.750 100.441 163.191
2,1
9,9
16,2
(16,2)
1,7
45,1 26,2
45,2 26,0
45,1 27,0
44,6 31,0
44,2 28,0
Aantal verzekerden
Beleggingsperformance Beleggingsrendement (in %) Kenmerken actieven einde boekjaar Gemiddelde leeftijd (ongewogen) TV actieven als % van totale TV einde boekjaar
*) zie hiervoor hoofdstuk toeslagbeleid pagina 17. **) voor vergelijkingsdoeleinden zijn de cijfers 2007 tot en met 2010 aangepast.
5
Verslag Verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef (VO) In het verslagjaar heeft het verantwoordingsorgaan bestaan uit Mw A, Nahon, J. Ruitenbeek en W.J. van den Bergh, de termijn van de heer Ruitenbeek liep af per 31 december 2011, doch hij is per dezelfde datum door de werkgever opnieuw benoemd. In het verslagjaar is het Verantwoordingsorgaan zes maal bijeen geweest, waarvan een aantal malen tezamen met het bestuur. Naast de reguliere vergaderingen heeft het Verantwoordingsorgaan gesproken met externe adviseurs inzake het functioneren van een Verantwoordingsorgaan. Samen met een aantal leden van het Bestuur is een workshop bijgewoond van een van de beleggingsinstellingen teneinde inzicht te krijgen in de beleggingsstrategie van het Pensioenfonds. Bij de bespreking van het jaarverslag 2010 is uitvoerig overleg geweest met de externe adviseurs van het Pensioenfonds (actuaris en accountant). Ten behoeve van haar taken als verantwoordingsorgaan is naast de bijeenkomsten met het Bestuur alle schriftelijke relevante informatie ter beschikking gesteld.
Oordeel Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat - het bestuur zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de situatie op de financiële markten en daarop haar beleid voor de nabije en de verdere toekomst heeft afgestemd. - het bestuur de ontwikkelingen met betrekking tot de veranderende omgeving van het pensioen nauwlettend volgt - Het bestuur veel aandacht schenkt aan de deskundigheid en de daarvoor benodigde kennis van de afzonderlijke bestuursleden - het bestuur het afgelopen jaar heeft gehandeld in overeenstemming met de statuten en de reglementen van het Pensioenfonds Tot slot wil het verantwoordingsorgaan het bestuur bedanken voor de open sfeer en hoopt dat de goede samenwerking de komende jaren zal blijven bestaan. Maarssen, 4 mei 2012 Het verantwoordingsorgaan Mw A. Nahon Drs. W.J. van den Bergh RA J. Ruitenbeek AA
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennisgenomen van de bevindingen en het oordeel van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het beleid en de maatregelen die in het verslagjaar genomen zijn en is mede op grond hiervan van mening op de ingeslagen weg voort te moeten gaan.
6
Verslag van het bestuur Hoofdlijnen Belangrijke ontwikkelingen in 2011 Het jaar 2011 liet tot de maand augustus een gestage groei zien van onze dekkingsgraad tot circa 111,0% dit ondanks de volatiele financiële markt. Vanaf augustus werd de angst bij beleggers groot of Europa de euro overeind zou houden en Griekenland zou redden. Beleggers mijden risico’s. Eind van het jaar sloten we toch nog af met een positief resultaat voor wat betreft het belegd vermogen. Dit nam toe van € 170,5 mln per 31 december 2010 naar € 172,1 mln per 31 december 2011. Onze verplichtingen stegen in 2011 met circa € 21,2 mln. Dit werd veroorzaakt door de historisch lage marktrente. Vanwege deze uitzonderlijke omstandigheid besloot DNB om een correctie op de rentecurve ultimo 2011 toe te passen. Deze correctie werd gebaseerd op de driemaands gemiddelde curve en dus berekend over de rentetermijnstructuur van 1 oktober 2011 tot en met 31 december 2011. Dit had een positief effect op de dekkingsgraad. Desondanks is onze dekkingsgraad ultimo 2011 gedaald naar 95,5% (2010: 106,0%), waardoor sprake was van een dekkings- en reservetekort. Dat betekent dat de dekkingsgraad lager is dan de in het herstelplan vastgelegde 106,3%. Voor informatie over het herstelplan verwijzen wij naar het hoofdstuk ‘Herstelplan’ van dit verslag. De ontwikkeling van de dekkingsgraad is door het bestuur nauwlettend gevolgd. Dit leidde tot het opstellen van Crisisplan met maatregelen, die genomen moeten worden, indien wij niet voor 31 december 2013 de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3% halen. Uit de evaluatie herstelplan 2011 blijkt, rekening houdend met de dekkingsgraad van 95,5% ultimo 2011, dat wij verwachten op 31 december 2013 op 105% uit te komen. Dit is dan ook de reden geweest om begin 2012 geen kortingsmaatregelen aan te kondigen. Het bestuur beseft terdege dat dit een momentopname is en dat de dekkingsgraad ultimo 2012 het definitieve meetpunt is. De dekkingsgraad zal dan minimaal 100% moeten zijn. Pas dan zal definitief duidelijk zijn of er alsnog maatregelen getroffen moeten worden. Gelet op de ontwikkeling van de dekkingsgraad heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 geen toeslag (indexering) te verlenen voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het deelnemersbestand is in 2011 iets afgenomen tot 3.180 ( 2010: 3.185). Gezien de ontwikkeling bij de werkgever verwachten wij voor 2012 een lichte toename van het deelnemersaantal. In 2012 zal de laatste deelnemer van ratiopharm met pensioen gaan. Over 2011 heeft het fonds een negatief resultaat behaald van € 18,3 miljoen ( 2010: € 0,04 miljoen positief). Het rendement op de beleggingen bedroeg over 2011 2,1% (2010: 9,9%). Het resultaat kwam ten laste van de reserves. In 2011 hebben ING Asset Management BV en Morgan Stanley de benchmark niet verslagen. BlackRock presteerde beter dan de benchmark. De beleggingscommissie heeft onderzoek gedaan naar de kosten, die de vermogensbeheerders in rekening brengen. Gebleken is dat er naast de beheerfee ook € 65.000 aan extra jaarlijkse indirecte kosten zijn. Het betreft onder andere administratiekosten, custody en accountantskosten. In het beleggingsplan zijn deze indirecte kosten ook opgenomen en in dit jaarverslag is het bedrag van € 65.000 meegenomen in de indirecte kosten vermogensbeheer. Het risicomanagement is een belangrijk aandachtspunt geweest. Om meer inzicht te krijgen in onze risico’s op 12 maands basis is besloten om vanaf 1 januari 2012 gebruik te maken van de risicotool van AZL vermogensbeheer BV. Hierbij valt onder meer te denken aan uitsplitsing van risico’s naar de verschillende risicofactoren, de invloed van risicofactoren op de dekkingsgraad, de risico’s in relatie tot de verplichtingen en de mogelijk ontwikkeling van de dekkingsgraad na 1 jaar. Ons renterisico is een zeer groot risico. Daarom is dit uitvoerig geëvalueerd. Daar het renterisico niet meer voor de beoogde 50% afgedekt was, is dit niveau in maart 2011 hersteld.
7
Op grond van de lage rentestand heeft het bestuur echter besloten nog niet over te gaan tot een verdere afdekking van het renterisico. Het uiteindelijke doel is om op termijn 75% van het renterisico af te dekken. In het beleggingsplan 2012 is de hoogte van de gewogen rekenrente aangepast. De basis voor bepaling van de gewogen rekenrente is de maandelijks door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Zodra de gewogen rekenrente hoger is dan 3,5% (was 4%), zal een volgende stap tot verdere renterisico afdekking worden genomen. Het bestuur heeft in 2011 besloten om naast het overlijdensrisico ook het arbeidsongeschiktheidsrisico bij Zwitserleven met ingang van 1 januari 2012 te herverzekeren. Daardoor neemt ons verzekeringstechnisch risico af. Ook dit jaar is regelmatig informatie verschaft aan het Verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. Om het Verantwoordingsorgaan meer inzicht te geven in de beleggingen hebben zij samen met bestuur deelgenomen aan de beleggingscursus van ING Investment Management. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan is elders in dit jaarverslag opgenomen. De ontwikkelingen op het gebied van pensioen stelt hoge eisen aan het bestuur. Daar komt bij dat DNB bij benoeming en het beoordelen van kandidaat bestuursleden nadere eisen heeft gesteld. Op grond daarvan hebben wij in 2011 het deskundigheidsplan aangepast. Een afzonderlijke bestuursvergadering werd gewijd aan het pensioenakkoord. Zowel de sociale partners als het bestuur zullen de komende tijd over een aantal onderwerpen keuzes dienen te maken, zoals: premieniveau, nominale of reële aanspraken, de pensioenleeftijd van 66 of 67 jaar, de toeslagambitie, de buffers en het toeslagbeleid. Een eerste overleg met de werkgever heeft plaatsgevonden en zal in 2012 worden vervolgd. Op het gebied van communicatie blijft de vraag hoe we onze achterban zo effectief mogelijk kunnen bereiken en welke middelen we daar voor nodig hebben. Dit wordt in 2012 verder uitgewerkt. In 2011 is er uitvoerig over de ontwikkeling van dekkingsgraad en de mogelijkheid van het korten van de pensioenenrechten gecommuniceerd. Wij hebben ook deelgenomen aan Self Assesment voor pensioenuitvoerders van de AFM. Dit Assesment bestond uit drie onderdelen: informatieverstrekking, zorgplicht en evaluatie van de pensioenwetgeving. Alleen op het gebied van informatieverstrekking werd er een cijfer gegeven waarbij het gemiddeld cijfer van de pensioenfondsen 88% van de 100% was. Onze score lag daar boven namelijk 94%. In 2011 hebben wij een aantal fondsdocumenten aangepast. Zo is de ABTN op gebied van risicomanagement, beleggingsbeleid en toeslagbeleid aangepast. Het pensioenreglement is aangepast in verband met gewijzigd toeslagbeleid deelnemers. Daarnaast is het reglement aangepast dat vrijwillige voortzetting na einde dienstverband, onder door het bestuur gestelde voorwaarden, mogelijk is. En als laatste is de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever aangepast, dit ook naar aanleiding van het gewijzigde toeslagbeleid. Tenslotte spreken wij hier onze dank en waardering uit jegens iedereen, die zich over 2011 heeft ingezet voor het fonds.
8
Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Elk pensioenfonds dient maatregelen dient te treffen, die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet zijn de STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur verankerd in een wettelijk kader. Het gaat hier om zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, zoals is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Daaronder wordt onder meer verstaan:
Een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) Analyse en beheersing van financiële en niet-financiële risico’s (waaronder het integriteitsrisico) Voorkomen van belangenverstrengeling Eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse
Intern toezicht Op de uitvoering van het beleid van het pensioenfonds wordt door verschillende partijen vanuit een eigen verantwoordelijkheid toezicht gehouden. Verantwoordingsorgaan Sinds 2008 is het verantwoordingsorgaan actief. Daarin zijn gepensioneerden, actieve deelnemers en de werkgever vertegenwoordigd. Dit orgaan beoordeelt jaarlijks of het bestuur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de vaststelling van het beleid en de besluitvorming op de verschillende terreinen had kunnen komen. Het bestuur verstrekt daarvoor alle benodigde schriftelijke en mondelinge informatie. De beoordelingsperiode valt samen met de verslagperiode van het pensioenfonds. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan over 2011 en onze reactie daarop is in dit jaarverslag opgenomen. Visitatiecommissie De visitatiecommissie is een commissie van externe deskundigen, aan wie het bestuur eens per 3 jaar opdraagt het fonds door te lichten. De visitatie is gebaseerd op de Pensioenwet en de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het doel van de visitatie is een oordeel te geven over (i) de beleids- en bestuursprocessen en de checks and balances binnen het fonds; (ii) de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; en (iii) de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de langere termijn. Een dergelijke visitatie hebben wij voor het laatst in 2009 opgedragen aan de PensioenCoöperatie. Een nieuwe visitatie wordt voorzien in 2012. DNB Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. DNB heeft geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van de organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
9
Deskundigheidsbevordering Sinds de presentatie van het Plan Aanpak Deskundigheidsbevordering in 2007 door de Pensioenfederatie heeft DNB vastgesteld dat besturen nog onvoldoende in control zijn. Vrijwel gelijktijdig kwam de Commissie Frijns, die het beleggingsbeleid en het risicobeheer van pensioenfondsen onderzocht, tot de conclusie dat fondsen verder moesten professionaliseren. De geschiktheideisen voor de bestuurders in een pensioenwereld van toenemende complexiteit ( financiële crisis, lage marktrente, toenemende levensverwachting etc.) worden hoger. Dat blijkt uit de Beleidsregel Deskundigheid uitgebracht in 2011 door DNB. Wij hebben die in ons Deskundigheidsplan opgenomen. Het Deskundigheidsplan benoemt in het bestuursprofiel behalve de eerder gebruikte deskundigheidseisen nu ook de gewenste competenties van het bestuur en de leden. Dit profiel vormt de basis voor werving en selectie van nieuwe bestuursleden, de ontwikkeling van de individuele leden en de evaluatie van hun functioneren. In de vacature die in 2011 ontstond door het aftreden van de heer E. van Arnhem werd dit Deskundigheidsplan toegepast. Tegelijk was vervulling van de vacature aanleiding om in de taakverdeling / commissies binnen het bestuur wijziging aan te brengen. Dit zal in 2012 tot nieuwe trainingen (deskundigheidsniveau 2) leiden. In 2011 is veel aandacht gegeven aan kennis en inzicht. Er zijn trainingen voor het hele bestuur georganiseerd. Daarnaast wordt op basis van de toegewezen aandachtsgebieden bepaald welke bestuursleden welke acties moeten ondernemen om de vereiste deskundigheid als bestuur te halen. In 2012 vindt de tweejaarlijkse bestuursevaluatie plaats.
Naleving wet- en regelgeving Aan het bestuur zijn geen overtredingen van wet- en regelgeving met betrekking tot pensioenfondsen bekend. In 2011 is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Toelichting op het herstelplan is opgenomen in hoofdstuk herstelplan op pagina 22. Bij wijzingen in de afspraken met betrekking tot de pensioenregeling zijn de basisdocumenten van het fonds bijgewerkt. Met het opstellen van het crisisplan werd in het verslagjaar begonnen en op 18 april 2012 is het definitief Crisisplan bij DNB ingediend.
Gedragscode De gedragscode is ingesteld ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen, alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privédoeleinden. Jaarlijks wordt door de bestuursleden en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen de gedragscode getekend. Dit is ook dit jaar gebeurd. Met deze ondertekening verklaart men de gedragscode in het voorgaande jaar te hebben nageleefd. De compliance officer heeft hierop toegezien en geen incidenten geconstateerd.
10
Uitbesteding Het bestuur heeft de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Het bestuur heeft eind 2010 KPMG als extern accountant aangesteld. Deze controleert jaarlijks de jaarrekening en de staten voor DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring, een adviesbrief en verslag aan het bestuur. De keuze voor KPMG is gebaseerd op de kennis en ruime ervaring die KPMG heeft met controles bij pensioenfondsen. Het bestuur heeft Towers Watson als extern certificerend actuaris aangesteld. De actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het bestuur door middel van een actuarieel rapport en actuariële verklaring. Rapportage vindt plaats uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Het bestuur is uitvoerig geïnformeerd door de vermogensbeheerders over hun werkwijze en hun prestaties ten opzichte van de benchmark. Dit jaar is er extra aandacht geweest voor de door vermogensbeheerders gebruikte instrument van securities lending en de daarmee gepaard gaande zekerheden. Het bestuur heeft in haar evaluatie geconcludeerd dat alle partijen conform de uitvoeringsovereenkomst en ISAE-3402 verklaring hun diensten uitvoeren. Het overlijdensrisico was tot eind 2011 herverzekerd bij Swiss Re. Vanaf 1 januari 2012 wordt het overlijdensrisico herverzekerd bij Zwitserleven. Naast het overlijdensrisico heeft het bestuur besloten om ook het arbeidsongeschiktheidsrisico vanaf 1 januari 2012 bij Zwitserleven te herverzekeren. Er is een overeenkomst afgesloten met Zwitserleven voor de duur van 3 jaar. In 2011 heeft het bestuur al haar externe dienstverleners beoordeeld op effectiviteit, kwaliteit en prijs.
Communicatie De vraag naar effectieve communicatie over concrete besluiten was in 2011 een vast aandachtspunt in iedere bestuursvergadering. De eerste helft van 2011 ontwikkelde de financiële positie van het pensioenfonds zich conform het herstelplan. Echter de lage rekenrente in de tweede helft van 2011 veroorzaakte een dekkingstekort. Ook gaven de landelijke media veel aandacht aan pensioenfondsen, dekkingsgraden en de toekomst van het Nederlandse pensioensysteem. Dit alles heeft de communicatie door ons fonds sterk beïnvloed. Naast de uniforme pensioenoverzichten en de nieuwsbrieven zijn er op elke vestiging van de werkgever inloopsessies gehouden waardoor de deelnemers de mogelijkheid kregen om vragen te stellen op pensioengebied. De website wordt nog onvoldoende geraadpleegd. Toch zullen wij om de kosten in de hand te houden in de toekomst steeds meer gebruik te gaan maken van email en de website als communicatiemiddel. In november 2011 is de communicatiecommissie in een extra vergadering bijeen geweest om te beoordelen hoe er gecommuniceerd moest worden over een mogelijke korting op de pensioenen in 2013 en wat de inhoud van dit bericht zou moeten zijn.
Bestuursvergaderingen Het afgelopen jaar hebben wij zesmaal vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren: het beleggingsbeleid, verdere verdieping van het beeld van de financiële en niet-financiële risico’s, de financiële positie, de herstelplannen, de deskundigheid en evaluatie bestuursleden, dekundigheidsplan, pensioenakkoord en het concept crisisplan.
11
Pensioenparagraaf De pensioenregeling, een middelloonregeling (voorwaardelijk indexering) , heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst conform artikel 10 van de Pensioenwet. Per 1 januari 2011 werden de volgende punten aangepast : De voorwaardelijke toeslag voor deelnemers in plaats van de vroegere onvoorwaardelijke toeslag. Factoren in verband met uitstel, vervroeging en hoog/laag. Het pensioenfonds en de werkgevers hebben een uitvoeringsovereenkomst afgesloten. Deze overeenkomst is per 1 januari 2011 aangepast en geldt voor onbepaalde tijd. De belangrijkste aanpassingen van de uitvoeringsovereenkomst zijn: - Toeslagbeleid deelnemers - Doorsneepremie percentage werkgever verhoogd van 24,1% naar 33%. In de uitvoeringsovereenkomst worden de volgende onderwerpen geregeld: Wijze van premievaststelling en herstelpremie voor zolang er een reservetekort is. Wijze waarop en de termijnen waarin de premie moet worden voldaan. Informatie die door de werkgever aan het pensioenfonds wordt verstrekt. Procedures bij het niet nakomen van de premiebetalingsverplichting door de werkgever. Procedures voor het opstellen of wijzigen van het pensioenreglement. Voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt. Procedures en uitgangspunten voor besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten.
Basis pensioenregeling Regeling
:
Middelloon (voorwaardelijke indexatie).
Pensioendatum
:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het pensioen dat ingevolge het reglement wordt opgebouwd gaat alsdan in, mits het dienstverband met de werkgever per die datum reeds is, dan wel wordt beëindigd.
Maandsalaris
:
Onder maandsalaris wordt verstaan het fulltime bruto basissalaris per maand, zoals dat per 1 januari van het betreffende jaar door de werkgever is vastgesteld, vermeerderd met een eventueel toegekende persoonlijke toeslag, op basis van de normaal bij de werkgever geldende arbeidstijd.
Franchise
:
De maandelijkse franchise bedraagt € 1.075,58 (niveau 1 januari 2011). Per 1 januari van ieder kalenderjaar vindt aanpassing van de franchise plaats op basis van de procentuele stijging van de AOW uitkering voor gehuwden/ samenwonenden gemeten over de periode 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 1 januari van het kalenderjaar.
Maximum maandsalaris:
Het maximum maandsalaris bedraagt € 3.909,16 per maand (niveau 1 januari 2011 op fulltime basis), waarbij jaarlijks per 1 januari een aanpassing plaatsvindt aan het maximum maandsalaris geldend voor de hoogste CAO salaristabel (functiegroep K) geldend bij Brocacef BV cs.
Pensioengrondslag:
Het maandsalaris minus de franchise.
12
Ouderdomspensioen:
In de periode van het deelnemerschap vindt voor het ouderdomspensioen per maand van deelname een pensioenopbouw plaats 2,25% van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag.
Jaarlijkse verhoging actieven:
Voor zolang het deelnemerschap voortduurt, kan het op 1 januari van ieder kalenderjaar reeds opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd worden op basis van de algemene loonontwikkeling conform de CAO in het voorafgaande jaar. Voor meer informatie over deze voorwaardelijke toeslag zie toeslagbeleid.
Partnerpensioen :
Het levenslang partnerpensioen per jaar ten behoeve van de nabestaande partner bedraagt 60% van het ouderdomspensioen dat zou zijn vastgesteld indien de deelnemer niet voor de pensioendatum zou zijn overleden, doch tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met een pensioengrondslag die het laatst voor de deelnemer heeft gegolden. De jaarlijkse verhoging betrekking hebbend op de toekomst blijft hierbij buiten beschouwing.
Eigen bijdrage:
De bijdrage bedraagt 6% van de pensioengrondslag voor het levenslang ouderdomspensioen, met dien verstande dat wanneer de overeengekomen arbeidstijd afwijkt van de voor de betreffende functie gebruikelijke arbeidstijd een dienovereenkomstige evenredige bijdrage verschuldigd is. In aanvulling hierop is door de deelnemer tot 1 januari 2012 een extra bijdrage van 1% van het maandsalaris verschuldigd. Per genoemde datum wordt de extra bijdrage verlaagd naar 0,5% van het maandsalaris en is alsdan verschuldigd tot 1 januari 2017.
Excedentregeling Regeling:
Beschikbare premieregeling.
Premiegrondslag:
De premiegrondslag in enig jaar is gelijk aan het ongemaximeerde maandsalaris in dat jaar ingevolge artikel 15 van het pensioenreglement verminderd met het maximum maandsalaris (€ 3.909,16 per maand; niveau 1 januari 2011 op fulltime basis). Jaarlijks vindt een aanpassing plaats op basis van het maximum maandsalaris geldend voor de hoogste CAO salaristabel (functiegroep K) geldend bij Brocacef BV cs.
Hoogte beschikbare premie
In de periode van het deelnemerschap tot de pensioendatum bedraagt de maandelijkse beschikbare premie een percentage van de premiegrondslag. Het percentage is leeftijdsafhankelijk.
Hoogte pensioenen op pensioendatum:
Het tot de pensioendatum gevormde pensioenkapitaal wordt op actuariële en voor mannen en vrouwen gelijke wijze aangewend voor en daarmee vervangen door levenslang ouderdomspensioen en een aanspraak op levenslang partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen.
Eigen bijdrage:
De bijdrage bedraagt, naast de bijdrage in het pensioenreglement, 6% van de premiegrondslag, met dien verstande dat wanneer de overeengekomen arbeidstijd afwijkt van de voor de betreffende functie gebruikelijke arbeidstijd een dienovereenkomstige evenredige bijdrage verschuldigd is.
13
De excedentregeling is ondergebracht bij Robeco NV. Het betreft hier een life cycle systeem, wat inhoudt dat men op jongere leeftijd een meer risicovolle beleggingsmix heeft en deze naar mate men ouder wordt voor wat betreft risico afbouwt. De deelnemer kan uit een tweetal serviceniveaus kiezen waarbij het standaard serviceniveau, volledig beheer, het life cycle systeem volgt. Wil men afwijken van het standaard serviceniveau, oftewel men kiest voor eigen beheer, dan zal de deelnemer een beleggingsprofiel moeten aangeven. Daar het serviceniveau volledig beheer een aflopend risico heeft, adviseren wij de deelnemers ook dit te volgen. Adviesmixen 2011 bij serviceniveau volledig beheer: Fonds Mix 1 Mix 2 Mix 3 Leeftijd
Mix 4
Mix 5
Mix 6
Mix 7
Mix 8
Mix 9
Mix 10
< 25
25-35
35-45
45-50
50-55
55-57
57-59
59-61
61-63
>63
Emerging Markets Eq. Property Equities European Equities
10% 10% 25%
10% 10% 25%
10% 10% 20%
10% 10% 15%
5% 5% 15%
5% 15%
10%
5%
5%
-
Robeco
30%
25%
20%
15%
15%
15%
10%
10%
5%
5%
Alternatieve beleggingen Commodities
10%
10%
10%
10%
5%
5%
5%
5%
5%
5%
10% 5%
10% 5% 5%
10% 10% 10%
10% 15% 15%
5% 15% 15%
5% 5% 5%
5% 15% 15%
5% 20% 20%
20% 20%
20% 20%
Euro Bonds 40DH
-
-
-
-
20%
45%
40%
35%
30%
25%
Liquiditeiten Roparco Flexioen
-
-
-
-
-
-
-
-
15%
25%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Aandelen
Obligaties High Yield Obligaties Euro Bonds BH Rorento
Totaal
14
Toeslagbeleid Voorwaardelijke toezegging Met ingang van 1 januari 2011 heeft ook de indexering van het pensioen van de actieve deelnemers een voorwaardelijk karakter gekregen. Daarbij is het streven er op gericht dat het pensioen de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever volgt. Het reglement van het pensioenfonds en de Actuariële en bedrijfstechnische nota zijn in 2011 aangepast. Ook de hieronder genoemde beleidsstaffel toeslagen is in 2011 gewijzigd. Daarmee geldt zowel voor de (gewezen) deelnemers als gepensioneerden de onderstaande regeling. De hoogte van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien houdt het pensioenfonds geen reserve, om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen, aan. Toeslagen worden gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D1 uit de Beleidsregel toeslagenmatrix. Voor toekenning hanteren wij de onderstaande beleidsstaffel als uitgangspunt. Bij de jaarlijkse besluitvorming nemen wij alle relevante omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in aanmerking. Deze beleidsstaffel luidt als volgt: Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds hoger is dan 120%, wordt een volledige toeslag toegekend.
Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan 110,0%, wordt geen toeslag verleend. Indien de hoogte de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich tussen deze grenzen bevindt, wordt de toeslag naar rato toegekend. Feitelijke toekenning van toeslagen geschiedt op basis van een expliciet genomen bestuursbesluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. In alle berichtgeving over de rechten van de deelnemers zullen wij zowel bij communicatie over de inhoud van de pensioenregeling als ook over de toekenning van toeslagen de volgende formulering gebruiken: “Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef streeft er naar dat het pensioen van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers de prijsindex volgt. Het prijsindexcijfer is gelijk aan de consumentenprijsindex alle huishoudens (CPI afgeleid) zoals vastgesteld door het CBS en wel door de periode van juli 2011 te vergeleken met juli 2010. De eventuele aanpassing van pensioen aan de lonen en prijzen door Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef vindt plaats middels het toekennen van toeslagen. Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef heeft geen geld gereserveerd om uw pensioen in de toekomst te verhogen, maar zal de toekomstige verhogingen uit extra behaalde rendementen (groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen) betalen. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk, dus geen automatisme. Per jaar beoordeelt het bestuur van Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef of de pensioenen de ontwikkeling van de prijzen kan volgen en in welke mate. Het toekennen van een toeslag is alleen verantwoord als het bestuur van Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef vindt dat de financiële positie van het pensioenfonds dit toestaat. Bij een gunstige financiële positie kan het bestuur overigens besluiten om gemiste toeslagen in het verleden in te halen.” Daar bovenstaande tekst afwijkt van de standaard tekst conform de toeslagenmatrix hebben wij in 2009 aan de AFM toestemming verzocht en verkregen om de afwijkende tekst te gebruiken in al onze correspondentie met betrekking tot toeslagen.
15
Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn bindend voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds meer dan 130% dan kan het bestuur besluiten de in de aan het kalenderjaar voorgaande tien jaren niet verleende toeslagen alsnog te verlenen. Dit kan alleen indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds na toekenning van de niet verleende toeslagen niet lager zal uitkomen dan 130%. Ambitie Het pensioenfonds streeft er met het toeslagbeleid naar om premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de stijging van het prijsindexcijfer (gedefinieerd als het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (afgeleid) zoals gepubliceerd door het CBS) over de periode juli tot juli. Met ingang van 1 januari 2011 heeft de indexering van het pensioen van de actieve deelnemers een voorwaardelijk karakter gekregen. Daarbij is het streven er op gericht dat het pensioen de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever volgt. Verwachte realisatie Op basis van de in 2009 uitgevoerde continuïteitsanalyse en de aanvulling van 2011 daarop is gebleken dat een toeslag van gemiddeld 50% ten opzichte van het ambitieniveau op de lange termijn realistisch is. Op basis van deze analyse, die is uitgevoerd conform voorschriften van de toezichthouder, mag daarom verwacht worden, dat op de lange termijn periode van 15 jaar circa 50% van de hierboven beschreven maximale toeslagen kunnen worden toegekend. Wij zullen periodiek een continuïteitsanalyse laten uitvoeren, om de waarschijnlijkheid van de toeslagverlening vast te stellen. Niet toegekende toeslag 2011/2012 Op 13 december 2011 hebben wij gezien de stand van de dekkingsgraad besloten per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen aan (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Op basis van vergelijking van het Consumentenprijsindexcijfer (CPI afgeleid) juli 2011 met dat van juli 2010 zou de toeslag 2,43% voor gewezen deelnemers en gepensioneerden hebben bedragen. De toeslag voor deelnemers zou op grond van de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever 1,75% bedragen. De niet toegekende toeslagen van 2,43% en 1,75% zullen bij een eventuele toekomstige inhaaltoeslag worden meegenomen. De deelnemers en gepensioneerden zijn hiervan op de hoogte gebracht.
16
In het verleden verleende toeslagen gewezen deelnemers en gepensioneerden 1-12012
1-12011
1-12010
1-12009
1-12008
1-12007
1-12006
1-12005
1-12004
1-12003
Berekende toeslag
2,43%
1,38%
(0,10%)
2,95%
1,29%
1,72%
1,38%
0,65%
1,98%
3,37%
Verleende toeslag
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,29%
0,86%
0,69%
0,33%
1,00%
0,00%
In te halen toeslag Cumulatieve achterstand
2,43%
1,38%
(0,10%)
2,95%
0,00%
0,86%
0,69%
0,32%
0,98%
3,37%
13,58%
10,88%
9,37%
9,48%
6,35%
6,35%
5,44%
4,72%
4,38%
3,37%
Tot 2002 zijn alle vastgestelde toeslagen toegekend. Vanaf 2002 was er sprake van een herstelplan waardoor er in 2002 geen toeslag is toegekend en vanaf 2003 50%. In 2007 is het herstelplan komen te vervallen waardoor er weer volledige toeslagverlening mogelijk was gezien de financiële positie van het pensioenfonds. Vanaf 2009 hebben wij te maken met een nieuw herstelplan, waardoor het waarschijnlijk is dat de komende jaren weinig of geen toeslagen aan de gewezen deelnemers zullen worden gegeven. De tien jaar, waarover bij voldoende vermogen (zie hiervoor) niet-verleende toeslagen alsnog ingehaald zouden kunnen worden, zou nu gelden voor de periode van 2002 tot en met 2011.
In het verleden verleende toeslagen deelnemers 1-12012
1-12011
Berekende toeslag
1,75%
1,25%
Verleende toeslag
0,00%
0,00%
In te halen toeslag
1,75%
1,25%
Cumulatieve achterstand
3,02%
1,25%
Tot 2011 was de pensioenregeling een middelloonregeling met onvoorwaardelijke toeslag. Bij de CAO onderhandeling in mei 2010 is de toeslagregeling van de deelnemers ter sprake gekomen. Er is besloten om de onvoorwaardelijke toeslag om te zetten in een voorwaardelijke toeslag. De deelnemers zijn op 27 februari 2012 op de hoogte gesteld van het niet kunnen toekennen van de toeslagverhoging. De toeslagen tot en met 2010 zijn volledig toegekend. De niet toegekende toeslagen vanaf 2011 zullen bij eventuele toekomstige inhaaltoeslagen worden meegenomen.
17
Beleggingenparagraaf Beleid Wij voeren een beleggingsbeleid,dat zich richt op het behalen van een zo hoog en stabiel mogelijk lange termijn rendement binnen de vastgestelde risicoparameters. Daarbij houden wij rekening met de lang- en kortlopende verplichtingen van het pensioenfonds en de solvabiliteitseisen, die aan het pensioenfonds worden gesteld. Het beleid is vastgesteld op basis van de Asset Liability Management studie. Deze studie, voor het laatst in februari 2010 uitgevoerd, geeft inzicht in mogelijke toekomstige financiële risico’s, bepaalt de strategische asset allocatie en wordt op meer frequente basis vertaald in de tactische asset allocatie. In 2013 zal een nieuwe ALM studie worden uitgevoerd. Tot de uitgangspunten van het beleggingsbeleid behoort het uitbesteden van de uitvoering bij externe vermogensbeheerders. Daarbij wordt voornamelijk in beleggingsfondsen belegd. Om de prestaties van de externe vermogensbeheerders te kunnen meten aan objectieve maatstaven, maken wij gebruik van benchmarks. Een benchmark wordt specifiek gerelateerd aan een onderdeel van de portefeuille met vergelijkbare kenmerken. Daarmee wordt beoogd dat over het beheerde vermogen een gelijkwaardig of hoger rendement wordt behaald dan het rendement volgens de benchmark. In de strategische asset allocatie worden de te beleggen middelen gealloceerd naar beleggingscategorieën. Deze allocatie wordt door bandbreedtes nader ingevuld. De strategische normverdeling en de daarbij behorende bandbreedtes worden in onderstaande tabel weergegeven. Wij maken gebruik van de volgende vermogensbeheerders:
ING Asset Management BV, beheerder Vastrentende Waarden BlackRock, beheerder Aandelen Morgan Stanley Investment, beheerder Vastgoed
Conform ons voornemen hebben wij onze Vastgoed- en aandelenportefeuille in 2011 verder uitgebreid om nog meer conform de strategische assetmix te gaan beleggen.
Het boekjaar 2011 is afgesloten met een totaal belegd vermogen van € 172,1 miljoen; dit is exclusief liquiditeiten. Beleggingscategorie
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Liquiditeiten
Norm 60% 30% 10% 0%
2011 Minimum 50% 25% 5% 0%
Maximum 70% 35% 15% 5%
18
Beleggingsklimaat Het beursjaar 2011 liet een grillige koersontwikkeling zien voor alle beleggingscategorieën. Het uiteindelijke resultaat hiervan is een kleine toename van het belegd vermogen van het fonds. De rente daalde in 2011 met als gevolg een toenemende last van onze verplichtingen. Het saldo van onze bezittingen en verplichtingen leiden daarop tot een dekkingsgraad 95,5%. In onderstaande tabel is de feitelijke marktwaarde en verdeling ultimo 2011 en 2010 weergegeven.
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Derivaten Liquiditeiten
Marktwaarde per 31-12-2011 EUR 106.305 53.788 13.328 (1.354) 194 172.261
Totaal
61,7 % 31,2 % 7,7 % (0,7)% 0,1%
Marktwaarde per 31-12-2010 EUR 106.500 53.695 9.898 429 198
62,4 % 31,5 % 5,8 % 0.2% 0,1%
100 %
170.720
100 %
%
%
De post derivaten betreft de per 31 december 2011 ongerealiseerde Valuta afdekking. Deze heeft betrekking op het afdekken van de USD, GBP en JPY bij de aandelen. Rendement Beleggingen en opbrengsten per 31-12-2011
Vastrentende waarden
Balanswaarde EUR
Rendement Vermogensbeheerders
Rendement Benchmark
Gemiddeld belegd vermogen EUR
Rendement op gemid. belegd vermogen
Rendement op gemid. belegd vermogen
2011
Opbrengst Incl. indir beleggingsopbrengsten EUR 2011
Ultimo 2011
2011
2011
2011
2010
106.305
61,7%
9,5%
10,5%
104.821
9.558
9,0%
6,9%
Aandelen
53.788
31,2%
(4,8%)
(5.,1%)
51.803
(24.77)
(4,8%)
14,7%
Vastgoed
13.328
7,7%
(9.1%)
(6,0%)
12.307
(1.070)
(8,7%)
23,1%
0
0,0%
-
-
0
0
0,0%
11,3%
Subtotaal
173.421
100,6%
3,6%
4,4%
168.931
6.011
3,5%
9,9%
Derivaten
(1.354)
(0,7%)
(1,5%)
-
0
(2.420)
(1,4%)
-
194
0,1%
-
-
827
1
0,0%
0,0%
172.261
100%
2,1%
4,4%
169.758
3.592
2,1%
9,9%
Leningen op schuldbekentenis
Liquiditeiten
Totaal
Indien het rendement berekend wordt op het gemiddeld vermogen op jaarbasis bedraagt dit voor 2011 2,1% (2010: 9,9%).
19
Over 2011 blijkt het totaal rendement van 3,6% van de vermogensbeheerders lager te zijn dan de 4,4% van de benchmark. Aandelen hebben het ten opzichte van de benchmark beter gedaan, al is er wel een negatief rendement over 2011. Vastgoed heeft het wat minder gedaan. Dit werd veroorzaakt door de onderweging van Morgan Stanley ten opzichte van de benchmark bij de top-down regionale allocatie in de VS en hun overweging in Azië. Wat sectoren betreft heeft de selectie in de gezondheidszorg en de hotels negatief bijgedragen aan het resultaat. De vastrentende waarden portefeuille blijft achter op de benchmark doordat: 1) door het jaar heen is belegd in het AAA Asset-Backed Security Fonds. Deze belegging heeft negatief bijgedragen. De benchmark van het IG Fonds is de Barclays Capital Euro Aggregate en deze benchmark belegt alleen in staatspapier en credits en niet in ABS. 2) wordt doorbelegd in het ING Euro Credit Fonds. Dit Credit Fonds heeft over 2011 minder gepresteerd dan de benchmark (relatief -0,80%) 3) de valutaposities hebben tegen gewerkt (met name de Long USD versus Short EUR positie in oktober 2011. Naast de jaarlijkse performance is er ook gekeken naar de performance vanaf de datum dat in de bepaalde asset is belegd. De aandelen hebben sinds 30-06-2008 een performance van 11,93% laten zien ten opzichte van de benchmark 10,58%. Voor vastgoed komt de performance vanaf augustus 2008 tot ultimo 2011 uit op 16,47% en de benchmark op 12,47%. De vastrentende waarde portefeuille heeft vanaf 2006 een performance van 36% en verslaat hiermee net de benchmark 35,9%.
Excedentregeling Naast de beheerders van het vermogen van het fonds hebben wij ook te maken met de vermogensbeheerder Robeco. Maandelijks stort de werkgever de bijdrage ten behoeve van de deelnemers aan de excedentregeling op de geblokkeerde beleggingsrekening bij Robeco. De gestorte bedragen worden vervolgens belegd op basis van de door de deelnemers aangegeven beleggingsmixen die door het bestuur zijn bepaald. Het betreft hier beleggingen voor risico van de deelnemers. Het bestuur is verantwoordelijk voor het door Robeco te voeren beleggingsbeleid en de performance. Het bestuur volgt de ontwikkeling van de performance bij Robeco nauwgezet. Vooruitzichten 2012 Met het herstel van de wereldeconomie zal zeker nog enkele jaren gemoeid zijn. Financiële markten blijven in 2012 onvoorspelbaar. Wij houden er rekening mee dat we belangrijke verbeteringen nog niet worden gerealiseerd. De rente zal ook in 2012 laag blijven, zeker zolang de Europese economie geen herstel laat zien. Daardoor verwachten wij slechts een gradueel herstel van de dekkingsgraad in 2012.
20
Financiële paragraaf De financiële positie per ultimo 2011 kan als volgt worden samengevat.
Stand per 1 januari 2011 Beleggingsresultaten Premiebijdragen Herstelpremiebijdrage Uitkeringen Diversen Stand per 31 december 2011
Pensioenvermogen EUR 175.204 3.813 4.438 176 (7.910) 1.694 177.415
Technische voorzieningen EUR 165.335 23.522 3.287 (7.591) 1.315 185.868
Dekkingsgraad
106,0% (11,2%) 0,6% 0,1% 0,3% (0,3)% 95,5%
De dekkingsgraad per 31 december 2011 is lager dan de in de ABTN vastgestelde minimumgrens van 104,3%. Dat betekent dat het herstelplan nog steeds van kracht is. De daling werd met name veroorzaakt door de lagere marktrente. De waardestijging van de beleggingsportefeuille kon dit niet compenseren. Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:
Premieresultaten Intrestresultaten Wijziging grondslag Overig resultaat Winst / (Verlies)
2011 EUR
2010 EUR
2009 EUR
2008 EUR
2007 EUR
1.327 (19.709) 60 (18.322)
515 2.111 (3.764) 1.174 36
915 22.108 (6.527) (200) 16.297
1.715 (50.946) 222 (49.009)
1.281 6.734 (510) 7.505
Ultimo 2011 bedroeg de marktrente circa 2,70% ( 2010: 3,40%). De dekkingsgraad per 31 december heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december
2011 95,5%
2010 106,0%
2009 106,5%
2008 95,6%
2007 134,2%
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften op basis van de strategisch mix volgens de Pensioenwet bedraagt 114,6%. Op basis van de werkelijke beleggingsmix ultimo 2011 zou de vereiste dekkingsgraad uitkomen op 114,4%. Ultimo 2011 is er derhalve opnieuw sprake van een dekkings- en reservetekort. Kosten pensioenregeling Pensioenbeheer Pensioenuitvoeringskosten Vermogensbeheer Directe kosten vermogensbeheer Indirecte kosten vermogensbeheer *) Transactiekosten **) Integrale kosten pensioenregeling
2011 EUR 510
2010 EUR 560
180 397 1.087
87 301 948
*) Deze kosten zijn verrekend met de indirecte beleggingsopbrengsten. **) Ons is op dit moment nog niet duidelijk wat de transactiekosten zijn die de vermogensbeheerders ons in rekening brengen. In 2012 zullen wij dit verder gaan onderzoeken.
21
Herstelplan In 2009 is een herstelplan ingediend bij de DNB in verband met de daling van de dekkingsgraad (95,6% op 1 januari 2009; vereiste dekkingsgraad 117,6%). Dit betrof een herstelplan voor de korte (3 jaar) én voor de lange termijn (15 jaar). Beide herstelplannen zijn op 11 mei 2009 goedgekeurd door DNB. Het fonds heeft gebruik gemaakt van de eenmalige mogelijkheid, die de minister heeft geboden, om binnen vijf jaar, in plaats van 3 jaar, uit het dekkingstekort te komen. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich uitvoerig laten adviseren door externe adviseurs. Het bestuur heeft begin 2012 de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan over 2011 uitgevoerd. Deze evaluatie heeft vooralsnog niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. De evaluatie is voor akkoord voorgelegd aan DNB. Op basis van het korte termijn herstelplan hadden wij verwacht dat het pensioenfonds met de voorgestelde maatregelen eind 2011 een dekkingsgraad van 106,3% zou bereiken en zo uit de situatie van het dekkingstekort zou geraken. Op 31 december 2011 bedroeg de dekkingsgraad 95,5 % en lag niet in lijn met het verwachte percentage uit het herstelplan. Op basis van de huidige dekkingsgraad en na een nieuwe doorrekening verwachten wij toch dat we eind 2013 uitkomen op een dekkingsgraad van 105% en zo uit het tekort geraken. Op grond hier van is besloten nog niet een besluit tot voorgenomen korting van de pensioenrechten te nemen. Het bestuur heeft om vast te stellen welke middelen het fonds ten dienste staan om de dekkingsgraad zoveel mogelijk in lijn van het herstel volgens het Herstelplan te brengen in januari 2012 de werkgever gevraagd of deze bereid is een bijstorting in het fonds te doen. De werkgever heeft daarop laten weten dat men niet ingaat op het verzoek om extra gelden in het pensioenfonds te storten. Argumenten hiervoor zijn de reeds hoge pensioenpremie en de onduidelijkheid over de gevolgen pensioenakkoord voor het pensioenfonds. Volgens het lange termijn herstelplan zal het pensioenfonds met de voorgestelde maatregelen ultimo 2016 uit de situatie van het reservetekort geraken. Met een verwachte dekkingsgraad van 118,1% zal dan voldaan zijn aan de voorwaarden voor het vereist eigen vermogen. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de door DNB voorgeschreven uitgangspunten en is slechts een benadering van de werkelijkheid. Dit houdt in dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in negatieve en positieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor het fonds langzamer of sneller uit het dekkingstekort kan komen dan voorzien. In het herstelplan worden voor het geval dat we eind 2013 niet uit dekkingstekort geraken de volgende sturingsmiddelen genoemd: het niet toekennen van voorwaardelijke toeslagen het verhogen van de premie. het tijdelijk afwijken van het strategisch beleggingsbeleid door de beleggingen niet te herbalanceren tot de wereldwijde beurzen weer enig herstel vertonen. korten van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Echter voor het bestuur tot deze drastische maatregel over zal gaan, zal het bestuur bij de werkgevers verzoeken om een hogere premiebijdrage dan wel een extra storting of een versobering van de pensioenregeling. Maandelijks wordt de dekkingsgraad bepaald en getoetst aan het herstelplan. Periodiek en minimaal twee keer per jaar, zoals bij de evaluatie van het herstelplan, wordt bekeken of de voorgestelde sturingsmaatregelen voldoende zijn of dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
22
De dekkingsgraad ontwikkelde zich van 106,5% eind 2009 via 106,0% eind 2010 tot 95,5% eind 2011. 2011
2010
2009
Dekkingsgraad per 31 december
95,5%
106,0%
106,5%
Dekkingsgraad per 31 december conform ingediend herstelplan
106,3%
103,3%
99,7%
De gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten hadden een positieve invloed op het herstelpad. De langere levensverwachting en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur hebben dit effect weer tenietgedaan en hebben zelfs gezorgd voor een achteruitgang in 2011. Conform de criteria in het herstelplan is vastgesteld dat bij de dekkingsgraad ultimo 2011 geen ruimte is voor toeslagverlening. Het bestuur heeft dan ook eind 2011 besloten voor komend jaar geen toeslag te verlenen. Begin 2011 heeft het bestuur besloten de afdekking van het renterisico op 50% te houden, om zo de kans op extra rendement bij een rentestijging te vergroten. Indien het fonds onvoldoende herstel toont in een periode van vijf jaar, dan is in het herstelplan de mogelijkheid opgenomen om de te bereiken pensioenrechten te verlagen. Aangezien wij gebruik maken van de eenmalige mogelijkheid die de minister heeft geboden om binnen vijf jaar het minimaal vereist vermogen te bereiken, zou een eventuele verlaging uiterlijk per 1 april 2013 doorgevoerd moeten worden.
23
Actuariële paragraaf De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: Actuariële analyse Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw Onttrekking uit VPV voor pensioenuitvoeringskosten Kosten Interestresultaat Beleggingsresultaat Rentetoevoeging VPV Toeslagverlening (Indexering) en overige toeslagen Wijziging Marktrente Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo) Resultaat op kansstelsels Wijziging grondslagen Overige baten Wijziging herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige lasten Resultaat boekjaar
2011 EUR
2010 EUR
4.614 (3.287) (510) 510
3.960 (3.445) (560) 560
3.592 (2.113) (21.188)
16.430 (1.943) (12.376)
(26) (74) 160
85 656 (3.764) 433
(18.322)
36
De lage marktrente heeft dusdanige negatieve invloed op het resultaat dat het beleggingsresultaat dit niet kan compenseren. Een toeslagverlening voor deelnemers, premievrijen en gepensioneerden is dan ook niet mogelijk gezien het resultaat en de financiële positie van het fonds.
Zuiver kostendekkende premie Gedempte premie Minimaal te ontvangen premie (incl. extra premies) Ontvangen premie
2011 EUR 3.496 2.782 4.584 6.201
2010 EUR 3.895 3.155 5.214 5.784
Hieruit blijkt dat de ontvangen pensioenpremie hoger is dan de gedempte premie, die conform actuariële en bedrijfstechnische nota is vastgesteld. Er is dan ook sprake van een kostendekkende premie. Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De actuaris van het pensioenfonds heeft het aanwezige vermogen getoetst aan het vereist vermogen. Het vereist eigen vermogen is per 31-12-2011 vastgesteld op € 27.062 mln. Dit resulteert in een minimaal vereiste buffer van 114,6% over de technische voorziening inclusief beschikbare premie. De uitkomst van de toets is opgenomen in onderstaande tabel. Solvabiliteitstoets Aanwezig vermogen Af: TV volgens FTK-methode Af: Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) 4,3% Dekkingspositie Af: Vereist eigen vermogen (exclusief MVEV) Reservepositie
Bedrag EUR 177.416 185.868 7.841 (16.293) 19.221 (35.514)
Er was sprake van een dekkingstekort en reservetekort per 31 december 2011.
24
In % van de TV 95,5% 100,0% (4,2%) (8,8%) 10,3% -19,1%
Actuariële beoordeling van de financiële positie Uit de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen blijkt dat sprake is van een reservetekort. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 104,3% van de technische voorziening exclusief beschikbare premieregeling wat overeenkomt met 4,2% van de technische voorziening inclusief verplichting uit de beschikbare premieregeling. Het vereist eigen vermogen bedraagt 114,6% van de technische voorziening (114,4% op basis van de beleggingsmix ultimo 2011, wat aangeeft dat er eind 2011 iets minder risicovol belegd werd dan het mandaat toeliet) inclusief beschikbare premieregeling. Dit betekent dat het pensioenfonds naar verwachting onvoldoende vermogen heeft om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken. Dit vereist eigen vermogen is het eigen vermogen, waarbij de kans dat er na één jaar onvoldoende middelen aanwezig zijn om de nominale pensioenen te dekken conform het standaardmodel gelijk is aan 2,5%. De dekkingsgraad is gelijk aan 95,5% van de technische voorziening.
25
Risicoparagraaf Risico- en Beheersingsbeleid Het pensioenfonds heeft te maken met risico’s van uiteenlopende aard. Behalve bewust gekozen beleggingsrisico’s om een optimaal rendement te genereren zijn er ook operationele en “compliance” risico’s. Al deze risico’s kunnen de doelstelling van het fonds, het uitvoeren van een solide pensioenregeling, in meer of mindere mate in gevaar brengen. Het tijdig onderkennen van deze risico’s en het nemen van de bijbehorende maatregelen is een kerntaak van het bestuur. Het beleid is vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Beleidsinstrumenten Voor het beleggingsbeleid maken wij gebruik van Asset Liability Management (ALM) studie, waarin de toekomstige verplichtingen van het fonds bij een consistent premie-, financierings- en toeslagbeleid worden afgezet tegen verschillende beleggingsopbrengstvarianten. Deze studie is een hulpmiddel bij de optimale verdeling van de beleggingscategorieën van het fonds en wordt in principe om de drie jaar gedaan. Daarnaast wordt voor de langere termijn een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De analyse maakt onder andere de solvabiliteitsontwikkeling en de indexatieverwachtingen voor een periode van vijftien jaar zichtbaar. Het bevat ook een beoordeling van de beschikbare beleidselementen. Daarbij wordt ingegaan op het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid met het bijbehorende risicomanagement. Omdat het pensioenfonds een voorwaardelijke indexatie kent, moet de continuïteitsanalyse tevens inzicht geven in de zogenaamde consistentie-eis. Beleggingsrisico’s Het beleggingsbeleid heeft tot doel op de lange termijn een zo hoog mogelijk rendement te realiseren uitgaande van de strategische asset allocatie bij een geaccepteerd beleggingsrisico. Voor het bereiken van de beleggingsdoelstelling is zorgvuldige uitvoering van het beleid van belang, evenals een gedegen risicobeleid en evaluatie van de behaalde resultaten.
26
Financiële risico’s Renterisico De marktwaarden van de nominale pensioenverplichting en de vastrentende waardenportefeuille zijn afhankelijk van de marktrente. Deze rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in de duratie. Eind 2011 bedroeg deze voor de pensioenverplichtingen circa 14,8 en voor de vastrentende waarden (inclusief de nominale waarde van de interest rate swaps) circa 8,7. Het renterisico ontstaat door het verschil tussen beide duraties en het verschil in omvang tussen de nominale pensioenverplichtingen en de vastrentende waardenportefeuille. Daardoor compenseert de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden de waardeontwikkeling van de pensioenverplichtingen niet volledig. Bij een rentedaling stijgt de waarde van de pensioenverplichting sneller dan de waarde van vastrentende waardenportefeuille. De dekkingsgraad daalt hierdoor. Een verschuiving van de rentetermijnstructuur met 1% punt naar boven of naar beneden doet de pensioenverplichting ultimo 2011 met circa 15% dalen dan wel stijgen. De invloed hiervan op onze dekkingsgraad ultimo 2011 zou zijn dat deze van 95,5% zou kunnen dalen naar circa 83,1% dan wel stijgen naar circa 112,4%. Om deze mismatch te beperken heeft het bestuur in 2010 besloten een groter deel van de vastrentende portefeuille in de toekomst af te dekken met een maximum van uiteindelijk 75%.Gezien de lage rente van dit moment heeft het bestuur besloten om voor alsnog vast te houden aan de afdekking van het renterisico van 50%. Marktrisico Hieronder rekenen wij het prijsrisico, het concentratierisico en het valutarisico. Het prijsrisico is het risico van een waardedaling van de beleggingen. Het pensioenfonds belegt in zakelijke waarden in de verwachting dat deze op termijn die hogere reële rendementen genereren die nodig zijn voor het betaalbaar houden van de regeling en voor het realiseren van de indexatieambitie van het pensioenfonds. De risico’s van de beleggingen in zakelijke waarden worden beheerst door spreiding over regio’s en sectoren. In 2011 is de beleggingsmix meer in overeenstemming gebracht met de strategische beleggingskeuze op basis van de ALM studie. Doel is te beleggen in zakelijk waarden met voldoende spreiding ter beperking van het concentratierisico. Het valutarisico is het risico dat de beleggingen, die wij in vreemde valuta hebben, minder waard worden door schommelingen in de wisselkoers ten opzichte van de euro. Het valutarisico is voor het grootste deel afgedekt. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractuele verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt. Voor de vastrentende waardenportefeuille wordt het risico beheerst door te spreiden over regio’s, sectoren en individuele bedrijven. Daarbij worden ook eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Ook maakt het pensioenfonds gebruik van zogenaamde securities lending activiteiten van de vermogensbeheerders. Hierbij worden de aandelen uitgeleend aan derden, met als doel de kosten voor het pensioenfonds te beperken. De zekerheden welke de tegenpartijen moeten stellen om het risico voor het pensioenfonds tot een minimum te beperken, worden door de vermogensbeheerders geëvalueerd en soms op dagbasis aangepast. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het pensioenfonds onvoldoende liquide middelen ter beschikking heeft om aan de lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Het pensioenfonds volgt periodiek de liquiditeitsbehoefte en de beleggingen zijn voldoende liquide. Daardoor is dit risico nihil. Inflatierisico Omdat het pensioenfonds er naar streeft de pensioenen jaarlijks te indexeren, loopt het fonds inflatierisico. Dit risico is beheersbaar door de voorwaardelijkheid van de indexatie: het bestuur besluit alleen tot toekenning van indexatie als de financiële positie van het fonds dat mogelijk maakt. Niettemin, als langdurig niet of slechts gedeeltelijk zou worden geïndexeerd zou het pensioenniveau lager worden dan beoogd. De verschillende scenario’s uit de ALM-studie zorgen voor het benodigde inzicht.
27
Actuariële/Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnische risico is het risico dat de demografische ontwikkeling afwijkt van de aannames en grondslagen, die zijn gebruikt voor de premiestelling en de reserveringen om te kunnen voldoen aan de verplichtingen. Het belangrijkste risico in dit verband is dat de deelnemers gemiddeld langer blijven leven dan verondersteld. De verplichtingen worden op basis van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerd prognosetafel 2010- 2060 berekend. Het overlijdensrisico was tot 31 december 2011 herverzekerd bij Swiss Re met een eigen behoud van € 100.000 per deelnemer. Bij het overlijden van een relatief groot aantal deelnemers kan door de optelsom van het eigen behoud over de deelnemers nog steeds een forse totaalschade ontstaan, met een significant negatief effect op de dekkingsgraad. Een ander verzekeringstechnisch risico is dat er meer deelnemers arbeidsongeschikt raken dan tot met 2011 is verondersteld. Het arbeidsongeschiktheidsrisico is volledig in eigen beheer en niet herverzekerd. Hoewel de kans op volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid klein is, kan de schade groot zijn. Daar de overeenkomst met Swiss Re per 31 december 2011 is beëindigd heeft het bestuur besloten het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico te herverzekeren bij Zwitserleven, beiden met een eigen behoud per deelnemer van € 100.000.
Solvabiliteit De uitkomsten van de activiteiten waaruit de hiervoor genoemde financiële risico’s voortvloeien, bepalen de solvabiliteit van het fonds. De berekening van de vereiste solvabiliteit wordt uitgevoerd aan de hand van de normen die de Pensioenwet en het Financieel Toetsingskader voorschrijven. Door het aanwezige eigen vermogen te vergelijken met het vereiste vermogen ontstaat een beeld van de risicopositie.
28
Niet-financiële risico’s Ook aan de niet-financiële risico’s is in dit verslagjaar aandacht gegeven. Omgevingsrisico Ontwikkelingen in de politiek, economie, de financiële markten en ook de bedrijfsvoering van de sponsors kunnen grote invloed hebben op de manier waarop het pensioenfonds haar doelstellingen kan verwezenlijken. Het bestuur volgt de relevante ontwikkelingen, zoals het pensioenakkoord, wijziging AOW leeftijd en langlevenrisico, met de grootst mogelijke aandacht. Uitbestedingsrisico Dit risico vloeit voort uit het volledig uitbesteden van de uitvoering van de activiteiten van het pensioenfonds. Het bestuur heeft de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen uitbesteed aan externe deskundigen. Deze zijn volgens een vaste methodiek geselecteerd. Bij de selectie spelen continuïteit, kwaliteit en integriteit een grote rol. Samenwerking wordt periodiek geëvalueerd. Met de geselecteerde vermogensbeheerders is een contract gesloten waarin is vastgelegd de benchmark en diverse restricties. Deze wordt constant bewaakt en er vinden periodiek besprekingen plaats met de betreffende vermogensbeheerder. Tevens worden jaarlijks de ISAE-3402 rapportages opgevraagd en beoordeeld. De mandaten en Service Level Agreement zijn daarnaast ook punten van aandacht. De evaluatie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit risicobeleid. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, geautomatiseerde systemen, etc. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. De ISAE-3402 rapportages opgevraagd en beoordeelt op het operationeel risico. De mandaten en Service Level Agreement zijn daarnaast ook punten van aandacht. De evaluatie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit risicobeleid. IT- risico Om er zeker van te zijn dat het fonds voldoende IT-ondersteuning heeft, maakt het gebruik van de infrastructuur van de sponsor, Brocacef Holding NV. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de beschikbaarheid van IT hard- en software, de elektronische opslag van informatie en de back-up en recovery-procedures. Een en ander is dan ook vastgelegd in een Service Level Agreement, die is afgesloten tussen het pensioenfonds en de ICT afdeling van de sponsor. De kwaliteit van de systemen van Brocacef zijn beoordeeld door de externe EDP auditor (KPMG IT Advisory) in opdracht van Brocacef Holding. Integriteitsrisico Dit is het risico, dat de integriteit van de instelling wordt beïnvloed als gevolg van niet integer, onethisch handelen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het fonds. Met de werknemers van het fonds worden functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd, waarin integriteit aan de orde komt. Binnen het fonds, bestuur en administratie, wordt het vier-ogenprincipe gehanteerd. Het fonds hanteert een compliance-regeling, die van toepassing is op het bestuur en de administratie. Tevens is er bij de vermogensbeheerders onderzocht of en hoe zij het integriteitrisico hebben afgedekt. Wij hebben informatie van de vermogensbeheerders ontvangen en kunnen de conclusie trekken dat zij er alles aan doen om het risico te vermijden.
29
Juridisch risico Voor niet specifieke pensioentechnische vraagstukken maakt het fonds gebruik van de juridische diensten van Brocacef Holding NV. In het geval van specifieke pensioenrecht vraagstukken wordt extern advies ingewonnen. Zo wordt onder meer advies gevraagd over de impact van wijzigingen in wet- en regelgeving. Bovendien hebben in het bestuur twee juridisch geschoolde bestuursleden zitting. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Interest Rate Swaps: om de rentegevoeligheid van onze vastrentende waarde portefeuille te beïnvloeden hebben wij gekozen voor het ING Fixed Income Investment Grade Long Duration Fonds. In dit fonds wordt gebruik gemaakt van Interest Rate Swaps. Dit is een lineair product en reageert direct op renteveranderingen. Dit wil zeggen bij rentestijging zal de waarde dalen en bij rentedaling stijgt de waarde. Maarssen, 4 mei 2012 Naam
Functie
J.P. Eeken Mr. L.H.H.O. van Galen N. van Esschoten RA A.M.S.N.T. Tromp F. Huisman H. Kappert Drs. M.P. Venema Mr. J de Wit
Voorzitter Plv. Voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid Lid
30
Balans per 31 december 2011 (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
toelichting
2011 EUR
2010 EUR
Activa
Beleggingen voor risico pensioenfonds
4
1. Vastgoedbeleggingen 2. Aandelen 3. Vastrentende waarden 4. Derivaten Totaal
13.328 53.788 106.305 0
9.898 53.695 106.500 429 173.421
Beleggingen voor risico deelnemers
5
1. Aandelen 2. Vastrentende waarden 3. Overige beleggingen Totaal
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa
950 2.175 392
1.109 1.612 338
6 7
Vorderingen uit herverzekering Overige vorderingen
3.517
3.059
1.353
1.423
13 579
15 304 592
319
194
198
179.077
175.521
8
Overige activa (liquide middelen)
170.522
Passiva
Reserves
9
Solvabiliteitsreserve Overige reserve Totaal
27.062 (35.515)
(8.453)
29.133 (19.264)
9.869
Technische Voorzieningen
10
182.351
162.276
Voorziening voor risico deelnemers
11
3.517
3.059
Overige schulden en overlopende passiva
12
1.662
317
179.077
175.521
95,5
Nominale Dekkingsgraad ( in %)
31
106,0
Staat van baten en lasten over 2011 Toelichting
2011 EUR
2010 EUR
Premiebijdragen (van werkgever en werknemer)
15
5.510
5.185
Premiebijdragen risico deelnemers
16
691
599
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
17
3.592
16.430
Beleggingsresultaten risico deelnemers
18
221
345
Overige baten
19
213
218
10.227
22.777
Baten
Totaal baten Lasten Pensioenuitkeringen
20
7.950
8.776
Pensioenuitvoeringskosten
21
355
405
Saldo herverzekeraar
23
71
85
Saldo (baten) / lasten overdrachten van pensioenaanspraken
24
(584)
159
Mutatie voorziening pensioenverplichting
25
20.602
13.161
Overige lasten
26
155
155
28.549
22.741
(18.322)
36
Totaal lasten
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo van baten en lasten
(Onttrekking) / toevoeging Solvabiliteitreserve (Onttrekking) / toevoeging overige reserve Totaal
32
2011 EUR
2010 EUR
(16.251)
5.462
(2.071)
(5.426)
(18.322)
36
Kasstroomoverzicht over 2011 2011 EUR
2010 EUR
Ontvangen premies
5.385
5.305
Ontvangen waardeoverdrachten
1.101
307
(7.952)
(8.774)
Betaalde waardeoverdracht
(517)
(466)
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
(256)
(288)
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
194
199
Betaalde premies herverzekeraar
(53)
(71)
(2.098)
(3.788)
22.370
8.692
2704
1.248
(22.898)
(6.209)
(82)
(16)
2.094 (4)
3.715 (73)
Saldo liquide middelen 1 januari
198
271
Saldo liquide middelen 31 december
194
198
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Betaalde pensioenuitkeringen
Totaal Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer Totaal Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen
33
Toelichting jaarrekening 2011 1 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef, statutair gevestigd te Maarssen (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de volgende aangesloten werkgevers: ratiopharm BV en de vennootschap, waarvan de aandelen geheel of ten dele, direct of indirect, in handen zijn van Brocacef Holding NV en die conform de statuten en het reglement door de directie van Brocacef Holding is aangewezen.
2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 4 mei 2012 de jaarrekening vastgesteld.
3
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
a) Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
b) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor de periode gevolgen heeft, of in de periode herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
c) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen, wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen,
34
wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel samenhangend met een vermeerdering van actief of een vermindering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of alle nagenoeg toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip, waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
d) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd en als nettobedrag in de balans opgenomen, indien er sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
e) Verwerking van waardeverandering van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsresultaat in de staat van baten en lasten opgenomen. f)
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend in euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Het betreft hier de omrekening van USD daar deze door de vermogensbeheerders BlackRock en Morgan Stanley in hun rapportage wordt gehanteerd.
USD
Eind 2011 1,2939
Eind 2010 1,3362
35
g) Beleggingen g.1) Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden de beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. De beleggingen van het pensioenfonds zijn gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en –schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op de balansdatum benadert de actuele waarde. g.2) Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. g.3) Aandelen Participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de betreffende fondsmanagers en zijn een afspiegeling van de reële waarde. g.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien. g.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering.
h) Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico polishouders zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
36
i) Herverzekeringen Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen.
j) Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
k) Technische voorzieningen Voorziening voor pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen, die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of over de opgebouwde pensioenaanspraken toeslag wordt verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagverleningsbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van contante waarde van premies, waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060. Hierbij wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door het toepassen van de Towers Watson ervaringssterfte, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen hoofd- en medeverzekerde. Onbepaald partnersysteem. Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratiekosten en excassokosten.
37
l) Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
m) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
n) Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op de balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
o) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
38
4 Beleggingen 2011
VastgoedBeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende Waarden EUR
Derivaten
Totaal
EUR
EUR
Stand per 1 januari 2011
9.898
53.695
106.500
429
170.522
Aankopen/verstrekkingen
4.500
2.500
16.276
-
23.276
(1.070)
(2.407)
5.899
(1.354)
1.068
-
-
(22.370)
(429)
(22.799)
13.328
53.788
106.305
(1.354)
172.067
Waardeontwikkeling Verkopen/aflossingen Stand per 31 december 2011
De aansluiting van bovenstaand met de balans per 31 december 2011 is als volgt: Totale beleggingsportefeuille Derivaten opgenomen onder de overige schulden (toelichting 12)
EUR 172.067 EUR 1.354 EUR 173.421
Beleggingen opgenomen in de balans
2010
VastgoedBeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende Waarden EUR
Derivaten
Totaal
EUR
EUR
Stand per 1 januari 2010
4.774
43.901
109.741
105
158.521
Aankopen/verstrekkingen
3.400
1
2.296
3.047
8.744
Waardeontwikkeling
1.724
9.793
3.154
429
15.100
-
-
(8.691)
(3.152)
(11.843)
9.898
53.695
106.500
429
170.522
Verkopen/aflossingen Stand per 31 december 2010
Vastgoedbeleggingen participaties in beleggingsfonds
Indirect vastgoed
2011 EUR
2010 EUR
13.328
9.898
De vastgoedportefeuille betreft een belegging in een wereldwijd vastgoedfonds. Het beheer is actief en ondergebracht bij Morgan Stanley Investment Management. De onderliggende waarden van het fonds zijn liquide effecten, die wereldwijd op dagbasis worden verhandeld op verschillende beurzen .
39
Aandelen
Aandelen mature markets Aandelen emerging markets Totaal
2011 EUR
2010 EUR
44.141
42.740
9.647
10.955
53.788
53.695
De aandelenportefeuille betreft beleggingen in wereldwijde fondsen, waarbij een gedeelte is belegd in aandelen opkomende markten. Het beheer is passief en ondergebracht bij BlackRock. De waardering vindt plaats op basis van indirecte marktnotering. Uit het ontvangen ISAE3402 rapport blijkt dat Deloitte & Touche LLP heeft gekeken naar de beschrijving van de controleomgeving en de relevante processen, waaronder de berekening van de Net Asset Value. Uit de door Deloitte & Touche LLP uitgevoerde testen zijn geen relevante aanvullende opmerkingen gekomen. De door PricewaterhouseCoopers LLP gecontroleerde jaarverslagen van beide aandelenfondsen hebben wij ontvangen. Hieruit blijkt dat de koers van ultimo 2011 goedgekeurd is door PricewaterhouseCoopers LLP.
Vastrentende waarden Per balansdatum is dit de waarde van de beleggingsfondsen welke zijn ondergebracht bij ING Asset Management. Participaties in beleggingsfonds
2011 EUR
2010 EUR
Staatsobligaties
54.767
55.639
Bedrijfsobligaties
38.375
38.335
Liquide middelen
8.243
4.107
Hypothecaire leningen
4.920
8.419
106.305
106.500
Totaal
De waardering van deze participaties vindt plaats op basis van indirecte marktnotering. Uit het ontvangen SAS 70 type II rapport blijkt dat Ernst & Young Accountants LLP heeft gekeken naar de beschrijving van de controleomgeving en de relevante processen waaronder de berekening van de Net Asset Value. Uit de door Ernst & Young Accountants LLP uitgevoerde testen zijn geen relevante aanvullende opmerkingen gekomen.
Securities Lending Securities Lending, het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, is door het bestuur toegestaan. De vermogensbeheerders ING, BlackRock en Morgan Stanley maken hier gebruik van. Om het hiermee verbonden tegenpartijrisico te beperken, wordt onderpand gevraagd voor de uitgeleende effecten. De vermogensbeheerders stellen strenge voorwaarden aan tegenpartijen. De beleggingscommissie heeft in 2011 getoetst of de vermogensbeheerders aanpassingen hebben gedaan in de voorwaarden, die zij stellen aan tegenpartijen. Hieruit bleek dat de gestelde voorwaarden aan tegenpartijen over het algemeen iets zijn aangescherpt. Zo wordt er vaker gekeken naar de waarde van het onderpand in vergelijking met de uitgeleende aandelen, G10 staatsobligaties als onderpand en hogere vergoedingen gevraagd.
40
Derivaten Valutahedge
2011 EUR
2010 EUR
429 Totaal Rond de 27e van elk kalenderkwartaal vind er een definitieve afrekening plaats. Deze afrekening betreft de valutahedge. Het hierboven genoemde bedrag betreft een ongerealiseerd valutahedge over de periode definitieve afrekening en 31 december 2011. De valuta die wij afdekken zijn USD, GBP en JPY. De waarde van (1.354) ultimo 2011 is opgenomen onder punt 12 overige schulden en overlopende passiva.
41
5 Beleggingen voor risico deelnemers Onderverdeling van de beleggingen voor risico deelnemers
EUR
Vastrentende Waarden EUR
Liquide Middelen EUR
1.109
1.612
241
Waardeontwikkeling
2011
Aandelen
Overige
Totaal
EUR
EUR
133
205
3.059
380
24
46
691
(271)
430
110
(48)
221
Uitkering en onttrekkingen
(129)
(247)
(50)
(28)
(454)
Stand per 31 december 2011
950
2.175
217
175
3.517
Aandelen EUR
Vastrentende Waarden EUR
Liquide Middelen EUR
Stand per 1 januari 2010
798
1.302
Inleg en stortingen
211
Waardeontwikkeling
Stand per 1 januari 2011 Inleg en stortingen
2010
Overige
Totaal
EUR
EUR
93
139
2.332
326
39
22
598
140
124
37
44
345
Uitkering en onttrekkingen
(40)
(140)
(10)
(26)
(216)
Stand per 31 december 2010
1.109
1.612
133
205
3.059
Het betreft hier de beleggingen voor deelnemers die naast de basis pensioenregeling ook onder de excedentregeling vallen. De excedentregeling is ondergebracht bij Robeco.
42
6 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
AEGON Delta Lloyd Nationale Nederlanden Totaal
Beginstand Overlijden Afkoop Uitkeringen Rente toevoeging VPV Grondslagwijziging Wijziging Marktrente Diverse mutaties Eindstand
2011 EUR
2010 EUR
286 650 417
292 693 438
1.353
1.423
2011 EUR 1.423 (72) (11) (174) 18 80 89 1.353
2010 EUR 1.508 (163) 0 (194) 19 78 60 115 1.423
Voor de oprichting van het pensioenfonds waren werknemers van de huidige sponsors apart verzekerd voor pensioenen bij verzekeringsmaatschappijen. Na de oprichting is besloten de pensioenen vanuit het pensioenfonds uit te keren. De verzekeringsmaatschappijen keren op hun beurt uit aan het pensioenfonds. Er worden geen nieuwe deelnemers meer toegevoegd en de contracten lopen af na het overlijden van de laatste deelnemer.
7 Vorderingen en overlopende activa
Vordering uit herverzekering
2011 EUR
2010 EUR
13
15
Overige vorderingen Vordering op sponsors
456
255
Beleggingsdebiteuren
21
23
Overlopende activa
101
Totaal
26 579
304
592
319
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Het onder beleggingsdebiteuren genoemde bedrag betreft restitutie beheerfee van het laatste kwartaal 2011.
43
8 Overige activa
Liquide middelen
2011 EUR
2010 EUR
194
198
Onder liquide middelen zijn opgenomen de tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op kort termijn opeisbaar zijn.
9 Reserves Solvabiliteitsreserve EUR
Overige reserve EUR
Totaal
29.133
(19.264)
9.869
Uit bestemming saldo van baten en lasten
(2.071)
(16.251)
(18.322)
Stand per 31 december 2011
27.062
(35.515)
(8.453)
Solvabiliteitsreserve EUR 23.671
Overige reserve EUR (13.838)
Totaal
5.462
(5.426)
36
29.133
(19.264)
9.869
2011
Stand per 1 januari 2011
2010
Stand per 1 januari 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2010
EUR
EUR 9.833
Solvabiliteit 2011 EUR
2010 EUR
7.841
6.978
27.062
29.133
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort en reservetekort. Voor de berekening van het vereiste vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. De dekkingsgraad is 95,5% ( 2010: 106,0%). De dekkingsgraad is lager dan de wettelijke eis van 114,6.
44
Herstelplan Vanwege het dekkingstekort en reservetekort geldt voor het fonds een herstelplan. Tot dit herstelplan is besloten in de bestuursvergadering van 18 maart 2009 en dit is vervolgens op 30 maart 2009 ingediend bij DNB en door DNB goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: - het niet toekennen van toeslagen aan gewezen deelnemers. - het betalen vaneen extra premie van 1,4% van de pensioengrondslagsom door de werkgever voor zolang er sprake is van een reservetekort. - het korten van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Echter voor het bestuur tot deze drastische maatregel over zal gaan, zal de werkgevers verzocht worden om een hogere premiebijdrage dan wel een extra storting of een versobering van de pensioenregeling. Op basis van het korte termijn herstelplan hadden wij verwacht dat het pensioenfonds met de voorgestelde maatregelen eind 2011 een dekkingsgraad van 106,3% zou bereiken en zo uit de situatie van het dekkingstekort zou geraken. Op 31 december 2011 bedroeg de dekkingsgraad 95,5 % en lag niet in lijn met het verwachte percentage uit het herstelplan. Op basis van de huidige dekkingsgraad en na een nieuwe doorrekening verwachten wij toch dat we eind 2013 uitkomen op een dekkingsgraad van 105% en zo uit het tekort geraken. Op grond hier van is besloten nog niet tot een besluit van voorgenomen korting van de pensioenrechten over te gaan. Het bestuur heeft om vast te stellen welke middelen het fonds ten dienste staan om de dekkingsgraad zoveel mogelijk in lijn van het herstel volgens het Herstelplan te brengen in januari 2012 de werkgever gevraagd of deze bereid is een bijstorting in het fonds te doen. De werkgever heeft daarop laten weten dat men niet ingaat op het verzoek om extra gelden in het pensioenfonds te storten. Argumenten hiervoor zijn de reeds hoge pensioenpremie en de onduidelijkheid over de gevolgen pensioenakkoord voor het pensioenfonds. Voor verdere informatie verwijzen wij naar het bestuursverslag.
45
10 Technische voorzieningen
Voorziening voor pensioenverplichtingen Voorziening Arbeidsongeschikten Totaal
2011 EUR
2010 EUR
181.551
161.568
800
708
182.351
162.276
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: 2011 EUR
2010 EUR
161.568
149.174
2.488
2.719
-
-
2.113
1.943
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
(7.590)
(7.973)
Wijziging marktrente
21.188
12.376
-
3.764
610
(244)
1.174
(191)
181.551
161.568
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging
Toevoeging Levensverwachting Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Overige mutaties Stand per 31 december
Doordat de Technische Voorziening (TV) is vastgesteld op basis van de nominale marktrente is de analyse uitgevoerd op basis van de éénjaarsrente per 1 januari 2011 van 1,296% (2010: 1,303%) . Behalve door de technisch benodigde interest gedurende het jaar op basis van de éénjaarsrente, wijzigt de TV eveneens doordat de marktrente, de gehele rentetermijnstructuur, gedurende het boekjaar wijzigt. De totale wijziging van de TV door deze oorzaken behoort tot het benodigde rendement op de TV. Ultimo boekjaar bedraagt de gewogen nominale marktrente 2,70% (2010: 3,40%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten.
46
De voorziening Arbeidsongeschikten muteerde als volgt: 2011 EUR
2010 EUR
Stand per 1 januari Vrijval voorziening premievrijstelling Reservering toekomstige AO
708 (44) 136
754 (188) 142
Stand per 31 december
800
708
De voorziening Arbeidsongeschikten betreft een voorziening voor het financieren van nieuwe Arbeidsongeschikten en de financiering van de nog op te bouwen aanspraken tot de pensioendatum voor de groep bestaande Arbeidsongeschikten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is per categorie deelnemers als volgt samengesteld: 2011 aantal
Actieve deelnemers
bedrag in EUR
2010 Aantal
Bedrag in EUR
623
48.643
632
42.983
Pensioengerechtigden
1.194
94.938
1.158
86.030
Gewezen deelnemers
1.363
38.770
1.395
33.263
Totaal
3.180
182.351
3.185
162.276
In de voorziening van de actieve deelnemers is het bedrag van de voorziening Arbeidsongeschikten meegenomen. De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. De technische voorzieningen hebben in het algemeen een langlopend karakter. De pensioenregeling kan in 2011 worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,25% van de dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 bruto maandsalarissen, waarbij het maandsalaris is gemaximeerd op € 3.909,16 voor 2011 ( 2010: € 3.860,90), onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is niet leeftijdsafhankelijk. De verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers is voorwaardelijk, wat inhoudt dat het bestuur jaarlijks afhankelijk van de financiële positie van het fonds zal beslissen of er een toeslag kan worden gegeven. Het mogelijke verhogingspercentage is gekoppeld aan het CAO percentage, dat in het voorafgaande jaar is afgesproken. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling zich als een uitkeringsovereenkomst.
47
Boven het gemaximeerd salaris geldt een excedentregeling. De premiegrondslag in de excedentregeling is het ongemaximeerde maandsalaris minus het gemaximeerde salaris. De door de werkgever beschikbaar te stellen premie is een percentage van de premiegrondslag. Het percentage is leeftijdsafhankelijk en wordt bepaald op basis van onderstaande tabel: Leeftijdscategorie van de deelnemer t/m 19 20 t/m 24 25 t/m 29 30 t/m 34 35 t/m 39 40 t/m 44 45 t/m 49 50 t/m 54 55 t/m 59 60 t/m 64
Percentage Beschikbare Premie 7,2 8,2 9,9 12,0 14,4 17,5 21,1 25,6 31,0 37,9
Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert dit onderdeel van de pensioenregeling zich als een premieovereenkomst.
Toeslagverlening Het toeslagbeleid is als volgt: “Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef streeft er naar dat het pensioen van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers de prijsindex volgt. Het prijsindexcijfer is gelijk aan de consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) zoals vastgesteld door het CBS. De aanpassing van pensioen aan de prijzen door Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef vindt plaats middels het toekennen van toeslagen. Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef heeft geen geld gereserveerd om pensioen in de toekomst te verhogen, maar zal de toekomstige verhogingen uit extra behaalde rendementen (groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen) betalen. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk, dus geen automatisme. Per jaar beoordeelt het bestuur van Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef of de pensioenen de ontwikkeling van de prijzen kan volgen. Het toekennen van een toeslag is alleen verantwoord als het bestuur van Stichting Pensioenfonds ACF/ Brocacef vindt dat de financiële positie van de stichting dit toestaat. Bij een gunstige financiële positie kan het bestuur overigens besluiten om gemiste toeslagen in het verleden in te halen.” De pensioenen van de gewezen deelnemers en gepensioneerden zijn dit jaar opnieuw niet verhoogd. Het berekende toeslagpercentage over de periode Juli 2010 – Juli 2011, dat afgeleid wordt van het CPI cijfer, was 2,43%. De toeslag 1,75% voor deelnemers is gekoppeld aan de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever. In de bestuursvergadering van 13 december 2011 is besloten om deze toeslagen niet te verlenen. Wel zal de toeslag worden meegenomen, indien er inhaaltoeslagen worden verleend.
48
Inhaaltoeslagen
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover deze in het verleden niet of niet geheel zijn gegeven. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een veel hogere dekkingsgraad (ultimo 2011: 130,0%) vereist. Op korte termijn zijn inhaaltoeslagen dan ook niet te verwachten. Een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen voor de premievrije deelnemers, gepensioneerden en deelnemers is hieronder weergegeven. Toeslagen : Gewezen deelnemers 1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 1-1-2008 1-1-2007
Volledige toeslag % 2,43 1,38 (0,10) 2,95 1,29 1,72
Toegekende toeslag% 0,00 0,00 0,00 0,00 1,29 0,86
Verschil ( in te halen) % 2,43 1,38 (0,10) 2,95 0,00 0,86
Toeslagen : Deelnemers
Volledige toeslag %
Toegekende toeslag%
Verschil ( in te halen) %
1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 1-1-2008 1-1-2007
1,75 1,25 1,51 3,00 2,76 1,65
0,00 0,00 1,51 3,00 1,76 1,65
1,75 1,25 0,00 0,00 0,00 0,00
De toeslagen tot en met jaar 2010 voor deelnemers betrof een onvoorwaardelijk toeslag.
49
11 Voorziening voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Stortingen Onttrekkingen Waardeontwikkeling
2011 EUR 3.059 691 (454) 221
2010 EUR 2.332 598 (216) 345
Stand per 31 december
3.517
3.059
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een bruto maandsalaris hoger dan € 3.909,16 voor 2011 ( 2010: € 3.860,90). Maandelijks wordt de premie door de werkgever overgemaakt naar geblokkeerde bankrekening van de deelnemers bij Robeco.
12 Overige schulden en overlopende passiva 2011 EUR
2010 EUR
Schulden aan sponsors Uitkering Belastingen en sociale premies Derivaten Effecten Overlopende passiva
51 7 163 1.354 62 25
93 6 165 18 35
Totaal
1.662
317
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
13 Risicobeheer Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt zowel gemeten op basis van algemeen geldende normen, als ook naar specifieke, door de toezichthouder opgelegde, normen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming moet verhogen en er geen ruimte is voor toeslagverlening van de pensioenrechten voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenrechten moet verminderen.
50
Het surplus / tekort op FTK grondslagen is als volgt: 31 december 2011 EUR Technische voorziening volgens 185.868 jaarrekening Voorziening pensioenverplichtingen (FTK) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstofrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico *) S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico
31 december 2010 EUR 165.335
181.551
162.276
7.786 21.211 4.481 2.111 5.667 -
12.374 19.388 7.274 1.672 4.912 -
Totaal S (vereiste buffer)
27.062
29.133
Vereiste eigen vermogen Aanwezig vermogen
209.413 177.416
191.409 172.204
Surplus (Tekort)
(35.514)
(19.264)
Voor bepaling van de uitkomst van de Solvabiliteitstoets wordt de volgende formule gebruikt: WORTEL(+S1^2+S2^2+2*0,5*S1*S2+S3^2+S4^2+S5^2+S6^2) *) S7, S8 en S9 zijn niet verwerkt in de wortel-S formule. Wel dient het fonds alert te zijn op het eventueel van toepassing zijn van bijvoorbeeld het concentratierisico. Indien dat het geval is dient daar op gepaste wijze rekening mee gehouden te worden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie. Verschillen tussen de vereiste buffers op 31 december 2011 en die van 31 december 2010 kunnen als volgt worden toegelicht:
De duratie afdekking van de vastrentende portefeuille heeft een positief effect op het renterisico in 2011. Daarnaast heeft ook de lage rente een positieve invloed. De aanpassing van de beleggingsportefeuille in de loop van 2010 heeft invloed op het risico zakelijke waarden, deze is toegenomen door koersontwikkeling en het aankopen van vastgoed en aandelen ( € 7,0 mln). Het valutarisico is in 2011 afgenomen. Dit heeft te maken met het minimale risico wat er is in onze vastrentende waarden portefeuille. Door een stijging van de creditspread in 2011 is het kredietrisico flink afgenomen. Het verzekeringstechnisch risico bedraagt een percentage van de technische voorziening. Door de stijging van de technische voorziening, onder andere door het toepassen van de AG prognosetafel 2010-2060, is het verzekeringstechnisch risico gestegen.
51
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. Het bestuur onderkent de beleggingsrisico’s zoals waardedalingen van de beleggingen en te lage rendementen. Dit is een significant risico. Maatregelen komen tot uitdrukking in de (strategische) asset allocatie, de duratie van de portefeuille en de posities in andere valuta; hierbij worden de hiermee verbonden renterisico’s en kredietrisico’s betrokken. Renterisico Er is sprake van renterisico als de rentegevoeligheid van de beleggingen verschilt van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. De rentegevoeligheid van een obligatie of een portefeuille van obligaties wordt uitgedrukt in duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd van een obligatie of portefeuille van obligaties in jaren. Een verschil in duratie tussen de beleggingen en verplichtingen kan door ongunstige veranderingen in de marktrente leiden tot een daling van de dekkingsgraad.
Duratie van de vastrentende waarden (voor derivaten) in jaren Duratie van de vastrentende waarden (na derivaten) in jaren Duratie van de (nominale) pensioenverplichtingen in jaren
31 december 2011
31 december 2010
5,0
4,8
12,5
8,7
14,8
13,4
Op de balansdatum is de duratie van de beleggingen korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duration mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen; de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. In 2011 is de rente gedaald. Het gevolg is een stijging van de pensioenverplichting. Het renterisico is dus een significant risico. Het beleid van het pensioenfonds over 2011 was, gezien de lage rente, uitstel van het verder verlengen van de duratie van de beleggingen. In maart 2011 hebben wij het renterisico in lijn gebracht met het beleggingsmandaat, zodat er weer 50% van het renterisico is afgedekt. Ultimo 2011 is er dan ook ongeveer 49,5% van de verplichtingen afgedekt voor renterisico. Daarnaast blijft het uitgangspunt om uiteindelijk 75% van het renterisico af te dekken. Dit zal stapsgewijs gaan gebeuren. Zodra de door DNB gepubliceerde Rentetermijn Structuur leidt tot een gemiddeld gewogen rekenrente voor het fonds van 3,5% (was 4,0%) zal er een eerste stap worden gedaan. Het renterisico zal per kwartaal worden getoetst op de hoogte van afdekking, zodat tijdig kan worden bijgestuurd.
52
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen van de beleggingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden beperkt door diversificatie. Daarom geven wij hieronder een overzicht van de verdeling naar regio en naar sector voor zowel het vastgoed als de aandelen. Daarnaast geven wij inzicht in welke Euro staatsobligaties wordt belegd in onze vastrentende waarde portefeuille.
De segmentatie van vastgoed naar regio: Azië Europa Noord Amerika Liquide middelen Totaal
31 december 2011 EUR 4.939 4.316 3.719 354 13.328
% 37,06 32,38 27,90 2,66 100,00
31 december 2010 EUR 3.781 3.365 2.752 9.898
% 38,20 34,00 27,80 100,00
De segmentatie van vastgoed naar sector: Diversified Winkels Kantoren Woningen Hotels Gezondheidszorg Opslag Industrie Niche Industrie/kantoren Liquide middelen Totaal
31 december 2011 EUR 5.567 2.884 1.690 1.299 457 401 309 296 43 28 354 13.328
53
% 41,77 21,63 12,68 9,75 3,43 3,01 2,32 2,22 0,32 0,21 2,66 100,00
31 december 2010 EUR 4.101 1.970 1.286 869 269 258 244 229 151 56 465 9.898
% 41,43 19,90 12,99 8,78 2,72 2,61 2,46 2,31 1,53 0,57 4,70 100,00
De segmentatie van aandelen naar regio: Canada EMU (Euro landen) Europa zonder UK en EMU Israel Japan Pacific zonder Japan UK US MSCI World Index Fund B
31 december 2011 EUR 2.282 5.134 2.551 119 4.021 2.454 4.335 23.245
% 5,17 11,63 5,78 0,27 9,11 5,56 9,82 52,66
31 december 2010 EUR 2.282 8.232 154 4.304 2.620 4.154 20.994
% 5,34 19,26 0,36 10,07 6,13 9,72 49,12
44.141
100,00
42.740
100,00
MSCI Emerging Markets Free B Totaal aandelen
9.647
10.955
53.788
53.695
De segmentatie van aandelen naar sector: Luxe goederen en diensten Consumptiegoederen Energie Financieel Gezondheidszorg Industrie Informatie Technologie Basis Materialen Telecommunicatie Publieke / Nutsbedrijven Totaal
31 december 2011 EUR 5.384 5.734 6.498 9.902 5.018 5.632 6.546 4.292 2.663 2.119 53.788
% 10,01 10,66 12,08 18,41 9,33 10,47 12,17 7,98 4,95 3,94 100,00
31 december 2010 EUR 5.332 5.021 6.127 11.179 4.349 5.783 6.384 4.967 2.475 2.078 53.695
% 9,93 9,35 11,41 20,82 8,10 10,77 11,89 9,25 4,61 3,87 100,00
% 2,8 8,1 23,8 9,3 2,4 16,8 1,7 25,4 5,2 4,5 100,00
31 december 2010 EUR 1.325 3.189 5.384 4.762 911 8.158 911 11.388 3.272 870 1.242 41.412
% 3,2 7,7 13,0 11,5 2,2 19,7 2,2 27,5 7,9 2,1 3,0 100,00
De verdeling van de Euro staatsobligaties naar land:
Oostenrijk België Duitsland Spanje Finland Frankrijk Ierland Italië Nederland Portugal Luxemburg Totaal
31 december 2011 EUR 1.375 3.977 11.686 4.567 1.178 8.249 835 12.472 2.553 2.210 49.102
54
Valutarisico Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo 2011 40,6% (2010: 42,6%) van de beleggingsportefeuille en is voor 73,7% (2010: 55%) afgedekt. De belangrijkste valuta daarin zijn de USD, JPY en GBP. Het strategische beleid is om de valutaposities gedeeltelijk af te dekken. Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Vastgoedbeleggingen Aandelen Aandelen Emerging Markets Vastrentende Waarden Totaal
31 december 2011 EUR 11.286 39.007 9.647 10.693 70.633
31 december 2010 EUR 8.319 34.508 10.955 18.934 72.716
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
Vastgoedbeleggingen Aandelen Aandelen Emerging Markets Vastrentende Waarden Totaal
Voor afdekking EUR 11.286 39.007 9.647 10.693 70.633
Waarvan afgedekt EUR 39.007 4.823 8.207 52.037
Niet afgedekt EUR 11.286 4.824 2.486 18.596
Besloten is om de vreemde valuta in de aandelenportefeuille af te dekken en de aandelen emerging markets voor 50% af te dekken. Vreemde valuta in vastgoedbeleggingen wordt niet afgedekt. In de vastrentende waarden portefeuille is de vreemde valuta nagenoeg afgedekt echter de USD heeft een actieve positie en daardoor niet helemaal afgedekt. Vanaf 1 januari 2012 wordt ook de vreemde valuta van de vastgoedportefeuille afgedekt zodat het valutarisico verder zal afnemen. In 2011 gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op vreemde valuta transacties worden als volgt gespecificeerd:
GBP JPY USD Totaal
Gerealiseerd resultaat 2011 EUR (22) (257) (787) (1.066)
Ongerealiseerd resultaat 2011 EUR (157) (204) (993) (1.354)
Totaal 2011 EUR (179) (461) (1.780) (2.420)
De valuta-afdekking vindt plaats bij ING en wordt normaal gesproken per kwartaal afgerekend. Echter in 2011 heeft de afrekening vanaf juli op maandelijkse basis plaatsgevonden. Dit had te maken met het feit dat de valuta-afdekking op een ander platform zou gaan plaatsvinden waarbij alle assets worden meegenomen. Dit zou dan ook leiden tot een verdere afdekking van valuta’s gezien het feit dat vastgoed ook afgedekt wordt. Verder voordeel van deze overgang is de nieuwe rapportage op het gebied van onze financiële risico’s.
55
De overgang van ING Investment Management platform naar die van AZL Vermogensbeheer BV ( dochter van ING Groep N.V.) was lastiger dan ingeschat en is pas sinds 1 januari 2012 geëffectueerd. De koersontwikkeling van de vreemde valuta is meegenomen in het gerealiseerde resultaat (nadelig) en in het ongerealiseerde (nadelig) resultaat. Per saldo is er voor 2011 een negatief resultaat.
Kredietrisico Voornamelijk wordt belegd via fondsen, die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Eén van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Dit is het risico van financiële verliezen als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds vorderingen heeft. Door te beleggen in obligaties in uitgevende instellingen, die een hoge kredietwaardigheid hebben, kan dit risico beperkt worden. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille geldt:
AAA AA A BBB Lager dan BB Geen rating Totaal
31 december 2011 EUR 49.288 12.050 19.485 7.250 8.669 9.563 106.305
% 46,4 11,3 18,3 6,8 8,2 9,0 100,0
31 december 2010 EUR 41.898 24.798 12.536 8.049 10.403 9.014 106.698
31 december 2011 EUR 106.305 194 106.499
Vastrentende waarden Overige activa (liquide middelen) Totaal
% 39,3 23,2 11,8 7,5 9,8 8,4 100,0
31 december 2010 EUR 106.500 198 106.698
Inzake concentratie van risico’s kan worden gemeld dat ultimo 2011 geen sprake is van significante beleggingen in één individuele tegenpartij. Het kredietrisico dat Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef loopt ten opzichte van de werkgevers wordt beperkt, doordat de verschuldigde premie maandelijks achteraf wordt betaald.
56
Beleid en risicobeheer De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt ondermeer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven de normen aan waarbinnen het beleggingsbeleid wordt uitgevoerd. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)-risico’s. Maandelijks wordt er door het bestuur gekeken of er conform het beleggingsmandaat wordt belegd. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid; premiebeleid; herverzekeringsbeleid; toeslagbeleid
Verzekeringstechnische risico (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met een correctie voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds nog geen volledige voorziening is getroffen. Dit risico is herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande, verzekeringsmaatschappij Swiss Re. De herverzekeringsovereenkomst is op 31 december 2011 afgelopen en niet verlengd. Het voor 2011 te verzekeren overlijdensrisicokapitaal op basis van de excedentregeling bedroeg: € 52.301.182. Met de herverzekeraar is een winstdeling overeengekomen. Het eigen behoud in 2011 was € 100.000 per deelnemer per jaar. De winstdeling was jaarlijks in poolverband. Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling werd in het resultaat verantwoord op het moment van toekenning. Het arbeidsongeschiktheidrisico betreft het risico dat het pensioenfonds een voorziening (schadereserve) moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Per 1 januari 2012 hebben wij een overeenkomst afgesloten met Zwitserleven. Deze overeenkomst loopt tot 1 januari 2015. Bij Zwitserleven is het overlijdensrisico ondergebracht en om onze verzekeringstechnische risico’s te verlagen ook het arbeidsongeschiktheidrisico.
57
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen etc. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:
Valutatermijncontract: dit is een contract afgesloten met een bank waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van een valutatermijncontract worden valutarisico’s geheel of gedeeltelijk afgedekt. Interest Rate Swaps: om de rentegevoeligheid van onze vastrentende waarde portefeuille te beïnvloeden hebben wij gekozen voor het ING Fixed Income Investment Grade Long Duration Fonds. In dit fonds wordt gebruik gemaakt van Interest Rate Swaps. Dit is een lineaire product en reageert in directe relatie met renteveranderingen. Dit wil zeggen bij rente stijging zal de waarde dalen en bij rentedaling stijgt de waarde.
58
14 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen en de heer J.P. Eeken (voorzitter pensioenfonds en lid van de directie Brocacef Holding NV). Transacties met bestuurder Er zijn geen leningen aan, noch vorderingen op (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Voor de uitvoeringsovereenkomsten tussen pensioenfonds en werkgevers s het volgende relevant:
De werkgever is verplicht deelnemers aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden. De benodigde gegevens en mutaties worden door de werkgever maandelijks bij het pensioenfonds aangeleverd. Bij in gebreke blijven is de werkgever verantwoordelijk voor eventuele schade.
Als de werkgever een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale jaarpremie heeft zal het pensioenfonds elk kwartaal de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden schriftelijk informeren. Tevens zal het pensioenfonds de ondernemingsraad van de werkgever elk kwartaal informeren.
Het pensioenfonds verbindt zich de aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst verbonden kosten voor zijn rekening te nemen, waaronder begrepen: kosten van beheer; kosten van administratie; kosten certificering en controle jaarverslag en jaarrekening; advieskosten externe adviseurs; aan- en verkoopkosten van de beleggingen. Genoemde kosten worden, onder aftrek van de in het betreffende kalenderjaar vrijgevallen reserve aangehouden voor excassokosten, doorbelast aan de werkgever. Hiervan zijn uitgezonderd de kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer, de zogenaamde beheerfee. De beheerfee komt ten laste van het behaalde rendement. Reservetekort en vermogensoverschotten Bij vermogenstekorten zal het pensioenfonds dit onverwijld melden aan DNB. Indien er sprake is van een reservetekort zal er binnen drie maanden een langetermijn herstelplan ingediend worden om uiterlijk binnen 15 jaar geen reservetekort te hebben. Bij een dekkingstekort zal er binnen twee maanden een kortetermijn herstelplan ingediend worden om uiterlijk binnen 3 jaar geen dekkingstekort te hebben. De werkgever kan in het kader van het herstelplan een extra financiële bijdrage doen maar is dit niet verplicht. Bij een dekkingstekort kan het pensioenfonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen indien het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn het dekkingstekort op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het dekkingstekort te hebben opgelost. Bij besluit tot korting van de rechten informeert het pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
59
Bij vermogensoverschotten zal er door het dagelijks bestuur een notitie worden voorbereid, waarin is vastgesteld hoe – voor een nader omschreven periode- kan worden omgegaan met het overschot. Het bestuur zal in het te nemen besluit rekening houden met de volgende aspecten: een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden; compensatie voor voorwaardelijke toeslagen ( conform toeslagbeleid) die niet of niet volledig zijn verleend en korting op de pensioenaanspraken in de afgelopen 10 jaar. onverplicht verleende bijdragen, in de afgelopen tien jaar, door de werkgever in het kader van korte- of langetermijnplan; verhoogde deelnemersbijdrage , in de afgelopen tien jaar, door de werkgever in het kader van korte- of langetermijnplan;
15 Premiebijdragen (van Werkgevers en Werknemers) 2011 EUR 5.146 993 6.139 62 6.201 (691) 5.510
Werkgeversgedeelte Werknemersgedeelte Subtotaal FVP bijdragen Subtotaal Premiebijdragen risico deelnemers Totaal
2010 EUR 4.733 990 5.723 61 5.784 (599) 5.185
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Gedempte premie Minimaal te ontvangen premie (incl. extra premies) Ontvangen premie
2011 EUR 3.496 2.782 4.584 6.201
2010 EUR 3.895 3.155 5.163 5.784
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de gedempte premie is het gevolg van anders berekenen van de actuariële benodigde bedragen. Bij de kostendekkende premie wordt uitgegaan van dezelfde actuariële grondslagen als de technische voorziening, terwijl de gedempte premie conform de actuariële grondslagen omschreven in de Actuariële en bedrijfstechnisch nota wordt berekend. Dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van een gemiddeld rendement per 1 januari van 4,76%. De minimaal te ontvangen premie is de gedempte premie inclusief extra premies. Extra premies zijn in deze: de beschikbare premie en de overgangsregelingpremie. Conclusie is dat de feitelijk ontvangen premie in 2011 hoger is dan de minimaal te ontvangen premie.
60
16 Premiebijdragen risico deelnemers De werkgever heeft over 2011 aan premiebijdragen EUR 691 (2010: EUR 599) aan Robeco overgemaakt ten behoeve van de excedentregeling. Deze regeling was in 2011 van toepassing voor de deelnemers met bruto maandsalaris hoger dan € 3.909,16. Elke deelnemer heeft een eigen rekening waar maandelijks door de werkgever de bijdrage op wordt gestort.
17 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
Directe beleggingsopbrengsten EUR
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR
Kosten van vermogensbeheer EUR
1 3.767 (1.066) 2 2.704
(1.070) (2.407) 5.899 (1.354) 1.068
(71) (109) (180)
Totaal EUR (1.070) (2.477) 9.557 (2.420) 2 3.592
Naast de betaalde kosten vermogensbeheer hebben wij ook te maken met kosten die in de koers zijn verrekend. Deze totale kosten zijn EUR 397 waarvan EUR 124 t.l.v. vastgoed, EUR 14 voor aandelen en EUR 259 voor vastrentende waarden. Onze totale kosten vermogensbeheer over 2011 komt dan ook uit op EUR 180 + EUR 397 = EUR 577 2010
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
Directe beleggingsopbrengsten EUR
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR
Kosten van vermogensbeheer EUR
5 4.452 (3.047) 7 1.417
1.724 9.793 3.154 429 15.100
(68) (19) (87)
Totaal EUR 1.724 9.730 7.587 (2.618) 7 16.430
Naast de betaalde kosten vermogensbeheer hebben wij ook te maken met kosten die in de koers zijn verrekend. Deze totale kosten zijn EUR 301 waarvan EUR 62 t.l.v. vastgoed en EUR 239 voor vastrentende waarden. Onze totale kosten vermogensbeheer over 2010 komt dan ook uit op EUR 87 + EUR 301 = EUR 388
61
18 Beleggingsresultaten risico deelnemers 2011
Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen Overige Totaal
2010
Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen
Directe beleggingsopbrengsten EUR 10 29 110 149
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR (280) 403 (48) 75
Kosten van vermogensbeheer EUR (1) (2) (3)
Totaal
Directe beleggingsopbrengsten EUR 9 25 44
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 131 99 -
Kosten van vermogensbeheer EUR -
Totaal
78
37 267
-
Overige Totaal
EUR (271) 430 110 (48) 221
EUR 140 124 44
19 Overige baten
Baten uit herverzekering betreft uitkeringen Baten uit herverzekering betreft Poolwinst Baten uit post crediteuren Totaal
2011 EUR 192 17 4 213
2010 EUR 196 22 218
20 Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Weduwen-/Weduwnaarspensioen Wezenpensioen Afkopen Totaal
2011 EUR
2010 EUR
6.140 1.760 10 40 7.950
6.206 1.755 11 804 8.776
De toeslagverlening op de uitkeringen per 31-12-2011 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0,00% (31-12-2010: 0,00%). De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 427,29 (2010: € 420,69) per jaar (de afkoopgrens).
62
37 345
21 Pensioenuitvoeringskosten 2011 EUR 111 27 67 4 19 257 22 3 (155) 355
Jaarlijkse controle en advieskosten Contributie en bijdragen Verzekerdenadministratie Bestuurskosten Huisvesting Personeelskosten Projectkosten en eenmalige advisering Overige kosten Vrijval excasso t.g.v. kosten Totaal
2010 EUR 94 34 75 7 19 257 55 19 (155) 405
De totale uitvoeringskosten zijn lager dan in boekjaar 2011. De kosten voor de jaarlijkse controle en advieskosten zijn in 2011 hoger dit heeft te maken met een wijziging van kas naar accrual stelsel bij de accountantskosten voor een bedrag van EUR 26. De programmatuur van de verzekerdenadministratie is stabiel waardoor er weinig aanpassingen zijn geweest en dit heeft een positief effect op de kosten namelijk verlaging met EUR 8. Contributie en bijdragen zijn lager daar de aanslagen van DNB en AFM EUR 6 lager uitvallen dan begroot. Door de overstap naar een nieuw uitbetalingspakket is de post overige kosten afgenomen met EUR 10. De projectkosten en eenmalige advisering zijn ten opzicht van 2010 lager dit heeft met name te maken met dat er in 2010 een ALM studie is uitgevoerd waarvoor de kosten EUR 32 waren. Honoraria accountant Met KPMG Accountants is er een overeenkomst voor 3 jaar afgesloten. Deze overeenkomst loopt tot en met controle boekjaar 2012. Er is een vast bedrag voor de controle afgesproken namelijk EUR 26 per controlejaar. Gezien de wijziging van kas naar accrual stelsel bedragen de accountantskosten dit jaar EUR 52. Aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds waren in 2011 gemiddeld 3,0 FTE werkzaam(2010: 3,0 FTE). De werknemers zijn in dienst bij de werkgever. De hieraan verbonden personeelskosten bedragen circa EUR 257 (2010: EUR 257) en zijn voor rekening van de werkgever. Deze kosten maken onderdeel uit van de pensioenpremie.
22 Bezoldiging bestuur
De bestuursleden ontvangen voor hun werkzaamheden geen honorarium of vergoeding.
23 Premie herverzekeraar
De premies voortvloeiende uit de met Swiss Re gesloten risicoherverzekeringsovereenkomst bedroegen voor 2011: EUR 71 (2010: EUR 85)
63
24 Saldo overdrachten van pensioenaanspraken 2011 EUR (1.101) 517 (584)
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Totaal
2010 EUR (307) 466 159
Het betreft de ontvangst van, of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar, van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever, van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren.
25 Mutatie Voorziening pensioenverplichting Voorziening risico pensioenfonds
2011 EUR 2.488
2010 EUR 2.719
-
-
2.113
1.943
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
(7.590)
(7.973)
Wijziging marktrente
21.188
12.376
610
(244)
-
3.764
1244
(106)
20.053
12.480
(70)
(85)
19.983
12.395
Mutatie voorziening Herverzekering
70
85
Mutatie Voorziening Arbeidsongeschikten
91
(46)
20.144
12.434
2011 EUR 691 (454) 221 458
2010 EUR 598 (216) 345 727
20.602
13.161
Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging
Saldo waardeoverdrachten Toevoeging i.v.m. nieuwe prognosetafels Overige mutaties Subtotaal Mutatie voorziening Herverzekering Subtotaal
Totaal
Voorziening risico deelnemers Stortingen Onttrekkingen Waardeontwikkeling Totaal Totaal mutatie voorziening
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de opbouw basisregeling. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichting van het in het verslagjaar opgebouwde nominale ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
64
Toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO vorig boekjaar. De toeslag heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Het pensioenfonds streeft er naar de ingegane pensioenen en premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslag is voorwaardelijk. Vanwege de financiële positie van het pensioenfonds is er in 2011 geen toeslag verleend. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt per 1 januari 2011 . Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen over de verslagperiode. Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting is gebaseerd op de nominale marktrente. Behalve door de technisch benodigde interest gedurende het jaar, wijzigt de voorziening pensioenverplichting eveneens doordat de marktrente gedurende het boekjaar wijzigt. De totale wijziging van de voorziening pensioenverplichting door deze oorzaak behoort tot het benodigde rendement op de voorziening pensioenverplichting. Saldo waardeoverdrachten Het ontvangen en overdragen van waardeoverdrachten heeft ook actuariële gevolgen. Dit leidt tot af- of toename van de voorziening. Overige mutaties Onder deze post zijn alle overige posten die invloed op de voorziening hebben samengevoegd. Het betreft onder andere het resultaat op de mutatie pensionering, afkoop, ontslag, levenskansen.
26 Overige lasten
Vrijval excassokosten t.g.v. pensioenuitvoeringskosten
27 Belastingen
2011 EUR
2010 EUR
155
155
De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Maarssen, 4 mei 2012 Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef
65
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de Actuariële en bedrijfstechnisch nota.
Gebeurtenissen na balansdatum Geen
66
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef te Maarssen is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Daarbij worden de verplichtingen niet volledig door waarden gedekt. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132, en 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Nieuwegein, 4 mei 2012 mw. drs. J. Wijckmans AAG
Verbonden aan Towers Watson B.V. 67
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef te Maarssen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 4 mei 2012 KPMG ACCOUNTANTS N.V. H.P. van der Horst RA
68