Speuren naar ruimtelijke uitvindingen in de stedenbouw; definitie en voorbeelden vanaf de Industriële Revolutie
Met een plattegrond in de hand, de reisgids in de tas, informatie van internet en verhalen van vrienden en bekenden verkennen we doorgaans een nog onbekende stad. We zoeken het centrum van de stad en nemen de toeristenbus (hop on hop off) een rondvaartboot of het openbaar vervoer. We hebben Parijs binnen de ringweg gezien, Londen dichtbij de Theems en de twee gezichten van Berlijn. Het deel van de stad dat we verkennen is met historie beladen en voorzien van alle gemakken die we als toerist op prijs stellen, het zijn de hoogtepunten die we zien. De rest van de stad is alledaags en niet zo interessant, de reisgidsen maken er althans geen melding van. Architecten, stedenbouwkundigen, planologen en alle anderen die zich beroepsmatig met de stad bezig houden bezoeken de stad aan de hand van actuele bouwprojecten uit de vakbladen, variërend van de meest smaakmakende gebouwen van beroemde architecten tot stadsvernieuwingsprojecten waar toeristen aan voorbij lopen. Ook worden projecten bezocht die historisch opzienbarend zijn, projecten die ooit eens vernieuwend waren. Toeristen en beroepsmatig geïnteresseerden verkennen dezelfde stad op een andere manier. Een toeristengids zal het niet hebben over ‘projecten’ wanneer gebouwen en wijken bedoeld worden en een architectuurgids zal niet reppen over koning, keizer en admiraal wanneer een architect van belang wordt gevonden. In het ene geval wordt het accent gelegd op de cultuurgeschiedenis, in het andere op de bouwgeschiedenis en soms op beide. Dit onderzoek naar de definitie van het begrip ‘ruimtelijk-‐stedenbouwkundige uitvinding’ richt zich op de stedenbouwgeschiedenis van de laatste twee eeuwen vanaf het moment dat de stad uit zijn voegen barst, vanaf de zogenaamde Industriële Revolutie met de aanleg van de spoorwegen en het slechten van de vestingwerken als twee prominente ruimtelijke veranderingen. Meer ruimtelijke ingrepen volgen die de middeleeuwse stad op zijn kop zetten. Ze zijn anders van schaal en meer planmatig van karakter. Niet één perceel maar gehele stadsdelen en infrastructuren worden onderhanden genomen, zowel door particulieren als door de overheid. Bovendien wijken ze zo af van het bekende dat je ze gerust inventief kunt noemen, het zijn als het ware ruimtelijke uitvindingen in de stedenbouw ofwel ‘urban inventions’. Naar gelang deze uitvindingen zich over het land verspreiden is er sprake van een ‘trend’. Maar anders dan bijvoorbeeld in de modetrend zijn bij ruimtelijke trends de invloeden van de plaatselijke omstandigheden meer divers van karakter dan de smaak van één persoon die een maatpak bestelt. In de ene stad zorgen plaatselijke omstandigheden voor een andere invulling van een trend dan in de andere. Die verandering c.q. aanpassing van een trend kan zo bijzonder zijn dat je kunt spreken over een bijzondere uitvinding, een ‘special’. Zo hangen uitvindingen in de stedenbouw, trends & ‘specials’ met elkaar samen. Maar alleen die uitvindingen in de stedenbouw, trends & ‘specials’ die openbaar van karakter zijn krijgen in dit onderzoek een plek. Alle particuliere bouwwerken (architectuur) en collectieve ruimtes zijn bijzaak. Het onderzoek gaat uit van een onderscheid in ‘sporen van’ en ‘speuren naar’ uitvindingen in de stedenbouw. Het eerstgenoemde bestaat uit een historische zoektocht en het laatstgenoemde richt zich op de huidige tijd en op de toekomst. Voor het historische gedeelte zijn op basis van literatuuronderzoek en vele bezoeken aan steden al wat ingrediënten verzameld. Naar aanleiding hiervan zijn enkele ‘generatoren’ benoemd die uitvindingen zouden kunnen aanjagen in de toekomst.
1
Literatuur: Castex J. e.a.: De rationele stad, Amsterdam 2003 Giedion S.: Ruimte, tijd en bouwkunst, Amsterdam/Antwerpen 1954 Ibelings H.: Nederlandse stedenbouw van de 20e eeuw, Amsterdam 1999 Jonas C.: Die Stadt und ihr Grundriss, Berlijn 2006 Klerk de L.: Op zoek naar de ideale stad, Deventer 1980 Lampugnani V.: Die Stadt im 20. Jahrhundert, Berlijn 2010 Meyer H. e.a.: Het ontwerp van de openbare ruimte, Amsterdam 2006
11