Stein Gemeenteblad 2004, no. Agendapunt Bijlagen
10 maart 2004 Afdeling A 36 4 2
Aan Betreft
De Raad Nota Ouderenbeleid Stein 2004-2008.
Inleiding In 1999 stelde de raad de gemeentelijke nota Ouderenbeleid Stein vast, die gold voor de periode 1999-2002. Het gemeentelijk ouderenbeleid zoals aangegeven in deze nota werd in 2002 geëvalueerd. Deze evaluatie leverde bouwstenen om het ouderenbeleid op onderdelen bij te stellen. Argumentatie Bij het ontwikkelen van het ouderenbeleid willen wij ons niet beperken tot de traditionele rollen, die zij op dit terrein heeft, maar de regierol oppakken. Dat wil zeggen dat het integraal gemeentelijk ouderenbeleid niet uitsluitend op het gemeentehuis tot stand zal worden gebracht maar ook door interactieve communicatie met de vele partners die op dit terrein actief zijn, of een rol daarin spelen. Bij de invulling van deze regierol neemt de gemeente de wensen en behoeften van ouderen als uitgangspunt. Tussentijdse evaluaties kunnen leiden tot bijstellingen van de in de nota geformuleerde concrete doelstellingen. Omdat de toekomstige oudere steeds meer zelfstandig zal blijven wonen en thuis de nodige diensten en zorg op maat zal willen ontvangen vraagt het wonen en de woon- en leefomgeving de grootste aandacht binnen het toekomstige gemeentelijke ouderenbeleid. Het realiseren van de doelstellingen zoals verwoord in deze nota en in het project wonen – welzijn – zorg, zijn de concrete bouwstenen voor het komende ouderenbeleid. Overheidsbeleid komt ook niet primair tot stand door centrale sturing, met regelgeving en subsidies als instrumenten, maar door interactie en communicatie met de vele partners die in het ouderenbeleidsveld actief zijn. Deze beleidsnota is tot stand gekomen door een intensieve samenwerking tussen de ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van de gemeente en vertegenwoordigers van ouderen en instellingen die nauw betrokken zijn in het veld van de ouderen. De ervaringen opgedaan met de vorige nota ouderenbeleid en de evaluaties die hierover gevoerd werden, zijn daarbij goed van pas gekomen. Overleg met de betrokken partijen heeft ertoe geleid dat een beleidsnota tot stand is gekomen die een brede en solide basis vormt voor een verdere concretisering van het beleid voor de komende jaren. Bijgevoegde nota Ouderenbeleid Stein geeft het kader aan van het te voeren ouderenbeleid in de gemeente voor de periode 2004-2008.
In de nota vinden regelmatig verwijzingen plaats naar beleidsdocumenten die reeds gerealiseerd zijn dan wel in voorbereiding zijn. Het leggen van deze dwarsverbindingen is essentieel voor de opzet van een integraal beleid. Verwezen wordt naar het vrijwilligersbeleid, het lokaal gezondheidszorgbeleid en het nog te ontwikkelen sportbeleid. Financiële onderbouwing In de Meerjarenbegroting is een stelpost opgenomen van € 15.000,-- voor de uitvoering van de nota ouderenbeleid. Wij stellen u voor om dit bedrag in beginsel in te zetten voor het opzetten van het Internetcafé. De overige voor 2004 geprogrammeerde activiteiten behoeven in principe geen extra dekkingsmiddelen. De kosten voor het opzetten van een klussendienst kunnen wellicht geheel gedekt worden. Zo zijn als gevolg van het wegvallen van de eigen gemeentelijke onderhoudsdienst gebruiksmaterialen ter beschikking gekomen. Zonodig kunnen achteraf additionele middelen worden toegekend, wanneer de aangelegenheid verder wordt uitgewerkt. Dat de openstelling van de accommodaties van de verzorgingshuizen t.b.v. ouderen om niet wordt geregeld spreekt voor zich. Advies commissie De commissie adviseert unaniem positief over dit voorstel en behandeling daarvan in de Raad van 13 mei 2004 middels plaatsing op de A-lijst. Voorstel Wij stellen U voor de nota Ouderenbeleid Stein 2004-2008, conform bijgevoegd concept vast te stellen. Burgemeester en Wethouders, de Secretaris,
de Burgemeester,
drs. S.G.F. Heijing
mr. E.W.M. Meijer
Dict. RL
2
OUDERENBELEID GEMEENTE STEIN 2004 - 2008
Januari 2004
1
INHOUD
Inleiding 1.
Ouderen/verouderingsproces
2. 2.1. 2.2. 2.3.
Algemene trends en ontwikkelingen Algemeen Mentaliteitsverandering Trends
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
Algemene uitgangspunten Kwalitatieve dienstenverlening als een recht Ouder worden is een individueel gegeven Belang van een integrale benadering Belang van een behoeftengerichte dienstenverlening Optimalisering van de toegankelijkheid Belang van informatie Preventie als onderbouw
4.
De rol van de gemeente
5. 5.1 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9. 5.10. 5.11.
Concrete doelstellingen voor de periode 2004 - 2008 Maatschappelijke activering Seniorenraad/klankbordgroep Vrijwilligersbeleid Mantelzorg Gemeentelijk Gezondheidsbeleid Wonen Zorg- en dienstverlening Veiligheid Sportbeleid Vervoer Voorzieningen
6.
Tot slot
Bijlage: actiepunten 2004
2
Inleiding “Ouderen hebben de toekomst.” Door de snelle vergrijzing, de toename van nieuwe ouderen, ontstaan er steeds meer ideeën, ervaringen en projecten. Ouderen denken na over hun toekomst, hebben de regie over hun eigen leven… en verleggen hun grenzen. Daarbij hebben senioren steeds vaker te maken met nieuwe vragen rond zelfstandig wonen en tijdbesteding. Ze willen een actieve rol spelen in de samenleving wat betreft gezond blijven en de grenzeloze mogelijkheden van internet en domotica1). De vraag “Hoe oud je wordt”, is daarbij niet aan de orde maar wel de vraag ”hoe je oud wordt” Deze (concept)beleidsnota is tot stand gekomen door een intensieve samenwerking tussen de ambtelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers van de gemeente en vertegenwoordigers van ouderen en instellingen die nauw betrokken zijn in het veld van de ouderen. De ervaringen opgedaan met de vorige nota ouderenbeleid en de evaluaties die hierover gevoerd werden, zijn daarbij goed van pas gekomen. Dat heeft soms tot pittige, maar altijd constructieve discussies geleid. Door deze vorm van overleg is een beleidsnota tot stand gekomen die een brede en solide basis vormt voor een verdere concretisering van het beleid voor de komende jaren. Het zal duidelijk zijn dat, na de vaststelling van dit beleidskader, het eigenlijke werk pas begint.
Wethouder Luc Feij
1
) Toegepaste electronica in huis voor communicatie en bediening door en voor ouderen en gehandicapten.
3
1. Ouderen/verouderingsproces Voor mensen van boven de 55 jaar worden in ons land verschillende termen gebruikt. Termen als `ouderen` en `senioren` zijn synoniemen en worden in deze nota door elkaar gebruikt. Ouder worden dient te worden beschouwd als een levenslang proces, dat sterk individueel verschillend is. Het is een lichamelijk, geestelijk, sociaal en levensbeschouwelijk veranderingsproces. Het is een actief proces waarbij de betrokkenen zelf ten dele sturing aan hun leven kunnen geven. De persoonlijke verschillen hebben niet alleen te maken met individuele kenmerken (psychologische ingesteldheid, gezondheid) van de betrokkene, maar evenzeer met de sociale leefsituatie van de betrokkene, maar evenzeer met sociale leefsituatie van de betrokkene. Ook de generatie waartoe men behoort alsook met de tijdsgeest spelen een rol. Leeftijdscriteria dienen in de regelgeving zoveel mogelijk geweerd te worden, of op zijn minst gebruikt te worden met andere criteria. Andere criteria zijn b.v.: graad van beroepsactiviteit, niveau van zorgbehoevendheid en zelfredzaamheid. Leeftijd is dus een zwakke markeerder om mensen te classificeren. Ouder worden is een individueel gegeven dat niet door de overheid in bindende criteria gevat kan worden. Gezien de grote verscheidenheid aan levenssituaties is de gemeenschappelijke noemer vrij beperkt. Het is belangrijk om ouderen en het verouderingsproces te bekijken vanuit het competentiemodel. Men moet erkennen dat ouderen wel degelijk competent en deskundig zijn. Dit betekent naar het beleid toe dat de participatie van ouderen en het streven naar zorgonafhankelijkheid en zelfredzaamheid prioriteit heeft. Het beleid moet ook stimuleren dat professionele dienstenverleners en familieleden `de oudere` als competente gesprekspartner beschouwen. In het geval van demente ouderen dient er nauw overleg te zijn tussen professionele dienstenverleners en de familie van de betrokken ouderen. Globaal gezien komen ouderen beter voor zichzelf op, ze worden mondiger en willen meer invloed op de keuzes die worden gemaakt. Ze zijn goed geïnformeerd zijn en willen zo lang mogelijk zelfstandig en autonoom willen functioneren. In het algemeen kunnen we drie groepen ouderen onderscheiden, nl.: a: de zelfstandige en vitale ouderen De zelfstandige en vitale ouderen wonen zelfstandig en zorgen volledig voor zichzelf. Hiertoe behoort het overgrote deel van de ouderen en deze groep neemt toe. De wensen en behoeften van deze categorie verschillen in wezen niet van die van andere inwoners. Wel hebben zij meer vraag naar zaken op het gebied van ontmoeting, ontspanning, scholing, inschakeling werkproces en overige dagbesteding. Binnen deze groep tekent zich een tweedeling af die gekenschetst zou kunnen worden als een groep traditionele ouderen en een groep nieuwe ouderen. De traditionele groep ouderen die geen aansluiting vindt bij de nieuwe ontwikkelingen in mens en samenleving en de nieuwe groep ouderen die bewust aansluiting zoekt. Bij deze laatste groep is de educatieve vraag het grootst.
4
b: ouderen met een groeiende afhankelijkheid van hun omgeving Deze ouderen willen vaak nog zelfstandig blijven wonen, maar hebben behoefte aan een of meerdere (eenvoudige) vormen van hulpverlening en/of passende woonruimte. Specifieke vragen van deze categorie hebben betrekking op voorlichting, en begeleiding van de hulpvraag. Vaak maken deze ouderen gebruik van hun naaste omgeving terwijl de mantelzorgers waar een beroep op wordt gedaan eveneens behoefte hebben aan begeleiding. Mantelzorg en ondersteuning daarvan zijn voor deze groep ouderen essentieel voor een zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven functioneren. c: een kleine groep van afhankelijke ouderen Deze groep heeft indringende hulpvragen op het gebied van zowel welzijn, zorg en wonen. Voor de invulling daarvan zijn zij in overwegende mate afhankelijk van diensten hulpverlening. Mantelzorg is ontoereikend.
5
2. Algemene trends en ontwikkelingen 2.1. Algemeen Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst; maar ouderen vormen de komende jaren steeds meer het gezicht van onze maatschappij. Niet alleen omdat er meer 55plussers komen, maar ook en vooral omdat zelfstandige, vitale en mondige ouderen hun stempel op de toekomstige maatschappij willen (blijven) drukken. Toekomstige generaties ouderen hebben een hoger opleidingsniveau en zullen over het algemeen een betere inkomenspositie hebben dan de huidige ouderen. Mede daardoor hebben zij een hogere mate van zelfredzaamheid, ze leven gezonder en willen op veel manieren maatschappelijk blijven participeren. Er komt een ander soort `oudere` aan: veelal in goede doen, mondiger en kritischer, bereisd en bereid om als vrijwilliger maatschappelijk actief te blijven, sportief en gewend om de vrije tijd actief te besteden, maar ook gehecht aan kwaliteit van zorgen dienstverlening. 2..2. Mentaliteitsverandering Momenteel zijn de eerste tekenen van een complete mentaliteitsomwenteling bij de ouderen al waar te nemen: in plaats van een afhankelijke, volgzame en afwachtende houding zie je de keuze voor onafhankelijkheid, zelf beslissen en zelf doen. Senioren worden consumenten om serieus rekening mee te houden! 2.3. Trends 2.3.1. Seniorenmarkt De seniorenmarkt is door al deze ontwikkelingen voor veel ondernemingen inmiddels een omvangrijke afzetmarkt geworden. Het toerisme, de banken en verzekeraars, de bouwwereld, de voedingsmiddelenindustrie, autofabrikanten en de modebranche beginnen duidelijk de invloed van de vergrijzing te merken. 2.3.2. Informatie en Communicatie Technologie (ICT) De ontwikkeling van ICT is van grote betekenis ook voor (toekomstige) senioren. In de Verenigde Staten is al meer dan een derde van de senioren PC-gebruiker. De Amerikaanse senioren stellen bij gebruik van het internet de volgende zaken op prijs: • Socialisatie: het leren kennen van nieuwe mensen; • Uitdaging: het leren omgaan met nieuwe informatietechnologie; • Stimulans: de ervaring actief te participeren aan de samenleving; • Informatie: over nieuws, weer, reizen, (alarm, medische en hulp)diensten en cursussen; • Zelfstandigheid: het doen van inkopen en het regelen van financiën.
6
Vanaf 1996 is in Nederland Senior-Web (www.seniorweb.com) beschikbaar: een organisatie die ouderen actief wil betrekken bij de communicatiemogelijkheden van de toekomst. In verschillende plaatsen in Limburg zijn senioren zelf actief om leeftijdsgenoten wegwijs te maken in het gebruik van computers en internet. Ook in Stein tonen senioren serieus belangstelling voor dergelijke cursussen.. Bij dit alles dient blijvende aandacht te bestaan voor een grote groep ouderen die de ICTdraad niet (kunnen) oppakken. 2.3.3. Gemiddeld beter geschoold De toekomstige senioren hebben door de bank genomen meer onderwijs genoten en zijn beter ontwikkeld dan in het verleden. Zij hebben ook de evolutie meegemaakt van aanbodgericht klassikaal onderwijs naar vraaggericht individueel leren. Hierdoor is het begrip van ‘een leven lang leren’ voor de toekomstige ouderen min of meer een vanzelfsprekendheid. Culturele en educatieve instellingen zullen hierop (moeten) inspelen. 2.3.4. Financiële positie Ook als ouderen het in de toekomst gemiddeld financieel beter hebben, moet dit worden gerelateerd aan de extra aanslag op de draagkracht die ouderen hebben. Zij worden geconfronteerd met relatief hoge vaste lasten (de veelal nieuwere ouderenwoningen zijn relatief duur) en de toenemende behoefte aan diensten en zorg. Met andere woorden, de vrij besteedbare ruimte van AOW- en pensioeninkomsten van de oudere senioren wordt hierdoor beperkt. Een aantal ouderen zal ook in de toekomst tot de armste groepen van Nederland behoren. Het gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen (bijzondere bijstand, enz.) onder de ouderen ligt nog steeds lager dan bij andere inwoners. Allochtone ouderen, die ook sterk in aantal zullen groeien, beschikken vaak niet over een volledige AOW-uitkering en over een beperkt pensioen. 2.3.5. In goede conditie De senioren van vandaag en morgen hebben gemiddeld een gezonder leven geleid (betere voeding en lichaamsverzorging, kortere en betere werkomstandigheden, meer beweging) en beginnen dus in een betere conditie aan de leeftijdsfase van 55plusser. Doordat het verschil van levensduur tussen mannen en vrouwen steeds kleiner wordt (ooit was dit ruim 7 jaar; inmiddels is dit geslonken tot 3,5 jaar en naar verwachting zal dit in 2015 nog slechts 2,9 jaar zijn) groeit de komende jaren het samen ouder worden. 2.3.6. Kwetsbare ouderen Lichamelijke beperkingen zullen, onder meer door introductie van meer elektronica in de woning, beter gecompenseerd kunnen worden. Eerst na het 75ste levensjaar gaan fysieke en geestelijke achteruitgang bij de meeste ouderen geleidelijk leiden tot behoefte aan permanente dienstverlening en/of zorg van buitenaf. Recente onderzoeken hebben aangetoond dat met name ouderen met een geringe opleiding hun laatste levensjaren minder gezond doorbrengen.
7
Het aantal kwetsbare ouderen zal door de sterke vergrijzing ook in de toekomst nog sterk toenemen. Het betreft de hoogbejaarden, oude alleenstaande vrouwen, dementerende en chronisch (psychiatrisch) zieke en gehandicapte ouderen, ouderen met een te laag inkomen en een groeiende groep allochtonen. Uiteraard zullen ook deze ouderen (en anders wel hun naasten) eisen dat er voor hen op een acceptabel niveau voorzieningen worden getroffen. Het ouderenbeleid behoeft vernieuwing: huisvesting, zorg en dienstverlening moeten beter op de wensen van de ouderen (vraaggestuurd!) worden afgestemd. Ook de afstemming tussen organisaties en instellingen kan hierbij vaak beter. Uitgangspunt is dat ouderen zo lang en zo zelfstandig mogelijk in hun eigen woning (omgeving) moeten kunnen blijven wonen. Dat geldt ook voor de meest kwetsbare groepen. Dat betekent dus een geschikte woning in een goede woonomgeving maar ook zorg en alle soorten van dienstverlening aan huis: van boodschappen- en klussendienst tot maaltijdvoorziening, vervoer tot aan de voordeur, (financiële) informatie, advies, verzorging en verpleging.
8
3. Algemene uitgangspunten voor een toekomstgericht ouderenbeleid 3.1. Kwalitatieve dienstenverlening als een recht Een kwalitatieve dienstenverlening wordt meer en meer als een recht dan wel als een gunst bekeken. De positie van de oudere de laatste decennia sterk veranderd. Trefwoorden hierbij zijn: keuzevrijheid, autonomie, individualisering. Er is meer sprake van een gelijkwaardige relatie tussen betrokkene en dienstenverlener, waarbij beiden rechten en plichten hebben. 3.2. Ouder worden is een individueel gegeven Ouder worden is een individueel gegeven dat niet door de overheid in bindende criteria gevat kan worden. Gezien de grote verscheidenheid aan levenssituaties is de gemeenschappelijke noemer vrij beperkt. Veeleer dient een levensloopbenadering voorop te staan. Dit principe kan zich vertalen naar heel wat beleidsdomeinen. 3.3 Belang van een integrale benadering Er is een integrale benadering nodig van de vraagstukken verbonden met de maatschappelijke vergrijzing. Deze vraagstukken zijn zeker niet alleen te situeren op het domein van welzijn, maar evenzeer op andere domeinen zoals cultuur, sport, gezondheid, huisvesting, etc. Dit vergt een eenduidige beleidsvisie en een goede samenwerking tussen de algemene welzijnsvoorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn en de voorzieningen voor bepaalde doelgroepen, zoals de ouderen. Dit moet als het ware uitgebouwd worden tot schakels van voorzieningen, waarbij de ene schakel aanvullend is op de andere schakel. 3.4. Belang van een behoeftengerichte dienstenverlening Een behoeftengerichte dienstenverlening moet het uitgangspunt vormen van het ouderenbeleid. Dit veronderstelt een permanent streven naar een passende dienstenverlening in de passende hoeveelheid, op het passende moment, door de meest aangewezen personen en overeenkomstig de echte behoeften en verlangens van de ouderen. Men dient dus een totaalbenadering na te streven, wat impliceert dat er ook voldoende aandacht moet zijn voor een optimale inschakeling van verschillende disciplines. Het hanteren van `de behoefte van de oudere` als uitgangspunt kan niet anders dan een flexibel en gevarieerd beleid tot gevolg hebben: dé behoeften van de ouderen bestaan immers niet. Ook bij ouderen wordt er een grote heterogeniteit en dynamiek van behoeften vastgesteld. Het komt er in de volgende jaren op aan om dit principe constructief te vertalen naar het ouderenbeleid. Dit is evenwel niet gemakkelijk en heeft uiteraard diverse consequenties.
9
Deze impliceren: - een verdere ontwikkeling van het systeem waarbij de dienstenverlening zich aanpast aan de behoeften van de ouderen; - dat de huidige voorzieningenstructuur ten dele moet doorbroken worden. Er dienen meer dwarsverbindingen binnen en tussen de sectoren te komen; - dat de lichamelijke hulpbehoevendheid niet langer doorslaggevend mag zijn inzake de bepaling van de woonvorm. Diensten, en dus ook zorg, dienen zo lang mogelijk te worden gegeven in een woonplaats/woning van de oudere. De uitdaging bestaat er dus in te komen tot wooncomplexen, met dienstenverlening, op basis van levensloopbestendigheid. Dit laatste impliceert dat de dienstenverlening zich zo sterk mogelijk kan integreren in de woonsituatie. Nu moeten de ouderen vaak veranderen van woonsituatie om van de dienstverlening, die zij nodig hebben, gebruik te kunnen maken. In de toekomst moet de dienstenverlening meer naar de woning komen. 3.5. Optimalisering van de toegankelijkheid De toegankelijkheid van de dienstenverlening (in de meest ruime betekenis van het woord) dient verder geoptimaliseerd te worden. Dit is niet enkel zo voor elke schakel van de dienstenverlening inzake welzijn, maar ook voor de overstap tussen de verschillende schakels. De oudere moet kunnen kiezen uit een pallet van diensten, en moet daarbij zo weinig mogelijk barrières ondervinden. De verschillende diensten dienen vanuit een zo laag mogelijk niveau aangereikt te worden. Optimaliseren van de toegankelijkheid heeft ook te maken met het optimaliseren van de inspraak met betrekking tot de dienstenverlening. 3.6. Belang van informatie Elke beleidsverantwoordelijke instantie dient zich zo goed mogelijk te informeren. Informatie is cruciaal voor elk beleid, maar voor een behoeftengericht beleid is dit zeer zeker zo. Het beleid dient zich permanent te informeren over de diverse niveaus van ouderenprofiel. Ook het informeren van de ouderen zelf blijft een belangrijk aandachtspunt. Nieuwe media kunnen voor de gemeente een belangrijk instrument vormen. Zowel voor de interne werking als voor de informatieverstrekking, de dienstenverlening en de inspraak van ouderen. Naast het optimaliseren van de informatieverstrekking moet ook het interactief communiceren de nodige aandacht te krijgen. Het inzichtelijker maken van het totale dienstenpakket en het beter informeren van de gebruikers en hun netwerk is daarbij een primaire behoefte. De ontwikkeling van gerichte en gefaseerde informatie- en voorlichtingsstrategieën is een absolute noodzaak.
10
3.7. Preventie als onderbouw Preventie vormt, net zoals in het gezondheidsbeleid, een essentiële schakel in het welzijnsbeleid. Het denken omtrent het welzijnsbeleid dient te vertrekken vanuit de vraag hoe niet-welzijn kan voorkomen worden. Een dergelijk voorkomingsbeleid vergt een alles omvattende aanpak. Met betrekking tot het verouderingsproces is het belangrijk dat gewerkt wordt vanuit een levensloopperspectief. Samenvattend Alhoewel de gemeente geen wettelijke verantwoordelijkheid heeft voor een samenhangend en integraal ouderenbeleid – en daartoe de instrumenten (middelen) op vele terreinen ook ontbeert – ervaart de gemeente Stein wel een morele verantwoordelijkheid voor een gemeentelijk integraal en intersectoraal beleid ten behoeve van dit deel van haar inwoners. De gemeente ziet daarbij als haar hoofdtaak: Het zorgdragen voor een samenhangend en integraal ouderenbeleid in Stein.
11
4.
De rol van de gemeente
In de toekomst zien wij de oudere veelal tot het einde van hun leven zelfstandig wonen en afhankelijk van de behoefte de benodigde diensten (maaltijden, boodschappendienst, klussendienst, enz.) en/of zorg (thuiszorg, hulp bij wassen en aankleden, enz.) inkopen. Deze diensten en/of zorg betaalt de oudere uit eigen middelen of deze worden betaald uit verzekerings- of premiegelden (zoals de AWBZ). De gemeente heeft daarin traditioneel verschillende rollen: • de gemeente als voorwaardenschepper Om inhoud te geven aan haar hoofdtaak dient de gemeente er voor zorg te dragen dat op 3 specifieke terreinen beleid wordt geïmplementeerd: - Het participatiebeleid: - Het huisvestingsbeleid: - Het zorg en dienstverleningsbeleid: • de gemeente als subsidiënt/financier De gemeente subsidieert (particuliere) instellingen en organisaties om inhoud te geven aan het lokaal sociaal beleid. In toenemende mate wordt met professionele organisaties output gerichte overeenkomsten gesloten, waarbij het te subsidiëren bedrag in relatie tot het te bereiken resultaat wordt vastgelegd. • de gemeente als uitvoerder/financier Waar een directe relatie ligt tussen cliënt en de gemeente, bijvoorbeeld bij inkomen gerelateerde subsidie of voorziening in natura (WVG), is de gemeente gelijk uitvoerder en financier. Hetzelfde geldt bij inkomensondersteunende voorzieningen en bijzondere bijstand. • de gemeente als partij In regionaal verband is de gemeente partij. Een partij met “diverse petten op”: belangenbehartiger van de burger, financier, overlegpartner van de zorgaanbieder, bestuurder en collega-gemeente. • de gemeente als regisseur Behalve deze traditionele rollen van de gemeente kan ook worden geopteerd voor een nieuwe rol: de regierol. Regie wordt als term gebruikt om veranderingen in het openbaar bestuur te beschrijven. Regie past in de netwerkbenadering van het openbaar bestuur. In die benadering wordt de gemeente niet gezien als een sturende instantie die boven de partijen staat, maar als een van de deelnemende partijen in een bestuurlijk netwerk. De gemeente beseft dat zij voor het bereiken van doelstellingen de medewerking van andere partijen nodig heeft. Bij het uitvoeren van het gemeentelijk beleid zal de gemeente zich regelmatig op de hoogte stellen van de wensen en behoeften onder de ouderen door het organiseren van bijeenkomsten waar het bestaande beleid geëvalueerd en bijgesteld kan worden.
12
5. Concrete doelstellingen voor de periode 2004 - 2008 Om het ouderenbeleid te evalueren zijn in de verschillende kernen en met de groep ouderenadviseurs besprekingen gevoerd. Daarbij werd gekeken in hoeverre de geformuleerde operationele doelstellingen uit het ouderenbeleid 1999 –2002 zijn uitgevoerd. Mede op basis van deze gehouden evaluatie en vanuit de verschillende rollen van de gemeente zijn onderstaande operationele doelstellingen geformuleerd. 5.1. Maatschappelijke activering Zoals eerder in deze nota is gemeld zijn toekomstige senioren over het algemeen mondiger en hebben gemiddeld een hoger opleidingsniveau hebben dan thans het geval is. Bij de besteding van de vrije tijd geven senioren naar verwachting meer aandacht aan persoonlijke ontwikkeling in de vorm van educatie, creativiteit, sport en bewegen en vrijwilligerswerk dat aansluit bij de persoonlijke omstandigheden. Senioren kiezen daarbij niet automatisch voor activiteiten met uitsluitend leeftijdgenoten. De gemeente Stein zal bij de toekomstige ontwikkeling van voorzieningen en van het beleid op deze terreinen hiermee rekening houden en de Steinse organisaties die deze activiteiten aanbieden hierop wijzen. Het is van groot belang dat senioren energie steken in de opbouw van een goed en gevarieerd sociaal netwerk. Dit is uiteraard de eigen verantwoordelijkheid van ieder individu die daardoor investeert in de eigen toekomst. Een kleine groep senioren zal desondanks ook in de toekomst door een combinatie van laag inkomen, gebrekkige ontwikkeling, verlies van de partner en slechte gezondheid in een isolement kunnen geraken. Hiervoor zullen met name vrijwilligersorganisaties van onschatbare betekenis blijven (denk aan telefooncirkels, huisbezoek bij chronisch zieken, enz.) Senioren kunnen door hun levenservaring en ontwikkeling veel betekenen voor de samenleving. Zo zien we senioren (al of niet in georganiseerd verband zoals de Gildenprojecten) optreden als coaches bij startende ondernemingen, als mentoren bij (allochtone) leerlingen in het beroepsonderwijs, als wijk- of buurtconciërges, als ervaringsdeskundigen in diverse vormen van onderwijs, enz. In Stein is momenteel deze ontwikkeling nog nauwelijks waar te nemen, maar de gemeente zal deze ontwikkeling positief benaderen. Er wordt verwacht dat senioren, mede door de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de toegenomen mobiliteit, zelfbewuster en selectiever zijn in het aangaan van nieuwe contacten op latere leeftijd. Mede daardoor kan eenzaamheid bij senioren beter voorkomen worden. De gemeente Stein zal in deze planperiode een extra stimulans geven aan de sociaal-culturele dimensie waarin ouderen verkeren. De mogelijkheid voor ouderen om gebruik te maken van de ict-mogelijkheden zal daarbij bevorderd worden.
13
5.2. Seniorenraad / klankbordgroep Een van de taken die de seniorenraad heeft vervuld is die van belangenbehartiger. Deze rol van ‘luis in de pels’ van de gemeente en andere (overheids)instellingen behoort de senioren zelf toe. Door het beëindigen van de activiteiten van de seniorenraad werd het gemis van een klankbordgroep als tafel van overleg ervaren. De besturen van de verschillende ouderenorganisaties in Stein hebben tijdens de evaluatie van het vorige ouderenbeleid aangegeven dat een klankbordgroep van ouderen gemist wordt. Ook de verschillende betrokkenen bij het ouderenbeleid missen een klankbordgroep waarin de ouderenorganisaties betrokken zijn. De meerwaarde van zo’n klankbordgroep ligt in het vooruitkijken, het signaleren van ontwikkelingen, het vertalen naar de Steinse situatie, het ontwikkelen van een visie voor de langere termijn en het uitbrengen van adviezen. Voor de (kritische) ontwikkeling van het gemeentelijk beleid in de toekomst, is een directe en deskundige inbreng vanuit de ouderen zelf van groot belang. Een punt van aandacht hierbij is de vraag op welke wijze gegarandeerd kan worden dat een klankbordgroep inderdaad functioneert als echte spreekbuis van de Steinse ouderen.
De gemeente zal stimuleren dat regelmatig overleg gevoerd zal worden met vertegenwoordigers van ouderen middels het faciliteren van een klankbordgroep die in nauw overleg met de vertegenwoordigers van Steinse ouderenorganisaties gestalte zal krijgen. 5.3. Vrijwilligersbeleid. Vrijwilligerswerk wordt, net als mantelzorg, hoe langer hoe meer een bewuste keuze in plaats van een evidente vrijetijdsbesteding. Vrijwilligerswerk blijft dan ook erg belangrijk. Een samenleving die niet kan rekenen op de inzet van vrijwilligers is immers ondenkbaar, onleefbaar en onbetaalbaar. De laatste tijd krijgt het vrijwilligersbeleid meer aandacht. Er is steeds meer sprake van dat in een maatschappij van tweeverdieners het aantal vrijwilligers sterk afneemt. Toch blijkt uit landelijke gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat het aantal vrijwilligers ongeveer gelijk blijft. Wel verandert de samenstelling van de groep vrijwilligers (meer senioren en minder huisvrouwen) en de aard van inzet van het vrijwilligerswerk (meer beperkt tot een vastgestelde beperkte periode en met een afgebakende taak). Gezien de groei van het aantal senioren zal het vrijwilligerswerk van de toekomst voor een groot deel beroep moeten doen op de inzet van ouderen. Deze ouderen zullen zich echter niet uitsluitend moeten inzetten voor hulp aan leeftijdgenoten maar ook hun specifieke kwaliteiten beschikbaar moeten stellen aan jongeren (als coach, mentor, adviseur, enz.). Ook inzet van jongere vrijwilligers bij ouderen kan voor beide partijen soms tot verrassende “opbrengst” leiden. De gemeente Stein heeft in 2003 een eigen beleidsnota vrijwilligersbeleid geformuleerd.
14
• •
bij het opstellen van het activiteiten plan vrijwilligersbeleid zal aandacht worden besteed aan de doelgroep ouderen. In het kader van het vrijwilligersbeleid zal de gemeente specifieke aandacht schenken aan de inzet van ouderen in het totale vrijwilligerswerk
5.4. Mantelzorg Voor zeer veel mensen in Stein is thuiszorg een realiteit die hun dagelijkse leven in meerdere of mindere mate beheerst. De mantelzorg vormt hier een belangrijk gegeven. Veel van deze mantelzorg betreft zorg voor ouderen. Maar ook heel wat ouderen zijn zelf actief als mantelzorger. Mantelzorg is belangrijk en verdient meer aandacht. In de eerste plaats omdat zij de oudere ten goede komt. Voornamelijk de zorg(over)belasting verdient de aandacht en dient te allen tijde vermeden te worden. De overbelasting kan niet alleen leiden tot het verminderen en/of staken van de zorg. Het kan ook de mantelzorger zelf in de rol van zorgbehoevende plaatsen. Vanuit deze zienswijze staan we in deze nota even stil bij deze mantelzorger. De mantelzorg die aan ouderen gegeven wordt, gebeurt hoofdzakelijk door hun kinderen (overwegend 50-60 jarigen) of door hun partner. De impact van de zorg op de mantelzorger heeft te maken met diverse factoren. Zo is het bijvoorbeeld de vraag in hoeverre de rol van verzorger te combineren is met andere rollen van de betrokkene (grootouder, bestuurslid van een vereniging, werknemer, etc.) Ook de aard en de duur van de zorg is bepalend. Ook heeft de kwaliteit van de relatie tussen de mantelzorger en de oudere, en de mate waarin de mantelzorger wordt ondersteund een invloed op de impact van de zorg. Het ontbreekt echter nog aan een goede en professionele begeleiding van mantelzorgers. Het doel van mantelzorgondersteuning is het creëren van een situatie waarin mantelzorgers zo lang mogelijk en zonder overbelasting in staat zijn om voor anderen te zorgen. Hiertoe zijn activiteiten noodzakelijk gericht op feedback, emotionele en praktische steun, advies en informatieverstrekking. Daarbij moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de behoefte van de mantelzorgers zelf en wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds bestaande activiteiten. De gemeente Stein zal de komende planperiode van deze nota concreet gestalte geven aan ondersteuning van de mantelzorg in Stein. Het project ouderenadviseurs als vrijwilligersproject van verstrekker van informatie en advies bij de ouderen in de thuissituatie zal worden voort gezet.
15
5.5 Gemeentelijk gezondheidsbeleid Een goede gezondheid gaat ons allemaal aan. De meeste ouderen krijgen in het algemeen op een steeds latere leeftijd met gezondheidsproblemen te maken. Voortschrijdende inzichten, technieken en preventiemaatregelen zijn daar debet aan. Het Rijk heeft de verantwoordelijkheid van de gemeenten vastgelegd in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. In de raadsvergadering van december 2003 is het gemeentelijke gezondheidsbeleid vastgelegd in een hoofdlijnennotitie: Preventie , we doen het samen. De algemene doelen van het gemeentelijk beleid zijn het: • bevorderen van optimale kansen op gezondheid voor iedereen; • het verkleinen van gezondheidsverschillen tussen de diverse groepen in de samenleving. Daarnaast is in het beleidsplan speciale aandacht geschonken aan een preventief beleid voor ouderen. Preventie moet vorm krijgen vanuit een levensloopperspectief. Algemene preventieve maatregelen zijn ook voor ouderen van belang, maar ze zijn van minder nut wanneer ze pas op hogere leeftijd opgestart worden . Naast de algemene preventieve maatregelen zijn er naar ouderen toe toch een aantal specifieke aandachtspunten binnen het preventiebeleid. Er zijn specifieke aandoeningen die frequenter zijn op oudere leeftijd, en er zijn in de leefsituatie van ouderen heel wat elementen die vanuit een preventiebeleid aandacht opeisen zoals beweging, sociaal isolement, voedingsdeficiënties, vallen, griep. Omdat verschillende aandoeningen frequenter worden met de leeftijd, dient voor ouderen – meer dan voor jongeren- bijzondere aandacht geschonken te worden aan screening en systematisch preventief onderzoek . Niet alleen komen bepaalde aandoeningen frequenter voor bij ouderen, sommige aandoeningen hebben ook een specifieke impact met vaak zwaar invaliderende gevolgen. Als voorbeeld kan hier verwezen worden naar heupbreuken. Op dit vlak is een preventieve aanpak meer dan gewenst. De heupbreuken brengen heel wat fysiek en psychisch lijden teweeg. Bovendien kost dit de maatschappij veel geld. Zowel 'levensloop' gerichte maatregelen (b.v. levensgewoonten) als specifieke maatregelen naar ouderen zijn hier aan de orde. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de enorme heterogeniteit binnen de ouderenpopulatie. Het is hierbij vooral belangrijk om de ‘broze’ ouderen te kunnen herkennen; zij moeten als risicopersonen beschouwd te worden. Zij vormen een specifieke doelgroep binnen het preventiebeleid. Door een negatieve maatschappelijke beeldvorming en vanwege de specifieke sociale rol van ouderen in de samenleving krijgen gezondheidsproblemen vaak minder aandacht bij ouderen. In het bijzonder geldt dit voor psychische problematiek. Problemen die zich binnen de ouderenpopulatie voordoen zijn o.m. depressie, angststoornissen, medicijn- en alcoholverslaving. Het is dus cruciaal om een link te leggen tussen het preventiebeleid enerzijds en de informatie uit het werkveld anderzijds. Beleidsinstrumenten die hiertoe kunnen worden aangewend zijn: de preventieve huisbezoeken (zoals b.v. een verjaardagsbezoekje.), screening, en systematische preventieve consultaties.
16
Om ouderen een volwaardige positie binnen het preventiebeleid te geven, is het noodzakelijk dat de visie t.o.v. het ouder worden bijgestuurd wordt. Vaak worden problemen immers ten onrechte als "eigen aan het ouder worden" en dus ook als onvermijdbaar bestempeld. Mantelzorgers en professionelen moeten aandacht hebben voor preventie. Zij staan immers het dichtst bij de ouderen en kunnen zo vroegtijdig problemen opsporen en zonodig ingrijpen. dit om zo de schade te beperken of erger te voorkomen. Het project ouderenadviseurs heeft hierin een duidelijke bijrol gehad. Dit project wordt dan ook op basis van een evaluatie voortgezet. De belangrijke rol die vrijwilligers en mantelzorgers hierbij spelen zal verder ondersteund worden. Bij het opstellen van het actieplan lokale preventieve gezondheidszorg zal de zorg voor de oudere speciale aandacht krijgen. Voor de ouderen worden specifieke preventieve acties opgezet zoals gezondheidsvoorlichting op het gebied van de hart- en vaatziekten. 5.6.
Wonen
Sinds enkele jaren is er sprake van een verbreding van het Volkshuisvestingsplan tot een Integrale woonvisie. De gemeente Stein vindt het belangrijk om bij het woonbeleid de aspecten van het ouderenbeleid integraal mee te wegen. De raad van de gemeente Stein heeft inmiddels ingestemd met het regionale uitvoeringsprogramma “Wonen, Welzijn en Zorg in de Westelijke Mijnstreek”. De gemeente heeft hierin een belangrijke initiërende taak op zich genomen. Er komt een diversiteit van woonvormen waarbij afstemming met de welzijns- en zorgdiensten voorop staat in de woonserviceszones. Een woon servicezone is een veilige woonen leefomgeving waarbinnen een straal van 200 tot 300 meter een bepaald pakket aan zorg- en welzijnsdiensten gegarandeerd wordt. De realisatie van dit uitvoeringsprogramma kent een hoge prioriteit. De integrale wijze van aanpak komt daarbij expliciet tot uitdrukking. Voor de inhoud van dit proces en de concrete doelstellingen verwijzen we kortheidshalve naar het specifiek beleid zoals geformuleerd in het uitvoeringsprogramma. De gemeente kent een hoge prioriteit toe aan de ontwikkeling van woonservicezones als deel van de wijk waar binnen een beperkte straal, op loopafstand een aantal voorzieningen aanwezig zijn, zoals aangegeven in het uitvoeringsprogramma Wonen – Welzijn – Zorg.
17
5.7.
Zorg- en dienstverlening
Wie dienstenverlening nodig heeft, verwacht op de juiste manier behandeld te worden (dienstenverlening op maat) en daarbij zo weinig mogelijk te worden beperkt qua vrijheid (de minst beperkende opvang. Het gemeentelijk ouderenbeleid is gericht is op het bevorderen van het zelfstandig zijn en blijven van de oudere inwoners van Stein, is er toch een deel van de ouderen waarvoor extra maatregelen moeten worden getroffen: de kwetsbare ouderen. Het gaat daarbij om inwoners van Stein met een fysieke of psychische functiebeperking, waardoor zij niet meer in staat zijn om (volledig) zelfstandig voor zichzelf te zorgen. Daarbij zijn zij afhankelijk van het zorg- en dienstverleningsaanbod in de gemeente. De thuiszorg is een belangrijk onderdeel in het dienstenverleningsaanbod. Omdat de overgrote meerderheid van de ouderen in de eigen vertrouwde omgeving woont, dient alles in het werk gesteld te worden om deze wens ook in de toekomst veilig te stellen. Het zorgaanbod ligt evenwel voor het grootste deel buiten de invloedsfeer van de gemeentelijke overheid. De wetgever heeft de gemeente geen instrumenten (en middelen) gegeven om een bepalende rol in het zorgbeleid te vervullen. Niettemin voelt het gemeentebestuur van Stein zich vanuit de verantwoordelijkheid voor haar inwoners verantwoordelijk voor het niveau en diversiteit van het zorgaanbod. Waar mogelijk eist de gemeente dan ook een bemiddelende en regisserende rol op. Om die reden neemt de gemeente zowel ambtelijk als bestuurlijk deel aan verschillende overlegplatforms in lokaal en (sub)regionaal verband. Voor wat betreft het zorgaspect in het ouderenbeleid kiest de gemeente Stein voor de volgende uitgangspunten: • • • • • •
Zolang mogelijk zelfstandig wonen; Eén toegangspoort tot de zorg; Onafhankelijke en integrale zorgindicering; Keuzevrijheid bij de samenstelling van het pakket zorgvoorzieningen. Vraaggericht dienen zorgvoorzieningen voor handen te zijn: zorg op maat; Een veilig gevoel in de ‘eigen’ leefomgeving door voldoende al dan niet professionele zorg en mantelzorg; Leefbaarheid van de woonomgeving door toegankelijkheid, bruikbaarheid, veiligheid en bereikbaarheid aangevuld met een adequaat voorzieningenniveau.
De gemeente zal haar regierol ten volle benutten om de zorg voor ouderen op een maximaal peil te handhaven. De gemeente zal ook zingevende sociaalculturele activiteiten stimuleren ter voorkoming van vereenzaming. De opzet van het zorgloket zal in overleg met de verschillende partijen in het veld verder uitgebouwd worden.
18
5.8.
Veiligheid
Bij de evaluatie van het vorige beleid kwam scherp naar voren dat met name het veiligheidsgevoel van de oudere inwoners versterkt dient te worden. Het gevoel zich onveilig te voelen (subjectieve onveiligheid) heeft te maken met de inschatting die mensen maken van de kans om daadwerkelijk slachtoffer te worden en de mogelijkheden tot ontsnapping of verdediging. Dit staat dus los van de vraag of dat gevoel van onveiligheid terecht of onterecht is (objectieve onveiligheid).Ouderen zijn minder vaak slachtoffer van criminaliteit dan jongeren, en vrouwen weer minder dan mannen. Toch voelen ouderen zich vaker onveilig dan jongeren, en vrouwen weer meer dan mannen. Zo zijn ouderen vaker bang om ’s avonds de deur open te doen als er onverwachts wordt aangebeld. Ouderen passen zelfs hun uitgaansgedrag aan uit angst om slachtoffer te worden en komen ’s avonds nauwelijks de deur nog uit. Stein is over het algemeen een relatief veilige woon- en leefgemeenschap. De zorg voor de beleving van de veiligheid zal zich dan ook moeten vertalen in aandacht voor: • Voor ouderen is het belangrijk dat de halteplaatsen van openbaar vervoer veilig, herkenbaar en bereikbaar zijn. • aandacht voor een goede openbare verlichting; • organiseren van concreet voorlichtingsbeleid over de opzet en de uitvoering van veiligheidsmaatregelen; • In de nabijheid van zorgcentra en ouderenwoningen zal extra aandacht worden besteed aan de veiligheid en bruikbaarheid van wandelroutes naar winkels, haltes voor openbaar vervoer, medische centra en buurtvoorzieningen. • Bij het ontwerpen van oversteekplaatsen bij doorgaande verkeersroutes wordt rekening gehouden met de wensen van ouderen.
19
5.9 Sportbeleid De senioren van vandaag en morgen hebben gemiddeld een gezonder leven geleid (betere voeding en lichaamsverzorging, kortere en betere werkomstandigheden, meer beweging) en beginnen dus in een betere conditie aan de leeftijdsfase van 55plusser. De meeste georganiseerde oudere sportbeoefenaars zijn lid van een ‘gewone’ sportvereniging en zoeken daar ook sociaal contact en/of zetten zich in voor vrijwilligerstaken. Specifiek sportbeleid voor senioren of aparte subsidiëring van sportdeelname door senioren is dan ook over het algemeen niet nodig. In de sportnota die door de gemeente wordt voorbereid wordt hier ook aandacht aan besteed. Meer bewegen voor ouderen (waaronder (zit)gymnastiek en bejaarden(volks)dans) is gericht op lichamelijk kwetsbare en in hun bewegingsmogelijkheden beperkte ouderen. Daarom dienen deze activiteiten uitsluitend door gediplomeerde docenten te worden gegeven die bekend zijn met de beperkingen van hun deelnemers. De deelname aan sportactiviteiten neemt snel af met het toenemen van de leeftijd. Activiteiten als fietsen en wandelen lijken bij uitstek geschikt voor ouderen. Het pakket Meer Bewegen voor Ouderen is in Stein aan een herijking toe. Met betrokken organisaties zal geëvalueerd worden en een nieuwe impuls gegeven worden aan de opzet van Meer Bewegen voor Ouderen. 5.10 Vervoer Het is een gegeven dat bij het ouder worden de mobiliteit afneemt. Daar waar men eerder nog volop gebruik kon maken van de auto, de fiets of de benenwagen, kan er een moment komen waarop men aangewezen is op het openbaar vervoer. Voor het reguliere openbaar vervoer ( de lijndiensten) is de provincie verantwoordelijk. Steeds meer lijndiensten verdwijnen echter en op de lijnen die overblijven wordt minder vaak gereden. Voor de gemeente Stein heeft dit o.a. tot gevolg gehad dat er in de kern Meers helemaal geen lijndienst meer komt ( deze lijn was niet meer rendabel volgens Hermes). De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek hebben al sedert jaren een vervoersvoorziening, die tegenwoordig onder de naam Omnibuzz door het leven gaat. Deze bus is in principe beschikbaar voor alle burgers van Stein. Mensen met een WVG-indicatie en hun begeleiders reizen tegen het normale openbaar vervoertarief, de anderen betalen de commerciële prijs. Deze busdienst dient een uur van tevoren gebeld te worden maar brengt de passagier dan wel van deur tot deur. In het verleden liet de betrouwbaarheid van het systeem te wensen over. Tegenwoordig verloopt het zeker nog niet geheel vlekkeloos maar is een kwaliteitsverbetering merkbaar. De tijdigheid van de ritten is fors verbeterd waardoor ook het aantal klachten is gedaald.
20
Zeker in kernen waar het openbaar vervoer niet ( Meers) of nauwelijks meer komt zal naar de toekomst toe de Omnibuzz een belangrijkere taak krijgen. Ook als vervanger van de treintaxi, in aansluiting op het openbaar vervoer van de NS, is de Omnibuzz een goed alternatief. De gemeente zal dit nog nadrukkelijker communiceren naar haar burgers. Er is ook een groep ouderen die zich over de korte en middellange afstanden met een scootmobiel verplaatsen. De gemeente Stein zal meer aandacht gaan besteden aan de veiligheid van deze groep in het verkeer. Te denken valt dan aan het verplicht stellen van deelname aan een cursus alvorens men de weg op mag. •
De gemeente zal bij de Provincie blijvend aandacht vragen voor de kwaliteit van het openbaar vervoer in zijn algemeenheid en in Stein in het bijzonder.
•
Het aanvullende vervoerssysteem, de Omnibuzz, wordt door de gemeente in regionaal verband geëvalueerd teneinde de kwaliteit nog verder te kunnen verbeteren.
•
In de kern waar geen lijndienst meer komt, zal het Omnibuzz vervoer nadrukkelijker onder de aandacht van de inwoners gebracht worden als een alternatieve vorm van openbaar vervoer.
5.11
Voorzieningen
Op het gebied van sociaal beleid is gekozen voor een wijkgerichte aanpak. Daar waar het de aspecten wonen, welzijn en zorg betreft, zal eveneens een integrale gebiedsgewijze aanpak worden voorgestaan voor het treffen van voorzieningen voor de doelgroep ouderen. Dit kan gebeuren door middel van clustering van centrumvoorzieningen enerzijds en een goede spreiding van accommodaties over de kernen anderzijds. Het project “Wonen-Welzijn-Zorg Westelijke Mijnstreek”, zoals hiervoor al vermeld, stelt uitgangspunten vast voor Wonen, Welzijn, Zorg en Woonservice-zones. De woonservice-zones zijn geïntroduceerd om de samenhang tussen wonen, welzijn en zorg bijeen te brengen. Het zijn bij uitstek zones waarin zorgwoningen, welzijnsactiviteiten en zorgactiviteiten kunnen worden geclusterd ten behoeve van ouderen. Bij voorkeur moeten de zones aansluiten op reeds aanwezige woonzorgcomplexen, zorgpunten en andere voorzieningen. Het is belangrijk om vanuit een wijkgericht denken gelegenheden tot samenzijn, recreatie en ontmoeting te creëren Hierbij kan gebruik worden gemaakt van bestaande accommodaties, dan wel nieuw te creëren accommodaties. Vanuit de woonservicepunten kunnen allerlei “services” worden geleverd ter beantwoording van de hulpvraag van ouderen.
21
•
Accommodaties: Ontmoetingsruimten in de bestaande voorzieningen van de Stichting Ouderenzorg Geleen – Stein meer openstellen op buurt en wijkniveau ten behoeve van de in die wijk gevestigde verenigingen.
•
Klussendienst: De opzet van een klussendienst zoals aangegeven in het vorige ouderenbeleid is nog niet gerealiseerd. In deze nieuwe planperiode zal hoge prioriteit gegeven worden aan de opzet van een klussendienst voor ouderen.
6.
Tot slot
Ouderen vormen geen homogene groep: naast vitale en zelfstandige ouderen ziet men ook ouderen met een groeiende afhankelijkheid van hun omgeving: de kwetsbare ouder. Aandacht voor deze groep blijft een belangrijk beleidsitem. Overheidsbeleid komt ook niet primair tot stand door centrale sturing, met regelgeving en subsidies als instrumenten, maar door interactie en communicatie met de vele partners die in het ouderenbeleidsveld actief zijn. De gemeente wil zich bij het ouderenbeleid dan ook niet beperken tot de traditionele rollen die zij op dit terrein heeft, maar de regierol oppakken. Dat wil zeggen dat het integraal gemeentelijk ouderenbeleid niet uitsluitend op het gemeentehuis tot stand zal worden gebracht maar ook door interactieve communicatie met de vele partners die op dit terrein actief zijn of een rol (moeten) spelen. Bij de invulling van deze regierol neemt de gemeente de wensen en behoeften van ouderen als uitgangspunt. Omdat de toekomstige oudere steeds meer zelfstandig zal blijven wonen en thuis de nodige diensten en zorg op maat zal willen ontvangen vraagt het wonen en de woonen leefomgeving de grootste aandacht binnen het toekomstige gemeentelijke ouderenbeleid. Het realiseren van de doelstellingen zoals verwoord in deze nota en in het project wonen-welzijn-zorg, zijn de concrete bouwstenen voor het komende ouderenbeleid.
22
Bijlage: Actiepunten 2004 In de nota zijn telkens aan het eind van de hoofdstukken een aantal actiepunten genoemd waaraan de komende periode, 2004 – 2008, gewerkt gaat worden. Voor het jaar 2004 zullen de volgende actiepunten een hoge prioriteit krijgen:
•
opzet van een klussendienst
•
herijking van de activiteit Meer Bewegen voor Ouderen
•
opzetten van een internetcafé.
•
openstelling accommodaties in de verzorgingshuizen voor activiteiten voor ouderen
De Nota ouderenbeleid heeft tevens raakvlak met een aantal andere beleidsketens, zoals:
1.
het lokaal gezondheidszorgbeleid,
2.
de herijking van het subsidiebeleid
3.
het project wonen, welzijn zorg
4.
de doorstart van het lokaal zorgloket
5.
de breedtesportimpulsen.
Binnen deze beleidsketens lopen al een aantal vastgestelde financieringsstromen. 1. Lokaal gezondheidszorgbeleid De herijking van de activiteit Meer Bewegen voor Ouderen is als activiteit binnen het lokaal gezondheidszorgbeleid opgepakt. Hiervoor is in dit kader voorgesteld om een bedrag van € 15.000 uit te trekken. Verder zullen door de G.G.D., het welzijnswerk of de zorgaanbieders gerichte preventieve programma’s worden opgezet en uitgevoerd, ter voorkoming of uitstel van problematieken, zoals bijvoorbeeld bestrijding van de eenzaamheid, de veiligheid in en om het huis en de armoedebestrijding. Dit actiepunt wordt regionaal opgepakt in samenwerking met de GGD en is onderdeel van de gewestbegroting.
23
2. De herijking van het subsidiebeleid. De gemeente wil middelen doelgericht en efficiënt inzetten. Om dit inzichtelijk te maken werkt de gemeente aan een productgerelateerde wijze van subsidiëring, een begroting voor een product of dienst of een groep van producten. In een productbegroting worden alle kosten zoals huisvestingskosten, salariskosten, materiaal enz., aan het betreffende product toegerekend. Daarnaast kan een beschrijving worden gemaakt van doel, inhoud product, kwaliteit, benodigde deskundigheid, leveringsvoorwaarden, relatie met andere sectoren, financiering. Binnen de gemeente wordt binnenkort gestart met de herijking van het subsidiebeleid. Op basis hiervan worden de grondslagen in de subsidieverordening heroverwogen. In deze ontwikkeling zullen de subsidies voor diensten en activiteiten voor ouderen, worden meegenomen. 3. Project Wonen, Welzijn, Zorg. -
Verdere uitvoering zal worden gegeven aan het lokaal programma Wonen, welzijn, zorg. Een regionale en lokale projectstructuur en de financiële kaders hiervoor zijn aangereikt in het uitvoeringsprogramma WWZ en de afspraken hieromtrent in het onlangs gesloten convenant met de betrokken partijen.
4. Doorstart van het lokaal zorgloket -
De functie Voorlichting en advies wordt versterkt, m.b.t. het zorg- en welzijnsaanbod en doorverwijsmogelijkheden. (Gemeentelijke zorgloketten). Voor het versterken van de voorlichting- en adviesfunctie is reeds € 5.000,-- ingezet.
5. Breedtesportimpulsen In het kader van de stimuleringsmaatregel breedtesport zullen de mogelijkheden worden bezien om sport -en bewegingsprogramma’s op te zetten voor nader te bepalen doelgroepen binnen de bevolking. Financiële paragraaf In de Meerjarenbegroting is een stelpost opgenomen van € 15.000,-- voor de uitvoering van de nota ouderenbeleid. Wij stellen u voor om dit bedrag geheel in te zetten voor het opzetten van het Internetcafé. De overige activiteiten behoeven in principe geen extra dekkingsmiddelen. Het opzetten van een klussendienst kan wellicht geheel gedekt worden uit vrijvallende middelen als gevolg van het wegvallen van de eigen gemeentelijke onderhoudsdienst. Zonodig kunnen achteraf additionele middelen worden toegekend, wanneer de aangelegenheid verder wordt uitgewerkt. Dat de openstelling van de accommodaties van de verzorgingshuizen om niet wordt geregeld spreekt voor zich.
24