SPW Jaarverslag 2014
Inhoudsopgave Inleiding Kerncijfers Integraal risico-management Premie- en toeslagbeleid Vermogensbeheer Communicatie Wet- en regelgeving: wijzigingen in reglementen en statuten Organisatie
2 3 6 9 11 13 21 22 23
2 Verslag Raad van Toezicht
27
3 Oordeel van het verantwoordingsorgaan
29
4 Reactie van het bestuur
31
5 Jaarrekening
33 34 35 36 37 47 62
1 Bestuursverslag
Balans Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht over 2014 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2014 Toelichting op de balans over 2014 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
87 87 88 89 90
7 Colofon
92
6 Overige gegevens
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
1 Bestuursverslag
2
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Inleiding Het bestuur van SPW legt in en via dit jaarverslag verantwoording af. Dat gebeurt op verschillende manieren. Waar nodig wordt gelinkt naar documenten die op de website staan. Hierop staan de belangrijkste beleidsdocumenten, de financiële opzet van ons fonds, de reglementen en de beschrijving van de organisatie. Dit jaarverslag moet dus in samenhang worden beschouwd met deze documenten. Behalve dit jaarverslag brengt het bestuur ook een Verslag Verantwoord Beleggen uit. Dit jaarverslag beschouwt SPW niet primair als een communicatiemiddel voor zijn deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Voor deze belanghebbenden komt in de najaarseditie van het magazine een verkort jaarverslag te staan.
Principes Pensionfund Governance Het waarborgen van de Principes van Pensionfund Governance (PFG) en de Code Pensioenfondsen is een continu proces. Het bestuur geeft via dit verslag inzicht in de wijze waarop het invulling geeft aan onder meer de taken en werkwijze van het bestuur, deskundigheid- en competentie-ontwikkeling, verantwoording, risicomanagement, transparantie, communicatie, inrichting en organisatie. Per 1 januari 2014 respectievelijk 1 juli 2014 zijn de Code Pensioenfondsen en de Wet versterking bestuur pensioenfondsen van toepassing. Deze Wet versterking bestuur pensioenfondsen bevat eisen ten aanzien van de deskundigheid van het bestuur van pensioenfondsen en het interne toezicht. De Code Pensioenfondsen bevat een aantal richtlijnen ten aanzien van de verantwoording in het jaarverslag over PFG. De Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van PFG, zoals de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft gepubliceerd. Een samenvatting van het Bevindingenrapport van de Raad van Toezicht, het Oordeel van het Verantwoordingsorgaan en de reacties van het bestuur hierop zijn afzonderlijke hoofdstukken achter het bestuursverslag.
Code Pensioenfondsen Het bestuur houdt zich zoveel als mogelijk aan de Code Pensioenfondsen. Een groot deel van de normen uit deze code
worden geadresseerd in dit jaarverslag. Het bestuur heeft ook een afzonderlijk document vastgesteld, waar alle normen uit de code in staan. In dat document geeft het bestuur telkens aan of het voldoet aan de norm en zo ja, hoe. Als het fonds niet aan de norm voldoet, legt het bestuur in dit verslag uit waarom het hieraan niet of nog niet voldoet. De Code Pensioenfondsen en de invulling ervan door het bestuur staat op de site. Belangrijke normen uit de code zijn in 2014 door het bestuur behandeld.
Kernactiviteiten De kernactiviteiten van SPW zijn het innen van de door het bestuur vastgestelde premie, de administratie hiervan alsmede de administratie van de toegekende aanspraken, het beleggen van de financiële middelen en het tijdig betalen van de toegekende uitkeringen.
Organisatie SPW is een stichting met een bestuur dat zorg draagt voor deze activiteiten. Het bestuur heeft praktisch al deze activiteiten uitbesteed aan APG. De reden van de uitbesteding is dat het fonds zich te kleinschalig vindt om op een beheerste wijze het vermogensbeheer, het pensioenbeheer en de communicatie zelf uit te voeren. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor een juiste en tijdige uitvoering van deze activiteiten. Het bestuur heeft drie bestuurscommissies ingericht, die adviezen voorbereiden voor het bestuur, de uitvoering monitoren en terugkoppelen. Het bestuur werkt met een strategienota 2013 – 2015. Hieruit worden doelstellingen afgeleid die worden vastgelegd in een jaarkalender. Elke commissie werkt via zo’n jaarkalender (zie verder: Organisatie op pagina 23)
Missie en visie Het bestuur heeft zijn missie en visie vastgelegd en in 2014 geactualiseerd: Ruim zestig jaar geleden is de pensioenregeling voor woningcorporaties ondergebracht in een zelfstandig pensioenfonds, SPW, Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties. Werkgevers binnen de cao voor
3
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
woningcorporaties zijn verplicht alle werknemers aan de pensioenregeling deel te laten nemen.
onderschreven. De deelnemers en gepensioneerden geloven zelf geen betere beleggingsresultaten te kunnen behalen.
Missie
Belangrijkste elementen van het gevoerde beleid / realisatie verwachtingen voorgaand jaar
Een waarde- en welvaartsvast pensioen tegen betaalbare premies en aanvaardbare risico’s voor iedere werknemer van woningcorporaties.
Hierna volgen de belangrijkste punten van het gevoerde beleid. In de afzonderlijke hoofdstukken van dit jaarverslag worden deze verder uitgediept.
Visie Wij geloven – vanuit de cultuur van woningcorporaties waaruit we zijn ontstaan - dat zorg dragen voor de pensioenen van deelnemers en gepensioneerden meer betekent dan de technische uitvoering van financieel beleid. Daarom streven we naar een solide (uitvoering van de) pensioenregeling én een betrokken en sociale relatie met de belanghebbenden van het pensioenfonds.
Financieel beleid Een solide pensioen betekent in vermogensbeheer dat verantwoorde risico’s genomen moeten worden. Voor het risicomanagement van SPW houdt dit in dat gezocht wordt naar een optimum tussen de kosten en opbrengsten van het risico. De financiële risico’s van het fonds moeten afgeleid zijn van de rendementsdoelstelling. De dynamiek die onze omgeving kenmerkt, vereist voortdurende aandacht en tijdige bijsturing.
Optimale dienstverlening SPW communiceert intensief met de betrokkenen bij het fonds. Uitgangspunt hierbij is dat alle betrokkenen kunnen weten waar zij als individu en collectief aan toe zijn. SPW is benaderbaar en behulpzaam en is proactief bij belangrijke momenten in het leven van deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden.
Risicobereidheid In 2013 heeft SPW de risicobereidheid onder de deelnemers, gepensioneerden en werkgevers gepeild. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek lijkt er draagvlak te bestaan voor een regeling met enig risico. De voorkeuren van deelnemers en gepensioneerden zijn wel verdeeld als het gaat om een regeling met weinig respectievelijk meer risico’s. Jongere deelnemers willen minder risico lopen terwijl oudere werknemers en met name gepensioneerden meer risico willen lopen. Zeker als zij ervan uit kunnen gaan dat er een redelijk vaste bodem is waar het pensioen niet onder kan zakken. De deelnemers vertrouwen erop dat SPW goed door de financiële crisis heen komt en voelen zich thuis bij het fonds. Principes van collectiviteit en solidariteit tussen generaties worden
Governance De Wet versterking bestuur pensioenfondsen leidt onder meer tot een verzwaring van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Raad van Toezicht. Zo keurt de raad het jaarverslag goed en is de raad bevoegd om een bestuurslid te ontslaan bij disfunctioneren. In overleg hebben bestuur en Raad van Toezicht besloten om de samenstelling van de raad niet te wijzigen. De raads- en bestuursleden kunnen zich vinden in de nieuwe invulling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Er is een onafhankelijke bestuurder aangetrokken met financieel risicomanagement in de portefeuille; deze is inmiddels na instemming door DNB, benoemd. Begin 2015 is ook de door de pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan (VO) voorgedragen bestuurder, na instemming door DNB, benoemd. In het kader van de implementatie van de wet Versterking zijn voor het nieuwe VO verkiezingen gehouden. Het VO is in mei 2014 geïnstalleerd. De reglementen van het VO zijn in lijn gebracht met de nieuwe wettelijke bepalingen. Ook zijn de statuten aangepast. Hiermee kwamen de Deelnemersraad en het oude VO te vervallen. Het bestuur dankt de leden van de Deelnemersraad en het oude VO voor hun inzet en betrokkenheid over de afgelopen jaren. Het bestuur heeft uitvoering gegeven aan het ontwikkelplan op het gebied van deskundigheid en competenties. Hierin is het bestuur verder gegaan met de workshops onder begeleiding van een externe adviseur. De deskundigheid op het gebied van alternatieve beleggingen is verbeterd in een intensief traject, grotendeels onder begeleiding van externe specialisten. Onder andere via risicoworkshops heeft het bestuur het integraal risicomanagement verdiept en verscherpt. Een ander belangrijk aandachtspunt van het bestuur was de vastlegging van het diversiteitsbeleid (zie pagina 24).
4
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
De overeenkomsten met APG met betrekking tot het vermogensen pensioenbeheer lopen eind 2015 af. Het bestuur heeft zich hierop voorbereid en heeft onderhandelingen gevoerd over voortzetting van de contracten. Deze onderhandelingen hebben begin 2015 geleid tot de ondertekening van een intentieverklaring.
Vermogensbeheer en financieel beleid Het fonds heeft in 2014 23% rendement geboekt; de benchmark gaf hetzelfde resultaat. Praktisch alle beleggingscategorieën droegen bij aan het resultaat. SPW dekt een groot gedeelte van het renterisico af. Over 2014 bedroeg de bijdrage van de renteafdekking aan het portefeuille rendement 14,6 procentpunt (zie verder: vermogensbeheer pagina 13). De financiële positie van het fonds (zie verder: premie en toeslagbeleid pagina 11) maakte het mogelijk om per 1 januari 2015 een gedeeltelijke toeslag te verlenen aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers van 0,18%. De actieve deelnemers kregen geen toeslag omdat er in de referteperiode geen algemene loonsverhogingen in de sector zijn geweest. Een ander belangrijk punt in 2014 betrof de afronding door DNB van het onderzoek naar innovatieve beleggingen van SPW. DNB heeft onderzoek gedaan naar de beheersomgeving van de alternatieve beleggingen van SPW. De kritiekpunten van DNB zijn
door het bestuur geadresseerd en opgepakt. In 2014 resteerden nog een paar openstaande punten. Deze zijn in 2014 naar tevredenheid van de toezichthouder afgehandeld.
Pensioenbeleid Vanwege de fiscale aanpassingen, ingaand op 1 januari 2015, heeft het bestuur – nadat cao-partijen hiertoe besloten hadden het pensioenreglement aangepast en voor het salaris boven honderdduizend euro een netto pensioenregeling geïntroduceerd. Ook heeft het bestuur het premie- en toeslagenbeleid en het beleggingsbeleid aangepast; deels vooruitlopend op de introductie van het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) in 2015. Deze wijzigingen zijn in een ALM-studie doorgerekend op hun langetermijneffecten op pensioenresultaat, premiehoogte, dekkingsgraad en risico’s. Bij deze aanpassingen heeft het bestuur een zorgvuldige afweging gemaakt van de belangen van de belanghebbenden. Wat betreft de deelnemers is daarbij ook gekeken naar de verschillende generaties.
Toekomstparagraaf 2015 staat in het teken van de invoering van het nFTK. Het bestuur wil een strategienota 2016 – 2018 vaststellen. Bovendien gaat de nieuwe Wet Pensioencommunicatie op 1 juli 2015 in. Ook dienen de overeenkomsten met betrekking tot het vermogensen pensioenbeheer nader ingevuld te worden.
5
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Kerncijfers Kerncijfers (bedragen in 1.000 euro) 2014
2013
2012
2011
2010
Werkgevers
405
408
450
466
488
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
29.443 21.459 16.940
32.074 20.347 16.151
34.266 19.128 15.699
35.512 17.742 14.588
36.093 17.263 13.731
67.842
68.572
69.093
67.842
67.087
0,00% 0,00% 0,00% 0,18% 30,00% 0,00%
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
356.146 253.079 11.395 190.989
335.181 282.811 11.639 173.435
341.439 278.151 12.479 160.396
316.468 289.974 11.383 147.009
312.201 237.725 11.597 135.104
Aantallen
Totaal
Toeslagverlening Reguliere toeslagverlening actieven Als percentage van de norm Inhaaltoeslagverlening actieven Toeslagverlening inactieven Als percentage van de norm Inhaaltoeslagverlening inactieven Pensioenuitvoering Feitelijke premie Kostendekkende premie [1] Pensioenuitvoeringskosten[2] Uitkeringen [1] Vanaf 2012 gedempte kostendekkende premie. [2] SPW meldt met ingang van 2011 de kosten conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie in het jaarverslag. Hierdoor is een vergelijking met de cijfers van eerdere jaren moeilijk. In hoofdstuk 1 zijn de uitvoeringskosten opgenomen.
6
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
2014
2013
2012
2011
2010
7,5% 27,1% 37,8% 17,0% 10,6%
7,6% 30,0% 37,2% 11,5% 13,7%
7,3% 29,6% 33,7% 18,1% 11,3%
8,4% 30,7% 34,0% 15,1% 11,8%
9,1% 35,9% 36,2% 7,1% 11,7%
Beleggingsrendement incl. swaps Beleggingsrendement excl. swaps Benchmark [3] Z-score Performancetoets
23,0% 8,4% 23,0% 0,76 2,70
2,9% 5,8% 1,7% 0,88 2,29
14,4% 8,6% 13,1% 0,78 1,14
11,8% 0,8% 10,4% 0,78 0,73
13,2% 5,5% 13,4% -0,03 1,17
Belegd vermogen Opbrengst uit belegd vermogen
10.453.119 1.937.438
8.348.226 229.422
7.925.944 979.859
6.901.199 735.598
5.719.158 682.125
Totaal pensioenverplichtingen
9.227.078
7.382.467
7.473.374
6.710.034
5.606.680
Stichtingskapitaal en reserves Pensioenvermogen
1.249.039 10.476.117
985.165 8.367.632
499.441 7.972.815
102.284 6.812.318
304.269 5.910.949
Aanwezige dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
113,5% 104,2% 117,8%
113,3% 104,2% 118,0%
106,7% 104,2% 117,4%
101,5% 104,2% 117,8%
105,4% 104,2% 117,7%
Beleggingsportefeuille Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingsperformance
[3] Inclusief renteswaps.
7
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
8
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Integraal risico-management Het bestuur past integraal risicomanagement toe bij het formuleren van de strategie en het realiseren van de doelstelling, zoals verwoord onder de missie van SPW: een waarde- en welvaartsvast pensioen realiseren tegen betaalbare premies en aanvaardbare risico’s. Bij strategische beslissingen worden risico’s en doelstellingen nadrukkelijk in samenhang beschouwd.
Risicohouding en ambitie De mate waarin het bestuur bereid is risico’s te nemen vloeit voort uit de doelstellingen en ambitie van het fonds. De doelstelling is het realiseren van een middelloonregeling met een ambitie (voorwaardelijk) tot volledige indexatie. Dit is vertaald in een risicohouding en komt tot uitdrukking in het strategisch risicokader. Dit kader wordt gevormd door de ALM-studie, het premie- en toeslagbeleid, het beleggingsbeleid en het kortingsbeleid. In de keuze voor de risicohouding wordt een afweging gemaakt tussen de hoogte van de premie, het verwachte pensioenresultaat, de toeslagambitie en de te nemen risico’s ten aanzien van de beleggingen. De verantwoordelijkheid en sturing op dit beleid liggen bij het bestuur. Toetsing en regie vinden plaats bij het bestuursbureau van het fonds. De operationalisering van het beleid gebeurt grotendeels bij de uitvoeringsorganisatie.
Aanpak risicomanagement Het risicomanagement van SPW is procesmatig ingericht en gebaseerd op het COSO ERM raamwerk.
In maand-, kwartaal- en jaarrapportages wordt over de ontwikkelingen van risico’s gerapporteerd.
De organisatie van het integraal risicomanagement De organisatie is gebaseerd op het three-lines-of-defence model in de governance van het risicomanagement. Hierin is de onafhankelijkheid van de risicomanagement- en compliancefunctie ten opzichte van de bedrijfsvoering geregeld. Daarnaast is er sprake van intern en extern toezicht.
Eerste beheersingslijn Het lijnmanagement is verantwoordelijk voor de resultaten, operatie, compliance en effectieve controle van risico’s. Een deel van de controle ligt bij de uitvoeringsorganisatie [1] die volgens mandaat in een raamwerk van limieten en restricties is opgenomen.
Tweede beheersingslijn De risicomanager van SPW, werkzaam op het bestuursbureau van SPW, ziet toe op de uitvoering en het management van, de controle op en de rapportage over de risico’s door de uitvoeringsorganisatie. Met deze invulling wordt countervailing power ten opzichte van de uitvoerder bewerkstelligd. Binnen het kader van countervailing power valt ook het toetsen en vervolgens interpreteren van de risico-informatie van APG door het inschakelen van een onafhankelijke partij. Hierdoor verkrijgt de risicomanager de mogelijkheid om verificatie uit te voeren op de geleverde (risico)informatie.
In dit proces worden vier onderdelen onderscheiden, waaronder het vaststellen van de doelstellingen - waar risicohouding een aspect van is. Vervolgens worden de belangrijkste risico’s geïdentificeerd en daarna kwalitatief gescoord om vervolgens het risicobeleid hierop aan te passen. Dit is een continu proces. Periodiek voert het bestuur een risicoanalyse uit, gebaseerd op de risicomethodiek FIRM van DNB.
Derde beheersingslijn
De uitvoering van de beheersingsmaatregelen vindt plaats binnen verschillende organen van het fonds en de uitvoeringsorganisatie. Sommige, vooral financiële, risico’s spelen daarbij op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau en vereisen op elk niveau specifieke aandacht, bijsturing en beheersmaatregelen.
Toezichthoudende organen
De Bestuurscommissie Audit en Uitbesteding (BcA) ziet toe op het ontwerp en de effectiviteit van de interne controles, inclusief de eerste- en tweedelijns risicomanagementactiviteiten. De BcA legt verantwoording af aan het bestuur. Het bestuur behandelt de risicorapportage ieder kwartaal en beoordeelt of de risico’s in control zijn.
De Raad van Toezicht is de interne toezichthouder van het fonds. De raad houdt toezicht op de interne procedures, zoals beleidsen bestuursprocessen en op de manier waarop met de risico’s op lange termijn wordt omgegaan. De Raad van Toezicht bestaat uit
9
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
drie onafhankelijke leden.
(rente-, markt-, valuta- en kredietrisico) optimaal te beheersen.
Het fonds kent tevens een Verantwoordingsorgaan, dat een algemeen oordeel geeft over het handelen van het bestuur. Het Verantwoordingsorgaan mag onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren naar het beleid van het fonds en/of het functioneren van het bestuur.
Marktrisico
Daarnaast vervullen ook de accountant en actuaris een belangrijke rol en zijn DNB en de AFM mede betrokken als externe toezichthouders. In 2014 bevindt het risicomanagement van SPW zich op het volwassenheidsniveau 3 (de belangrijkste processen en maatregelen zijn geformaliseerd en gestructureerd). De risicoindicatoren en -maatstaven zijn in 2014 verder uitgediept en vormen belangrijke input voor verdere verbetering van de integrale risicorapportage, als vast agendapunt op de bestuursvergaderingen. Voor het komende jaar wordt het incident- en issuemanagement verder gestructureerd en ontstaat een beter overzicht van de operationele risico’s, waardoor de effectiviteit van beheersmaatregelen verder zal worden verbeterd.
Het risicoprofiel Het bestuur onderkent risico’s die samenhangen met de doelstellingen van SPW. Door een jaarlijkse risico-inventarisatie [2] blijft het risicobeleid up-to-date. Het fonds maakt hierbij een onderverdeling naar de volgende risico’s: ●
●
●
●
Strategische risico's (balans-, markt-, krediet- en actuarieel risico). Afgeleide financiële risico’s (rente-, valuta-, inflatie-, liquiditeitsen tegenpartijrisico). Uitbestedingsrisico’s (uitvoerings-, waarderings- en communicatierisico). Operationele risico’s.
Marktrisico is het risico van blootstaan aan de wijzigingen in de waardes van de bezittingen door prijsvolatiliteit en liquiditeit.
Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen niet nakomt en dat daardoor de waarde van de blootstelling aan die partij negatief wordt beïnvloed. Die blootstelling kan onder andere ontstaan uit verstrekte kredieten, leningen, vorderingen en ontvangen garanties.
Actuarieel risico Actuarieel risico is het risico dat uitkeringen (nu of in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het pensioenproduct. Het langlevenrisico behoort tevens tot het verzekeringstechnisch risico.
Uitbestedingsrisico’s Uitbestedingsrisico’s zijn risico’s van aan derden uitbestede werkzaamheden betreffende bedrijfsvoering/kwaliteit, continuïteit en integriteit.
Operationele risico’s Operationele risico’s worden risico’s verstaan die ontstaan door het uitvoeren van (reguliere) processen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat mensen fouten kunnen maken, met het feit dat processen onbedoelde bijwerkingen hebben, met juridische omstandigheden, met het managen van reputatie en met onvoldoende aandacht en controle voor integriteit, enzovoorts. [1] Ook de uitvoeringsorganisatie hanteert intern het three-linesof-defense model.
Balansrisico Balansrisico is het risico dat de waarde van verschillende balansposten beïnvloed wordt door (verschillende) risicofactoren. SPW onderkent de directe relatie tussen het balansrisico en de onderliggende risico’s. SPW voert een beleid om deze risico’s
[2] Dit betreffen twee risico workshops: risico identificatie en het kwalitatief risico scoren van de onderkende risico’s.
10
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Premie- en toeslagbeleid Premiebeleid
van inhaaltoeslagen.
Het premiebeleid is vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (Abtn) 2014 van het fonds.
Pensioenpremie De premie voor 2014 is vastgesteld op het maximale premieniveau. Dit is 31% van de pensioengrondslag voor deelnemers geboren na 1949 en 26% voor deelnemers geboren vóór 1950. De premiepercentages in 2014 zijn gelijk aan die van 2013. De premieopbrengsten in 2014 zijn hoger dan de gedempte kostendekkende premie.
Tot en met 2014 maakte SPW gebruik van het begrip beleidsdekkingsgraad. Deze was, door SPW, gedefinieerd als het minimum van de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste vier kwartalen en de dekkingsgraad ultimo van het boekjaar (na reguliere toeslagverlening).
Toeslagverlening Per 1 januari 2014 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd met een toeslag vanwege de financiële positie van het fonds ultimo 2013.
Premie 2014 (in 1.000 euro) Gedempte kostendekkende premie Zuivere kostendekkende premie Feitelijke premie
253.079 261.610 356.146
Het per 1 januari 2015 gewijzigde Financieel Toetsingskader leidt tot een wijziging van het toeslagbeleid, toekomstbestendig indexeren genoemd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een, door de wet, gedefinieerde beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is vanaf 2015 in het nFTK gedefinieerd als de voortschrijdende gemiddelde dekkingsgraad over de laatste twaalf maanden.
Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Voor drie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen waren de premies in 2014 als volgt: ●
●
WIA-excedentpensioen 0,75% (2013: 0,7%) van de WIAexcedentgrondslag, inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen. De franchise voor het WIA-excedentpensioen was in 2014 51.678 euro (2013: 51.156 euro). WIA-pluspensioen en WGA-hiaatpensioen 0,25% (2013: 0,2%) van het pensioengevend loon, inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen.
De consumentenprijsindex van alle huishoudens was in de referteperiode van 31 juli 2013 tot 31 juli 2014 0,6%. Over de referteperiode 1 augustus 2013 tot en met 31 juli 2014 heeft geen collectieve loonsverhoging plaatsgevonden. Op basis van de methode van toekomstbestendig indexeren kon 30% van de beoogde toeslag worden verleend. Aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is daarom een toeslag van 0,18 procent verleend per 1 januari 2015. De beoogde en verleende toeslag over de opgebouwde rechten van actieve deelnemers is nihil.
Toeslagbeleid
Achterstand in toeslagverlening
Het toeslagbeleid is vastgelegd in de Abtn 2014 van het fonds.
Per 1 januari 2015 bedragen de cumulatieve niet verleende toeslagen over de periode 2009 tot en met 2015 voor actieve deelnemers 8,24% en voor gewezen deelnemers en gepensioneerden 11,02%.
Toeslagverlening is voorwaardelijk, dus geen recht. En het fonds reserveert er niet voor. De dekkingsgraad waaronder geen toeslagen worden verleend bedraagt 110%. Bij een beleidsdekkingsgraad tussen 110% en 135% worden toeslagen gedeeltelijk toegekend en vanaf 135% volledig. Pas boven de nominale dekkingsgraad van 135% kan sprake zijn
Voorwaardelijke regeling (VPL) Ultimo 2014 zijn er 7.454 deelnemers met een voorwaardelijke pensioentoezegging uit de zogenoemde VPL-regeling. De contante waarde van de nog niet gefinancierde aanspraken
11
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
bedraagt ultimo 2014 398 miljoen euro op basis van de actuariële grondslagen van het fonds. Uit premie- en interestopbrengsten is door cao-partijen bij het fonds een reserve opgebouwd ad 18 miljoen euro ten behoeve van de verplichte affinanciering ultimo 2020. Deze reserve is als VPL-schuld opgenomen op de balans van het fonds. Het financieringsrisico van de VPL-regeling ligt bij de cao-partijen. De VPL-premie is voor 2014 vastgesteld op 3,4% van het pensioengevend loon (2013: 3,0%).
Verkort actuarieel verslag
Doelstelling De belangrijkste doelstelling is de zekerstelling van de toegezegde pensioenen, zowel de ingegane als de nog op te bouwen pensioenen. Daarnaast streeft het fonds ernaar dat de pensioenen waarde- en welvaartsvast blijven, indien en voor zover de financiële positie van het fonds dit toelaat.
In totaal is in 2014 een positief resultaat behaald van 263.874 euro (2013: 485.724 euro), dat is toegevoegd aan het eigen vermogen. De specificatie van het resultaat is als volgt: Omschrijving
2014
2013
Intrest Premie Toeslagverlening Sterfte Arbeidsongeschiktheid Uitkeringen Waardeoverdracht Uitvoeringskosten Rentetermijnstructuur VPL Regeling Actuariële grondslagen Overige oorzaken
1.900.558 65.667 7.149 -823 -382 -4.378 1.516 -1.644.424 7.190 -38.786 -29.413
202.593 9.995 6.203 1.832 -125 -224 1.483 263.034 1.426 -493
Totaal
263.874
485.724
Financiering De pensioenen worden gefinancierd door kapitaaldekking. Bij de berekening van de technische voorziening van de opgebouwde aanspraken wordt geen rekening gehouden met toekomstige toeslagen. Er worden aannames gedaan over de toekomstige ontwikkelingen op basis van bepaalde kansen en ervaringscijfers. Het fonds stelt de technische voorziening vast op basis van de overlevingstafel ‘Prognosetafel AG2014’ toegepast met fondsspecifieke ervaringssterfte en is gelijk aan de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenen op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Dit kwam eind 2014 overeen met een gemiddelde rekenrente van 1,9% (2013: 2,8%).
Financiële positie De dekkingsgraad is eind 2014 113,5%. Het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) is 4,2% en het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is 17,8%. Conform het herstelplan uit 2009 werd een dekkingsgraad verwacht van 111,3% eind 2014. Het herstelplan uit 2009 is ultimo 2014 komen te vervallen door de wijzigingen in het Financieel Toetsingskader per 1 januari 2015. In 2015 zal een nieuw herstelplan moeten worden opgesteld.
12
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Vermogensbeheer Het beleggingsbeleid in 2014 is onder andere gebaseerd op het Strategisch Beleggingsplan 2013-2015, dat is opgesteld in aansluiting op de in 2012 uitgevoerde ALM-studie. Daarnaast is het beleggingsbeleid gebaseerd op onze economische visie en de mogelijkheden om de verdeling naar (illiquide) beleggingscategorieën op korte termijn aan te passen. Gedurende 2014 zijn de ontwikkelingen in de financiële markten nauwgezet gevolgd en getoetst aan de economische visie, en zijn mogelijke bijstellingen van de portefeuille besproken. Gedurende het jaar is vastgehouden aan het beleid zoals vastgelegd in het Beleggingsplan 2014 van SPW .
onzekere economische situatie is meer belegd in staatsobligaties aangezien deze categorie in een deflatiescenario een beter verwacht rendement laat zien. Daarnaast is het normgewicht voor hedgefondsen verhoogd naar 4%. Tenslotte is in 2014 een groter deel van de waarde van de overlay-portefeuille belegd in de asset mix van SPW. In onderstaande tabel zijn de strategische beleggingsmix en de normportefeuilles voor 2014 en 2015 opgenomen. Daarnaast is de daadwerkelijke allocatie ultimo 2014 weergegeven.
Beleggingsovertuigingen
Strategische beleggingsmix op deelniveau, de norm 2014, de werkelijke vermogensverdeling ultimo 2014 en de norm voor 2015 (in procenten)
SPW baseert de keuzes in het beleggingsbeleid op onderstaande beleggingsovertuigingen.
Beleggingscategorie
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
Asset allocatie is de belangrijkste keuze in relatie tot het uiteindelijke rendement. Bepaalde beleggingsrisico’s worden op lange termijn beloond. Voor illiquide beleggingen wordt een extra vergoeding ontvangen. Op lange termijn treedt mean reversion op. Diversificatie is belangrijk, maar er zit wel een grens aan. Het pensioenfonds belegt alleen in categorieën en strategieën als er voldoende inzicht is. Inzicht in de kosten van de beleggingen is belangrijk. Belangen verschillen. Innovatie en snelheid van handelen lonen. Investeringen van het pensioenfonds zijn maatschappelijk verantwoord.
Beleggingsbeleid 2014 In 2014 heeft SPW de portefeuille ingericht op basis van de in het beleggingsplan opgenomen normgewichten. Daaromheen werden kleine tactische accenten gezet door gedurende een groot deel van het jaar overwogen posities aan te houden in aandelen en commodities ten opzichte van de normgewichten voor deze beleggingscategorieën. Vastrentende waarden waren veelal onderwogen gedurende 2014. Ten opzichte van 2013 is er een aantal wijzigingen doorgevoerd in de vermogensverdeling. Binnen de vastrentende waarden is een uitruil van credits naar staatsobligaties doorgevoerd. Gezien de
Vastrentende waarden - Staatsobligaties - Credits - Emerging markets debt Aandelen - Ontwikkelde markten - Minimum Volatility - Opkomende markten Vastgoed Alternatieve beleggingen - Commodities - Hedgefondsen - Private equity - Infrastructuur - Opportunities Overlay Totaal
Strategische norm 20132015
Norm 2014
Werkelijk ultimo 2014
Norm 2015
44,0
42,0
40,4
48,0
14,0 30,0
21,0 21,0
20,4 20,0
22,0 21,0
-
-
-
5,0
30,0
25,5
29,1
27,0
19,0
16,0
19,3
16,0
5,0
4,5
4,5
5,0
6,0
5,0
5,2
6,0
10,0
8,5
8,1
9,0
16,0
14,0
11,8
14,0
5,0 5,0 6,0 -
4,0 4,0 6,0 10,0
3,3 3,0 4,7 0,4 0,3 10,6
5,0 5,0 4,0 2,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Vooruitzichten beleggingsbeleid In 2014 heeft SPW een ALM studie uitgevoerd waarin onder andere een aantal beleggingsonderwerpen is onderzocht. Zo is onder meer de toegevoegde waarde van een aantal beleggingscategorieën geëvalueerd. Ook is in de ALM-studie (her)bevestigd dat hedgefondsen een positief effect hebben op
13
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
de risico-rendementsverhouding van de beleggingsportefeuille. Daarnaast biedt het nFTK de ruimte om het strategische beleid in 2015 uit te voeren; het bestuur heeft hiervan gebruik gemaakt door het risico eenmalig te verhogen. Het strategisch beleid kon immers de afgelopen jaren niet worden uitgevoerd omdat dit beleid risicovoller is dan het beleid bij aanvang van het herstelplan (2008). De ALM-studie heeft qua uitgangspunten en bevindingen geen aanleiding gevormd voor afwijkende standpunten en heeft mede als input gediend voor het Beleggingsplan 2015.
Beheersing beleggingsrisico's SPW loopt bepaalde beleggingsrisico's. De beheersing van onderstaande risico's is voor SPW van wezenlijk belang.
Renterisico Om het renterisico tussen de pensioenverplichtingen van SPW en de beleggingen te mitigeren heeft SPW een renteafdekkingsbeleid vastgesteld. In 2014 stuurde SPW de afdekking van het renterisico op een percentage van de netto verplichtingen. Netto-afdekking van de verplichtingen kan worden geïnterpreteerd als de afdekking door middel van renteswaps van het renterisico van de verplichtingen na aftrek van het renterisico van de vastrentende waarden portefeuilles. Het beleid van SPW ten aanzien van renteafdekking is erop gericht om bij hogere rentestanden de rentegevoeligheid van de verplichtingen meer te beschermen dan bij lagere rentestanden. In 2014 bedroeg het normatieve netto renteafdekkingspercentage 52%. Gedurende 2014 heeft SPW aanvullende beheersingsmaatregelen getroffen om het curverisico te mitigeren.
Valutarisico De valutarisico's op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yen en Hong Kong dollars dekt SPW gedeeltelijk af door valutatermijncontracten af te sluiten. Op basis van de ALM-studie van 2012 concludeerden het bestuur dat volledige afdekking van het valutarisico niet optimaal is. Om die reden heeft het bestuur in 2013 het strategisch niveau voor de afdekking verlaagd; in 2013 daalde de afdekking naar 92% en in 2014 naar 82%. Valutarisico’s op beleggingen in Hong Kong dollars wordt afgedekt via Amerikaanse dollars.
Overzicht rendementen De gehele portefeuille kende een rendement van 23,0% waarmee het rendement gelijk was aan de benchmark. Het rendement van SPW werd voor een groot deel gedreven door de bijdrage van de renteswaps om het renterisico te verminderen. De bijdrage van de
renteafdekking aan het totaal rendement bedroeg 14,6 procentpunt. Het afdekken van het valutarisico droeg negatief (4,8 procentpunt) bij aan het totaal rendement van SPW.
Netto (euro) rendementen in procenten gedurende 2014. Beleggingscategorie Vastrentende waarden - Staatsobligaties - Credits Aandelen - Ontwikkelde markten - Minimum Volatility - Opkomende markten Vastgoed Alternatieve beleggingen - Commodities - Hedgefondsen - Private equity - Infrastructuur - Opportunities Rendement incl. derivaten
Rendement portefeuille
Rendement benchmark
13,4 14,8
13,1 14,5
17,7 24,2 12,0 20,4
16,7 23,2 11,4 20,2
-27,2 16,5 24,4 22,4 0,8 23,0
-23,8 18,1 24,4 26,0 15,2 23,0
Rendementen per beleggingscategorie Hierna worden de resultaten per beleggingscategorie toegelicht.
Vastrentende waarden De vastrentende waarden portefeuille bestaat uit staatsobligaties en bedrijfsobligaties (credits). Het uitzonderlijk hoge rendement van staatsobligaties kan worden toegeschreven aan de dalende rente in de eurozone en de dalende spreads van andere landen ten opzichte van Duitsland. De dalende rente werd door een combinatie van factoren veroorzaakt zoals de gedaalde inflatie en de maatregelen van de ECB. Een positieve bijdrage van landenwegingen zorgde over het geheel genomen voor een outperformance van de portefeuille tegenover de benchmark. De markten voor credits lieten regionale verschillen zien gedurende het jaar, maar realiseerden aantrekkelijke rendementen als gevolg van de gedaalde rentes, ingekomen credit spreads. Het (sector)allocatiebeleid binnen deze portefeuille heeft positief bijgedragen aan het resultaat.
Aandelen De winstgroei die de aandelenbeleggers begin 2014 voor het jaar hadden verwacht, werd niet waargemaakt. De winstgroei werd neerwaarts bijgesteld. Toch bleven de aandelenmarkten stijgen, 14
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
vooruitlopend op nieuwe maatregelen van de centrale banken (vooral in Europa en Japan). Vanwege de aanhoudend lage rentes verhoogden de beleggers, in het streven naar rendement, hun allocatie naar risicovollere beleggingscategorieën zoals aandelen. Net als in 2013 werden de benchmarks in 2014 door de fondsen Ontwikkelde Markten en Minimum Volatility ruim verslagen. Het besluit om in 2013 actief te gaan beleggen, pakte voor 2013 en 2014 derhalve dan ook positief uit. In 2014 realiseerde opkomende markten een rendement van 12,0% tegenover een benchmark rendement van 11,4%.
Hedgefondsen De beleggingscategorie hedgefondsen is een verzameling van alternatieve beleggingsstrategieën die zich onderscheiden van traditionele beleggingen. In deze categorie hebben beheerders meer vrijheid in hun beleggingsstijl. In 2014 en 2015 is er door SPW wederom veel aandacht besteed aan deze categorie. Zo zijn er managers bezocht, kennissessies georganiseerd, en is de beleggingscategorie en uitvoering ervan geëvalueerd. De beleggingen in hedgefondsen hebben, net als in voorgaande jaren, een positief rendement (16,5%) laten zien. De benchmark liet een rendement van 18,1% zien.
Private equity Vastgoed De vastgoedportefeuille van SPW bestaat uit een aantal deelportefeuilles. Circa de helft van de portefeuille bestaat uit een vastgoedfonds van APG met beursgenoteerd vastgoed en kent een beleggingshorizon met een korte tot middellange termijn. Het rendement van deze portefeuille bedroeg 30,8%. Iets minder dan 20% van de vastgoedportefeuille is ondergebracht in een strategisch vastgoedfonds van APG dat bestaat uit zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde beleggingen. Met deze portefeuille wordt ernaar gestreefd meerwaarde te creëren met een beleggingshorizon op lange termijn. Het rendement van deze portefeuille bedroeg 27,2%. De rendementen van de nietbeursgenoteerde regio- en sector fondsbeleggingen van SPW varieerden van 4,4% tot 18,0%.
Tot en met 2009 is een groot aantal contracten aangegaan met private equity fondsen. Deze fondsen vragen op basis van deze contracten over een periode van een aantal jaren gelden op. In 2012 en 2013 is besloten om nieuwe gelden in deze categorie toe te zeggen aan de private equity pools van APG. Gedurende 2014 is de beleggingscategorie en de uitvoering van het beheer geëvalueerd door SPW. Er is besloten om (op de huidige wijze) te blijven beleggen in private equity. De waarderingen van private equity beleggingen zijn de laatste jaren aanzienlijk hersteld na de forse afwaarderingen in 2008. In het spoor van genoteerde aandelen –mede gedreven door de verbeterde economische omstandigheden- liet private equity ook hoge rendementen zien. Onze private equity portefeuille realiseerde een rendement van 24,4%.
Commodities In 2014 is de waarde van de portefeuille in commodities (grondstoffen) gedaald met maar liefst 27,2%. Hiermee presteerde deze portefeuille ook slechter dan de benchmark (-23,8%). Het negatieve rendement is grotendeels veroorzaakt door de energiesector binnen deze categorie. Deze sector werd hard geraakt in 2014 door de scherp gedaalde olieprijs. De underperformance van de portefeuille ten opzichte van de benchmark wordt voornamelijk veroorzaakt door de over- en onderwegingen, en curvepositionering van de strategie. Over meerdere jaren bekeken heeft deze strategie het potentieel om een outperformance ten opzichte van de benchmark te behalen. Dit heeft de strategie de afgelopen jaren reeds aangetoond. In 2014 is de beleggingscategorie en het beheer van de strategie grondig geëvalueerd. Ook in ALM-context is gekeken naar de toegevoegde waarde van deze categorie. Mede op basis van deze onderzoeken blijft SPW haar beleggingsbeleid met betrekking tot deze categorie voortzetten.
Infrastructuur De disconteringsvoeten, waar tegen de beleggingscashflows van infrastructuurbeleggingen worden gewaardeerd, zijn gedaald door de lage(re) rente. Hierdoor hebben de infrastructuurbeleggingen van SPW een hoog absoluut rendement (22,4%) laten zien in 2014. De portefeuille van SPW heeft een geringe omvang (0,4% van de totale portefeuille ultimo 2014) en zal niet worden uitgebreid.
Opportunities De opportunities portefeuille van SPW bestaat uit life settlements. SPW heeft in 2007 besloten tot participatie in een life settlements portefeuille. Het rendement van deze portefeuille viel in 2014 wederom tegen. Om redenen van prudentie heeft SPW in 2013 besloten om de belegging af te waarderen door een wijziging in de waarderingsmethodiek toe te passen. Deze prudente afwaardering is wederom toegepast in 2014. Voorlopig houdt SPW deze belegging aan, gegeven de kosten en prijsafslag die gemoeid zijn met het verkopen van deze illiquide belegging.
15
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Z-score van het fonds De Z-score geeft de afwijking weer van het feitelijke beleggingsrendement van het fonds ten opzichte van een benchmarkrendement. De benchmark wordt gebruikt als een bepaalde objectieve maatstaf om de resultaten van het fonds te vergelijken. De Z-scores over de laatste vijf jaar vormen samen de performancetoets. Bij een negatieve performancetoets mag een aangesloten werkgever, onder bepaalde voorwaarden, besluiten om het fonds te verlaten. Dit vormt een risico voor het draagvlak van SPW. Het bestuur is zich hiervan bewust en monitort de ontwikkeling van de Z-score en de performancetoets daarom nauwgezet.
Z-scores en resultaten van de performancetoetsen over de laatste vijf jaar Jaar
Z-score
2010 2011 2012 2013 2014
-0,03 0,78 0,78 0,88 0,76
Resultaat P-toets 1,17 0,73 1,14 2,29 2,70
Verantwoord beleggen SPW hecht grote waarde aan verantwoord beleggen als onderdeel van het beleggingsbeleid. In de beleggingsovertuigingen wordt dan ook nadrukkelijk aandacht besteed aan verantwoord beleggen. De beleggingsovertuigingen vormen de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid van SPW. In het jaarlijkse Verslag Verantwoord Beleggen licht het bestuur het beleid toe en wordt verantwoording afgelegd over de beleggingen in 2014. Zo wordt ingegaan op de verduurzaming van de portefeuille en welke stappen zijn gemaakt bij de verdere integratie van verantwoord beleggen in de beleggingsstrategie van SPW. In het beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.
Kosten
Verantwoording Kostentransparantie heeft de afgelopen jaren volop in de maatschappelijke belangstelling gestaan. SPW heeft op deze maatschappelijke ontwikkeling gereageerd en aangestuurd op transparantie bij de presentatie van de kosten. Belanghebbenden
verlangen dat het bestuur een optimale efficiency nastreeft bij het uitvoeren van de pensioenregelingen en het beheren van het pensioenvermogen. Het bestuur staat daar volledig achter. Kostenbeheersing speelt daarom een belangrijke rol in het beleid, juist omdat het om pensioengeld van deelnemers gaat. In dit gedeelte van het bestuursverslag legt het bestuur verantwoording af over de uitvoeringskosten in 2014. In de verslaglegging over de uitvoeringskosten is door SPW invulling gegeven aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. In de jaarrekening zijn, net als in voorgaande jaren, uitsluitend de kosten volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 610 opgenomen. Daarbij worden, voornamelijk bij fondsinvesteringen, kosten gesaldeerd met opbrengsten. De kosten zoals verantwoord in dit bestuursverslag geven daardoor een hoger totaalbedrag dan de kosten in de jaarrekening. In de 2014 weergave van de kosten van vermogensbeheer zijn enkele aannames gedaan. Zo worden illiquide beleggingen met een kwartaal vertraging gerapporteerd en worden overlaytransactiekosten en heritagekosten bepaald op basis van de uitgangspunten en berekeningsmethodiek van de Pensioenfederatie.
Uitvoeringskosten pensioenbeheer In 2014 waren de totale pensioenuitvoeringskosten van SPW 11,4 miljoen euro (2013: 11,6 miljoen euro). Een specificatie van deze kosten is te vinden in de jaarrekening. De gemiddelde kosten over 2014 per deelnemer van SPW zijn 246 euro (2013: 241 euro). Dit is volgens de definitie van de CEM-benchmark. De algemene kosten van het fonds (bijvoorbeeld de contributie aan DNB en de kosten van het bestuursbureau) bedragen over 2014 2,8 miljoen euro (2013: 2,5 miljoen euro). Hiervan is, conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie, in 2014 50% toegerekend aan de kosten vermogensbeheer
Uitvoeringskosten vermogensbeheer Voor de kosten van vermogensbeheer is er in het maatschappelijke debat veel aandacht. De absolute bedragen zijn dan ook aanzienlijk. Dit leidt zeer regelmatig tot vragen over nut en noodzaak van deze kosten. Met name bij de hoogte van prestatievergoedingen worden vraagtekens gezet. Het bestuur is zich terdege bewust van de vragen die leven in de maatschappij en heeft als doelstelling om de kosten gegeven rendement en risico zo laag mogelijk te houden. De vermogensbeheerkosten moeten altijd in relatie worden bezien tot (extra) rendement en risico. Het bestuur maakt langs deze drie assen keuzes om zo te komen tot het beste rendement na kosten gegeven het risiconiveau. Zo kiest SPW voor een “duurdere” actieve
16
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
beleggingsstijl om zo na kosten een hoger rendement boven de benchmark te realiseren. Hiermee gepaard gaan wel hogere beheervergoedingen en met name ook prestatievergoedingen. Echter over de afgelopen vier jaar heeft SPW hier cumulatief 257 miljoen euro na kosten extra mee verdiend voor haar deelnemers. Een ander voorbeeld zijn hedgefondsen. Deze categorie heeft relatief hoge kosten, maar daar staan aantrekkelijke en zeer stabiele rendementen tegenover waarmee het risico in de portefeuille wordt verlaagd. Over de afgelopen 3 jaar hebben de hedgefondsen van SPW een rendement na kosten gerealiseerd van 7,0%.
Kosten van vermogensbeheer in perspectief
De navolgende tabel bevat onder meer de integrale kosten van het vermogensbeheer. Het totaal van de kosten vóór prestatievergoedingen in 2014 bedraagt 43,9 miljoen euro, circa 5,3 miljoen euro meer dan in 2013. Uitgedrukt in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen, zijn deze kosten met 0,8 basispunt gedaald als gevolg van wijzigingen in de beleggingsmix en lagere relatieve kosten. De prestatievergoedingen zijn met 2,3 miljoen euro gestegen tot 13,2 basispunten. De stijging is grotendeels het gevolg van goede prestaties van de categorieën private equity, vastgoed, aandelen en bedrijfsobligaties. De integrale kosten zijn met circa 7,5 miljoen euro toegenomen; in basispunten van het (gemiddeld) belegd vermogen zijn deze gelijk gebleven (59,9 basispunten).
Het in 2014 behaalde rendement voor kosten bedraagt 23,6% (2013: 3,5%). Na aftrek van de kosten (0,6% tegenover 0,6% in 2013) resteert een (netto) rendement van 23,0% (2013: 2,9%). Kosten van vermogensbeheer 2014 en 2013 Gemiddelde NAV in mln Beheervergoedingen euro
Prestatievergoedingen
Totaal 2014
Totaal 2013
in mln euro
bp per categorie
bp v/h totaal
in mln euro
bp per categorie
bp v/h totaal
in mln euro
bp per categorie
bp v/h totaal
in mln euro
bp per categorie
bp v/h totaal
731
9,0
123
9,5
0,6
8
0,7
9,6
131
10,2
9,9
161
12,1
1.868
4,5
24
4,8
1,9
10
2,0
6,4
34
6,8
5,2
29
6,4
419
1,0
24
1,1
1,0
24
1,1
0,6
27
0,8
506
2,7
54
2,9
0,5
10
0,5
3,2
64
3,4
1,8
44
2,3
Vastrentende waarden Staatsobligaties Bedrijfsobligaties
1.703 1.958
1,9 4,6
11 24
2,0 4,9
0,7
3
0,7
1,9 5,3
11 27
2,0 5,6
1,1 5,5
11 29
1,3 6,8
Private Equity Hedgefondsen Commodities Opportunities Infrastructuur
462 273 386 34 41
11,2 5,6 1,3 0,4 0,5
242 206 35 109 122
11,9 6,0 1,4 0,4 0,5
4,6 4,1
100 152
4,9 4,4
15,8 9,7 1,3 0,4 0,5
342 357 35 109 122
16,8 10,4 1,4 0,4 0,5
10,8 9,7 1,2 0,3 0,8
234 506 35 94 190
13,3 11,9 1,5 0,4 1,0
Overlay en overig
1.014
1,2
12
1,3
1,2
12
1,3
1,8
15
2,2
Totaal 2014
9.395
43,9
46,7
12,4
13,2
Totaal 2013
8.133
38,6
47,5
10,1
12,4
Vastgoed Aandelen Ontwikkelde markten Minimum Volatility Opkomende markten
De bovenstaande tabel geeft de integrale kosten van vermogensbeheer, de verdeling van de beleggingen en de beheer- en de prestatievergoedingen van de verschillende
56,3
59,9
48,8
59,9
categorieën weer. Naast de absolute kosten zijn twee kolommen opgenomen die de kosten relateren aan het belegd vermogen. In de kolom basispunten per categorie (bp per categorie) zijn de
17
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
kosten uitgedrukt als basispunten van het gemiddeld belegd vermogen van de betreffende categorie. In de kolom basispunten van het totaal (bp van het totaal) staat de bijdrage in basispunten van de betreffende categorie aan de totale kosten. Bij de evaluatie van de kosten van vermogensbeheer dient niet alleen naar de absolute hoogte van de gerapporteerde kosten te worden gekeken. De kosten zijn afhankelijk van het beleggingsbeleid. De kosten worden bekeken in relatie tot het risico en rendement aan de hand van de economische visie en de beleggingsovertuigingen van SPW. Het beleggingsbeleid leidt tot een verdeling tussen beleggingscategorieën en de wijze waarop belegd wordt. De kosten van vermogensbeheer worden ook bepaald door de hoogte van het belegd vermogen en de behaalde performance. Hierna volgt een toelichting op de kostendrivers: ●
De hoogte van het belegd vermogen
De kosten hangen voor een belangrijk deel samen met de omvang van het belegd vermogen. Hoe groter het vermogen, des te hoger de absolute kosten gegeven de beleggingsstijl en beleggingsmix zullen zijn. Relatief zijn de beheervergoedingen door schaalvoordelen gedaald. Dit voordeel wordt gecompenseerd door de hogere prestatievergoedingen als gevolg van performance. Hierdoor zijn de totale kosten gelijk gebleven.
categorieën in de beleggingsmix. SPW kan door een hogere allocatie naar illiquide beleggingen duurder zijn in vergelijking met andere fondsen. Het bestuur van SPW vindt deze hogere kosten echter gerechtvaardigd aangezien deze categorieën bijdragen aan het gewenste risico- en rendementsrisicoprofiel van SPW. ●
De kosten van vermogensbeheer worden onder andere gedreven door de beleggingsstijl. Het bestuur heeft voor het overgrote deel van de beleggingen voor een actieve beleggingsstijl gekozen, met als doel extra rendement boven de benchmark te behalen. Deze stijl brengt hogere kosten met zich mee dan een passieve stijl, waarbij de benchmark zeer nauw wordt gevolgd. Pensioenfondsen die kiezen voor deze passieve stijl van beleggen zullen over het algemeen lagere beheervergoedingen betalen. Dit kan er toe leiden dat SPW in vergelijking met andere fondsen hogere kosten heeft, maar daar staan naar verwachting hogere opbrengsten voor de deelnemers tegenover. In 2013 is gestart met een actieve beleggingsstijl voor aandelen ontwikkelde markten. Dit beleid is in 2014 doorgezet, wat terug is te zien in hogere kosten. Voor aandelen ontwikkelde markten is na kosten een rendement gerealiseerd van 17,7%, terwijl het benchmarkrendement 16,7% bedroeg. Dit betekent dat met actief management extra rendement is gerealiseerd. ●
●
De verhouding tussen beleggingscategorieën waarin wordt belegd
Eén van de belangrijkste drivers van de totale kosten is de beleggingsmix. Uit de tabel komt duidelijk het verschil in kosten naar voren tussen de verschillende beleggingscategorieën. Er zijn goedkope en dure beleggingscategorieën. Goedkope categorieën zijn doorgaans de vastrentende portefeuilles. Het meest in het oog springend zijn daarbij de categorieën private equity en hedgefondsen. Deze categorieën maken samen 7,7% van de portefeuille uit, maar dragen 29,5 basispunten bij aan de totale 59,9 basispunten aan vermogensbeheerkosten. Het fonds behaalt met beleggingen in hedgefondsen, over de langere termijn, rendementen die vergelijkbaar zijn met die van beleggingen in aandelen, maar tegen een lager risico. Voor de categorie private equity zijn de kosten in vergelijking met andere categorieën eveneens relatief hoog, maar ook deze beleggingen leveren na aftrek van alle kosten een aantrekkelijk rendement op voor de deelnemers. Alternatieve beleggingen zijn, onder andere vanwege een illiquiditeitspremie en diversificatievoordelen, aantrekkelijke
De wijze waarop wordt belegd
De behaalde performance
De prestatievergoedingen van 12,4 miljoen euro zijn vergoedingen aan externe managers voor een (meerjarige) performance boven het afgesproken benchmarkrendement (zie tabel 'kostensoorten/beheervergoeding' op pagina 19). Deze vergoedingen worden betaald uit het behaalde extra rendement. De prestatievergoedingen zijn met 2,3 miljoen euro, oftewel 0,8 basispunten gestegen. Van de 13,2 basispunten aan prestatievergoedingen komt het merendeel voor rekening van private equity (4,9 basispunten) en de hedgefondsen (4,4 basispunten) als gevolg van de performance over het jaar 2014. Dit geldt ook voor aandelen ontwikkelde landen, aandelen opkomende landen, bedrijfsobligaties en vastgoed. Voor illiquide beleggingen worden met externe managers veelal afspraken gemaakt over prestatievergoedingen boven een bepaald (meerjarig) rendement. Dergelijke afspraken kunnen zowel betrekking hebben op het overtreffen van een overeengekomen absoluut rendement als op het overtreffen van een overeengekomen benchmark. Door het maken van prestatieafspraken wordt ‘alignment of interest’ gecreëerd tussen
18
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
SPW en de externe managers. De kosten betreffende prestatievergoedingen hangen samen met het extra rendement dat is gerealiseerd ten opzichte van de gemaakte afspraken met externe managers. De gestegen prestatievergoedingen bij private equity ten opzichte van 2013 komen voort uit het hogere rendement van private equity dat over 2014 is uitgekomen op 24,4% (2013: 9,8%). Verder is bij hedgefondsen op totaalniveau sprake van een negatief relatief rendement voor SPW terwijl er wel kosten voor prestatievergoedingen aan bepaalde managers zijn gerapporteerd. Dit is te verklaren doordat bepaalde managers wel een rendement boven de hen opgelegde benchmark hebben gerealiseerd. Op totaal portefeuilleniveau is sprake van een excess rendement van - 2 basispunten. Hiermee zijn nagenoeg alle kosten van vermogensbeheer goedgemaakt door actief management. Het is de opvatting van het bestuur dat uitsluitend een integrale afweging, waarbij alle bovenstaande factoren in ogenschouw worden genomen, over een langere termijn de beoordeling van de hoogte van de kosten van het vermogensbeheer zinvol maakt. Onderstaande tabel laat de kostensoorten zien waaruit de beheervergoeding bestaat en de ontwikkeling daarvan ten opzichte van 2013. Daaronder is per kostensoort een korte toelichting opgenomen. Kostensoorten/beheervergoeding (in miljoen euro) Omschrijving
2014
Basispunten
2013
Basispunten
Beheerfee APG Beheerfee externe managers Bewaarloon Overige kosten Totaal
21,1
22,4
17,1
21,0
15,5
16,5
15,2
18,7
0,7 6,6 43,9
0,8 7,0 46,7
0,9 5,5 38,7
1,1 6,7 47,5
Prestatievergoedingen Totale kosten
12,4 56,3
13,2 59,9
10,1 48,8
12,4 59,9
●
De beheerfee van APG is in absolute termen met 4,0 miljoen euro gestegen naar 21,1 miljoen euro. De stijging wordt veroorzaakt door een stijging van het gemiddeld belegd vermogen, het herbeleggen van een gedeelte van de waarde van de overlay in de beleggingsmix, een grotere allocatie naar hedgefondsen en andere wijzigingen in de beleggingsmix. Ten slotte speelt hier de eerder genoemde wijziging in de beheerstijl van aandelen (passieve mandaten naar actieve APG-fondsen), waar een hogere fee voor geldt. Verschuivingen binnen de portefeuille van vastrentende waarden hebben een verlagend effect op de relatieve beheerfee. In totaal zijn de kosten relatief gezien met 1,4 basispunt gestegen.
●
●
●
De beheervergoedingen voor externe vermogensbeheerders zijn met 0,3 miljoen euro gestegen tot 15,5 miljoen euro (daling van 2,2 basispunten). Het overgrote deel van deze toename wordt veroorzaakt door een grotere allocatie naar de categorie hedgefondsen. Daarnaast is de verandering te verklaren door verschuivingen binnen de private equity- en vastgoedportefeuille. Het bewaarloon; dit betreft de vergoeding voor het in bewaring geven van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. Deze kosten zijn met 0,2 miljoen euro gedaald tot 0,7 miljoen euro (daling van 0,3 basispunten). Dit is met name het gevolg van heronderhandelde fee-afspraken met custodians. De overige kosten (bijv. administratie- en advieskosten) zijn met 1,1 miljoen euro gestegen tot 6,6 miljoen euro, dit komt overeen met een toename van 0,3 basispunten. De stijging in 2014 wordt onder andere verklaard door extra kosten als gevolg van de AIFM richtlijn.
Transactiekosten De Pensioenfederatie maakt onderscheid tussen kosten voor het beheren van vermogen en transactiekosten. Laatstgenoemde categorie is niet altijd beschikbaar en wordt daarom deels geschat. De transactiekosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen, aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels en aankoopkosten. De geïdentificeerde transactiekosten over 2014 bedragen naar schatting 6,9 miljoen euro (2013: 9,1 miljoen euro), oftewel 7 basispunten (2013: 11 basispunten). De oorzaak van de daling van deze kosten ligt met name in de wijziging van de samenstelling van de portefeuille met lagere in- en uitstapkosten (-2,6 miljoen euro) tot gevolg.
Benchmarking In 2014 heeft SPW deelgenomen aan een benchmarkonderzoek van CEM (gebaseerd op 2013). Dit is een benchmarkonderzoek met als doel: aantonen of kosten effectief aangewend zijn in vergelijking met (Nederlandse) peers, gegeven de omvang. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de kosten lager zijn dan die van de peers. Ook is sprake van een hogere toegevoegde waarde ten opzichte van de benchmark, waaruit blijkt dat de hogere kosten ook effectief zijn. Middels de uitkomsten van dit benchmarkonderzoek heeft het bestuur zich ervan vergewist dat de kosten van vermogensbeheer zich positief verhouden tot de kosten in de markt en effectief zijn aangewend.
Beloningsbeleid / Onkostenvergoeding Het bestuur heeft in december 2012 besloten over te gaan op een meer marktconforme beloning waarbij in de periode tot 2016
19
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
wordt toegegroeid naar de vervangingswaarde zoals de Pensioenfederatie adviseert voor een middelgroot bedrijfstakpensioenfonds. In 2013 was de beloning gebaseerd op een fulltime salaris van 75 duizend euro; in 2014 is de beloning gebaseerd op een fulltime salaris van 100 duizend euro en in 2015 wordt een fulltime salaris van 125 duizend euro als uitgangspunt gehanteerd.
Het bestuur heeft in 2014 besloten dat de onafhankelijke bestuurder met financieel risicomanagement in de portefeuille een vergoeding ontvangt van 43.750 euro per jaar. Ook hierbij is de tijdsbesteding vastgesteld op basis van 1,25 dagen in de week. Omdat het een onafhankelijke deskundige bestuurder op een specifiek gebied betreft wijkt de vergoeding af van de vergoeding van de overige bestuursleden. Alle genoemde vergoedingen zijn excl. BTW.
Ervan uitgaande dat de tijdsbesteding per bestuurslid één dag per week beslaat, komt de onkostenvergoeding per bestuurslid uit op 20 duizend euro in 2014. Voor commissiewerkzaamheden, alsmede het werk voor het dagelijks bestuur, komt daar nog een extra vergoeding bij waarbij het uitgangspunt is dat een bestuurslid hieraan een kwart dag besteedt per week. Ofwel 5 duizend euro per commissielid per jaar.
De regeling voor vacatiegelden voor de leden van de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan is gebaseerd op de regeling van de Sociaal-Economische Raad. De betaalde onkosten staan vermeld op de website.
20
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Communicatie Het jaar 2014 stond vooral in het teken van de nieuwe identiteit van SPW. Er bleek geen eenduidig gebruik van de bestaande merkwaarden te zijn. Bij een helder en duidelijk communicatiebeleid hoort ook een voor deelnemers herkenbare identiteit. De nieuwe merkbelofte is: SPW, goed voor elkaar. SPW wil het op alle gebieden goed voor elkaar hebben en wil klaar staan en betrokken zijn bij de deelnemer en de pensioengerechtigde, kortom: goed voor elkaar zijn. Dit is gebaseerd op de nieuwe merkwaarden solide, sociaal en betrokken.
Communicatiebeleid De nieuwe identiteit heeft geleid tot herziening van het meerjaren communicatiebeleidsplan. Vertrouwen en de factoren die bijdragen aan vertrouwen zoals imago, communicatiemiddelen en financieel beleid staan centraal. Dit keer zijn daar meetbare doelen aan gekoppeld.
Belevingscommunicatie (optimaliseren communicatie) Aansluiten bij de beleving van de deelnemer zodat pensioen meer gaat leven is belangrijk. SPW doet dit door daar te zijn waar de deelnemer is en online 24/7 benaderbaar te zijn. Dit betekent een uitgebreide digitaliseringsslag waarbij de website centraal staat. Zo zijn de brochures volledig geïntegreerd in de informatie op de website, is de website zelf opgefrist, heeft SPW een YouTubeaccount voor animaties gekregen, maken we gebruik van een digitale nieuwsbrief en is het verkorte digitale jaarverslag grafisch opgemaakt, dat wil zeggen meer interactief. Dit heeft geleid tot een stijging van het waarderingscijfer van de website met 0,4 punt naar een 7,5. Ook heeft SPW in 2014 een start gemaakt om in de communicatie-uitingen rekening te houden met de werking van het menselijk brein en met name de emotionele beleving. Daarnaast is een eerste aanzet gemaakt tot het gebruik van persona’s. Persona’s helpen meer inzicht te krijgen in hoe de deelnemer van SPW naar pensioen kijkt en in het leven staat.
Door de communicatie hier op aan te passen, sluit SPW aan bij de beleving van de deelnemer. Dit wordt net als de nieuwe identiteit verder uitgewerkt in de communicatiemiddelen in 2015. De nieuwe identiteit wordt hiervoor eerst vertaald in een nieuwe huisstijl.
Vergroten pensioenbewustzijn en draagvlak onder werkgevers behouden De Pensioen3daagse bleek ook dit jaar weer een leuke en effectieve manier om pensioen onder de aandacht van zowel werkgevers als werknemers te brengen. SPW heeft daarbij dezelfde formule als in 2013 gehanteerd. Nieuw dit jaar was de inzet van het pensioencabaret, waarmee SPW een grote groep deelnemers heeft bereikt.
Informatie en communicatie over (wets)wijzigingen In het voorjaar heeft SPW verkiezingen gehouden voor het nieuw te vormen Verantwoordingsorgaan. Hier is een aparte website voor ingericht en een verkiezingskrant voor uitgegeven. Het doel van de verkiezingen was om 10 nieuwe leden te kiezen, 7 vanuit de deelnemers en 3 vanuit de pensioengerechtigden doelgroep. SPW heeft zowel de website als het magazine gebruikt om de deelnemer op de hoogte te houden van wijzigingen in het reglement per 1 januari 2014 en 2015. Ook zijn alle deelnemers persoonlijk geïnformeerd over de wijzigingen door middel van de jaarlijkse eindejaarsbrief over het indexatiebesluit. Alle deelnemers met een salaris boven honderdduizend euro zijn daarnaast via een persoonlijke brief ingelicht over de netto pensioenregeling. Inmiddels is de uitvoerder van SPW een project gestart om de impact van de Wet Pensioencommunicatie op het communicatiebeleid en de middelen te analyseren en te kunnen implementeren. Ook dit jaar heeft SPW aan de verplichte communicatiemomenten voldaan.
21
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Wet- en regelgeving: wijzigingen in reglementen en statuten Flexpensioenreglement
Gemoedsbezwaarden
In 2014 is besloten de Flexpensioenregeling vanaf 1 januari 2015 op verschillende punten te wijzigen. Hieronder staan de veranderingen in het Flexpensioenreglement op een rij.
SPW is voor gemoedsbezwaarden overgestapt op een andere rentevergoeding; op basis van het 10-jaars gemiddeld voortschrijdend fondsrendement, verlaagd met 0,5% en afgerond naar beneden op 1 decimaal.
Opbouwpercentage Het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen is per 1 januari 2015 verlaagd van 2,15% naar 1,875%. Voor het partnerpensioen is het opbouwpercentage verlaagd naar 1,313% en de opbouw van het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. De wijzigingen in de opbouwpercentages volgen uit fiscale wetgeving.
Netto pensioen De fiscale wetgeving is ook aangepast met betrekking tot de opbouw van pensioen voor het salaris boven honderdduizend euro. Het bestuur van SPW heeft ook hier het pensioenreglement op aangepast. Dit houdt in dat er vanuit de basisregeling geen pensioen meer wordt opgebouwd over het salaris boven honderdduizend euro. In het reglement is wel de mogelijkheid opgenomen om vanuit het netto salaris boven honderdduizend euro pensioen op te bouwen.
Belastingdienst In 2014 heeft SPW het pensioenreglement voorgelegd aan de Belastingdienst. Naar aanleiding hiervan is het reglement op een aantal punten tekstueel aangepast. De verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na re-integratie is op aanwijzing van de Belastingdienst komen te vervallen. Op een aantal andere punten is SPW nog in afwachting van een reactie van de Belastingdienst. Indien nodig zal SPW het reglement in 2015 hierop aanpassen.
Overige wijzigingen Per 1 januari 2015 is het arbeidsongeschiktheidspensioen vanuit de Wet Amber afgeschaft. Ook de salaris+ module is afgeschaft.
Uitvoeringsreglement In 2014 is ook besloten om het Uitvoeringsreglement per 1 januari 2015 te wijzigen. Zo is de opdrachtaanvaarding vastgelegd en zijn ook de wijzigingen in het premie- en indexatiebeleid opgenomen in het uitvoeringsreglement.
Klachten en geschillen In 2014 heeft SPW 11 verzoeken behandeld van individuele deelnemers die een beroep deden op de hardheidsbepaling. Er is 1 geschil behandeld. Van de 11 individuele verzoeken zijn er 4 toegekend. Daarnaast zijn 3 zaken voorgelegd aan de Ombudsman Pensioenen. De Ombudsman heeft 1 zaak in het gelijk van SPW beslecht. De andere 2 zaken zijn nog in behandeling. In het geschil is SPW in het gelijk gesteld. Uit de afhandeling van klachten en geschillen zijn geen wijzigingen in de regelingen of processen gevolgd.
22
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Organisatie Na de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur per 1 juli 2014 ziet de organisatie er als volgt uit:
23
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
Samenstelling / diversiteit
Bestuur Ultimo 2014 was de samenstelling van het bestuur als volgt:
Leden
Lft.
M/V
Benoemende organisatie
M.A. Blomberg
51
V
FNV Bouw
A. van den Brink
60
M
CNV Vakmensen
64
M
Aedes
48
M
De Unie
52
M
Onafhankelijk
65
M
Aedes
66
M
Aedes
J.C.A. Kestens M. Raaijmakers M.H. Rosenberg J.G.C.M. Schuyt C.C. van der Sluis Vacature
Functie Voorzitter werknemers en fungerend voorzitter Plv. voorzitter werknemers
Voorzitter werkgevers Plv. voorzitter werkgevers
Namens gepensioneerden uit het VO
De heer Rosenberg is in 2014 toegetreden tot het bestuur. Na afloop van 2014 is de heer B. Debrauwer toegetreden tot het bestuur. Hij is voorgedragen door de vertegenwoordigers van de gepensioneerden in het Verantwoordingsorgaan.
Dagelijks bestuur De voorzitter van werkgeverszijde en de voorzitter van werknemerszijde vormen het dagelijks bestuur.
Bestuursbureau Het bestuur heeft een bestuursbureau ingericht waar zes medewerkers werkzaam zijn. Dit bureau ondersteunt het bestuur bij de besturing van het fonds. Het bestuursbureau staat onder leiding van de heer H.A.J. de Valck.
Evenwichtige verdeling / diversiteit bestuurszetels De bestuurszetels zijn niet evenwichtig verdeeld. Ultimo 2014 was er op een bestuur van 7 leden 1 vrouw. Het bestuur heeft het volgende diversiteitsbeleid vastgesteld: ●
●
●
●
De bestuurders vullen elkaar aan op het gebied van de voor het pensioenfondsbestuur vereiste competenties en verdieping ten aanzien van deskundigheid, zodat zij tezamen voldoende geschikt zijn om het pensioenfonds te besturen. Het bestuur voldoet aan dit punt. Het bestuur streeft ernaar dat in ieder geval minimaal één man en minimaal één vrouw zitting heeft in het bestuur. Dit is ultimo 2014 het geval. Bij toekomstige vacatures zal het bestuur er bij het opstellen van de profielen naar streven de verhouding tussen mannen en vrouwen in het bestuur zo evenwichtig mogelijk te maken en te houden. Hiervoor is van belang dat SPW ook kandidaten kan aantrekken die voldoende in het profiel passen ter zake van de geschiktheid en dat zij ook als zodanig worden goedgekeurd door de toezichthouder DNB. Het bestuur streeft ernaar dat in ieder geval minimaal één lid van jonger dan veertig jaar en één lid ouder dan veertig jaar zitting hebben in het bestuur. Het bestuur voldoet niet aan dit punt. Zodra er een vacature in het bestuur optreedt en er binnen het bestuur niet reeds wordt voldaan aan de eisen, zal SPW dit opnemen in het profiel voor een nieuw bestuurslid. Een vereiste met betrekking tot diversiteit moet niet leiden tot het blijven bestaan van een vacature in het bestuur.
Verantwoordingsorgaan De leden van het VO die de deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen (respectievelijk 7 en 3 leden), worden benoemd door middel van verkiezingen. Het bestuur en het VO streven naar een diverse kandidatenlijst, waarin zowel mannen en vrouwen alsook alle leeftijdscohorten vertegenwoordigd zijn. Bij de oproep voor de verkiezingen wordt dit benadrukt. Het bestuur en het VO zijn van mening dat de representativiteit het best geborgd is als er geen dwingende vereisten zijn aan de kandidaten die uiteindelijk plaatsnemen in het VO aan. Simpelweg de kandidaten die de meeste stemmen hebben verworven, nemen plaats in het VO. Hiermee wordt de vertegenwoordiging van de populatie het best gediend. De twee werkgeversleden worden benoemd door Aedes vereniging van woningcorporaties. Het bestuur en het VO 24
SPW Jaarverslag 2014 | Bestuursverslag
verwachten van en verzoeken aan Aedes dat zij bij benoemingen zoveel mogelijk streeft naar diversiteit tussen de beide leden, gelet op leeftijd en geslacht. Ultimo 2014 was de samenstelling naar leeftijd en geslacht van het Verantwoordingsorgaan als volgt. Opgenomen is ook welke geleding wordt vertegenwoordigd.
Leden
Lft.
M/V
Vertegenwoordigt
G.M. Blok J.C.P. den Boer J.G.A. Cleven H. Eimers L.W. Greven D.J. de Jong L. Maatman J.J. Rebelo Oliveira dos Santos M.W.C. Somers A.J. van de Ven – de Jong F.C. Wilten-Aring K. Zijp
57 67 34 55 59 78 60
V M M M M M M
Werknemers Gepensioneerden Werknemers Werknemers Werkgevers Gepensioneerden Werknemers
57
M
Werknemers
50
M
Werknemers
50
V
Werkgevers
45 73
V M
Werknemers Gepensioneerden
Raad van Toezicht De Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden. De leden zijn bij de oprichting in 2008 benoemd door het bestuur. Daarna vond de benoeming van de leden plaats door coöptatie. Sinds de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen worden de raadsleden benoemd op voordracht van het VO. De raadsleden zijn benoemd op basis van een profielschets, waarin kritische houding, samenwerking en collegiaal toezicht belangrijke competenties en vaardigheden zijn. Ook zijn de raadsleden benoemd op basis van ervaring en onderscheiden complementaire deskundigheid. Sinds de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de raad versterkt. Ultimo 2014 was de samenstelling van de Raad van Toezicht als volgt:
Leden
Lft.
M/V
Functie
P.M. Altenburg A. Gram P. de Groot
63 49 56
V V M
Lid Lid Voorzitter
Bestuurlijke boetes en aanwijzingen (Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet.) In het verslagjaar is sprake geweest van een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet. Er is geen sprake geweest van een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet. In het verslagjaar is evenmin sprake geweest van: ●
●
●
●
Het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder. Een aanwijzing van de toezichthouder als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet. De aanstelling van een bewindvoerder door de toezichthouder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet. De beëindiging van de situatie, als bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
Gedragscode / Klokkenluidersregeling Het bestuur van SPW heeft een Gedragscode en een Klokkenluidersregeling. Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Evaluatie functioneren bestuur Het bestuur heeft in 2014 zijn functioneren als bestuur als geheel geëvalueerd. Uit de evaluatie is gebleken dat er in het functioneren van het bestuur zelf alsmede wat betreft de relatie tot het bestuursbureau belangrijke positieve slagen zijn gemaakt. De belangrijkste punten uit de evaluatie zijn: 1. Rollen en verantwoordelijkheden van het bestuur Er is vastgesteld dat het bestuur er beter in slaagt de bezittingen en de verplichtingen van het fonds in samenhang te beschouwen. Verbeterslagen kunnen nog worden gemaakt door bijvoorbeeld deze samenhang te expliciteren in het besluitvormingsproces. Daarnaast is in het kader van de evenwichtige belangenafweging opgemerkt dat de positie van gewezen deelnemers niet vergeten mag worden. Dit zal onder meer in het communicatieplan 2015 worden meegenomen.
25
SPW Jaarverslag 2014 | Verslag Raad van Toezicht
2. Organisatie van SPW
aandacht krijgen.
Het bestuur heeft vastgesteld dat de in 2012 ingestelde commissiestructuur succesvol is. Er wordt een betere wisselwerking tussen bestuur en bestuursbureau ervaren. Dit heeft geleid tot verbetering van de kwaliteit van het besluitvormingsproces. Door de hoeveelheid operationele vraagstukken dient er voor gewaakt te worden dat strategische vraagstukken onderbelicht raken. Dit zal in 2015 speciale
3. Gezamenlijk functioneren Het bestuur ervaart een duidelijke verbetering van de samenwerking. Om dit nog verder te verbeteren heeft het bestuur besloten om een vaste dag per week te reserveren voor activiteiten ten behoeve van SPW.
26
SPW Jaarverslag 2014 | Verslag Raad van Toezicht
2 Verslag Raad van Toezicht De Raad van Toezicht beoordeelt het functioneren van het fonds en het bestuur aan de hand van een aantal normen. Onderstaand zijn deze normen opgenomen alsmede de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de raad. De algemene conclusie van de raad is dat het fonds goed wordt bestuurd en dat het bestuur in control is. De raad heeft met genoegen geconstateerd dat het bestuur in het jaar 2014 wederom belangrijke verbeterslagen heeft gemaakt.
Voor het nieuwe Verantwoordingsorgaan zijn verkiezingen georganiseerd en het VO is in mei 2014 geïnstalleerd. De raad constateert dat het bestuur competent is en toegewijd de taken vervult. De bestuursleden zijn deskundig, zij stellen zich onafhankelijk op en er wordt op voet van gelijkwaardigheid geopereerd.
Financiële opzet Algemeen beleid Het bestuur van een fonds heeft tot taak zo goed mogelijk uitvoering te geven aan de pensioenregeling. Een pensioenfondsbestuur dient daartoe de doelstellingen van het fonds en de gehanteerde uitgangspunten (in overleg met andere organen) vast te stellen. Tevens dient het bestuur een visie te hebben op een toekomstbestendige uitvoering. Het beleid en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen dienen voldoende kenbaar te zijn. De raad constateert dat het bestuur toegewijd is de missie te vervullen. Waar het strategische beleidskeuzes betreft valt het de raad op dat de aandacht vooral gericht is op de korte termijn. Het bestuur geeft via het bestuursverslag op transparante wijze inzicht in het beleid en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.
Governance De structuur van een fonds dient zodanig te zijn dat goede besturing is geborgd. Voorts dienen individuele bestuursleden en het bestuur als geheel voldoende geschikt te zijn. De raad heeft geconstateerd dat het bestuur voldoet aan de nieuwe Wet Versterking bestuur pensioenfondsen op 1 juli 2014. Er is in 2014 een onafhankelijke bestuurder aangetrokken. Inmiddels is ook de door de pensioengerechtigden in het VO voorgedragen bestuurder benoemd in het bestuur. Met de uitbreiding van het bestuur naar 8 leden is een allang levende wens van de raad in vervulling gegaan. De kwetsbaarheid van het bestuur zal hierdoor minder worden, terwijl er tegelijkertijd zowel een bredere als een diepgaandere deskundigheid aanwezig is. Ook op andere terreinen is het bestuur van SPW intensief bezig geweest met het vergroten van zijn deskundigheid, hetgeen de raad toejuicht. Het deskundigheidsplan 2015 is een goede weergave hiervan.
Het fonds dient een deugdelijke financiële opzet te hebben. De financiële opzet dient zodanig te zijn dat voldaan wordt aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. De financieringsopzet moet toekomstbestendig zijn. De raad vindt dat het bestuur zorgvuldig te werk is gegaan. Er is sprake van een robuust proces waarbij voldoende aandacht is geweest voor alle betrokken instanties. Bovendien constateert de raad dat er een goede afweging heeft plaatsgevonden van de belangen van alle belanghebbenden.
Evenwichtige belangenafweging Het bestuur van een fonds dient er voor te zorgen dat belanghebbenden zich op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd weten door het fonds. De raad constateert dat het bestuur bij het nemen van beleidsbeslissingen steeds de belangen van de verschillende partijen op een evenwichtige wijze afweegt.
Beleggingsbeleid en vermogensbeheer Een pensioenfonds dient een beleggingsbeleid te hebben dat in overeenstemming is met de verplichtingen van het fonds en de vastgestelde risicohouding. De opdracht aan de vermogensbeheerder dient in overeenstemming te zijn met dit beleid en er dienen effectieve begrenzingen opgenomen te zijn in deze opdracht. We hebben de gang van zaken m.b.t. de vaststelling van het beleggingsplan 2015 goed kunnen beoordelen. Het bestuur is in de zomer van 2014 gestart met de ontwikkeling van de beleggingsvisie voor 2015 tot 2017. Op basis van die visie heeft het bestuur tien wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het beleggingsplan 2014. Daarnaast heeft het bestuur zich voorbereid op een alternatief beleggingsplan dat geïmplementeerd kon
27
SPW Jaarverslag 2014 | Oordeel van het verantwoordingsorgaan
worden zodra staatssecretaris Klijnsma pensioenfondsen de mogelijkheid gaf éénmalig het beleggingsrisico te verhogen.
deelnemersperspectief centraal staat. De raad beoordeelt dit als positief.
Risicomanagement
Opvolging bevindingen 2013
Het bestuur bevordert en borgt een cultuur waarin risicobewustzijn vanzelfsprekend is en zorgt voor een adequate organisatie van het integrale risicomanagement. Het bestuur houdt expliciet rekening met risico’s en risicobeheersing bij het bepalen van het beleid en het nemen van besluiten. Deze risicoafweging wordt vastgelegd.
De raad rekent het tot haar taak te beoordelen of en in hoeverre opvolging is gegeven aan eerdere bevindingen en aanbevelingen en de termijn waarbinnen dit gebeurt. Het bestuur heeft gereageerd op ons bevindingenrapport van 2013. Daarin waren wij kritisch over de wijze waarop het bestuur is omgegaan met de aanbevelingen en aandachtspunten van DNB en het intern toezicht naar aanleiding van het onderzoek naar de innovatieve beleggingen. Wij waren destijds van mening dat het bestuur hiermee onvoldoende proactief en te defensief was omgegaan.
Wat betreft het risicomanagement is sprake van een gestructureerde aanpak. De raad constateert dat het bestuur goede stappen heeft gezet met betrekking tot de implementatie van het integrale risicomanagement. Er liggen goede en inzichtelijke rapportages waaruit duidelijk wordt welke risico’s er op welke terreinen liggen.
Uitbesteding Het bestuur dient een visie op de uitvoering van de activiteiten van het pensioenfonds te hebben, inclusief een aanvaardbaar niveau van de kosten en zicht op de keten van uitbesteding. Daarbij dient het bestuur in control te zijn. De overwegingen bij de keuze voor de wijze van uitvoering worden vastgelegd en beschikbaar gesteld aan belanghebbenden. Partijen waar werkzaamheden aan worden uitbesteed, dienen op regelmatige basis te worden geëvalueerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de adviseurs waarmee het bestuur werkt. De lopende overeenkomsten met APG met betrekking tot het vermogens- en pensioenbeheer lopen eind 2015 af. Het bestuur heeft zich hierop gedegen voorbereid en heeft onderhandelingen gevoerd over eventuele voortzetting van de contracten. De raad is steeds op de hoogte gehouden van de uitgangspunten en de voortgang in de onderhandelingen en constateert naar tevredenheid dat er een akkoord is bereikt over voortzetting van de overeenkomsten.
Communicatie en transparantie
We hebben geconstateerd dat het bestuur onze standpunten niet op alle punten deelde. Een belangrijke oorzaak van de verschillende visies was gelegen in onvoldoende onderlinge communicatie. In een openhartig overleg met het dagelijks bestuur hebben we lessen getrokken uit de onderlinge communicatie en wederzijds afspraken gemaakt naar de toekomst. De raad beschouwt hiermee de opvolging van het bevindingenrapport 2013 adequaat.
Werkwijze van de raad De raad neemt kennis van de notulen van bestuur en commissies alsmede van de verschillende rapportages. Voorts heeft de raad regelmatig overleg met het bestuur en het dagelijks bestuur, zijn er verdiepingssessies met vertegenwoordigers vanuit het bestuur en is de raad als toehoorder aanwezig bij commissie- en bestuursvergaderingen. Verder was er een vergadering met het Verantwoordingsorgaan. In het kader van het jaarwerk is er gesproken met de certificerend actuaris, de accountant en de compliance-officer. In 2014 heeft de heer De Groot het voorzitterschap van de Raad van Toezicht overgenomen van mevrouw Altenburg. Op 1 januari 2015 liep de eerste termijn af van mevrouw Gram. Mevrouw Gram was niet beschikbaar voor een tweede termijn: in de vacature zal worden voorzien medio 2015.
Het bestuur zorgt voor een adequaat communicatiebeleid, waarbij de persoonlijke pensioeninformatie goed toegankelijk is en het pensioenbewustzijn van belanghebbenden wordt bevorderd. Het bestuur meet de effectiviteit van de ingezette communicatiemiddelen periodiek, in elk geval elke drie jaar.
Mede in het licht van de wisseling in de raad, heeft de raad besloten de periodieke evaluatie van de raad te laten plaatsvinden eind 2015.
De raad vindt dat er goede communicatie-activiteiten ontplooid worden, zeker waar het de actieve deelnemers betreft. In 2014 is een communicatieplan ontwikkeld waarin nadrukkelijk het
Nelly Altenburg Peter de Groot
Amstelveen, 17 juni 2015
28
SPW Jaarverslag 2014 | Oordeel van het verantwoordingsorgaan
3 Oordeel van het verantwoordingsorgaan Inleiding De wijziging van de Pensioenwet maakte het in 2014 ook bij het SPW noodzakelijk om enkele governance - technische aanpassingen door te voeren. De voormalige Deelnemersraad en het voormalige Verantwoordingsorgaan zijn in dat verband opgegaan in een nieuw Verantwoordingsorgaan met aangepaste bevoegdheden. Het nieuwe Verantwoordingsorgaan (VO) is op 5 mei 2014 door het bestuur geïnstalleerd en per 1 juli daaropvolgend in functie getreden. Het VO bestaat uit tien gekozen leden namens de werknemers en pensioengerechtigden en twee op voordracht benoemde leden namens de werkgevers. De bevoegdheden, zoals vastgelegd in de statuten en het Reglement Verantwoordingsorgaan houden o.a. in dat het VO jaarlijks een oordeel geeft over: ●
●
●
●
het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder de bevindingen van de raad van toezicht; het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar; beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben; de naleving van de Code pensioenfondsen.
Het Verantwoordingsorgaan heeft voor haar oordeel met de certificerend actuaris, de accountant en de compliance officer, het dagelijks bestuur en de Raad van Toezicht gesproken over het gevoerde beleid in 2014, mede aan de hand van hun rapportages en het (concept)jaarverslag. Het VO stelt vast dat de waarmerkend actuaris en de accountant niet of nauwelijks opmerkingen maken en slechts enkele verbeterpunten aangeven. Naast de positieve opmerkingen van de Raad van Toezicht is ook kennis genomen van enkele kritische punten van hun kant. In de navolgende tekst geeft het VO haar oordeel over het gevoerde beleid en doet tenslotte enkele aanbevelingen.
Financieel beleid Het VO stelt met genoegen vast dat het financieel beleid in het Strategisch Beleggingsplan 2013-2015, Beleggingsplan 2014 en
de ABTN door het bestuur is nageleefd. Voor zover dat niet uit het jaarverslag exact te herleiden was, is de conclusie getrokken uit andere bronnen of heeft het VO haar oordeel mede gebaseerd op de toelichting door het bestuur. Het VO kan hiermee een prudent oordeel vormen. Het VO stelt vast dat het bestuur zich terdege heeft voorbereid op het nieuwe Financiële Toetsingskader. De wijzigingen zijn in een ALM-studie doorgerekend op (lange -termijn) effecten. Daarbij zijn zorgvuldige belangenafwegingen gemaakt, waarbij naar het oordeel van het VO in voldoende mate is gekeken naar de effecten voor de verschillende generaties. Het VO complimenteert het bestuur met de behaalde resultaten en het behaalde netto rendement over 2014 van 23,0%. Het VO stelt vast dat het resultaat gelijk is aan de benchmark. Er is gekozen voor een actieve beleggingsstijl. Met deze beleggingsstijl worden wel grotere risico’s genomen, maar het VO stelt vast dat dit past binnen het voorgenomen en vastgestelde risicobeleid.
Risicobeheersing Het VO stelt met genoegen vast dat het bestuur invulling heeft gegeven aan de vergroting van het risicobewustzijn. Mede op aangeven van DNB is een risicomanager aangesteld en is een onafhankelijk bestuurder met deze competentie benoemd. Met de verdere kennisvergroting van het bestuur, draagt dit in hoge mate bij tot het meer in-control kunnen zijn bij het beheersen van de risico’s. Het risicomanagement wordt geclassificeerd als volwassenheidsniveau 3. Het VO onderschrijft de doelstelling van het bestuur om te streven naar verdere verbetering op dit vlak. Het VO stelt vast dat de aandacht van het bestuur voor risicomanagement adequaat is. Het VO stelt vast dat het bestuur nog niet een “in-controlstatement” kan afgeven, maar voldoende werk maakt van en aandacht schenkt aan het ‘in control zijn’.
29
SPW Jaarverslag 2014 | Reactie van het bestuur
Uitbesteding Het VO sluit aan bij de maatschappelijke onrust over de immer stijgende kosten van pensioen- en vermogensbeheer. Het VO stelt vast dat bij het SPW, mede als gevolg van de keus voor een actieve beleggingsstijl, de kosten aanmerkelijk zijn gestegen. Weliswaar staat de groei van deze kosten in verhouding tot de aangroei van het pensioenvermogen, maar het VO vraagt aandacht van het bestuur voor met name de nominale stijging van de kosten van het vermogensbeheer. Het contract met pensioenuitvoerder APG eindigt eind 2015. Het VO constateert met tevredenheid dat het bestuur tijdig is gestart met een zorgvuldig traject om te bepalen of -en zo ja onder welke voorwaarden- het contract met deze uitvoerder kan worden verlengd. Het VO gaat er daarbij van uit dat de zorg over de stijgende kosten van het beheer, door het bestuur in haar overwegingen wordt meegenomen. Overall is het VO van mening, dat de aandacht van het bestuur voor het uitbesteden van de operationele werkzaamheden toereikend is.
Tijdige, duidelijke en transparante communicatie Pensioenfondsen opereren in een dynamische omgeving. Die dynamiek zal de komende jaren toenemen en vraagt om nog meer aandacht voor transparante en duidelijke communicatie. De deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers vormen de primaire doelgroepen voor SPW. Het VO constateert, dat het bestuur in 2014 in voldoende mate met deze doelgroepen heeft gecommuniceerd. Het bestuur heeft hiermee naar de mening van het VO op adequate wijze voldaan aan haar wettelijke communicatieverplichting. In het communicatiebeleidsplan 2012-2016 is door het bestuur de wens uitgesproken om stapsgewijs actiever met de doelgroepen te communiceren met als doel het vergroten van het pensioenbewustzijn. Het bestuur van SPW heeft in de zomer van 2014 een identiteitstraject ingezet en dit in het najaar 2014 afgerond. Het VO stelt met genoegen vast dat het bestuur hiermee een eerste aanzet heeft gemaakt voor doelgroep segmentatie. Op basis van deze aanzet, overeenkomstig het communicatiebeleidsplan 2015-2017, ziet het VO de verdere uitwerking met vertrouwen tegemoet.
VO op, dat de verwachtingen over de invulling van hun rol bij bestuur en RvT verschilt en de relatie mede daardoor niet optimaal is. Het VO geeft het bestuur en de RvT in overweging om met elkaar de wederzijdse verwachtingen over de invulling van hun governance-rol uit te spreken en de verwachtingen daaromtrent af te stemmen in het belang van goed pensioenbestuur. Dit niet in de laatste plaats vanwege de komende personele vernieuwing in de RvT. Het VO stelt een evaluatie van de gemaakte afspraken eind 2015 op prijs en ziet daar met belangstelling naar uit. Het VO stelt vast dat de voornemens voor versterking van de compliance, “van Compliance 1.0 naar Compliance 2.0” onder druk van implementatie van veel wet- en regelgeving is doorgeschoven van 2014 naar 2015. De implementatie van veel wet- en regelgeving heeft het voor het bestuur eveneens lastig gemaakt om op adequate wijze een lange termijn visie uit te werken. Het VO heeft daar begrip voor, maar geeft het bestuur in overweging om voor het eind van 2015 in overleg met de vernieuwde RvT stappen in die richting te zetten. Om diezelfde reden is door het bestuur ook verzuimd om het VO een oordeel te vragen over een wijziging van het beloningsbeleid. Het VO vraagt aandacht van het bestuur voor het goed handelen in deze overload aan werkdruk in relatie tot het goed zicht kunnen houden op een adequate lange termijnvisie.
Eindoordeel Overall heeft het VO een positief oordeel over het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de toekomst.
Aanbevelingen van het VO ●
●
●
●
●
●
invulling geven aan de verdere verbetering van het risicomanagement; aandacht voor de kosten van uitbesteding van pensioen- en vermogensbeheer; verdere invulling geven aan “in-control-zijn”; verdere uitwerking van het communicatiebeleidsplan 2015-2017; afstemming tussen bestuur en RvT voor eind 2015 over hun rol binnen de governance-structuur en de wederzijdse verwachtingen op dat vlak; invulling geven aan versterking van de compliance.
Governance en compliance Het VO stelt vast dat er het afgelopen jaar spanning zat op de wederzijdse rolinvulling en relatie tussen het bestuur en de Raad van Toezicht (RvT). Uit verschillende stukken en uit gesprekken met leden van het bestuur en de Raad van Toezicht, maakt het
Het Verantwoordingsorgaan van het SPW, 10 juni 2015
30
SPW Jaarverslag 2014 | Reactie van het bestuur
4 Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennisgenomen van de bevindingen van de Raad van Toezicht en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid.
heeft gekweten van haar taken en bevoegdheden. Ook de bevoegdheden van de Raad van Toezicht zijn op 1 juli 2014 gewijzigd.
Het bestuur heeft met instemming kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan en de bevindingen van de raad. De conclusies en aandachtspunten onderschrijven wij; we zullen deze ter hand nemen, voor zover dat niet al het geval is.
We zijn verheugd dat de constructieve samenwerking met de raad ook in 2014 is voortgezet.
Vanaf 1 juli 2014 heeft het Verantwoordingsorgaan andere bevoegdheden en een andere bemensing gekregen. Een groot deel van de leden van het nieuwe Verantwoordingsorgaan is nu gekozen in het orgaan.
Het bestuur dankt de leden van het Verantwoordingsorgaan en de Raad voor hun inzet om tot een gefundeerd oordeel te komen over het gevoerde beleid en zal hen op de hoogte stellen van beleidsontwikkelingen bij het fonds. Bestuur, Harderwijk, 17 juni 2015
Het bestuur constateert tot grote tevredenheid dat het Verantwoordingsorgaan zich in korte tijd op uitstekende wijze
31
SPW Jaarverslag 2014 | Reactie van het bestuur
32
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
5 Jaarrekening Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties Jaarrekening 2014 Leeswijzer bij de jaarrekening Hierna volgt de balans per 31 december 2014 en de Staat van baten en lasten over 2014. De cijfers in de kolom Toelichting verwijzen naar de toelichting op de balans per 31 december 2014 (vanaf pagina 47) en de toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 (vanaf pagina 62).
33
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Balans Balans per 31 december 2014, na resultaatbestemming (bedragen in duizenden euro's).
Activa Toelichting
2014
2013
1 2
11.771.124 -
8.171.207 55
Overige vorderingen en overlopende activa
3
54.298
54.548
Liquide middelen
4
1.159.793
1.174.871
12.985.215
9.400.681
2014
2013
5
1.249.039
985.165
6 7
9.227.078 -
7.382.467 55
8
2.509.098 12.985.215
1.032.994 9.400.681
Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers
Totaal
Passiva Toelichting Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening voor risico pensioenfonds Voorziening voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva Totaal
34
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Staat van baten en lasten Staat van baten en lasten over 2014 (bedragen in duizenden euro's).
Baten Toelichting Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen voor risico deelnemers Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Saldo overdracht van rechten Diverse baten
9 10 11 12 13 14
Totaal van de baten
2014
2013
356.146 5 1.937.438 17.091 255
335.181 1 229.422 -2 15.257 37
2.310.935
579.896
Lasten Toelichting
2014
2013
-190.989 -11.395 -60 -1.844.611 55 -61
-173.435 -11.639 -85 90.907 86 -6
Totaal van de lasten
-2.047.061
-94.172
Saldo van baten en lasten
263.874
485.724
Resultaatverdeling Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s Extra reserve
263.874 -
485.724 -
Totaal
263.874
485.724
Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Overgedragen rechten voor risico deelnemers Mutatie VPV voor risico pensioenfonds Mutatie voorziening voor risico deelnemers Diverse lasten
15 16 17 18
35
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Kasstroomoverzicht over 2014 (Bedragen in duizenden euro's)
2014
2013
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen gelden VPL-regeling Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige kasstromen uit pensioenactiviteiten
293.266 44.321 23.149 -188.552 -11.292 -13.985 -
319.135 40.842 39.426 -174.902 -11.054 -9.220 395
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
146.907
204.622
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen[1] Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Overige kasstromen uit beleggingsactiviteiten
1.392.529 328.809 -1.890.567 -1.535 8.779
2.921.892 235.965 -3.734.880 1.033 -311
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-161.985
-576.301
Mutatie liquide middelen
-15.078
-371.679
Stand per 1 januari Stand per 31 december
1.174.871 1.159.793
1.546.550 1.174.871
[1] Dit bedrag is inclusief mutatie van ontvangen cash collateral ad 990 miljoen (2013: -489 miljoen).
36
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2014 Bedragen in duizenden euro's, tenzij anders vermeld)
Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW), statutair gevestigd te Harderwijk, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden bij ouderdom en overlijden. Ook verstrekt SPW uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. SPW geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de aangesloten werkgevers.
Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is in overeenstemming met de wettelijke bepalingen, zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 17 juni 2015 de jaarrekening vastgesteld.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Presentatiewijziging Ter verbetering van het inzicht is voor de vergelijkende cijfers een presentatiewijziging doorgevoerd. Er heeft een herrubricering plaatsgevonden van de presentatie van de renteopbrengsten van de waardeoverdrachten van boekjaar 2013, hierdoor is de post 'Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds' verminderd met 83 duizend euro, de post Saldo overdracht van rechten is met hetzelfde bedrag verhoogd. In de post 'Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds' heeft in de vergelijkende cijfers een verschuiving plaatsgevonden van de kosten van vermogensbeheer. De bate in 2013 van 7.250 onder de kosten van vermogensbeheer ontstaat doordat het grootste deel van de kosten rechtsreeks door APG Asset Management in rekening wordt gebracht in de APG Pools en derhalve niet in de administratie van SPW terecht komt. De kortingen die SPW ontvangt van APG Asset Management daarentegen worden rechtsreeks met SPW verrekend. Derhalve resulteren de kosten vermogensbeheer in een bate en niet in een last. Voor een volledige toelichting op de kosten van vermogensbeheer verwijzen wij naar het jaarverslag,
Schattingswijziging Voorziening voor risico pensioenfonds Het bestuur heeft, met betrekking tot verslagjaar 2014, besloten om verschillende (actuariële) grondslagen die gehanteerd worden voor de bepaling van de Voorziening pensioenverplichtingen te wijzigen. De wijzgingen en het effect op van de schattingswijziging op de voorziening pensioenverplichtingen zijn: • Sterftegrondslagen als gevolg van de nieuwe prognosetafel AG2014 (toename voorziening 2 miljoen euro)in combinatie met aanpassing van de leeftijdsafhankelijke correctiefactoren voor hoofdverzekerden (toename voorziening 37 miljoen euro); • De kostenvoorziening (toename voorziening 27 miljoen euro); • IBNR-voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen (toename voorziening 4 miljoen euro).
37
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft. Indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden worden herzieningen en schattingen opgenomen in de periode van herziening en toekomstige perioden.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
38
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
Vreemde valuta koers per balansdatum USD GBP JPN* CHF SEK
31-dec-14
31-dec-13
0,83 1,29 68,93 0,83 0,11
0,73 1,20 69,05 0,82 0,11
* Euro per 10.000 eenheden Japanse yens.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
Participaties in vastgoedbeleggingsinstellingen Participaties in beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Obligaties en andere vastrentende waardepapieren Beursgenoteerde obligaties en andere vastrentende waardepapieren en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde. Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde van de leningen op schuldbekentenis wordt berekend op basis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen. De gehanteerde interestpercentages voor het contant maken zijn ontleend aan externe onafhankelijke partijen en zijn afhankelijk van het kredietrisico per tegenpartij. De leningen op schuldbekentenis worden in de jaarrekening verantwoord onder de obligaties en andere vastrentende waardepapieren.
39
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Derivaten Valutatermijncontracten Het fonds maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten. De valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum. Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.
Renteswapcontracten Het fonds gebruikt renteswapcontracten voor het afdekken van het renterisico. De renteswapcontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald als de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende renteswapcurve. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva.
Overige beleggingen Dit betreffen beleggingen die niet aan de andere beleggingen kunnen worden toegewezen. De overige beleggingen betreffen private equity, hedgefondsen, commodities en dergelijke. Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Opportunities Dit betreft de Life settlement portefeuille van het fonds. Deze portefeuille wordt gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Bij de berekening van de contante waarde wordt gebruik gemaakt van de sterftetafels (RP- en MP- tafels 2014 (generatietafels)). Dit gebeurt ook voor de premies. Tezamen bepalen zij met kosten die gemaakt zijn in het fonds de waarde.
Onderhandse leningen De onderhandse leningen worden gewaardeerd op actuele waarde door het quotiënt van het rendement van de lening en het effectief rendement van dertigjarige staatsleningen ultimo boekjaar, inclusief een illiquiditeits- en risico-opslag van 1,25%.
Beleggingen voor risico deelnemers Dit betreft het zogenaamde privioen, een beschikbare premieregeling waarbij voor rekening en risico van de deelnemer wordt belegd bij Robeco. Waardering van de beleggingen vindt plaats tegen de actuele waarde zoals opgegeven door Robeco.
Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen en overlopende activa worden tegen reële waarde opgenomen. Na eerste verwerking worden de vorderingen en overlopende activa tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd. Bij vorderingen komt deze waarde overeen met de nominale waarde, voor zover van toepassing onder aftrek van eventuele bijzondere waardevermindering, indien sprake is van oninbaarheid. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid 40
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
in mindering gebracht.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (conform wettelijke vereisten). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Daarnaast is rekening gehouden met de toeslagverlening van 0,18% aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden per 1 januari 2015 waartoe in 2014 is besloten. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van 75% van de contante waarde van doorsneepremies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Daarnaast wordt bij het berekenen van de voorziening rekening gehouden met de contante waarde van de (deels) vrijgestelde doorsneepremies voor deelnemers met een ingegaan vroegpensioen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
Rekenrente De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentecurve. Dit is de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (vanaf 20 jaar) een ten opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd. De ontwikkeling van de rentetermijnstructuur over 2014 heeft een negatief effect op de dekkingsgraad van circa 21%.
41
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Rentetermijnstructuur per 31 december 2013 en 31 december 2014:
Sterfte De sterftekansen zijn gebaseerd op de Prognosetafel AG2014 (2013: AG prognosetafel 2012-2062) met toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte.
Partnerfrequenties Voor latent partnerpensioen wordt, voor de verplichte verzekering, uitgegaan van een partnerfrequentie die afgeleid is van CBS-cijfers en gecorrigeerd is met ervaringscijfers van het fonds. Op pensioendatum houdt het fonds rekening met een partnerfrequentie van 100%. Na pensionering gaat het fonds uit van het zogenaamde bepaalde partnersysteem.
Leeftijdsverschil Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
Moment pensioenuitkering Pensioenuitkeringen worden continu verondersteld.
42
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Excassokostenopslag Dit betreft een kostenopslag ter grootte van 2,6% (2013 2,3%) van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
Wezenopslag In verband met het verzekerde wezenpensioen voor de kinderen is de Voorziening Pensioenverplichtingen voor het latente nabestaandenpensioen van actieve en gewezen deelnemers met 3% verhoogd.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Het fonds houdt een (schade) voorziening aan voor premievrijgestelde (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. De voorziening pensioenverplichtingen voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten is gelijk aan 75% van de contante waarde van de maximale toekomstige doorsneepremie (voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen), berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid.
IBNR Het fonds houdt een voorziening aan voor toekomstige arbeidsongeschiktheid (IBNR). Deze voorziening wordt ultimo jaar vastgesteld op tweemaal de verwachte schadelast. Deze schadelast wordt gebaseerd op de in het verslagjaar geboekte premie voor premievrije deelneming en (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
Toeslagverlening De pensioenen van (gewezen) deelnemers en uitkeringsgerechtigden worden, als en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten, jaarlijks op 1 januari volgend op het boekjaar verhoogd met de door het bestuur vast te stellen toeslag. Op de toeslagverlening is een zogenaamde voorwaardelijkheidsverklaring van toepassing.
Korte beschrijving van de pensioenregeling(en) Het fonds heeft de pensioenregelingen en de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven vastgelegd in de volgende reglementen: • (Vroeg)pensioenreglement • Flexpensioenreglement • Uitvoeringsreglement De pensioenregelingen kunnen worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Een bondige opsommingen van de kenmerken van de regelingen is opgenomen in de ABTN van het fonds. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeren de pensioenregelingen zich als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald.
43
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter.
Verhoging per 1 januari 2014 Per 1 januari 2014 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd met een toeslag terwijl de geldende maatstaf voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wel aanleiding zou geven voor een verhoging. De procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de sector is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers. Deze loonontwikkeling was 0% in de van toepassing zijnde meetperiode, namelijk van 31 juli 2012 tot 31 juli 2013. De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf die wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden. De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen) was in de meetperiode (van 31 juli 2012 tot 31 juli 2013) 1,7%. Omdat de beleidsdekkingsgraad van het fonds ultimo 2013 lager was dan 110%, heeft SPW besloten om de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en gepensioneerden per 1 januari 2014 niet te verhogen met een toeslag. De beleidsdekkingsgraad is het minimum van de gemiddelde dekkingsgraad van de laatste vier kwartalen en de dekkingsgraad ultimo het boekjaar na reguliere toeslagverlening per 1 januari volgende op het boekjaar.
Verhoging per 1 januari 2015 Per 1 januari 2015 zijn de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden verhoogd met een toeslag. De procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de sector is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers. Deze loonontwikkeling was 0% in de van toepassing zijnde meetperiode, namelijk van 31 juli 2013 tot 31 juli 2014. De opgebouwde pensioenen voor actieve deelnemers zijn derhalve per 1 januari 2015 niet verhoogd met een toeslag. De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf die wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden. De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen) was in de meetperiode (van 31 juli 2013 tot 31 juli 2014) 0,6%. Op basis van het per 1 januari 2015 gewijzigde Financieel Toetsingskader kon 30% van de beoogde toeslag verleend worden, 0,18% voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen, voor zover in het verleden niet volledig zijn toegekend. Om niet (volledig) toegekende toeslagen alsnog te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het fonds geeft in haar jaarverslag elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). De regeling betreft het zogenaamde privioen belegd bij Robeco. 44
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
De waardering van de voorziening voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen. In 2014 zijn de resterende aanspraken uit deze voorziening wegens pensionering ondergebracht in de basisregeling van het fonds. Eind 2014 zijn er geen gelden meer belegd bij Robeco.
Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde, indien er geen sprake is van transactiekosten).
Schuld inzake VPL Op grond van de overeenkomst ‘Beheer VPL-gelden’ voert SPW, namens cao-partijen, de VPL-regeling uit. Onderdeel van deze overeenkomst is dat SPW VPL-gelden ontvangt en beheert totdat deze worden omgezet in onvoorwaardelijke pensioenen bij SPW voor de deelnemer. De ontvangen VPL-gelden worden strikt gescheiden van de doorsneepremie voor de pensioenregeling in de jaarrekening bijgehouden. De ontvangen VPL-gelden worden als vooruitontvangen bedragen gepresenteerd; hiertoe neemt SPW een schuld inzake VPL op. Aan de schuld inzake VPL wordt jaarlijks het volgende toegevoegd: • De in het verslagjaar ontvangen VPL-gelden; • Interesttoevoeging van het over het verslagjaar gerealiseerde fondsrendement (totaalportefeuille). Aan de schuld inzake VPL wordt onttrokken: • Kosten van inkoop van VPL-aanspraken op basis van de zuivere kostendekkende premie, verhoogd met een opslag (zijnde het maximum van de aanwezige dekkingsgraad of het minimaal vereist eigen vermogen) en de rentetermijnstructuur primo het berekeningsjaar. Dit wordt als premiebate verantwoord in de staat van baten en lasten.
Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden en de VPL-schuld te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Resultaatbepaling
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Betreft de over het verslagjaar geheven premies en koopsommen. De premies zijn gebaseerd op een doorsneepremie die wordt geheven over de pensioengrondslag.
Beleggingsopbrengsten
Directe beleggingsopbrengsten Onder de Directe beleggingsopbrengsten worden de aan het verslagjaar toe te rekenen interest en dividenden verantwoord.
45
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de Indirecte beleggingsopbrengsten worden de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten gedurende het boekjaar verantwoord.
De kosten van vermogensbeheer De kosten van vermogensbeheer zijn op de beleggingsopbrengsten in mindering gebracht.
Saldo overdracht van rechten Onder het Saldo overdracht van rechten worden de in het verslagjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarden van pensioenaanspraken verantwoord, zo mogelijk vermeerderd met interestvergoeding.
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht Het Kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en uit beleggingsactiviteiten. Ontvangsten en uitgaven in vreemde valuta worden omgerekend in euro’s tegen de koersen per transactiedatum. De verschillen tussen de transactiekoers en de koers van afwikkeling worden opgenomen in de post overige mutaties. Voor beleggingen in het buitenland gelden dezelfde voorschriften.
46
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Toelichting op de balans over 2014 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds (Bedragen in duizenden euro's, tenzij anders vermeld)
Stand per 1 januari 2014 Aankoop/verstrekkingen Verkoop/aflossingen Gerealiseerd resultaat Herwaardering Stand per 31 december 2014
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
615.254 235.451 -32.171 -2.801 25.850 841.583
2.434.401 335.547 -185.607 454.329 3.038.670
3.023.564 1.157.271 -318.835 760 368.905 4.231.665
937.085 242.982 -242.983 972.454 1.909.538
1.109.615 171.969 -109.288 32.602 -11.669 1.193.229
8.119.919 1.900.238 -402.919 -212.422 1.809.869 11.214.685
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten Onderhandse leningen Totaal beleggingen volgens de balans
Stand per 1 januari 2013 Aankoop/verstrekkingen Verkoop/aflossingen Gerealiseerd resultaat Herwaardering Stand per 31 december 2013 Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten Onderhandse leningen Totaal beleggingen volgens de balans
553.707 2.732 11.771.124
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
567.324 90.827 -18.522 -6.678 -17.697 615.254
2.314.496 2.418.053 -2.661.231 486.436 -123.353 2.434.401
2.626.887 812.589 -309.760 57 -106.209 3.023.564
1.414.644 -66.759 -20.342 -390.458 937.085
885.295 413.410 -186.473 24.184 -26.801 1.109.615
7.808.646 3.734.879 -3.242.745 483.657 -664.518 8.119.919 49.495 1.793 8.171.207
Actuele waarde
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en beleggingsschulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte-termijnkarakter van de vorderingen en schulden. De 47
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
boekwaarde van alle activa en de verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van afgeleide marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten, onderhandse leningen en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen zijn gewaardeerd door middel van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken, inclusief een verwijzing naar de huidige, reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
(Direct afgeleide) Marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen en - technieken
Totaal
-
434.606 3.038.670 4.231.160 1.909.538 348.570 9.962.544
406.977 505 844.659 1.252.141
841.583 3.038.670 4.231.665 1.909.538 1.193.229 11.214.685
(Direct afgeleide) Marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen en - technieken
Totaal
-
211.703 2.434.401 3.018.885 937.085 370.091 6.972.165
403.551 4.679 739.524 1.147.754
615.254 2.434.401 3.023.564 937.085 1.109.615 8.119.919
De schatting van de actuele waarde is een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (zoals de rentestand, volatiliteit en schattingen van kasstromen) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld.
Schatting van reële waarde De belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor het schatten van de reële waarde van financiële instrumenten zijn: ●
●
theoretische waarderingsmodellen op basis van marktdata (derivaten en onderhandse leningen); intrinsieke waardebepaling op basis van al dan niet gecertificeerde rapportages van de desbetreffende vermogensbeheerders of, indien en voor zover deze niet beschikbaar zijn, de kostprijs van de (recente) investeringen (private equity, hedgefondsen en vastgoed). 48
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
(Direct afgeleide) martknoteringen Hieronder worden de beleggingen gepresenteerd die voor de waardering gebruik maken van prijzen van onafhankelijke prijsleveranciers. Dit betreft dus zowel beursnoteringen als prijzen die dagelijks worden verstrekt door onafhankelijke prijsleveranciers.
Afgeleide marktnoteringen Hieronder worden de beleggingsfondsen gepresenteerd die onderliggend overwegend beursgenoteerde beleggingen bevatten. Ook de rente- en valutaderivaten worden hieronder gepresenteerd. Deze worden gewaardeerd op basis van intern gevalideerde waarderingsmodellen, waarbij waarneembare marktgegevens als input worden gebruikt.
Waarderingsmodellen en -technieken Hieronder worden niet-beursgenoteerde beleggingen gepresenteerd en die beleggingsfondsen die overwegend niet-beursgenoteerde beleggingen bevatten. Ook de aandelenopties worden hieronder gepresenteerd. Het bestuur heeft de actuele waarde van de niet-beursgenoteerde beleggingen geschat op basis van opgaven van investment managers. De betrouwbaarheid van de gebruikte opgave wordt geverifieerd aan de hand van gecontroleerde jaarrekeningen van de fondsen waarin wordt belegd.
Vastgoed 2014
2013
Indirect vastgoed (participatie in beleggingsfondsen) Totaal
841.583 841.583
615.254 615.254
Participatie in vastgoedfondsen met: Liquide beleggingen Illiquide beleggingen
% 51,6 48,4 100,0
% 34,4 65,6 100,0
Aandelen
Mature market Emerging markets Totaal
2014
2013
2.497.060 541.610 3.038.670
1.975.412 458.989 2.434.401
Per balansdatum waren geen aandelen uitgeleend.
49
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Vastrentende waarden
Staatsobligaties (niet index-linked) Hypothecaire leningen Credits Totaal
2014
2013
2.134.491 546.879 1.550.295 4.231.665
989.597 692.120 1.341.847 3.023.564
Per balansdatum waren geen vastrentende waarden uitgeleend.
Derivaten 2014
2013
-112.137 2.021.675 1.909.538
47.897 889.188 937.085
Activa
2014
2013
Valutaderivaten Rentederivaten Totaal
7.310 2.455.935 2.463.245
50.918 935.662 986.580
Valutaderivaten Rentederivaten Totaal
De waarde van de derivaten bevat voor 37.855 (2013: 42.449) aan te vorderen rente.
De derivaten kunnen als volgt worden gepresenteerd (uitgesplitst naar activa en passiva):
50
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Passiva
2014
2013
Valutaderivaten Rentederivaten Totaal
119.447 434.260 553.707
3.021 46.474 49.495
De valutatermijncontracten worden niet voor een specifieke beleggingscategorie afgesloten; er heeft daarom geen verdeling naar beleggingscategorieën plaatsgevonden. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. In 2014 gebruikt het fonds derivaten alleen om marktrisico’s af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s voortvloeiend uit het gebruik van derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Alle transacties zijn aangegaan met APG Treasury Center, waarbij cash collateral uitgewisseld wordt. De relatie met APG Treasury Center (TC) wordt nader toegelicht op (pagina 61). Het uitwisselen van onderpand vindt plaats in de vorm van cash eurobetalingen op dagbasis tussen APG TC en SPW tegen een marktconforme vergoeding op basis van EONIA. Indien onderpand wordt uitgewisseld is het standaard in de markt dat renteswapcontracten op basis van EONIA-curve worden gewaardeerd. Het fonds heeft eind 2014 1.928 miljoen euro (2013: 938 miljoen euro) aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten als gevolg van de positieve waarde van de derivaten. Het ontvangen onderpand staat ter vrije beschikking voor het fonds. Op basis van het normpercentage voor het Overlay fonds in de beleggingsmix ter grootte van 10% vindt herbelegging van ontvangen cash collateral plaats indien en voor zover de waarde van het Overlay fonds op de eerste werkdag van de maand groter is dan 10%. Derhalve is de positie aangehouden liquide middelen lager dan de opgenomen schuldpositie collateral.
51
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Overige beleggingen
Private equity Hedgefondsen Commodities Opportunities Infrastructuur Totaal
2014
2013
474.848 312.238 348.570 16.736 40.837 1.193.229
427.605 253.257 370.091 17.006 41.656 1.109.615
Onderhandse leningen De onderhandse leningen bestaan uit twee leningen. Het rentepercentage is voor beide leningen een vast percentage en bedraagt 7,25%. De resterende looptijd bedraagt respectievelijk 24 jaar (bedrag lening 1.394) en 27 jaar (bedrag lening 1.338). Er vindt geen aflossing plaats gedurende de looptijd van de leningen.
2. Beleggingen voor risico deelnemers 2014
2013
Stand per 1 januari
55
141
Bij: storting Bij: rente/dividend Af: kosten Af: opnamen Af: koersresultaat Stand per 31 december
5 -60 -
1 1 -85 -3 55
52
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
3. Overige vorderingen en overlopende activa
Te vorderen premies en koopsommen Beleggingsdebiteuren Lopende interest Rekening-courant SVW Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
2014
2013
27.886 25.395 143 386 488 54.298
30.182 24.108 4 254 54.548
Alle vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar. Er is geen noodzaak tot het vormen van een voorziening voor oninbaarheid. De post 'Rekening-courant SVW' betrof in 2013 een schuld en is in de vergelijkende cijfers opgenomen onder 'Overige schulden en overlopende passiva'.
Te vorderen premies en koopsommen
Per 31 december vastgestelde nog te ontvangen premies en koopsommen Totaal
2014
2013
27.886 27.886
30.182 30.182
2014
2013
18.543 6.852 25.395
19.729 87 4.292 24.108
Op deze post is geen voorziening voor oninbaarheid opgenomen.
Beleggingsdebiteuren
Nog af te wikkelen transacties Te vorderen dividend Te vorderen dividendbelasting Totaal
53
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
4. Liquide middelen
Liquiditeiten aangehouden als onderdeel van de beleggingsmandaten Overige bank- en girorekeningen Totaal
2014
2013
1.144.775 15.018 1.159.793
1.145.761 29.110 1.174.871
De liquide middelen staan ter vrije beschikking. Ultimo 2014 heeft SPW bij ING Bank N.V. een kredietfaciliteit van 7,5 miljoen euro. Hiervan wordt ultimo 2014 geen gebruik gemaakt
5. Stichtingskapitaal en reserves In onderstaande tabel wordt het verloop van het vermogen weergegeven.
Stand per 31 december 2013 Toevoeging saldo van baten en lasten Stand per 31 december 2014
Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico's
Stichtingskapitaal
Extra reserve
Totaal
985.165 263.874 1.249.039
-
-
985.165 263.874 1.249.039
Toelichting bestemming resultaat Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s De reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s is minimaal gelijkgesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen en maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen zoals vastgesteld in de solvabiliteitstoets en voor zover de middelen van het fonds de vorming hiervan toelaten.
Extra reserve Gezien de vermogenspositie eind 2014 is er geen sprake van een extra reserve. Alleen wanneer het vermogen groter is dan het vereist eigen vermogen vinden er dotaties plaats aan de extra reserve.
54
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Solvabiliteit
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Aanwezig eigen vermogen
386.177 1.640.735 1.249.039
2014
2013
Percentage van VPV e/r
Percentage van VPV e/r
4,2% 17,8% 13,5%
311.824 1.330.412 985.165
4,2% 18,0% 13,3%
Het fonds heeft ultimo 2014 een vermogen dat hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen, maar lager dan het vereist eigen vermogen (onder de normportefeuille 2015). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van het standaardmodel. Voor actief beleggingsbeleid kan met de standaardtoets het risico niet juist worden ingeschat. SPW heeft daarom het standaardmodel aangepast door rekening te houden met een iets hogere schokwaarde op de aandelenportefeuille zodat dit risico beter kan worden ingeschat. Voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille wordt uitgegaan van het hoogste vereist eigen vermogen dat volgt uit de asset mix van de normportefeuille in de evenwichtssituatie van het jaar volgend op het boekjaar, of de werkelijke portefeuille ultimo boekjaar. Het herstelplan uit 2009 is met de invoering van het gewijzigd Financieel Toetsingskader in 2015 komen te vervallen. De gewijzigde regelgeving maakt het opstellen van een nieuw herstelplan in 2015 noodzakelijk.
6. Voorziening voor risico pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
Categorie
2014
2013
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden VPV
4.526.049 1.311.332 3.338.110 9.175.491
3.950.824 900.037 2.482.259 7.333.120
Premievrije deelneming arbeidsongeschikten Rekening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden Spaarfonds voor gemoedsbezwaarden IBNR Totaal
34.928 34 333 16.292 9.227.078
35.209 1.840 349 11.949 7.382.467
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. De voorziening Rekening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden is berekend op de contante waarde van de benodigde pensioenpremie waarvoor het pensioenfonds conform de reglementen de last draagt. 55
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
De verdeling van de deelnemers naar categorieën is als volgt (in aantallen):
Categorie
2014
2013
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal
29.443 21.459 16.940 67.842
32.074 20.347 16.151 68.572
Mutatie balanspost Voorziening pensioenverplichtingen
Stand per 1 januari Toevoegingen en onttrekkingen Interest Effect rentetermijnstructuur Pensioenopbouw Toeslagverlening Saldo overdracht van rechten Arbeidsongeschiktheid Vrijval uitkeringen Sterfte Vrijval excasso Dotatie IBNR Wijziging actuariële grondslagen Andere resultaten Stand per 31 december
2014
2013
7.382.467
7.473.374
28.462 1.644.424 267.545 8.418 16.482 4.627 -190.607 1.724 -4.359 4.343 65.718 -2.166 9.227.078
26.910 -263.034 310.855 0 11.100 5.638 -173.310 -25 -3.963 594 -5.672 7.382.467
Interest Aan de pensioenverplichtingen is over het jaar 2014 een interest van 0,38% toegevoegd (2013: 0,35%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijd opbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Toeslagverlening Per 1 januari 2015 zijn de pensioenaanspraken en uitkeringen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden verhoogd met 0,18%. 56
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
De benodigde koopsom hiervoor is ultimo 2014 reeds opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen.
57
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Saldo overdracht van rechten
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Saldo overdracht van rechten
2014
2013
25.322 -8.840 16.482
20.604 -9.504 11.100
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
Arbeidsongeschiktheid Als gevolg van invalidatie/revalidatie wordt een bedrag toegevoegd/onttrokken aan de voorziening pensioenverplichtingen.
Vrijval uitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
Sterfte Als gevolg van sterfte wordt een bedrag toegevoegd (ingang nabestaandenpensioen) / onttrokken (vrijval opgebouwd ouderdomspensioen) aan de voorziening pensioenverplichtingen.
Vrijval excasso Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
Dotatie IBNR Er wordt een voorziening aangehouden voor het risico dat deelnemers, die zich nog bevinden in de periode van verplichting tot loondoorbetaling door de werkgever, binnen twee jaar arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt (ultimo jaar) geschat als tweemaal de verwachte schadelast (risicopremie) als gevolg van premievrije deelneming en (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in het huidige boekjaar.
Wijziging actuariële grondslagen Het bestuur heeft in 2014 besloten om verschillende (actuariële) grondslagen die gehanteerd worden voor de bepaling van de Voorziening pensioenverplichtingen te wijzigen. De wijzigingen en het effect van de schattingswijziging op de voorziening pensioenverplichtingen zijn: • Sterftegrondslagen als gevolg van de nieuwe prognosetafel AG2014 (toename voorziening 2 miljoen euro) in combinatie met
58
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
aanpassing van de leeftijdsafhankelijke correctiefactoren voor hoofdverzekerden (toename voorziening 39 miljoen euro); • De kostenvoorziening(toename voorziening 27 miljoen euro); • IBNR-voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen (toename voorziening 4 miljoen euro).
Andere resultaten Andere resultaten betreft voornamelijk correcties.
7. Voorziening voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Wijziging voorziening voor risico deelnemers Stand per 31 december
2014
2013
55 -55 -
141 -86 55
Dit betreft het zogenaamde privioen, een beschikbare premieregeling waarbij voor rekening en risico van de deelnemer werd belegd bij Robeco. In 2014 is deze regeling gestopt.
8. Overige schulden en overlopende passiva
Derivaten Collateral Beleggingscrediteuren Af te dragen belastingen en sociale premies Diversen Schuld rekening-courant SVW Schuld inzake VPL Totaal
2014
2013
553.707 1.928.100 3.784 4.904 761 17.842 2.509.098
49.495 938.490 2.006 3.686 4.750 3.913 30.654 1.032.994
Alle schulden, met uitzondering van de derivaten en deels de schuld inzake VPL, hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De post 'Rekening-courant SVW' betreft in 2014 een vordering en is opgenomen onder 'Overige vorderingen en overlopende activa'.
Derivaten De schulden uit hoofde van derivaten betreffen valutaderivaten en rentederivaten met een negatieve waarde. Voor een specificatie wordt verwezen naar (pagina 51).
Collateral Dit betreft de terugbetalingsverplichting van het ontvangen cash collateral. Voor een verdere toelichting verwijzen wij u naar de
59
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
toelichting op (pagina 51).
Beleggingscrediteuren Dit betreft nog af te wikkelen transacties.
Schuld inzake VPL Op grond van de overeenkomst ‘Beheer VPL-gelden’ voert SPW, namens cao-partijen, de VPL-regeling uit. Onderdeel van deze overeenkomst is dat SPW VPL-gelden ontvangt en beheert totdat deze worden omgezet in onvoorwaardelijke pensioenen voor de deelnemer bij SPW. De ontvangen VPL-gelden worden strikt gescheiden van de doorsneepremie voor de pensioenregeling in de jaarrekening bijgehouden. Het verloop van deze post is als volgt:
Stand per 1 januari Ontvangen gelden Toegekende aanspraken Rendement Eindsaldo
2014
2013
30.654 43.433 -61.247 5.002 17.842
12.558 40.182 -22.704 618 30.654
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Uitbesteding administratie Met ingang van 1 januari 2006 heeft SPW de uitvoering van de administratie, de communicatie en de secretariële werkzaamheden uitbesteed aan APG Rechtenbeheer nv. Er is een overeenkomst aangegaan voor tien jaar. Met ingang van 1 maart 2012 heeft SPW de uitvoering van het beheer van het vermogen, uitbesteed aan APG Asset Management nv. De overeenkomst loopt tot 1 januari 2016.
Leaseauto's Met ingang van 2010 heeft SPW voor vier leaseauto’s leasecontracten afgesloten met wisselende resterende looptijden tussen 24 en 60 maanden.
Huisvesting SPW heeft een contract met onbepaalde looptijd met Bouw & Infrapark inzake de huisvesting van het bestuursbureau. De huisvestingskosten bedragen per jaar circa 32 duizend euro.
APG Treasury Center BV APG Treasury Center BV (APG TC bv) is de centrale wederpartij voor het liquiditeitenbeheer en de aan- en verkoop van over the counter derivaten (OTC derivaten).
60
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
APG TC bv opereert als service center, waarbij alle winsten en verliezen uit hoofde van transacties maandelijks worden toegerekend aan de deelnemende partijen waaronder SPW (op basis van het Resultaattoekenningsbeleid). APG TC bv voert alle transacties uit in eigen naam als principal. In APG TC bv deelnemende partijen sluiten een basisovereenkomst met APG TC bv waarin onder meer is vastgelegd dat APG TC bv als exclusieve tegenpartij voor OTC derivaten zal fungeren. Tevens sluiten de deelnemende partijen ISDA Master Agreements en GMRA-contracten met APG TC bv. Op transacties tussen de deelnemende partijen en APG TC bv is dus marktconforme documentatie van toepassing, inclusief een best practice arrangement voor uitwisseling van onderpand (de CSA). Met Marktpartijen zijn voor wat betreft de handel in OTC derivaten ISDA-CSA overeenkomsten en voor repo’s GMRA-contracten gesloten. Teneinde aan de kredietwaardigheidvereisten van de deelnemende partijen en Marktpartijen te kunnen voldoen, is voor de betalingsverplichtingen van APG TC bv jegens deze derden partijen een garantieovereenkomst gesloten waarbij de Stichting Depositary APG Fixed Income Credits Pool en de Stichting Depositary APG Developed Markets Equity Pool (hierna “de Garantieverstrekkers”) garant staan in het geval APG TC bv haar verplichtingen jegens deze partijen niet nakomt. De garantie houdt in dat de Garantieverstrekkers beiden garant staan ten opzichte van de derde partij voor alle betalingsverplichtingen van APG TC bv uit hoofde van de overeenkomst (ISDA/GMRA) tussen deze derde partij en APG TC bv, na verrekening van eventueel aan APG TC bv (op dat moment, in de toekomst of in geval van onvoorziene omstandigheden) verschuldigde bedragen en door APG TC bv verstrekt onderpand. Indien een Garantieverstrekker zou worden aangesproken onder een garantieovereenkomst en deze de betreffende claim van de derde partij heeft voldaan, dan verkrijgt de Garantieverstrekker op basis van een overeenkomst een recht van regres op APG TC bv en de deelnemende partijen aan wie de onderliggende claim, waarvoor de garantie is aangesproken, kan worden toegerekend. Op grond van dit regressysteem dragen de deelnemende partijen van APG TC bv uiteindelijk hun eigen verplichtingen en risico's. Het risico dat gelopen wordt is beperkt als gevolg van het uitvoeren van activiteiten binnen een besloten kring van Nederlandse pensioenfondsen. SPW heeft per 31 december 2014 een belang van 3,9% (2013: 4,7%) met een waarde van 2.1 miljard euro (2013: 2.0 miljard euro) in de APG Fixed Income Credits Pool. Per 31 december 2014 heeft SPW een belang van 2,1% (2013: 2,0%) met een waarde van 2.0 miljard euro (2013: 1.6 miljard euro) in de APG Developed Markets Equity Pool.
Verbonden partijen De medewerkers van het Bestuursbureau SPW en een bestuurslid waren in 2014 deelnemer aan de pensioenregeling van het fonds onder de normale condities van deze regeling. Tussen het fonds en Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties (SVW) vinden de volgende transactiestromen plaats: ●
●
Afdracht van premie door SVW aan SPW voor opbouw van ouderdomspensioen voor de uitkeringsgerechtigden van SVW: 0,7 miljoen euro (2013: 2,4 miljoen euro). Afdracht van door SVW niet uitbetaalde vroegpensioenaanspraken ten behoeve van de inkoop van ouderdomspensioenrechten bij SPW overkook: 5,0 miljoen euro (2013: 4,3 miljoen euro).
De transacties vinden plaats onder marktconforme condities en voorwaarden.
61
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 9. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 2014
2013
2014
2013
2014
2013
Aard van de verzekering
Werknemers
Werkgevers
Werknemers
Werkgevers
Totaal
Totaal
Verplichte verzekering Vroegpensioen Arbeidsong.pensioen/Aanvull.arbeidsong.pensioen Vrijwillige verzekering ANW Hiaat verzekering Stichting FVP Invaliditeitspensioen Eenmalige storting Ingekochte aanspraken VPL Totaal
195.749 1.397 326 275 -16 61.247 258.978
206.540 -10 1.209 295 332 -14 22.704 231.056
90.981 1.777 612 970 2.311 517 97.168
99.866 1.478 501 940 704 636 104.125
286.730 3.174 938 970 2.311 792 -16 61.247 356.146
306.406 -10 2.687 796 940 704 968 -14 22.704 335.181
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers (inclusief aanvullende en vrijwillige verzekeringen, maar exclusief VPL-gelden) bedraagt 31,2% van de pensioengrondslagsom. De VPL-premie bedraagt 3,4% van het pensioengevend loon en de ontvangen bedragen worden als Ontvangen VPL-gelden verantwoord onder Overige schulden overlopende passiva als Schuld inzake VPL. De aan de Schuld inzake VPL onttrokken bedragen (ingekochte aanspraken VPL) worden als premiebaten verantwoord. Een specificatie van de ontvangen premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) is opgenomen in bovenstaande tabel. Daarnaast komen premies beschikbaar uit de vrijval uit de gevormde voorziening premievrije deelneming voor arbeidsongeschikte deelnemers en uit de voorziening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden. Deze beschikbare premies bedragen circa 0,8% van de pensioengrondslagsom. Deze premies zijn niet verantwoord in bovenstaande tabel. In totaal is er dus een premie (exclusief VPL-gelden) beschikbaar van circa 32,0% van de pensioengrondslagsom. De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Feitelijke premie (excl. schadeverzekeringen) Gedempte premie
261.610 289.960 253.079
2014
2013
In percentage van pensioengrondslag
In percentage van pensioengrondslag
28,1 31,1 27,2
346.542 307.795 282.811
34,6 30,7 28,2
Het verschil tussen de feitelijke premie en de ontvangen premies bestaat voornamelijk uit de niet gereserveerde VPL-premie en de premies voor arbeidsongeschiktheidspensioen en ANW-hiaat.
62
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. SPW hanteert de gedempte premiemethodiek voor de toetsing van de kostendekkendheid van de premie. De feitelijke premie was hoger dan de gedempte premie en de kostendekkende premie. De samenstelling van de zuivere kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw Benodigde koopsom voor risicodekking Solvabiliteitsopslag Opslag voor uitvoeringskosten Totale kostendekkende premie
2014
2013
211.563 4.178 38.833 7.036 261.610
284.235 4.407 50.224 7.676 346.542
2014
2013
204.333 4.178 37.532 7.036 253.079
229.950 4.407 40.778 7.676 282.811
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt:
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw Benodigde koopsom voor risicodekking Solvabiliteitsopslag Opslag voor uitvoeringskosten Totale gedempte kostendekkende premie
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie is het gevolg van het verschil tussen de gehanteerde veronderstellingen bij de premiestelling (feitelijke premie) en de gerealiseerde kostendekkende premie. Deze ruimte is beschikbaar voor mogelijke (aanvullende) voorwaardelijke toeslagverlening voor actieve deelnemers. Het bestuur heeft besloten deze ruimte niet aan te wenden voor toeslagverlening aan actieve deelnemers per 1 januari 2015.
10. Premiebijdragen voor risico deelnemers
Premiebijdragen voor risico deelnemers Totaal
2014
2013
5 5
1 1
63
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
11. Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige Subtotaal
Toegerekende algemene kosten aan kosten van vermogensbeheer Totaal
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
2014
115.294 -36 114.626 95.983 3.016 328.882
23.049 454.330 370.605 734.044 21.715 1.603.744
2.155 3.984 3.184 -142 2.025 11.206
140.498 458.278 488.414 829.886 26.757 1.943.832
-
-
-1.392
-1.392
328.882
1.603.744
9.814
1.942.440
Rendementstoevoeging VPL-schuld
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige Subtotaal
Toegerekende algemene kosten aan kosten van vermogensbeheer Totaal Rendementstoevoeging VPL-schuld
-5.002 1.937.438
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
2013
26.712 2.156 104.884 90.788 11.220 235.760
-24.376 363.083 -106.152 -235.899 -8.400 -11.744
1.497 2.530 2.237 1.438 -452 7.250
3.833 367.769 969 -143.673 2.368 231.266
-
-
-1.226
-1.226
235.760
-11.744
6.024
230.040 -618 229.422
De bate van 11.206 (2013: 7.250) onder de kosten van vermogensbeheer ontstaat doordat het grootste deel van de kosten rechtsreeks door APG Asset Management in rekening wordt gebracht in de APG Pools en derhalve niet in de administratie van SPW terecht komt. De kortingen die SPW ontvangt van APG Asset Management daarentegen worden rechtsreeks met SPW verrekend. Derhalve resulteren de kosten vermogensbeheer in bovenstaande tabel in een bate en niet in een last. Voor een volledige toelichting op de kosten van vermogensbeheer verwijzen wij naar pagina 16.
64
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Naast de kosten van vermogensbeheer worden in bovenstaande tabel de algemene kosten gepresenteerd die toegerekend zijn vanuit pensioenuitvoeringskosten aan de kosten vermogensbeheer (2014: 1.392 en 2013: 1.226).
12. Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers Totaal
2014
2013
-
-2 -2
2014
2013
20.958 4.987 -8.854 17.091
22.015 4.299 -11.057 15.257
2014
2013
131 46 78 255
37 37
13. Saldo overdracht van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen Overkookregeling (overgenomen van SVW) Overgedragen pensioenverplichtingen Totaal
14. Diverse baten
Vergoeding verzekeringtechnisch nadeel Rente FVP Diverse baten Correctie toekenning pensioen Totaal
65
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
15. Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Vroegpensioen Weduwen- en weduwnaarspensioen Wezenpensioen Andere uitkeringen: - Invaliditeitspensioen - Afkoop wegens gering bedrag - Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen - Anw-hiaatpensioenverzekering - Eindejaarsuitkeringen Totaal
2014
2013
-150.928 -8.247 -24.864 -594
-122.706 -20.109 -23.565 -620
-794 -527 -3.176 -117 -1.585 -157 -190.989
-849 -737 -3.009 -146 -1.541 -153 -173.435
De post Afkoop wegens gering bedrag betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 458,06 euro (2013: 451,22 euro) per jaar (de afkoopgrens), overeenkomstig de Pensioenwet.
66
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
16. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2014
2013
Administratiekosten APG Actuariële kosten Advieskosten Kosten Raad van Toezicht Kosten verantwoordingsorgaan Kosten bestuur Loonkosten bestuursbureau Kantoorkosten bestuursbureau Accountantskosten Kosten compliance officer Contributies Kosten Deelnemersraad Kosten Bestuurscommissie Balansmanagement Juridische kosten Kosten ALM-studie Subtotaal
-10.002 -39 -349 -42 -61 -306 -998 -123 -101 -22 -586 -28 -58 -27 -45 -12.787
-10.413 -33 -243 -52 -15 -220 -790 -151 -73 4 -696 -90 -66 -27 -12.865
Toerekening algemene kosten aan kosten vermogensbeheer Totaal
1.392 -11.395
1.226 -11.639
In de loonkosten bestuursbureau is een bedrag van 8 duizend euro (2013: 8 duizend euro) opgenomen voor de crisisheffing. Van de totale algemene kosten van 2,8 miljoen euro is 50% toegerekend aan de kosten vermogensbeheer.
Onkostenvergoeding bestuur Voor een toelichting op de vergoeding van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies en overige gremia wordt verwezen naar het overzicht van vergoedingen 2014. Een deel van de totale kosten bestaat uit zaalhuur, advieskosten, kosten van opleidingen en overige kosten. De aan het bestuur betaalde vergoeding bedraagt in 2014 208 duizend euro (2013: 109 duizend euro). Medio 2013 zijn 2 bestuursleden benoemd en medio 2014 nog een bestuurslid. Deze 3 nieuwe benoemingen verklaren de stijging in de vergoedingen.
Loonkosten bestuursbureau Het fonds heeft ultimo 2014 zes (2013: zes) personeelsleden in dienst ter ondersteuning van het bestuur. De kosten hiervan zijn verantwoord onder Loonkosten bestuursbureau. De overige personeelskosten en de beloning van de directie van APG zijn onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst met APG.
Accountantskosten KPMG
67
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
2014
2013
Onderzoek van de jaarrekening en verslagstaten door KPMG Andere controleopdrachten Fiscale dienstverlening
-101 -
-67 -
Andere niet-controlediensten Overige dienstverlening Kosten compliance officer Kosten advisory Totaal
-22 -123
-6 4 -69
De accountantskosten zijn toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
17. Mutatie VPV voor risico pensioenfonds Voor een toelichting op de post Mutatie VPV voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting onder 6. Voorziening voor risico pensioenfonds.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder de mutatie pensioenverplichtingen.
18. Diverse lasten Uitkeringslasten Bankkosten Kosten Robeco Overige lasten Totaal
2014
2013
-30 -12 -7 -12 -61
-6 -6
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
68
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Risicobeheer en derivaten
Beleid en risicobeheer De tabellen opgenomen in de risicoparagraaf bevatten voor de beleggingen in de APG Pools een doorkijk naar de eerstvolgende laag van de beleggingen. De grondslag voor de tabellen in de risicoparagraaf is het totaal belegd vermogen van SPW ad 10,5 miljard euro (2013: 8,3 miljard euro). Dit bevat onder meer het totaal aan beleggingen volgens de balans ad 11,8 miljard euro (2013: 8,2 miljard euro), vermeerderd met de creditpostitie van het derivaat ad - 0,5 miljard euro (2013: - 0,1 miljard euro), de liquide middelen voor beleggingen ad 1,1 miljard euro (2013: 1,1 miljard euro) en het collateral ad - 1,9 miljard euro (2013: - 0,9 miljard euro). Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten zijn: • beleggingsbeleid • premiebeleid • herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats na uitvoerige analyse ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten.
Risicoprofiel Op basis van een ALM-studie is een strategische asset mix (hierna: benchmarkportefeuille) bepaald in samenhang met het ex ante risicoprofiel van SPW. Het beleggingsbeleid in 2014 is onder andere gebaseerd op het Strategisch Beleggingsplan 2013-2015, dat is opgesteld in aansluiting op de in 2012 uitgevoerde ALM-studie. Daarnaast is het beleggingsbeleid gebaseerd op onze economsche visie en de mogelijkheden om de verdeling naar (illiquide) beelggingscategorieën op korte termijn aan te passen. De onderstaande tabel laat de opbouw zien van de strategische beleggingsmix, de normportefeuille en de werkelijke portefeuille.
Vastrentende waarden Zakelijke waarden: - Aandelen - Vastgoed - Overig *
Strategische Mix 2014
Beleggingsplan 2014
Werkelijk 2014
Strategische Mix 2013
Beleggingsplan 2013
Werkelijk 2013
44,0%
42,0%
45,4%
44,0%
37,4%
42,0%
30,0% 10,0% 16,0%
25,5% 8,5% 24,0%
32,7% 9,1% 12,8%
30,0% 10,0% 16,0%
25,5% 8,5% 28,6%
33,8% 8,6% 15,6%
* Betreft Alternatives en Overlay.
Het rendement van de beleggingsportefeuille van SPW wordt maandelijks vastgesteld door APG Asset Management. Vervolgens 69
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
worden de verschillen met het resultaat van de benchmarkportefeuille vastgesteld. De resultaten worden maandelijks gerapporteerd aan het bestuur. Ten aanzien van valutarisico’s was het beleid in 2014 dat de exposure voor de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen voor 82% afgedekt moest worden. Daarnaast worden de posities in Hong Kong dollars afgedekt via de Amerikaanse dollar. Conform het belegginsbeleid worden overige valutaposities niet afgedekt.
Rendement op het beheerd vermogen De benchmarkportefeuille vormt de basis voor de uitvoering van het beleggingsbeleid van SPW. Het is wel mogelijk om in de beleggingsportefeuille, binnen de toegestane bandbreedtes, van deze benchmark af te wijken. Op deze manier kan zowel een hoger als een lager rendement worden behaald in relatie tot de benchmarkportefeuille. Daarnaast is het mogelijk een hoger rendement te behalen door het toepassen van actief beheer van de achterliggende (deel)portefeuilles. Voor een nadere toelichting inzake het rendement over 2014 verwijzen wij naar het jaarverslag, paragraaf Beleggingen.
Solvabiliteit De solvabiliteit van het fonds is de mate waarin het fonds kan voldoen aan zijn (huidige) financiële verplichtingen. Dit wordt voor het fonds uitgedrukt als aanwezige dekkingsgraad welke zich als volgt heeft ontwikkeld (in percentages):
Dekkingsgraad begin boekjaar Premie Uitkering Indexering Renteverandering Overrendement Overige oorzaken Dekkingsgraad einde boekjaar
Nominaal 2014
Nominaal 2013
113,3%
106,7%
0,6% 0,4% -0,1% -20,8% 25,5% -5,4% 113,5%
-0,1% 0,2% 0,0% 4,1% 2,6% -0,2% 113,3%
Bij het verloop van de dekkingsgraad is de berekeningsmethode conform DNB gehanteerd. Effecten worden hierbij individueel gerelateerd aan de beginstand. Dit leidt bij grote veranderingen (rente, rendement) tot een forse sluitpost overige oorzaken. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel met enkele kleine aanpassingen om voldoende rekening te kunnen houden met specifieke (afdekking van) risico’s van het fonds. Voorbeeld hiervan is het verhoogde risico in verband met actief beheer van de portefeuille. Het bestuur acht het gebruik van dit standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De solvabiliteitstoets en de uitkomsten worden hieronder nader uitgewerkt.
70
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd (PW 131-133). Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (PW 134). Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze vereiste buffers (vereiste buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt:
2014
2013
S1 Renterisico S2 Prijsrisico S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief beheer [4] Diversificatie-effect Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) (b)
373.593 1.296.806 526.002 163.017 95.605 271.778 -1.086.066 1.640.735
353.770 1.054.966 312.449 113.132 57.795 211.912 -773.612 1.330.412
Voorziening pensioenverplichtingen (a) Vereist pensioenvermogen (a+b)
9.227.078 10.867.813
7.382.467 8.712.879
Aanwezig pensioenvermogen Tekort
10.476.117 -391.696
8.367.632 -345.247
[4] Dit risico is meegenomen in S2 Prijsrisico
Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de asset mix van de normportefeuille in de evenwichtssituatie van het jaar volgend op het boekjaar. De vereiste procentuele buffer per 31 december 2014 (17,8%) is lager dan per 31 december 2013 (18,0%).
71
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Marktrisico’s (S1-S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico op zakelijke waarden (aandelen, alternatieve beleggingen en vastgoed) en grondstoffen en het valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door de portefeuillemanagers van APG binnen de beleggingscategorieën en maandelijks tussen de beleggingscategorieën, in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Hieronder volgen de elementen welke het solvabiliteitsrisico bepalen:
Renterisico (S1) Verplichtingen van het renterisico Het beleid van SPW ten aanzien van renteafdekking is om bij hogere rentestanden de rente meer te beschermen dan bij lagere rentestanden. Uit de ALM-studie concludeerde SPW dat mean reversion een positief effect heeft op de rentestanden. SPW dekt het risico af op basis van de netto-verplichtingen. De netto-afdekking van de verplichtingen kan worden geïnterpreteerd als de afdekking door middel van renteswaps van het renterisico van de verplichtingen, na aftrek van het renterisico van de vastrentendewaardenportefeuilles. Het renterisico wordt afgedekt door middel van renteswaps (derivaten) met verschillende looptijden. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Ten behoeve van de afdekking van het renterisico waren ultimo 2014 128 swaps (2013: 65) afgesloten. SPW hanteert een staffel die dient als richtlijn om de mate van renterisicobescherming te bepalen. Uitgangspunt van de staffel is dat bij hogere rentestanden er meer renterisico wordt afgedekt dan bij lagere rentestanden. In 2014 kende het mandaat voor de renteafdekking een laagste (netto) niveau van 52%. Vanwege de beperkte ruimte die het FTK bood was een lager niveau niet mogelijk. Gedurende het jaar is de rentehedge rondom dat normatieve renteafdekkingspercentage van 52% gehandhaafd. Het fonds beschikt over interne beheersingsmaatregelen die een continue monitoring op deze risico’s waarborgen, zoals: ●
●
●
●
De liquiditeitscontrole, onder andere via de rapportages over het liquiditeitsrisico; De norm rentehedge en de bandbreedte hieromheen, zoals vastgelegd in het jaarlijkse beleggingsplan; De mandaatrestricties ten aanzien van de overlay portefeuille, zoals vastgelegd in het mandatenboek en waarover wordt gerapporteerd in de compliance monitor via de maandrapportages van de uitvoerder; Gedurende 2014 zijn aanvullende beheersingsmaatregelen getroffen om het curverisico te mitigeren.
Het renteafdekkingsbeleid is onveranderd voortgezet na de introductie van OIS- en UFR-curve in 2013. Voor het renteafdekkingsbeleid gaat het fonds dus uit van de marktwaardewaardering.
72
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Onderstaand overzicht geeft de notionalwaarden per looptijd:
Type swap
Looptijd
Payer Payer Payer Payer Payer Receiver Receiver Receiver Receiver Receiver
< 1 jaar 1 -5 jaar 6 – 10 jaar 11 -20 jaar > 20 jaar < 1 jaar 1 -5 jaar 6 – 10 jaar 11 -20 jaar > 20 jaar
Notional 894.500 1.143.300 757.000 1.491.300 637.000 872.000 670.500 1.146.000 3.427.300
De waarde van de renteswaps (inclusief opgelopen rente) per 31 december 2014 was 2.022 miljoen (2013: 889 miljoen). Het ongerealiseerde resultaat op de renteswaps over 2014 was 1.137 miljoen positief (2013: 378 miljoen negatief). Het renterisico op obligaties is verwerkt in de ontwikkeling van de actuele waarde van deze beleggingen. Het renterisico van de beleggingen in obligaties wordt intern gecontroleerd door middel van duration-analyse van deze portefeuilles. De duratie en het effect van de renteafdekking (situatie eind 2014) kan als volgt worden samengevat:
Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (nominale) Pensioenverplichtingen voor risico fonds
2014
2014 Duratie
2013
2013 Duratie
4.231.696 6.264.798 9.227.078
5,9 25,1 19,9
3.024.045 3.916.186 7.382.467
5,4 29,6 18,6
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de duratie van de vastrentende waarden circa 5,9 jaar bedraagt, zonder het effect van rentederivaten. Het fonds is rentederivaten aangegaan, waarmee de duratie met circa 19 jaar wordt verlengd. De totale duratie van de vastrentende waarden komt hiermee op 25,1 (2013: 29,6). De duratie van de nominale pensioenverplichtingen bedraagt 19,9 jaar, wat de rentegevoeligheid veroorzaakt. Overigens kan de duratie van de vastrentende waarden niet één op één worden vergeleken met de duratie van de verplichtingen, omdat ook rekening gehouden moet worden met de absolute omvang van de beleggingen en de pensioenverplichtingen. Het onderstaande overzicht toont hoe de waarde van het pensioenvermogen (uitgesplitst naar verschillende balansposten), pensioenverplichtingen en de hoogte van de dekkingsgraad zich ontwikkelen bij een stijging/daling van de markrente met 1%.
73
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Stand bij 1 procent rentedaling
Stand ultimo boekjaar
Stand bij 1 procent rentestijging
Pensioenverplichtingen (nominaal) Vastrentende waarden (excl. derivaten) Renteswaps
11.063.267 4.493.985 2.983.977
9.227.078 4.231.696 2.031.818
7.390.890 3.998.525 1.332.027
Pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Dekkingsgraad
11.690.565 11.063.267 105,7%
10.476.117 9.227.078 113,5%
9.543.155 7.390.890 129,1%
De impact van 1% renteverandering (dus zowel stijging als daling) is geschat door middel van de duration per categorie. Hierbij is geen rekening gehouden met verschil in onderliggende rentecurve bij het vaststellen van de waardering per balansdatum (verplichtingen op basis van de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB versus de marktrente zoals gehanteerd voor de waardering van de vastrentende waarden en renteswaps).
74
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Prijsrisico (S2) Prijsrisico is het risico van waardedalingen van beleggingen. Het wordt veroorzaakt door factoren die de beweeglijkheid van de prijzen beïnvloeden en die zijn gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Deze richtlijnen zijn beschreven in afgesproken poolspecificaties die op hun beurt onderdeel vormen van het mandatenboek, waarin naast de mate van diversificatie ook is vastgelegd in hoeverre en met welke derivaten de beheersing wordt uitgevoerd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de bestuurscommissie op basis van frequente onafhankelijke rapportages. De onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2014
2013
Nederland Europa (EMU) Europa (niet-EMU) Noord-Amerika Japan Zuid-Oost Azië Midden-Oosten Overige Subtotaal vastgoed, aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen
2.141.342 2.898.158 1.143.672 3.241.104 245.173 527.595 274.637 10.471.681
2.104.117 2.089.276 987.212 2.369.078 184.186 392.245 223.517 8.349.631
Derivaten Collateral Totaal
1.909.538 -1.928.100 10.453.119
937.085 -938.490 8.348.226
De onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:
75
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Basismaterialen Dagelijkse goederen Energie Financiële instellingen (inclusief derivaten) Gezondheidszorg Hedgefondsen Industrie Informatietechnologie Luxe goederen Nutsbedrijven Overheid Securitized Telecommunicatie Vastgoed Totaal
2014
2013
210.652 394.990 646.425 3.271.290 384.207 308.639 359.422 373.248 380.881 233.634 2.174.633 651.506 295.838 767.754 10.453.119
195.860 333.909 644.287 2.617.987 292.764 254.068 327.450 264.362 340.206 200.298 1.058.200 836.252 277.182 705.401 8.348.226
Koersrisico op aandelen Deze beleggingen bestaan uit aandelen en aandelenfondsen, die deels beursgenoteerd en deels niet-beursgenoteerd zijn. De verdeling van de aandelenportefeuille is in de volgende tabel per regio weergeven:
Europa Noord-Amerika Japan Overig Azië en Pacific Overig
Norm 2014
Werkelijk 2014
Norm 2013
Werkelijk 2013
nvt nvt nvt nvt nvt
32% 43% 7% 14% 4%
nvt nvt nvt nvt nvt
40% 36% 6% 14% 4%
De onderverdeling van de aandelen naar sectoren is als volgt:
76
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Energie Financiële instellingen Gezondheidszorg Industrie Informatietechnologie Bouw en grondstoffen Telecommunicatie Nutsbedrijven Overig
2014
2013
333.929 336.264 223.970 591.783 342.869 280.990 356.246 177.762 169.286 142.607 82.964 3.038.670
273.182 260.584 216.284 483.538 263.192 234.740 247.565 154.418 152.406 99.296 49.196 2.434.401
Vastgoed Het koersrisico op vastgoed is onderdeel van het koersrisico op zakelijke waarden. De indeling van vastgoed over beursgenoteerd en niet beurs-genoteerd is als volgt:
Beursgenoteerd Niet-beursgenoteerd Totaal
Norm 2014
Werkelijk 2014
Norm 2013
Werkelijk 2013
nvt nvt
62,2% 37,8% 100,0%
nvt nvt
37,9% 62,1% 100,0%
In 2014 is de verhouding van beursgenoteerd vastgoed significant gestegen ten opzichte van niet beurs-genoteerd vastgoed. Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed over beursgenoteerd en niet-beursgenoteerd naar regio:
Europa USA Japan Overig Azië Wereld/overig Totaal
Beursgenoteerd 2014
Beursgenoteerd 2013
Niet-beursgenoteerd 2014
Niet-beursgenoteerd 2013
35% 42% 7% 11% 5% 100%
42% 36% 9% 10% 3% 100%
65% 26% 1% 6% 2% 100%
57% 21% 3% 1% 18% 100%
77
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed naar sectoren:
Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Overig Totaal
2014
2013
176.732 302.970 143.069 92.574 126.238 841.583
123.050 233.796 98.441 86.136 73.831 615.254
Aankoopverplichtingen vastgoed Op 31 december 2014 staat er voor 53,5 miljoen euro aan commitments open, verdeeld over de volgende valuta (in equivalenten maal 1 miljoen euro):
EUR USD JPY
51,0 2,5 53,5
78
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Alternatieve beleggingen Deze categorie vertegenwoordigt een gewicht van 16% in de strategische mix en is als volgt nader verdeeld: ●
●
●
5% commodities; 6% private equity; 5% hedgefondsen.
Commodities (grondstoffen) worden als aparte klasse meegenomen bij het berekenen van het solvabiliteitsrisico. Hieronder staat een nadere uitsplitsing van de alternative investments; deze beleggingen staan in de jaarrekening vermeld onder Overige beleggingen.
Commodities Private equity Hedgefondsen Infrastructuur Opportunities Totaal
Norm 2014
Werkelijk 2014
Norm 2013
Werkelijk 2013
37,5% 31,2% 31,3% 0,0% 0,0% 100,0%
28,8% 39,2% 25,8% 3,4% 2,8% 100,0%
31,2% 43,8% 18,8% 3,1% 3,1% 100,0%
32,9% 38,0% 22,5% 3,7% 2,9% 100,0%
Aankoopverplichtingen overige beleggingen Op 31 december 2014 staat er voor 442,2 miljoen euro aan commitments open voor overige beleggingen volgens onderstaande tabel:
Private equity Infrastructuur Hedgefondsen Totaal
370,8 11,0 60,4 442,2
Valutarisico (S3) De valutatermijncontracten worden aangegaan met een looptijd van één tot drie maanden en worden gewaardeerd tegen de actuele waarde.
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven (in euro's):
79
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
2014
2013
Voor valutaderivaten
Effect valutaderivaten
Nettopositie na valutaderivaten
Voor valutaderivaten
Effect valutaderivaten
Nettopositie na valutaderivaten
EUR USD GBP JPY Overig
5.188.844 3.769.620 353.570 249.658 1.003.563
3.893.724 -3.559.675 -273.999 -172.187 -
9.082.568 209.945 79.571 77.471 1.003.563
3.916.128 3.072.210 350.296 182.504 779.191
2.948.513 -2.465.551 -287.246 -147.819 -
6.864.641 606.659 63.050 34.685 779.191
Totaal
10.565.255
-112.137
10.453.118
8.300.329
47.897
8.348.226
Totaal vreemde valuta
5.376.411
-4.005.861
1.370.550
4.384.201
-2.900.616
1.483.585
De afdekking heeft een negatieve bijdrage geleverd van 403 miljoen euro (2013: 155 miljoen euro positief) aan het resultaat van het afgelopen boekjaar. Het totaalbedrag dat buiten de euro belegd wordt, bedraagt ultimo 2014 circa 5,4 miljard euro (2013: 4,4 miljard euro) van de beleggingsportefeuille en is voor 74% (2013: 65%) afgedekt naar de euro. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het strategische beleid van SPW is om deze drie valuta voor 75% af te dekken en de exposure naar de Hong Kong dollar via de Amerikaanse dollar af te dekken. Per einde boekjaar was de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 112 miljoen euro negatief (2013: 48 miljoen euro positief). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Overige Totaal
31 december 2014
31 december 2013
586.728 2.608.069 1.077.544 1.104.070 5.376.411
375.183 2.009.566 1.036.147 963.305 4.384.201
De onderverdeling van de vastrentende waarden naar regio is als volgt:
80
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Nederland Economische en monetaire Unie EMU Overig Europa Noord-Amerika Japan Azië Pacific Overige landen Totaal
2014
2013
321.887 2.358.300 291.627 1.218.641 1.384 11.271 22.744 5.811 4.231.665
271.582 1.516.948 225.358 966.125 2.107 10.553 22.527 8.364 3.023.564
In de volgende tabel zijn de benchmarks ten aanzien van regionale en overige verdelingen opgenomen:
Euro obligaties Dollar obligaties Yen obligaties Emerging Markets Debt (High Yield)
Beleggingsplan 2014
Werkelijk 2014
Beleggingsplan 2013
Werkelijk 2013
nvt nvt nvt nvt
74,5% 25,5% 0,0% 0,0%
nvt nvt nvt nvt
65,7% 34,2% 0,0% 0,1%
Kredietrisico (S5) Het kredietrisico is een separaat onderdeel van de berekening van het solvabiliteitsrisico. De onderverdeling van de vastrentende portefeuille naar debiteur is in navolgende tabel weergegeven. Binnen de vastrentende portefeuille is in 2014 ten opzichte van 2013 een uitruil van credits naar staatbligaties doorgevoerd.
Staat Niet-staat Onderhandse leningen
Werkelijk 2014
Werkelijk 2013
50,4% 49,6% 0,0%
32,7% 67,3% 0,0%
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2014 gepubliceerd en door APG Asset Management erkend is in navolgende tabel weergegeven. De kredietwaardigheid van de portefeuille is verbeterd door de eerder genoemde uitruil van credits naar staatobligaites die is doorgevoerd in 2014.
81
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
AAA AA A BBB BB Geen rating
2014
2013
2.292.702 607.438 282.308 868.782 167.677 12.758 4.231.665
1.801.452 288.163 217.786 539.913 160.223 16.027 3.023.564
Aankoopverplichtingen vastrentende waarden Op 31 december 2014 zijn er geen aankoopverplichtingen inzake vastrentende waarden.
Verzekeringstechnisch risico (S6) De belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico, conform de huidige inzichten, geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds mogelijk te kleine voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico heeft als gevolg dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek getoetst en eventueel herzien. Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin deze ambitie kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) - echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Hierna volgen het liquiditeits-, concentratie- en operationeel risico. Alhoewel deze wel benoemd zijn als onderdeel van het solvabiliteitsrisico worden hiervoor vooralsnog geen buffers aangehouden. Wel worden deze risico’s beheerst. Een nadere toelichting volgt hieronder.
82
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Liquiditeitsrisico (S7) De beleggingsportefeuille van het fonds bestaat voor een groot deel uit liquide beleggingen in de vorm van staatsobligaties en aandelen. De beleggingsportefeuille bestaat echter ook uit minder liquide beleggingen. Het liquiditeitsrisico houdt in dat bezittingen of beleggingen van het fonds in deze minder liquide categorieën niet gemakkelijk en tegen hogere kosten geliquideerd kunnen worden. Daarnaast hebben posities in derivaten zoals renteswaps en valutatermijncontracten invloed op de liquiditeitsbehoefte, als gevolg van de noodzaak tot het leveren of ontvangen van onderpand. In de liquiditeitsbehoefte ten behoeve van pensioenuitkeringen kan door middel van de premie-inkomsten en de kasstromen uit beleggingen worden voorzien. Voor het fonds geldt dat de premie-inkomsten de komende jaren naar verwachting groter zullen zijn dan de pensioenuitkeringen. Het bestuur is zich bewust van het liquiditeitsrisico en heeft hiervoor beleid geformuleerd. In het beleggingsplan 2014, dat in 2013 is vastgesteld, is beschreven en uitgelegd dat de risico’s beperkt zijn voor het fonds. Onderstaande tabel geeft het effect van de derivatenposities weer op de beleggingsportefeuille van SPW en zijn liquiditeit, op basis van de in 2014 overeengekomen normportefeuille:
Verandering in markt
Parallelle opwaartse schok van de euro swap curve van 1%
1% stijging in wisselkoers (USD, GBP en JPY)
Effect -641 miljoen euro resultaat op de rente swap positie -25 miljoen euro resultaat op de valuta-afdekking
Om de potentiële liquiditeitsbehoefte van het fonds vast te stellen maken we een inschatting van de schokken in valutakoersen die kunnen optreden. Hiervoor maken we gebruik van historische stressscenario’s. Een stijging van valutakoersen zal direct tot een behoefte aan liquiditeiten leiden. De maximale liquiditeitsbehoefte uit hoofde van valutaveranderingen bedraagt op jaarbasis ongeveer 731 miljoen euro. De swapportefeuille heeft thans een positieve waarde vanuit het fonds bezien, waardoor het fonds vooralsnog ontvanger is van onderpand. Hierbij de opmerking dat pas bij rentes richting circa 4% het fonds leverancier van onderpand zal worden. In het geval de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden, dan wel een stress scenario hoger is dan de stand van de liquide middelen, kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Eind 2014 waren er voldoende beleggingen aanwezig die onmiddellijk en zonder waardeverlies te gelde konden worden gemaakt om een onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Tevens is het saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen van invloed op de liquiditeitspositie. Tot en met 2020 zullen, op basis van prognoses, de inkomende premies het niveau van de uitkeringen overtreffen.
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Voor renteswaps geldt dat er tegenover de beleggingen met een debiteur een onderpand wordt uitgewisseld. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabellen die zijn opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Ultimo 2014 zijn in de beleggingsportefeuille de volgende posten met een omvang groter dan 2% van het balanstotaal aanwezig:
83
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
APG treasury Center French Republic Republic of Italy Federal National Mortgage Association Kingdom of Spain Federal Republic of Germany
2014
2013
1.614.577 482.142 422.486 348.521 320.362 279.475
1.871.574 217.410 236.740 296.427 -
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. De SPW aandelenportefeuille is wereldwijd gespreid naar regio’s en is tevens belegd in Emerging Markets. De vastrentende waarden portefeuille van SPW is niet sectorgebonden, waardoor deze sectorconcentratie geen verhoogd risico kent. Dit geldt ook voor de vastgoed- en private equityportefeuille die beide wereldwijd belegd zijn, in diverse fondsen, sectoren en beleggingsstijlen. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2014 is de verhouding (aantal gewogen) tussen mannen en vrouwen in het fonds 53% / 47% (2013: 53% / 47%). De gemiddelde leeftijd (voorziening gewogen) bedraagt 58,7 jaar (2013: 59,3 jaar) waarbij sprake is van een gelijkmatige leeftijdsspreiding. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Hiertoe behoren ook specifieke IT-risico’s. SPW heeft de uitvoering van het vermogensbeheer en pensioenbeheer uitbesteed, waarmee het operationeel risico in de praktijk bij deze opdrachtnemers speelt. Het bestuur heeft diverse maatregelen getroffen om dit risico te beheersen en te kunnen monitoren. De basis hiervoor ligt in het uitbestedingsbeleid dat richtlijnen bevat hoe het bestuur omgaat met uitbesteding van werkzaamheden en toeziet en stuurt op een beheerste uitvoering daarvan.
Vermogensbeheer De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij APG Asset Management nv. Daarmee heeft SPW een vermogensbeheerovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn tevens afspraken gemaakt omtrent de voorwaarden voor ontbinding van het contract en de beëindiging van de dienstverlening. Het mandatenboek vormt het kader voor de uitvoering van het vermogensbeheer en bevat tevens het mandaat met begrenzingen waarbinnen mag worden gehandeld. Het bestuur stuurt hierop aan de hand van de maand- en kwartaalrapportages waarin de vermogensbeheerder over de performance, de stand van de portefeuille en belangrijke financiële ontwikkelingen rapporteert. Maandelijks worden de belangrijkste financiële indicatoren in een risicodashboard geactualiseerd. Dit dashboard wordt aan het bestuur ter beschikking gesteld. Er vindt tussentijdse monitoring plaats door het bestuursbureau. Middels een Service Level Agreement zijn kwalitatieve prestatieafspraken gemaakt over de dienstverlening. Over de voortgang van deze afspraken en relevante ontwikkelingen (op gebied van personeel, compliance, interne beheersing enzovoort) wordt elk kwartaal aan het bestuur gerapporteerd. Niet-behaalde afspraken worden inhoudelijk toegelicht.
84
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
Ten slotte wordt jaarlijks door de vermogensbeheerder een ISAE3402 Type II rapportage verstrekt over de opzet, bestaan en werking van de interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van de uitvoering van het vermogensbeheer, inclusief de IT-ondersteuning. De bijbehorende accountantsverklaring bevat daarover een objectief oordeel. Deze rapportage wordt in de bestuurscommissie Audit en Uitbesteding inhoudelijk behandeld en daarnaast ook aan het bestuur verstrekt. Het bestuur monitort hiermee de interne beheersing.
Pensioenbeheer De pensioenuitvoering is uitbesteed aan APG Rechtenbeheer nv. Ten behoeve daarvan is een dienstverleningsovereenkomst afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt omtrent de voorwaarden voor ontbinding van het contract en de beëindiging van de dienstverlening. Met de pensioenuitvoeringsorganisatie is een Service Level Agreement opgesteld waarin kwalitatieve prestatieafspraken over de uitvoering van de pensioenadministratie, de IT-ondersteuning, het communicatiebeleid en de bestuursondersteuning zijn gemaakt. Door middel van de SLA-rapportages die elk kwartaal worden verstrekt, monitort het bestuur de naleving van deze afspraken. Deze rapportages bevatten de voortgang van de gemaakte afspraken en een toelichting op niet-behaalde afspraken. Er vindt tussentijdse monitoring plaats door het bestuursbureau. Daarnaast wordt elk kwartaal een klachtenrapportage opgesteld welke alle klachten van deelnemers over de uitvoering van de regeling bevat. Het bestuursbureau monitort deze rapportage. Om de interne beheersing van de pensioenuitvoering en IT-ondersteuning te monitoren, ontvangt en beoordeelt het bestuur jaarlijks de ISAE3402 Type II verklaring inclusief de bijbehorende accountantsverklaring. Issues die in de rapportage worden vermeld, worden gedurende het jaar actief gemonitord. Daarnaast vindt maandelijks tussentijdse bewaking plaats van de voortgang en het ontstaan van potentiële issues door het bestuursbureau. Ten behoeve van de kwaliteit van de IT-ondersteuning beschikt de pensioenuitvoeringsorganisatie over het ISO-certificaat voor informatiebeveiliging. SPW is van mening dat met het inrichten van bovengenoemde beheersingsmaatregelen en rapportages de operationele risico’s van het fonds adequaat worden beheerst en dat hiervoor geen buffers aangehouden hoeven te worden in de solvabiliteitstoets.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Dit risico vormt geen onderdeel van het solvabiliteitsrisico.
Ondertekening Harderwijk, 17 juni 2015 STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE WONINGCORPORATIES (SPW) Het bestuur: mw. drs. M.A. Blomberg, voorzitter dhr. drs. J.G.C.M. Schuyt, fungerend voorzitter
85
SPW Jaarverslag 2014 | Jaarrekening
86
SPW Jaarverslag 2014 | Overige gegevens
6 Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 17 juni 2015 is het
saldo van baten en lasten over 2014 toegevoegd aan de reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s.
87
SPW Jaarverslag 2014 | Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Financieel Toetsingskader Per 1 januari 2015 is het gewijzigde Financieel Toetsingskader (FTK) van kracht geworden. In deze paragraaf wordt ingegaan op het effect van het gewijzigde FTK op de technische voorzieningen, de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen. De technische voorzieningen, de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen per 31 december 2014, zoals opgenomen in deze jaarrekening, zijn gebaseerd op het op dat moment geldende FTK.
Technische voorzieningen en dekkingsgraad Onder het gewijzigde FTK is de RTS gebaseerd op de actuele RTS met toepassing van de UFR. De driemaands middeling van de RTS is daarmee komen te vervallen. De technische voorzieningen zijn hierdoor per 1 januari 2015 gestegen met 440 miljoen euro naar 9.667 miljoen euro. Als gevolg van de toename van de technische voorzieningen daalt de aanwezige, actuele dekkingsgraad per 1 januari 2015 van 113,5% naar 108,4%. Daarnaast is onder het gewijzigde FTK een beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. Dit is de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden. De beleidsdekkingsgraad dient als een
belangrijk uitgangspunt voor onder andere de toeslagverlening en de beoordeling van de financiële positie van het pensioenfonds. De beleidsdekkingsgraad per 1 januari 2015 is 115,3%.
Vereist eigen vermogen De eisen ten aanzien van de vaststelling van het vereist eigen vermogen zijn in het FTK herzien. De belangrijkste wijziging is dat voor de verschillende risico’s hogere solvabiliteitsbuffers moeten worden aangehouden. Daarnaast biedt de herziening van het FTK de (eenmalige) mogelijkheid om het beleggingsbeleid uit te breiden richting de (lange termijn) strategische norm van SPW. Als gevolg van de wijzigingen is het vereist eigen vermogen per 1 januari 2015 toegenomen met 588 miljoen euro. De vereiste dekkingsgraad stijgt daardoor van 117,8% naar 123,1%. Door wijziging van het beleggingsbeleid richting strategische norm stijgt het vereist vermogen verder met 259 miljoen en de vereiste dekkingsgraad naar 125,7%. Per 1 januari 2015 ligt de beleidsdekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad. Het pensioenfonds bevindt zich per 1 januari 2015 nog steeds in een situatie van reservetekort.
88
SPW Jaarverslag 2014 | Overige gegevens
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties te Amsterdam is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een Actuariële Verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014.
het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van hetpensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar nietlager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ●
●
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 in verband met het geconstateerde reservetekort. Op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde consistentietoets in 2012 concludeer ik dat er sprake is van consistentie tussen de gewekte verwachting, de financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van het herstelplan is de verwachte toekomstige toeslagverlening beperkt. De vermogenspositie van SPW is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Amstelveen, 17 juni 2015
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van
Ir. M.W. Heemskerk AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
89
SPW Jaarverslag 2014 | Overige gegevens
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening over 2014 van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties te Harderwijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing
in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 17 juni 2015 KPMG Accountants N.V. A.J.H. Reijns RA
90
SPW Jaarverslag 2014 | Overige gegevens
91
SPW Jaarverslag 2014 | Colofon
7 Colofon Redactie: SPW Vormgeving en realisatie: Mattmo, Amsterdam © SPW juli 2015 Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van SPW worden verveelvoudigd.
92