Stein Gemeenteblad 2002, no. Agendapunt Bijlagen
18 september 2002 Afdeling A 84 9 div.
Aan Betreft
De Raad Nota Armoedebeleid gemeente Stein 2002
Inleiding In het bestuursakkoord van het nieuwe college maar ook al in het beleidsplan 2002 stond het voornemen om een onderzoek te verrichten naar de hoogte van de norm voor inkomensondersteunende maatregelen en te bezien of het tot de mogelijkheden behoort om deze te verhogen. Deze norm is thans op 105% van de bijstandsnorm vastgesteld en zou verhoogd kunnen worden naar 110% van de bijstandsnorm. Hierbij bieden wij u de nota Armoedebeleid gemeente Stein aan die antwoord zal geven op het gevraagde. Argumentatie De eerste conclusie die getrokken wordt is dat eigenlijk het verhogen van de norm voor inkomensondersteunende maatregelen van Rijk en gemeente het bijstandspartijen juist moeilijker maken. Uitstroom naar regulier werk moet het gemis aan inkomensondersteuning compenseren en vraagt om een startsalaris van soms wel 150% van de bijstandsnorm. Daar ook de gemeenten steeds meer op (uitstroom)resultaten worden afgerekend en gefinancierd geeft dit strijdigheid in de zorgplicht voor minima. Daarbij is uit cijfers van het CBS en eigen onderzoek gebleken, dat van de huidige potentiële doelgroep maar liefst 50% van de huishoudens nog geen gebruik maakt van mogelijkheden voor extra gemeentelijke bijdrages. Beide conclusies rechtvaardigen naar de mening van het college het besluit om voorlopig de norm voor inkomensondersteuning (bijdrage witgoed, maatschappelijke participatie en schoolgaande kinderen) te handhaven op 105% van de bijstandsnorm. Een communicatieplan met doelgroepspecifieke activiteiten moet ertoe bijdragen dat de huidige niet-gebruikers alsnog gestimuleerd worden wel een aanvraag voor inkomensondersteuning en/of bijzondere bijstand in te dienen. Financiële onderbouwing In de financiële paragraaf is reeds aangegeven dat de communicatieactiviteiten uit het reguliere communicatiebudget bijzondere bijstand kunnen worden gedekt en de verwachte structurele stijging van de uitgaven voor bijzondere bijstand en inkomensondersteuning met € 55.000 reeds is verwerkt in de begroting 2003 e.v. De cliëntenraad is over dit voorstel gehoord. Hun reactie ligt voor uw raad ter inzage.
1
Advies commissie De Commissie Inwonerszaken heeft op 8 oktober 2002 omtrent dit voorstel advies uitgebracht. Voor zover er naar aanleiding van het advies aanpassingen noodzakelijk waren, zijn deze verwerkt. De commissie stemt unaniem in met het voorliggende voorstel. Het verslag van de commissievergadering ligt ter inzage. Voorstel Instemmen met de nota Armoedebeleid gemeente Stein 2002 en de hierin vervatte conclusies en actiepunten volgens het communicatieplan. Burgemeester en Wethouders, De Secretaris,
De Burgemeester,
drs. S.G.F. Heijing
mr. E.W.M. Meijer
Dict. AC
Nota Armoedebeleid gemeente Stein 2002
Augustus 2002
Voorwoord Voor de gemeente Stein geldt reeds enkele jaren dat mensen die van een inkomen tot 105% van de bijstandsnorm moeten rondkomen als minima beschouwd worden. De gemeente stelt voor deze inwoners haar inkomensondersteunende maatregelen open. De bekende armoedeval wordt door de inkomensondersteunende maatregelen bevorderd. Door net boven het minimumniveau uit te komen bij het aanvaarden van werk vallen deze maatregelen opeens allemaal weg. Verder zien we in de ons omringende gemeenten dat zij ook mensen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm tot de minima van de samenleving rekenen. Deze groep heeft weliswaar iets meer te besteden maar verliest ook een aantal inkomsten. In deze nota wil de gemeente Stein zich de vraag stellen in hoeverre de armoedeval zich voordoet in deze gemeente en op welke wijze de gemeente Stein hieraan een bijdrage kan leveren. Allereerst zullen we bekijken welke definitie voor minima gehanteerd wordt (§ 1) en welke groepen mensen met welke inkomensondersteunende maatregelen worden geholpen (§ 3). De vraag of de inkomensgrens voor ondersteunende maatregelen naar 110% van het bijstandsniveau moeten worden verhoogd zal op het einde beantwoord worden (§ 4-7). Stein, augustus 2002
2
1. Definitie van minima Volgens de Armoedemonitor kan armoede heel abstract gekarakteriseerd worden als “een afgedwongen tekort van zaken die sociaal als noodzakelijk worden beschouwd”. Hierin ligt ook de essentie van de inkomensondersteunende maatregelen. Deze zijn allen erop gericht dat deelname aan het maatschappelijke leven van alledag mogelijk blijft en niemand verplicht thuis hoeft te blijven. Als grens wordt door het CBS en Sociaal Cultureel Planbureau de grens van 105% van het sociaal minimum gehanteerd. Door de twee genoemde instituten is wel geconstateerd dat het aantal huishoudens met een laag inkomen is afgenomen. Met behulp van CBS-gegevens is op de minimasite van COELO een berekening te maken van de huishoudens met een laag of minimuminkomen begin 2000. Deze site geeft het volgende overzicht: Stein Zelfstandigen Werknemers Bijstand/ Werkloos ArbeidsOngeschikt Pensioenontvanger Niet ingedeeld Totaal
Huishoudens met een laag inkomen 72 179 208
Inkomen tot Inkomen tot Inkomen tot Inkomen 105% van de 115% van de 125% van de langer dan 4 bijstandsnorm bijstandsnorm bijstandsnorm jaar op 105% 62 69 79 7 98 143 201 7 179 208 224 75
173
122
171
220
45
239
165
319
452
98
45 916
34 660
39 950
41 1217
4 235
Niet de uitkeringsgerechtigden maar de 65-plussers vormen de belangrijkste groep minima binnen de Steinse samenleving. Juist deze groep kent de Sociale Dienst niet en is voor haar ook moeilijk bereikbaar. Als we dit naar aantallen huishoudens vertalen dan is het maximale bereik binnen de gemeente Stein 660 huishoudens. Gelet op het huidig aantal uitkeringsgerechtigde huishoudens (315, waarvan 75% al gebruik maakt) en huidige niet-uitkeringsgerechtigde huishoudens met inkomensondersteuning of bijzondere bijstand (89) blijven 335 huishoudens over die niet bekend zijn bij de gemeente Stein. Een nog te realiseren bereik van 49% dus. Volgens een selectie van de belastingdienst begin 2001 wonen in de gemeente Stein 3546 personen met een inkomen tot 105% van het minimumniveau. Hier is echter niet uit te concluderen hoeveel en welke huishoudens het betreft. Een nadere bewerking van de gegevens is daarvoor nodig. In deze telling zitten ook alle huisvrouwen zonder inkomen die mogelijk wel een verdienende partner hebben of situaties waarin beide partners zonder inkomen samen wel 1 huishouden vormen. 2. Inventarisatie van de regio In de ons omringende gemeenten heeft navraag plaatsgevonden over de gehanteerde inkomensnormen. Hieronder volgt een overzicht. Gemeente
Norm
Sinds
Reden
3
Schinnen
110%
1-1-2001
Aansluiten bij meest voorkomende norm in de omgeving.
Beek
105%
-
Aansluiting bij de draagkrachtberekening bijzondere bijstand. Geen wensen tot verruiming van het beleid.
Sittard-Geleen
105%
Enkele jaren
Geen wens tot verruiming (mede vanuit financieel oogpunt)
Susteren
105%
1996
Geen wens tot verruiming. Eerst deze groep goed bereiken
Ook de Gemeente Maastricht en de gemeente Weert hanteren de 110%-norm. Laatstgenoemde gemeente overweegt zelfs om naar 120% te gaan. 3. Inventarisatie landelijke inkomensondersteunende regelingen De norm voor de gemeentelijke regelingen heeft een duidelijke relatie met de norm zoals die bij andere landelijke inkomensafhankelijke regelingen wordt gehanteerd. Ook hiervan is een overzicht gemaakt. Regeling
Inkomensnorm*
Recht boven inkomensnorm
Bijzondere bijstand
105% WML
Geleidelijke schaal van eigen bijdrage o.b.v. inkomen
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
100% WML
Geen recht meer
Kinderopvang
Tot 130% WML
Geen recht meer
Wet voorzieningen gehandicapten
Tot 150% WML bij enkele vervoersvoorzieningen
Geen recht meer
Tegemoetkoming studiekosten/Wet studiefinanciering
175% WML
Geleidelijke schaal van eigen bijdrage o.b.v. inkomen
Huursubsidie
103-113% WML
Geen recht meer
Gefinancierde rechtsbijstand Tot 187% WML Geen recht meer * WML= Wettelijk MinimumLoon Bij de huursubsidie is duidelijk te zien dat elke inkomensstijging tenietgedaan wordt door een daling van de huursubsidie. Dit gaat door zolang er recht bestaat op huursubsidie. Uit onderzoek is gebleken dat in het ergste geval iemand van een uitkering naar een baan moet uitstromen waarmee hij ongeveer 150% van het wettelijk minimumloon verdient, om geen last te hebben van de armoedeval ofwel om er netto op vooruit te gaan. Dit vormt zeker een negatieve belemmering voor uitstroom uit de bijstand en uitstroom uit de gesubsidieerde arbeid. Verhoging van de inkomensnorm heeft hier dan ook een sterke relatie mee. Wanneer tot een hoger inkomensniveau nog financiële ondersteuning wordt gegeven
4
moet deze altijd eerst gecompenseerd worden voordat het huishouden netto kan groeien in inkomsten. Soort huishouden
Koopkrachttoename vanaf:
Alleenstaande Paren zonder kinderen Paren met kinderen Eenoudergezinnen - met oudere kinderen - met 1 of meer kinderen onder de 12
103% 137% 137% 136% 109%
In hoeverre weerhoudt verlies aan kwijtscheldingsmogelijkheden uitkeringsontvangers om te gaan werken? Dat hangt van verschillende factoren af. Iemand die overweegt om een baan te accepteren zal in het algemeen verlangen dat de daarmee samenhangende verwervingskosten worden vergoed. Wie gaat werken krijgt immers te maken met kosten voor kleding of vervoer. Daarnaast wordt een verbetering van het besteedbaar inkomen gewenst. Voor een alleenverdiener is de vergoeding die nodig is om de verwervingskosten en inconveniënten te compenseren geschat op 9 -18% van de bijstandsnorm. Recent onderzoek benadrukt dat dit percentage mede bepaald wordt door de aantrekkelijkheid van de aangeboden baan. Werklozen met een uitkering tot het sociaal minimum vragen gemiddeld € 272,27 (ƒ 600,-) netto extra per maand voor een voor hun aantrekkelijke baan, € 335,80 (ƒ 700,-) extra voor een schoonmaakbaan en € 417,48 (ƒ 920,-) voor de voor hun minst aantrekkelijke baan. Het is niet mogelijk om precies vast te stellen bij welke netto inkomensverbetering de stap van uitkering naar werk zal worden gezet. Het lijkt gezien de bovenstaande getallen echter veilig te veronderstellen dat het opgeven van een uitkering op minimumniveau financieel pas interessant is bij een netto inkomensstijging van ten minste 10%. Door de invoering van de arbeidskorting m.i.v. 01-01-2001 voor economisch actieven (werkenden) wordt werken wel gestimuleerd. De arbeidskorting vergroot het verschil tussen de bijstandsnorm en het netto minimumloon. Motie Lang-Laag De minister is voornemens om de ruimte voor gemeentelijk armoedebeleid te herzien, ter vermindering van de armoedeval en gericht op armoedebestrijding en vermindering van de rechtsongelijkheid. Een motie van de Tweede Kamer uit december 2000 vraagt om gerichte ondersteuning van het inkomen van langdurige minima (3 jaar) zonder arbeidsmarktperspectief. De minister wil in de Algemene bijstandswet laten vastleggen voor welke kostensoorten gemeenten categoriaal minimabeleid mogen voeren. Nu is het nog zo dat B&W hiertoe bevoegd zijn. De kostensoorten die de minister vastgelegd wil zien, houden verband met de zorg voor kinderen, chronische ziekte en handicap, woonlasten, collectieve ziektekosten-regelingen en sociaalculturele voorzieningen. Voor 65-plussers maakt de minister een uitzondering. Voor die categorie blijven gemeenten de ruimte houden zoals ze die nu ook hebben. Over de invulling van de motie, een overgangstermijn en de financiering wordt nog overleg gevoerd tussen minister en VNG. Het kabinet en de Tweede Kamer moeten nog instemmen.
5
Een consequentie van de voorstellen van de minister is het wegvallen van de mogelijkheid voor bijvoorbeeld categoriale regelingen voor duurzame gebruiksgoederen en eindejaarsuitkeringen. 4. Conclusie Doordat inkomensbeleid per definitie is gericht op huishoudens met een laag inkomen is het onvermijdelijk dat bij een hoger inkomen ooit een eind moet komen aan het recht op inkomensafhankelijke voorzieningen. Een intensivering van het armoedebeleid bevordert de armoedeval op het moment dat de grens wordt overschreden, waar deze ook is getrokken. De armoedeval kan dus alleen afgeschaft worden door het armoedebeleid af te schaffen. Dit treft echter ook de huishoudens die niet uitzicht hebben op inkomensverbetering door het uitstromen naar regulier werk. Ergens moet een punt tussen het uiterste van een royaal armoedebeleid en een bijbehorende grote armoedeval en een sober armoedebeleid en bijbehorende minimale armoedeval gevonden worden. Welk punt dit wordt is een politieke afweging. Met name de landelijke overheid moet hierin keuzes maken maar ook de lokale overheid moet een keuze maken. Niet kiezen is immers ook kiezen. 5. Keuze van de gemeente Stein voor het armoedebeleid en dus de armoedeval De volgende opties zijn hierbij denkbaar: 1. Doelgroep uitbreiden naar 110% WML. Ondanks dat de huidige doelgroep nog niet volledig is bereikt wordt toch een verruiming mogelijk gemaakt. Op dit moment beschikken wij niet over concrete cijfers over hoeveel huishoudens dan aan de regelingen toegevoegd kunnen worden. De te verrichten inspanningen ten opzichte van de te behalen resultaten liggen dus open. Ook hier blijft de problematiek van het bereiken van de doelgroep en de armoedeval aanwezig. Met name voor de gehuwden/samenwonenden met of zonder kinderen en éénoudergezinnen met oudere kinderen (zie tabel op pagina 5). 2. Geleidelijkere schaal van regelingen tussen 105% en 110%: Voor deze groep niet de inkomensondersteunende maatregelen laten vervallen maar nog maar de helft van de bijdrage inkomensondersteuning geven. Een geleidelijkere armoedeval dus. Hierbij is dezelfde argumentatie als onder punt 1 te gebruiken. Daarnaast zal dit in de uitvoeringspraktijk tot verwarring leiden omdat 2 verschillende bedragen voor 1 bijdrageregeling gaan gelden. Daarnaast zijn huursubsidie, kinderopvang en studie-financiering nog altijd beschikbaar voor deze groep. 3. De huidige doelgroep zo volledig mogelijk bereiken en 105% van de bijstandsnorm als grens handhaven. Deze variant heeft onze voorkeur. Maar liefst 66% van de huidige doelgroep maakt nog geen gebruik van de inkomensondersteunende maatregelen, ondanks vele pogingen in het recente verleden. De mensen met een inkomen tot 105% zijn daarbij kwetsbaarder omdat ze juist net boven dat minimumniveau zitten. Bij de 2 grootste groepen (AOW-ers en WAO-ers) zijn daarnaast nauwelijks ontwikkelingsmogelijkheden om boven de 110% te groeien. De dreiging om buiten de regeling te vallen, als reden voor verhoging van de grens van 105 naar 110%, is daarmee nihil.
6
6. Uitwerking keuze De huishoudens, buiten de uitkeringsgerechtigden, die wel al bekend zijn bij ons hebben de navolgende kenmerken. Leeftijd Aantal < 21 jaar 0 21-40 jaar 21 40-65 jaar 37 > 65 jaar 31 Totaal 89 Inkomenssoort AOW ANW WAO WW WAJONG WERK (regulier/gesubs.) Verhuisd Overleden Detentie Totaal
Aantal 30 1 29 1 5 18 2 2 1 89
Uit bovenstaande lijstjes is te zien dat de groep zelfstandigen helemaal niet terugkomt in het huidige bereik terwijl dat ook een significant deel van de te bereiken doelgroep betreft. Verder is te zien dat de groepen AOW en WAO al het meeste gebruik maken van inkomensondersteuning/bijzondere bijstand. Verder is uit dossieronderzoek af te leiden dat de mensen uit de categorie “werken” dat meestal vanuit de uitkeringssituatie zijn gaan doen en om die reden inkomensondersteuning/bijzondere bijstand al hadden of kenden. De in te zetten instrumenten kunnen naar de volgende categorieën worden uitgesplitst. A. instrumenten voor uitkeringsgerechtigden B. instrumenten voor niet-uitkeringsgerechtigden C. instrumenten om specifiek de armoedeval aan te pakken D. communicatiecampagne terugdringen niet gebruik A. instrumenten voor uitkeringsgerechtigden De casemanager moet een belangrijke stimulator worden voor de klant. De casemanager kent de klant door en door en heeft inzicht in zijn persoonlijke omstandigheden. Hierdoor kan de casemanager goed beoordelen of de klant ook optimaal van de mogelijkheden gebruik maakt en hem aansporen dit anders alsnog te doen. In ieder gesprek tussen casemanager en klant moet dit onderwerp terugkomen. Bij een eerste aanvraag algemene bijstand vindt nu het eerste contact plaats op het CWI. Het is voor het CWI niet doenlijk om de klant voor te lichten over alle specifieke voorwaarden en regels van de diverse gemeenten omdat die per gemeente kunnen verschillen. Met het meesturen van de folder bij de beschikking levensonderhoud wordt dit ingehaald en de klant alsnog gewezen op de mogelijkheden. Als uit het overgedragen CWI-dossier blijkt dat een klant mogelijk recht heeft op inkomensondersteuning (heeft bijvoorbeeld een schoolgaand kind) of bijzondere bijstand zal de klant direct worden uitgenodigd om een aanvraag te komen indienen.
7
Ongeveer 25% van de uitkeringsgerechtigden heeft geen inkomensondersteuning of bijzondere bijstand aangevraagd. Het is raadzaam om te analyseren waarom deze mensen nog niets hebben aangevraagd en mogelijk wel in aanmerking komen voor een bijdrage. Deze personen zullen gericht een brief met aanvraagformulier ontvangen. Als ze niet reageren zal nog een herhalingsactie worden ingezet. B. instrumenten voor niet-uitkeringsgerechtigden Iedere deelgroep kent zijn eigen omgeving waarin je hen kunt benaderen en bereiken. Het is goed om voor iedere deelgroep een eigen intermediair te gebruiken. - De zelfstandigen zouden via de Bbz-regeling of het Starterscentrum getraceerd kunnen worden. Via de Bbz-regeling kun je de huidige zelfstandigen gericht aanschrijven. Via het Starterscentrum kun je een stuk voorlichting laten lopen op het moment dat mensen zich daar aanmelden of een gesprek hebben. - De werknemers met een minimuminkomen kunnen mogelijk via het CWI als het gaat om de nieuwe WW-aanvragen, via Vixia als het gaat om de WIW-werknemers en via stichting Toezicht als het gaat om de ID-banen, getraceerd worden. Het nader informeren/ instrueren van de contactpersonen voor onze gemeente van deze drie partners op het gebied van inkomensondersteuning is aanvullend mogelijk. - De arbeidsongeschikten kunnen via hun lokale belangenvereniging geïnformeerd worden. - De pensioengerechtigden ofwel de ouderen, kunnen via diverse gremia benaderd worden. Voorlichting voor (besturen van) ouderenverenigingen, actieve benadering van bejaardentehuizen, de hulp van SSOS, of gerichte aanschrijving van alle 65-plussers vanuit het GBA behoren tot de mogelijkheden. De reeds eerder genoemde diskette van de Belastingdienst met alle sofi-nummers van personen met een inkomen tot 105% van het minimuminkomen is zeer arbeidsintensief omdat hierin ook de partners zonder inkomen (huisvrouw/huisman) zitten die mogelijk wel een man of vrouw hebben met voldoende inkomen. Je krijgt dus geen nominatieve lijst met huishoudens met een minimuminkomen. Op basis van ervaringen van andere gemeenten zullen we beoordelen of deze diskette opnieuw aangevraagd en uitgeplozen gaat worden. C. Instrumenten om de armoedeval te verminderen Coaching De combinatie van individuele motivatie en garantie van inkomensvooruitgang biedt een bijdrage aan de oplossing van de armoedeval, zonder direct in te grijpen in het inkomen. In de redenering die aan deze oplossing ten grondslag ligt wordt de cliënt grotendeels verantwoordelijk gehouden voor zijn eigen situatie en bestaat de taak van de gemeente er vooral uit die situatie inzichtelijk te maken, waarna de cliënt zelf dient te handelen. Voor cliënten die nog een uitkering hebben is dit voornamelijk het inzichtelijk maken van het al dan niet optreden van de armoedeval in hun individuele situatie. Voorts kan gewezen worden op de andere positieve aspecten die verbonden zijn aan werkaanvaarding. Voortzetting van de coaching van de inmiddels ex-cliënt kan hem/haar gemotiveerd houden, met name als deze er in besteedbaar inkomen niet veel op vooruit gaat. De inzet van deze laatste optie zal echter wel eerst op praktische uitvoerbaarheid getoetst moeten worden. Arbeidskorting/fiscale voordeel (eerder werkaanvaardingspremie) Reeds in december 2000 is aangekondigd dat binnen de subsidieverordening Wiw een mogelijkheid bestaat om een werkaanvaardingssubsidie in te stellen. Deze is juist bedoeld voor mensen die vanuit een uitkeringssituatie of gesubsidieerde arbeid overstappen naar regulier werk. Ter compensatie ontvangen zij een subsidie van 4 maal € 454 (ƒ 1.000,-). Dit is door de raad in december 2001 met ingang van 1 januari 2002 mogelijk gemaakt.
8
Uit het belastingplan 2002 is echter op te maken dat met ingang van diezelfde datum deze regeling weer wordt ingetrokken omdat het belastingplan voorziet in de invoering van een toetrederskorting. Deze fiscale heffingskorting bedraagt maximaal € 1361 (ƒ 3.000,-) in het eerste jaar en € 454 (ƒ 1.000,-) voor het tweede en derde jaar en vervangt ook de uitstroomsubsidie in het kader van de ID-regeling. De werkaanvaardingssubsidie vervalt hiermee van rechtswege. Er wordt door de VNG nog overleg gevoerd met het ministerie van SZW over de wijze waarop de voorlichting over de toetrederskorting gestalte moet krijgen. Uiteraard zal de gemeente Stein hierin een actieve rol spelen en rechthebbende hierop wijzen. Sociale activering Tot nog toe is in deze nota alleen over inkomensondersteuning gesproken. Ten dele is dit belangrijk om het maatschappelijk participeren van huishoudens te stimuleren. Echter door deze huishoudens of cliënten een traject van sociale activering te laten doorlopen kan de gemeente Stein ook hun maatschappelijke plaats stimuleren. Door mensen toe te leiden naar vrijwilligerswerk, door een luisterend oor voor hun te zijn of te helpen met (persoonlijke) problemen van diverse aard kan daar ook een bijdrage aan geleverd worden. De pilot sociale activering heeft als eerste resultaten opgeleverd dat mensen hun verhaal graag kwijt willen en onzeker zijn over hun mogelijkheden om weer iets voor de maatschappij te gaan betekenen. De pilot loopt nog tot november 2002. De resultaten hieruit zullen zeer belangrijk zijn voor de rol die de gemeente op dit gebied voor de toekomst wil betekenen. D. Communicatie/terugdringen niet gebruik De in 2001 uitgevoerde communicatiecampagne heeft weer een aantal klanten over de drempel geholpen die nu ook profiteren van een extraatje. Hieronder volgen enige resultaten van de gehouden campagne. In totaal hebben 215 mensen gereageerd naar aanleiding van de intensieve verspreiding van de nieuwe folder. Dit heeft geresulteerd in 79 aanvragen waarvan 36 tot een toekenning hebben geleid. Van het aantal toekenningen waren 15 huishoudens 65 jaar of ouder. Velen werden toch afgewezen vanwege inkomen en vermogen. Het nadeel van de huidige folder is dat er altijd gerekend moet worden voordat pas duidelijk is of een aanvraag zinvol is. Dit is echter inherent aan de wettelijke voorwaarden. Bij de mensen die je kent kun je de communicatie directer maken door te zeggen dat ze recht hebben op een van de regelingen en hun een concreet bedrag noemen. Dat stimuleert meer dan een folder waarvan mensen denken: dat is mooi maar is dat ook voor mij?, en verder niet de moeite nemen dat aan te vragen omdat het nog teveel uitzoekwerk is. Hieraan kunnen in ieder geval de gerichte acties per deelgroep bijdragen. Verder blijft het toch belangrijk mensen voortdurend te wijzen op de mogelijkheden. Een korte telefonische ronde kan opleveren dat op bepaalde plekken de folders niet meer voorradig zijn of juist helemaal niet gelezen werden. Dit kunnen relevante aanwijzingen zijn over de doelgroep. Verbijzondering van de informatievoorziening door bijvoorbeeld tweewekelijkse publicaties in De Schakel te plaatsen, steeds over een specifiek onderwerp aangaande bijzondere bijstand en inkomensondersteuning, kan hier ook aan bijdragen. Voorts willen wij de cliëntenraad en andere intermediairs vragen ons actief te informeren over mogelijkheden of tips voor stimulering van de doelgroep die nog niet benut zijn. Ieder lid van de cliëntenraad komt bovendien vanuit een organisatie met een achterban die ingeschakeld kan worden.
9
Tevens heeft de gemeente vrijwillig meegedaan aan de Gemeentelijke Monitor Armoedebeleid 1999-2000. Hiervan krijgt de gemeente in september 2002 een individuele terugkoppeling omtrent haar uitgaven en inspanningen op dit gebied. De gemeente zal deze monitor blijven invullen om de trend te ontdekken in haar eigen ontwikkelingen, afgezet tegen die van soortgelijke gemeenten en landelijke gemiddelden. Vanuit de Provincie is een brede subsidieregeling sociale ontwikkeling ingesteld, met een looptijd tot 1 januari 2004. Door de afdeling Welzijn wordt momenteel bekeken in hoeverre projecten in aanmerking kunnen komen voor deze subsidie. 7. Eindconclusie/doelstelling In februari 2002 is gemeten dat slechts de helft van de doelgroep gebruik maakt van de mogelijkheden van inkomensondersteuning en bijzondere bijstand. Dit is te weinig. Alvorens de doelgroep uit te breiden is het onze plicht om de huidige doelgroep eerst zo goed mogelijk te bereiken. Zo goed mogelijk betekent dat op 1 juli 2004 meer dan 2/3 van de doelgroep bereikt moet zijn. De hiervoor in te zetten middelen zijn in deze nota opgesomd en zullen successievelijk ingezet worden volgens bijgevoegd communicatieplan, verspreid over 2 jaar. Via het beleidsplan en beleidsverslag zullen wij uw raad op de hoogte houden van de gemaakte vorderingen. 8. Financiële paragraaf Gelet op de huidige ramingen en de werkelijke lasten voor bijzondere bijstand en inkomensondersteunende maatregelen dient het budget te worden verhoogd. Voor 2001 werd voor bijzondere bijstand, inclusief inkomensondersteuning € 165.039 begroot. De werkelijke lasten bedragen € 166.338. De raming voor 2002 is gelijk aan die van 2001. In de eerste helft van 2002 is € 86.594 uitgegeven. Gelet op het feit dat de helft van de doelgroep een budget van € 166.000 gebruikt betekent dat bij een verruiming naar 2/3 van de doelgroep ultimo 2004 uiteindelijk een budget van € 221.000 nodig is. Resultaten uit de acties volgens het communicatieplan worden pas in 2003 verwacht. Voorzichtigheidshalve wordt toch al rekening gehouden met een verhoging van het budget naar € 221.000 voor 2003 en volgende jaren omdat de instroom niet te reguleren is en dus ook in het eerste jaar (2003) al een forsere toename gerealiseerd kan zijn dan voorzien. Ten aanzien van het communicatiemateriaal kan opgemerkt worden dat de nieuwe folders van 2001 in 2002 niet meer te gebruiken zijn omdat hierin geen eurobedragen en oude bijstandsnormen staan vermeld. Het is wel goed dit informatiemateriaal beschikbaar te hebben. In verband met de motie lang-laag is het niet verstandig om op dit moment de folder aan te laten passen. Wanneer deze wetswijziging definitief van kracht wordt is op dit moment nog niet duidelijk en zal dan toch gecommuniceerd worden. De uitgave van een nieuwe folder is dan wel een goede actie. Voor zolang zal een tussenoplossing gekozen worden, bijvoorbeeld in de vorm van losse flyers. Kosten in verband met communicatie kunnen gedekt worden uit het structurele communicatiebudget bijzondere bijstand van € 6.806. Verder zal geïnvesteerd worden in het intensiveren van contacten met intermediairs. In de dosering van de in te zetten middelen zal uiteraard rekening worden gehouden met de beschikbare capaciteit binnen de afdeling Sociale Zaken voor afhandeling van aanvragen. Voorkomen moet worden dat pieken ontstaan die extra inhuur van capaciteit noodzakelijk maken.
10