Nummer 13 9 augustus 2001
13e jaargang
Inhoud I.A.B.-mededelingen Seminarie Werknemersparticipatie Het I.A.B. organiseert, in samenwerking met de FVIB, op 12 oktober 2001 een seminarie rond de Wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen. Programma en praktische info vindt u op blz. 2.
Beroep EFRAG : Méan, Van Hulle en Verhoeye waken mee over toepassing IAS in de EU De Europese Adviesgroep Financiële Rapportering (EFRAG) heeft Jan VERHOEYE, accountant, en Freddy MEAN, bedrijfsrevisor, onlangs benoemd tot lid van respectievelijk haar Toezichtsraad en haar Technische deskundigenwerkgroep. EFRAG verenigt de voornaamste partijen die betrokken zijn bij financiële verslaggeving en zal de Europese Commissie technisch advies verschaffen over het gebruik van de International Accounting Standards (IAS) in de Europese Unie.
Elektronische BTW-aangifte : via welk netwerk indienen ? Het Ministerie van Financiën specificeert in een bericht dat te lezen staat op zijn site, dat de elektronische verzending van de BTW-aangiften moet gebeuren via een netwerk van het type X-400.
Fiscaliteit Aangiftetermijn rechtspersonenbelasting verlengd tot 31 augustus 2001 Pleitverbod : de fiscus kijkt niet langer stilzwijgend toe De fiscus, die gedurende enkele weken in de rechtbanken spreekverbod had opgelegd gekregen, heeft dankzij een amendement op een wetsvoorstel zijn stem teruggevonden. In dit artikel gaan we wat dieper in op een conflict dat zich gedurende enkele weken tussen advocaten en fiscale administratie heeft afgespeeld.
Vennootschapsrecht Het taalgebruik in de notulen van de raad van bestuur De toenemende internationalisering van de ondernemingswereld gaat dikwijls gepaard met het toewijzen van bestuurdersmandaten aan buitenlandse ingezetenen. Maar in welke taal moeten dan wel de notulen van de raad van bestuur worden opgesteld ?
I.A.B.-mededelingen Werknemersparticipatie – Seminarie 12 oktober 2001 De Wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen maakt de invoering van (para-)fiscaal gunstige participatiestelsels voortaan ook mogelijk in België. De wet promoot de invoering van verschillende participatiestelsels, met name het uitkeren aan de werknemers van een deel van de winst van de onderneming in cash (winstparticipatie), het toebedelen van aandelen van de vennootschap (kapitaalsparticipatie) of nog, specifiek voor KMO’s, het geven van een winstparticipatie die door de werknemer onmiddellijk geïnvesteerd wordt in de onderneming, het zogenaamde «investeringsspaarplan». Om de leden en de stagiairs wegwijs te maken in deze belangrijke nieuwe wetgeving, organiseert het Instituut, in samenwerking met de FVIB, op vrijdag 12 oktober 2001 een seminarie. Dit zal plaatsvinden van 13u30 tot 17u30 in het Auditorium van KBC-Bank aan de Havenlaan te Brussel. Pogramma : 13u30 Onthaal 14u00 Inleiding Door Dhr. J. DE LEENHEER, Voorzitter IAB
14u10 Wetgevend kader Door Dhr. J.-P. SERVAIS, Voorzitter Hoge Raad voor de Economische Beroepen, AdjunctKabinetschef Minister van Financiën, Docent ULB 14u45 Boekhoudkundige en fiscale aspecten – Vergelijking met de wetgeving op de stock-options Door Dhr. B.COLMANT, Belastingconsulent, Auditeur-Generaal BBL, Lid Hoge Raad voor Financiën 15u30 Koffiepauze 16u00 Focus op de KMO Door Dhr. J. VERHOEYE, Accountant, Docent Hogeschool Gent, Fiscaal redacteur FET 16u45 Vraagstelling 17u15 Slotwoord Door Prof. Dr. K. GEENS, Voorzitter FVIB Deelnemingskosten en inschrijving De bijdrage voor leden I.A.B. en/of FVIB bedraagt 35 EUR (1 412 BEF); stagiairs betalen 25 EUR (1 008 BEF). De syllabus is in deze bijdrage inbegrepen. Inschrijven kan via bijgevoegd faxformulier. Opgelet : uw inschrijving is pas definitief na ontvangst van de bijdrage op rekening van het I.A.B.
Opgelet voor malafide business voorstel – vervolg Onlangs maakten wij melding van een malafide Nigeriaans business voorstel dat circuleert via e-mail. Een gelijkaardig voorstel blijkt de wereld te worden ingestuurd door ene Mrs. Mariam Abacha (
[email protected]), eveneens van Nigeriaanse nationaliteit. Dat signaleert ons een lid in reactie op het bericht gepubliceerd in I.A.B.-Info nr. 12/2001. Wij herhalen bij deze nogmaals onze oproep om niet mee te werken aan dergelijke transacties en ook uw cliënten ervoor te waarschuwen.
Beroep
EFRAG : Méan, Van Hulle en Verhoeye waken mee over toepassing IAS in de EU De Europese Adviesgroep Financiële Rapportering (EFRAG) heeft Jan VERHOEYE, accountant, en Freddy MEAN, bedrijfsrevisor, onlangs benoemd tot lid van respectievelijk haar Toezichtsraad en haar Technische deskundigenwerkgroep. De EFRAG verenigt de voornaamste partijen die betrokken zijn bij financiële verslaggeving en zal de Europese Commissie technisch advies verschaffen over het gebruik van de International Accounting Standards (IAS) in de Europese Unie. In haar voorstel van verordening van 13 februari 2001 verplicht de Europese Commissie alle Europese beursgenoteerde bedrijven om vanaf 2005 hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen volgens de IASnormen. De toepassing van deze normen zal ongetwijfeld een doorslaggevende rol spelen in de eenmaking van de Europese kapitaalmarkt. Bedoelde normen worden echter opgesteld door een particuliere organisatie, de International Accounting Standards Board (IASB), waarin Europa als dusdanig geen inspraak heeft. De Europese Commissie wil dan ook dat een «Europees regelgevend comité voor financiële verslaggeving» (European Accounting Regulatory Committee), ter bescherming van het Europees bedrijfsleven, de IAS-normen eerst doorlicht en vervolgens pas bindend verklaart. Om het bedrijfsleven en de belangrijkste partijen begaan met financiële verslaggeving – de accountancyberoepen, financiële analysten, gebruikers van financiële informatie, – bij het debat te betrekken, werd in april 2001 de «Europese Adviesgroep Financiële Rapportering» (European Financial Reporting Advisory Group, kortweg EFRAG) in het leven geroepen. Op 26 juni jongstleden maakte de EFRAG de samenstelling van haar Technische deskundigenwerkgroep (Technical Expert Group) en Toezichtsraad (Supervisory Board) bekend. De deskundigenwerkgroep telt 11 leden en zal worden voorgezeten door de Nederlander Johan VAN HELLEMAN, Voorzitter van de Nederlandse Raad voor de Jaarverslaggeving (d.i. de tegenhanger van de CBN in België), vennoot bij KPMG en professor accountancy in Tilburg. Onder de leden bevindt zich de Belg Freddy MEAN, bedrijfsrevisor, Financieel Directeur en manager van het boekhoud-, financieel- en belastingdepartement bij TotalElfPetrofina NV en lid van de CBN. De werkgroep zal in principe voor het eerst vergaderen in de loop van september 2001. Haar activiteiten situeren zich voornamelijk op de volgende niveaus : – adviesverstrekking aan de Commissie met het oog op de goedkeuring van bestaande IAS-normen voor gebruik in Europa; – actieve deelname aan het ontwikkelingsproces van nieuwe normen; – coördinatie binnen de EU van de standpunten van de belanghebbende partijen m.b.t. de IAS. De Toezichtsraad, anderzijds, zal worden geleid door de Zweed Göran TIDSTROM, tevens FEE-Voorzitter. Ze bestaat uit 23 leden, waaronder Jan VERHOEYE, accountant, professor aan de Hogeschool Gent en lid van de CBN. Karel VAN HULLE, afdelingshoofd bij het directoraat-generaal interne markt van de Europese Commissie, neemt deel als waarnemer.
Elektronische BTW-aangifte : via welk netwerk indienen ? Het Ministerie van Financiën specificeert in een bericht dat te lezen staat op zijn site, dat de elektronische verzending van de BTW-aangiften moet gebeuren via een netwerk van het type X-400. De Belgische overheid heeft, voor het realiseren van dé elektronische BTW-aangifte voor het grote publiek, die via Internet zou moeten verlopen, gekozen voor een gefaseerde aanpak. Zo gaven we in het nummer 2001/5 van I.A.B.-Info al aan dat de operatie in een eerste moment wordt beperkt tot het project «EDIVAT», waarin enkel professionele gebruikers – waaronder de accountants en belastingconsulenten – zijn betrokken. Op de website van het Ministerie van Financiën (http ://minfin.fgov.be/portail1/nl/cadrenl.html) staan intussen meer specifieke gegevens te lezen met betrekking tot het type van netwerk van waaruit de BTW-aangifte moet worden verstuurd. Het betreft meer bepaald een X-400-netwerk, een beveiligd netwerk waarvan er in België verschillende bestaan, – de netwerken van o.m. Belgacom, Isabel, GEIS, IBM, – en die alle kunnen worden gebruikt voor vermeld doel. De Administratie preciseert nog dat ze in dit verband geen enkele voorkeur heeft en dat de operatoren van deze netwerken ervoor moeten zorgen dat de berichten ter bestemming komen, ook al zitten verzender en ontvanger op een verschillend netwerk.
Fiscaliteit Aangiftetermijn rechtspersonenbelasting verlengd tot 31 augustus 2001 De aangiftetermijn inzake de rechtspersonenbelasting wordt verlengd tot 31 augustus 2001. Van een (tweede) uitstel van de uiterste aangiftedatum Vennootschapsbelasting is echter geen sprake. Het nieuwe aangifteformulier werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 juni 2001 (KB van 10 juni 2001 tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake rechtspersonenbelasting voor het aanslagjaar 2001) en verschilt inhoudelijk nauwelijks van de versie 2000. Als gevolg van moeilijkheden bij de postbedeling besliste de Minister van Financiën de aangiftetermijn inzake de rechtspersonenbelasting te verlengen van 31 juli 2001 tot 31 augustus 2001. Navraag op het Kabinet wijst uit dat van een (tweede) uitstel van de uiterste aangiftedatum Vennootschapsbelasting – zoals een aantal kranten recent lieten uitschijnen – geen sprake is.
Pleitverbod : de fiscus kijkt niet langer stilzwijgend toe De fiscus, die gedurende enkele weken in de rechtbanken spreekverbod had opgelegd gekregen, heeft dankzij een amendement op een wetsvoorstel zijn stem teruggevonden. In dit artikel gaan we wat dieper in op een conflict dat zich gedurende enkele weken tussen advocaten en fiscale administratie heeft afgespeeld. Op het eerste gezicht leek het hier om een vrij complex debat te gaan, bestemd voor een handvol specialisten op het vlak van de fiscale procedure. Een blik op de concrete feiten leert dat dit echter niet het geval is. Toen eminente specialisten, universiteitsprofessoren, beweerden dat fiscale ambtenaren hun administratie niet persoonlijk mochten vertegenwoordigen ten overstaan van de rechtbanken van eerste aanleg – enkel de Minister van Financiën kon als overheidsorgaan de Staat in rechte vertegenwoordigen –, en ook advocaten in dezelfde zin reageerden door de rechter te verzoeken het geschil buiten de aanwezigheid van de fiscale ambtenaar om te beslechten, voelde de fiscale administratie zich onrechtvaardig aangevallen. Deze «boycot» van de fiscale ambtenaren bleef aanvankelijk beperkt tot de rechtbanken van Brussel en Gent, maar deinde in de voorbije weken verder uit naar die van Antwerpen, Nijvel en Leuven. Een lichtpunt voor de administratie evenwel : op 28 juni jongstleden oordeelde de Rechtbank van Bergen dat de Belgische Staat – alleszins inzake inkomstenbelastingen – op een geldige manier in rechte optreedt als de tussenkomst gebeurt door de gewestelijke directeur.
Een verontwaardigde fiscus Voor de advocatuur was en blijft het nochtans duidelijk : op grond van de huidige wetgeving is enkel de Minister van Financiën – in eigen persoon – gemachtigd om de zaak van de administratie te bepleiten ten overstaan van een rechtbank van eerste aanleg. Maar de centrale juridische dienst van de fiscale administratie wuifde dit argument weg en aarzelde niet te stellen dat de advocaten samenspanden om «hun pleitmonopolie te verdedigen», er zelfs aan toevoegend dat deze «boycot» nefast was voor de cliënten die ze verondersteld werden te verdedigen. Vanwaar dit antwoord ? De administratie stelt dat de nieuwe fiscale procedure zodanig werd opgevat dat de taxerende ambtenaar zijn standpunt voortaan kon verdedigen ten overstaan van de rechtbanken. De bedoeling ervan was, anders gezegd, om de taxerende ambtenaren te responsabiliseren en aldus willekeur of ongerechtvaardigde aanslagen te vermijden. De administratie stelde verder dat de advocaten, door de rechters te verzoeken de geschillen bij verstek van de ambtenaren te beslechten, een gevaarlijk spel speelden en de in 1999 ingezette hervorming van de fiscale procedure wilden uithollen. Eén van de woordvoerders van de administratie voegde daar destijds nog aan toe : «zelfs als de rechter de cliënt van de advocaat in het gelijk zou hebben gesteld, dan nog zouden we actie hebben ondernomen en een advocaat hebben ingeschakeld om het standpunt van de administratie voor het hof van beroep te verdedigen». Uiteindelijk zou de cliënt het grootste slachtoffer zijn geweest van deze krachtmeting, aldus nog de administratie. Mocht de fiscus beslissen om in beroep te gaan, dan zou het geschil immers voor onbepaalde tijd blijven aanslepen. Aan advocatenzijde vingen dergelijke argumenten uiteraard bot. Responsabilisering van de taxerende ambtenaar ? De gerechtelijke achterstand indachtig zal het voor iedereen wel duidelijk zijn dat er vele jaren kunnen verlopen tussen de indiening van het bezwaar door de cliënt en het pleiten van de zaak. Best mogelijk dat de taxerende ambtenaar ondertussen met pensioen is gegaan, gepromoveerd werd of zijn overplaatsing naar een ander arrondissement gevraagd en gekregen heeft. In al die gevallen – en dat zijn beslist geen uitzonderingen – zou de taxerende ambtenaar zijn dossier niet zelf hebben kunnen verdedigen. Wat is dan nog de betekenis van responsabilisering ?
Einde van het debat ? Dit debat tussen advocatuur en belastingadministratie is nu gesloten. De Minister van Financiën, bekommerd om de vrijwaring van de belangen van de Schatkist en van zijn administratie, heeft dit netelige probleem immers opgelost door een amendement toe te voegen aan het Wetsvoorstel tot wijziging van verscheidene belastingwetboeken, wat de voorziening in cassatie betreft (de tekst werd inmiddels aangenomen in plenaire vergadering van de Kamer en overgezonden aan de Senaat : Parl. St., Kamer, BZ 2000-2001, nr. 0176/006). Luidens het nieuwe artikel 379 WIB 92 zal, inzake de geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet, de verschijning in persoon in naam van de Staat voortaan kunnen worden gedaan door elke ambtenaar van een belastingadministratie.
Betekent dit nu het einde van het debat ? Nog niet helemaal. Het is duidelijk dat het wijzigen van de spelregels steeds winst oplevert. Maar wordt de belastingplichtige er beter van ? Sommigen hebben daar hun twijfels bij. Niet alleen omdat de fiscale ambtenaren de proceduretechnieken niet beheersen en vandaar de kans bestaat dat zij het proces nodeloos lang zullen doen aanslepen, maar ook omdat de voor de balie geroepen ambtenaar persoonlijk door de advocaat in het geding betrokken zal worden. Dergelijke debatten zouden wel eens heel wat minder sereen kunnen verlopen dan de debatten waarbij het een advocaat was die de zaak van de administratie bepleitte. Wordt vervolgd.
Vennootschapsrecht Het taalgebruik in de notulen van de raad van bestuur De toenemende internationalisering van de ondernemingswereld gaat dikwijls gepaard met het toewijzen van bestuurdersmandaten aan buitenlandse ingezetenen. Dat hierbij problemen kunnen rijzen met betrekking tot de taal die moet worden gehanteerd in de notulen van de raad van bestuur, behoeft dan ook geen betoog. Zo zullen Engelstalige bestuurders, gelet op de aansprakelijkheid die zij in die functie kunnen oplopen1 en teneinde niet voor voldongen feiten te worden geplaatst éénmaal de zaak voor de rechtbank wordt gebracht, vaak verlangen dat de notulen in het Engels worden opgesteld. Maar is dit wel mogelijk ?
Rechtsbronnen Het taalgebruik in bestuurszaken wordt in België beheerst door drie wetgevende akten : – het Vlaamse Taaldecreet van 19 juli 19732, dat toepassing vindt op ondernemingen die een exploitatiezetel hebben in het Nederlandse taalgebied. Het Nederlandse taalgebied omvat : • de provincies Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg; • de provincie Vlaams-Brabant; • het arrondissement Halle-Vilvoorde; • het arrondissement Leuven. Onder «exploitatiezetel» dient te worden verstaan : iedere vestiging of centrum van activiteit met enige standvastigheid3. –
het Franse Taaldecreet van 30 juni 19824, dat toepassing vindt op ondernemingen die een exploitatiezetel hebben in het Franse taalgebied. Het Franse taalgebied omvat : • de provincies Henegouwen, Luxemburg en Namen; • de provincie Luik, met uitzondering van de gemeenten behorend tot het Duitse taalgebied; • de provincie Waals-Brabant; • het arrondissement Nijvel.
Het Arbitragehof heeft in zijn arresten van 30 januari 19865 en 18 november 19866 beide decreten vernietigd inzoverre het toepassingsgebied ervan de taalgrens- en de randgemeenten rond Brussel omvat. –
de Gecoördineerde Wetten op het taalgebruik in bestuurszaken7, die toepassing vinden op ondernemingen met exploitatiezetel in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad8, in de faciliteitengemeenten9 en in het Duitse taalgebied10.
Het Vlaamse Taaldecreet Dit decreet verklaart de Nederlandse taal exclusief van toepassing op alle wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. Het lijdt geen twijfel dat onder «akten en bescheiden» alle geschreven stukken dienen te worden begrepen. Gelet op artikel 63 van het Wetboek Vennootschappen, dat de gewone regels der beraadslagende vergaderingen11 van toepassing verklaart op de in het wetboek voorziene colleges en vergaderingen12, kan worden aangenomen dat er voor de raad van bestuur daadwerkelijk een wettelijke verplichting tot notuleren bestaat. Dit op voorwaarde dat de statuten geen afwijkende regeling bepalen. Bovendien kan de notuleringsverplichting impliciet worden afgeleid uit de wettelijke regeling inzake belangenconflicten13. Een deel van de rechtsleer is evenwel van mening dat enkel notulen die het bestaan en het voortbestaan van de vennootschap regelen (organisatie, werking, structuur), moeten voldoen aan de voorschriften inzake taalgebruik. In de notulen opgenomen besluiten met een louter interne of privé draagwijdte kunnen dan vrij van enige taalverplichting worden opgesteld.
Toch is de meerderheid der auteurs het erover eens dat alle notulen best in overeenstemming met de taalwetgeving worden geredigeerd. In de praktijk is het immers niet altijd even gemakkelijk de juiste draagwijdte van elk besluit in te schatten. Bijgevolg zullen de bestuursorganen van vennootschappen met exploitatiezetel in het Nederlandse taalgebied hun notulen steeds moeten opstellen in het Nederlands. Dit neemt niet weg dat er een anderstalige versie kan worden opgemaakt, doch enkel te officieuzen titel. Dergelijke vertalingen hebben immers geen enkele juridische waarde. Het niet-naleven van voormelde verplichting kan verstrekkende gevolgen hebben. Veronderstellen we, bijvoorbeeld, dat de notulen van een bestuursvergadering niet in het Nederlands werden opgesteld, maar in het Engels. Dan brengt dit de absolute nietigheid met zich mee, niet alleen van de notulen (instrumentum), maar ook van de bestuursvergadering in kwestie (negotium). Deze nietigheid moet door de rechter ambtshalve worden opgeworpen en laat de rechten van derden onverminderd. De opheffing van de nietigheid heeft slechts uitwerking vanaf de dag van de vervanging ervan door in de juiste taal opgestelde notulen. Het miskennen van het Vlaamse Taaldecreet wordt eveneens beteugeld met strafrechtelijke sancties en administratieve geldboeten14.
Het Franse Taaldecreet Luidens dit Decreet moeten akten en bescheiden van ondernemingen die voorgeschreven zijn door de wet en de reglementen in de Franse taal worden gesteld. Bestuursorganen van vennootschappen met exploitatiezetel in het Franse taalgebied zullen bijgevolg hun notulen moeten opstellen in het Frans. Ook hier belet niets dat officieuze vertalingen worden gemaakt indien bepaalde bestuurders de Franse taal niet machtig zouden zijn. Het Decreet voorziet voor een aantal punten in een identieke sanctieregeling als het Vlaamse Taaldecreet : – notulen, opgesteld in strijd met het Franse Taaldecreet, zijn absoluut nietig; – de rechter stelt de nietigheid ambtshalve vast; – de opheffing van de nietigheid heeft slechts uitwerking vanaf de dag van de vervanging ervan door de in de juiste taal opgestelde notulen. In tegenstelling tot het Vlaamse Taaldecreet zegt het Franse Taaldecreet echter niets over het effect dat de nietigheid sorteert ten aanzien van de rechten van derden. Het decreet voorziet evenmin in strafrechtelijke of administratieve sancties.
De Gecoördineerde Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken Deze wetgeving vindt toepassing op de akten en bescheiden van private nijverheids-, handels- of financiebedrijven die voorgeschreven zijn bij de wetten en reglementen. Met «reglementen» worden bedoeld, de voorschriften van de administratieve instanties, inclusief machtigingen of vergunningen. De betrokken vennootschappen dienen de taal te hanteren van het gebied waar hun exploitatiezetel of hun onderscheiden exploitatiezetels gevestigd zijn. Er wordt bijgevolg geen uitzondering gemaakt voor de gemeenten met een bijzondere regeling. De bedrijven in de randgemeenten rond Brussel en in de taalgrensgemeenten moeten de taal gebruiken van hun taalgebied. Bedrijven met exploitatiezetel in BrusselHoofdstad hebben de keuze tussen het Frans en het Nederlands of beide samen15. Ook hier zal de niet-naleving van de taalwetgeving aanleiding geven tot sancties. Zo zullen de notulen, naar de vorm in strijd met de voormelde regeling, door het betrokken bedrijf dienen te worden vervangen door notulen die naar de vorm wél regelmatig zijn. Dit kan gebeuren op eigen initiatief, dan wel op aanmaning van de bevoegde dienst, overheid of rechtsinstantie. Indien binnen de maand aan deze aanmaning geen gevolg werd gegeven, dan kan voormelde dienst, overheid of rechtsinstantie, evenals iedere belanghebbende zich wenden tot de vrederechter teneinde de betrokken notulen op kosten van het bedrijf te laten vertalen door een beëdigd vertaler.
De vervanging heeft uitwerking op de datum van het vervangen bescheid, m.a.w. voorzover de belanghebbenden de onregelmatigheid opwerpen, zal het onregelmatige stuk niet tegenstelbaar zijn, noch aan de partij voor wie het is bestemd, noch aan derden. Vanaf het ogenblik dat het onregelmatig bescheid wordt vervangen, wordt het geacht regelmatig te zijn geweest van bij de aanvang. Daarnaast zal de sanctieregeling, voorzien in het Vlaamse Taaldecreet, tevens toepassing vinden op overtredingen van de Gecoördineerde Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, voorzover de notulen van het betrokken bedrijf in het Nederlands dienen te worden opgesteld.
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)
J. VAN HILLE, La Société anonyme : aspects juridiques et pratiques, Brussel, Bruylant, 1990, 143. B.S. 6 september 1973. Arbitragehof 30 januari 1986, B.S. 12 februari 1986; Arbh. Bergen 28 september 1989, J.T.T. 1990, 428. B.S. 27 augustus 1982. B.S. 12 februari 1986. B.S. 10 december 1986. K.B. van 18 juli 1966, B.S. 2 augustus 1966. Art. 6 K.B. van 18 juli 1966 : Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Noode, SintLambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst en Watermaal-Bosvoorde. (9) Art. 7 K.B. van 18 juli 1966 (randgemeenten) : Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem; art.8 K.B. van 18 juli 1966 (taalgrensgemeenten) : Mesen, Helkijn, Spiere, Dottenijs, Herseaux, Houthem, Komen, Luingne, Moeskroen, Neerwaasten, Ploegsteert, Waasten, Ronse, Vloeberg, Bever, Edingen, Lettelingen, Mark, Herstappe, Moelingen, Remersdaal, ’s Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren, SintPieters-Voeren en Teuven. (10) Art. 5 K.B. van 18 juli 1966 : Eupen, Eynatten, Hauset, Hergenrath, Kelmis, Kettenis, Lontzen, Neu-Moresnet, Raeren, Walhorn, Amel, Bullingen, Butgenbach, Crombach, Elsenborn, Heppenbach, Lommersweiler, Manderfeld, Meyerode, Recht, Reuland, Rocherath, Sankt-Vith, Schoenberg en Thommen. (11) Hiermee wordt verwezen naar Kamer en Senaat die in hun reglementen voorzien in een notuleringsplicht. (12) Voorheen waren de gewone regels van de beraadslagende vergaderingen enkel van toepassing op de N.V. (art. 67 Venn. W.). (13) Art.259 W. Venn. (B.V.B.A.), art. 523 W. Venn. (N.V.), art. 657 W. Venn. (C.V.A.). (14) Met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 maand en met een geldboete van 26 tot 500 frank (te vermenigvuldigen met de wettelijke opdeciemen : x 200) of met één van deze straffen alleen. (15) Vr. en Antw., Kamer, nr.20, 220/03/1983, p. 1565.
(501/NB I.A.B.)
© 2001 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : J. De Leenheer, I.A.B., Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail :
[email protected]) I.A.B.-publicatie, in samenwerking met Ced.Samsom, Kouterveld 14, 1831 Diegem