Masterplan Zuid-Holland 2008 - 2011
Eindrapportage HPBO Datum: 24-11-2011
HPBO gegevens Projectnummer:
IA08215; Masterplan Competentiegericht Onderwijs Zuid-Holland
Projectduur:
Drie jaar en vier maanden
Startdatum:
01-08-2008
Geplande einddatum:
30-06-2011
Verlengd tot en met:
31-10-2011
Eindrapportage opgesteld door: projectmanager Joke Steenbruggen (Batouwe Arnhem) Bij de totstandkoming van deze eindrapportage zijn betrokken: de projectleiders namens de werkgroepen en pilots: Tom Bui (Kenteq), Jolanda Buwalda (ROC Zadkine), Martin van Gent (Da Vinci College), Hubert Heuzen (ROC Leiden), Fred van Kesteren (Kenteq), Hans van der Meer (Comenius College); het DB/de stuurgroep: Anke Beishuizen (OTIB-RBPI), Paul Ewalds (Uneto-VNI), GertJan van Herwijnen (Kenteq), Ruud Hoogenboom (ROC Leiden), Pem Kubbe (voorzitter RBPI, werkgevers), Jan Leeuwestein (Lésec, werkgevers), Gerard Meyer (ROC Albeda), Marleen Michielsen (ROC Da Vinci), Peter Smulders (OTIB), Adrie Stuij (Bakker Sliedrecht, werkgevers), Gert-Jan van der Valk (ROC Zadkine, penvoerder), Wilma Verhoeks (ROC Mondriaan), Hans Verschraagen (ID College), Luc van der Veen (Kenteq); vertegenwoordiging van VMBO’s: Leo Dane (CS De Hoven, het Gilde), Dick Maliepaard (Penta College), Leen Prins (Het Schoonhovens College), Andrea van Rooijen (IJsselcollege), Hans van der Zwan (Penta College), Frits Boonstra (ISW Hoge Woerd); Begeleider projectonderzoek: N. van den Berg (lector beroepsonderwijs ROC Zadkine) Projectonderzoekers: Haas & Lescaut Procesmanager HPBO: Lex Sanou
Bijlagen: Samenvatting effecten en resultaten van het Masterplan, 10-11-2011 Onderzoeksrapport Haas & Lescaut: Monitoring Masterplan CGO ZH, eindmeting, september 2011, Aanvulling op eindmeting, 3-10-2011 (= rapportage van de groepsgesprekken in september), Eindmeting, leerlingtellingen, september 2011 De Evaluatieverslagen van de laatste ronde pilots, juni 2011 Vier “boekjes” met alle Masterplanformulieren voor de opleidingen Monteur Elektrotechnische Installaties en Werktuigkundige Installaties op de niveaus 2 en 3 Kwaliteitscriteria Excellent Opleidingsbedrijf, 22-8-2011 (= branchepredicaat) Bedrijfssimulaties in het vmbo; handreikingen Overeenkomst bedrijfsleven - onderwijs 2011-2012
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
1
1.
Zichtbare resultaten en meetbare effecten
Hoofddoelstelling van het Masterplan Het Masterplan heeft als hoofddoel een doorlopende leerlijn waarin de leerling met zijn loopbaan en competentieontwikkeling centraal staat. Om dit hoofddoel te realiseren werd vooraf verondersteld dat er gewerkt moest worden aan een aantal randvoorwaarden.
Projectdoel
Doorlopende leerlijn
Randvoorwaarden
Bedrijvenkringen / Kwaliteit leerbedrijven
Deelnemer + competentieontwikkeling centraal
Loopbaangerichte leerweg Evalueren & Beoordelen CGO-verleiding in het vmbo
Bij de concretisering van de randvoorwaarden diende expliciet aandacht uit te gaan naar eenduidige en herkenbare werkwijzen en instrumenten/formulieren voor het begeleiden en beoordelen van leerlingen. Het hoofddoel en de randvoorwaarden van het projectplan zijn indertijd (medio 2008) uitgewerkt naar te realiseren (meetbare) effecten en resultaten in de vorm van waarneembare processen en tastbare producten. In de bijlage Effecten en Resultaten van het Masterplan zijn deze opgenomen. De effecten en resultaten zijn gedurende de projectperiode drie maal op twee manieren gemeten en geëvalueerd: 1.1 De meting naar kwantitatieve en kwalitatieve effecten door Onderzoekbureau Haas & Lescaut De projectuitvoerders zelf (de projectmanager en -leiders met ondersteuning van Niek van den Berg, lector beroepsonderwijs bij ROC Zadkine) hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de onderzoekinstrumenten die ingezet zijn. De meting is uitgevoerd aan het einde van de schooljaren 2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011. De doelgroep van de meting bestond uit: leerlingen van de deelnemende vmbo-scholen en ROC’s1; docenten, opleidingsmanagers, teammanagers en directieleden van de deelnemende scholen; directeuren/managers/eigenaren van de deelnemende bedrijven; praktijkbegeleiders/coördinatoren van deze bedrijven.
1
Dit zijn de elf vmbo-scholen en vijf ROC’s die vanaf de start hebben meegedaan aan het Masterplan; ROC Da Vinci College is met ingang van het schooljaar 2010/2011 participant geworden. Op de vmbo-scholen betrof het de leerlingen van leerjaar 3 en 4 (installatietechniek, elektrotechniek, instalektro, metalektro, techniekbreed), op de ROC’s de BOL- en BBL-leerlingen van de opleidingen Monteur Elektrotechnische Installaties en Werktuigkundige Installaties niveau 2 en 3.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
2
De resultaten van de metingen zijn elk jaar besproken met de stuurgroep, projectleiders, opleidingsmanagers, docenten en werkgevers/praktijkopleiders. Na de laatste meting zijn er bovendien negen groepsgesprekken met leerlingen gevoerd. De reden hiervan was dat de positieve trend in de effecten bij bedrijven en onderwijs niet werd teruggezien bij leerlingen2. Gezien de kwalitatieve informatie die de groepsgesprekken hebben opgeleverd, had achteraf bezien deze activiteit elk jaar moeten plaatshebben. Resultaten van de metingen en de besprekingen hiervan zijn elk jaar gebruikt voor bijstelling en aanscherping van werkwijzen en instrumenten. 1.2 Uitvoering en evaluatie van pilots In het Masterplan hebben de projectpartners nieuwe werkwijzen en instrumenten ontwikkeld voor de hiervoor genoemde randvoorwaarden (= de periode najaar 2008 tot eind 2009). Deze werkwijzen en instrumenten zijn vervolgens in drie rondes van pilots uitgetest (januari - juni 2010, augustus 2010 - februari 2011, februari - juni 2011). Elke ronde pilots is gestructureerd geëvalueerd door de projectuitvoerders zelf met behulp van een vooraf opgesteld evaluatie-instrument met criteria. De evaluatie gebeurde deels schriftelijk door praktijk-/werkplekbegeleiders, docenten/opleidingsmanagers en adviseurs van Kenteq die betrokken waren bij de uitvoering van pilots, deels door het afnemen en vastleggen van interviews. Resultaten van deze evaluaties zijn eveneens besproken met diverse geledingen. De “uitkomsten“ zijn telkens gebruikt voor bijstelling en aanscherping van werkwijzen en instrumenten.
Bereikte effecten en resultaten De verschillende metingen zijn vastgelegd in uitgebreide rapportages. In de bijlage Effecten en Resultaten van het Masterplan is per beoogd effect en resultaat detaillistisch opgenomen in hoeverre ze bereikt zijn3. De Masterplanpartners vinden dat op alle vier de hoofdterreinen gedegen resultaten zijn bereikt. Het project heeft geleid tot positieve (meetbare en waarneembare) effecten in de samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven en in de samenwerking van scholen onderling, alsmede tot concrete werkwijzen en diverse producten die breed worden ingevoerd. De bereikte resultaten op de vier hoofdterreinen/randvoorwaarden hebben zoals vooraf verondersteld c.q. gehoopt een – zij het nog bescheiden – positief effect op de doorlopende leerlijn waarin de leerling met zijn loopbaan en competentieontwikkeling centraal staat.
Resultaat: Bedrijvenkringen / Kwaliteit leerbedrijven Er zijn elf (in plaats van de vijf geplande) Bedrijvenkringen opgericht rondom de vijf Lokale Platforms Installatietechniek (LPI’s). In de Bedrijvenkringen zijn naast vertegenwoordigers van VMBO’s, ROC’s en Kenteq ruim 70 bedrijven actief. 2
Mogelijke verklaringen voor de tegenvallende reacties van de leerlingen waren:
een projectexterne oorzaak, gelegen in de economische neergang waardoor leerlingen met “een recessiebril” naar het onderwijs kijken;
een toegenomen bewustzijn van leerlingen over hoe het onderwijs eruit zou kunnen zien; de projectambities waren wellicht te hoog gesteld;
de condities waaronder de leerlingen de vragenlijsten hadden ingevuld; in vergelijking met de vorige jaren bestond er minder bereidheid op de scholen om aan het onderzoek mee te werken waardoor aan het einde leerlingen onder druk zijn gezet om alsnog vragenlijsten in te vullen. 3
Aan de Eindrapportage worden voorts toegevoegd: het Onderzoeksrapport van Haas & Lescaut van de laatste meting (september 2011) + de Aanvulling (= rapportage van de groepsgesprekken; oktober 2011); de Evaluatieverslagen van de laatste ronde pilots (juni 2011).
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
3
Er is een werkwijze ontwikkeld (= het ontwikkelen van
Regioprofielen) waarmee
bedrijven en onderwijs concreet werken aan het afstemmen van opleidingsvraag en inhoud. Dit heeft geleid tot vier Regioprofielen voor de opleidingen Monteur Elektrotechnische Installaties en Werktuigkundige Installaties op de niveaus 2 en 3 4. Het concept van Regioprofielen loopt vooruit op de ontwikkelingen van het Ministerie van OCW om weer kennis en vaardigheden toe te voegen aan Kwalificatiedossiers. Er is een nieuwe werkwijze ontwikkeld voor het bevorderen
Excellente Opleidingsbedrijven per 31-10-11
van de kwaliteit van opleiden in bedrijven te weten
Excellent Opleidingsbedrijf. Zeventien
Aartman van Giessen Elektrotechniek, Noordwij-
bedrijven (in plaats van de ge-
Bakker Sliedrecht
plande vijftien) voldoen aan de criteria van Excellent Opleidingsbedrijf; zeven bedrijven zit-
kerhout Burgers Ergon Installatietechniek, Leiden Burgers Ergon Installatietechniek, Rotterdam Croon Elektrotechniek, Rotterdam Hogendoorn Installatiebedrijf, Reeuwijk
ten nog in het proces van verbe-
HVL bv, Dordrecht
teractiviteiten waarmee ze ook
Imtech Buidling Services, Capelle aan den IJssel
aan de criteria kunnen voldoen.
Imtech Building Services, Den Haag
De criteria sluiten aan bij werk-
InstallatieWerk Zuid-Holland
wijzen van het Masterplan en spelen in op landelijke afspraken uit het BPV-protocol. De werk-
Putman bv, Noordwijk Steegman Installatietechniek, Den Haag Tempus bv, Rotterdam Trijselaar Vermeer, Numansdorp
geversorganisatie Uneto-VNI rolt
Van der Pol Elektrotechniek, Montfoort
het concept Excellent Oplei-
Verkerk Groep, Zwijndrecht
dingsbedrijf vanaf 1 november
Volt Elektro Groep, Leerdam
2011 landelijk uit. Uit het projectonderzoek blijkt dat meer dan voorheen onderwijs en bedrijfsleven zich gemeenschappelijk verantwoordelijk voelen voor het onderwijs. Ze ondernemen meer activiteiten samen – ook scholen onderling – en stemmen meer af. Bedrijven vinden dat er meer rekening wordt gehouden met hun opleidingsvragen.
Resultaten Masterplan: samenwerking bedrijven - onderwijs
Nul - Eind
Een stijging van de mate waarin bedrijven een gemeenschappelijke verant-
21% - 46%
woordelijkheid voor adequaat en aantrekkelijk onderwijs ervaren.
Een stijging van de mate waarin scholen een gemeenschappelijke verant-
36% - 60%
woordelijkheid voor adequaat en aantrekkelijk onderwijs ervaren.
Een grotere tevredenheid van bedrijven en onderwijs over samenwerking: meer bedrijven voelen zich actief door de school betrokken bij de vormge-
16% - 32%
ving en invulling van het onderwijs;
meer scholen vinden dat bedrijven een actieve rol spelen bij de vormgeving
23% - 30%
en invulling van het onderwijs.
Een grotere tevredenheid van bedrijven over de aansluiting tussen opleidings-
5% - 24%
inhoud en het werken in de praktijk = meer bedrijven vinden dat de school opleidingsvragen verwerkt in opleidingsprogramma’s.
Overigens is dergelijk overleg tussen partijen en binnen scholen en bedrijven zelf (interne communicatie) veel frequenter nodig geweest en van belang gebleken dan vooraf was voorzien. 4
De Regioprofielen zijn gebaseerd op eerdere voorbeelden uit het CGO-project Gelderland- Overijssel. In een Regioprofiel leggen onderwijs en bedrijfsleven vast wat een opleiding inhoudt qua praktische vaardigheden, kennis en inzicht en niet-technische competenties.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
4
Leerlingen zien/ervaren een kleine verbetering in de afstemming tussen bedrijf en school in begeleiden en beoordelen. Tegelijkertijd vinden ze het logisch dat hier verschillen tussen zitten (“een bedrijf is nu eenmaal anders dan school”). Leerlingen zijn verder van mening dat school en bedrijf inhoudelijk onderwerpen beter op elkaar moeten afstemmen; de activiteiten die bedrijven en scholen daarin ondernemen hebben nog te weinig effect voor de leerlingen. In het vervolg (zie onderdeel 6) pakken bedrijvenkringen dit op. Leerlingen ervaren de begeleiding/opleiding in de praktijk in het algemeen als positief vanwege de grotere zelfstandigheid en de vak- en praktijkkennis van begeleiders. Minder tevreden zijn zij wanneer ze het gevoel hebben te worden beschouwd als goedkope arbeidskracht.
Resultaat: Loopbaangerichte leerweg Er is een nieuwe werkwijze ingevoerd om in het vmbo en mbo te werken aan de loopbaan- en competentieontwikkeling van leerlingen (zie voor het vmbo: “CGO-verleiding in het vmbo”). De werkwijze bestaat uit de overgang (= de leerling van vmbo naar mbo, het
Warme overdracht) van
Startgesprek aan het begin van de opleiding of
stage, Driehoeksgesprekken elke drie tot zes maanden met aandacht voor het Ontwikkelingsgericht
beoordelen van leerlingen.
De werkwijze is voor de vier mbo-opleidingen uitgewerkt in concrete handleidingen en formulieren voor leerlingen, praktijk-/werkplekbegeleiders en docenten 5. Alle zes de ROC’s in Zuid-Holland werken hiermee met ingang van het schooljaar 2011/2012 voor de vier eerder genoemde opleidingen. Er is m.a.w. sprake van een
eenduidige aan-
pak en herkenbare formulieren. Er zijn plannen de werkwijze uit te breiden naar alle andere opleidingen voor de technische installatiebranche (zie onderdeel 6). Om de aansluiting tussen BBL/BOL-opleidingen op verschillende niveaus te borgen is al een begin gemaakt met de opleidingen Elektrotechnische Industriële Producten en Systemen (niveaus 2 en 3) en de opleiding Middenkader Engineering (niveau 4). De Masterplanwerkwijze en producten voldoen aan afspraken uit het BPV-protocol.
VMBO leerjaar 3 en 4
MBO-niveau 2
Mate van zelfstandigheid >>>
MBO-vervolg
Mate van zelfstandigheid >>> Bedrijf
VMBO ROC
Leerling
Bedrijfssimulaties
5
Ontwikkelingsgerichte fase
Kwalificerende fase
“De Boekjes” met uitgewerkte werkwijzen en formulieren worden als bijlage aan de rapportage toegevoegd.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
5
Kenteq heeft in Zuid-Holland tijdens het project in plaats van de geprognosticeerde 100) ruim
360 docenten en werkplek-/praktijkbegeleiders geschoold in de
Masterplanwerkwijze en producten. Het onderzoek laat zien dat docenten en werkplek-/ praktijkbegeleiders duidelijker weten wat hun taak is in het begeleiden van leerlingen, vinden dat ze meer activiteiten ondernemen om de leerling te begeleiden in zijn loopbaan en competentieontwikkeling en voelen zich daartoe bekwamer. Voorts hebben docenten en werkplek-/ praktijkbegeleiders meer vertrouwen gekregen in elkaars deskundigheid. De kwantitatieve meting naar effecten bij leerlingen liet nauwelijks verandering of verbetering zien in de aandacht voor de doorlopende leerlijn en loopbaanbegeleiding. Uit de groepsgesprekken met de leerlingen kwam een genuanceerder beeld naar voren. Leerlingen ervaren juist wel de doorlopende leerlijn in het mbo. Het mbo doet een groter beroep op hun zelfstandigheid, biedt meer keuzemogelijkheden in inhoud en tempo en beoordeelt strenger. Leerlingen ervaren dit als prettig omdat zij daarmee worden voorbereid op een werkend bestaan. De cijfers laten verder zien dat de uitval op de ROC’s met de helft is afgenomen. Hierbij is de opmerking op z’n plaats dat dit niet louter de verdienste van het Masterplan zal zijn. De uitval is het VMBO is nauwelijks veranderd.
Resultaten Masterplan: uitval in laatste jaar VMBO en MBO Een projectdoel was: minder VMBO- en MBO-deelnemers die uitvallen in het laatste jaar van de opleiding. Resultaat: de uitval van VMBO’ers was bij de nulmeting 1,5% en 2,4% in 2011. De uitval van MBO-BOL’ers daalde van 23% bij de nulmeting naar 10,6% in 2011; de uitval van MBO-BBL ging van 18% bij de nulmeting naar 9,1% in 2011.
De groepsgesprekken tonen aan dat leerlingen een doorlopende leerlijn ervaren in vakken die in het mbo aan de orde komen. Leerlingen stellen het op prijs dat onderwijsinhoud wordt herhaald en vervolgens in de vorm van verdieping en verbreding terugkomt. Leerlingen merken nog te weinig van de activiteiten die scholen en bedrijven ondernemen in loopbaanbegeleiding. Voor leerlingen is het (lang) niet altijd duidelijk dat gesprekken daarover gaan en/of wie hen daarin begeleidt. Een belangrijke verbetering is te bereiken door hierin explicieter te zijn en de loopbaanbegeleiding in een duidelijke structuur aan te bieden. De verbeterde werkwijze en formulieren van het Masterplan dragen naar verwachting hieraan komend schooljaar bij.
Resultaat: Evalueren & Beoordelen Er is een nieuwe werkwijze voor het beoordelen van de leerling in diens loopbaan- en competentieontwikkeling binnen het mbo (= de kwalificerende beoordeling van het beroepsgerichte deel). De werkwijze is voor de vier opleidingen uitgewerkt in concrete handleidingen, formulieren voor leerlingen, praktijk-/werkplekbegeleiders en docenten en voorbeeld-examenopdrachten. Alle zes de ROC’s in Zuid-Holland werken hiermee met ingang van het schooljaar 2011/2012 . Er is een begin gemaakt met het uitbreiden van de werkwijze naar andere opleiding zoals de opleiding Elektrotechnische Industriële Producten en Systemen (EIPS) en Middenkader Engineering MKE). De Masterplanwerkwijze en producten sluiten aan bij het Sectoraal examenprofiel. Kenteq heeft, zoals hiervoor genoemd, een groot aantal docenten en praktijkbegeleiders geschoold. De borging van de kwaliteit van beoordelaars blijft overigens een belangrijk aandachtspunt.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
6
Bedrijven hebben ten opzichte van de nulmeting meer vertrouwen gekregen in de kwaliteit van diploma’s (al moet dit nog beter) en voelen zich duidelijk meer betrokken bij de beoordeling van leerlingen. Docenten en praktijkbegeleiders voelen zich bekwamer in hun rol van beoordelaar.
Resultaten Masterplan: vakmanschap leerlingen, aldus bedrijven
Nul - Eind
Toename van het vakmanschap van deelnemers – naar het oordeel van werkgevers – bij de start van een werkrelatie =
meer bedrijven vinden dat wanneer de leerling het diploma haalt, hij genoeg
0% - 20%
kennis en vaardigheden bezit voor het vak;
meer bedrijven zijn van mening dat de leerling op school die competenties
0% - 22%
leert die in het bedrijf nodig zijn
Ook voor leerlingen is er meer duidelijkheid in de wijze van beoordelen en zij ervaren meer hulp/ondersteuning bij het behalen van hun diploma.
Resultaat: CGO-verleiding in het vmbo Op acht vmbo-scholen is het werken met Bedrijfssimulaties – als didactische vorm voor competentiegericht onderwijs – daadwerkelijk ingevoerd. Daarnaast is een VMBO tijdens de projectperiode met de voorbereidingen begonnen. Het didactische materiaal bestaat uit 25 lesmappen, ontwikkeld door het opleidings- en ontwikkelingsfonds OTIB. Op basis van de ervaringen is een handreiking samengesteld – dóór vmboscholen vóór vmbo-scholen – voor het implementeren van Bedrijfssimulaties. Zowel docenten als leerlingen zijn enthousiast over het werken met Bedrijfssimulaties. De leerlingen zijn van mening dat ze hierdoor meer en sneller leren en sneller aansluiting krijgen met de praktijk. De aandacht voor niet-technische competenties ervaren zij als positief.
Resultaten Masterplan: bedrijfssimulaties op vmbo-scholen Carmelcollege De Meander
Badkamer, belinstallatie
Comenius College
Zonwering, bedrijfshal, inbraakbeveiliging, slaapkamer, kantoor, keuken, badkamer, bel, buitenlicht, disco
CS de Hoven - Het Gilde
Gevelkraan, buitenverlichting, belinstallatie, toiletrenovatie, deurbel, keuken
IJsselcollege
Bedrijfshal, keuken, slaapkamer naar studeerkamer, domotica, zonwering
ISW Naaldwijk
Slaapkamer, keuken, badkamer, cv-installatie (radiator + cv-ketel)
Penta College CSG
Domotica, keuken
Schoonhovens College
Kantoor, netwerk
Teylingen College
Belinstallatie, domotica, zonwering (voorbereiding) Inbraakbeveiliging, keuken, tuinverlichting
Willem de Zwijger College Fioretti College Stanislascollege SCE
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
7
2.
Realisatie vernieuwingen in relatie tot het projectplan
De Masterplanpartners hebben de voorgenomen vernieuwingen grotendeels gerealiseerd. Daar waar resultaten/effecten na de derde meting in juni 2011 tegenvielen, zijn verbeteringen in werkwijzen en/of producten doorgevoerd ten behoeve van implementatie in 2011/2012. De beoogde vernieuwingen en de realisatie hiervan zijn hierna toegelicht.
Innovatie: CGO in het vmbo als start van de loopbaan Het projectplan beoogde competentiegericht onderwijs in het derde en vierde opleidingsjaar van het vmbo in te voeren met inzet van Bedrijfssimulaties. Middels Bedrijfssimulaties zou een begin te maken zijn met de competentieontwikkeling van de leerling. Binnen het vervolgonderwijs in het mbo zou de leerling de competenties weer terug moeten zien komen op een ander niveau. De invoering van Bedrijfssimulaties in het vmbo is - op bescheiden schaal – gelukt op acht van de elf VMBO’s. Daar waar dit gerealiseerd is zijn zowel docenten als leerlingen hier goed over te spreken. Leerlingen ervaren, zoals drie jaar geleden bedacht, dat Bedrijfssimulaties gaan over contextrijke opdrachten waarin ze onder meer sociaal-communicatieve competenties leren6. De inhoudelijke afstemming met het mbo is van de grond gekomen doch nog niet overal structureel. Een aantal VMBO’s heeft een overlegvorm met een ROC waarin ze afspraken over de programma-inhoud maken; alle ROC’s uit ZuidHolland zijn hierbij betrokken. Tussen een aantal vmbo-scholen en alle ROC’s in ZuidHolland is sprake van Warme overdracht, waarbij gekeken wordt wat de leerling aan kennis, vaardigheden en niet- technische competenties meebrengt en wat dit vervolgens betekent voor het vervolgonderwijs.
Innovatie: Begeleiding leerling in loopbaan en competenties Er is een concrete werkwijze ontwikkeld voor begeleiding van leerlingen waarbij diens loopbaan en competentieontwikkeling centraal staan. De begeleidingsaanpak begint met het
Startgesprek, overgenomen van het project CGO Gelderland-Overijssel. In het
Startgesprek bespreekt de “driehoek” van leerling, school en bedrijf welke kennis, vaardigheden en niet-technische competenties een leerling al in huis heeft en waar hij de komende opleidingsperiode aan gaat werken. Het Startgesprek biedt hiervoor concretere handvatten dan het persoonlijke opleidingsplan waarmee eerder is geëxperimenteerd in het Masterplan. Omdat de inhoud van het formulier Startgesprek gebaseerd is op het Regioprofiel kan er meteen rekening worden gehouden met de context waarin een leerling werkt en met specifieke scholingsonderdelen voor de regio. Elke drie tot zes maanden bespreken de drie partijen vervolgens de voortgang van de ontwikkeling van de leerling (qua kennis, vaardigheden en niet-technische competenties) aan de hand van eenduidige instrumenten/formulieren. Aansluitend maken betrokkenen een planning voor de vervolgperiode. Het Startgesprek kan zodoende bijdragen aan een doorlopende lijn in begeleiding en in inhoud; de projectpartners testen in een vervolgproject uit of dit de gewenste effecten heeft. Alle partners van het Masterplan achten het belang van een Startgesprek zodanig groot dat dit een van de criteria is geworden voor Excellent Opleidingsbedrijf. Overigens is bij onderdeel 1 al opgemerkt dat leerlingen zeker een doorlopende leerlijn ervaren binnen de lijn vmbo-mbo, doch dit kan beter/gestructureerder. 6
Zie de onderzoeks- en evaluatieverslagen voor uitgebreidere ervaringen.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
8
Een van de aspecten waar de projectpartners trots op zijn, is dat ze erin geslaagd zijn een totaalconcept te ontwikkelen voor een doorlopende begeleiding met een
herkenbare
aanpak en formulieren die alle zes de ROC’s in Zuid-Holland gebruiken (digitalisering van de formulieren is nog een wens). De verwachting is dat dit voor leerlingen de gewenste structurele inbedding bevordert. Voor het bedrijfsleven draagt het totaalconcept en de brede invoering bij aan meer transparantie en grotere betrokkenheid.
Innovatie: Examinering passend bij de leerling Als derde vernieuwingsaspect beoogde het Masterplan een beoordelingssystematiek te ontwikkelen die aansloot bij de begeleiding van de leerling in diens loopbaan en competenties. Bij de hiervoor beschreven begeleidingssystematiek is eveneens een beoordelingsystematiek ontwikkeld. Een van de vernieuwende elementen hierin is de zogenoemde
half open Proeve van
Bekwaamheid (PvB). In deze beoordelingssystematiek zijn de criteria waarop leerlingen worden beoordeeld, voor iedereen identiek doch de concrete praktijk-/examenopdrachten zijn per leerlingsituatie in te vullen (= authentieke context). De PvB wordt uitgevoerd gedurende een kwalificerende periode, waarvan de omvang in de driehoek van leerling, bedrijf en school wordt bepaald. Het werken met een half open PvB en een kwalificerende periode draagt eraan bij dat het afnemen van de proeve in de reële beroepspraktijk realistischer wordt. Bedrijven hebben een grote rol in het mee opstellen van examenopdrachten en in de beoordeling. Ook voor het Kwalificerend beoordelen geldt dat er een eenduidige en herkenbare aanpak en formulieren zijn ontwikkeld die alle zes de Zuid-Hollandse ROC’s gebruiken.
Innovatie: Samenwerking in LPI’s en Bedrijvenkringen Het Masterplan ging er drie jaar geleden vanuit dat de onderwijsvernieuwing een nauwere samenwerking tussen vmbo-scholen, ROC’s en bedrijven behelsde. Dit is ook gebleken en van de grond gekomen. Rondom LPI’s zijn verschillende samenwerkingsverbanden ontstaan. Er zijn elf Bedrijvenkringen actief van vertegenwoordigers van bedrijven, scholen en Kenteq die zich specifiek bezighouden met het ontwikkelen van
Regioprofielen
(zie bij onderdeel 1). In een Regioprofiel maken partijen afspraken over de inhoud van opleidingen (= kwalitatieve opleidingsvraag). Bedrijvenkringen hebben nu een taak in het onderhoud van de profielen. Een andere vorm van samenwerking is het zogenoemde
Afstemmingsoverleg pilots
geworden . Ook dit is een vorm van een Bedrijvenkring rondom de LPI’s/ROC’s, waarin scholen, bedrijven en Kenteq zijn vertegenwoordigd. De vertegenwoordigers waren actief betrokken bij de uitvoering van pilots. In het Afstemmingsoverleg bespraken zij de voortgang, evalueerden ze nieuwe werkwijzen en producten en maakten ze afspraken voor vervolgstappen. Het Afstemmingsoverleg heeft nu een taak in de brede implementatie. Er zijn zes van dergelijke samenwerkingsverbanden actief in Zuid-Holland. Een derde vorm van samenwerking is “Samen
werken aan Samenwerken”. Deze
activiteit is in het bijzonder gericht op vmbo- en mbo-docenten met als doel elkaar beter te leren kennen en met elkaar afspraken te maken over de doorlopende leerlijn van leerlingen. Deze vorm van samenwerking is nog niet zover dat er sprake is van samenwerkende teams rondom de begeleiding van een leerling, wat oorspronkelijk de bedoeling was.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
9
Innovatie: Kwaliteit leerbedrijven Het vernieuwingsaspect “Kwaliteit van leerbedrijven” zou volgens het projectplan moeten zorgen voor verankering van nieuwe werkwijzen van het Masterplan. Conform het plan hebben bedrijven, scholen en brancheorganisaties een aantal kwaliteitscriteria ontwikkeld 7 voor het opleiden en begeleiden van leerlingen en werknemers door leerbedrijven. .
De criteria behelzen diverse aspecten uit het Masterplan zoals het Startgesprek, het begeleiden van leerlingen in hun loopbaan met Driehoeksgesprekken, een nadrukkelijke rol voor bedrijven bij beoordelen en een actieve rol van bedrijven in de samenwerking met vmbo-scholen en ROC’s. De criteria zijn aanvullend op de wettelijke voorwaarden voor erkenning als leerbedrijf. Goed presterende bedrijven worden beloond c.q. onderscheiden als
Excellent Oplei-
dingsbedrijf. Naast de criteria is er een werkwijze ontwikkeld en uitgetest om bedrijven te auditen op de criteria. Kenteq heeft hierbij de rol van auditorganisatie vervuld. De werkgeversorganisatie Uneto-VNI ziet Excellent Opleidingsbedrijf als instrument om te werken aan de kwaliteit van opleiden en samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven te borgen. Uneto-VNI rolt Excellent Opleidingsbedrijf landelijk uit. Vanuit de metaal- en bouwbranche bestaat belangstelling om hiermee aan de slag te gaan.
Innovatie: Masterplan als merknaam De vernieuwingsparagraaf uit het indertijd ingediende projectplan begon met de zinsnede “Medio 2011 is het Masterplan (Competentiegericht onderwijs Zuid-Holland) een begrip voor het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs voor de technische installatiebranche”. Verderop werd gesproken over “het Masterplan als merknaam voor beroepsonderwijs dat aansluit bij regionale scholingsbehoefte”. Het is mooi om in het najaar van 2011 te kunnen concluderen dat de partners hierin geslaagd zijn. “Het Masterplan CGO Zuid-Holland” is een landelijk begrip geworden – in elk geval in de technische installatiebranche – voor regionale samenwerking tussen scholen, bedrijfsleven en Kenteq met ondersteuning van de werkgeversorganisatie Uneto-VNI en het opleidings- en ontwikkelingsfonds OTIB. De naam staat voor: herkenbare en eenduidige werkwijzen en instrumenten voor het begeleiden en beoordelen van leerlingen, afstemming van opleidingsvraag en -inhoud, gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking van scholen en bedrijven. Het Masterplan heeft in diverse regio’s navolging gekregen.
3.
Belemmerende en bevorderende factoren
Belemmerende factoren/knelpunten Het actief betrekken en betrokken houden van (een aantal) vmbo-scholen. Redenen hiervoor waren onder andere: externe ontwikkelingen waar vmbo-scholen tijdens de projectperiode mee te maken kregen (VM-2, Vakcollege, vmbo-fusies), het in de beginfase onvoldoende bereiken van commitment bij vmbo-directies en het in de beginfase onvoldoende duidelijk maken dat het werken met Bedrijfssimulaties investeringen vergt (in tijd en geld).
7
De Kwaliteitscriteria Excellent Opleidingsbedrijf worden als bijlage toegevoegd.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
10
De betrokkenheid van bedrijven (bijvoorbeeld in de vorm van gastlessen of met ondersteuning met materialen) en ROC’s bij Bedrijfssimulaties in het vmbo. Dit kwam slechts beperkt van de grond. “Hulp”-vragen kwamen niet op de juiste plek terecht en/of werden niet gesteld; de communicatie tussen partijen was niet altijd adequaat. Actieve medewerking van scholen aan verplichtingen vanuit het Innovatiearrangement: het meewerken aan het onderzoek (in het bijzonder het laten invullen van vragenlijsten door leerlingen) en meewerken aan de administratieve verplichtingen. Er is in het project veel meer werk verzet dat er in projecturen is verantwoord/geregistreerd. Het spanningsveld tussen de eigen identiteit van elk ROC enerzijds en de wens van bedrijven voor herkenbare en eenduidige werkwijzen en formulieren anderzijds. Voor de ROC’s kwam daar als extra dimensie nog bij dat verschillende branches weer specifiek wensen hebben voor samenwerking. Daarin moet dan een balans worden gezocht. Vele wisselingen in management (directies, opleidingsmanagers) binnen ROC’s wat extra tijd en energie vroeg en niet altijd bevorderlijk werkte voor gedeeld eigenaarschap. Het bij het project betrekken van kleinere bedrijven en bedrijven die vooralsnog minder prominent aanwezig zijn. Interne communicatie op scholen, in bedrijven en binnen brancheorganisaties. De communicatie tussen enerzijds ontwikkelingen in werkgroepen en pilots en anderzijds de bredere invoering “op de werkvloer”. Dit vroeg meer tijd en energie dan was voorzien.
Bevorderende factoren/kritische succesfactoren Het project is van start gegaan vanuit een gezamenlijke probleemstelling (invoering van CGO met een doorlopende leerlijn) en een inhoudelijk visiedocument dat door alle partners samen geschreven is. Alle partners zijn op verschillende niveaus betrokken bij de uitwerking van het projectplan. Werkgroepen konden een “eigen” activiteitenplan opstellen voor de drie projectjaren naar inhoud en inzet. Een gemeenschappelijke financiering – naast HPBO – door werkgevers/het opleidingsontwikkelingsfonds OTIB en ROC’s. Voorzitters van werkgroepen en projectleiders van deelprojecten, allen werkzaam bij projectpartners, hadden een rol in het uitwerken van plannen, vervolgens in het bedenken en ontwikkelen van inhoudelijke concepten, in het uittesten hiervan in de vorm van pilots en vervolgens in de bijstelling. Met deze werkwijze was het voortdurend voor iedereen duidelijk: “Wat we bedenken, moeten we ook zelf in de praktijk brengen”. Dit droeg eraan bij dat er realistische vernieuwingen werden bedacht en uitgewerkt. Alle activiteiten zijn grotendeels door de projectpartners zelf opgepakt. In het begin was er enige ondersteuning vanuit het onderwijsadviesbureau KPC voor het onderwerp “Evalueren en Beoordelen” en het onderzoek is door een extern bureau uitgevoerd. Het project was daarmee echt een project van en voor de partners. Dit draagt bij aan eigenaarschap. De uitgezette werkwijze stimuleerde dat er op verschillende terreinen, regelmatig uitwisseling was tussen onderwijs en bedrijven en tussen scholen onderling. Partijen leerden elkaar beter kennen en konden elkaar daardoor beter/gemakkelijker aanspreken op gemaakte afspraken. De uitwisseling droeg bij aan gezamenlijke verantwoordelijkheid. Er is op verschillende vlakken aan dezelfde hoofddoelstelling gewerkt, niet alleen door bezig te zijn met de onderwijsdidactische vernieuwing, maar ook randvoorwaardelijk (Bedrijvenkringen, Excellent Opleidingsbedrijf).
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
11
Nagenoeg alle projectpartners zijn (de een actiever dan de ander) mee blijven doen. Het zesde ROC, Da Vinci College, heeft zich in het laatste ook aangesloten en is op een stimulerende wijze gaan participeren in een “rijdende trein”. Het regionale bedrijfsleven heeft een actieve en duidelijk aanwezige rol gespeeld. Het was vertegenwoordigd in alle gremia, deed actief mee in de ontwikkeling van werkwijzen en producten, testte mee uit en leverde bijdragen aan evaluaties. Het Masterplan was een terugkerend agendaonderwerp in diverse overlegvormen. Diverse bedrijven en de brancheorganisaties Uneto-VNI en OTIB/RBPI vervulden een rol als ambassadeur van het project binnen en buiten de regio. Kenteq heeft op diverse vlakken extra expertise en menskracht ingebracht: bij het ontwerpen van Excellent Opleidingsbedrijf en het beschikbaar stellen en scholen van auditoren, in de ontwikkeling van instrumenten voor begeleiding & beoordeling, in deelprojectleiding en als ambassadeur van het Masterplan. Er is in de vorm van Nieuwsbrieven op brede schaal over het project gecommuniceerd, ook naar niet-projectdeelnemers in Zuid-Holland (en daarbuiten). De Werkconferenties die bij de start van elk opleidingsjaar werden georganiseerd, droegen bij aan informatievoorziening, draagvalk en saamhorigheid. Het projectteam (= projectleiders, OTIB/RBPI-regiomanager en de projectmanager) bevatte diverse aanvullende deskundigheden/kwaliteiten om vraagstukken vanuit diverse invalshoeken te benaderen. Er is voortdurend aansluiting gezocht bij landelijke recente ontwikkelingen zoals het BPV-protocol, het Sectoraal examenprofiel, de ontwikkeling van Examenservice MEI en nieuwe Toezichtskaders van de Inspectie. Opleidingsmanagers, werkgroepvoorzitters en de projectmanager participeerden tegelijkertijd in landelijke platforms voor dergelijke ontwikkelingen. Ze konden zo het Masterplan verrijken en omgekeerd ervaringen van het Masterplan inbrengen c.q. borgen in landelijke afspraken en dergelijke. Onderwijs en bedrijfsleven konden daarmee inspelen op ontwikkelingen en zelfs vooruitlopen. Dit bevordert de borging. Gedurende het project kwam uitwisseling op gang met het Samenwerkingsproject Competentiegericht Onderwijs Gelderland-Overijssel. Daardoor konden over en weer nieuwe werkwijzen en instrumenten worden uitgewisseld. Ervaringen werden verdiept en op enkele vlakken kon een “versnellingsslag” worden gemaakt. Het project kenmerkte zich ook door een sterk leiderschap door het duo van de Masterplanvoorzitter en het – externe – projectmanagement. De voorzitter vervulde daarbij niet alleen de rol van onafhankelijk voorzitter en ambassadeur doch ook die van “joker”, bijvoorbeeld wanneer er een snelle besluitvorming moest plaatshebben, wanneer een partner “buiten z’n boekje” ging of extra moest worden aangespoord, als voorzitter van een essentiële deelvergaderingen e.d. Het projectmanagement kon als externe partij de belangen van alle projectpartners bewaken, bracht organisatorische, veranderkundige alsmede inhoudelijke expertise in en zorgde bovendien voor de (eenduidige) eindredactie en vormgeving van producten, projectcommunicatie (nieuwsbrieven) en de regel- en administratieve zaken.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
12
4.
Bijsturing naar aanleiding van Advies Auditcommissie
Gedeeld eigenaarschap Het eigenaarschap bij de betrokkenen is in de tweede projectperiode toegenomen. Het onderzoek laat voor bedrijven een verdubbeling zien in de beleving van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid (van 21 naar 46%), bij het onderwijs stijgt de beleving hiervan van 36 naar 60%8. Een belangrijke omwenteling was dat er in het voorjaar van 2010 sterk gestuurd is op concrete producten. Het project werd toen tastbaarder en de stap naar pilots met leerlingen kon worden gezet. Dit past beter in een
pragmatisch inge-
stelde branche. Overigens vormde ook de positieve beoordeling door de auditcommissie een stimulans. De projectpartners brachten tevens het advies van de auditcommissie om ROC Da Vinci College bij het project te betrekken, in praktijk. Dit maakte het “ZuidHollandse beeld” compleet. De meeste projectpartners zijn aan het einde van het project nog steeds betrokken en actief. Ruim tien bedrijven die indertijd getekend hebben, kwam niet veel of in het geheel niet actie. Daar staat tegenover dat een er in bedrijvenkringen en pilots ook flink aantal “niet-Masterplanbedrijven” actief meedeed. De projectadministratie bevat ruim 160 bedrijven die niet als partner zijn ingeschreven maar wel enige tot ruime inzet hebben betoond. Hetzelfde geldt voor VMBO’s. Van de elf VMBO’s hebben er twee minimale activiteiten ontplooid. Daar staat tegenover dat er aan Bedrijvenkringen, Samen Werken aan Samenwerken en/of pilots met de warme overdracht ook 18 VMBO-scholen meededen die zich niet als partner hebben ingeschreven. In totaal zijn er in het project 996 individuen geregistreerd die op een of andere wijze en in meer of mindere mate een rol hebben gespeeld in het project. Deze
996 projectbe-
trokkenen waren werkzaam in: Bedrijven 18%
61%
ROC's Vmbo's Kenteq OTIB
11% 4% 3% 1% 2%
Uneto-VNI Overig
Van de 996 projectbetrokkenen werken er 663 bij projectpartners. Kijkend naar de
bruto kosten van alleen de projectpartners (gekwantificeerde urenin-
zet, kosten van bedrijfssimulaties, kosten voor derden waaronder projectmanagement, communicatie en projectonderzoek; dit alles nog niet verminderd met de HPBO-subsidie) hebben de partners gezamenlijk bruto meer dan twee miljoen euro ingebracht, namelijk: €.2.048.844. Van alle projectkosten brengen de partners zelf ruim 60% in. De aan HPBO gevraagde subsidie bedraagt € 793.658. Dat is 38,7% van de totale bruto kosten.
8
Zie voor een gedetailleerde uitwerking van de cijfers het Eindrapport van Haas & Lescaut.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
13
Na aftrek van de te ontvangen subsidie ziet de
inbreng van de projectpartners er
als volgt uit:
Bedrijven ROC's
30%
33%
VMBO's InstallatieWerk ZH OTIB
10% 2%
9%
5%
11%
Uneto-VNI Kenteq
Tijdens de projectcontrole door projectaccountant KPMG, in opdracht van penvoerder Zadkine, zijn op 15 november 2011 in de projectadministratie geen onjuistheden vastgesteld. De accountantsverklaring van KPMG volgt in december, zo is toegezegd. De nieuwe activiteiten die de projectpartners geïnitieerd hebben (zie onderdeel 6) getuigen van een
duurzame samenwerking. De partijen slagen erin een balans te vinden
tussen omvang, beheersbaarheid en betrokkenheid.
Krachtig innovatieconcept Mede op basis van het advies van de auditcommissie is in de tweede projectperiode meer aandacht gegaan naar de
doorlopende leerlijn en het begeleiden van de leerling in zijn
competentieontwikkeling. De ontwikkelde – en ingevoerde – begeleidingssystematiek is daar het resultaat van. Het Startgesprek, de Driehoeksgesprekken en het Ontwikkelingsgericht beoordelen kregen een duidelijke plek, zowel in de opleiding in het bedrijf als op school als in de randvoorwaardelijke sfeer (de elementen zijn opgenomen als criteria van Excellent Opleidingsbedrijf). Het onderzoek laat zien dat onderwijs en bedrijven goed bekend zijn met het concept. Medewerkers zijn overwegend van mening dat ze meer aandacht besteden aan het begeleiden van leerlingen in hun competentieontwikkeling en loopbaan9. Hoewel de effecten bij leerlingen nog niet goed zichtbaar zijn, geloven de samenwerkende partijen in het concept. In de plannen voor de komende twee jaar (zie onderdeel 6) wordt de doorlopende lijn in begeleiding doorgetrokken naar andere opleidingen. Tevens gaat er meer aandacht naar inhoudelijke afstemming tussen VMBO en MBO met de inzet van Regioprofielen. Het tweede element van het innovatieconcept is de
gestructureerde vorm van samen-
werking tussen onderwijs en bedrijfsleven met een uniforme aanpak. Deze benadering heeft voor velen inspirerend gewerkt en veel gebracht (meer onderling vertrouwen, hechtere banden, een werkwijze voor de toekomst).
Ontwikkelingsgerichte aanpak Het Masterplan had het risico in zich groots en meeslepend te worden. De aanpak, die
stap(je) voor stapje gestalte kregen: eerst uitdenken in een werkgroep van materiedeskundi-
zich gaandeweg de rit heeft gevormd, was er echter op gericht dat innovaties
gen, vervolgens kleinschalig uittesten, daarna evalueren en bijstellen met ervaringsdes9
Zie o.a. de Bijlage met de Samenvatting van Effecten en resultaten onder het kopje “Loopbaan gerichte leerweg”
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
14
kundigen en inhoudelijke experts, dan weer uittesten met een grotere groep. Deze cyclus heeft zich drie maal herhaald. De aanpak was tijdrovend en leidde soms tot ongeduld bij het bedrijfsleven. Ook waren soms interventies nodig om te voorkomen dat de innovatiepraktijken zich beperkte tot veel uitwisselen en bediscussiëren van standpunten. Voordeel was dat “de inbreng van betrokkenen serieus werd genomen en iedereen kon wennen aan nieuwe praktijken”, aldus evaluaties van pilots. Daaruit kwam ook naar voren dat de actievelingen in werkgroepen en pilots “veel geleerd hebben” van en met elkaar. Naar aanleiding van het advies van de auditcommissie is er met het opleidingsmanagement gesproken over faciliteiten voor docenten. Dit leidde er onder meer toe dat binnen scholen duidelijker werd gecommuniceerd over beschikbare faciliteiten. Er is een lichte verbetering in de waardering hiervan opgetreden. Van de bedrijven vinden zo goed als alle vertegenwoordigers dat ze voldoende faciliteiten hebben gekregen binnen hun bedrijf.
Transparante resultaten Het advies van de auditcommissie om concreter te formuleren welke effecten en resultaten het project zou moeten opleveren, leidde medio 2010 tot een aanscherping en bijstelling van beoogde (kwantitatieve en kwalitatieve) effecten en resultaten. Hierop is gemeten, onderzocht en tussentijds bijgestuurd (zie onderdeel 1). De resultaten hiervan zijn in de diverse bijlagen vastgelegd. In de bijlage “Samenvatting Effecten en resultaten” is per aspect gepreciseerd wat het doel was en in hoeverre dit bereikt is. Het werken met concreet geformuleerde effecten en resultaten en de monitoring hierop droeg in belangrijke mate bij aan de bereikte resultaten; in de uitvoering van het Masterplan werd de
lat ho-
ger gelegd. De borging van de resultaten is beschreven in onderdeel 6.
Expliciet leren Het advies van de auditcommissie om een Businessplan op te stellen voor het invoeren van nieuwe praktijken – en in het bijzonder voor het begeleiden van de leerling in zijn loopbaan – hebben de projectpartners
op eigen wijze ingevuld. Er is niet gekozen voor
het schrijven van een (vuistdik) document, gelardeerd met kengetallen en berekeningen. In het voorjaar van 2011 nam de stuurgroep – op basis van een tussenevaluatie – het besluit tot het
breed invoeren van de ontworpen begeleidings- en beoordelingssyste-
matiek voor alle opleidingen in de technische installatiebranche (zie ook onderdeel 6). De “Masterplanwerkwijze” wordt essentieel gevonden voor goed en gedegen onderwijs en de begeleiding van leerlingen daarbinnen. Daarbij is de intensieve tijdsinvestering die dit vraagt (in de vorm van Start- en Driehoeksgesprekken), uitgebreid bediscussieerd. In de plannen voor 2011/2012 en 2012/2013 wordt expliciet tijd ingeruimd voor “intervisiegroepen” van onderwijs en bedrijven die zich bezighouden met slimmere manieren van organiseren en werken.
5.
Leren en reflectie
Andere dan de reeds genoemde leermomenten en effecten die het project heeft opgeleverd, zijn: De ondersteuning van VMBO’s bij het (leren) werken met bedrijfssimulaties had intensiever gekund/gemoeten. Achteraf bezien zou een duidelijk gezamenlijk startmoment
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
15
voor de VMBO’s aan meer onderlinge binding en “sociale controle/bijsturing” hebben kunnen bijdragen. Pas in de laatste maanden van het project werd duidelijk dat het voor VMBO-docenten soms erg ingewikkeld was/is om theorielessen te combineren met de Bedrijfssimulaties. Dit had opgevangen kunnen worden door een gezamenlijke methodiekontwikkeling. Er had voorts meer aandacht moeten uitgaan naar praktische/ pragmatische ondersteuning bij de inrichting van de Bedrijfssimulaties. Een structureel overleg met het middenkader op de ROC’s (de opleidingsmanagers) had vanaf het begin georganiseerd moeten worden. Dit is halverwege het project opgepakt toen bleek dat de communicatie vanuit de stuurgroep naar de interne organisatie niet overal goed liep. Werk- en pilotgroepen liepen daardoor soms vast. Communicatie over elkaars verwachtingen (in inbreng, inzet, visie) blijft voortdurend noodzakelijk.
6.
Borging
De projectpartners werken op de volgende manieren aan implementatie, verdieping en verbreding van de Masterplanopbrengsten.
Implementatie De nieuw gecreëerde samenwerkings- en overlegvormen worden in stand gehouden. Op stategisch/managementniveau is dat het stuurgroepoverleg (van ROC-directies, RPBI Zuid-Holland, Kenteq, Uneto-VNI, OTIB en een vertegenwoordiging van bedrijven). Daarnaast zijn er de overlegvormen rondom de ROC’s (de Lokale Platforms Installatietechniek, afgekort LPI’s, waarin alle partijen inclusief VMBO’s zijn vertegenwoordigd), het overleg van leidinggevenden van VMBO-scholen en het overleg van ROC-opleidingsmanagers met bedrijven. Ook dit wordt voortgezet. Bovendien houden de partijen de bedrijvenkringen in stand. Om de brede invoering van de Masterplanopbrengsten te formaliseren is met ingang van het schooljaar 2011/2012 een Samenwerkingsovereenkomst ingevoerd voor alle partijen in de LPI’s10. Hierin leggen bedrijven, scholen en kenniscentrum Kenteq (per opleidingsjaar) afspraken vast voor Warme overdracht, het uitvoeren van Startgesprekken enzovoort. Alle partijen ondertekenen de overeenkomst. De LPI’s hebben een taak gekregen in het monitoren van de uitvoering van afspraken. Per kwartaal is er per LPI een voortgangsoverleg. De in gang gezette scholing van docenten en werkplek-/praktijkopleiders wordt voortgezet. De partijen handhaven ook de Werkconferentie die het Masterplan heeft geïntroduceerd als start van elk nieuw schooljaar. Elke laatste vrijdag van september openen bedrijven, VMBO’s, ROC’s en brancheorganisaties voortaan het nieuwe jaar met een programma, verzorgd door alle betrokkenen, voor alle betrokkenen. De onderwerpen hebben te maken met actuele ontwikkelingen, een terugblik op het achterliggende jaar en de concrete activiteiten in het nieuwe jaar.
10
De overeenkomst is als bijlage toegevoegd. Deze houdt rekening met landelijke afspraken uit het BPV-protocol en het Sectoraal examenprofiel.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
16
Verbreding De Masterplanwerkwijze wordt verbreed naar alle andere opleidingen voor de technische installatiebranche. Er is hiervoor een werkplan gemaakt voor de periode 2011/2012 en 2012/2013. Alle partners hebben zich erover uitgesproken hierin te participeren (ROC Leiden vooralsnog als “volgschool”). Eind oktober 2011 zijn acht werkgroepen geïnitieerd van opleidingsmanagers, docenten, praktijk-/werkplekbegeleiders en opleidingsadviseurs van Kenteq. Elke werkgroep gaat voor een van de Kwalificatiedossiers/opleidingen aan de slag met het Regioprofiel en met producten voor begeleiden en beoordelen van de leerling in diens loopbaan. De brede Zuid-Hollandse Masterplanaanpak – met eenduidige en herkenbare werkwijzen – is leidraad. OTIB gaat landelijk de werkwijze met Bedrijfssimulaties stimuleren. Momenteel onderzoekt het opleidings- en ontwikkelingsfonds hoe scholen hierin het adequaatst te ondersteunen zijn. Een van de bronnen zijn de bevindingen uit het Masterplan. Het concept van Excellent Opleidingsbedrijf, bedacht en uitgetest in het Masterplan, wordt door de werkgeversorganisatie Uneto-VNI landelijk ingevoerd.
Verdieping De Masterplandeelnemers willen onderzoeken of en zo ja hoe de Regioprofielen breder zijn toe te passen in de doorlopende leerlijn en flexibilisering van opleidingen. Regioprofielen zijn naar verwachting te gebruiken voor inhoudelijke/programmatische afstemming tussen VMBO en MBO en tussen MBO-opleidingen onderling. Een tweede aspect van verdieping is een doorlopende begeleidings- en beoordelingssystematiek. Hierbij wordt gedacht aan de doorontwikkeling van het Startgesprek tot een werkwijze voor Warme overdracht tussen VMBO en MBO en wellicht ook tussen MBO en HBO. Ook zijn er plannen om al in het VMBO te werken met een Proeve van Bekwaamheid. De twee hiervoor genoemd elementen kunnen leiden tot intensivering van opleidingen. Hiermee willen partijen voorzien in de vraag van bedrijven en leerlingen naar flexibilisering van opleidingen. Tevens biedt dit de mogelijkheid om in de regio beleid te maken in de context van landelijke ontwikkelingen als “Focus op Vakmanschap” en de “Kernen keuzeprogramma’s voor het VMBO”.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
17
7.
Samenvatting Masterplan CGO Zuid-Holland 2008 - 2012
Aanleiding
Medio 2007 stond het onderwijs en bedrijfsleven in de technische installatiebranche aan de vooravond van de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur en competentiegericht onderwijs. Tegelijkertijd had de branche
te maken met een tekort aan vaktechnisch personeel en was de helft van nieuwe instromers binnen drie jaar weer verdwenen. Onaantrekkelijk onderwijs en niet altijd bijdetijdse begeleiding van leerlingen in bedrijven lagen hieraan onder andere ten grondslag. Voor het georganiseerde bedrijfsleven, het RBPI Zuid-Holland11, was dit
aanleiding om het
VMBO- en MBO-onderwijs en bedrijven bij elkaar te roepen en te discussiëren over mogelijke oplossingen. Die lagen niet voor het oprapen doch alle partijen waren wel doordrongen van het urgentiebesef dat ze deze zaken gezamenlijk moesten oppakken ook al waren er vooralsnog veel vragen en onzekerheden. Dit mondde uiteindelijk uit in een zogenoemde Start- oftewel Visiedocument waarmee de basis van het Masterplan is gelegd.
Doelen en aanpak
De rode draad hieruit is het
hoofddoel van het Masterplan: het realise-
ren van een doorlopende leerlijn waarin de leerling, zijn loopbaan en competentieontwikkeling centraal staan. Een belangrijke nevendoelstelling voor
bedrijven was tevens: herkenbare – en bij voorkeur eenduidige – werkwijzen op alle ROC’s in Zuid-Holland voor het begeleiden en beoordelen van leerlingen. De veronderstelling was dat daarmee een grotere betrokkenheid van het MKB te realiseren zou zijn. De beoogde activiteiten zouden daarbij gericht moeten zijn op de leerjaren 3 en 4 van het VMBO (afdelingen Elektrotechniek, Installatietechniek, Instalektro, Metalektro, Techniek Breed) en op de MBO-opleidingen Monteur Elektrotechnische en Werktuigkundige Installaties niveau 2 en 3. Een omvangrijk samenwerkingsverband van – uiteindelijk – alle zes de ROC’s in ZuidHolland, meer dan twintig vmbo’s (waaronder elf projectpartners), tweehonderd bedrijven (inclusief ruim veertig actieve projectpartners), Kenniscentrum Kenteq en de brancheorganisaties ging in het najaar 2008 na alle plannenmakerij daadwerkelijk aan de slag. De
aanpak behelsde eerst het ontwikkelen van een aantal randvoorwaarden die vervol-
gens langzaamaan verbonden werden met elkaar. Drie werkgroepen waarin alle partijen vertegenwoordigd waren, ontwikkelden primair concepten voor de kwaliteit van leerbedrijven, samenwerkingsvormen voor onderwijs en bedrijven, de begeleiding van leerlingen in hun loopbaan en het evalueren & beoordelen van leerlingen. Parallel daaraan trof een aantal VMBO’s voorbereidingen voor het werken met Bedrijfssimulaties c.q. het invoeren van competentiegericht onderwijs op het VMBO, als start van een loopbaan van een leerling. De ontwikkelde werkwijzen op de diverse deelterreinen zijn in het schooljaar 2009/2010 kleinschalig uitgetest met leerlingen, docenten en praktijkbegeleiders. Op basis van onderzoek naar effecten en evaluaties van resultaten hebben werkgroepen vervolgens de bedachte werkwijzen en instrumenten bijgesteld. De ronde van pilots en bijstellen heeft zich in 2010/2011 nog twee maal herhaald. Uiteindelijk zijn de resultaten dusdanig dat de projectpartners besloten hebben de Masterplanopbrengsten vanaf 2011/2012 breed in Zuid-Holland in te voeren (en de gezamenlijke aanpak door te ontwikkelen voor andere opleidingen voor de technische installatiebranche).
11
Het RBPI (Regionaal Beleidsplatform Installatietechniek) Zuid-Holland bestaat uit vertegenwoordigers van Zuid-Hollandse bedrijven, de werknemersorganisaties FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond, de werkgeversorganisatie Uneto-VNI en het opleidings- en ontwikkelingsfonds OTIB.
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
18
Resultaten
Tot de
resultaten van het Masterplan behoren:
Er is een nieuwe werkwijze ingevoerd om in het vmbo en mbo te werken aan de loopbaan- en competentieontwikkeling van leerlingen. Leerlingen werken al in het vmbo, met Bedrijfssimulaties, aan levensechte opdrachten en daarmee aan competenties die – naar eigen zeggen – in het mbo terugkomen “maar dan iets moeilijker”. Voor leerlingen, docenten en praktijkbegeleiders is er een eenduidige, herkenbare structuur voor de begeleiding met als ijkpunten: Warme overdracht/Startgesprek aan het begin van een opleiding en eens per drie tot zes maanden Driehoeksgesprekken waarin een leerling in zijn competentieontwikkeling wordt gevolgd. De zes ROC’s in ZuidHolland gebruiken hiervoor dezelfde aanpak en formulieren. Er zijn ruim 300 docenten en praktijkbegeleiders geschoold; zij voelen zich bekwamer in hun rol als begeleider. Voor de uiteindelijke kwalificerende beoordeling van mbo-leerlingen is eveneens een nieuwe werkwijze met instrumenten ontwikkeld en ingevoerd. Deze geeft de mogelijkheid om Proeven van Bekwaamheid af te nemen, afgestemd op de leerlingsituatie doch met overal dezelfde beoordelingscriteria. De wijze van examinering komt tot stand in nauw overleg met het bedrijfsleven. Er is een grote vooruitgang geboekt in het vertrouwen van bedrijven in het onderwijs en de waarde die zij geven aan diploma’s. De samenwerking tussen onderwijs en bedrijven is voor de hele regio gestructureerd en geprofessionaliseerd. Rondom ROC’s, vmbo’s en lokale platforms installatietechnieken zijn nu bedrijvenkringen gevormd. Het werken met Regioprofielen is ingevoerd. Dit is een werkwijze aan de hand waarvan onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk vastleggen hoe zij de inhoud van kwalificatiedossiers invullen c.q. concretiseren. Bedrijven en onderwijs voelen zich veel meer bij elkaar betrokken. Ter bevordering van de kwaliteit van opleiden in bedrijven heeft het Masterplan het concept van Excellent Opleidingsbedrijf beproefd. Bedrijven worden geaudit op vijftien criteria die staan voor “vakmanschap in opleiden”. Indien een bedrijf hierop een minimaal aantal punten scoort, krijgt het de brancheonderscheiding Excellent opleidingsbedrijf. De werkgeversorganisatie Uneto-VNI voert deze onderscheiding nu landelijk in.
Leermomenten
Tot slot: indertijd werd beoogd dat het Masterplan een merknaam zou zijn voor goed onderwijs met een gezamenlijke verantwoordelijkheid van bedrijven en scholen. In Zuid-Holland is dat in elk geval bereikt. Voor de
technische installatiebranche heeft het Masterplan in diverse regio’s inmiddels navolging gekregen. Daarin ligt de verleiding op de loer te snel opbrengsten over te nemen c.q. op te leggen. Een van de belangrijke
kritische succesfactoren van het Masterplan is
echter het gezamenlijk ontwikkelen dóór onderwijs en bedrijfsleven, vóór onderwijs en bedrijfsleven. De verantwoordelijkheid voor onderwijsvernieuwing is bovendien laag in de projectorganisatie gelegd, bij de directbetrokkenen. Tegelijkertijd is er op verschillende fronten gewerkt aan randvoorwaarden. Daarbij is het anticiperen op landelijke ontwikkelingen niet geschuwd. Nog los van de mooie producten die deze procesgang opleverde, zijn er de procesopbrengsten. De talloze verhitte discussies over de didactiek van onderwijs, de pedagogiek van begeleiden of de Inspectiestandaarden voor examinering leidden tot begrip voor elkaars cultuur, een gezamenlijk denkkader en het slechten van drempels. Dit zijn essentiële voorwaarden voor verbondenheid en duurzaam samenwerken.
Meer
informatie: www.rbpi.nl > Zuid-Holland > Competentiegericht onderwijs;
Pem Kubbe (voorzitter stuurgroep Masterplan), e-mail:
[email protected] Joke Steenbruggen (Batouwe, projectmanager), e-mail:
[email protected]
JS / Eindrapportage HPBO, 24-11-2011
19