JAARVERSLAG 2012
Stichting Brocacef Pensioenfonds
8 mei 2013
Inhoudsopgave Jaarverslag Karakteristieken van het pensioenfonds
2
Profiel Organisatie Kerncijfers
2 2 5
Verslag Visitatiecommissie
6
Verslag Verantwoordingsorgaan
9
Verslag van het bestuur
10
Belangrijke ontwikkelingen in 2012 Goed pensioenfondsbestuur Pensioenparagraaf Beleggingenparagraaf Financiële paragraaf Herstelplan Actuariële paragraaf Risicoparagraaf
10 12 15 21 24 25 27 29
Jaarrekening Balans per 31 december 2012
34
Staat van baten en lasten over 2012
35
Kasstroomoverzicht over 2012
36
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012
37
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
(Alle bedragen luiden in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
1
71 71 72 74
Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel Stichting Brocacef Pensioenfonds, statutair gevestigd te Maarssen, is opgericht op 23 augustus 1973. De stichting is een ondernemingspensioenfonds, aangesloten bij de koepelorganisatie OPF en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41179500. De naam van de stichting is per 30 november 2012 statutair gewijzigd van Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef in Stichting Brocacef Pensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen voor de aangesloten ondernemingen van Brocacef Groep NV en Imgroma BV uit. Dat betekent innen van de premie, administreren en uitbetalen van de pensioenen en beheren en beleggen van het fondsvermogen. Ultimo 2012 bedroeg het aantal verzekerden 3.210 (2011: 3.180) en was het belegd vermogen € 194,5 miljoen (2011: € 172,1miljoen).
Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur was op de datum van ondertekening als volgt: Naam
Functie
Vertegenwoordiging
J.P. Eeken Mr. L.H.H.O. van Galen N. van Esschoten RA A.M.S.N.T. Tromp F. Huisman H. Kappert Drs. M.P. Venema Mr. J de Wit
Voorzitter Plv. Voorzitter Lid Lid Lid Lid Lid Lid
Werkgever Werkgever Werkgever Werkgever Werknemers Gepensioneerden Werknemers Gepensioneerden
Lid sinds 13-11-1990 01-04-2004 01-04-2005 01-01-2012 02-08-1994 01-04-2002 01-04-2010 01-04-2008
Einde zittingsduur 01-04-2015 01-04-2016 01-04-2017 01-04-2014 01-04-2015 01-04-2017 01-04-2014 01-04-2016
Bij de werkgever zijn werkzaam: mevrouw Tromp (hoofd HRM) en de heren Van Esschoten (concerncontroller), Eeken (financieel directeur), Van Galen (adviseur arbeidszaken), Venema (informatieanalist) en Huisman (businesscontroller). Met ingang van 1 april 2013 zijn de heren Van Esschoten en Kappert herbenoemd voor een periode van 4 jaar.
Dagelijkse leiding De dagelijkse leiding van het pensioenfonds is opgedragen aan de voorzitter en de pensioenfondsmanager. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het pensioenfonds, overeenkomstig de vastlegging in de Actuariële en Bedrijfstechnische nota (ABTN).
Intern Toezicht Het intern toezicht wordt periodiek opgedragen aan een Visitatiecommissie bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen. Tot de taken van de commissie behoren onder meer het beoordelen van beleidsprocedures en bestuursprocedures en -processen, waaronder de checks and balances binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn.
2
Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden, die de deelnemers, de werkgever en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen. Zij worden aangewezen door respectievelijk de Ondernemingsraad, de werkgever en de pensioengerechtigden. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan was op de datum van ondertekening als volgt: Naam
Functie
Vertegenwoordiging
Drs. W.J. van den Bergh RA A.A.C. Nahon Vacature
Secretaris
Gepensioneerden Werknemers Werkgever
Voorzitter
Lid sinds 01-11-2010 01-04-2010 01-11-2010
Einde zittingsduur 31-12-2013 31-12-2015 31-12-2014
Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar, over de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben en over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. De heer Ruitenbeek, voorzitter van het verantwoordingsorgaan, is per 14 maart 2013 uit dienst getreden. De werkgever is gevraagd een nieuwe kandidaat voor te dragen.
Uitvoeringsorganisatie / Uitbesteding Het bestuur laat zich in de uitoefening van zijn taken ondersteunen door de administratie van het Brocacef Pensioenfonds onder leiding van de pensioenfondsmanager. Deze is verantwoordelijk voor het management van het pensioenfonds en het adviseren en ondersteunen van het bestuur bij de beleidsvoorbereiding en het toezicht op de uitvoering van het beleid, waaronder de pensioenadministratie en de financiële administratie. De uitvoerende werkzaamheden betreffende het vermogensbeheer zijn uitbesteed aan ING Asset Management BV, BlackRock en Morgan Stanley Investment Management. Het pensioenfonds geeft eveneens uitvoering aan een excedent regeling (DC) waarvoor het vermogensbeheer is ondergebracht bij Robeco. Met deze beheerders zijn nadere afspraken in overeenkomsten en mandaten vastgelegd. Overeenkomstig de Pensioenwet blijft het bestuur verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van deze taken.
3
Beleggingscommissie Het bestuur heeft een beleggingscommissie benoemd. De commissie is samengesteld uit twee leden van het bestuur en de pensioenfondsmanager. Daarnaast kunnen externe deskundigen benoemd of geraadpleegd worden. De belangrijkste taken van de beleggingscommissie zijn: het monitoren van de vermogensbeheerders, het voeren van een beleggingsbeleid ten opzichte van de strategische benchmark en het adviseren van het bestuur in te nemen beslissingen. De beleggingscommissie bestaat uit de volgende leden: - J.P. Eeken, voorzitter beleggingscommissie - F. Huisman - A. Zwijgers, pensioenfondsmanager
Communicatiecommissie De communicatiecommissie is samengesteld uit leden van het bestuur en medewerkers van het pensioenfonds. De communicatiecommissie houdt zich bezig met het optimaliseren van de communicatie naar (gewezen) deelnemers en gepensioneerden over de pensioenregeling, bijvoorbeeld door het opstellen van nieuwsbrieven. Hierbij staat voorop de (gewezen) deelnemers in begrijpelijke taal te informeren over pensioenonderwerpen met als doel hen meer pensioenbewust te maken. De communicatiecommissie bestaat uit de volgende leden: - J. de Wit, voorzitter - L.H.H.O. van Galen - H. Kappert - M.P. Venema - A. Zwijgers, pensioenfondsmanager - A. van de Graaf, medewerker pensioenfonds
Compliance Officer Als compliance officer is door het bestuur aangewezen mevrouw Mr. M. van der Meer, Juridische Zaken Brocacef Groep NV. Zij bewaakt of het pensioenfonds voldoet aan de wet- en regelgeving en de gedragscode van het pensioenfonds. Zij geeft jaarlijks terugkoppeling aan het bestuur over haar bevindingen op dit terrein.
Externe ondersteuning Het pensioenfonds wordt bijgestaan door externe deskundigen voor actuariaat en risicobeheersing op korte en lange termijn. De adviserend actuaris van het fonds is de heer drs. J.L.A. Schilder AAG (Towers Watson). De certificerend actuaris is mevrouw J. Wijckmans AAG (Towers Watson). Het bestuur heeft zich er van overtuigd dat er voldoende waarborgen zijn voor correcte uitoefening van beide functies binnen hetzelfde kantoor. Namens KPMG Accountants N.V. zal de heer H.P. van der Horst RA de controleverklaring bij de jaarrekening ondertekenen.
4
KERNCIJFERS 2012
2011
2010
2009
2008
Actieve deelnemers Arbeidsongeschikten Gewezen deelnemers Pensioentrekkenden Totaal
643 37 1.302 1.228 3.210
585 38 1.363 1.194 3.180
593 39 1.395 1.158 3.185
634 43 1.810 1.145 3.632
772 46 1.684 1.127 3.629
Reglement variabelen Toeslagpercentage actieven (in %) Toeslagpercentage inactieven (in %)
0,00*) 0,00
0,00 0,00
1,51 0,00
3,00 0,00
2,76 0,00
Pensioenuitvoering Ontvangen premie ( in EUR) Kostendekkende premie (in EUR) Gedempte premie (in EUR) Minimaal te ontvangen premie (in EUR) Pensioenuitvoeringskosten (in EUR) Pensioenuitvoeringskosten per deelnemer (in EUR) Uitkeringen (in EUR)
5.900 4.450 3.031 4.159 569 0,30 8.180
6.201 3.496 2.782 4.584 510 0,28 7.950
5.784 3.895 3.155 5.214 560 0,31 8.776
6.718 5.179 4.343 5.614 555 0,30 8.008
6.746 3.941 3.329 5.066 677 0,34 8.059
Kengetallen volgens FTK Vermogen (in EUR) Technische voorziening (in EUR) Aanwezige dekkingsgraad (in %) Gehanteerde rekenrente (gem.) (in %) Vereist vermogen volgens FTK (in EUR) Minimaal vereist vermogen (in EUR) Reservepositie (in EUR)
201.081 198.759 101,2 2,40 224.040 203.049 (26.666)
177.415 185.868 95,5 2,70 212.930 193.709 (35.514)
175.204 165.335 106,0 3,40 194.468 172.313 (19.264)
162.093 152.260 106,5 3,80 179.636 158.707 (17.543)
140.856 147.320 95,6 3,60 166.651 153.585 (25.795)
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen (in EUR) Aandelen (in EUR) Vastrentende waarden (in EUR) Derivaten Totaal
17.190 60.002 117.097 202 194.491
13.328 53.788 106.305 (1.354) 172.067
9.898 53.695 106.500 429 170.522
4.774 43.901 109.741 (105) 158.311
3.378 29.367 104.307 (51) 137.001
15,3 15,1 1.077
2,1 4,4 577
12,7 11,3 388
17,7 15,1 332
(16,0) (13,5) 492
0,58
0,34
0,23
0,24
0,33
44,7 24,5
45,1 26,2
45,2 26,0
45,1 27,0
44,6 31,0
Aantal verzekerden
Beleggingsperformance Beleggingsrendement (in %) Beleggingsrendement benchmark (in %) Beleggingskosten Beleggingskosten % van het gemiddeld belegd vermogen Kenmerken actieven einde boekjaar Gemiddelde leeftijd (ongewogen) TV actieven als % van totale TV einde boekjaar
*) zie hiervoor hoofdstuk toeslagbeleid pagina 18.
5
Verslag Visitatiecommissie Algemene verantwoording Het bestuur van Stichting Brocacef Pensioenfonds heeft aan de visitatiecommissie de opdracht tot visitatie verleend, overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet en de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het doel van de visitatie is het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. Na consultatie van het bestuur en de uitvoeringsorganisatie zijn door de visitatiecommissie als thema’s geformuleerd: evaluatie visitatie 2009, risicomanagement en uitbestedingsbeleid, beleggingsbeleid, governance van bestuur en uitvoeringsorganisatie, en tot slot communicatie. De waarnemingsperiode van de visitatie is op basis van de documenten en verslagen van eind 2010 tot medio 2012. Naar de mening van zowel de visitatiecommissie als het bestuur zijn alle relevante onderwerpen behandeld in deze visitatie. Mocht achteraf blijken dat er door nieuwe informatie en/of documentatie andere conclusies getrokken hadden moeten worden, dan draagt de visitatiecommissie daar geen verantwoordelijkheid voor. De visitatiecommissie draagt de verantwoordelijkheid voor de visitatie conform het bepaalde in de Pensioenwet, onverlet de eigen bestuurlijke en toezichthoudende verantwoordelijkheden van het bestuur, het verantwoordingsorgaan, de wettelijke externe deskundigen en de externe toezichthouders. De visitatiecommissie merkt op dat de samenwerking met het bestuur van het pensioenfonds open en transparant is geweest. Hieronder volgt een samenvatting van het rapport d.d. maart 2013. Algemeen oordeel Stichting Brocacef Pensioenfonds heeft een bestuur dat elkaar voldoende aanspreekt op de verantwoordelijkheden. Beleids- en bestuursprocedures zijn beschreven. Het bestuur laat zich daar waar nodig ondersteunen door externe adviseurs. Tevens is er een pensioenbureau (3 FTE) dat zorgt voor de operationele werkzaamheden. De visitatiecommissie constateert knelpunten bij het in stand houden van de deskundigheid. De visitatiecommissie stelt vast dat echt diepgaande kennis niet aanwezig is, met name deskundigheid op het gebied van beleggingen verdient meer verdieping. Ook het risicomanagement verdient meer aandacht, zowel qua inhoud als urgentie om het in te richten. Hieronder volgen de belangrijkste waarnemingen en opmerkingen. Voor wat betreft de evaluatie visitatie 2009 heeft de visitatiecommissie geen opmerkingen. Risicomanagement en uitbestedingsbeleid De visitatiecommissie beveelt aan grote haast te maken met de samenstelling van het (basis) document. Aanbevolen wordt twee bestuursleden verantwoordelijk te maken voor het risicomanagement. De rapporten van Montae en Montesquieu bevatten een aantal aanbevelingen. De visitatiecommissie beveelt aan deze op te volgen.
6
Beleggingsbeleid Het inzicht in de ING IM fondsen is in de afgelopen periode verbeterd. Het inzicht in de fondskarakteristieken en positionering is toegenomen. De visitatiecommissie beveelt aan de beleggingskennis en –inzichten binnen het bestuur te verhogen door een of meer bestuursleden (niet lid zijnde van de beleggingscommissie) roulerend als toehoorder bij de vergaderingen van de beleggingscommissie aanwezig te laten zijn. Het pensioenfonds heeft een 4-tal vermogensbeheerders (ING IM, Black Rock, Morgan Stanley, Robeco). De visitatiecommissie vraagt aandacht voor vereenvoudiging van het beleid en daarmee van het aantal vermogensbeheerders. De visitatiecommissie beveelt aan om de Investment Beliefs op te stellen. Governance van bestuur en uitvoeringsorganisatie Er wordt periodiek een zelfevaluatie gehouden door het bestuur. Ook de bestuursleden worden individueel beoordeeld door de voorzitter. De visitatiecommissie beveelt aan om dit periodiek onder begeleiding van een externe te doen. De samenwerking met het verantwoordingsorgaan is goed te noemen. Het verantwoordingsorgaan krijgt alle stukken die nodig zijn voor hun functioneren. Er zijn geen discussies met DNB-AFM. Er is aandacht van het bestuur voor evenwichtige belangenbehartiging. De visitatiecommissie beveelt aan het dagelijks bestuur uit te breiden. Dit leidt tot een 4-ogen principe in het bestuur. De visitatiecommissie beveelt aan om in de notulen meer aandacht te geven aan de discussies die gevoerd worden, met name de onderbouwing, argumentatie en risicoanalyse op basis waarvan men een besluit heeft genomen. Dit, samen met een besluitenlijst, zorgt voor heldere besluitvorming. Communicatie Er wordt door het pensioenfonds voldoende aandacht aan communicatie gegeven. Er is een communicatiebeleidsplan opgesteld. Er worden themabijeenkomsten in het land gehouden. In het personeelsblad wordt ook aandacht gegeven aan pensioenen. Maart 2013 De visitatiecommissie Drs. B. Haasdijk (voorzitter) Drs. E. Capitain RA Mr E. Klijn
7
Reactie bestuur op het verslag visitatiecommissie Omdat de visitatiecommissie vrijwel gelijk was aan de eerste visitatiecommissie van 2009/2010, kon snel tot de specifieke problemen van het pensioenfonds worden doorgestoten en daarbij een goede vergelijking worden gemaakt met de situatie van drie jaar geleden. Dat leverde enkele interessante observaties op. In de afgelopen jaren is de omgeving van het pensioenfonds bij het uitdiepen van de bankencrisis tot een financiële crisis nog complexer geworden dan die al was. Daardoor worstelen met name kleinere fondsen zoals de onze met de vraag naar het evenwicht tussen eigen en gecontracteerde deskundigheid. Terecht legt de visitatiecommissie daarop in haar algemeen oordeel de vinger. In de komende jaren zullen wij met de suggesties, die men op dit gebied gedaan heeft, zeker rekening houden. Dat geldt ook voor de aanbevelingen, die de commissie op andere terreinen deed.
8
Verslag Verantwoordingsorgaan Stichting Brocacef Pensioenfonds(VO) In het verslagjaar heeft het verantwoordingsorgaan bestaan uit A. Nahon, J. Ruitenbeek en W.J. van den Bergh. Per 14 maart 2013 heeft de heer Ruitenbeek zijn functie ter beschikking gesteld in verband met de beëindiging van zijn dienstverband met de werkgever. Door de werkgever wordt een derde lid van het verantwoordingsorgaan benoemd. In het verslagjaar is het verantwoordingsorgaan enkele malen bijeen geweest, waarvan twee keer tezamen met het bestuur. Naast de reguliere vergaderingen heeft het verantwoordingsorgaan gesproken met externe adviseurs inzake het functioneren van een verantwoordingsorgaan. Bij de bespreking van het jaarverslag 2011 is uitvoerig overleg geweest met de externe adviseurs van het pensioenfonds (actuaris en accountant). Ten behoeve van haar taken als verantwoordingsorgaan is naast de bijeenkomsten met het bestuur alle schriftelijke relevante informatie ter beschikking gesteld.
Oordeel Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat - het bestuur zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de situatie op de financiële markten en daarop haar beleid voor de nabije en de verdere toekomst heeft afgestemd. - het bestuur de ontwikkelingen met betrekking tot de veranderende omgeving nauwlettend volgt - Het bestuur veel aandacht schenkt aan de deskundigheid en de daarvoor benodigde kennis van de afzonderlijke bestuursleden - het bestuur het afgelopen jaar heeft gehandeld in overeenstemming met de statuten en de reglementen van het pensioenfonds Tot slot wil het verantwoordingsorgaan het bestuur bedanken voor de open sfeer en hoopt het dat de goede samenwerking de komende jaren zal blijven bestaan.
Maarssen, 26 maart 2013 Het verantwoordingsorgaan Mw A. Nahon Drs. W.J. van den Bergh RA
Reactie bestuur op het verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van het bovengenoemde oordeel van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het beleid en de maatregelen die in het verslagjaar zijn genomen. Op grond hiervan zijn wij van mening op de ingeslagen weg te moeten voortgaan.
9
Verslag van het bestuur Belangrijke ontwikkelingen in 2012 Het jaar 2012 stond in het teken van de vraag of en hoeveel er gekort zou moeten worden. Onze verplichtingen stegen in 2012 met circa € 12,9 mln. (van € 185,9 mln. tot € 198,8 mln.) De lage marktrente is hier de belangrijkste oorzaak. Vanwege deze uitzonderlijke omstandigheid besloot DNB om de rentetermijnstructuur per 30 september 2012 aan te passen door de introductie van de ultimate forward rate (UFR).Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (langer dan 20 jaar) een hogere rente mag worden gehanteerd voor het contant maken van deze verplichtingen. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de, door DNB gepubliceerde, rente termijnstructuur met het driemaands gemiddelde. Het belegd vermogen 2012 vertoonde een positief resultaat. Dit nam toe van € 172,1 mln. per 31 december 2011 tot € 194,5 mln. per 31 december 2012. Onze dekkingsgraad heeft o.a. door de invoering van de ultimate forward rate (UFR) een positieve impuls gekregen van 2,7%, waardoor we in het verslagjaar geen korting van pensioenaanspraken hoefden aan te kondigen. De door de werkgever betaalde herstelpremie heeft een positieve invloed op onze dekkingsgraad, al is deze wel beperkt. We sloten 2012 af met een dekkingsgraad van 101,2% wat op basis van de huidige rekenmethodiek genoeg zou moeten zijn om ultimo 2013 boven onze minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% uit te komen. Verder zijn we ultimo 2012 overgegaan op de nieuwe prognosetafel 2012-2062 en aangepaste ervaringssterfte. Deze ervaringssterfte komt voort uit een onderzoek van Towers Watson, waarbij specifieke gegevens van ons fonds zijn gebruikt. De overgang naar de nieuwe prognosetafel rekening houdend met de fondsspecifieke ervaringssterfte heeft nauwelijks invloed op de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2012 wel gestegen naar 101,2% (2011: 95,5%), toch blijft er sprake van een dekkings- en reservetekort. Dat betekent dat het herstelplan nog steeds van kracht blijft. Voor informatie over het herstelplan verwijzen wij naar het hoofdstuk ‘Herstelplan’ van dit verslag. In 2012 heeft DNB alle pensioenfondsen gevraagd een plan op te stellen voor het geval een pensioenfonds in een financiële crisis zou komen te verkeren. Op 18 april 2012 hebben wij een dergelijk plan bij DNB ingediend, waarin maatregelen zijn opgenomen voor het geval het pensioenfonds ultimo 2013 niet aan het minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1% voldoet. Op 12 december 2012 hebben wij dit plan vervolgens geactualiseerd. Uit de evaluatie herstelplan 2012 blijkt dat – als we uitgaan van de thans bekende gegevens van de dekkingsgraad ultimo 2012 van 101,2% - wij verwachten dat de dekkingsgraad op 31 december 2013 op circa 108% zal uitkomen. Dit is dan ook de reden geweest om in ieder geval begin 2013 geen kortingsmaatregelen aan te kondigen. Het bestuur is zich ervan bewust dat dit een momentopname is. De dekkingsgraad ultimo 2013 zal het definitieve meetpunt zijn en bepalend voor de vraag of er alsnog maatregelen getroffen moeten worden. Gelet op de ontwikkeling van de dekkingsgraad heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2013 geen toeslag (indexering) te verlenen voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het deelnemersbestand is in 2012 iets toegenomen tot 3.210 ( 2011: 3.180). In 2012 is de groep deelnemers met circa 10% toegenomen tot 643 deelnemers. Het saldo van baten en lasten over 2012 is positief € 10,8 mln.( 2011: € 18,3 mln. negatief). Het rendement op de beleggingen bedroeg over 2012 15,3% (2011: 2,1%). Het resultaat kwam ten gunste van de reserves.
10
De beleggingen hebben het, gezien het rendement, in 2012 goed gedaan. Zowel Morgan Stanley als BlackRock versloegen de benchmark, terwijl ING voor het tweede jaar niet de benchmark wist te bereiken. Het bestuur volgt deze ontwikkeling op de voet. De beleggingscommissie heeft in de discussie met de vermogensbeheerders de transparantie van de kosten en dan in het bijzonder van de transactiekosten aan de orde gesteld. Vanaf 1 januari 2013 is het wettelijk verbod van kracht op het direct steun verlenen aan een (buitenlandse) onderneming, die betrokken is bij het produceren, investeren, verkopen of het distribueren van clustermunitie. Onze vermogensbeheerders hebben verklaard dat onze beleggingen aan deze wettelijke voorschriften voldoen. Met de vermogensbeheerders hebben wij ook overlegd hoe zij met ons stemrecht omgaan. Zij hanteren het stemrecht zo, dat dit voor de aandeelhouders leidt tot betere waardering van de betreffende portefeuille. Op onze website is hierover meer informatie te vinden. Integraal risicomanagement is in 2012 meerdere malen in het bestuur aan de orde geweest. Dit zal uiteindelijk leiden tot een verbeterde monitoring van de verschillende risico’s, in het licht van de uitgangssituaties en de doelstellingen met betrekking tot elk afzonderlijk risico. Vervolgens zal dit onderwerp elk kwartaal in het bestuur worden besproken. Het renterisico was ultimo december 2012 voor circa 50% afgedekt. Ons doel is om uiteindelijk het renterisico af te dekken voor 75%. Echter de lage rentestand heeft ons doen besluiten voorlopig niet tot verdere afdekking over te gaan. Dit zou namelijk een sterke beperking van onze herstelkracht bij rentestijging betekenen. Wij gaan er vooralsnog vanuit dat de rente op termijn gaat stijgen. Het overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico zijn met ingang van 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven. Er is dit jaar regelmatig contact geweest met het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. Het verslag van het verantwoordingsorgaan is in dit jaarverslag opgenomen. Naar aanleiding van diverse documenten en een tweetal gesprekken met het bestuur heeft de visitatiecommissie een rapport opgesteld waarin diverse aanbevelingen zijn opgenomen. Het rapport is opgenomen in dit jaarverslag. In 2012 hebben een aantal bestuursleden opleidingen gevolgd, zodat op elk aandachtsgebied minimaal twee bestuursleden deskundigheidsniveau 2 hebben. Tevens zal er in 2013 bij de individuele evaluatiegesprekken met de bestuursleden gesproken worden over de opleidingsbehoefte dan wel -noodzaak gezien de toenemende eisen van DNB. De bestuursvergadering van 19 september 2012 werd gewijd aan een update van het pensioenakkoord. Er is dan ook een werkgroep geformeerd die eind 2013 helderheid dient te geven over het nieuwe pensioencontract, zodat er begin 2014 met het implementatietraject kan worden gestart. In 2012 hebben wij alle fondsdocumenten aangepast in verband met onze naamswijziging. De ABTN is op het gebied van beleggingsbeleid aangepast. Tenslotte spreken wij hier onze dank en waardering uit jegens iedereen, die zich in 2012 heeft ingezet voor het fonds.
11
Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Elk pensioenfonds dient maatregelen te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet zijn de STAR-Principes voor goed pensioenfondsbestuur verankerd in een wettelijk kader. Het gaat hier om zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht. Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, zoals is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Daaronder wordt onder meer verstaan: Een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) Analyse en beheersing van financiële en niet-financiële risico’s (waaronder het integriteitsrisico) Voorkomen van belangenverstrengeling Eenmaal per drie jaar een continuïteitsanalyse
Intern toezicht Op de uitvoering van het beleid van het pensioenfonds wordt door verschillende partijen vanuit een eigen verantwoordelijkheid toezicht gehouden. Verantwoordingsorgaan Sinds 2008 is het verantwoordingsorgaan actief. Daarin zijn gepensioneerden, actieve deelnemers en de werkgever vertegenwoordigd. Dit orgaan beoordeelt jaarlijks of het bestuur bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de vaststelling van het beleid en de besluitvorming op de verschillende terreinen had kunnen komen. Het bestuur verstrekt daarvoor alle benodigde schriftelijke en mondelinge informatie. De beoordelingsperiode valt samen met de verslagperiode van het pensioenfonds. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan over 2012 en onze reactie daarop is in dit jaarverslag opgenomen. Visitatiecommissie De visitatiecommissie is een commissie van externe deskundigen, aan wie het bestuur eens per 3 jaar opdraagt het fonds door te lichten. De visitatie is gebaseerd op de Pensioenwet en de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het doel van de visitatie is een oordeel te geven over (i) de beleids- en bestuursprocessen en de checks and balances binnen het fonds; (ii) de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; en (iii) de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de korte en langere termijn. Een visitatie hebben wij in 2012 laten uitvoeren. Het oordeel en de aanbevelingen van de visitatiecommissie en onze reactie daarop zijn in dit jaarverslag opgenomen. DNB Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. DNB heeft geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van de organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
12
Deskundigheidsbevordering Sinds de presentatie van het Plan Aanpak Deskundigheidsbevordering in 2007 door de Pensioenfederatie heeft DNB vastgesteld dat besturen nog onvoldoende in control zijn. Vrijwel gelijktijdig kwam de Commissie Frijns, die het beleggingsbeleid en het risicobeheer van pensioenfondsen onderzocht, tot de conclusie dat fondsen verder moesten professionaliseren. De geschiktheidseisen voor de bestuurders in een pensioenwereld van toenemende complexiteit ( financiële crisis, lage marktrente, toenemende levensverwachting etc.) worden hoger. Dat blijkt uit de Beleidsregel Deskundigheid uitgebracht in 2011 door DNB. Wij hebben die in ons Deskundigheidsplan opgenomen. Het Deskundigheidsplan benoemt in het bestuursprofiel behalve de eerder gebruikte deskundigheidseisen ook de gewenste competenties van het bestuur en de leden. Dit profiel vormt de basis voor werving en selectie van nieuwe bestuursleden, de ontwikkeling van de individuele leden en de evaluatie van hun functioneren. In 2012 heeft de tweejaarlijkse bestuursevaluatie plaatsgevonden. Belangrijk onderwerp was hierbij de deskundigheid van het bestuur. Men vindt dat het bestuur als geheel en op individueel niveau een voldoende haalt. Echter om aan de eisen van DNB te blijven voldoen dient men opleiding, cursussen en seminars te volgen. In 2012 zijn er nieuwe trainingen gevolgd waardoor het bestuur als totaal aan deskundigsniveau 2 voldoet. Dit houdt in dat minimaal twee bestuurders op een kennisgebied deskundigheidsniveau 2 hebben. In 2013 zal het onderwerp deskundigheid / opleidingen dan ook bij de individuele evaluatie van de bestuursleden hoog op de agenda staan.
Naleving wet- en regelgeving Aan het bestuur zijn geen overtredingen van wet- en regelgeving met betrekking tot pensioenfondsen bekend. In 2012 is een herstelplan van toepassing vanwege een dekkingstekort. Toelichting op het herstelplan is opgenomen in het hoofdstuk herstelplan op pagina 25. Bij wijzingen in de afspraken met betrekking tot de pensioenregeling zijn de basisdocumenten van het fonds bijgewerkt. Naar aanleiding van de brief van DNB en AFM d.d. 29 oktober 2012, betreffende onderzoek kwaliteit financiële crisisplannen pensioenfondsen heeft het bestuur op 12 december 2012 een aangepast financieel crisisplan ingediend bij DNB.
Gedragscode De gedragscode is ingesteld ter voorkoming van conflicten tussen het belang van het pensioenfonds en de privébelangen van betrokkenen, alsmede ter voorkoming van het gebruik van vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds voor privédoeleinden. Jaarlijks wordt door de bestuursleden en alle door het bestuur aan te wijzen betrokkenen de gedragscode getekend. Dit is ook dit verslagjaar gebeurd. Met deze ondertekening verklaart men de gedragscode in het voorgaande jaar te hebben nageleefd. De compliance officer heeft hierop toegezien en geen incidenten geconstateerd.
13
Uitbesteding Het bestuur heeft de beleggingsadministratie, de werkzaamheden op het gebied van actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Het bestuur heeft KPMG Accountants N.V. als extern accountant aangesteld. Deze controleert jaarlijks de jaarrekening en de staten voor DNB en doet vervolgens verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft Towers Watson als extern certificerend actuaris aangesteld. De actuaris beoordeelt de financiële positie van het pensioenfonds volgens de eisen van DNB en rapporteert zijn bevindingen eenmaal per jaar aan het bestuur in een actuarieel rapport en actuariële verklaring. Het bestuur is uitvoerig geïnformeerd door de vermogensbeheerders over hun werkwijze en hun prestaties ten opzichte van de benchmark. Het bestuur heeft in haar evaluatie geconcludeerd dat alle partijen conform de uitvoeringsovereenkomst en ISAE-3402 verklaring hun diensten uitvoeren. Het overlijdensrisico is vanaf 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven. Naast het overlijdensrisico is ook het arbeidsongeschiktheidsrisico vanaf 1 januari 2012 bij Zwitserleven herverzekerd. De overeenkomst met Zwitserleven heeft een duur van 3 jaar. In 2012 heeft het bestuur al haar externe dienstverleners beoordeeld op effectiviteit, kwaliteit en prijs. Dat heeft niet geleid tot aanpassing van het beleid.
Communicatie De vraag naar effectieve communicatie over concrete besluiten was in 2012 een vast aandachtspunt in iedere bestuursvergadering. Naast de uniforme pensioenoverzichten hebben wij ook diverse nieuwsbrieven naar onze deelnemers verstuurd. Deze nieuwsbrieven stonden vooral in het teken van de ontwikkeling van onze dekkingsgraad, waarbij de ontwikkeling van de rente en de langere levensverwachting zijn toegelicht. Daarnaast hebben wij, gezien de ontwikkeling van de dekkingsgraad, de boodschap van een mogelijke korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten afgegeven. Op elke vestiging van de werkgever zijn er inloopsessies gehouden waardoor de deelnemers de mogelijkheid kregen om hierover en over algemene zaken op pensioengebied vragen te stellen. Hiervan is door circa 100 deelnemers gebruik gemaakt. De huidige website is technisch gezien al wat verouderd. De ontwikkeling van een geheel nieuwe website door derden is te kostbaar voor een pensioenfonds als het onze. Besloten is om mee te liften op de ontwikkeling bij de werkgever en in 2013 een nieuwe website te ontwikkelen.
Bestuursvergaderingen Het afgelopen jaar hebben wij achtmaal vergaderd. De belangrijkste onderwerpen waren: het beleggingsbeleid, verdere verdieping van het beeld van de financiële en niet-financiële risico’s, de financiële positie, de herstelplannen, de deskundigheid en evaluatie bestuursleden, pensioenakkoord en het financieel crisisplan.
14
Pensioenparagraaf De pensioenregeling, een middelloonregeling (voorwaardelijke indexering), heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst conform artikel 10 van de Pensioenwet. Per 1 januari 2012 zijn de factoren in verband met uitstel, vervroeging en hoog/laag aangepast. Het pensioenfonds en de werkgevers hebben een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst loopt sinds 1 januari 2011 en geldt voor onbepaalde tijd. In de uitvoeringsovereenkomst worden de volgende onderwerpen geregeld: Wijze van premievaststelling en herstelpremie voor zolang er een reservetekort is. Wijze waarop en de termijnen waarin de premie moet worden voldaan. Informatie die door de werkgever aan het pensioenfonds wordt verstrekt. Procedures bij het niet nakomen van de premiebetalingsverplichting door de werkgever. Procedures voor het opstellen of wijzigen van het pensioenreglement. Voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt. Procedures en uitgangspunten voor besluitvorming over vermogensoverschotten en vermogenstekorten.
Basis pensioenregeling Regeling
:
Middelloon (voorwaardelijke indexatie).
Pensioendatum
:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Het pensioen dat als gevolg van het reglement wordt opgebouwd gaat dan in, mits het dienstverband met de werkgever per die datum al is, dan wel wordt beëindigd.
Maandsalaris
:
Onder maandsalaris wordt verstaan het fulltime bruto basissalaris per maand, zoals dat per 1 januari van het betreffende jaar door de werkgever is vastgesteld, vermeerderd met een eventueel toegekende persoonlijke toeslag, op basis van de normaal bij de werkgever geldende arbeidstijd.
Franchise
:
De maandelijkse franchise bedraagt € 1.087,63 (niveau 1 januari 2012). Per 1 januari van ieder kalenderjaar vindt aanpassing van de franchise plaats op basis van de procentuele stijging van de AOW uitkering voor gehuwden/ samenwonenden gemeten over de periode 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 1 januari van het kalenderjaar.
Maximum maandsalaris:
Het maximum maandsalaris bedraagt € 3.977,57 per maand (niveau 1 januari 2012 op fulltime basis), waarbij jaarlijks per 1 januari een aanpassing plaatsvindt aan het maximum maandsalaris geldend voor de hoogste CAO salaristabel (functiegroep K) geldend bij Brocacef BV cs.
Pensioengrondslag:
Het maandsalaris minus de franchise.
15
Ouderdomspensioen:
In de periode van het deelnemerschap vindt voor het ouderdomspensioen per maand van deelname een pensioenopbouw plaats van 2,25% van de in dat jaar vastgestelde pensioengrondslag.
Jaarlijkse verhoging actieven:
Voor zolang het deelnemerschap voortduurt, kan het op 1 januari van ieder kalenderjaar reeds opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd worden op basis van de algemene loonontwikkeling conform de CAO in het voorafgaande jaar. Voor meer informatie over deze voorwaardelijke toeslag zie toeslagbeleid.
Partnerpensioen:
Het levenslang partnerpensioen per jaar ten behoeve van de nabestaande partner bedraagt 60% van het ouderdomspensioen dat zou zijn vastgesteld indien de deelnemer niet voor de pensioendatum zou zijn overleden doch tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven, met een pensioengrondslag die het laatst voor de deelnemer heeft gegolden. De jaarlijkse verhoging betrekking hebbend op de toekomst blijft hierbij buiten beschouwing.
Eigen bijdrage:
De bijdrage bedraagt 6% van de pensioengrondslag voor het levenslang ouderdomspensioen, maar wanneer de overeengekomen arbeidstijd afwijkt van de voor de betreffende functie gebruikelijke arbeidstijd, is een dienovereenkomstige evenredige bijdrage verschuldigd. In aanvulling hierop is door de deelnemer tot 1 januari 2017 een tijdelijke bijdrage van 0,5% van het maandsalaris verschuldigd.
Excedentregeling Regeling:
Beschikbare premieregeling.
Premiegrondslag:
De premiegrondslag in enig jaar is gelijk aan het ongemaximeerde maandsalaris in dat jaar ingevolge artikel 15 van het pensioenreglement verminderd met het maximum maandsalaris (€ 3.977,57 per maand; niveau 1 januari 2012 op fulltime basis). Jaarlijks vindt een aanpassing plaats op basis van het maximum maandsalaris geldend voor de hoogste CAO salaristabel (functiegroep K) geldend bij Brocacef BV cs.
Hoogte beschikbare premie:
In de periode van het deelnemerschap tot de pensioendatum bedraagt de maandelijkse beschikbare premie een percentage van de premiegrondslag. Het percentage is leeftijdsafhankelijk.
Hoogte pensioenen op pensioendatum:
Het tot de pensioendatum gevormde pensioenkapitaal wordt op actuariële en voor mannen en vrouwen gelijke wijze aangewend voor en daarmee vervangen door levenslang ouderdomspensioen en een aanspraak op levenslang partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen.
Eigen bijdrage:
De bijdrage bedraagt, naast de bijdrage in het pensioenreglement, 6% van de premiegrondslag, met dien verstande dat wanneer de overeengekomen arbeidstijd afwijkt van de voor de betreffende functie gebruikelijke arbeidstijd een dienovereenkomstige evenredige bijdrage verschuldigd is.
16
De excedentregeling is ondergebracht bij Robeco NV. Het betreft hier een life cycle systeem, wat inhoudt dat men op jongere leeftijd een meer risicovolle beleggingsmix heeft en deze naar mate men ouder wordt voor wat betreft risico afbouwt. De deelnemer kan uit een tweetal serviceniveaus kiezen waarbij het standaard serviceniveau, volledig beheer, het life cycle systeem volgt. Wil men afwijken van het standaard serviceniveau, oftewel men kiest voor eigen beheer, dan zal de deelnemer een beleggingsprofiel moeten aangeven. Daar het serviceniveau volledig beheer een aflopend risico heeft, adviseren wij de deelnemers ook dit te volgen. Adviesmixen 2012 bij serviceniveau volledig beheer: Fonds Mix 1 Mix 2 Mix 3 Leeftijd
Mix 4
Mix 5
Mix 6
Mix 7
Mix 8
Mix 9
Mix 10
< 25
25-35
35-45
45-50
50-55
55-57
57-59
59-61
61-63
>63
Emerging Markets Eq. Property Equities European Equities
10% 10% 25%
10% 10% 25%
10% 10% 20%
10% 10% 15%
5% 5% 15%
5% 15%
10%
5%
5%
-
Robeco
30%
25%
20%
15%
15%
15%
10%
10%
5%
5%
Alternatieve beleggingen Commodities
10%
10%
10%
10%
5%
5%
5%
5%
5%
5%
10% 5%
10% 5% 5%
10% 10% 10%
10% 15% 15%
5% 15% 15%
5% 5% 5%
5% 15% 15%
5% 20% 20%
20% 20%
20% 20%
Euro Bonds 40DH
-
-
-
-
20%
45%
40%
35%
30%
25%
Liquiditeiten Roparco Flexioen
-
-
-
-
-
-
-
-
15%
25%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Aandelen
Obligaties High Yield Obligaties Euro Bonds BH Rorento
Totaal
Het pensioenfonds zal bij Robeco het opgebouwde kapitaal opvragen, wanneer indien een deelnemer met pensioen gaat, uitdienst treedt of gaat scheiden. Dit kapitaal wordt gebruikt om rechten in te kopen bij het pensioenfonds.
17
Toeslagbeleid Voorwaardelijke toezegging De hoogte van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien houdt het pensioenfonds geen reserve aan om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Toeslagen worden gefinancierd uit de groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen, overeenkomend met variant D1 uit de Beleidsregel toeslagenmatrix. Voor toekenning hanteren wij de onderstaande beleidsstaffel als uitgangspunt. Bij de jaarlijkse besluitvorming nemen wij alle relevante omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in aanmerking. Deze beleidsstaffel luidt als volgt: Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds hoger is dan 120%, wordt een volledige toeslag toegekend. Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan 110%, wordt geen toeslag verleend. Indien de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich tussen deze grenzen bevindt, wordt de toeslag naar rato toegekend. Feitelijke toekenning van toeslagen geschiedt op basis van een expliciet genomen bestuursbesluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. In alle berichtgeving over de rechten van de deelnemers zullen wij zowel bij communicatie over de inhoud van de pensioenregeling als ook over de toekenning van toeslagen de volgende formulering gebruiken: Stichting Brocacef Pensioenfonds streeft er naar dat het pensioen van de actieve deelnemers de loonontwikkeling in het voorgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever volgt en van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers de prijsindex volgt. Het prijsindexcijfer is gelijk aan de consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) zoals vastgesteld door het CBS. De eventuele aanpassing van pensioen aan de lonen en prijzen door Stichting Brocacef Pensioenfonds vindt plaats middels het toekennen van toeslagen. Stichting Brocacef Pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd om uw pensioen in de toekomst te verhogen, maar zal de toekomstige verhogingen uit extra behaalde rendementen (groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen) betalen. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk, dus geen automatisme. Per jaar beoordeelt het bestuur van Stichting Brocacef Pensioenfonds of uw pensioen de ontwikkeling van de lonen en prijzen kan volgen en in welke mate. Het toekennen van een toeslag is alleen verantwoord als het bestuur van Stichting Brocacef Pensioenfonds vindt dat de financiële positie van de Stichting dit toestaat. Bij een gunstige financiële positie kan het bestuur overigens besluiten om gemiste toeslagen in het verleden in te halen.” Daar bovenstaande tekst afwijkt van de standaard tekst conform de toeslagenmatrix hebben wij in 2009 aan de AFM toestemming verzocht en verkregen om de afwijkende tekst te gebruiken in al onze correspondentie met betrekking tot toeslagen. Tevens heeft DNB ons middels een mail van 2 juli 2012 laten weten geen opmerkingen te hebben met betrekking tot de voorwaardelijkheidsverklaring.
18
Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn bindend voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds meer dan 130% dan kan het bestuur besluiten de in de aan het kalenderjaar voorgaande tien jaren niet verleende toeslagen alsnog te verlenen. Dit kan alleen indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds na toekenning van de niet verleende toeslagen niet lager zal uitkomen dan 130%. Ambitie Het pensioenfonds streeft er met het toeslagbeleid naar om premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de stijging van het prijsindexcijfer (gedefinieerd als het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (afgeleid) zoals gepubliceerd door het CBS) over de periode juli tot juli. Voor de deelnemers is het toeslagbeleid er op gericht dat het opgebouwde pensioen jaarlijks de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever volgt. Verwachte realisatie Minimaal eens in de drie jaar is het pensioenfonds verplicht een zogenaamde continuïteitsanalyse uit te voeren. In december 2012 is dit gedaan. Met een continuïteitsanalyse wordt beoordeeld of de financiële risico’s voor een pensioenfonds zich binnen aanvaardbare grenzen bevinden. Zo wordt bijvoorbeeld inzicht verkregen in de mogelijkheid om in de toekomst toeslagen toe te kennen. Op basis van de continuïteitsanalyse van december 2012 wordt over een periode van 15 jaar een gemiddelde rechtenaanpassing van 1,9% voor actieve en 1,4% voor inactieve deelnemers verwacht. Dit komt overeen met 65% à 70% van de onderliggende maatstaf (of ambitieniveau). Voor actieve deelnemers is dit de algemene loonstijging, voor inactieven de prijsinflatie. Niet toegekende toeslag 2012/2013 Op 11 december 2012 hebben wij gezien de stand van de dekkingsgraad besloten per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen aan (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Op basis van vergelijking van het Consumentenprijsindexcijfer (CPI afgeleid) juli 2012 met dat van juli 2011 zou de toeslag 2,43% voor gewezen deelnemers en gepensioneerden hebben bedragen. De toeslag voor deelnemers zou op grond van de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever 1,5% bedragen. De niet toegekende toeslagen van 2,43% en 1,50% zullen bij een eventuele toekomstige inhaaltoeslag worden meegenomen. De deelnemers en gepensioneerden zijn hiervan op de hoogte gebracht.
19
In het verleden verleende toeslagen gewezen deelnemers en gepensioneerden 1-12013
1-12012
1-12011
1-12010
1-12009
1-12008
1-12007
1-12006
1-12005
1-12004
Berekende toeslag
2,43%
2,43%
1,38%
(0,10%)
2,95%
1,29%
1,72%
1,38%
0,65%
1,98%
Verleende toeslag
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,29%
0,86%
0,69%
0,33%
1,00%
In te halen toeslag Cumulatieve achterstand
2,43%
2,43%
1,38%
(0,10%)
2,95%
0,00%
0,86%
0,69%
0,32%
0,98%
12,55%
9,88%
7,27%
5,81%
5,91%
2,88%
2,88%
2,00%
1,30%
0,98%
Alle vastgestelde toeslagen zijn tot 2002 toegekend. In 2002 hadden we te maken met een herstelplan waardoor er geen toeslag is toegekend. Vanaf 2003 tot en 2007 is er 50% van de berekende toeslagen toegekend. In 2007 is het herstelplan komen te vervallen waardoor er weer volledige toeslagverlening mogelijk was gezien de financiële positie van het pensioenfonds. Sinds 2009 hebben wij te maken met een nieuw herstelplan, waardoor er sindsdien geen toeslagen zijn toegekend. En het lijkt onzeker dat er de komende jaren toeslagen aan de gewezen deelnemers zullen worden gegeven. De tien jaar, waarover bij voldoende vermogen (zie hiervoor) niet-verleende toeslagen alsnog ingehaald zouden kunnen worden, zou nu gelden voor de periode van 2003 tot en met 2012.
In het verleden verleende toeslagen deelnemers 1-12013
1-12012
1-12011
Berekende toeslag
1,50%
1,75%
1,25%
Verleende toeslag
0,00%
0,00%
0,00%
In te halen toeslag
1,50%
1,75%
1,25%
Cumulatieve achterstand
4,57%
3,02%
1,25%
Sinds 2011 is de pensioenregeling een middelloonregeling met een voorwaardelijke toeslag. Jaarlijks zal het bestuur dan ook bekijken in hoeverre er een toeslag kan worden toegekend. De deelnemers zijn op 25 februari 2013 op de hoogte gesteld van het niet kunnen toekennen van de toeslagverhoging per 1 januari 2013. De niet toegekende toeslagen vanaf 2011 zullen bij eventuele toekomstige inhaaltoeslagen worden meegenomen. Voor 2011 zijn de toeslagen aan deelnemers toegekend.
20
Beleggingenparagraaf Beleid Wij voeren een beleggingsbeleid, dat zich richt op het behalen van een zo hoog en stabiel mogelijk lange termijn rendement binnen de vastgestelde risicoparameters. Daarbij houden wij rekening met de lang- en kortlopende verplichtingen van het pensioenfonds en de solvabiliteitseisen, die aan het pensioenfonds worden gesteld. Het beleid is vastgesteld op basis van de Asset Liability Management studie. Deze studie, voor het laatst in december 2012 uitgevoerd, geeft inzicht in mogelijke toekomstige financiële risico’s, bepaalt de strategische asset allocatie en wordt op meer frequente basis vertaald in de tactische asset allocatie. Op basis van deze laatste ALM studie is er geen directe aanleiding om de huidige beleggingsmix aan te passen. Tot de uitgangspunten van het beleggingsbeleid behoort het uitbesteden van de uitvoering bij externe vermogensbeheerders. Daarbij wordt voornamelijk in beleggingsfondsen belegd. Om de prestaties van de externe vermogensbeheerders te kunnen meten aan objectieve maatstaven, maken wij gebruik van benchmarks. Een benchmark wordt specifiek gerelateerd aan een onderdeel van de portefeuille met vergelijkbare kenmerken. Daarmee wordt beoogd dat over het beheerde vermogen een gelijkwaardig of hoger rendement wordt behaald dan het rendement volgens de benchmark. In de strategische asset allocatie worden de te beleggen middelen gealloceerd naar beleggingscategorieën. Deze allocatie wordt door bandbreedtes nader ingevuld. De strategische normverdeling en de daarbij behorende bandbreedtes worden in onderstaande tabel weergegeven. Wij maken gebruik van de volgende vermogensbeheerders: ING Asset Management BV, beheerder Vastrentende Waarden BlackRock, beheerder Aandelen Morgan Stanley Investment, beheerder Vastgoed Het boekjaar 2012 is afgesloten met een totaal belegd vermogen van € 194,5 miljoen; dit is exclusief liquiditeiten. Beleggingscategorie
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Liquiditeiten
Norm 60% 30% 10% 0%
2012 Minimum 50% 25% 5% 0%
Maximum 70% 35% 15% 5%
21
Beleggingsklimaat Het beursjaar 2012 liet een sterk positieve koersontwikkeling zien voor alle beleggingscategorieën. Het uiteindelijke resultaat hiervan is een toename van het belegd vermogen van het fonds met circa 14%. De rente daalde ook in 2012 weer met als gevolg een toename van onze verplichtingen. Het saldo van onze bezittingen en verplichtingen leidde daarop tot een dekkingsgraad van 101,2%. In onderstaande tabel is de feitelijke marktwaarde en verdeling ultimo 2012 en 2011 weergegeven.
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Derivaten Liquiditeiten
Marktwaarde per 31-12-2012 EUR 117.097 60.002 17.190 202 1.512 196.003
Totaal
59,7 % 30,6 % 8,8 % 0,1% 0,8%
Marktwaarde per 31-12-2011 EUR 106.305 53.788 13.328 (1.354) 194
61,7 % 31,2 % 7,7 % (0.7%) 0,1%
100 %
172.261
100 %
%
%
De post derivaten betreft de per 31 december 2012 ongerealiseerde valuta afdekking. Deze heeft betrekking op het afdekken van de USD, GBP en JPY bij de aandelen. Rendement Beleggingen en opbrengsten per 31-12-2012
Vastrentende waarden
Balanswaarde EUR
Rendement Vermogensbeheerders
Rendement Benchmark
Gemiddeld belegd vermogen EUR
Rendement op gemid. belegd vermogen
Rendement op gemid. belegd vermogen
2012
Opbrengst Incl. indir beleggingsopbrengsten EUR 2012
Ultimo 2012
2012
2012
2012
2011
117.097
59,7%
13,1%
13,5%
111.814
13.334
13,9%
9,0%
Aandelen
60.002
30,6%
15,0%
14,5%
58.417
7.652
13,1%
(4,8%)
Vastgoed
17.190
8,8%
29.5%
24,3%
15.758
3.862
24,5%
(8,7%)
Subtotaal
194.289
99,1%
14,9%
15,1%
185.989
24.845
13,4%
3,5%
Derivaten
202
0,1%
0,4%
-
0
939
0,5%
(1,4%)
1.512
0,8%
-
-
450
0
0,0%
0,0%
196.003
100%
15,3%
15,1%
186.439
25.787
13,9%
2,1%
Liquiditeiten
Totaal
Indien het rendement berekend wordt op het gemiddeld vermogen op jaarbasis bedraagt dit voor 2012 13,9% (2011: 2,1%). De totale performance van de vermogensbeheerders is met 15,3% hoger dan de 15,1% van de benchmark.
22
De performance van het vastgoed en aandelen over 2012 was goed, in het bijzonder het vastgoed. De vastrentende waarden blijven net als in 2011 achter op de benchmark. Dit houdt dan ook in dat ING als vermogensbeheerder zeer kritisch gevolgd wordt. De twee belangrijkste oorzaken voor de under performance zijn: 1) Een door ING ontwikkeld model was niet ingesteld op de beweeglijkheid van de rente. Dit had tot gevolg dat men had ingezet op een rente verhoging terwijl dit niet het geval was. 2) Correlatie tussen landen bleek niet meer vanzelfsprekend te zijn terwijl daar wel op in was gezet. Er wordt ook gekeken naar de performance vanaf de datum dat er in een bepaalde asset is belegd. Zo hebben de aandelen sinds 30-06-2008 een performance van 28,56% laten zien ten opzichte van de benchmark 26,58%. Voor vastgoed is de performance vanaf augustus 2008 tot ultimo 2012 40,50% en de benchmark 35,70%. De vastrentende waarde portefeuille heeft vanaf 2006 een performance van 55,9% en de benchmark 55,0% In alle gevallen verslaan de vermogensbeheerders over die achterliggende periode de benchmark.
Excedentregeling Naast de beheerders van het vermogen van het fonds hebben wij ook te maken met de vermogensbeheerder Robeco. Maandelijks stort de werkgever de bijdrage ten behoeve van de deelnemers aan de excedentregeling op de geblokkeerde beleggingsrekening bij Robeco. De gestorte bedragen worden vervolgens belegd op basis van de door de deelnemers aangegeven beleggingsmixen, die door het bestuur zijn bepaald. Het betreft hier beleggingen voor risico van de deelnemers. Het bestuur is verantwoordelijk voor het door Robeco te voeren beleggingsbeleid en de performance. Het bestuur volgt de ontwikkeling van de performance bij Robeco nauwgezet.
23
Financiële paragraaf De ontwikkeling van de financiële positie over 2012 kan als volgt worden samengevat.
Stand per 1 januari 2012 Beleggingsresultaten Premiebijdragen Herstelpremiebijdrage Uitkeringen Diversen Stand per 31 december 2012
Pensioenvermogen EUR 177.415 26.421 4.536 188 (8.087) 608 201.081
Technische voorzieningen EUR 185.868 16.155 4.124 (7.775) 387 198.759
Dekkingsgraad
95,5% 5,6% 0,3% 0,1% (0,4%) 0,1% 101,2%
De dekkingsgraad per 31 december 2012 is lager dan de in de ABTN vastgestelde minimumgrens van 104,1%. Dat betekent dat het herstelplan nog steeds van kracht is. De waardestijging van de beleggingsportefeuille heeft in 2012 een positief effect op de dekkingsgraad al wordt dit gedempt door de gedaalde rente. Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:
Premieresultaten Intrestresultaten Wijziging grondslag Overig resultaat Winst / (Verlies)
2012 EUR
2011 EUR
2010 EUR
2009 EUR
2008 EUR
600 10.265 -248 157 10.774
1.327 (19.709) 60 (18.322)
515 2.111 (3.764) 1.174 36
915 22.108 (6.527) (200) 16.297
1.715 (50.946) 222 (49.009)
Ultimo 2012 bedroeg de marktrente circa 2,40% ( 2011: 2,70%). De dekkingsgraad per 31 december heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december
2012 101,2%
2011 95,5%
2010 106,0%
2009 106,5%
2008 95,6%
De vereiste dekkingsgraad, zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften op basis van de strategische mix volgens de Pensioenwet, bedraagt 114,9%. Op basis van de werkelijke beleggingsmix ultimo 2012 zou de vereiste dekkingsgraad uitkomen op 114,4%. Ultimo 2012 is er derhalve opnieuw sprake van een dekkings- en reservetekort. Kosten pensioenregeling Pensioenbeheer Pensioenuitvoeringskosten Vermogensbeheer Directe kosten vermogensbeheer Indirecte kosten vermogensbeheer *) Transactiekosten **) Totaal vermogensbeheerkosten Integrale kosten pensioenregeling
2012 EUR 569 193 437 447
2011 EUR 510 180 397 -
1.077 1.646
577 1.087
*) Deze kosten zijn verrekend met de indirecte beleggingsopbrengsten. **) Wij hebben van ING (409) Morgan Stanley (EUR 13) en BlackRock (EUR 25) een opgave van de geschatte transactiekosten ontvangen.
De hoogte van de vermogensbeheerkosten zijn afhankelijk van de waarde van de beleggingen. Door de gestegen waarde van de beleggingen zijn de kosten dus ook gestegen.
24
Herstelplan In 2009 is een herstelplan ingediend bij de DNB in verband met de daling van de dekkingsgraad (95,6% op 1 januari 2009; vereiste dekkingsgraad 117,6%). Dit betrof een herstelplan voor de korte (3 jaar) én voor de lange termijn (15 jaar). Beide herstelplannen zijn op 11 mei 2009 goedgekeurd door DNB. Het fonds heeft gebruik gemaakt van de eenmalige mogelijkheid, die de minister heeft geboden, om binnen vijf jaar, in plaats van 3 jaar, uit het dekkingstekort te komen. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich uitvoerig laten adviseren door externe adviseurs. Het bestuur heeft begin 2013 de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan over 2012 uitgevoerd. Deze evaluatie heeft vooralsnog niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. De evaluatie is voor akkoord voorgelegd aan DNB. Op 31 december 2012 bedroeg de dekkingsgraad 101,2 % en dit lag in lijn met het verwachte percentage uit de evaluatie herstelplan 2011. In de evaluatie herstelplan 2011 is opgenomen dat wij op 31december 2012 een dekkingsgraad van 100% moeten hebben om op 31december 2013 mogelijk onze minimale vereiste dekkingsgraad van 104,1% te kunnen halen. Op basis van de huidige dekkingsgraad en na een nieuwe doorrekening verwachten wij toch, dat we eind 2013 uitkomen op een dekkingsgraad van circa 108% en zo uit het tekort geraken. Op grond hiervan is vooralsnog besloten om geen korting van de pensioenrechten aan te kondigen. Volgens het lange termijn herstelplan zal het pensioenfonds met de voorgestelde maatregelen ultimo 2015 uit de situatie van het reservetekort geraken. Met een verwachte dekkingsgraad van circa 120% zal dan voldaan zijn aan de voorwaarden voor het vereist eigen vermogen. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de door DNB voorgeschreven uitgangspunten op basis van onze toekomstverwachting. Dit houdt in dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in negatieve en positieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor het fonds langzamer of sneller uit het dekkingstekort kan komen dan voorzien. In het herstelplan worden, voor het geval dat we niet uit dekkingstekort geraken, de volgende sturingsmiddelen genoemd: het niet toekennen van voorwaardelijke toeslagen het verhogen van de premie. het tijdelijk afwijken van het strategisch beleggingsbeleid door de beleggingen niet te herbalanceren tot de wereldwijde beurzen weer enig herstel vertonen. korten van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Echter voor het bestuur tot deze drastische maatregel over zal gaan, zal het bestuur bij de werkgevers verzoeken om een hogere premiebijdrage, dan wel een extra storting of een versobering van de pensioenregeling. Wanneer zich dit dekkingstekort eind 2013 voordoet, blijft alleen de kortingsmaatregel over. Maandelijks wordt de dekkingsgraad bepaald en getoetst aan het herstelplan. Periodiek en minimaal twee keer per jaar, zoals bij de evaluatie van het herstelplan, wordt bekeken of de voorgestelde sturingsmaatregelen voldoende zijn of dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
25
De dekkingsgraad ontwikkelde zich als volgt: 2012
2011
2010
2009
Dekkingsgraad per 31 december
101,2%
95,5%
106,0%
106,5%
Dekkingsgraad per 31 december conform ingediend herstelplan
109,2%
106,3%
103,3%
99,7%
De gunstige ontwikkelingen in 2012 op de aandelen- en rentemarkten hadden een positieve invloed op het herstelpad. De ontwikkeling van de rentetermijnstructuur heeft dit effect voor een deel tenietgedaan, echter de dekkingsgraad is wel gestegen ten opzichte van ultimo 2011. Conform de criteria in het herstelplan is vastgesteld dat bij de dekkingsgraad ultimo 2012 geen ruimte is voor toeslagverlening. Het bestuur heeft dan ook eind 2012 besloten voor komend jaar geen toeslag te verlenen. Begin 2012 heeft het bestuur besloten de afdekking van het renterisico op 50% te houden, om zo de kans op extra rendement bij een rentestijging te vergroten.
26
Actuariële paragraaf De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: Actuariële analyse Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw Onttrekking uit VPV voor pensioenuitvoeringskosten Kosten Interestresultaat Beleggingsresultaat Rentetoevoeging VPV Toeslagverlening (Indexering) en overige toeslagen Wijziging Marktrente Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo) Resultaat op kansstelsels Wijziging prognosetafel Overige baten Resultaat boekjaar
2012 EUR
2011 EUR
4.724 (4.124) (569) 570
4.614 (3.287) (510) 510
25.787 (2.830) (12.692)
3.592 (2.113) (21.188)
0 136 (248) 20 10.774
(26) (74) 160 (18.322)
Het goede beleggingsresultaat over 2012 heeft er voor gezorgd dat de dekkingsgraad gestegen is ten opzichte van de dekkingsgraad ultimo 2011, dit ondanks de verder gedaalde rente en aanpassing van de levensverwachting. De aanpassing van de rentetermijnstructuur door de introductie van de UFR had een positief effect op de rekenrente en dus op de technische voorziening. Het toepassen van de UFR ultimo 2012 heeft de dekkingsgraad doen stijgen met circa 2,7%. De financiële positie van het fonds is dan wel beter, echter nog steeds onder het minimaal vereist vermogen. Daardoor is besloten dat er geen toeslagverhoging wordt gegeven.
Zuiver kostendekkende premie Gedempte premie Minimaal te ontvangen premie (incl. extra premies) Feitelijke premie
2012 EUR 4.450 3.031 4.159 5.900
2011 EUR 3.496 2.782 4.584 6.201
Hieruit blijkt dat de ontvangen pensioenpremie hoger is dan de gedempte premie, die conform actuariële en bedrijfstechnische nota is vastgesteld. Er is dan ook sprake van een kostendekkende premie.
27
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De actuaris van het pensioenfonds heeft het aanwezige vermogen getoetst aan het vereist vermogen. Het vereist eigen vermogen is per 31 december 2012 vastgesteld op EUR 28.988. Dit resulteert in een minimaal vereiste buffer van 14,9% over de technische voorziening inclusief beschikbare premie. De uitkomst van de toets is opgenomen in onderstaande tabel. Solvabiliteitstoets Aanwezig vermogen Af: TV volgens FTK-methode Af: Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) 4,1% Dekkingspositie Af: Vereist eigen vermogen (exclusief MVEV) Reservepositie
Bedrag EUR 197.374 195.052 7.997 (5.675) 20.991 (26.666)
In % van de TV 101,2% 100,0% 4,1% (2,9%) 10.8 (13,7)
Er was sprake van een dekkingstekort en reservetekort per 31 december 2012. Actuariële beoordeling van de financiële positie Uit de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen blijkt dat er sprake is van een reservetekort. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,1% van de technische voorziening (exclusief beschikbare premieregeling). Het vereist eigen vermogen bedraagt 14,9% van de technische voorziening (14,4% op basis van de beleggingsmix ultimo 2012). Er werd dus eind 2012 minder risicovol belegd dan het mandaat toeliet inclusief beschikbare premieregeling. Het pensioenfonds heeft naar deze verwachting onvoldoende vermogen om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken. Het vereist eigen vermogen is het eigen vermogen, waarbij de kans dat er na één jaar onvoldoende middelen aanwezig zijn om de nominale pensioenen te dekken conform het standaardmodel gelijk is aan 2,5%. De dekkingsgraad is gelijk aan 101,2% van de technische voorziening.
28
Risicoparagraaf Risico- en Beheersingsbeleid Het pensioenfonds heeft te maken met risico’s van uiteenlopende aard. Behalve bewust gekozen beleggingsrisico’s om een optimaal rendement te genereren, zijn er ook operationele en “compliance” risico’s. Al deze risico’s kunnen de doelstelling van het fonds, het uitvoeren van een solide pensioenregeling, in meer of mindere mate in gevaar brengen. Het tijdig onderkennen van deze risico’s en het nemen van de bijbehorende maatregelen is een kerntaak van het bestuur. Het beleid is vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Beleidsinstrumenten Voor het beleggingsbeleid maken wij gebruik van Asset Liability Management (ALM) studie, waarin de toekomstige verplichtingen van het fonds bij een consistent premie-, financierings- en toeslagbeleid worden afgezet tegen verschillende beleggingsopbrengstvarianten. Deze studie is een hulpmiddel bij de optimale verdeling van de beleggingscategorieën van het fonds en wordt in principe om de drie jaar gedaan. Daarnaast wordt voor de langere termijn een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De analyse maakt onder andere de solvabiliteitsontwikkeling en de indexatieverwachtingen voor een periode van vijftien jaar zichtbaar. Het bevat ook een beoordeling van de beschikbare beleidselementen. Daarbij wordt ingegaan op het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid met het bijbehorende risicomanagement. Omdat het pensioenfonds een voorwaardelijke indexatie kent, moet de continuïteitsanalyse tevens inzicht geven in de zogenaamde consistentie-eis. Zowel de ALM studie als de continuïteitsanalyse zijn in december 2012 uitgevoerd. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot aanpassing van het beleid. Beleggingsrisico’s Het beleggingsbeleid heeft tot doel op de lange termijn een zo hoog mogelijk rendement te realiseren uitgaande van de strategische asset allocatie bij een geaccepteerd beleggingsrisico. Voor het bereiken van de beleggingsdoelstelling is zorgvuldige uitvoering van het beleid van belang, evenals een gedegen risicobeleid en evaluatie van de behaalde resultaten.
29
Financiële risico’s Renterisico De marktwaarden van de nominale pensioenverplichting en de vastrentende waardenportefeuille zijn afhankelijk van de marktrente. Deze rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in de duratie. Eind 2012 bedroeg deze voor de pensioenverplichtingen circa 15,0 en voor de vastrentende waarden (inclusief de nominale waarde van de interest rate swaps) circa 13,2. Het renterisico ontstaat door het verschil tussen beide duraties en het verschil in omvang tussen de nominale pensioenverplichtingen en de vastrentende waardenportefeuille. Daardoor compenseert de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden de waardeontwikkeling van de pensioenverplichtingen niet volledig. Bij een rentedaling stijgt de waarde van de pensioenverplichting sneller dan de waarde van de vastrentende waardenportefeuille. De dekkingsgraad daalt hierdoor. Een verschuiving van de rentetermijnstructuur met 1% punt naar boven of naar beneden doet de pensioenverplichting ultimo 2012 met circa 15% dalen dan wel stijgen. De invloed hiervan op onze dekkingsgraad ultimo 2012 zou zijn dat deze van 101,2% zou kunnen dalen naar circa 88,0% dan wel stijgen naar circa 119,0%. Om deze mismatch te beperken heeft het bestuur in 2010 besloten een groter deel van de vastrentende portefeuille in de toekomst af te dekken met een maximum van uiteindelijk 75%.Gezien de lage rente van dit moment zal vooralsnog vastgehouden worden aan de afdekking van het renterisico van 50%. Het bestuur verwacht dat de rente op termijn toch iets zal gaan stijgen waardoor de kans op herstel groter wordt bij het bestaande renterisico. Marktrisico Hieronder rekenen wij het prijsrisico, het concentratierisico en het valutarisico. Het prijsrisico is het risico van een waardedaling van de beleggingen. Het pensioenfonds belegt in zakelijke waarden, in de verwachting dat deze op termijn hogere reële rendementen genereren die nodig zijn voor het betaalbaar houden van de regeling en voor het realiseren van de indexatieambitie van het pensioenfonds. De risico’s van de beleggingen in zakelijke waarden worden beheerst door spreiding over regio’s en sectoren. In 2012 is de beleggingsmix zoveel mogelijk conform de strategische norm geweest waarbij wel rekening is gehouden met de bandbreedte per assetklasse. De ALM studie is het uitgangspunt voor vaststelling van de beleggingsmix. De in december 2012 uitgevoerde ALM studie heeft laten zien dat er geen directe aanleiding is om de huidige beleggingsmix aan te passen. Doel is te beleggen in zakelijke waarden met voldoende spreiding ter beperking van het concentratierisico. Het valutarisico is het risico dat de beleggingen, die wij in vreemde valuta hebben, minder waard worden door schommelingen in de wisselkoers ten opzichte van de euro. Het valutarisico is nagenoeg geheel afgedekt. Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractuele verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt. Voor de vastrentende waardenportefeuille wordt het risico beheerst door te spreiden over regio’s, sectoren en individuele bedrijven. Daarbij worden ook eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Ook maakt het pensioenfonds gebruik van zogenaamde securities lending activiteiten van de vermogensbeheerders. Hierbij worden de aandelen uitgeleend aan derden, met als doel de kosten voor het pensioenfonds te beperken. De zekerheden welke de tegenpartijen moeten stellen om het risico voor het pensioenfonds tot een minimum te beperken, worden door de vermogensbeheerders geëvalueerd en soms op dagbasis aangepast. Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat het pensioenfonds onvoldoende liquide middelen ter beschikking heeft om aan de lopende verplichtingen te kunnen voldoen. Het pensioenfonds volgt periodiek de liquiditeitsbehoefte en de beleggingen zijn voldoende liquide. Daardoor is dit risico nihil.
30
Inflatierisico Omdat het pensioenfonds er naar streeft de pensioenen jaarlijks te indexeren, loopt het fonds inflatierisico. Dit risico is beheersbaar door de voorwaardelijkheid van de indexatie: het bestuur besluit alleen tot toekenning van indexatie als de financiële positie van het fonds dat mogelijk maakt. Niettemin, als langdurig niet of slechts gedeeltelijk zou worden geïndexeerd zou het pensioenniveau lager worden dan beoogd. De verschillende scenario’s uit de ALM-studie zorgen voor het benodigde inzicht. Actuarieel/Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnische risico is het risico dat de demografische ontwikkeling afwijkt van de aannames en grondslagen, die zijn gebruikt voor de premiestelling en de reserveringen om te kunnen voldoen aan de verplichtingen. Het belangrijkste risico in dit verband is dat de deelnemers gemiddeld langer blijven leven dan verondersteld. De verplichtingen worden op basis van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel berekend. Ultimo december 2012 zijn wij overgestapt op de nieuwe prognosetafel van 2012-2062. Het overlijdensrisico is sinds 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven met een eigen behoud van € 100.000 per deelnemer. Bij het overlijden van een relatief groot aantal deelnemers kan door de optelsom van het eigen behoud over de deelnemers nog steeds een forse totaalschade ontstaan, met een significant negatief effect op de dekkingsgraad. Een ander verzekeringstechnisch risico is het arbeidsongeschiktheidsrisico. Dit was tot 1 januari 2012 volledig in eigen beheer en niet herverzekerd. Hoewel de kans op volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid klein is, kan de schade groot zijn. Dit risico is dan ook per 1 januari 2012 herverzekerd bij Zwitserleven. Hier geldt ook een eigen behoud van € 100.000,- per deelnemer. Solvabiliteit De uitkomsten van de activiteiten waaruit de hiervoor genoemde financiële risico’s voortvloeien, bepalen de solvabiliteit van het fonds. De berekening van de vereiste solvabiliteit wordt uitgevoerd aan de hand van de normen die de Pensioenwet en het Financieel Toetsingskader voorschrijven. Door het aanwezige eigen vermogen te vergelijken met het vereiste vermogen ontstaat een beeld van de risicopositie.
31
Niet-financiële risico’s Tot de niet-financiële risico’s rekenen wij: Omgevingsrisico Ontwikkelingen in de politiek, economie, de financiële markten en ook de bedrijfsvoering van de sponsors kunnen grote invloed hebben op de manier waarop het pensioenfonds haar doelstellingen kan verwezenlijken. Het bestuur volgt de relevante ontwikkelingen, zoals het pensioenakkoord, wijziging AOW leeftijd en langlevenrisico met de grootst mogelijke aandacht. Uitbestedingsrisico Het bestuur heeft de beleggingsadministratie, de actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen uitbesteed aan externe deskundigen. Deze zijn volgens een vaste methodiek geselecteerd. Bij de selectie spelen continuïteit, kwaliteit en integriteit een grote rol. Samenwerking wordt periodiek geëvalueerd. Met de vermogensbeheerders is een contract gesloten waarin de benchmark en diverse beperkingen zijn vastgelegd. Deze worden constant bewaakt en er vinden periodiek besprekingen plaats met de vermogensbeheerders, waarbij de mandaten en Service Level Agreements ook punt van aandacht zijn. Jaarlijks worden de ISAE-3402 rapportages opgevraagd en beoordeeld. De evaluatie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit risicobeleid. Operationeel risico Het operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van kwaliteitseisen aan de interne organisatie, procedures, processen en controles, geautomatiseerde systemen, etc. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. De evaluatie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit risicobeleid. IT- risico Om er zeker van te zijn dat het fonds voldoende IT-ondersteuning heeft, maakt het gebruik van de infrastructuur van de werkgever, Brocacef Groep NV. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de beschikbaarheid van IT hard- en software, de elektronische opslag van informatie en de back-up en recovery-procedures. Een en ander is dan ook vastgelegd in een Service Level Agreement, die is afgesloten tussen het pensioenfonds en de ICT afdeling van de werkgever. De kwaliteit van de infrastructuur van Brocacef is beoordeeld door de externe EDP auditor (Ernst & Young) in het kader van de jaarrekening controle van Brocacef Groep NV. Integriteitsrisico Dit is het risico, dat de integriteit van de instelling wordt beïnvloed als gevolg van niet integer, onethisch handelen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het fonds. Met de werknemers van het fonds worden functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd, waarin integriteit aan de orde komt. Binnen het fonds, bestuur en administratie, wordt het vier-ogenprincipe gehanteerd. Het fonds hanteert een compliance-regeling, die van toepassing is op het bestuur en de administratie. Tevens is er bij de vermogensbeheerders onderzocht of en hoe zij het integriteitrisico hebben afgedekt. Wij hebben informatie van de vermogensbeheerders ontvangen en kunnen de conclusie trekken dat zij er alles aan doen om het risico te vermijden.
32
Juridisch risico Voor niet specifieke pensioen technische vraagstukken maakt het fonds gebruik van de juridische diensten van Brocacef Groep NV. In het geval van specifieke pensioenrecht vraagstukken wordt extern advies ingewonnen. Zo wordt onder meer advies gevraagd over de impact van wijzigingen in wet- en regelgeving. Bovendien hebben in het bestuur twee juridisch geschoolde bestuursleden zitting. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Interest Rate Swaps: om de rentegevoeligheid van onze vastrentende waarden portefeuille te beïnvloeden hebben wij gekozen voor het ING Fixed Income Investment Grade Long Duration Fonds. In dit fonds wordt gebruik gemaakt van Interest Rate Swaps. Dit is een lineair product en reageert direct op renteveranderingen. Dit wil zeggen bij rentestijging zal de waarde dalen en bij rentedaling stijgt de waarde. Vooruitzichten 2013 Door het beleid van de centrale banken lijkt er sprake van voorzichtig herstel van de wereldeconomie. In hoever dit geldt voor Europa is nog maar de vraag. Verwachting is dat een herstel het meest zichtbaar zal zijn in China en de VS. De financiële markten blijven nog steeds gevoelig voor slecht nieuws, al lijkt de impact minder erg. De rente lijkt in 2013 iets te gaan stijgen wat naar verwachting positief zal zijn voor de ontwikkeling van onze dekkingsgraad. Maarssen, 8 mei 2013 Naam J.P. Eeken L.H.H.O. van Galen N. van Esschoten A.M.S.N.T. Tromp F. Huisman H. Kappert M.P. Venema J. de Wit
33
JAARREKENING Balans per 31 december 2012 (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
toelichting
2012 EUR
2011 EUR
Activa
Beleggingen voor risico pensioenfonds
4 17.190 60.002 117.098 202
1. Vastgoedbeleggingen 2. Aandelen 3. Vastrentende waarden 4. Derivaten Totaal
13.328 53.788 106.305 0 194.492
173.421
Beleggingen voor risico deelnemers
5
3.707
3.517
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa
6
1.306
1.353
7 10 551
Vorderingen uit herverzekering Overige vorderingen 8
Overige activa (liquide middelen)
13 579 561
592
1.512
194
201.578
179.077
Passiva
Reserves
9 28.988 (26.666)
Solvabiliteitsreserve Overige reserve Totaal
27.062 (35.515) 2.322
(8.453)
Technische Voorzieningen
10
195.052
182.351
Voorziening voor risico deelnemers
11
3.707
3.517
Overige schulden en overlopende passiva
12
Nominale Dekkingsgraad ( in %)
34
497
1.662
201.578
179.077
101,2
95,5
Staat van baten en lasten over 2012 Toelichting
2012 EUR
2011 EUR
Premiebijdragen (van werkgever en werknemer)
15
5.219
5.510
Premiebijdragen risico deelnemers
16
681
691
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
17
25.787
3.592
Beleggingsresultaten risico deelnemers
18
634
221
Overige baten
19
218
213
32.539
10.227
Baten
Totaal baten Lasten Pensioenuitkeringen
20
8.180
7.950
Pensioenuitvoeringskosten
21
411
355
Saldo herverzekeraar
23
77
71
Saldo (baten) / lasten overdrachten van pensioenaanspraken
24
-
(584)
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico pensioenfonds
25
12.749
20.144
Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers
25
190
458
Overige lasten
26
158
155
Totaal lasten
21.765
28.549
Saldo van baten en lasten
10.774
(18.322)
Bestemming saldo van baten en lasten 2012 EUR
2011 EUR
(Onttrekking) / toevoeging Solvabiliteitreserve
1.926
(16.251)
(Onttrekking) / toevoeging overige reserve
8.848
(2.071)
10.774
(18.322)
Totaal
35
Kasstroomoverzicht over 2012 2012 EUR
2011 EUR
6.592
5.385
-
1.101
(8.178)
(7.952)
-
(517)
(517)
(256)
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
182
194
Betaalde premies herverzekeraar
(53)
(53)
(1.974)
(2.098)
14.105
22.370
2748
2.704
(13.539)
(22.898)
(22)
(82)
3.292 1.318
2.094 (4)
194
198
1.512
194
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdracht Betaalde pensioenuitvoeringskosten
Totaal Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer Totaal Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen Saldo liquide middelen 1 januari Saldo liquide middelen 31 december
36
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012 1 Inleiding Het doel van Stichting Brocacef Pensioenfonds, statutair gevestigd te Maarssen is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de volgende aangesloten werkgevers: Imgroma BV en de vennootschap, waarvan de aandelen geheel of ten dele, direct of indirect, in handen zijn van Brocacef Groep NV en die conform de statuten en het reglement door de directie van Brocacef Groep NV is aangewezen.
2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 8 mei 2013 de jaarrekening vastgesteld.
3 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling a) Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
b) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 boek 2 BW vereist dat het bestuur zich een oordeel vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor de periode gevolgen heeft, of in de periode herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
c) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen, wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen, wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
37
d) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel samenhangend met een vermeerdering van actief of een vermindering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip, waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
e) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd en als nettobedrag in de balans opgenomen, indien er sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
f) Verwerking van waardeverandering van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsresultaat in de staat van baten en lasten opgenomen. g)
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend in euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Het betreft hier de omrekening van USD daar deze door de vermogensbeheerders BlackRock en Morgan Stanley in hun rapportage wordt gehanteerd.
USD
Eind 2012 1,3194
Eind 2011 1,2939
38
h) Beleggingen h.1) Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden de beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. De beleggingen van het pensioenfonds zijn gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en –schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op de balansdatum benadert de actuele waarde. h.2) Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. h.3) Aandelen Participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de betreffende fondsmanagers en zijn een afspiegeling van de reële waarde. h.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien. h.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of afgeleide marktnotering.
i)
Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico polishouders zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
39
j) Herverzekeringen Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen.
k) Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
l) Technische voorzieningen Voorziening voor pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen, die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of over de opgebouwde pensioenaanspraken toeslag wordt verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagverleningsbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van contante waarde van premies, waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur rekening houdend met de ultimate forward rate (UFR) zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062. Hierbij wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door het toepassen van de fonds specifieke ervaringssterfte, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen hoofd- en medeverzekerde. Onbepaald partnersysteem. Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratiekosten en excassokosten.
40
m) Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
n) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
o) Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op de balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
p) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
41
4 Beleggingen 2012
VastgoedBeleggingen EUR
Stand per 1 januari 2012
EUR
Vastrentende Waarden EUR
13.328
53.788
-
2011
Totaal EUR
106.305
(1.354)
172.067
262
13.152
-
13.414
3.862
7.702
9.993
202
21.759
-
(1.750)
(12.352)
1.354
(12.748)
17.190
60.002
117.098
202
194.492
Verkopen/aflossingen Stand per 31 december 2012
Derivaten EUR
Aankopen/verstrekkingen Waardeontwikkeling
Aandelen
VastgoedBeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende Waarden EUR
Derivaten
Totaal
EUR
EUR
Stand per 1 januari 2011
9.898
53.695
106.500
429
170.522
Aankopen/verstrekkingen
4.500
2.500
16.276
-
23.276
(1.070)
(2.407)
5.899
(1.354)
1.068
-
-
(22.370)
(429)
(22.799)
13.328
53.788
106.305
(1.354)
172.067
Waardeontwikkeling Verkopen/aflossingen Stand per 31 december 2011
De aansluiting van bovenstaand met de balans per 31 december 2011 is als volgt: Totale beleggingsportefeuille Derivaten opgenomen onder de overige schulden (toelichting 12)
Beleggingen opgenomen in de balans
EUR 172.067 EUR 1.354 EUR 173.421
Vastgoedbeleggingen participaties in beleggingsfonds
Indirect vastgoed
2012 EUR
2011 EUR
17.190
13.328
De vastgoedportefeuille betreft een belegging in een wereldwijd vastgoedfonds. Het beheer is actief en ondergebracht bij Morgan Stanley Investment Management. De onderliggende waarden van het fonds zijn liquide effecten, die wereldwijd op dagbasis worden verhandeld op verschillende beurzen. In het fonds is er geen securities lending en er wordt ook geen gebruik gemaakt van derivaten. Het ontvangen SSAE 16 rapport geeft ons inzicht in de relevante processen en controles welke zijn getest door Deloitte & Touche LPP. De door Deloitte & Touche LPP uitgevoerde testen leveren geen aanvullende opmerkingen op.
42
Aandelen 2012 EUR
2011 EUR
Aandelen mature markets
48.862
44.141
Aandelen emerging markets
11.140
9.647
Totaal
60.002
53.788
De aandelenportefeuille betreft beleggingen in wereldwijde fondsen, waarbij een gedeelte is belegd in aandelen opkomende markten. Het beheer is passief en ondergebracht bij BlackRock. De waardering vindt plaats op basis van indirecte marktnotering. Uit het ontvangen 2012 AMS Report ( ISAE 3402) blijkt dat Deloitte & Touche LLP in 2012 heeft gekeken naar de beschrijving van de controleomgeving en de relevante processen, waaronder de berekening van de Net Asset Value (NAV). De NAV is de koers voor een beleggingsfonds en wordt bepaald op basis van de slotkoers van de onderliggende markten. Uit de door Deloitte & Touche LLP uitgevoerde testen zijn geen relevante aanvullende opmerkingen gekomen. De door PricewaterhouseCoopers LLP gecontroleerde jaarverslagen van beide aandelenfondsen hebben wij ontvangen. Hieruit blijkt dat de koers van ultimo 2012 goedgekeurd is door PricewaterhouseCoopers LLP.
Vastrentende waarden Per balansdatum is dit de waarde van de beleggingsfondsen welke zijn ondergebracht bij ING Asset Management. Participaties in beleggingsfonds
2012 EUR
2011 EUR
Staatsobligaties
54.673
54.767
Bedrijfsobligaties
50.470
38.375
Liquide middelen
8.175
8.243
Hypothecaire leningen
3.780
4.920
117.098
106.305
Totaal
De waardering van deze participaties vindt plaats op basis van indirecte marktnotering. Uit het ontvangen ISAE 3402 type II rapport blijkt dat Ernst & Young Accountants LLP heeft gekeken naar de beschrijving van de controleomgeving en de relevante processen waaronder de berekening van de Net Asset Value. De NAV is de koers voor een beleggingsfonds en wordt bepaald op basis van de slotkoers van de onderliggende markten. Uit de door Ernst & Young Accountants LLP uitgevoerde testen zijn geen relevante aanvullende opmerkingen gekomen. Daarnaast hebben wij de jaarverslagen van de fondsen, waarin wij beleggen, bekeken. Van belang was of er een controleverklaring van de accountant aanwezig is en of de intrinsieke waarde per participatie genoemd in het jaarverslag gelijk is aan wat ING verantwoord in de maandrapportage van december. Wij hebben de controleverklaring gezien en de intrinsieke waarde komt overeen.
43
Securities Lending Securities Lending, het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, is door het bestuur toegestaan. De vermogensbeheerders ING en BlackRock maken hier gebruik van. Over 2012 heeft dit ons circa € 50.000,- ( ING €30.000 en BlackRock € 20.000) opgeleverd. Ultimo 2012 was er bij ING niets meer uitgeleend. Om het hiermee verbonden tegenpartijrisico te beperken, wordt onderpand gevraagd voor de uitgeleende effecten. Het onderpand bij BlackRock bestaat uit cash collateral wat wordt belegd in Cash Equivalent Fund. De te ontvangen collateral wordt dagelijks gemonitord. Het Cash Equivalent Fund bestaat voor ruim 90% uit staatsobligaties met een rating van AAA-. Het onderpand bij ING bestaat uit 102% cash voor het bedrag dat is uitgeleend. Het ontvangen cash wordt belegd in liquide middelen waar behoud van kapitaal centraal staat. Het collateral wordt dagelijks gemonitord en als het onderpand lager dan 102%is moet de kredietnemer extra onderpand betalen. Aan de tegenpartijen worden strenge voorwaarden gesteld. De beleggingscommissie heeft in 2012 getoetst of de vermogensbeheerders aanpassingen hebben gedaan in de voorwaarden, die zij stellen aan tegenpartijen. Hieruit bleek dat de gestelde voorwaarden aan tegenpartijen niet aangepast zijn.
Derivaten Valutahedge
2012 EUR
2011 EUR
GBP
(15)
-
JPY
163
-
USD
54
-
Totaal
202
-
Het hierboven genoemde bedrag betreft een ongerealiseerd valutahedge over de periode definitieve afrekening 21 december 2012 en 31 december 2012. De valuta die wij afdekken zijn USD, GBP en JPY.
44
5 Beleggingen voor risico deelnemers Onderverdeling van de beleggingen voor risico deelnemers 2012
Aandelen EUR
Vastrentende Waarden EUR
Liquide Middelen EUR
Stand per 1 januari 2012
950
2.175
Inleg en stortingen
240
Waardeontwikkeling
Overige
Totaal
EUR
EUR
217
175
3.517
364
31
46
681
155
471
5
3
634
Uitkering en onttrekkingen
(159)
(822)
(136)
(8)
(1.125)
Stand per 31 december 2012
1.186
2.188
117
216
3.707
Aandelen EUR
Vastrentende Waarden EUR
Liquide Middelen EUR
1.109
1.612
241
Waardeontwikkeling
2011
Overige
Totaal
EUR
EUR
133
205
3.059
380
24
46
691
(271)
430
110
(48)
221
Uitkering en onttrekkingen
(129)
(247)
(50)
(28)
(454)
Stand per 31 december 2011
950
2.175
217
175
3.517
Stand per 1 januari 2011 Inleg en stortingen
Het betreft hier de beleggingen voor deelnemers die naast de basis pensioenregeling ook onder de excedentregeling vallen. De excedentregeling is ondergebracht bij Robeco. Het pensioenfonds zal bij Robeco het opgebouwde kapitaal opvragen, wanneer een deelnemer met pensioen gaat, uitdienst treedt of gaat scheiden. Dit kapitaal wordt gebruikt om rechten in te kopen bij het pensioenfonds.
45
6 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
AEGON Delta Lloyd Nationale Nederlanden Totaal
Beginstand Overlijden Afkoop Uitkeringen Rente toevoeging VPV Grondslagwijziging Wijziging Marktrente Diverse mutaties Eindstand
2012 EUR
2011 EUR
283 626 397
286 650 417
1.306
1.353
2012 EUR 1.353 (76) (6) (166) 21 13 76 91 1.306
2011 EUR 1.423 (72) (11) (174) 18 80 89 1.353
Voor de oprichting van het pensioenfonds waren werknemers van de huidige sponsors apart verzekerd voor pensioenen bij verzekeringsmaatschappijen. Na de oprichting is besloten de pensioenen vanuit het pensioenfonds uit te keren. De verzekeringsmaatschappijen keren op hun beurt uit aan het pensioenfonds. Er worden geen nieuwe deelnemers meer toegevoegd en de contracten lopen af na het overlijden van de laatste deelnemer. Alle drie de verzekeringsmaatschappijen hebben een kredietrating van minimaal A (Moody’s). Dit geeft een bepaalde zekerheid voor wat betreft het uitbetalen van de uitkeringen aan. Gezien alle verzekeringsmaatschappijen minimaal rating A hebben, zijn de toegekende aanspraken van de deelnemers hierdoor nagenoeg zeker.
7 Vorderingen en overlopende activa
Vordering uit herverzekering
2012 EUR
2011 EUR
10
13
Overige vorderingen Vordering op sponsors
396
457
Beleggingsdebiteuren
152
21
Overlopende activa
3
Totaal
101 551
579
561
592
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Het onder beleggingsdebiteuren genoemde bedrag betreft restitutie beheerfee van het laatste kwartaal 2012 en de nog te ontvangen rente staatsobligaties.
46
8 Overige activa
ING Van Lanschot Bankiers Kas Bank
2012 EUR 409 1.103
2011 EUR 91 103 -
Totaal Liquide middelen
1.512
194
Onder liquide middelen zijn opgenomen de tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
9 Reserves 2012
Solvabiliteitsreserve EUR
Overige reserve EUR
Totaal
27.062
(35.514)
(8.452)
1.926
8.848
10.774
28.988
(26.666)
2.322
Solvabiliteitsreserve EUR
Overige reserve EUR
Totaal
Stand per 1 januari 2011
29.133
(19.264)
9.869
Uit bestemming saldo van baten en lasten
(2.071)
(16.251)
(18.322)
Stand per 31 december 2011
27.062
(35.514)
(8.452)
EUR
Stand per 1 januari 2012
Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2012
2011
EUR
Solvabiliteit 2012 EUR
2011 EUR
7.997
7.841
28.988
27.062
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort en reservetekort. Voor de berekening van het vereiste vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. De dekkingsgraad is 101,2% ( 2011: 95,5%). De dekkingsgraad is lager dan de wettelijke eis van 114,9%.
47
Herstelplan Vanwege het dekkingstekort en reservetekort geldt voor het fonds een herstelplan. Tot dit herstelplan is besloten in de bestuursvergadering van 18 maart 2009 en dit is vervolgens op 30 maart 2009 ingediend bij DNB en door DNB goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: - het niet toekennen van toeslagen aan (gewezen) deelnemers. - het betalen van een extra premie van 1,4% van de pensioengrondslagsom door de werkgever voor zolang er sprake is van een reservetekort. - het korten van verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten. Echter voor het bestuur tot deze drastische maatregel over zal gaan, zal de werkgevers verzocht worden om een hogere premiebijdrage dan wel een extra storting of een versobering van de pensioenregeling. Op 31 december 2011 bedroeg de dekkingsgraad 95,5 % en lag niet in lijn met het verwachte percentage uit het herstelplan. Op basis van deze dekkingsgraad en na een nieuwe doorrekening was de verwachting dat we eind 2013 uitkomen op een dekkingsgraad van 105% en zo uit het tekort geraken, mits de dekkingsgraad ultimo 2012 100% is. Het bestuur heeft dan ook begin 2012 besloten nog geen korting van de pensioenrechten aan te kondigen. In de door ons ingediende rapportage evaluatie herstelplannen 2011 bij DNB was dan ook geen voorgenomen korting opgenomen. Van DNB hebben wij een brief ontvangen waarin wordt aangegeven dat er geen opmerkingen zijn over de voortgang van herstel. Begin 2013 hebben wij de rapportage ‘evaluatie herstelplannen’ 2012 ingediend bij DNB. Aangezien de dekkingsgraad ultimo 2012 (101,2%) hoger is dan de benodigde dekkingsgraad (100%), hebben wij in de evaluatie herstelplannen 2012 geen korting pensioenrechten opgenomen. De nieuwe doorberekening geeft aan dat wij eind 2013 boven de voor ons minimale vereiste dekkingsgraad van 104,1% uitkomen namelijk circa 108%. Met de brief van 14 maart 2013 heeft DNB laten weten geen opmerkingen te hebben over het door ons ingediende evaluatie herstelplan 2012. Voor verdere informatie verwijzen wij naar het bestuursverslag.
48
10 Technische voorzieningen
Voorziening voor pensioenverplichtingen Voorziening Arbeidsongeschikten Totaal
2012 EUR
2011 EUR
194.048
181.551
1.004
800
195.052
182.351
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: 2012 EUR
2011 EUR
181.551
161.568
3.293
2.488
-
-
2.829
2.113
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
(7.775)
(7.590)
Wijziging marktrente
12.692
21.188
248
-
-
610
1.210
1.174
194.048
181.551
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging
Toevoeging Levensverwachting Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Overige mutaties Stand per 31 december
Doordat de Technische Voorziening (TV) is vastgesteld op basis van de nominale marktrente is de analyse uitgevoerd op basis van de éénjaarsrente per 1 januari 2012 van 1,544% (2011: 1,296%). Behalve door de technisch benodigde interest gedurende het jaar op basis van de éénjaarsrente, wijzigt de TV eveneens doordat de marktrente, de gehele rentetermijnstructuur rekening houdend met de ingevoerde UFR, gedurende het boekjaar wijzigt. De totale wijziging van de TV door deze oorzaken behoort tot het benodigde rendement op de TV. Ultimo boekjaar bedraagt de gewogen nominale marktrente 2,40% (2011: 2,70%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten.
49
De voorziening arbeidsongeschikten muteerde als volgt: 2012 EUR
2011 EUR
Stand per 1 januari Vrijval voorziening premievrijstelling Reservering toekomstige AO
800 (142) 346
708 (44) 136
Stand per 31 december
1.004
800
De voorziening arbeidsongeschikten betreft een voorziening voor het financieren van nieuwe arbeidsongeschikten en de financiering van de nog op te bouwen aanspraken tot de pensioendatum voor de groep bestaande arbeidsongeschikten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is per categorie deelnemers als volgt samengesteld: 2012 aantal
Actieve deelnemers
bedrag in EUR
2011 Aantal
Bedrag in EUR
680
49.718
623
48.643
Pensioengerechtigden
1.228
107.498
1.194
94.938
Gewezen deelnemers
1.302
37.836
1.363
38.770
Totaal
3.210
195.052
3.180
182.351
In de voorziening van de actieve deelnemers is het bedrag van de voorziening arbeidsongeschikten meegenomen. De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. De technische voorzieningen hebben in het algemeen een langlopend karakter. De pensioenregeling kan in 2012 worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,25% van de dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 bruto maandsalarissen, waarbij het maandsalaris is gemaximeerd op € 3.997,57 voor 2012 ( 2011: € 3.909,16), onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is niet leeftijdsafhankelijk. De verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers is voorwaardelijk. Dat houdt in dat het bestuur jaarlijks afhankelijk van de financiële positie van het fonds zal beslissen of er een toeslag kan worden gegeven. Het mogelijke verhogingspercentage is gekoppeld aan het CAO percentage, dat in het voorafgaande jaar is afgesproken. In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling zich als een uitkeringsovereenkomst.
50
Boven het gemaximeerde salaris geldt een excedentregeling. De premiegrondslag in de excedentregeling is het ongemaximeerde maandsalaris minus het gemaximeerde salaris. De door de werkgever beschikbaar te stellen premie is een percentage van de premiegrondslag. Het percentage is leeftijdsafhankelijk en wordt bepaald op basis van onderstaande tabel: Leeftijdscategorie van de deelnemer t/m 19 20 t/m 24 25 t/m 29 30 t/m 34 35 t/m 39 40 t/m 44 45 t/m 49 50 t/m 54 55 t/m 59 60 t/m 64
Percentage Beschikbare Premie 7,2 8,2 9,9 12,0 14,4 17,5 21,1 25,6 31,0 37,9
In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert dit onderdeel van de pensioenregeling zich als een premieovereenkomst.
Toeslagverlening Het toeslagbeleid is als volgt: “Stichting Brocacef Pensioenfonds streeft er naar dat het pensioen van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers de prijsindex volgt. Het prijsindexcijfer is gelijk aan de consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) zoals vastgesteld door het CBS. De aanpassing van pensioen aan de prijzen door Stichting Brocacef Pensioenfonds vindt plaats middels het toekennen van toeslagen. Stichting Brocacef Pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd om pensioen in de toekomst te verhogen, maar zal de toekomstige verhogingen uit extra behaalde rendementen (groei van het vermogen ten opzichte van de verplichtingen) betalen. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk, dus geen automatisme. Per jaar beoordeelt het bestuur van Stichting Brocacef Pensioenfonds of uw pensioen de ontwikkeling van de prijzen kan volgen. Het toekennen van een toeslag is alleen verantwoord als het bestuur van Stichting Brocacef Pensioenfonds vindt dat de financiële positie van de stichting dit toestaat. Bij een gunstige financiële positie kan het bestuur overigens besluiten om gemiste toeslagen in het verleden in te halen.” De pensioenen van de gewezen deelnemers en gepensioneerden zijn dit jaar opnieuw niet verhoogd. Het berekende toeslagpercentage over de periode Juli 2011 – Juli 2012, dat afgeleid wordt van het CPI cijfer, was 2,43%. De toeslag van 1,50% voor deelnemers is gekoppeld aan de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van de werkgever. In de bestuursvergadering van 11 december 2012 is besloten om deze toeslagen niet te verlenen. Wel zal de toeslag worden meegenomen, indien er inhaaltoeslagen worden verleend.
51
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover deze in het verleden niet of niet geheel zijn gegeven. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een veel hogere dekkingsgraad (ultimo 2012: 130,0%) vereist. Op korte termijn zijn inhaaltoeslagen dan ook niet te verwachten. Een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen voor de premievrije deelnemers, gepensioneerden en deelnemers is hieronder weergegeven. Toeslagen : Gewezen deelnemers 1-1-2013 1-1-2012 1-1-2011 1-1-2010 1-1-2009 1-1-2008 1-1-2007 1-1-2006 1-1-2005 1-1-2004
Volledige toeslag % 2,43 2,43 1,38 (0,10) 2,95 1,29 1,72 1,38 0,65 1,98
Toegekende Toeslag % 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 1,29 0,86 0,69 0,33 1,00
Verschil ( in te halen) % 2,43 2,43 1,38 (0,10) 2,95 0,00 0,86 0,69 0,32 0,98
Toeslagen : Deelnemers
Volledige toeslag %
Toegekende Toeslag %
Verschil ( in te halen) %
1-1-2013 1-1-2012 1-1-2011
1,50 1,75 1,25
0,00 0,00 0,00
1,50 1,75 1,25
De toeslagen tot en met jaar 2010 voor deelnemers betrof een onvoorwaardelijke toeslag.
52
11 Voorziening voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Stortingen Onttrekkingen Waardeontwikkeling
2012 EUR 3.517 681 (1125) 634
2011 EUR 3.059 691 (454) 221
3.707
3.517
Stand per 31 december
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een bruto maandsalaris hoger dan € 3.977,57 voor 2012 ( 2011: € 3.909,16). Maandelijks wordt de premie door de werkgever overgemaakt naar de geblokkeerde bankrekening van de deelnemers bij Robeco.
12 Overige schulden en overlopende passiva 2012 EUR
2011 EUR
Schulden aan sponsors Uitkering Belastingen en sociale premies Derivaten Effecten Overlopende passiva
136 7 165 100 89
51 7 163 1.354 62 25
Totaal
497
1.662
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
13 Risicobeheer Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt zowel gemeten op basis van algemeen geldende normen, als ook naar specifieke, door de toezichthouder opgelegde normen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming moet verhogen en er geen ruimte is voor toeslagverlening van de pensioenrechten voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenrechten moet verminderen.
53
Het surplus / tekort op FTK grondslagen is als volgt: 31 december 2012 EUR Technische voorziening volgens 198.759 jaarrekening Voorziening pensioenverplichtingen (FTK) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstofrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico *) S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico
31 december 2011 EUR 185.868
195.052
182.351
7.874 22.693 4.819 5.232 5.836 -
7.786 21.211 4.481 2.111 5.667 -
Totaal S (vereiste buffer)
28.988
27.062
Vereiste eigen vermogen Aanwezig vermogen
224.040 197.374
209.413 177.416
Surplus (Tekort)
(26.666)
(35.514)
Voor bepaling van de uitkomst van de Solvabiliteitstoets wordt de volgende formule gebruikt: WORTEL(+S1^2+S2^2+2*0,5*S1*S2+S3^2+S4^2+S5^2+S6^2) *) S7, S8 en S9 zijn niet verwerkt in de wortel-S formule. Wel dient het fonds alert te zijn op het eventueel van toepassing zijn van bijvoorbeeld het concentratierisico. Indien dat het geval is dient daar op gepaste wijze rekening mee gehouden te worden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie. Verschillen tussen de vereiste buffers op 31 december 2012 en die van 31 december 2011 kunnen als volgt worden toegelicht: De hogere technische voorziening ten opzichte van vorig jaar verklaart de toename van het risico zakelijke waarden (S2), Valutarisico (S3) en deels van de stijging van het Kredietrisico (S5). Het hogere vermogen zorgt voor een extra stijging van het kredietrisico (S5) en de expliciete opname van de High Yield portefeuille ( hoger risico karakter) leidt tot stijging van het kredietrisico (S5).
54
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. Het bestuur onderkent de beleggingsrisico’s zoals waardedalingen van de beleggingen en te lage rendementen. Dit is een significant risico. Maatregelen komen tot uitdrukking in de (strategische) asset allocatie, de duratie van de portefeuille en de posities in andere valuta; hierbij worden de hiermee verbonden renterisico’s en kredietrisico’s betrokken. Renterisico Er is sprake van renterisico als de rentegevoeligheid van de beleggingen verschilt van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. De rentegevoeligheid van een obligatie of een portefeuille van obligaties wordt uitgedrukt in duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd van een obligatie of portefeuille van obligaties in jaren. Een verschil in duratie tussen de beleggingen en verplichtingen kan door ongunstige veranderingen in de marktrente leiden tot een daling van de dekkingsgraad.
Duratie van de vastrentende waarden (voor derivaten) in jaren Duratie van de vastrentende waarden (na derivaten) in jaren Duratie van de (nominale) pensioenverplichtingen in jaren
31 december 2012
31 december 2011
5,0
5,0
13,2
12,5
15,0
14,8
Op de balansdatum is de duratie van de beleggingen korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duration mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen; de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. In 2012 is de rente gedaald. Het gevolg is een stijging van de pensioenverplichting. Het renterisico is dus een significant risico. Het beleid van het pensioenfonds over 2012 was, gezien de lage rente, uitstel van het verder verlengen van de duratie van de beleggingen. Ultimo 2012 is ongeveer 50% van de verplichtingen afgedekt voor renterisico. Het uitgangspunt blijft echter om uiteindelijk 75% van het renterisico af te dekken. Dit zal stapsgewijs gaan gebeuren vanaf het moment dat de door DNB gepubliceerde Rentetermijn Structuur leidt tot een gemiddeld gewogen rekenrente voor het fonds van 3,5% (was 4,0%). Het renterisico zal per kwartaal worden getoetst op de hoogte van afdekking, zodat tijdig kan worden bijgestuurd.
55
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen van de beleggingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden beperkt door diversificatie. Daarom geven wij hieronder een overzicht van de verdeling naar regio en naar sector voor zowel het vastgoed als de aandelen. Daarnaast geven wij inzicht in welke Euro staatsobligaties wordt belegd in onze vastrentende waarden portefeuille.
De segmentatie van vastgoed naar regio: Azië Europa Noord Amerika Liquide middelen Totaal
31 december 2012 EUR 6.422 5.389 4.850 529 17.190
% 37,36 31,35 28,21 3,08 100,00
31 december 2011 EUR 4.939 4.316 3.719 354 13.328
% 37,06 32,38 27,90 2,66 100,00
De segmentatie van vastgoed naar sector: Diversified Winkels Kantoren Woningen Hotels Gezondheidszorg Opslag Industrie Niche Industrie/kantoren Liquide middelen Totaal
31 december 2012 EUR 6.699 4.518 2.345 1.215 511 521 304 462 10 76 529 17.190
56
% 38,97 26,28 13,64 7,07 2,97 3,03 1,77 2,69 0,06 0,44 3,08 100,00
31 december 2011 EUR 5.567 2.884 1.690 1.299 457 401 309 296 43 28 354 13.328
% 41,77 21,63 12,68 9,75 3,43 3,01 2,32 2,22 0,32 0,21 2,66 100,00
De segmentatie van aandelen naar regio: 31 december 2012 EUR 2.389 6.015 2.893 112 4.158 2.902 4.662 25.731
% 4,89 12,31 5,92 0,23 8,51 5,94 9,54 52,66
31 december 2011 EUR 2.282 5.134 2.551 119 4.021 2.454 4.335 23.245
% 5,17 11,63 5,78 0,27 9,11 5,56 9,82 52,66
MSCI World Index Fund B
48.862
100,00
44.141
100,00
MSCI Emerging Markets Free B
11.140
9.647
Totaal aandelen
60.002
53.788
Canada EMU (Euro landen) Europa zonder UK en EMU Israel Japan Pacific zonder Japan UK US
De segmentatie van aandelen naar sector: Luxe goederen en diensten Consumptiegoederen Energie Financieel Gezondheidszorg Industrie Informatie Technologie Basis Materialen Telecommunicatie Publieke / Nutsbedrijven Totaal
31 december 2012 EUR 6.333 6.166 6.430 12.843 5.278 6.081 7.360 4.713 2.727 2.071 60.002
% 10,55 10,28 10,72 21,40 8,80 10,13 12,27 7,85 4,55 3,45 100,00
31 december 2011 EUR 5.384 5.734 6.498 9.902 5.018 5.632 6.546 4.292 2.663 2.119 53.788
% 10,01 10,66 12,08 18,41 9,33 10,47 12,17 7,98 4,95 3,94 100,00
% 5,11 9.20 1,74 13,78 0,45 26,25 3,59 2,47 32,91 4,50 100,00
31 december 2011 EUR 1.375 3.977 11.686 4.567 1.178 8.249 835 12.472 2.553 2.210 49.102
% 2,8 8,1 23,8 9,3 2,4 16,8 1,7 25,4 5,2 4,5 100,00
De verdeling van de Euro staatsobligaties naar land:
Oostenrijk België Duitsland Spanje Finland Frankrijk Groot Brittannië Ierland Italië Nederland Luxemburg Totaal
31 december 2012 EUR 2.165 3.898 737 5.839 191 11.123 1.521 1.047 13.945 1.907 42.373
57
Valutarisico Het totaalbedrag dat niet in euro’s is belegd bedraagt ultimo 2012 circa 40,1% (2011: 40,6%) van de beleggingsportefeuille en is voor 73,2% (2011: 73.7%) afgedekt door euro’s. De belangrijkste valuta daarin zijn de USD, JPY en GBP. Het strategische beleid is om de valutaposities grotendeels af te dekken. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Vastgoed Aandelen Vastrentende Totaal Valuta Netto waarden Derivaten positie EUR EUR EUR EUR EUR EUR EUR 2.319 6.024 108.089 116.432 116.432 GBP 2.391 4.792 1.033 8.216 7.183 1.033 JPY 1.674 4.200 21 5.895 5.895 USD 5.363 36.995 6.978 49.336 43.886 5.450 Overige 5.443 7.991 977 14.411 - 14.411 Totaal 17.190 60.002 117.098 194.290 173.396 20.894
In de aandelenportefeuille worden de posities in GBP, JPY en USD afgedekt. De aandelen emerging markets worden gewaardeerd in USD en deze worden voor 50% afgedekt. De vastgoedbeleggingen in GBP, JPY en USD zijn sinds 1 januari 2012 ook afgedekt. In de vastrentende waarden portefeuille is de vreemde valuta nagenoeg afgedekt. De GBP en lokale valuta’s zijn niet voor 100% afgedekt. De totale afdekking van de vastrentende waarden portefeuille is circa 98,2% In 2012 gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op vreemde valuta transacties worden als volgt gespecificeerd:
GBP JPY USD Totaal
Gerealiseerd resultaat 2012 EUR (177) 1.457 (543) 737
Ongerealiseerd resultaat 2012 EUR (15) 163 54 202
Totaal 2012 EUR (192) 1.620 (489) 939
De overeenkomst met ING ICS is per 1 januari 2013 opgezegd. Dit wil zeggen dat ING ICS vanaf die datum niet langer meer de valuta afdekking doet en de ALRA rapportage komt te vervallen. Daar het lastig is om de valuta-afdekking per 1 januari 2013 te beëindigen hebben wij er voor gekozen om per 21 december 2012 de valuta termijncontracten te stoppen bij ING ICS. Vervolgens heeft Montesquieu B.V., dat ons ondersteunt bij het afsluiten van de valuta termijncontracten, per 21 december 2012 in overleg met ons nieuwe valuta termijncontracten afgesloten met de Kas Bank. De looptijd van deze valuta termijncontracten is maximaal 3 maanden. Tevens verzorgt de Kas Bank per 1 januari 2013 de beleggingsadministratie en de performance-meting voor ons zodat wij één totaal overzicht hebben van al onze beleggingen inclusief performance cijfers. De koersontwikkeling van de vreemde valuta is meegenomen in het gerealiseerde resultaat (nadelig) en in het ongerealiseerde (nadelig) resultaat. Per saldo is er voor 2012 een positief resultaat.
58
Kredietrisico Voornamelijk wordt belegd via fondsen, die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Eén van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Dit is het risico van financiële verliezen als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds vorderingen heeft. Door te beleggen in obligaties in uitgevende instellingen, die een hoge kredietwaardigheid hebben, kan dit risico beperkt worden. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille geldt:
AAA AA A BBB Lager dan BB Geen rating Totaal
31 december 2012 EUR 39.911 16.950 11.747 28.499 11.158 8.833 117.098
% 34,1 14,5 10,1 24,3 9,5 7,5 100,0
31 december 2011 EUR 49.288 12.050 19.485 7.250 8.669 9.563 106.305
31 december 2012 EUR 117.098 1.512 118.610
Vastrentende waarden Overige activa (liquide middelen) Totaal
% 46,4 11,3 18,3 6,8 8,2 9,0 100,0
31 december 2011 EUR 106.305 194 106.499
Wat het concentratie risico betreft kan worden gemeld, dat er ultimo 2012 geen significante beleggingen in één individuele tegenpartij waren. Het kredietrisico dat Stichting Brocacef Pensioenfonds loopt ten opzichte van de werkgever wordt beperkt, doordat de verschuldigde premie maandelijks achteraf wordt betaald.
59
Beleid en risicobeheer De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven de normen aan waarbinnen het beleggingsbeleid wordt uitgevoerd. Ze zijn gericht op het beheersen van de belangrijkste (beleggings)-risico’s. Maandelijks wordt er door het bestuur gekeken of er conform het beleggingsmandaat wordt belegd. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: beleggingsbeleid; premiebeleid; herverzekeringsbeleid; toeslagbeleid De in december 2012 uitgevoerde ALM Studie geeft geen directe aanleiding om de huidige beleggingsmix aan te passen. Gezien het dekkingstekort mag ons risicoprofiel in principe niet verhoogd worden. Een verhoging van meer zakelijke waarden kan resulteren in een hoger verwachte dekkingsgraad en toeslagen. Echter het risico op een zeer lage dekkingsgraad is ook veel groter.
Verzekeringstechnisch risico (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij bepaling van de voorziening voor pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2012-2062 per 31 december 2012 met een correctie voor ervaringssterfte (fondsspecifiek) is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds nog geen volledige voorziening is getroffen. Dit risico is herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande, verzekeringsmaatschappij: Zwitserleven. De herverzekeringsovereenkomst is op 1 januari 2012 ingegaan en loopt tot 1 januari 2015. Het voor 2012 te verzekeren overlijdensrisicokapitaal op basis van de excedentregeling bedroeg: € 58.205.490. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds een voorziening (schadereserve) moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Om dit voor het pensioenfonds te beperken en dus ons verzekeringstechnisch risico te verlagen is er een overeenkomst met Zwitserleven afgesloten. Deze is ingegaan op 1 januari 2012 en loopt tot 1 januari 2015.
60
Het eigen behoud in 2012 was voor zowel het overlijdensrisico als voor het arbeidsongeschiktheidsrisico € 100.000 per deelnemer per jaar. Pas 24 maanden na afloop van de overeenkomst wordt de winstdeling vastgesteld. Maximaal kan de winstdeling 50% van de betaalde premies zijn, mits er zich geen schades hebben voorgedaan. Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling zal in het resultaat worden verantwoord op het moment van toekenning.
61
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen etc. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: Valutatermijncontract: dit is een contract afgesloten met een bank waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van een valutatermijncontract worden valutarisico’s geheel of gedeeltelijk afgedekt. Interest Rate Swaps: om de rentegevoeligheid van onze vastrentende waarden portefeuille te beïnvloeden hebben wij gekozen voor het ING Fixed Income Investment Grade Long Duration Fonds. In dit fonds wordt gebruik gemaakt van Interest Rate Swaps. Dit is een lineair product en reageert in directe relatie met renteveranderingen. Dit wil zeggen bij rente stijging zal de waarde dalen en bij rentedaling stijgt de waarde.
62
14 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Hiervan is sprake tussen het fonds, de werkgever en de aangesloten ondernemingen en bestuurders van het fonds. Transacties met bestuurder Er zijn geen leningen aan, noch vorderingen op (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Voor de uitvoeringsovereenkomsten tussen pensioenfonds en werkgevers is het volgende relevant: De werkgever is verplicht deelnemers aan te melden en bij uitdiensttreding af te melden. De benodigde gegevens en mutaties worden door de werkgever maandelijks bij het pensioenfonds aangeleverd. Bij in gebreke blijven is de werkgever verantwoordelijk voor eventuele schade. Als de werkgever een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale jaarpremie heeft zal het pensioenfonds elk kwartaal de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden schriftelijk informeren. Tevens zal het pensioenfonds de ondernemingsraad van de werkgever elk kwartaal informeren. Het pensioenfonds verbindt zich de aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst verbonden kosten voor zijn rekening te nemen, waaronder begrepen: kosten van beheer; kosten van administratie; kosten certificering en controle jaarverslag en jaarrekening; advieskosten externe adviseurs; aan- en verkoopkosten van de beleggingen. Genoemde kosten worden, onder aftrek van de in het betreffende kalenderjaar vrijgevallen reserve aangehouden voor excassokosten, doorbelast aan de werkgever. Hiervan zijn uitgezonderd de kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer, de zogenaamde beheerfee. De beheerfee komt ten laste van het behaalde rendement. Dekkingstekort, reservetekort en vermogensoverschotten Bij vermogenstekorten zal het pensioenfonds dit onverwijld melden aan DNB. Indien er sprake is van een reservetekort zal er binnen drie maanden een langetermijn herstelplan ingediend worden om uiterlijk binnen 15 jaar geen reservetekort te hebben. Bij een dekkingstekort zal er binnen twee maanden een kortetermijn herstelplan ingediend worden om uiterlijk binnen 3 jaar geen dekkingstekort te hebben. De werkgever kan in het kader van het herstelplan een extra financiële bijdrage doen maar is dit niet verplicht. Bij een dekkingstekort kan het pensioenfonds besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen indien het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn het dekkingstekort op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het dekkingstekort te hebben opgelost. Bij besluit tot korting van de rechten informeert het pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
63
Bij vermogensoverschotten zal er door het dagelijks bestuur een notitie worden voorbereid, waarin is vastgesteld hoe – voor een nader omschreven periode- kan worden omgegaan met het overschot. Het bestuur zal in het te nemen besluit rekening houden met de volgende aspecten: een evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden; compensatie voor voorwaardelijke toeslagen ( conform toeslagbeleid) die niet of niet volledig zijn verleend en korting op de pensioenaanspraken in de afgelopen 10 jaar. onverplicht verleende bijdragen, in de afgelopen tien jaar, door de werkgever in het kader van korte- of langetermijnplan; verhoogde deelnemersbijdrage, in de afgelopen tien jaar, door de werkgever in het kader van korte- of langetermijnplan;
15 Premiebijdragen (van Werkgevers en Werknemers) 2012 EUR 4.812 928 5.740 160 5.900 (681) 5.219
Werkgeversgedeelte Werknemersgedeelte Subtotaal FVP bijdragen Subtotaal Premiebijdragen risico deelnemers Totaal
2011 EUR 5.146 993 6.139 62 6.201 (691) 5.510
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Gedempte premie Minimaal te ontvangen premie (incl. extra premies) Feitelijke premie
2012 EUR 4.450 3.031 4.159 5.900
2011 EUR 3.496 2.782 4.584 6.201
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigd voor pensioenopbouw Toeslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Toeslag voor uitvoeringskosten Feitelijke premie
2012 EUR 3.524
2011 EUR 2.671
515 411 4.450
470 355 3.496
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de gedempte premie is het gevolg van anders berekenen van de actuariële benodigde bedragen. Bij de kostendekkende premie wordt uitgegaan van dezelfde actuariële grondslagen als de technische voorziening, terwijl de gedempte premie conform de actuariële grondslagen omschreven in de Actuariële en bedrijfstechnisch nota wordt berekend. Dat wil zeggen dat uitgegaan wordt van een gemiddeld rendement per 1 januari van 4,88%. De minimaal te ontvangen premie is de gedempte premie inclusief extra premies. Extra premies zijn in deze: de beschikbare premie en de overgangsregeling premie. Conclusie is dat de feitelijk ontvangen premie in 2012 hoger is dan de minimaal te ontvangen premie.
64
16 Premiebijdragen risico deelnemers De werkgever heeft over 2012 aan premiebijdragen EUR 681 (2011: EUR 691) aan Robeco overgemaakt ten behoeve van de excedentregeling. Deze regeling was in 2012 van toepassing voor de deelnemers met bruto maandsalaris hoger dan € 3.977,57. Elke deelnemer heeft een eigen rekening waar maandelijks door de werkgever de bijdrage op wordt gestort.
17 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2012
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
Directe beleggingsopbrengsten EUR
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR
Kosten van vermogensbeheer EUR
12 3.472 737 4.221
3.862 7.702 9.993 202 21.759
(62) (131) (193)
Totaal
EUR 3.862 7.652 13.334 939 25.787
Naast de betaalde kosten vermogensbeheer hebben wij ook te maken met kosten die in de koers zijn verrekend. Deze totale kosten zijn EUR 884 waarvan EUR 178 t.l.v. vastgoed, EUR 39 voor aandelen en EUR 667 voor vastrentende waarden. Onze totale kosten vermogensbeheer over 2012 komt dan ook uit op EUR 193 + EUR 884 = EUR 1.077. 2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
Directe beleggingsopbrengsten EUR
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR
Kosten van vermogensbeheer EUR
1 3.767 (1.066) 2 2.704
(1.070) (2.407) 5.899 (1.354) 1.068
(71) (109) (180)
Totaal
EUR (1.070) (2.477) 9.557 (2.420) 2 3.592
Naast de betaalde kosten vermogensbeheer hebben wij ook te maken met kosten die in de koers zijn verrekend. Deze totale kosten zijn EUR 397 waarvan EUR 124 t.l.v. vastgoed, EUR 14 voor aandelen en EUR 259 voor vastrentende waarden. Onze totale kosten vermogensbeheer over 2011 komt dan ook uit op EUR 180 + EUR 397 = EUR 577
65
18 Beleggingsresultaten risico deelnemers 2012
Directe Indirecte Kosten van Totaal beleggingsbeleggingsvermogensopbrengsten opbrengsten beheer EUR EUR EUR EUR Aandelen 11 144 155 Vastrentende waarden 8 463 471 Liquide middelen 5 5 Overige 3 3 Totaal 24 610 634 In 2012 zijn de kosten verrekend in de koers. De totaal gemaakte kosten over 2012 zijn: EUR 31. 2011
Aandelen Vastrentende waarden Liquide middelen
Directe beleggingsopbrengsten EUR 10 29 110
Indirecte beleggingsopbrengsten EUR (280) 403 -
Kosten van vermogensbeheer EUR (1) (2) -
149
(48) 75
(3)
Overige Totaal
Totaal
EUR (271) 430 110
19 Overige baten
Baten uit herverzekering betreft uitkeringen Baten uit herverzekering betreft Poolwinst Overige baten Totaal
2012 EUR 179 16 23 218
2011 EUR 192 17 4 213
20 Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Weduwen-/Weduwnaarspensioen Wezenpensioen Afkopen Totaal
2012 EUR
2011 EUR
6.310 1.767 10 93 8.180
6.140 1.760 10 40 7.950
De toeslagverlening op de uitkeringen per 31-12-2012 zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt 0,00% (31-12-2011: 0,00%). De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar (de afkoopgrens).
66
(48) 221
21 Pensioenuitvoeringskosten
Jaarlijkse controle en advieskosten Contributie en bijdragen Verzekerdenadministratie Bestuurskosten Huisvesting Personeelskosten Projectkosten en eenmalige advisering Overige kosten Totaal
2012 EUR 98 32 76 5 20 261 63 14 569
2011 EUR 111 27 67 4 19 257 22 3 410
Vrijval excasso t.g.v. kosten Totaal
(158) 411
(155) 355
De totale uitvoeringskosten zijn hoger dan in boekjaar 2012. De projectkosten en eenmalige advisering zijn ten opzichte van 2011 flink (EUR 32) gestegen. De belangrijkste oorzaak voor deze stijging van kosten zijn: ALM Studie van december 2012 ( kosten EUR 21) onderzoek Montesquieu naar ons beleggingsbeleid en risk management (kosten EUR 12). De Overige kosten zijn onder meer gestegen door de hogere bankkosten (EUR 5) en de kosten voor het uitbetalingspakket (EUR 6). Honoraria accountant Met KPMG Accountants N.V. is er een overeenkomst voor 3 jaar afgesloten. Deze overeenkomst loopt tot en met controle boekjaar 2012. Er is een vast bedrag voor de controle afgesproken namelijk EUR 26 per controlejaar. Gezien de extra kosten voor de FVP controle en extra werk boekjaar 2011 bedragen de accountantskosten dit jaar EUR 32. Aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds waren in 2012 gemiddeld 3,0 FTE werkzaam (2011: 3,0 FTE). De werknemers zijn in dienst bij de werkgever. De hieraan verbonden personeelskosten bedragen EUR 261 (2011: EUR 257) en zijn voor rekening van de werkgever. Deze kosten maken onderdeel uit van de pensioenpremie.
22 Bezoldiging bestuur
De bestuursleden ontvangen voor hun werkzaamheden geen honorarium of vergoeding.
23 Premie herverzekeraar
De premies voortvloeiende uit de met Zwitserleven gesloten overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsverzekering bedragen voor 2012: 77 (2011: 71, alleen overlijdensrisicoverzekering).
67
24 Saldo overdrachten van pensioenaanspraken 2012 EUR -
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Totaal
2011 EUR (1.101) 517 (584)
Ultimo november 2012 was onze dekkingsgraad voor het eerst in 2012 boven de 100%. Dit is dan ook de oorzaak dat er in 2012 geen in- en uitgaande waardeoverdrachten zijn geweest.
25 Mutatie Voorziening pensioenverplichting Voorziening risico pensioenfonds
2012 EUR 3.293
2011 EUR 2.488
-
-
2.829
2.113
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
(7.775)
(7.590)
Wijziging marktrente
12.692
21.188
-
610
248
-
1258
1.244
12.545
20.053
(47)
(70)
12.498
19.983
47
70
204
91
Totaal
12.749
20.144
Voorziening risico deelnemers Stortingen Onttrekkingen Waardeontwikkeling Totaal
2012 EUR 681 (1.125) 634 190
2011 EUR 691 (454) 221 458
Totaal mutatie voorziening
12.939
20.602
Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging
Saldo waardeoverdrachten Toevoeging i.v.m. nieuwe prognosetafels Overige mutaties Subtotaal Mutatie voorziening Herverzekering Subtotaal Mutatie voorziening Herverzekering Mutatie Voorziening Arbeidsongeschikten
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de opbouw basisregeling. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichting van het in het verslagjaar opgebouwde nominale ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
68
Toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO vorig boekjaar. De toeslag heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Het pensioenfonds streeft er naar de ingegane pensioenen en premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslag is voorwaardelijk. Vanwege de financiële positie van het pensioenfonds is er in 2012 geen toeslag verleend. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), op basis van de Éénjaars rente op de interbancaire swapmarkt per 1 januari 2012. Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen over de verslagperiode. Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting is gebaseerd op de nominale marktrente. Behalve door de technisch benodigde interest gedurende het jaar, wijzigt de voorziening pensioenverplichting eveneens doordat de marktrente gedurende het boekjaar wijzigt. De totale wijziging van de voorziening pensioenverplichting door deze oorzaak behoort tot het benodigde rendement op de voorziening pensioenverplichting. Saldo waardeoverdrachten Het ontvangen en overdragen van waardeoverdrachten heeft ook actuariële gevolgen. Dit leidt tot af- of toename van de voorziening. Overige mutaties Onder deze post zijn alle overige posten die invloed op de voorziening hebben samengevoegd. Het betreft onder andere het resultaat op de mutatie pensionering, afkoop, ontslag, levenskansen.
26 Overige lasten
Vrijval excassokosten t.g.v. pensioenuitvoeringskosten
69
2012 EUR
2011 EUR
158
155
27 Belastingen
De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Maarssen, 8 mei 2013 Stichting Brocacef Pensioenfonds
70
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de Actuariële en bedrijfstechnisch nota.
Gebeurtenissen na balansdatum Geen
71
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Brocacef Pensioenfonds te Maarssen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
72
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimum vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikelen 131 en 132 vanwege het dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Brocacef Pensioenfonds is naar mijn mening onvoldoende vanwege een dekkingstekort. Nieuwegein, 8 mei 2013 mw. drs. J. Wijckmans AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
73
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Brocacef Pensioenfonds
1.1
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Brocacef Pensioenfonds te Maarssen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
1.2
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
1.3
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
1.4
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Brocacef Pensioenfonds per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
74
1.5
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 8 mei 2013 KPMG Accountants N.V.
H.P. van der Horst RA
75