FOCUS HAAGLANDEN jaargang 4
[
O T HEMA: W
NEN
]
STARTERS EN WOONRUIMTE Minister Vogelaar aan het woord
TWEEDE LEVEN VOOR LEEGSTAANDE KANTOORPANDEN Wonen in een leeg kantoor
RISICOCOMMUNICATIE, een verplichte ramp?
ZOMER 2007 Relatiemagazine voor overheid en bedrijfsleven
2
FOCUSHAAGLANDEN Overheidsvertalingen
Rijksoverheid
Provinciale overheid
Gemeentelijke overheid
Overheidsvertalingen Het belang van onderscheid Het vaste team van Wilkens c.s. heeft de beschikking over een netwerk van gespecialiseerde vertalers met bewezen kwaliteiten op het gebied van teksten voor de overheid. Zij zijn bekend met internationaal vastgestelde terminologie en de Nederlandse beleidsstructuren.
Inhoudsopgave
Of het nu een brochure of een beleidsnotitie betreft, Wilkens c.s. zorgt ervoor dat de vertaling nooit ten koste van uw tekst gaat.
o v e r h ei d en
WILKENS c.s.
Specialist in overheidsvertalingen sinds 1987
w w w. o v e r h e i d s v e r t a l i n g e n . n l T +31 (0)71 - 581 12 11 F +31 (0)71 - 589 11 49 E
[email protected]
9
28
In dit nummer
pagina
32
Thema Wonen
pagina
Voorwoord
5
Starterswoningen centraal tijdens WoonAward
6
De Stelling
8
Wonen in kantoren voor elke portemonnee
10
'Het groene goud van Haaglanden'
9
Duurzaam wonen
12
In the picture
18
Interieur in eco-style
14
Risicokaart, fundament van regionaal veiligheidsbeleid
27
Den Haag speelt in op woonwensen
16
Risicocommunicatie, een verplichte ramp?
28
Zelf een villa ontwerpen in Vroondaal
19
Reddingsbrigade in de hulpverleningsketen
30
Zoetermeer bouwt aan Cultuuras in centrum
20
Regionalisering brandweer en de menselijke maat
32
USG Capacity: carrièrestap naar de woonsector
22
Kort in de Regio
34
Kanskaart van Nederland
23
Vesteda en luxe, gestapelde bouwen
24
Brandveiligheid in woningen
26
10
19
ZOMER
3
23
Colofon
Focus Haaglanden is een gezamenlijke kwartaaluitgave van het Stadsgewest Haaglanden, de Kamer van Koophandel, de Hulpverleningsregio Haaglanden en de Politie Haaglanden. Dit nummer is mede tot stand gekomen dankzij redactionele bijdragen van de gemeente Den Haag, de gemeente Zoetermeer, VNO-NCW en het Hoogheemraadschap Delfland. Redactieadres Stadsgewest Haaglanden Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Tel: 070 7501500 Fax: 070 7501501 E-mail:
[email protected] www.focushaaglanden.nl
Concept, uitgave en vormgeving Actorion Communicatie Adviseurs, Velp
Aan dit nummer werkten mee Actorion Communicatie Adviseurs, Joyce Adriaansen, Wiel Arets, Erwin Dijkgraaf, Katja Elmendorp, Gemeente Den Haag, Gemeente Rijswijk Gemeente Zoetermeer, Grontmij Advies & Techniek B.V., HTM, Wim Hanenberg, Hulpverleningsregio Haaglanden, Kamer van Koophandel Haaglanden, Pieter Kers, Chris Lieshout, Peter van Oosterhout, Eric Panhuis, USG Capacity, Vesteda Haag, Wilkens C.S., Sicco van Grieken, Judith Jongejan, Hans Rebers, Juliette Schneijderberg, Gemma Schoot, Marieke van Seggelen, Anneke Verbraeken, Bert Vis Druk DeltaHage grafische dienstverlening Oplage 5.000 exemplaren Commerciële exploitatie Actorion Communicatie Adviseurs, tel. 026 - 443 82 87
Copyright en verantwoordelijkheid Het auteursrecht op de in dit tijdschrift verschenen artikelen
wordt door de uitgever voorbehouden. De verantwoordelijkheid voor een artikel ligt bij de betreffende organisatie. Uitgave Zomer 2007 Het volgende nummer van Focus Haaglanden verschijnt op 19 september tijdens het Miljoenenontbijt in Den Haag. Het overkoepelend thema is Economie. Kijk voor meer informatie op www.focushaaglanden.nl. Op de voorpagina Ella Vogelaar, minister van Wonen, Wijken en Integratie Fotografie cover: Sicco van Grieken Partners Actorion Communicatie Adviseurs, Velp Grontmij Advies & Techniek B.V., Waddinxveen HTM, Den Haag USG Capacity Vesteda, Den Haag Wilkens C.S. Leiderdorp
ZOMER 2007
2
FOCUSHAAGLANDEN
Groeistuipen Bouwen en wonen staat erg in de belangstelling. Nederland groeit. Haaglanden ook. We staan voor de uitdagende opgave om het wonen in én buiten de stad een nieuwe kwaliteitsimpuls te geven. Hiermee willen we inspelen op de huidige en toekomstige woonwensen. Ook economisch heeft dit een reden: het draagvlak voor de vele grootstedelijke voorzieningen in de stad moet niet alleen in stand worden gehouden, maar ook versterkt worden. Alleen op die manier kunnen we mensen met midden- en hoge inkomens aan de stad binden.
Tegelijkertijd schreeuwen starters om een eigen, betaalbare woning. Een ontwikkeling waar we in het Stadsgewest Haaglanden ook mee te maken hebben, al is de situatie niet zo schrijnend als in de regio Amsterdam of Utrecht. Het beleid dat minister Ella Vogelaar uitstippelt, zal er ook in onze regio voor moeten zorgen dat er meer betaalbare woningen gebouwd worden. Wonen in bestaande (soms kantoor-) gebouwen is een nieuwe ontwikkeling. Slopen wordt vaak zonde gevonden, maar helaas is het in veel gevallen economisch voordeliger. In onze regio zijn echter een aantal geslaagde ‘transformatie’ voorbeelden, waarbij de TU Delft een grote rol speelt. De Kamer van Koophandel schrijft hierover verderop in het magazine. Met al dat bouwen moeten we zorgvuldig kijken naar ons groen. Haaglanden bestaat nog voor ongeveer eenderde deel uit groene ruimte; de kunst is om dit te behouden en te versterken. In de Groenvisie van Haaglanden zijn tien ambities geformuleerd die ervoor moeten zorgen dat landschappen beter worden verbonden met de steden en slimmer worden ingericht, zodat we er met z’n allen meer plezier aan beleven. Cultuur is net als groen een doorslaggevende factor voor een aangename woonomgeving. Daarom in dit nummer ook aandacht voor de Culturele As. “Een enorme culturele en economische impuls voor Zoetermeer”, zo noemt wethouder Pieter Smit het ontwerp. Vooraanstaand architect Wiel Arets ontwikkelde een concept dat het culturele leven in Zoetermeer op een hoger plan zal trekken. Tot slot willen we allemaal in een veilige omgeving wonen. De politie en Hulpverleningsregio Haaglanden zorgen hiervoor. Hoe? Dat leest u op pagina 26. Dit themanummer staat bol van wonen en andere interessante onderwerpen. Het laat zien dat we als regio Haaglanden zorgen voor een goed werkend geheel. Drs. W.J. Deetman, voorzitter Stadsgewest Haaglanden voorzitter Hulpverleningsregio Haaglanden korpsbeheerder Politie Haaglanden
ZOMER 2007
2
FOCUS HAAGLANDEN STADSGEWEST HAAGLANDEN
WoonAward 2007 brengt startersproblematiek onder de aandacht De doorstroming op de woningmarkt stagneert. Voor starters is dat pech: een geschikte huurwoning is er niet en een koopwoning is meestal te duur. Minister Ella Vogelaar (VROM) gaat zich inzetten om dit te veranderen. Haaglanden haakt hier met de WoonAward 2007 op in met het thema ‘De Starterswoning’. Het beste ontwerp is tijdens de WoonAward bekend gemaakt.
FOCUSHAAGLANDEN
Minister Vogelaar: ‘Oplossing tekort starterswoningen: meer bouwen’
Strategisch belang De kranten en vakbladen staan vol met de problematiek die starters ondervinden op de hedendaagse woningmarkt. De toegang tot de koopsector is ook in Haaglanden de afgelopen jaren sterk verminderd. Velen kunnen de stap nauwelijks meer maken, starters op de woningmarkt zo goed als niet. Het belemmert jonge mensen uit de regio Haaglanden om een wooncarrière naar wens te doorlopen. Het vergroten van de toegankelijkheid van de koopsector is dan ook een onderwerp dat voor de regio van strategisch belang is.
Belangrijk voor starters is dat er meer beweging komt op de woningmarkt. Voor de sociale sector betekent dit, dat de mensen met te hoge inkomens verleid moeten worden om door te stromen. Hoe gaat u de doorstroming bevorderen? ‘Dit kabinet zet in op toename van de woningproductie, tussen 80.000 en 100.000 per jaar. Dat brengt de doorstroming weer op gang. En dat betekent het bouwen van woningen in diverse prijsklassen, van betaalbaar tot dure woningen. Alleen zo kun je mensen verleiden door te stromen naar een nieuwe woning. Ik geef toe, 100.000 woningen per jaar bouwen zal niet eenvoudig zijn. Maar de groei zit erin, er is sprake van een toename in 2006 van 74.000 naar 80.000 woningen. Daarnaast ben ik nu in gesprek met de koepel van woningcorporaties om afspraken te maken over de bouw van nieuwe woningen en over investeringen door corporaties in de wijken. Ik verwacht daar veel van.’
In 2005 zijn woningbouwafspraken gemaakt met twintig stedelijke regio’s in Nederland. Met die stedelijke regio’s zijn convenanten getekend. Landelijk gezien moeten er 445.000 nieuwe woningen bijkomen tot 2010. Denkt u dat de afspraken gehaald gaan worden? ‘Volgens de planning van de woningbouwafspraken zouden in de periode 2005-2009, 445.000 woningen moeten worden gebouwd. Op basis van de cijfers over 2005 en 2006 verwacht ik echter dat niet alle woningbouwregio’s hun streefaantallen volledig zullen halen. Overigens is de landelijke productie na het dieptepunt in 2003 wel degelijk flink gestegen. De productie is in de afgelopen jaren met bijna twintig procent toegenomen. De oorzaken voor het achterblijven van de woningproductie zijn verschillend. Een paar regio’s hebben achteraf gezien misschien te ambitieuze doelstellingen opgenomen in hun convenant. Andere regio’s hebben te maken met zaken als onvoldoende personeel in de bouw, afzetproblemen of discussies over de sociale grondprijs. Momenteel laat ik onderzoeken of naast alle al genomen maatregelen, extra acties nodig zijn om de productie in sommige regio’s extra op te voeren. Ik verwacht in oktober daar meer duidelijkheid over te hebben. Ik heb begrepen dat de regio Haaglanden boven het gemiddelde presteert als je het vergelijkt met de andere regio’s, maar nog niet conform hun eigen planning. In de regio Haaglanden zullen de komende drie jaar nog 6.800 nieuwe woningen per jaar moeten worden gebouwd. Ik ga ervan uit dat de stijgende lijn in de woningproductie, landelijk gezien, zal doorzetten.’
Vanuit de landelijke politiek wordt er ook hard nagedacht over een oplossing. In een interview met Minister Vogelaar (VROM) vroegen we naar de huidige knelpunten en de mogelijke oplossingen.
Door verhoudingsgewijs lage huurstijgingen en sterke stijgingen van de koopprijzen wordt het gat tussen huren en kopen steeds groter. Met name voor starters op de woningmarkt is dat een
Het zijn behoorlijk wat woningen die erbij gebouwd worden. Maar de bevolkingsgroei neemt af. Zitten we over een paar jaar dan niet met een overschot aan lege woningen?
Tekst: Juliette Schneijderberg Fotografie: Sicco van Grieken
M
et de WoonAward wil het Stadsgewest Haaglanden laten zien dat er ook succesverhalen zijn als het gaat om projecten voor starters. Het is een jaarlijks terugkerende prijs uitgeschreven door het Stadsgewest. De WoonAward is een stimulans en beloning voor de in Haaglanden werkzame partijen om de ambities uit de Regionale Woonvisie Haaglanden 2000-2015 waar te maken. De prijs is dit jaar voor de derde keer uitgereikt, winnaar dit jaar is de voormalige Margrietschool in Leede. Moedig project Corporatie Rondom Wonen heeft in Oude Leede acht jongerenwoningen gerealiseerd in de voormalige Margrietschool. Deze school stamt uit 1923 en is een gemeentelijk monument. In overleg met de gemeente en de bewonersvereniging is een nieuwe bestemming aan de school gegeven: jongerenhuisvesting.
Margrietschool
U zet zich vooral in op de zogenaamde ‘40 wijken’, met aandacht voor wonen, leren werken, veiligheid én integreren. Maar hoe zit het met de starters die het zo moeilijk hebben op de woningmarkt. Hoe gaat u ze tegemoet komen? ‘Er is veel aandacht voor de kloof tussen koop en huur en de starters die moeilijk aan een woning kunnen komen, laat staan een koopwoning. Hier is wel een kleine nuancering op zijn plaats: niet overal is de problematiek hetzelfde, er zijn grote regionale verschillen. De oplossing voor de spanningen op de woningmarkt, en dus ook voor de starters, is dat er vooral veel moet worden gebouwd. En dan niet alleen starterswoningen, maar alle nieuwbouw helpt mee om een verhuisketen op gang te brengen. Ook kan het aanbod verder toenemen als corporaties meer huurwoningen aanbieden tegen een zeer aantrekkelijke koopprijs, dat zie overal steeds vaker gebeuren’.
groot probleem. Hoe denkt u dat gat de komende jaren te verkleinen? ‘Wat ik al zei, het belangrijkste is dat er meer aanbod gaat komen, zodat er daadwerkelijk iets te kiezen valt. Daarnaast heeft het ministerie van VROM een aantal financiële regelingen voor starters. Zo heb je de Koopsubsidie voor starters met een laag inkomen en lever ik een bijdrage aan de zogenaamde Startersleningen. Ik ga mijn best doen om de problemen die starters hebben, te verlichten, maar ik kan het niet alleen. Alle partijen die op de woningmarkt actief zijn - gemeenten, woningcorporaties, projectontwikkelaars – moeten daarvoor een inspanning leveren. Gelukkig zie ik dat ze daar druk mee bezig zijn.’
De woningen zijn opgeleverd in de sociale huursector. De jury vindt het een moedig project, gerekend vanuit de corporatie, omwille van het financiële risico en vanwege het moeilijke traject door een monumentaal pand te transformeren. De binding met de buurt, met behoud van het specifiek dorpse karakter in architectuur en bewoning maken het een slim en dierbaar project, aldus de jury. Het behoud van de school, evenals de bestemming voor jonge starters in het midden van het dorp is lovenswaardig; hierdoor vergrijsd het dorp minder en hoeven jongeren niet naar omliggende steden uit te wijken. Enige kanttekening van de juryleden is dat alleen starters uit de plaats zelf in aanmerking komen voor de woningen.
‘Het is zo dat er slechts in een beperkt aantal gebieden in Nederland momenteel sprake is van krimp. Wel is er landelijk een minder snelle stijging te zien van de bevolkings- en huishoudenstoename. Je kunt dus zeggen: in Nederland is er een afname van de groei, maar er is nog wel degelijk sprake van groei. Dus voorlopig moet er in veel regio’s nog worden bijgebouwd. Daarnaast is het zo dat in regio’s waar krimp van de bevolking is of dreigt, het niet mijn
inzet is om de woningproductie drastisch te verlagen. Vaak is het zo dat in die regio’s de kwaliteit van de woningen niet zo geweldig is, dus daar zie je vooral dat nieuwbouw is bedoeld om er betere woningen bij te krijgen.’ n
Bekijk alle genomineerden van de WoonAward op www.focushaaglanden.nl
ZOMER 2007
2
STADSGEWEST HAAGLANDEN
FOCUS HAAGLANDEN DE STELLING
‘Er moet meer binnenstedelijk gebouwd worden’
FOCUSHAAGLANDEN
Groenvisie: versterk ‘het groene goud van Haaglanden’!
Het is de uitdaging voor architecten en ontwikkelaars om andere woonvormen te ontwikkelen waarbij gekeken wordt naar de wensen van mensen die in
Haaglanden behoort tot de meest dynamische regio’s van het land. De verhouding stad-land is
de stad willen wonen maar dan mét buitenstedelijke geneugten zoals een tuin, parkeervoorzieningen en een ruim woonoppervlak. Of niet? Is er juist
de afgelopen eeuw ingrijpend gewijzigd. Haaglanden bestaat nog voor eenderde deel uit groene
een te grote focus op het binnenstedelijk bouwen waardoor de woningproductie in Nederland nieuwe locaties mist?
ruimte; de kunst is om dit te behouden en te versterken, aldus de Groenvisie Haaglanden.
Tekst: Juliette Schneijderberg Fotografie: Stadsgewest Haaglanden
Nicole Vrolijk
Marcel Tankink
Bé Emmens
makelaar bij Nelisse Makelaars
directeur KAW architecten en Adviseurs
wethouder Zoetermeer
“
“Ik vind de stelling min of meer vanzelfsprekend en dat in het kader van de Nota Ruimte, opgesteld door oud-minister Dekker. Uit deze wet kun je concluderen, dat er een grote woningbouwopgave ligt en dat het volume alleen kan worden gehaald als een groot deel van dit volume binnenstedelijk wordt ontwikkeld. Vrijwel maandelijks doe ik onderzoek naar doelgroepen voor zeer gevarieerde woningbouwprojecten. Steeds weer blijkt, dat bij een juiste prijs/prestatieverhouding er een onverminderde vraag blijft naar goede woningen. Maar wat zijn goede woningen? Binnenstedelijk: bijvoorbeeld appartementen met een woonoppervlakte van vijftig tot zeventig vierkante meter voor starters en dat in een levendige stadsstructuur. En: grondgebonden woningen, bij voorkeur met tuin en parkeergelegenheid. Er wordt echter te weinig binnenstedelijk gebouwd omdat de procedures veel te lang zijn. Goede woningen buitenstedelijk zijn ruime grondgebonden woningen, bij voorkeur tweekappers en vrijstaande huizen. Er zijn wel veel nieuwe locaties in ontwikkeling in de buitengebieden. Deze zitten vrijwel op slot door de huidige desinteresse van het kabinet (geen huurbeleid en geen fiscaal woningbeleid), tijdrovende procedures en besluiteloosheid. Kortom: wel meer binnenstedelijk bouwen, maar dan wel vanuit de politiek met meer besluitvaardigheid op nieuwbouwontwikkelingen.”
“
”
“Ik zou niet willen beweren dat meer binnenstedelijk bouwen moét, ik ben niet zo van het moeten. Ik ben er wel van overtuigd dat meer binnenstedelijk bouwen kán, en ook beter kan dan nu vaak gebeurt. Ik vind dat veel Nederlandse steden niet stedelijk zijn, wel volgebouwd maar niet ‘dichtbebouwd’. Een mooie vergelijking vind ik de stad New York. Ruim zestien miljoen New Yorkers wonen op een gebied zo groot als de provincie Zuid-Holland. Als wij dat voor elkaar zouden krijgen zou de rest van Nederland leeg kunnen blijven. Niet dat ik daarvoor pleit, maar het geeft wel een andere dimensie aan het begrip stedelijkheid.
D
“
Manhattan is drie maal kleiner dan Den Haag en heeft driemaal meer inwoners én arbeidsplaatsen. Een dichtheid van factor negen! En het is niet het hoogste deel van Manhattan waar men woont, integendeel. Het zijn juist de middelhoge bouwblokken waar de dichtheid van wonen, werken en winkels het grootst is. Parkeer- en mobiliteitsvraagstukken lossen zich in een dergelijke stad ook deels weer op: New Yorkers walk. In Nederland scheppen hoge volumes veel afstand op maaiveldniveau, worden bouwblokken te krap bemeten zodat echte hoogte en dichtheid niet bereikt kunnen worden, en wordt de openbare ruimte in de regel te ruim bemeten. Dit levert ook al geen bijdrage aan het gevoel van stedelijkheid. Op de Nederlandse pleinen waai je meestal weg.”
”
“De binnenstedelijke woningbouw heeft lange tijd kunnen profiteren van de schaarste. De afzet was verzekerd. De woningmarkt zal verder ontspannen. Bovendien zullen we voor de woningbouw steeds meer aangewezen zijn op binnenstedelijke locaties. Om binnenstedelijk wonen aantrekkelijk te maken voor meer mensen, zullen nieuwe stedelijke woonvormen ontwikkeld moeten worden. De specifieke kwaliteiten van een locatie moeten benut worden, al dan niet in relatie tot specifieke doelgroepen. Dubbel grondgebruik betekent niet alleen gestapelde woningen bouwen, maar kan ook leiden tot ruimte voor privé tuinen of meer openbaar gebied. Ook de woningplattegronden zijn belangrijk: ruime woonoppervlaktes, ruime balkons. Natuurlijk zullen niet alle mensen die thans graag eengezinswoning met tuin willen hebben, straks voor de stad kiezen. Nieuwe binnenstedelijke concepten zullen echter wel de concurrentie met de reguliere eengezinswoningen moeten kunnen doorstaan. Ook voor gezinnen met kinderen moet binnenstedelijk wonen aantrekkelijk zijn.”
”
e overgebleven groene ruimte wordt wel poëtisch ’Het groene goud van Haaglanden’ genoemd. Niet in de laatste plaats goud omdat het groen geld waard is. Het groen kan een belangrijke reden zijn voor vestiging in Haaglanden. De opgave is om de open ruimte te behouden, maar ook en vooral te zorgen dat deze aan kwaliteit wint. Om dit te bereiken heeft het Stadsgewest Haaglanden tien ambities geformuleerd als leidraad voor het ruimtelijk beleid (zie: www.haaglanden.nl). Steven Slabbers van bureau Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten, heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden meegewerkt aan de Groenvisie. Tijdens de Regiodag 2007 vertelde hij over de bevindingen. Wat hem opvalt, is dat in een mensenleven een enorme verstedelijking in Haaglanden heeft plaatsgevonden. “Dat wil niet zeggen dat je deze ontwikkeling moet stoppen, zegt hij. “Immers, ontwikkelingen zijn inherent aan een levend landschap.” Het is volgens de architect wel een pleidooi om ontwikkelingen zo te realiseren, dat kwaliteiten worden behouden, knelpunten worden opgelost en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. “Een landschap moet zijn verhaal blijven vertellen. Wie zijn we, waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe?” Kanskaarten Van oudsher had je in Haaglanden steden in land. Nu is dat omgedraaid naar stukjes land in een stedelijk netwerk. Er is nog maar eenderde deel open ruimte. Slabbers zegt: “Het wordt tijd dat we een keuze maken; het ‘knibbel-knabbelknuisje, wie komt er aan m’n huisje’ moet afgelopen zijn. Daarbij worden we
geholpen door de demografische ontwikkeling. De bevolking stabiliseert, we gaan gebruik maken van de ruimte die vrijkomt (zoals Laakhaven, herstructurering jaren-zestig-wijken). We gaan in de steden bouwen in hogere dichtheden om de stad binnen de perken te houden. Hier moeten we met z’n allen aan werken, daar heb je elkaar voor nodig. Maar dat is niet genoeg, we willen ook dat die eenderde beter wordt. Beter bruikbaar, beter voor recreatie, beter voor ecologie: dat zijn de ambities van Haaglanden. Waarom is dit belangrijk? “Vanwege de complementaire kwaliteiten. Je woont in de stad, maar dit land is je tuin en die is groot”, proclameert Slabbers. Laten we vooral niet de vergelijking maken met het Groene Hart. “Haaglanden is anders”, zegt Slabbers. “Het Groene Hart maakt geen deel uit van onze dagelijkse leefomgeving, het ligt te ver weg van onze woon-, werk- en leefomgeving. Het mooie van die eenderde van Haaglanden is dat het handzaam, dichtbij en aantrekkelijk (veilig en schoon) zou kunnen zijn. Het kan bruikbaar zijn en in de basis authentiek. Dit zijn de kanskaarten van Haaglanden. Daarnaast is Haaglanden een schatkamer, vertelt Slabbers. “Een Mauritshuis vol geweldige landschappen. Onwaarschijnlijke contrasten en variatie die veel mensen in de regio niet kennen. Onbekend maakt onbemind. Als dat zo is, dan zou het wel eens zo kunnen zijn, dat bekend ook bemind maakt. Laten we daar aan gaan werken.” Knelpunten oplossen Maar eerst de knelpunten oplossen. Beheer en onderhoud, stadsranden,
Groene partners Haaglanden zet groots in op Groen en wil dit niet alleen doen, maar samen met haar Groene Partners: Provincie, het Rijk, waterschappen en Europese partners. Naast overheden nodigt het Stadsgewest als Groene Partner expliciet ook private partijen uit om deze ambitie te realiseren en mogelijkheden te creëren voor financiering. Een groen Haaglanden is namelijk in ieders belang. Hoe kunnen partners participeren? Kijk op www.focushaaglanden.nl.
bereikbaarheid, gedateerd programma… Met slecht onderhoud sluit je hele bevolkingsgroepen uit. Ruimtelijke kwaliteit heeft iets te maken met verzorgdheid, maar dat is in veel gebieden ver te zoeken. De kwaliteit van open ruimte hangt nauw samen met kwaliteit van de randen. Daar weten we een aardig potje van te maken: verrommeling noemen we dit. Stad en land raken steeds meer van elkaar afgescheiden. “Van de stad naar een leuk gebied fietsen is een zoektocht”, aldus Slabbers. “Een expeditie door allerlei enge viaductjes, nauwe weggetjes, van die typische ‘Opsporing Verzocht-plekjes’. Via dit soort wegen moet je naar je recreatiegebieden. En dan kom je er. En wat dan? Wat ga je er doen?” “Je komt in gedateerde recreatiegebieden uit de jaren zeventig terecht. Er zijn, in het gunstigste geval, budgetten vrijgehouden voor regulier beheer en onderhoud, maar er is nooit nagedacht over het feit dat ook vrije tijd aan mode onderhevig is.” “Op den duur worden dit de ‘portieken van het landschap’, waar je je voor schaamt als samenleving”, waarschuwt Slabbers. De Groenvisie is dan ook één groot pleidooi om te investeren in kwaliteit! Met de heldere ambities van Haaglanden zijn de eerste stappen genomen om de knelpunten aan te pakken. n
ZOMER 2007
2
KAMER VAN KOOPHANDEL
FOCUSHAAGLANDEN
Oude kantoren worden nieuwe penthouses en studentenflats
Tweede leven door transformatie Wat moet je doen met oude, leegstaande kantoorgebouwen? Slopen? “Zonde”, vindt Theo van der Voordt van de TU Delft. “Verbouw ze tot woningen. Dat is goed voor het milieu, de portemonnee en de wijk.” “Prima”, vindt Ton Rijerkerk van de Kamer van Koophandel. “Maar dan wel in woonwijken, niet op de echte kantoorlocaties.”
10
Tekst: Anneke Verbraeken Fotografie: Sicco van Grieken
M
aar liefst 43 procent van de kantoorgebruikers in Haaglanden denkt binnen twee jaar meer ruimte nodig te hebben. De meeste bedrijven geven de voorkeur aan een nieuw kantoor, zo blijkt uit onderzoek van Troostwijk Makelaars dat op 7 juni werd gepresenteerd bij de Kamer van Koophandel Haaglanden. De makelaars verwachten dat door de toenemende behoefte het aanbod van kantoorruimte zal afnemen. Troostwijk onderzocht, in samenwerking met gemeenten en Kamers van Koophandel in de regio’s Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag, de huidige en toekomstige ruimtebehoefte in de vier grote steden.
11 De kantorenmarkt is een vervangingsmarkt: aan de ene kant is er behoefte aan nieuwbouw, terwijl tegelijkertijd zo’n achttien procent van de kantoorgebouwen leegstaat. Dit zijn veelal oudere gebouwen, en daarom minder in trek bij bedrijven. De installaties, zoals liften en
universitair hoofddocent aan de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft, afdeling Real Estate & Housing. “Het is kapitaalvernietiging om goede panden die nog minstens dertig jaar mee kunnen, te slopen. Gelukkig is er steeds meer belangstelling om min-
‘Verbouwen van kantoren gaat sneller dan nieuw bouwen’ verwarming, zijn verouderd en het kost over het algemeen veel geld om de gebouwen te moderniseren. Sloop lijkt dan in veel gevallen de enige oplossing. “Jammer”, vindt Theo van der Voordt,
Voormalige lokalen van de TU Delft worden omgebouwd tot woonruimtes aan de Julianalaan in Delft
der courante kantoorpanden te verbouwen tot woningen. Het debat beperkt zich ook niet meer tot alleen het gebouw, maar er wordt gekeken naar de hele wijk. Niet zo vreemd, want vaak hebben oudere kantoorpanden een karakterbepalende functie en soms ook een cultuurhistorische waarde. Daarbij komt dat woningen meer levendigheid brengen in een gebied.” Volgens Van der Voordt kan er veel vaker worden verbouwd tot woningen dan wordt gedacht. “Natuurlijk, het bestemmingsplan kan een spaak in het wiel steken en ontwikkelaars zijn al snel bang dat het niet rendabel is, maar daar zijn oplossingen voor te vinden. Je kunt bijvoorbeeld een extra verdieping op het gebouw zetten, of genoegen nemen met minder rendement om je in te vechten in een bepaald gebied. Wat ontwikkelaars nog wel eens willen vergeten, is dat verbouwen sneller gaat dan het bouwen van nieuwe woningen. De ervaring leert dat er veel minder bezwaren tegen worden ingediend en je hoeft de grond niet bouwrijp te maken.” Bouwen voor het topsegment De transformatie van kantoren naar woningen vindt plaats voor elke portemonnee. Zo werd het voormalige
Maquette van het gebouw aan de Julianalaan
Bilitongebouw in het hart van Den Haag omgevormd tot een woongebouw met appartementen en penthouses voor het topsegment, terwijl in Delft het voormalige Belastingkantoor geschikt werd gemaakt voor studentenhuisvesting. Op dit moment wordt ook het voormalige hoofdgebouw van de Technische Universiteit Delft verbouwd tot studentenwoningen. Van der Voordt: “Het is moeilijk aan te geven hoeveel kantoren er inmiddels zijn verbouwd in Nederland. Ik heb een getal van driehonderd tot vierhonderd gebouwen gezien, maar ik weet dat het er meer zijn geweest. Alleen al de Rotterdamse corporatie Stadswonen was de afgelopen vijftien jaar goed voor zo’n tweehonderdvijftig duizend vierkante meter; zij zijn heel actief op dit gebied.” Real Estate & Housing van de TUD maakt deel uit van het Transformatieplatform, een samenwerkingsverband met onder meer de Stuurgroep Experimentele Volkshuisvesting (SEV), de provincie Zuid-Holland en corporatie Stadswonen. Het Transformatieplatform richt zich helemaal op het omvormen van leegstaande kantoren tot woonruimte. Hier wordt kennis gebundeld en weer beschikbaar gesteld. Van der Voordt redigeerde een boek over het onderwerp; ook is veel informatie te vinden op de website www.woneninkantoren.nl. Het platform wil daarnaast als aanjager voor nieuwe projecten fungeren. Van der Voordt: “Wij willen bij-
voorbeeld belegger, gemeente en corporaties rond een locatie bijeen brengen om zo samen mogelijkheden en kansen te inventariseren. Daarmee kun je processen op gang helpen.” De TU Delft ontwikkelde daartoe een transformatiepotentiemeter waarmee snel de haalbaarheid van een bepaald project kan worden gemeten. Van der Voordt: “Zo’n quick scan kan worden aangevraagd door een bezitter van een leegstaand kantoor, maar ook door anderen die in het pand of de locatie kansen zien.” Diverse andere adviesbureaus, waaronder Stec, ontwikkelden ook checklists en rekenmethoden die duidelijk maken of transformatie haalbaar is of niet.
vanwege de goede bereikbaarheid. Maar er zijn voldoende kantoren in woongebieden. Die kun je alle ruimte geven. Ook de locaties waar je de verkeersintensiteit wil verminderen, komen ervoor in aanmerking. De centra van steden zijn in principe ook geschikt, al zal de prijs hier vaak de doorslag geven. Over het algemeen levert een kantoorpand in binnensteden meer op dan een appartementencomplex.” Van der Voordt is het grotendeels eens met Rijerkerk: “Als het gaat om een gebouw middenin een kantorenwijk, dan kun je het beter niet doen. Ook van de zones die door de gemeente zijn aangewezen als kantoren- of bedrijvengebied, kun je beter afblijven. Maar als
‘Het is kapitaalvernietiging om goede panden die nog minstens dertig jaar mee kunnen, te slopen’ Kantoren op knooppunten De Kamer van Koophandel Haaglanden vindt transformatie over het algemeen een goed idee. “Al moet je natuurlijk geen woningen gaan bouwen op echte kantoorlocaties zoals bedrijventerrein Plaspoelpolder in Rijswijk”, aldus directeur Regiostimulering Ton Rijerkerk. “Je loopt altijd het risico dat de woonfunctie de bedrijven in de weg gaat zitten. Wij zijn ook geen voorstander van transformatie op knooppunten van openbaar vervoer en wegen, want dat zijn juist bij uitstek kantoorlocaties
zo’n bedrijventerrein toch op de schop gaat, dan kun je wel kijken wat de mogelijkheden zijn. Nogmaals, gebieden winnen vaak aan leefbaarheid als er ook gewoond wordt. Gemeenten werken daarom over het algemeen graag mee aan een dergelijke transformatie.” n Meer informatie: Kamer van Koophandel Haaglanden, mr. Anke Verberne, telefoon 070-3287326,
[email protected], www.denhaag.kvk.nl, www.woneninkantoren.nl
ZOMER 2007
2
STADSGEWEST HAAGLANDEN
FOCUSHAAGLANDEN
Duurzaamheid is steeds vaker een factor in sloop- en nieuwbouwplannen
Duurzaam én gezond wonen in Haaglanden
Gezond binnenmilieu
Bewust eten, bewust bewegen…ook bewust wonen past in dit rijtje thuis en is tegenwoordig erg in ‘zwang’. Als reactie op de klimaatveranderingen en de stijgende woonlasten, neemt de belangstelling voor duurzaamheid in het algemeen toe. In Haaglanden zijn diverse ‘woonprojecten’ die in het teken staan van duurzaamheid of het bevorderen ervan.
12
Tekst: Juliette Schneijderberg Fotografie: Sicco van Grieken
D
at duurzaamheid ‘in’ is, valt af te lezen uit de drukbezochte informatiemarkt en buurtworkshops die de gemeente Leidschendam-Voorburg organiseert voor particuliere woningbezitters. De gemeente organiseert ze in het kader van het Servicepunt Warm Wonen, een initiatief van de gemeenten Leiden, Leiderdorp, LeidschendamVoorburg, Oegstgeest, Voorschoten, Warmond en Zoeterwoude in samenwerking met de Milieudienst WestHolland. Via het servicepunt kan er, dankzij het samenwerkingsverband, voor een scherpe prijs een huis geïsoleerd worden of een HR-ketel/zonneboiler aangeschaft worden. Het servicepunt Warm Wonen heeft contracten gesloten met landelijk opererende isolatiebedrijven en lokale installateurs en glaszetters. Via het servicepunt kunnen inwoners op eenvoudige wijze en tegen scherpe prijzen hun woning laten isoleren of een HR-ketel, zonneboiler of gelijkstroomventilator aanschaffen. Het Servicepunt Warm Wonen regelt alles voor de bewoners: de selectie van betrouwbare installateurs en isolatiebedrijven, het aanvragen van vrijblijvende offertes, de aankoop van materialen en de montage. Inmiddels zijn er al zo’n driehonderd offerteaanvragen en vijftig opdrachten voor het treffen van energiebesparende maatregelen in de gemeente Leidschendam-Voorburg. “Een mooi aantal”, vindt Cynthia Mors van de gemeente Leidschendam-Voorburg, “maar we zijn er nog niet!” “We zijn met Warm Wonen wel een voorloper in de regio Haaglanden,” vervolgt ze. “Geen enkele andere Haag-
landen-gemeente participeert hierin, hoewel er wel steeds meer belangstelling voor komt.” Het kost even tijd om het een en ander op te zetten maar als het eenmaal loopt, dan gaat het goed.” Drie voorbeelden Steeds vaker betrekt men bij het nadenken over sloop of nieuwbouw ook het thema duurzaamheid. Het begint bijna vanzelfsprekend te worden. De gemeente Den Haag heeft bijvoorbeeld recent – versneld – afvoerloze geisers uit huurwoningen verwijderd in samenwerking met de woningbouwcorporaties en de GGD. “Het waren enorme energieslurpers die nu vervangen zijn door energiezuinige en kostenbesparende HR-Combi-ketels”, vertelt Henk Heijkers, bouwecoloog van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling, gemeente Den Haag. Vanuit het milieuspeerpunt ‘duurzaam bouwen’ wordt er volgens de EKG-aanpak gewerkt: energie, kringloopmaterialen en gezondheid. Aansprekende voorbeelden in Den Haag zijn de Spoorwijk, Duindorp en de Pisuissestraat. De Spoorwijk in Den Haag is de afgelopen jaren grondig onder handen genomen. Veiligheid en leefbaarheid kregen veel aandacht, maar de mooiste verandering noemt Heijkers de komst van het warmtenet. “Het warmtenet levert deze woningen aardwarmte voor de verwarming van de woningen. Op tweehonderd meter diepte wordt water van veertien graden omhoog gepompt en via een distributienetwerk en warmtepompen uiteindelijk via een vloerverwarmingssysteem aan de woningen afgegeven. In de zomer kun je ermee koelen. Het systeem werkt
Pisuissestraat: Door de sedumdaken voldoen deze woningen aan een ecologische ambitie
De nabijgelegen zee zorgt in de winter in Duindorp voor warmte
dan omgekeerd. Omdat de koelvraag kleiner is dan de warmtevraag, warmen zonnecollectoren het retourwater naar de bodem op in de zomer.” In de Spoorwijk zijn inmiddels vijfhonderd van de zevenhonderd vijftig woningen – deels huur en deels koop – klaar. Duindorp krijgt een vooruitstrevend energiesysteem dat ervoor moet zorgen dat deze wijk op termijn energieneutraal is. In dit project wordt de warmte in de winter en de koelte in de zomer onttrokken aan het zeewater. Heijkers:
“Iedere woning krijgt een combiwarmtepomp die warmte onttrekt aan het voedingsnet dat op de zeewater(centrale) is aangesloten. In die warmtecentrale staat een warmtewisselaar en warmtepomp die de warmte van het zeewater overdraagt aan het water in het distributienet. In de wintermaanden zal het water te koud zijn om rechtstreeks warmte af te staan aan het distributienet. In dat geval brengt de warmtepomp van de zeewatercentrale het distributiewater op de gewenste temperatuur. Circulatiepompen zorgen ervoor dat de bronwarmte door het distributienet stroomt.” Elektriciteit voor de pompen levert de windmolen van Eneco. De eerste 200 woningen zijn bewoond maar er wordt nog hard gewerkt aan renovatie en nieuwbouw. Tot 2009 worden in totaal ruim 1100 woningen gesloopt en 789 woningen gebouwd. Heijkers: “Een autonoom energieproject wat zich met de zee verhoudt, prachtig toch?”
daarvan houdt het regenwater vast, het werkt als een soort spons. “En het ziet er natuurlijk veel aantrekkelijker uit dan een saai zwart dak”, stelt Heijkers. Ook werkt het dak isolerend, zowel in de zomer als in de winter. Daarom is er nog maar weinig energie nodig om de woning het hele jaar door op een aangename temperatuur te houden. Een sedumdak zorgt voor minder en minder hevige hemelwaterafvoer. Heijkers: “Dit kan rioolkosten uitsparen. Ook bindt deze dakbegroeing fijn stof uit de lucht, waardoor de luchtkwaliteit verbetert.”
In de Pisuissestraat (bij Ockenburg) worden 64 koopwoningen verwarmd en gekoeld met een duurzaam energiesysteem dat gebruik maakt van de temperatuur op honderd meter diepte. Bijna alles is verkocht. Het is een beetje hetzelfde concept als in de Spoorwijk en Duindorp, maar hier wordt de warmte aan de bron weer teruggegeven uit een ‘asvaltcollector’. Deze warmt de bodembron op, zodat deze warm genoeg blijft om de hele winter te kunnen verwarmen. Daarnaast heeft het planPisuissestraat een hoge ecologische ambitie: in deze straat hebben woningen een sedum-dak. De begroeiing
‘Duurzame gasbel’ van Den Haag In Focus Haaglanden hebben we eerder geschreven over diepe aardwarmte (kijk op www.focushaaglanden.nl, archiefnummer zomer 2006). Het geologische gebied van de Rijswijkse zanden biedt in Haaglanden de beste kansen voor geothermie. Heijkers noemt de warmtegronden ook wel de ‘Duurzame Gasbel van Den Haag’. Met Eneco, E-On, drie corporaties en de gemeente Den Haag is onlangs overeen gekomen om een businessplan te maken om gefaseerd zesduizend woningen op deze manier te gaan verwarmen. In juli wordt er groen licht verwacht voor de bouw.
De voorbeelden laten intensieve samenwerkingstrajecten tussen gemeenten en private partijen zien waardoor een optimale duurzaamheidsprestatie wordt neergezet. Belangen lijken soms tegenstrijdig, maar dat is niet altijd zo. Zo denken veel mensen dat duurzame oplossingen kostbaar zijn. Maar vaak zit er een economisch voordeel aan.
Duurzaam bouwen is in, maar gezond bouwen is ook een actueel item. Wat er mis is met ons binnenmilieu? Ron Lazaroms, beleidsmedewerker milieu Stadsgewest Haaglanden: “Er vindt te weinig ventilatie plaats; huizen worden steeds luchtdichter gebouwd en het aantal ongezonde bronnen binnenshuis neemt toe. Denk aan warme, elektrische apparaten die bestanddelen van kunststoffen afgeven. Je kunt hierdoor last krijgen van hoofdpijn, vermoeidheid of benauwdheid. Het hele jaar door ramen op een kier te zetten en ventilatieroosters open zetten, dat komt je gezondheid ten goede.” Allergeenarme huur- of koopwoningen zijn ook niet vreemd meer, ze worden steeds vaker gebouwd, onder andere in Zoetermeer en Barendrecht. In Zoetermeer is één allergeenarm huis, het ‘Gezond Milieuhuis’, dat momenteel is verhuurd aan een gezin waarvan één van de kinderen zwaar allergisch is. Bij de bouw van allergeenarme woningen wordt op diverse manieren rekening gehouden met mensen die gevoelig zijn voor stoffen die een allergie kunnen veroorzaken en/of astma hebben. Zo zijn de woningen uitgerust met een centraal stofzuigsysteem dat alle stofdeeltjes direct naar buiten afvoert. De gewone stofzuiger is overbodig. Verder zijn er gladde radiatoren en afgeschuinde plinten toegepast om stofophoping te voorkomen. In andere gemeenten wordt ook geëxperimenteerd met vloerverwarming in nieuwe woningen. Dit is een veel gezondere vorm van de lucht verwarmen met lagere temperaturen. Heijkers: “Een radiator is een permanente stofpomp vanwege de luchtcirculatie. Zonder radiatoren kun je bovendien meer met je meubels schuiven. Je wint ruimte!”
13
Het Stadsgewest is tegelijkertijd bezig met een haalbaarheidsstudie, waarin de mogelijkheden worden onderzocht of Den Haag ook wat heeft aan de restwarmte van Rotterdam. De gemeente Den Haag participeert hier in, maar vindt Rotterdam eigenlijk te ver weg. Henk Heijkers (DSO): “Het is denkbaar, maar wij willen er niet op wachten. Restwarmte is en blijft een fossiele oorsprong, we willen ons niet laten leiden door dit proces. Het is in onze ogen een intermediaire oplossing.” n
ZOMER 2007
2
14
Design-meubels van ‘afval’
VOLKER WESSELS VASTGOED
ACTORION
Trend in interieur: eco-style
FOCUSHAAGLANDEN Ambitieus bouwproject wordt uiteindelijk toch gerealiseerd
Duurzaamheid en diversiteit in Harnasc
Niet alleen in het bouwen zien we de eco-trend maar ook in het interieur. Er is weer een groeiend
In Delft en Midden Delfland wordt de komende jaren flink gebouwd. Na lang getouwtrek om de gronden zal in de Harnaschpolder zowel een woonwijk
besef dat de aarde niet onuitputtelijk is. Ontdaan van het alternatieve ‘sandalen-imago’ is de eco-
als een bedrijventerrein uit de grond verrijzen. Ook Volker Wessels Vastgoed is betrokken bij dit project, dat diversiteit en milieuvriendelijkheid hoog in
trend juist heel hip geworden.
het vaandel heeft staan.
Tekst: Joyce Adriaansen
Tekst: Hans Rebers Fotografie:
O
ntwerpers maken de mooiste dingen van ‘afval’: tafels van oude steigeronderdelen, kasten van sloophout en stoelen van oude lappen. De eco-trend trend begon bij de tuinmeubelen, omdat de robuuste en vaak weerbestendige materialen zich bij uitstek lenen voor buiten. Maar ook voor het interieur zijn eco-style-meubelen in opmars. Er wordt gebruikt gemaakt van heel opvallende materialen. Zeer populair dit voorjaar zijn de meubelen gemaakt van oude steigerdelen. Na een selectie en schoonmaakbeurt worden er meubels van gemaakt. De steigerhouten meubels blijven hun robuuste karakter behouden. Ook erg gewild zijn meubels die vervaardigd
Tuinhuisje van hergebruikte deuren – Gardening Angels
worden uit sloophout. In dit afgedankte hout is het verleden afleesbaar, maar het krijgt tegelijkertijd een nieuwe functie. Wim Sontrop bijvoorbeeld maakt meubels van hout uit huizen uit Transvaal en Lombok. Ivo de Vries van Gardening Angels: “Ik ben altijd op zoek naar ‘verloren schatten’. Zo heb ik laatst op vakantie in Frankrijk mijn busje vol oude deuren gepropt. Dat was gelukkig wel op de terugweg. Het is bij mij al begonnen toen ik nog heel jong was. Toen timmerde ik karren van oud hout. Later ben ik eigenlijk door blijven spelen. En dan bedoel ik niet alleen spelen met mijn handen, maar ook in met mijn fantasie. Ik probeer te bedenken op welke manier
15
H Tafel van gecombineerde materialen – Gardening Angels
ik materialen nog meer kan gebruiken en ik ben altijd aan het combineren. Het leuke is dat dingen dan uiteindelijk ook ècht kloppen. Ik vind het ook een prettig idee dat voor wat ik doe, geen nieuw hardhout hoeft te worden gekapt. Nu krijgt hout, dat anders misschien als brandhout gebruikt zou worden, juist een heel luxe eindbestemming.” n
Kast en poefen van sloophout– Wim Sontrop
et was lange tijd nog maar de vraag of het ambitieuze project gerealiseerd zou worden. De gronden in de Harnaschpolder waren immers in handen van vele, zowel particuliere als private, partijen. Mede door de tussenkomst van de ‘nieuwe partij’ Volker Wessels Vastgoed, die de impasse doorbrak, is uiteindelijk de benodigde grond in handen van de gemeenten Delft en Midden Delfland terecht gekomen. En dus kan er gebouwd worden. Het plan wordt in twee fasen uitgevoerd. De eerste fase, LookwateringWest, bestaat uit het bouwen van zeshonderd woningen, waarvan Volker Wessels Vastgoed, in samenwerking met haar partners AM en Grondvest, er honderdvijftig voor zijn rekening zal nemen. Hans Borsje, regiomanager bij Volker Wessels Vastgoed: “Het is een erg divers project, met woningen variërend van rijtjeswoningen tot aan tweekappers. Ook zal er een beeldbepalende toren met appartementen gerealiseerd worden. Doel van deze diversiteit is niet alleen verschillende marktsegmenten aan te spreken. We willen een afwisselende leefomgeving creëren, die van toegevoegde waarde is op het leven van de bewoners.” Op dit moment zijn de ontwikkelende partners in de ontwerpfase. Voor het eind van dit kalenderjaar moeten de woningen in de verkoop komen en vanaf medio 2008 gaat er daadwerkelijk gebouwd worden. Fase twee (Voordijkshoorn) omvat zeshonderdvijftig woningen, voornamelijk laagbouw. Speciaal aan een groot deel van deze woningen is het feit dat ze op eilanden gebouwd gaan worden. Ook hier geldt dat er woningen van diverse
Hans Borsje, regiomanager bij Volker Wessels Vastgoed
prijsklassen komen: van starterwoningen via doorgroeiwoningen naar de duurdere tweekappers. Volker Wessels Vastgoed en haar partners realiseren hier ongeveer tweehonderdvijftig woningen. Tegelijkertijd zal de ontwikkelcombinatie Volker Wessels Vastgoed, AM en Grondvest in Het Scharnier, een breed groengebied in de gemeente Midden Delfland, meer dan zestig vrijstaande woningen met een landelijke uitstraling realiseren. Omdat deze woningen tot het wat duurdere segment behoren, vormen ze een mooie aanvulling op de woningen die in Delft worden gebouwd. Begin 2009 start de bouw van fase twee en uiterlijk 2011 moet het gehele project gereed zijn.
sidie, de Sesac, is er voor projecten die vooruitstrevend zijn op het gebied van duurzaam bouwen. Borsje: “De gemeente Delft is wat dit betreft altijd al een voorloper geweest. Het milieuvriendelijke aspect van dit project zit met name in het verwarmingssysteem dat aangelegd zal worden. Hierbij wordt zogenaamde restwarmte uit de industrie gebruikt om de woningen mee te verwarmen. Daar waar deze energie vroeger gewoon in de lucht verdween, zal het nu het water verwarmen dat via transportleidingen in de gebouwen terechtkomt. Bijkomend voordeel is dat de bewoners minder afhankelijk zijn van te verwachten stijgingen in de gasprijs.”
Duurzaam Een ander belangrijk streven in het bouwproject is om duurzaam te bouwen. Dat dit gelukt is blijkt wel uit het feit dat de Europese Commissie een subsidie voor de eerste driehonderd gerealiseerde woningen van dit project ter beschikking heeft gesteld. Deze sub-
Het lijkt dus allemaal toch nog goed te komen met het project. Borsje heeft zelfs de eerste ontwerpen al onder ogen gehad. “Ik kan niet al teveel verklappen, maar dat het er mooi uit komt te zien staat als een paal boven water.” n www.vwvastgoed.nl
ZOMER 2007
2
GEMEENTE DEN HAAG
FOCUSHAAGLANDEN
Meer kwaliteit en groei woningbouw
Den Haag speelt in op woonwensen Den Haag gaat het wonen in de stad een nieuwe kwaliteitsimpuls geven. De gemeente wil ermee inspelen op de huidige en toekomstige woonwensen. Om het draagvlak voor de vele grootstedelijke voorzieningen in de stad in stand te houden en te versterken, wil de stad groeien en meer midden- en hoge inkomens aan de stad binden.
16
Tekst: Hettie Berensen (Dienst Stedelijke Ontwikkeling) Fotografie: Dienst Stedelijke Ontwikkeling
D
eze ambitie is in 2005 in de Structuurvisie Den Haag neergelegd en wordt nu uitgewerkt in negen masterplannen. Door de eigen groeiende woningbehoefte, maar ook een deel van de behoefte in de Randstad op te vangen, wil Den Haag die ambitie waarmaken. Er wordt niet alleen ingespeeld op de woonwensen van de Hagenaar, ook nieuwe bewoners moeten in Den Haag een geschikte woning kunnen vinden. Den Haag heeft daarom dringend behoefte aan extra woonkwaliteit. En ook het palet aan Haagse woonmilieus moet nog kleurrijker worden om te kunnen voldoen aan de steeds meer diverse woonwensen. Vooral de centrumstedelijke woonmilieus en de groenstedelijke woonmilieus in de stad worden uitgebreid, en gevarieerder en uitdagender gemaakt. Onderzoek Om te weten wat de woonwensen van Hagenaars zijn, houdt Den Haag regelmatig onderzoek onder haar bewoners. Het laatste onderzoek dateert uit 2006. Daaruit blijkt dat de woonwensen van Hagenaars zeer divers zijn. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is meer dan de helft van de woningzoekende Hagenaars op zoek naar een appartement. Maar tegenover die vraag staat een groot aanbod dat echter niet in alle opzichten aan de wensen voldoet. Daarom heeft de gemeente Den Haag zich een belangrijke opgave gesteld om nieuwe appartementen te bouwen die beter bij de wensen aansluiten. Bij de eengezinswoningen staat tegenover de vraag een relatief beperkt aanbod. Den Haag speelt hierop in
17 door eengezinswoningen te bouwen op de nog te ontwikkelen delen van de Vinexlocaties en in de nieuwe groenstedelijke woonmilieus zoals Den Haag Zuidwest. Betaalbaarheid van de appartementen is een belangrijke wens in het Haagse pakket van woonwensen. In het huidige betaalbare aanbod ontbreken echter appartementen die wat extra’s te bieden hebben, zoals bijvoorbeeld een lift of wat meer ruimte. Om Hagenaars met lagere inkomens meer variatie en keuze te bieden, zal gemiddeld een op de drie
De Dr. Lelykade
à vier woningen die door de gemeente worden gebouwd, een betaalbaar huurappartement zijn. Ook voor de Hagenaars die meer aan wonen kunnen uitgeven, wil Den Haag appartementen realiseren die aansluiten bij de woonwensen. Bijvoorbeeld voor de hoger opgeleide en goedverdienende dertigers en veertigers die in een appartement in het centrum of in het stedelijk gebied willen wonen. En voor de zogenaamde ‘Empty-nesters’ die een comfortabel appartement zoeken net buiten het centrum of in de groenstedelijke milieus.
Laakhaven-west
Het nieuwe wonen in Den Haag De afgelopen jaren zijn er diverse aansprekende complexen gerealiseerd om aan de nieuwe woonwensen tegemoet te komen. In Laakhaven-west bijvoorbeeld, een gebied dat wordt getransformeerd van een traditioneel bedrijventerrein in een modern centrumstedelijk woon en werk milieu. Daar is het gebouw Calandria een voorbeeld van een eigentijds ontwerp dat past in de nieuwe visie voor Laakhaven-west. De huidige bewoners zijn als het ware pioniers in dit gebied. Over een aantal jaren heeft de omgeving een compleet ander en aantrekkelijker uitstraling. Dan is Laakhaven-west uitgegroeid tot een trendy stadswijk aan de historische Haagse binnenhavens. Een ander voorbeeld van het nieuwe wonen vindt men in ScheveningenHaven. Het complex ‘Havenkwartier’ aan de dr. Lelykade voldoet aan die eisen. De ligging aan de haven en de zee wordt door de bewoners zeer gewaardeerd. Het thema ‘wonen aan zee’ in een levendige omgeving krijgt met dit soort projecten een gezicht. Calandria en Havenkwartier worden
beiden bewoond door Hagenaars en nieuwe bewoners van Den Haag. De projecten voorzien daarmee in de woonwensen van zowel Hagenaars als nietHagenaars. n
Gebouw Calandria, Laakhaven-west
ZOMER 2007
2
GEMEENTE DEN HAAG
Het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden telt tien
IN THE PICTURE
leden. Focus Haaglanden belicht deze mannen en wat hen drijft. Luigi van Leeuwen neemt na 31 jaar burgemeesterschap, de laatste anderhalf jaar in Wassenaar, afscheid. Hij mag graag een robbertje vechten en heeft een licht corporale stijl met directe aanspreekmethode. Zo wordt hij in bestuurlijke kringen ook gekend.
FOCUSHAAGLANDEN Lommerrijke weelde en privacy in het toekomstige Villapark Vroondaal
Kopers ontwerpen eigen huis Wie een tijdje niet in de buurt geweest is en het voormalige kassengebied Madestein inrijdt, gelooft
Luigi van Leeuwen
zijn ogen niet. Hier verrijst villapark Vroondaal. In Vroondaal worden uiteindelijk achthonderd tot duizend woningen gebouwd. Geschat wordt dat er momenteel veertig à vijftig woningen zijn opge-
de tijd uitgegroeid tot zeventig procent in het topsegment van de markt. Marnix Norder, wethouder Bouwen en Wonen van Den Haag: ”Uit de grond van mijn hart heb ik de gemeenteraad gezegd: dit móet je doen!”
leverd/gebouwd. Met de bouw is in 2004 begonnen, de totale oplevering is in 2023.
18
Tekst: Floortje Steenkamp (Dienst Stedelijke Ontwikkeling) Fotografie: Ontwikkelingscombinatie VOF Madestein
W
at zult u het meest gaan missen van het burgemeesterschap? “Het contact met de burgers en dan speciaal tijdens de ‘wijkwandeling met de burgemeester’. In twee uur tijd wandelen we door Wassenaar en word ik deelgenoot gemaakt van alle problemen die burgers tegenkomen. Heel intensief en soms vermoeiend, maar het maakt je werk wel ontzettend concreet. In Capelle aan den IJssel en Zoetermeer, waar ik ook burgemeester ben geweest, had ik dat contact natuurlijk weer op heel andere schaal.” En het minst? “De eindeloze vergaderingen.” Wat is de vruchtbaarste erfenis waarvan u hoopt dat uw opvolger ermee doorgaat? “Het hele interne veranderingsproces dat opgezet is, het Nieuw Wassenaars model, waarin er onder meer in het gemeentelijke organisatiemodel is teruggegaan van 21 naar acht leidinggevenden. De opzet van afdelingen is veranderd; de uitvoering en dienstverlening kregen veel meer accent. We hebben een inhaalslag op ICT-gebied behaald, de dereguleringsslag… Meerdere ‘erfenissen’ uit één erfenis die onomkeerbaar zijn.” Burgemeester van een Haaglanden gemeente én bestuurder van het Stadsgewest, wat zijn de voordelen van deze functie? “De portefeuille Personeel en Organisatie is klein, maar er speelt veel en het feit dat je samen werkt met
andere gemeenten aan het belang van de regio maakt het interessant.” Hoe was de samenwerking met het Stadsgewest? “Goed, in tegenstelling tot het verleden. Toen boterde het niet altijd tussen Wassenaar en het Stadsgewest. De goede steun die we nu ondervinden, komt vooral tot uitdrukking in het huidige vastgestelde Regionaal Structuurplan, het RSP. Naar mijn idee zou het RSP de plaats in moeten nemen van het streekplan. Dan krijg je pas echt antwoord op de vraag: wat heeft dit gebied nodig?" U beheert in Wassenaar de portefeuille openbare orde en veiligheid, wat kan regionale samenwerking daarin betekenen? “Vooral op het gebied van de politie zijn er successen geboekt dankzij regionale samenwerking. Een inbraakgolf is opgelost door regionale én plaatselijke inspanning, de algehele criminaliteit is gedaald en de jeugdproblemen zijn verminderd. Ik ben ervan overtuigd dat er ‘in bijzondere gevallen’ politiecapaciteit beschikbaar moet zijn, dus door gebruik te kunnen maken van de capaciteiten van andere gemeenten.” Welke meerwaarde heeft het Stadsgewest voor de gemeente Wassenaar? “Verbreding van de bestuurslaag.” Uw vorige werkkring? “Die was in Zoetermeer, waar ik tot 2005 burgemeester was. Dáárvoor
werkte ik tot 1997 als bijzonder hoogleraar lokale heffingen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en van 1975 tot 1988 was ik burgemeester van Capelle aan den IJssel.” Wat is uw favoriete plek in de regio? “Een terrasje op de Wassenaarse Slag. Tussen de middag- en avondvergadering kom ik er wel eens voor een visje en een wijntje. Een heerlijke plek aan zee, en nog dichtbij ook!” Uw favoriete boek? “Ik heb een top-4, mag dat ook? Eén: uiteraard mijn eigen boek ‘De gemeente centraal’. Twee: ‘Temidden der Kampioenen’ van Joris van de Bergh, een boek over de Haagse oud-wielrenner Piet Moeskops. Drie: het managementboek ‘De zwakste schakel’ van Eliyahu M. Goldratt. Vier: ‘De ware vrijheid, over de levens van Johan en Cornelis de Wit’ van Luc Panhuysen.”
V
roondaal sluit naadloos aan op de ambitie van de gemeente om Den Haag als Wéreldstad aan Zee internationaal nog krachtiger op de kaart te zetten, als zeer aantrekkelijk woongebied voor de grote groep expats die Den Haag rijk is. Vroondaal bestaat uit vier unieke woonsferen: De Spiegel, De Hoogte, Het Park en Het Goed. Ze hebben elk een eigen identiteit. Zo heeft woonsfeer De Spiegel louter kavels aan het water en biedt De Hoogte de mogelijkheid om in of op een speciale glooiing te bouwen. Het Park heeft haar kavels aan het rijke
park dat Vroondaal als een wig doorklieft. Het Goed vindt zijn inspiratie in wonen op een landgoed in optimale privacy. De hoogteverschillen en de verschillende groensoorten vormen een decor van lommerrijke weelde. Particulier opdrachtgeverschap Voor de herontwikkeling van dit voormalige kassengebied aan de zuidkant van Den Haag schreef de gemeente Den Haag een tender uit onder projectontwikkelaars. De opgave bevatte dertig procent particulier opdrachtgeverschap, overeenkomstig het toenmalige VROMbeleid. Dat percentage is in de loop van
Vroondaal is redelijk uniek voor Nederland. De huizen kunnen door toekomstige bewoners zelf worden ontworpen en gerealiseerd. De vrijheid van bouwen is groot. Wel wordt een minimale kavelgrootte aangehouden, maar het maximum is onbegrensd. Voor het woningontwerp geldt een grote vrijheid, mits de ontwerpen tot in detail zijn uitgewerkt en er gedegen gebouwd gaat worden. Opdrachtgevers worden begeleid door een Commissie Esthetiek, die individuele kwaliteit en onderlinge samenhang gewaakt. De commissie adviseert, beoordeelt en toetst de ontwerpen op privaatrechtelijke basis. De adviezen gaan bij de bouwaanvraag mee naar bouw- en woningtoezicht en welstand die de aanvragen publiekrechtelijk afhandelt. “De constructie om welstandsadvies aan de voorkant aan te bieden, is een heel goede gebleken”, aldus Norder. “Opdrachtgevers kunnen hun plannen voorleggen, erover praten. Dat leidt altijd wel tot aanpassingen, die de meerwaarde en duurzaamheid verhogen.”
19
Mooie mix Zo komt de mooiste mix tot stand, van modernistische villa’s, alle denkbare neoklassieke bouwstijlen, fantasierijke boerderijen en een houten huis dat het midden houdt tussen een Canadese jachthut en een Tsjechische boerderij. Vroondaal is op deze manier een visueel feest aan het worden.
In Focus Haaglanden zult u de Luigi Van Leeuwen vaker aantreffen; hij zal vanaf september 2007 met scherpe pen de column gaan verzorgen. n
Den Haag profileert zich als vestigingsplaats van vooraanstaande internationale organisaties. Deze bedrijven en instellingen zorgen voor tienduizenden banen. De recente vestiging, vlakbij Vroondaal, van de nieuwe Internationale School en de toekomstige ontwikkeling van het vijfsterren congreshotel op landgoed Ockenburgh maken Vroondaal tot een zeer aantrekkelijk woongebied. n
Met ingang van 1 juli 2007 is drs. J.Th. Hoekema benoemd tot burgemeester van de gemeente Wassenaar. Hoekema is 55 jaar en lid van D66. Hij was directeur Onderzoek, Onderwijs en Cultuur bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, oud-lid van de Tweede Kamer en vice-voorzitter van D66. Vroondaal, aan de zuidkant van Den Haag
www.vroondaal.nl
ZOMER 2007
2
GEMEENTE ZOETERMEER
FOCUSHAAGLANDEN
Gespleten hart wordt bruisend hart in Zoetermeer “Een enorme culturele en economische impuls voor Zoetermeer,” zo noemt wethouder Kunst en Cultuur Pieter Smit het ontwerp van de culturele as. Vooraanstaand architect Wiel Arets ontwikkelde het concept dat het culturele leven in Zoetermeer op een hoger plan moet trekken.
Goud in handen Smit is verguld met Arets als architect. “Arets is zo’n groots architect; het feit dat het gebied rondom de Dobbeplas hem inspireert voor een ontwerp, geeft wel aan hoe bijzonder de locatie is. Dan heb je goud in handen.” Ook vindt Smit dat Arets veel gevoel heeft voor de Zoetermeerse situatie. “Van tevoren ontstond er een discussie of we de Nicolaasschool zouden behouden of afbreken. Een andere optie was om het museum in het pand van de Nicolaasschool onder te brengen. De school heeft voor veel Zoetermeerders echter een speciale waarde, omdat velen daar
Tekst: Marieke van Seggelen Fotografie: Wiel Arets
20
D
e oude, idyllische Dorpsstraat en het jonge, moderne Stadshart: het zijn twee geliefde plekken in het centrum van Zoetermeer. Samen vormen ze het hart van de stad. Een enigszins verscheurd hart, want tussen de door Zoetermeerders beminde plekjes in liggen het marktplein en de Dobbe. Mooi, maar wel wat doods, vindt ook Smit. Daar komt verandering in met de culturele as. “Zoetermeer moet gaan bruisen”, zegt Smit. Plaats voor cultuur De kiem van het verlangen om Zoetermeer cultureel aantrekkelijker te maken, ontsproot al begin jaren negentig, na de bouw van het Stadshart. “Toen al ontstond een discussie over de noodzaak van een verbinding tussen het Stadshart en de Dorpsstraat. En ook toen werd er gesproken over de mogelijkheid om het culturele leven in Zoetermeer te verrijken.” Daar kwam het Centrum voor Kunst en Cultuur uit voort. Maar de economische situatie verslechterde en de discussie over de verbinding tussen Dorpsstraat en Stadshart raakte op de achtergrond. Smit: “In de periode 2002-2006 rees de vraag weer hoe we cultuur in
Nicolaaspark 'by night'
Langs de route komen horecagelegenheden, winkels en bijzondere woonvormen. Verder plaatst het ontwerp het museum op een markante centrale locatie en komt het tegemoet aan de langgekoesterde wens van de marktkooplieden om een lintmarkt te realiseren. Ook is er plek voor het Stadsmuseum Plus; een museum dat meer is dan alleen dat. Zo vindt je er een historisch genootschap en een kunstcentrum met ruimte voor beeldende kunst. “Zo verandert het kale marktplein in een levendig, bruisend centrum.”
Nieuw leven Het Stadsmuseum kwam er, maar is inmiddels wel uit zijn jasje gegroeid. Zeker gezien de plannen in het collegeprogramma van 2006-2010. waarin het Stadsmuseum een prominente rol als Stadsmuseum Plus krijgt toebedeeld. “Zoetermeerders moeten er terecht kunnen voor kunst en cultuur in de breedste zin van het woord. Met ruimte voor Zoetermeerse geschiedenis en beeldende kunst, maar ook voor een filmhuis en een debatcentrum.” Er moest dus een alternatief gevonden worden voor ’t Oude Huis, waarin het museum nu gevestigd is. Tegelijkertijd moet het marktplein, het hart van Zoetermeer, nieuw leven ingeblazen worden. Dat laat zich uitstekend in één project vangen. “De wens is er al sinds de komst van het Stadshart. De hoogste
Juiste moment Smit is niet alleen blij dat het gebied rondom de Dobbeplas een plek wordt om trots op te zijn, maar ook met de restaurants en terrasjes die zich rondom het vernieuwde museum vestigen. “Op het gebied van cultuur doet Zoetermeer het best goed. Ons theater zit in de top-10 van beste theaters in Nederland en met cultuurpodium Boerderij hebben we een echte trekpleister. Ook zijn er genoeg disco’s. Maar ik hoor steeds vaker geluiden van inwoners dat er voor Zoetermeerders boven de dertig te weinig te doen is op cultuurgebied. Dat bleek ook uit een onderzoek onder de vijftig grootste gemeenten dit jaar. Deze impuls komt dus op het juiste moment.” Smit kan dus niet wachten tot het ontwerp gerealiseerd is. Maar zover is het nog niet. “We geven inwoners van Zoetermeer uitgebreid de kans om hun mening over het ontwerp te geven en
Wiel Arets Wiel Arets (Heerlen, 1955) is een Nederlands architect. In 1984 startte hij zijn eigen bureau Wiel Arets architect & associates in Heerlen. Arets heeft een voorkeur voor eenvoudige en abstracte composities. Ook het kleurgebruik is sober en hij heeft een grote voorkeur voor zwart en wit. Hij verwierf vooral grote bekendheid met zijn ontwerp van de Academie voor Beeldende Kunsten in Maastricht. Daarnaast werkte hij, samen met collega Jo Coenen, aan de alom geprezen restauratie van het glaspaleis in Heerlen. In 2005 kreeg Arets de BNA-Kubus, de oudste prijs voor architectuur in Nederland. Datzelfde jaar ontving hij de Rietveldprijs voor zijn ontwerp van de Universiteitsbibliotheek op De Uithof in Utrecht.
21
staan open voor alle ideeën die daaruit voortvloeien. De Dobbe is namelijk van heel Zoetermeer.” n www.zoetermeer.nl/hartvanzoetermeer
Meer stedelijkheid in de Zuidvleugel
Nicolaaspark
Zoetermeer een plaats kunnen geven. Een klankbordgroep liet een onafhankelijk onderzoek uitvoeren. Na een vervolgonderzoek lag er een concreet plan op tafel voor een Stadsmuseum.”
zelf nog les gehad hebben. Arets hield daar rekening mee en zorgde ervoor dat de school behouden kan blijven en er ruimte komt voor het museum in een nieuw gebouw naast de school.”
tijd dus om er nu echt voor te gaan,” aldus een enthousiaste Smit, die tevens voorzitter is van de stuurgroep van het project. Bijzondere oplossing De stuurgroep liet drie gerenommeerde bureaus een voorstel doen om de Dorpsstraat met het Stadshart te verbinden en het centrum een boost te geven. Smit: “We kozen unaniem voor het ontwerp van Wiel Arets. Hij koos niet voor de makkelijkste weg, een brug van A naar B, maar voor een bijzondere oplossing die helemaal bij Zoetermeer past. Zijn ontwerp is dynamisch, goed voor de economie en geeft een veilig gevoel.” Een van de belangrijkste uitgangspunten in Arets’ visie is een cirkelvormige boulevard of rondloop die de Dobbeplas omsluit. Deze wandelroute verbindt de Dorpsstraat met het Stadshart en maakt alle oevers van de Dobbeplas toegankelijk. Rondom komen Japanse esdoorns die het hele jaar door een mooi, rood blad dragen. “Dat geeft het plein een erg warme uitstraling”, vindt Smit.
D
e Zuidvleugel moet meer stedelijkheid krijgen. Dit betekent niet simpelweg meer huizen bouwen waar nu nog gras is. Er moeten aantrekkelijke omgevingen in de bestaande steden worden gemaakt. Het vergroten van de stedelijkheid en de verscheidenheid hierin is de opgave voor de komende twintig jaar. De ruim vijfentwintig deelnemers aan de eerste van drie workshops Verstedelijkin gsstrategie Zuidvleugel van vrijdagmiddag 1 juni zijn het eens met deze ambitie. Ze willen niet meer van hetzelfde, maar juist op maat gemaakte stedelijke omgevingen waar verschillende typen bewoners en bezoekers met elk hun eigen eisen en voorkeuren graag willen wonen en verblijven. Op de bovenste verdieping van het 123 meter hoge World Port Center op de Kop van Zuid in Rotterdam bogen vertegenwoordigers van woningbouwbedrijven, ontwikkelaars, belangenorganisaties en overheden zich over de vraag hoe deze nieuwe vormen van stedelijkheid er dan uit moeten gaan zien.
Door de Europese eenwording en de globalisering speelt de internationale concurrentie zich steeds meer af tussen metropolen. De positie van Randstad Holland wordt versterkt door het vestigingsmilieu van de Zuidvleugel te verbeteren. “Het uitrollen van nog meer Vinex volstaat niet. Aantrekkelijke en
bijzondere stedelijke leefmilieus maken hierbij het verschil,” aldus Cor van Hulst, directeur Stedebouw en Volkshuisvesting van Rotterdam en namens het BPZ gastheer van de workshop. “De verstedelijkingsstrategie die we met z’n allen maken, gaat ervoor zorgen dat we deze ambitie ook waar maken.” n
Het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel (BPZ) ontwikkelt momenteel een Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel. De verstedelijkingstrategie is gericht op de periode 2010-2020, maar geeft ook een doorkijkje naar 2030. Doel is een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de Zuidvleugel, het zuidwestelijk gedeelte van de Randstad, en daarmee ook het internationaal aantrekkelijk vestigingsmilieu van Randstad Holland als geheel te versterken. In de strategie wordt ook een samenwerkingsagenda en investeringsstrategie opgenomen Het BPZ ontwikkelt de verstedelijkingsstrategie samen met marktpartijen en andere stakeholders in drie workshops ‘Bouwen aan de Zuidvleugel’. De eerste was op 1 juni, de komende maanden volgen de twee andere. Eind dit jaar is de Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel gereed. Het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel bestaat uit de volgende partners: Provincie Zuid-Holland, Drechtsteden, Holland Rijnland, Stadsgewest Haaglanden, Gemeente Den Haag, Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland, Stadsregio Rotterdam, Gemeente Rotterdam.
ZOMER 2007
2
FOCUSHAAGLANDEN
USG Capacity kijkt naar de mens achter de werknemer
Precisie-instrument maakt gerichte aanpak probleemgebieden mogelijk
ACTORION
USG CAPACITY
Succesvolle carrièremove van de financiële wereld naar de woonsector
De Kanskaart van Nederland
Na bijna vijftien jaar in de financiële dienstverlening werkzaam te zijn geweest, vond Ellen Twickler het tijd voor verandering. “De vijf jaar als commu-
De verhouding tussen woonvraagstukken en sociale problemen staat de laatste tijd hoog op de
nicatiemanager bij AEGON en de vier jaar als senior communicatieadviseur bij Mn Services hebben me veel gebracht, maar ik was nu op zoek naar een
maatschappelijke en politieke agenda. De SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) is een
baan in een meer maatschappelijke richting.”
organisatie die, gefinancierd door VROM, zich al meer dan 25 jaar bezighoudt met vraagstukken op het grensvlak tussen wonen en maatschappelijke vraagstukken. De Kanskaart van Nederland is hier
22
Tekst: Hans Rebers Fotografie: Judith Jongejan
een goed voorbeeld van.
I
Tekst: Hans Rebers Fotografie:
n haar zoektocht naar de juiste functie wendde ze zich tot het werving & selectie bureau USG Capacity. Ellen Twickler: “USG Capacity is breed georiënteerd en heeft veel kennis in huis over de arbeidsmarkt, en dus ook over branches waar ikzelf niet bekend mee ben. In plaats van zelf enorm veel tijd te investeren in het zoeken naar een juiste branche en werkgever, heb ik hen ingeschakeld.” Mensenwerk De reden dat Ellen juist met USG Capacity in zee ging lag meer op het persoonlijke vlak: “Het blijft toch mensenwerk, en met de consultants bij USG Capacity had ik direct een klik. Bovendien wist ik van eerdere ervaringen dat ze zich echt in de materie verdiepen. En dan bedoel ik dus zowel in mij als persoon met mijn specifieke wensen, als in de bedrijfscultuur van mogelijke toekomstige werkgevers.”
J
eroen Singelenberg, programmaregisseur ‘Keer de Verloedering’ bij de SEV: “Samen met zowel publieke als private partners zijn we constant op zoek naar innovatieve oplossingen voor dergelijke vraagstukken. De Kanskaart, die we in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Atlas van Nederland ontwikkeld hebben, is een resultaat van deze zoektocht.” Ellen Twickler, die via USG Capacity een nieuwe baan heeft gevonden
stratief gerichte organisatie naar een meer klantgerichte organisatie. “Vidomes richt zich in toenemende mate op de duurdere huur- en koopwoningen. Die markt is veel minder vraaggestuurd en de concurrentie speelt aldus een grotere rol. Het is immers niet
‘Ik leer enorm veel en boor een heel nieuw netwerk aan’ Uiteindelijk werd Ellens nieuwe werkgever woningcorporatie Vidomes. En dat terwijl ze zelf weinig kennis bezat over de woonsector: “In het begin wist ik niet precies wat ik moest verwachten. Maar al gauw bleek dat het écht was waar ik naar op zoek was: een baan die niet zozeer draait om puur geld verdienen, maar een meer maatschappelijke insteek heeft. Een woning is immers emotie, het hart van een gezin of een huishouden.” In haar functie als senior communicatieadviseur houdt Ellen Twickler zich bezig met de transitie van een admini-
zo dat de mensen in de rij staan om een woning bij je af te nemen: als hun iets niet bevalt dan kunnen ze zo overstappen naar een andere aanbieder. Er is dus een hele omschakeling in denken nodig, en in mijn functie begeleid en faciliteer ik dit proces. Daarbij zet ik me in voor de ontwikkeling van communicatiebeleid in de breedste zin van het woord, dus zowel corporate-, stakeholder- als arbeidsmarktcommunicatie. Ook neem ik pers- en mediabeleid voor mijn rekening. De positionering van het bedrijf in de markt en het imago zijn daarbij de grootste aandachtspunten.”
Ellen Twickler neemt ook deel aan de projectgroepen van (nieuw)bouwprojecten in het hele werkgebied van Vidomes: Zoetermeer, LeidschendamVoorburg, Rijswijk, Delft en de nieuwe gebieden Voorschoten en Den Haag. Samen met ingehuurde communicatiebureaus is ze verantwoordelijk voor het gevoerde communicatiebeleid.
Verloederingsgraad Op de Kanskaart wordt per postcodegebied op basis van een flink aantal zowel sociale als fysieke indicatoren
USG Capacity houdt op regelmatige basis contact met haar om te kijken of de functie bevalt. Ellen Twickler is dan ook erg positief over USG Capacity. “Zoals ik al zei, was ik zelf nooit op het idee gekomen bij een woningcorporatie te solliciteren, maar er is echt een wereld voor me open gegaan. Ik leer enorm veel en boor een heel nieuw netwerk aan van onder andere gemeenten, zorginstellingen, woningcorporaties en belangenverenigingen. Mijn nieuwe functie is dan ook uitermate bevredigend.” n www.usgcapacity.nl
Jeroen Singelenberg, programmaregisseur bij de SEV
de zogenaamde verloederingsgraad aangegeven. Deze verloederingsgraad wordt mede vastgesteld op basis van de Veiligheidsmonitor. Dit is een op regelmatige basis uitgevoerde enquête onder de inwoners van Nederland over de veiligheid, leefbaarheid en netheid van hun buurt. Daarnaast is de Stichting Atlas voor Gemeenten in het bezit van vele databases waarin allerhande sociale factoren van de Nederlandse gemeenten opgenomen zijn. Op basis hiervan zijn er op de kaart van Nederland stipjes in drie kleuren geplaatst: rood, geel en groen. Hoe roder hoe hoger en hoe groener hoe lager de verloederingsgraad. Pluspunt van de Kanskaart, is dat deze het eerste instrument is dat op gestandaardiseerde wijze voor alle gemeenten de verloederingsgraad in beeld brengt. Voorheen gebeurde dit per gemeente op een andere manier en veelal op basis van andere indicatoren. Punt van kritiek op de Kanskaart was dat de wijken veel te groot waren. Bij de eerste versie van de Kanskaart, uitgekomen in de zomer van 2006, stond één stip nog voor vierduizend woningen. Singelenberg: “Slechte delen van goede wijken werden hierop niet als zodanig herkend, en datzelfde gold voor goede delen van slechte wijken. Bij de nieuwe, net verschenen tweede versie, representeert één stip dan ook nog maar honderd woningen. Op deze manier heeft de Kanskaart juist als precisieinstrument een toegevoegde waarde voor beleidsmakers.”
Kamers met Kansen Een ander voorbeeld van het werk van de SEV gaat over jongeren in het project Kamers met Kansen, een initiatief van woningcorporaties, onderwijsinstellingen, overheid en bedrijfsleven. Doel is werkende en/of lerende jongeren onderdak te bieden in een ‘jongerenfoyer’. Zo kunnen bijvoorbeeld flatwoningen omgebouwd worden tot ‘kamers met kansen’. Het concept is overgewaaid uit Frankrijk (foyer de jeunesses travailleurs); de eerste foyers in Nederland zijn in Den Haag, Vlissingen, Dordrecht en Leiden ontstaan. In opdracht van de SEV is de meerwaarde de foyer geëvalueerd voor de jongeren die in 2004 en 2005 in deze steden leerwoon-werktrajecten hebben doorlopen. Ontwikkelen zij hun vaardigheden en maken ze vorderingen wat betreft maatschappelijke participatie? In december heeft de SEV naar aanleiding van dit onderzoek de betrokken vier ministeries geadviseerd, dat de criteria voor de doelgroep en de trajectbegeleiding strakker kunnen waardoor hogere succespercentages kunnen worden gehaald. In alle grote en middelgrote steden in het land zijn foyers nodig als bovenste trede van de woonladder, laatste stap naar zelfstandigheid.
23
Gemeenten die ervoor kiezen de Kanskaart aan te schaffen, kunnen aldus in een vroeg stadium zien in welke postcodes zich problemen voordoen, en daarbij de vergelijking maken met andere steden. Bovendien kan ook gezien worden welke sociale factoren hieraan ten grondslag liggen. En wat het effect is van de genomen maatregelen. Singelenberg: “Een gemeente als Den Haag, met probleemwijken als de Schilderswijk, Laak en Transvaal, zou de grootste probleemgebieden gericht aan kunnen pakken.” n www.sev.nl
ZOMER 2007
2
FOCUSHAAGLANDEN
VESTEDA
Gestapelde woningen van duurzame kwaliteit
Meer dan alleen een woning Gestapeld wonen is voor Vesteda bekend terrein. Het vastgoedbeleggingsfonds heeft een exclusieve focus op woningen, Gestapelde woningen vormen een belangrijke categorie in het woningbezit van Vesteda. De architectonisch bijzondere woontoren La Fenêtre in Den Haag is er een voorbeeld van.
24
Tekst: Katja Elmendorp Fotografie: Wim Hanenberg, Pieter Kers (gebouw La Fenêtre)
B
ij de ontwikkeling van woningen onderscheidt Vesteda een aantal doelgroepen. ‘Empty nesters’ zijn hiervan een belangrijke. Nadat de kinderen het huis uit zijn, willen deze mensen (terug) naar een appartement. Daarnaast richt Vesteda zich op de flexibele één- en tweepersoonshuishoudens. “Deze doelgroepen willen de stad aan hun voeten hebben en gebruik kunnen maken van de stedelijke voorzieningen”, zegt Mark Rabbie, directeur conceptontwikkeling bij Vesteda Project BV. Vanwege de beperkte ruimte in de Nederlandse binnensteden ontwikkelt Vesteda voor deze doelgroepen voornamelijk gestapelde woningen. Hoewel Vesteda ook eengezinswoningen realiseert, ligt de focus op de duurdere, gestapelde woningen in stedelijke gebieden. “Daar profileren we ons mee en daar zijn we ook goed in”, vult Jeroen Jansen aan. Hij is marktonderzoeker en adviseur bij Vesteda Groep BV. Kwaliteit Bij de ontwikkeling van woningen door Vesteda staat kwaliteit voorop. “Alle aspecten van een woning en haar omgeving waar mensen op letten als ze een huurwoning zoeken, moeten kloppen”, benadrukt Rabbie. “In tegenstelling tot bij koopwoningen, besluiten mensen niet tot het huren van een woning op basis van tekeningen. Ze moeten gevoel krijgen bij het gebouw, de woning en de omgeving, en zich er thuis voelen. Je moet ze echt overtuigen van de kwaliteit.” Vesteda richt haar aandacht dan ook niet alleen op de woning, maar ook op de omgeving, de publieke ruimten, de voorzieningen. “Door te zorgen dat ook deze aspecten van hoge kwaliteit zijn en door er samenhang in
aan te brengen, zorgen we voor meerwaarde”, aldus Rabbie. “We zijn niet alleen betrokken bij de bouw van de woningen, maar ook, samen met andere partijen, bij de gebiedsontwikkeling van de locatie. Vesteda werkt hierbij als een katalysator: wij oliën het proces van planontwikkeling doordat wij garanderen dat wat bedacht wordt ook daadwerkelijk gebouwd zal worden.”
Gevel van La Fenêtre
wanneer je bij de ontwikkeling van woningen de focus legt op duurzame kwaliteit, deze waardevermeerdering groter zal zijn. Onze woningen en het gebied eromheen zijn over tientallen jaren nog steeds mooi”, aldus Rabbie. Met deze visie is Vesteda een trendsetter, maar inmiddels zien ook andere partijen het belang van duurzame kwaliteit.
Service Gestapelde woningbouw leent zich uitstekend voor extra service en extra voorzieningen voor de doelgroep van de hogere inkomens. Jansen: “We bieden de bewoners meer aan dan alleen een woning. Vesteda is om deze reden in veel gebouwen eigenaar van het gehele pand. Zo houden we grip op het gebouw en de invulling die gegeven wordt aan de winkels en bedrijven die in veel gebouwen als zakelijke huurders op de begane grond gevestigd zijn.” Maar ook voor de extra diensten en faciliteiten die Vesteda haar bewoners biedt, is voldoende ruimte beschikbaar in het pand. Zo beschikken sommige gebouwen over een fitness- en saunaruimte, een zwembad, gastenverblijven en/of een boodschappenservice.
Nieuwe concepten Een relatief nieuw concept is dat van zorggerelateerde woningen. Er is vraag naar woningen waar ouderen zelfstandig kunnen blijven wonen, maar wel verzorgd. Vesteda realiseert deze woningen waarin de bewoners zorg in verschillende gradaties kunnen afnemen. Gezien de vergrijzing in Nederland zal de vraag naar deze woningen steeds verder toenemen. Voor ‘expats’ ontwikkelt Vesteda ‘serviced apartments’, zoals in La Fenêtre. “Dit zijn gemeubileerde woningen waarbij de tijdelijke bewoner gebruik kan maken van uitgebreide service. Ze hebben het gemak van een hotel, maar het persoonlijke van een eigen woning”, legt Jansen uit. Ook een nieuw concept is de ‘business apartment’, waarin wonen en werken gecombineerd wordt. In het gebouw of de woning is er naast de leefruimtes ook ruimte voor een werkplek of kantoor.
Een unieke service is de ‘woongalerie’ van Vesteda. Hier worden toekomstige huurders ontvangen. De bewoners kunnen er terecht voor allerlei informatie en voor mogelijke problemen in de woning. Persoonlijk contact met de huurders staat daarbij hoog in het vaandel. Het vastgoedbeleggingsfonds heeft inkomsten uit de verhuur en uit de waardevermeerdering van haar woningen. “Wij zijn ervan overtuigd dat,
Gebouw La Fenêtre
Toekomst Bij de ontwikkeling van woningen moet ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. De verwachting is dat in de toekomst de vraag naar één- en tweepersoonswoningen verder zal toenemen.
Steeds meer mensen kiezen voor een klein huishouden en daarnaast speelt de vergrijzing uiteraard ook een rol. Ook de eisen aan gebouwen zijn aan verandering onderhevig. Jansen: “We zien steeds meer dat mensen flexibiliteit van een gebouw verwachten. Het moet mee kunnen veranderen met woningbehoeften in de toekomst zonder dat het onherkenbaar veranderd of gesloopt moet worden. Maar ook binnenshuis spelen we in op deze behoefte aan flexibiliteit. In sommige van onze woningen zijn alle muren demontabel en kan de keuken ook verplaatst wor-
den.” Ten slotte is energiebewust bouwen een trend die op de woningmarkt te onderscheiden is. Bij de bouw van woningen worden steeds vaker maatregelen getroffen die het energiegebruik beperken. Over de toekomst van Vesteda benadrukt Jansen dat groei niet het primaire doel is. “Doel is om op elke locatie woningen te realiseren met de hoogst mogelijke kwaliteit. Als we daarmee ook groeien, dan is dat mooi meegenomen, maar het is niet waar we op ons focussen.” Vesteda is wel bezig met verbreding van haar activiteiten. De besproken nieuwe concepten zijn daar een voorbeeld van. Daarnaast is Vesteda steeds vaker betrokken bij grote projecten. Er is overleg en er worden afspraken gemaakt met gemeenten om structureel grote aantallen woningen te realiseren. Vesteda ontwikkelt deze woningen voor zowel de huur- als de koopmarkt, zowel gestapeld als grondgebonden, in verschillende prijsklassen, maar altijd van hoge kwaliteit. n
25
www.vesteda.nl
Interieur van een service-appartement
ZOMER 2007
2
Wat gebeurt er voordat de brandweer arriveert?
Ieder huis een rookmelder
HRH HAAGLANDEN
HRH HAAGLANDEN
FOCUSHAAGLANDEN Risicokaart fundament van goed veiligheidsbeleid
Plattegrond van risico's
Brand. Je moet er niet aan denken. Het is een van de meest ingrijpende gebeurtenissen die iemand kan overkomen. Vorig jaar moest de brandweer
Een belangrijk onderdeel van het risicocommunicatiebeleid is de digitale risicokaart. De risico-
in Den Haag 2635 keer uitrukken om ergens een kleine, een middel- of een grote brand te blussen. Weinigen weten wat er zich afspeelt, voordat de
kaart geeft aan waar er risicovolle objecten zijn: een opslagplaats voor gevaarlijke stoffen, een
brandweer ter plaatse is. En weinigen weten ook hoe je met eenvoudige middelen brand kunt voorkomen.
chemische fabriek, een LPG-tankstation. Het Rijk, en alle provincies en gemeenten zijn wettelijk verplicht zo’n risicokaart te maken en actueel te houden.
26
Tekst: Chris Lieshout Fotografie: Peter van Oosterhout
C
Tekst: Chris Lieshout Fotografie: Peter van Oosterhout
D
aren Frentz werkt zes jaar bij Brandweer Den Haag. De laatste vijf jaar is zij hoofd Bureau Operationele Voorbereiding. Ze geeft leiding aan een team van zestien mensen met allerlei uiteenlopende taken. “Ik zeg wel eens gekscherend dat ons vakgebied in één zin is samen te vatten: ‘Na brandmelding ervoor zorgen dat binnen zes minuten de tankautospuit op de plaats van de brand staat.’ In die tussentijd moeten er wel allerlei gegevens boven tafel komen. Voor ons is dat een race tegen de klok.” Niet alleen zorgt de afdeling van Frentz ervoor, dat de tankautospuit, op weg naar een brand, vijftienhonderd liter water bij zich heeft, maar ook dat de mensen op de wagen over relevante informatie beschikken. “Gegevens over de brand die ze moeten blussen, wat voor soort gebouw in brand staat, hoeveel mensen zich in het gebouw bevinden, hoe de omgeving van het gebouw eruit ziet en hoeveel in- en uitgangen het gebouw heeft. Met een mooi woord noemen we dat ‘operationele informatievoorziening’.” Daarnaast zorgt Bureau Operationele Voorziening er ook voor dat de autospuit, op weg naar een brand, zo min mogelijk verkeersremmende of belemmerende maatregelen tegenkomt. “Wegopbrekingen, drempels, pollars zijn daar voorbeelden van.” Den Haag beschikt over zeven brandweerkazernes, verspreid over de stad. “De autospuit vertrekt uit de kazerne die het dichtst bij de brand ligt. Toch komt het regelmatig voor dat we een beroep doen op een andere kazerne of op één van de kazernes van onze buurtgemeenten. Andersom gebeurt dat ook.”
e, digitale, risicokaart is ontwikkeld door de ministeries van Binnenlandse Zaken (BiZa) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). “We leven nu eenmaal in een samenleving waarin we te maken hebben met risico’s”, zegt Martin Madern. Hij is hoofd Bureau Risicobeleid en Projecten van Brandweer Den Haag. “De overheid erkent dit en voert daarom een beleid om risicovolle situaties voorkomen.”
Vluchtroutes vrij Frentz vindt dat mensen zelf veel kunnen doen aan de brandveiligheid in en rondom hun woning. “Brandweer Den Haag heeft vier brandveiligheidsadviseurs in dienst. Die gaan dagelijks op stap om mensen te wijzen hoe je het best een brand kunt voorkomen. Je moet daarbij denken aan zorginstellingen en scholen. Maar ook andere doelgroepen doen een beroep op ons of worden door ons benaderd. De adviseurs leggen uit aan de hand van foto’s en filmmateriaal hoe belangrijk het is
dat vluchtroutes nooit mogen worden gebarricadeerd door fietsen, vuilniszakken of meubels. Maar ook dat het gevaarlijk is om in bed te roken, je geen asbak met peuken moet legen voordat je zeker weet dat alle peuken uit zijn of wat je moet doen als de ‘vlam in de pan slaat’.” Rookmelder Eigenlijk zou het wettelijk verplicht moeten zijn dat er in ieder huis een rookmelder is, vindt Caren Frenz. “Want juist die rookmelder ontbreekt helaas in de meeste woningen. Zeker in de oudere woningen. En dat terwijl rookmelders zo belangrijk zijn. Ze waarschuwen je snel voor brand en rook. Ze zijn makkelijk te bevestigen en helemaal niet duur. Te weinig mensen beseffen dat rook door brand doodsoorzaak nummer 1 is. Wat dat betreft is er voor ons nog veel werk te doen.” n www.hrh.nl www.nationalerookmelderdag.nl
Actief meedenken Tijdig betrokken zijn bij de ontwikkeling van dergelijke grote bouwprojecten zou al veel schelen. Madern noemt er enkele voorbeelden van die de laatste jaren zijn ontwikkeld: de Tramtunnel in de Grote Marktstraat, de Hubertustunnel en het nieuwe ADOstadion op het Prins Clausplein. “Als Brandweer willen we bij de plan- of ontwerpfase van dat soort mega-projecten betrokken worden. Dan kunnen we actief meedenken in het voorkomen van risicovolle situaties. Hulpdiensten moeten daarom volwaardige gesprekspartners en veiligheidsadviseurs zijn gedurende het bouwproces. Aan de ene kant
27
‘Hulpdiensten moeten bij grote bouwprojecten vanaf het begin gesprekspartners en veiligheidsadviseurs zijn’
Caren Frentz
7.200 brandkranen Brandblussen zonder brandkranen is onmogelijk. “Brandkranen zijn onmisbaar voor ons werk. We hebben er in Den Haag zo’n 7.200. Ons bureau zorgt ervoor dat ze goed werken. Dat betekent dat iedere brandkraan minstens één keer in de vier jaar uitvoerig wordt gecontroleerd en zonodig wordt gerepareerd. Een hele klus, maar het is wel noodzakelijk.”
wikkeld hoe te handelen bij ongevallen. Maar dat niet alleen. De kaart is ook een belangrijk instrument om zoveel mogelijk ongevallen te voorkomen.” Madern geeft als voorbeeld enkele zogeheten externe veiligheidsrisico’s die zich in een omgeving kunnen voordoen. “Dat kan bij iedereen in de buurt zijn. Neem bijvoorbeeld een LPG-tankstation, een zwembad met chloor, een koelinstallatie met ammoniak of een opslag van andersoortige gevaarlijke stoffen.
vooral rekening moeten houden met risico’s die verband houden met bebouwingsdichtheid. Bijvoorbeeld door meervoudig ruimtegebruik en bebouwingshoogte. Maar ook bebouwingsdiepte. Denk aan ondergrondse ruimten, tunnels.”
Martin Madern (l) en Friso van Harsselaar
Plattegrond Wat houdt zo’n kaart precies in? Volgens Madern is de risicokaart niets anders dan een plattegrond over locaties van mogelijke risico’s. “Elke provincie beheert zijn eigen kaart. Daarom verwijzen de links per provincie ook naar externe websites.” Friso van Harsselaar, beleidsmedewerker Risico’s en Veiligheid, vult aan dat risicokaarten belangrijk zijn om de veiligheid van inwoners van Nederland verder te vergroten. Bovendien zijn ze nodig voor de betrokken hulpdiensten. Met die gegevens worden plannen ont-
Je moet er toch niet aan denken dat het dan in een woonwijk eens mis gaat. Dat vraagt dus een goed inzicht vooraf in de te verwachten risico’s, zodat er voor de ruimtelijke planning en inrichting een goede afweging kan worden gemaakt. De overheid bepaalt welke informatie wel en welke niet op de risicokaart komt. Maar de kaart kan ook gebruikt worden bij de aanleg van een woonwijk of een bedrijventerrein. Zo zijn er tal van voorbeelden.” Van Harsselaar is voorstander van het aan elkaar koppelen van regionale en gemeentelijke databanken over de risico’s. “Kennis over en inzicht in de risico’s in de regio vormen het fundament van goed veiligheidsbeleid.” Voor Den Haag is er onlangs in nauwe samenwerking met de regio Haaglanden een inventarisatie uitgevoerd van relevante ramp- en ongevaltypen. Madern: “Het globale beeld blijkt te zijn, dat we
bespaar je zo veel tijd en geld in het ontwikkelproces; aan de andere kant levert het structurele veiligheid op.” Madern vertelt dat Brandweer Den Haag ook steeds meer te maken krijgt met factoren zoals intensievere verkeersaders, vervoersknooppunten, mogelijke overstromingen en mensenmassa’s bij grote evenementen en demonstraties. “Dat leidt sowieso tot allerlei nieuwe veiligheidsvraagstukken en vraagt dus goede en tijdige afstemming en advisering door de hulpdiensten. We willen immers voorkomen dat het misgaat. Daar horen goede mogelijkheden om te vluchten en jezelf te redden dus bij. Maar áls het misgaat, willen we er ook graag goed bij kunnen met onze hulpverlening.” n www.risicokaart.nl. Helpdesk van de risicokaart: (070) 441 83 00 of
[email protected]
ZOMER 2007
2
FOCUSHAAGLANDEN
ACTORION
Consortium AcUtHas landelijke pionier bij talrijke projecten
Risicocommunicatie, een verplichte ramp? Risicocommunicatie krijgt langzaam maar zeker vorm. Behoudens enkele voorlopers, zoals in De Rijnmond of rond DSM-Limburg, zitten veel provincies en gemeenten nog in de voorbereidende fase. Ze organiseren (bestuurlijke) symposia, richten regionale werkgroepen op en doen publieks-
communicatieproces. Publieksonderzoek is daarmee een volwaardig communicatie-instrument. Met onderzoek genereer je namelijk niet alleen gegevens over de doelgroepen waarmee je wilt communiceren, zodat je de beschikbare menskracht en middelen efficiënt kan inzetten. Je doet gelijktijdig aan agendasetting van het onderwerp omgevingsrisico’s. Door het uitvoeren van onderzoek gaan burgers erover praten – en niet alleen de respondenten – en pikt de pers het onderwerp op. Hetzelfde geldt voor overheidsbestuurders en organisaties.
onderzoek naar de risicobeleving. Maar publiekscampagnes zijn nog dun gezaaid. Toch zien we door het hele land heen initiatieven ontstaan. In het kielzog van de pilot van de provincie Zuid-Holland die in de gemeenten Haarlemmermeer en Oss is uitgevoerd, voert AcUtHas momenteel een groot aantal interessante projecten uit in Limburg, Gelderland, Overijssel, Drenthe, Friesland en Zuid-Holland. Ze variëren van belevingsonderzoek, via het opstellen van beleidsprogramma’s risicocommunicatie tot het ontwikkelen van praktische communicatietools en organiseren van publieksbijeenkomsten. De resultaten van het belevingsonderzoek worden opgeslagen in een centrale databank van de Universiteit Twente, die er vervolgonderzoek mee kan doen. Daarnaast heeft AcUtHas samen met Saxion Hogescholen een eendaagse cursus risicocommunicatie ontwikkeld die al verscheidene keren succesvol is uitgevoerd en is het consor-
Het proces zet zich door.
28
Tekst: Geert Geujen Fotografie: Luuk van der Lee (Duinrel), Stock.xchng
I
n veel gevallen gaat het bij risicocommunicatie over ‘externe veiligheid’ ofwel transport, opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen. Belangrijk verschil tussen risicocommunicatie en crisiscommunicatie is dat het eerste plaatsvindt in een situatie waarin zich (nog) geen calamiteit heeft voorgedaan. Is er wel sprake van een kleiner of groter incident met personele en/of materiële schade, dan spreken we van crisiscommunicatie of rampenvoorlichting. Overigens zien we tegenwoordig een tendens om risicocommunicatie te verbreden naar andere calamiteiten, zoals hoogwater, stroomuitval en terroristische aanslagen. De directe aanleiding voor de toegenomen aandacht voor risicocommunicatie zijn de rampen in Enschede en Volendam en de daarop geïnstalleerde Commissie Oosting die in 2001 met een grote reeks veiligheidsadviezen formuleerde. Zo zouden de overheden strenger moeten toezien op de beoordeling, controle en handhaving van
milieuvergunningen (Zero tolerance). Maar gemeenten zouden ook en vooral de communicatie over die omgevingsrisico’s actiever ter hand moeten nemen. Vijf jaar later zien we overal in het land hoopvolle initiatieven. In 2004 voerde een aantal organisaties in opdracht van de provincie ZuidHolland en het IPO gezamenlijk een pilot risicocommunicatie uit. Doel was een Wegwijzer te maken, die goed op de praktijk is toegesneden. Het samenwerkingsverband, bestaande uit Actorion Communicatie Adviseurs, Universiteit Twente en Royal Haskoning (AcUtHas), leverde eind 2004 een tweedelig boekwerkje af, dat onder alle Nederlandse overheden is verspreid. Het is allerwegen goed ontvangen, van ministeries tot gemeenten. Onderzoeken is communiceren Rode draad door het risicocommunicatieconcept van AcUtHas is het integreren van publieksonderzoek in het
Hoe vertel ik het onze inwoners? Dat ze omgeven zijn door bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan en verwerken. Dat er de gemeentelijke ijsbaan tanks met de dodelijke koelvloeistof ammoniak staan. Dat er over de dichtbij gelegen spoorbaan chloortreinen rijden. Of dat, als het lpgstation in de straat zou ontploffen, er veel slachtoffers vallen. Geen leuke berichten en gelukkig zijn ze ook geen dagelijkse praktijk. Misschien zullen er zich nooit incidenten voordoen, maar de risico’s zijn er wel. Hoe klein ook. Het communiceren over deze bedreigingen noemen we risicocommunicatie. Sinds jaar en dag een wettelijke plicht, maar voor veel gemeenten een communicatieve ramp. Op zijn minst vinden ze het lastig.
Panelgesprekken Friesland In Friesland is in opdracht van de Regionale Brandweer Fryslân onlangs een pilotproject afgerond dat gericht was op het ontwikkelen van een model voor kleinschalige panelgesprekken. Die gesprekken hadden enerzijds ten doel het vergaren van ‘ontvangersbehoeften’ aan risicocommunicatie. Anderzijds golden de gesprekken op zichzelf als een impliciete vorm van informatieoverdracht. Voor dit doel is een kleinschalige enquête uitgezet onder omwonenden van een bedrijventerrein op de grens van de gemeenten Skarsterlân en Heerenveen. Daarna vonden twee panelgesprekken plaats. Op basis van dit kleinschalige kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek is een model ontwikkeld dat Friese gemeenten, al dan niet in regionale samenhang, kunnen toepassen bij het ontwikkelen van hun risicocommunicatieproces. Het model bestaat uit verscheidene tools, zoals een procesbeschrijving, gesprekstopiclijst, gespreksinstructies, competentie-eisen voor de gespreksleiders en diverse communicatiemiddelen (brieven, persberichten, Powerpoint, et cetera).
Belevingsonderzoek en bewonersavonden Sittard-Geleen
29
De gemeente Sittard-Geleen heeft samen met de Regionale Brandweer een grootschalig publieksonderzoek risicobeleving laten uitvoeren onder haar inwoners. De gemeente wilde zo informatie krijgen over hoe burgers die onder de rook van Chemelot/DSM wonen, externe veiligheid ervaren. De resultaten van het onderzoek, dat deels met schriftelijke en deels met digitale enquêtes werd uitgevoerd, werden op een bewonersavond in de wijk Lindenheuvel gepresenteerd. Er werd ook met bewoners van gedachten gewisseld over de vraag hoe zij geïnformeerd willen worden over risicobronnen in hun omgeving en over de tekortkomingen in de huidige vorm van alarmering. Er komen nog vervolgbijeenkomsten in Lindenheuvel. Na de vakantie komen ook andere wijken in de gemeente ‘aan de beurt’.
Landelijke kennistafel risicocommunicatie Een project van geheel andere aard is de Landelijke kennistafel risicocommunicatie, op te zetten door de provincie Zuid Holland. Een kennistafel is een denkclub waarin een aantal voorlopers of trekkers zit, die tezamen de aanpak van risicocommunicatie verder uitwerken. Deze kennis en expertise wordt via hun website, www.relevant.nl, en op bijeenkomsten ter beschikking gesteld aan gemeenten, provincies, brandweer en andere (overheids)organisaties die zich met risicocommunicatie (moeten) bezighouden. Uiteraard gebeurt een en ander in samenwerking met het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
tium betrokken bij de landelijke IPO Kennistafel Risicocommunicatie. AcUtHas onderhoudt tevens nauwe banden met het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie, van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Informatie Wilt u meer informatie over risicocommunicatie, belevingsonderzoek, cursus, of wilt u graag een exemplaar van de Wegwijzer Risicocommunicatie ontvangen? Neem dan contact op met drs. Geert Geujen, projectpartner AcUtHas, tel. 026 4438287, of mail naar
[email protected] n
ZOMER 2007
2
HRH HAAGLANDEN
Professionalisering van de hulpverlening op het water Reddingbrigades in Nederland moeten integraal onderdeel worden van de bestaande hulpverleningsorganisatie binnen de Veiligheidsregio’s. Dat vindt Rob Brons, commandant van de Brandweer Den Haag en de Regionale Brandweer Haaglanden. Deze regio staat tezamen met Noord-Holland Noord en Limburg op de nominatie ‘pilotgebied’ te worden voor deze nieuwe vorm van samenwerking. “Ik zie duidelijke meerwaarde.”
30
FOCUSHAAGLANDEN
Haagse brandweercommandant Rob Brons: ‘Reddingsbrigade in keten hulpverlening’
Tekst: Eric Panhuis Fotografie: Miriam van der Meyde
B
randweercommandant Rob Brons noemt het de hoogste tijd voor verdere professionalisering van de hulpverlening op het water. Hij staat hierin niet alleen. Medio 2005 liet Reddingsbrigades Nederland al een rapportage het licht zien, waarin de organisatie zelf een prominentere rol in de totale keten van hulpverlening bepleit. De notitie stelt onder meer dat de hulpverlening door de Reddingsbrigades “aan herijking toe is”. Daarnaast zijn “borging van inzetbaarheid en kwaliteit onder invloed van actuele ontwikkelingen gepast”, aldus het rapport. Brons pleit al langere tijd voor de inbedding van Reddingsbrigades in de keten van hulpverlening. Hij heeft in zijn functie van Haagse brandweercommandant al ervaring met samenwerking tussen brandweer en Reddingsbrigade, al is die tot op heden vooral administratief. De gemeente Den Haag is een van de voornaamste financiers van de Reddingsbrigade en heeft de (financiële) controle ondergebracht bij de stedelijke brandweercommandant. De Reddingsbrigade is autonoom als het gaat om zaken als personeel en kwaliteit, maar niet als het gaat over het geld. Triviaal De samenwerking in Den Haag komt vooralsnog met name tot uiting in wat Brons “triviale zaken” noemt. “Om een voorbeeld te geven: toen de Reddingsbrigade nieuwe auto’s wilde aanschaffen, hebben wij gezegd: prima, maar dan gaan we ze wel delen. De Reddingsbrigade heeft de auto’s nu gedurende de zomerperiode in gebruik, maar in de maanden dat de auto’s niet nodig zijn op het strand, rijden
onze brandveiligheidsadviseurs erin. Reddingsbrigades Nederland kijkt er met enige scepsis naar, maar volgens mij is dit vooral koudwatervrees. De voornaamste angst is dat hun auto’s er straks uitzien als brandweerwagens.” Volgens Brons is het moment aangebroken de samenwerking behalve op facilitair gebied inhoudelijk te verdiepen. De hulpverlening staat landelijk nog altijd in de ‘spotlights’. Daarnaast is er volgens hem dringend behoefte aan inniger samenwerking tussen de bestaande hulpdiensten en de Reddingsbrigade. “Het moet formeel worden geregeld, zeker vanuit de integrale visie op hulpverlening waarop we in Nederland focussen. De Reddingsbrigades zijn autonome verenigingen, met zelfstandige besturen. Hierin hoeft wat mij betreft geen verandering te komen. Maar ik vind dat de medewerkers van de Reddingsbrigades méér bij de totale hulpverlening moeten worden betrokken en onder het gezag van het openbaar bestuur moeten vallen zodra zij meedoen aan de hulpverlening. Anders is de aansturingzeggenschap te beperkt en de meerwaarde nihil.” Als aansprekend voorbeeld wijst hij naar de functie die de SIGMA-teams (Snel Inzetbare Groepen ter Medische Assistentie) van het Rode Kruis vervullen. Dit zijn groepen van acht goed getrainde hulpverleners, die snel inzetbaar zijn bij grote incidenten en rampen. Zij nemen geen medische taken over, maar doen voorbereidend werk, assisteren de ambulanceverpleegkundigen of helpen met het transport van gewonden. De SIGMA-teams zijn volledig samengesteld uit vrijwilligers. Assisteren Brons roemt hun professionaliteit. “Deze mensen kunnen beduidend meer dan het verlenen van eerste hulp. Zij kunnen daadwerkelijk assisteren bij grote rampen en zijn in staat binnen een tijdsbestek van een uur met acht man sterk op locatie te zijn. Deze teams zijn elk in het bezit van twee voertuigen en een container en houden 26 oefenavonden per jaar. Dat is gemiddeld eens in de twee weken. In totaal zijn 43 eenheden operationeel, die elk zo’n veertig goed getrainde vrijwilligers tellen. Van hen staan er steeds acht paraat. Het zijn zeer slagvaardige organisaties, die hun waarde in het veld lang en breed hebben bewezen.”
31 Wat Brons betreft, gaat het met de Reddingsbrigades dezelfde kant op. Ook daar zouden goed getrainde en geëquipeerde teams moeten komen, die 365 dagen per jaar paraat staan. “Nu zie je dat de Reddingsbrigades in het zomerseizoen goed bemand en alert zijn, maar buiten die periode stort een groot deel van de teams in. Dat is niet houdbaar. De Reddingsbrigades moeten bouwen aan een sterkere organisatie en infrastructuur.” Volgens de brandweercommandant zou een beproefd concept van steunpuntregio's, dat het ministerie van Binnenlandse Zaken toepast voor Ongevallenbestrijding Gevaarijke Stoffen, heel goed passen op de ambities met reddingsbrigades. Brons ziet dan een model voor zich, waarin landelijk vier tot zes steunpuntregio's zijn ingericht. De steunpuntregio’s zouden moeten tekenen voor het beheer van het materiaal, terwijl de personele invulling een taak van de Reddingsbrigades blijft. “Maar de insteek is dan wel te zorgen voor voorwaarden die het mogelijk maken dat een team binnen een uur ter plaatse is.” Brons benadrukt dat zijn prioriteit ligt in de samenwerking bij het bestrijden van waterincidenten op het land. Op zee, waar de Kustwacht reddingsacties coördineert, is de gezagsverhouding helder, meent hij. Bovendien speelt ook de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij (KNRM) daar een rol. “Maar op het land is sprake van een totaal andere situatie. Als bijvoorbeeld sprake is van een dijkdoorbraak, dan kunnen veel mensen terecht komen in een zeer bedreigende situatie. De Reddingsbrigades hebben dan een
enorm belangrijke taak, waarbij het essentieel is dat ze niet autonoom te werk gaan, maar als integraal onderdeel van de hulpverleningsorganisatie.” Voordelen Voordelen zijn volgens hem onder meer dat de Reddingsbrigades kunnen worden opgenomen in het netwerk van hulpdiensten die communiceren via C2000. (Het nieuwe communicatiesysteem van de hulpdiensten). “En dat is momenteel lang niet altijd het geval. Niet zelden zijn medewerkers van de Reddingsbrigades alleen bereikbaar op hun gsm, terwijl juist het mobiele netwerk er bij grote rampen snel uitligt.” Daarnaast worden ook zij ‘first responder’. aldus Brons. “Dan kun je bijvoorbeeld denken aan medewerkers die getraind zijn in het gebruik van AED’s (Automatische Externe Defibrillatoren, red.) en ook meer kunnen dan alleen het verlenen van primaire medische hulp. Ze worden breder geëquipeerd, professioneler.” Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken. Hij moet oordelen over een voorstel van Reddingsbrigades Nederland drie pilotregio’s in te stellen en bij een goed resultaat over te gaan tot implementatie van de nieuwe aanpak in het gehele land. Brons: “Uitvoering van het plan heeft ten eerste een positief ordenend effect. De Reddingsbrigade en daarmee de totale hulpverlening slaat organisatorisch een grote slag. Daarnaast kan de minister aantonen dat hij zaken in gang heeft gezet. Maar we praten over een duur project, ik schat dat op jaarbasis structureel een kleine 10 miljoen euro nodig is. Het ministerie weet dat het aan zet is, maar weegt zaken af.” n
ZOMER 2007
2
HRH HAAGLANDEN
FOCUSHAAGLANDEN
Centraal wat moet, decentraal wat kan
“Vrijwilligheid is een ijzersterk concept” Martin Evers is de man die ervoor gaat zorgen dat de acht korpsen in de regio in januari 2008 klaar zijn om de stap te maken naar één Brandweer Haaglanden. Een onverstoorbare projectleider, die uitgaat van de sterktes die er nu zijn binnen de korpsen en gelooft in de kansen die regionalisering biedt om die sterktes ook in de toekomst te blijven benutten.
32
Tekst: Anneke van den Berg Fotografie: gemeente Rijswijk, Erwin Dijkgraaf
“I
n gesprekken met medewerkers proef ik, dat sommigen van hen denken dat regionalisering en vrijwilligheid op gespannen voet met elkaar verkeren. Dat regionaliseren onvermijdelijk betekent, dat de aandacht voor kleinschaligheid en eigenheid van korpsen verdwijnt. Dat is niet zo raar, want de kinderen van die medewerkers zitten vaak op grote scholengemeenschappen. Van die enorme ‘leerfabrieken’ waarin het individu en de klas worden opgeslokt. Dat pad gaan wij met de regionalisering van de brandweer dus niet bewandelen. Ik zie het als mijn taak om in het proces te voorkomen dat we het kind met het bluswater weggooien.” “Want juist die vrijwilligheid is een ijzersterk concept, waar we zuinig op moeten zijn. Ik zeg wel eens dat de brandweer een goed georganiseerde vorm van burenhulp is. Daarmee bedoel ik, dat onze vrijwilligers deel uitmaken van de gemeenschappen rondom de kazernes. Ze wonen, werken en leven in het gebied waar wij onze veiligheidstaken uitoefenen. Ze weten de weg en kennen de taal. Daarom hebben we op die plekken ook nooit moeite om oefenobjecten te vinden. Vrijwilligers blijven dus, ook in de nieuwe situ-
‘Regionalisering is geen wondermiddel’ Martin Evers
personeel zitten. Door dat soort oplossingen kunnen we als geheel efficiënter en kostenbewuster te werk gaan. En alles wat je uitspaart, komt uiteindelijk ten goede aan de kwaliteit van de hulp aan burgers. Wat je in de praktijk ziet, is dat de bereidwilligheid om zaken
‘Diversiteit; kracht en valkuil tegelijk’ atie, op hun eigen plek, in hun eigen kazerne werken. Beroepskrachten zullen wel eens worden ingeroosterd op andere kazernes, bijvoorbeeld als we op de ene plek mensen te kort komen en op de andere plek wat ruimer in ons
Het is zaak dat de brandweer voor partijen, die wel regionaal georganiseerd zijn zoals politie en justitie, een volwaardig partner is en blijft. De diversiteit binnen de brandweer is meestal onze kracht, maar we moeten zorgen dat het niet onze valkuil wordt. Als je achterban verdeeld is, wordt het voor een vertegenwoordiger van een organisatie moeilijker om vanuit één stem te spreken en word je mandaat zwakker. In dit opzicht is regionalisering van de brandweer een must. Ook op facilitair gebied kunnen we winst boeken door delen van onze bedrijfsvoering te bundelen. Gezamenlijk aanbesteden van grote voertuigen kan bijvoorbeeld voor aanzienlijke kostenbesparingen zorgen. Sinds vijf jaar schaffen we al gezamenlijk voertuigen aan door ze via een mantelovereenkomst Europees aan te besteden. Onlangs hebben we op feestelijke wijze vier hulpverleningsvoertuigen in gebruik genomen. De besparing die we daarmee boeken, bedraagt al snel tien tot vijftien procent op de marktwaarde. Maar wat minimaal zo belangrijk is, is dat de uitwisselbaarheid en het onderhoud eenvoudiger wordt. Indirecte besparing zeg maar. Ik sprak laatst een medewerker, die zei: ‘Het is toch raar, dat ik niet weet hoe de tankautospuit bij de buren werkt’. Ook op het gebied van kennisuitwisseling kan regionalisering ons vooruit helpen. Met elkaar hebben we veel meer expertise in huis dan afzonderlijk. Ieder korps heeft wel iets waar het in uitblinkt. Die kernkwaliteit kan een korps straks nog gemakkelijker overdragen op collega’s van de andere korpsen in de regio.”
van elkaar over te nemen er al is. En er altijd al is geweest, heb ik ervaren in de negentien jaar dat ik nu meeloop bij de brandweer. Kennelijk zit collegialiteit en hulpvaardigheid ons in het bloed. Ook als het gaat om het bijspringen
in andere korpsen. Zo waren onlangs enkele duikwagens buiten dienst vanwege een technisch probleem. Dat werd direct opgevangen door met voertuigen en personeel te schuiven. De duikwagen van Zoetermeer stond in dienst in Den Haag Centrum en vanuit Den Haag stond enkele dagen een tankautospuit in Zoetermeer paraat. Iedereen vond het geweldig. Nu gaan we dit formaliseren en dat is voor iedereen even wennen.” Volwaardig partner “Ik zie legio situaties waarin gezamenlijk optrekken concrete voordelen oplevert, bijvoorbeeld in overlegplatforms met partners die wij tegenkomen in de regio bij het uitoefen van onze taken.
“Regionalisering betekent voor mij herkenning en de menselijke maat op het niveau van de kazerne en centrale regie op het bestuur, de facilitaire ondersteuning en de staftaken, zoals werving en selectie, communicatie en aanbesteden en inkopen. Regionalisering is geen panacee voor alle kwalen die een organisatie kan oplopen. Ik heb niet de illusie dat we door de ‘harkjes’ van de organisatie anders te tekenen het ei van Columbus hebben gevonden. Regionalisering is wel een kans om ook in de toekomst de kwaliteit van onze dienstverlening veilig te stellen. n www.hrh.nl
”
Een burgemeester en een brandweercommandant uit het Stadsgewest Haaglanden over de decentralisering van de brandweer: Ineke van der Wel, burgemeester van Rijswijk: “De regionalisering van de Brandweer zal een proces van lange adem zijn. Het is geen sinecure om acht korpsen in één regionaal functionerend geheel onder te brengen. Geen korps is gelijk: verschillende grootte, variërend van puur beroeps tot veelal vrijwilliger, van onafhankelijk van de gemeentelijke organisatie tot daarmee nauw verweven. Bovendien moet er overeenstemming zijn over materieel en huisvesting. Maar er moet ook gewoon geblust en opgetreden worden wanneer de sirene gaat. Voor mij is de regionalisering pas geslaagd als, naast al deze meer praktische zaken, het geheel meer Ineke van der Wel presteert dan de som der delen. Bovendien moeten ook de kosten aanmerkelijk lager liggen. En, niet op de laatste plaats: er moet sprake zijn van lokale binding, met lokale partners. De politieorganisatie laat zien dat regionalisering daar heeft geleid tot afname van de lokale binding. Een valkuil waar bijna niet aan te ontkomen lijkt.” “Gemeenten betalen goud geld voor de Brandweer, zeker na de laatste ontwikkelingen. Het zou zuur zijn als hier niet geldt: wie betaalt bepaalt.”
33
Rob Gussekloo, commandant Brandweer Leidschendam-Voorburg en Wassenaar, voorzitter regionale commissies Bouwen/Infrastructuur en Informatie/ Communicatie Technologie: “De regionalisering betekent een paar stappen verder lopen op de weg die toch al is ingeslagen. Sinds 2004 is er al sprake van een intensieve samenwerking tussen de korpsen van Wassenaar en LeidschendamVoorburg en vanaf 2006 wordt binnen de Noordflank nadrukkelijk gekeken naar mogelijkheden tot samenwerking. Verdere samenwerking tussen de brandweerkorpsen is prima. Maar dan wel met behoud van de plaatselijke identiteit. Ik zie grote voordelen in samenwerkingsovereenkomsten tussen de betrokken brandweerkorpsen welke uiteindelijk leiden tot het regionaliseren van de brandweer. Het is goed voor onze eigen mensen. Maar ook voor de burger. Laten we niet uit het oog verliezen dat we het daar uiteindelijk allemaal voor doen.” “De burgers moeten gaan merken dat de brandweerzorg nog beter is georganiseerd. Het gaat natuurlijk al goed. Maar straks zijn we nog beter voorbereid en geoefend om grootschalige incidenten gezamenlijk aan te pakken. Met meer specifieke kennis over ingewikkelde en grote projecten zoals tunnelbouw en hoogbouw. Er zal ook meer rood op straat moeten komen. Want we zullen intensiever preventief gaan controleren zoals in de horeca. En we kunnen ook meer voorlichting over preventie gaan geven. Onze mensen mogen best een beetje trots zijn. Omdat ze mogen werken in een organisatie die vernieuwt en ontwikkelt. Door de intensievere samenwerking en regionalisering doen we allemaal nieuwe inspiratie en ideeën op. Daar kunnen brandweermannen en -vrouwen op verjaardagen of feestjes mee aankomen. Ze kunnen vertellen over de organisatieontwikkeling en vooruitgang in de kwaliteit van de brandweerzorg en rampenbestrijding.” “Nu de regionalisering doorzet, komt al het werk dat we in de samenwerking tussen Wassenaar en Leidschendam-Voorburg en in de Noordflank tot stand gebracht hebben, prima van pas. Die kennis en ervaring stellen we graag beschikbaar om te komen tot het brandweerkorps Haaglanden waar alle bestuurders en alle medewerkers met recht trots op mogen zijn.” Rob Gussekloo
ZOMER 2007
2
KORT...
Virtueel wonen De gemeente Zoetermeer en Den Haag zijn twee Haaglanden-gemeenten die een virtuele stad geopend hebben binnen het internetspel Second Life. Zoetermeer was zelfs de eerste Nederlandse gemeente die zich op de virtuele wereld begaf. De gemeente Zoetermeer heeft 25.000 euro uitgetrokken voor de aanschaf van een virtueel stuk land en de bouw van een virtueel stadhuis. Andere partijen, bijvoorbeeld bedrijven uit de stad kunnen
34
ook bouwen op de aangekochte grond. Volgens wethouder Bé Emmens is de virtuele stad wel nuttig. “Het is een stuk stadspromotie voor ons als ICT-stad.” Bovendien is het service voor de burgers van Zoetermeer; die kunnen straks door virtueel Zoetermeer lopen en gemeentelijke informatie opvragen, of met elkaar in discussie over Zoetermeerse problemen. Maar cultuursocioloog Stef Aupers is sceptischer. “Ik vraag me af of het werkt.
Je ziet steeds meer traditionele, logge instanties die denken dat ze moeten vernieuwen en dan met deze hype meelopen. Maar ze weten zelf nauwelijks wat het is.” Volgens hem komen mensen nu juist niet op virtuele werelden om zich met bankzaken en politieke discussies bezig te houden. “Ze proberen het alledaagse te ontlopen. Maar als elk bedrijf en elke overheid straks op Second Life zit, dan verliest het automatisch zijn functie.” n
35
Veilig wonen Een voorzichtige conclusie: het geweld in de samenleving lijkt af te nemen. Dat blijkt uit de nieuwste criminaliteitscijfers op www.hoeveiligismijnwijk.nl. De vlag kan bepaald nog niet uit – daarvoor is het geweldsniveau te hoog en het probleem te ernstig – maar er lijkt sprake van een afnemende trend. In de regio Haaglanden is het aantal aangiften van mishandeling ten opzichte van het eerste kwartaal van 2006 gedaald met veertien procent, het aantal aangiften van bedreiging met 27 procent en van straatroof met 28 procent. Ook het aantal aangiften van fietsendiefstal (min dertig procent), bromfietsdiefstal (min 37 procent) en autodiefstal (min 38 procent) gaat fors omlaag. Maar er zijn ook delicten waarvan vaker aangifte werd gedaan. Zo steeg het aantal aangiften van diefstal uit een auto met 29 procent en van zakkenrollerij met 34 procent. Op de site is via enkele muisklikken te zien hoe het is gesteld met de criminaliteit in een bepaalde wijk of buurt. Dat is niet alleen omdat we recht hebben op deze informatie, maar ook omdat burgers op deze manier beter kunnen inspelen op criminaliteit in de buurt zoals woninginbraak, fietsendiefstal en beroving. n
Miljoenenontbijt en Focus Haaglanden Op 19 september 2007 vindt het Miljoenenontbijt plaats in Den Haag. Dit is een netwerkontbijt waar zakelijke dienstverleners voor worden uitgenodigd. ING Bank, Deloitte, de Kamer Van Koophandel en
VNO NCW zijn de sponsoren/trekkers van dit geheel. Op deze dag zal aansluitend ook de volgende herfst-editie van Focus Haaglanden worden gepresenteerd. n
Goed openbaar vervoer in een stad is een levensvoorwaarde. Zonder goed openbaar vervoer slibt de stad dicht en verliest zijn aantrekkingskracht op bedrijven, bewoners en bezoekers. HTM probeert zoveel mogelijk reizigers te laten zien dat openbaar vervoer een goed alternatief voor de auto kan zijn. ‘s Ochtends, ‘s middags, ‘s avonds, in het weekend en ook ‘s nachts. Met goede verbindingen naar winkelcentra, scholen, ziekenhuizen, bedrijfsterreinen of Vinexlocaties, biedt het openbaar vervoer altijd een oplossing. Openbaar vervoer in de stad gaat verder dan het rijden van trams, bussen en lightrailvoertuigen. Een betrokken vervoerbedrijf heeft oog voor de omgeving en neemt actief deel aan sociale en maatschappelijke ontwikkelingen. HTM ziet voor zichzelf een rol in de economie, het sociale leven, de (sociale) veiligheid, de zorg voor een aantrekkelijke leefomgeving, de organisatie van evenementen, etc. Op die manier werkt HTM mee aan een leefbare stad. Voor meer informatie: www.htm.net of HTM Consumentenlijn 070 - 3848 666.
ZOMER 2007
2
Wonen ho eft wat ons betreft niet voorspe lbaar te zijn.
9ZhiVgiZgY^Zl^a^chiVeeZc#9Zldc^c\"
Dch bdiid ÈZmXajh^Z[ dcil^``ZaYÉ `dbi
WZo^iiZgY^Zl^aYddg\gdZ^Zc#9ZXdgedgVi^Z
c^Zi odbVVg j^i YZ ajX]i kVaaZc# DcoZ
Y^Z idZ`dbhikVhiZ deadhh^c\Zc odZ`i#
deYgVX]i\ZkZgh o^_c Vai^_Y kZgoZ`ZgY kVc
9Z\ZbZZciZY^Z^coZideZZc]Zg`ZcWVgZ
ZZc ZcdgbZ WZigd``Zc]Z^Y kVc dcoZ
^YZci^iZ^i#Kda`ZgLZhhZahKVhi\dZYkZgg^_`i
bZchZc lZ cdZbZc YVi dch eZghddca^_`
YZ ldc^c\bVg`i bZi hX]Zge \ZhcZYZc
dcYZgcZbZghX]Ve!kVcZZcVVchiZ`Za^_`Z
deadhh^c\Zc kddg VaaZ eVgi^_Zc# Deadh"
\ZZhiYg^[iZcVbW^i^ZZckVcZZcXgZVi^k^"
h^c\Zc Y^Z kZggVhhZc# H^beZalZ\ dbYVi
iZ^i Y^Z c^ZjlZ lVVgYZc VVc egd_ZXiZc
kddgheZaWVVg \dZY c^Zi \dZY \ZcdZ\ ^h#
idZkdZ\i# :c YVi `Vc WZigZ``^c\ ]ZWWZc
Kddgc^ZbVcY#
de ldc^c\Wdjlegd_ZXiZc! bVVg cZi od \dZYdeXdbbZgX^ZZakVhi\dZYd[\gddi" hX]Va^\ZEEHigV_ZXiZc#
bZZg^c[dgbVi^Zde lll#klkVhi\dZY#ca