SPECIFIEK ONDERZOEK MBO ROC West Brabant Prinsentuin College Natuur en groene ruimte niveau 2 Crebo 97531 Medewerker buitenruimte Natuur en groene ruimte niveau 3 Crebo 97252 Vakbekwaam medewerker groenvoorziening Natuur en groene ruimte niveau 4 Crebo 97090 Manager natuur en recreatie
Februari 2014
Plaats: BRIN: Onderzoeksnummer: Kenmerk: Onderzoek uitgevoerd in: Conceptrapport verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
Breda 21CY 268968 4253076-v2 22 oktober - 20 november 2013 20 december 2013 19 februari 2014
Inhoudsopgave 1 Inleiding ....................................................................................... 1 2 Conclusie en vervolgtoezicht ........................................................... 5 2.1 Conclusie ............................................................................ 5 2.2 Vervolgtoezicht .................................................................. 12 3 Bevindingen ................................................................................ 15 Bijlage: Zienswijze ........................................................................... 29
1 Inleiding De aard en de doelstelling van het onderzoek De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft een onderzoek uitgevoerd naar de opleidingen Natuur en Groene ruimte op niveau 2, 3 en 4 die sinds 1 november 2011 door AOC Prinsentuin worden verzorgd voor een landelijk opererend tuinbedrijf (hierna: het bedrijf). Dit onderzoek vond plaats op 22 oktober 2013 bij AOC Prinsentuin, op 28 oktober 2013 bij de intermediaire organisatie, op 29 oktober 2013 en 7 november 2013 bij drie locaties van het bedrijf en op 20 november 2013 bij ROC West Brabant. De deelnemers zijn ingeschreven via een intermediaire organisatie (hierna: de intermediair) bij het AOC Prinsentuin dat daarmee op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) verantwoordelijk is voor de opzet en uitvoering van deze erkende mbo-opleidingen. De opleidingen vinden plaats op verschillende vestigings- en uitvoeringslocaties van het bedrijf. De deelnemers zijn voor bekostiging in aanmerking gebracht. Het onderzoek spitst zich toe op de kwaliteit van de opleiding en de naleving van de wet- en regelgeving. Het onderzoek betreft de verschillende opleidingen Natuur en groene ruimte die het AOC Prinsentuin bij het bedrijf verzorgt. Het bestrijkt alle cohorten, waarin de medewerkers van het bedrijf ingeschreven zijn, die gestart zijn vanaf de eerste inschrijfdatum 1 november 2011. Voor geen enkele opleiding zijn examens afgerond en diploma’s behaald bij het afsluiten van de uitvoering van het inspectieonderzoek. Het betreft bekostigde opleidingen. De aard en de doelstelling van het onderzoek Het onderzoek betreft een specifiek onderzoek in de zin van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht. De doelstelling van het onderzoek is het beoordelen van de naleving van de wettelijke vereisten in de WEB en het vaststellen van de kwaliteit van het onderwijs. Het betreft de binnen het bedrijf aangeboden crebo-opleidingen: Natuur en groene ruimte niveau 2, crebo 97531 Medewerker buitenruimte; Natuur en groene ruimte niveau 3, crebo 97252 Vakbekwaam medewerker groenvoorziening; Natuur en Groene ruimte niveau 4, crebo 97090 Manager natuur en recreatie. De aanleiding voor dit onderzoek De aanleiding voor het onderzoek naar de erkende mbo opleidingen bestaat uit signalen over tekortkomingen bij de opleidingen. De volgende punten kwamen naar voren: Binnen de bovengenoemde opleidingen vindt nagenoeg geen onderwijs plaats. Er is feitelijk geen sprake van onderwijs door de onderwijsinstelling of van praktijkgerichte begeleiding en leren op de werkplek door het bedrijf. Het bedrijf en de intermediair gaan ervan uit dat praktijkgericht opleiden slechts inhoudt dat er sprake is van begeleiding op de werkplek door de onderwijsinstelling. Deze ‘coaching on the job’ is
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 1 van 29
naar hun mening voldoende om de opleiding inhoud en vorm te geven. Er wordt door het bedrijf geen of nauwelijks ruimte en tijd gereserveerd om trainingen (onderwijs) plaats te kunnen laten vinden. De werkzaamheden van de deelnemers zijn te eenzijdig om aan de eisen uit het kwalificatiedosier te kunnen voldoen. De deelnemers voeren deze werkzaamheden al lang uit volgens bepaalde routines en zijn daardoor niet in de gelegenheid iets nieuws te leren. Er vindt geen onderwijs in de algemene vakken plaats. Er wordt vooral veel energie gestoken in de administratie. Deze moet het bestaan van onderwijs onderbouwen en waarborgen. Hoewel de eerste inschrijfdatum november 2011is , is het programma pas gestart in maart 2012. Er is van alles mis met de inschrijvingen.
Uitvoering van het onderzoek De drie bovengenoemde opleidingen zijn onderzocht, waarbij verschillende cohorten bekeken zijn. Uit de database die door de intermediair beheerd wordt, blijkt dat er verschillende cohorten gestart zijn vanaf 1 november 2011 met onder andere de volgende inschrijfdata: 01 – 11 – 2011 01 – 06 – 2012 01 - 11 – 2012 01 - 01 - 2013 01 – 03 – 2013 01 – 05 – 2013 daarnaast nog enkele losse data. Er zijn gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen bij de opleiding. Van de onderwijsinstelling is met iedereen die betrokken is gesproken, met de directeur en de projectleider en de vier coaches (docenten). Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met de directeur, de projectleider en de secretaresse van de intermediaire organisatie. Ook is er gesproken met de directeur, regiomanagers, enkele projectleiders en de opleidingscoördinator van het bedrijf. Bovendien zijn er gesprekken gevoerd met 40 deelnemers. Tot slot is ook gesproken met de Raad van Bestuur van de onderwijsinstelling. Er zijn verschillende documenten bekeken, zoals de deelnemersdossiers, werkboeken/bewijskaarten van de deelnemers, informatie over de onderwijsprogramma’s, registratie van de coaches en overeenkomsten tussen de onderwijsinstellingen en het bedrijf. Bovendien is de administratie bij de intermediair ingezien, deze is deels meegenomen en deels nagezonden. Tijdens een van de bedrijfsbezoeken heeft ook een bijwoning plaatsgevonden van de afname bij een kleine groep deelnemers van de toetsen Nederlands en rekenen. Beide onderzoekende inspecteurs hebben een dagdeel meegelopen met een coach op de werkplek bij het bedrijf.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 2 van 29
De resultaten van het onderzoek leiden tot het bepalen van het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 2 leest u de conclusies. Een nadere toelichting op de conclusies vindt u in hoofdstuk 3.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 3 van 29
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 4 van 29
2 Conclusie en vervolgtoezicht In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek en wat het vervolgtoezicht is. 2.1
Conclusie
Algemene conclusie Op basis van het onderzoek concluderen we dat de kwaliteit van de opleiding onvoldoende is op het gebied van het onderwijsproces, bovendien zien we grote risico’s op het gebied van de examinering en diplomering. Daarnaast concluderen we dat de inrichting, uitvoering en de beoordeling van de bpv door het bedrijf volstrekt ontoereikend is en dat deze daarmee niet voldoet aan de vereisten van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Bovendien voldoet de opleiding niet aan de wettelijke vereisten van de intake bij de inschrijving van deelnemers. De signalen die de inspectie heeft ontvangen worden door het onderzoek in belangrijke mate bevestigd. De inspectie heeft de Raad van bestuur geadviseerd om onder deze omstandigheden, gelet op de ernst van de geconstateerde tekorten waarbij de kwaliteit van het onderwijs serieus in het geding is, niet te diplomeren bij de huidige cohorten. De onderwijsinstelling AOC Prinsentuin schiet tekort in haar verantwoordelijkheid voor het verzorgen van een erkende MBO opleiding, omdat er geen volledig onderwijsprogramma geboden wordt. Het beroepsgerichte deel van het kwalificatiedossier komt niet gericht en specifiek aan de orde tijdens de werkzaamheden die de deelnemers uitvoeren. Daarnaast vindt er geen onderwijs plaats in de generieke vakken. Dat is wel noodzakelijk gelet op het niveau van veel ingeschreven deelnemers en gezien het feit dat de deelnemers (vaak) reeds lange tijd geleden een vooropleiding hebben afgesloten. Dit geldt voor alle onderzochte opleidingen. Er wordt niet voldaan aan de verplichtingen die de WEB stelt om het onderwijs aan te laten sluiten op het kwalificatiedossier en de waarde van het diploma in het maatschappelijk verkeer te waarborgen (art. 7.2.7 lid 1 en lid 4 van de WEB). Het aantal geplande en gerealiseerde uren onderwijstijd is volstrekt onvoldoende om een volwaardig onderwijsprogramma te kunnen uitvoeren. Niet alle kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier zijn aangeboden. Andere delen zijn wel aangeboden maar krijgen zo weinig aandacht dat ze onvoldoende aangeleerd kunnen worden. Er heeft geen onderricht in de praktijk plaatsgevonden door de praktijkopleider van het bedrijf. Er is geen praktijkopleider betrokken bij de inhoud van de opleiding. Geconstateerd is dat voor het leren in de praktijk geen leerdoelen en leeractiviteiten zijn geformuleerd, waardoor de voortgang niet is gevolgd en vastgelegd en de eindbeoordeling niet (goed) plaats kon vinden. Omdat ook de beroepspraktijkvorming zeer beperkt is en bovendien niet aangetoond kan worden dat deze door gekwalificeerde praktijkopleiders
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 5 van 29
uitgevoerd wordt, is er geen sprake van een opleiding die tot een verantwoord diploma kan leiden. Dit beeld wordt versterkt door het gegeven dat de onderwijsinstelling een belangrijk deel van de verantwoordelijkheden heeft overgedragen aan externe partijen, zoals een intermediair en het bedrijf waar de deelnemers werkzaam zijn. Uit dossieronderzoek en gesprekken blijkt dat er deelnemers zijn die reeds beschikken over een afgeronde opleiding op hetzelfde niveau binnen hetzelfde vakgebied en daarnaast een (ruime) werkervaring hebben. De voortgangsregistratie van leervorderingen is niet op orde. De registratie van zowel geboden activiteiten als lesmomenten komt niet overeen met de werkelijkheid zoals deze is aangetroffen in de overzichten van de coaches en aangegeven wordt door de deelnemers. De centrale administratie van onder andere de voortgangsregistratie, uitgevoerd door de intermediair, is pas in september 2013 in een systeem geplaatst. De aangeleverde administratie van de intermediair is ondoorzichtig en soms apert onjuist. Er heeft slechts deels examinering plaats gevonden. De inspectie constateert hier grote risico’s bij, omdat er geen onderwijs is gegeven en grote delen van het kwalificatiedossier (ook tijdens het werk) niet aan de orde zijn gekomen. Daarnaast zijn er op de niveau 2 opleidingen veel deelnemers (ongeveer 20%) ingeschreven die over een beperkte vooropleiding beschikken en moeite hebben om zich mondeling en schriftelijk adequaat uit te drukken. Door deze beide factoren wordt de kans op studievertraging en daarmee verlenging van de studieduur groot. De onderwijsovereenkomsten van het eerste cohort zijn voor alle niveaus al afgelopen en er is nog niet gediplomeerd. Het bovenstaande geldt voor alle onderzochte opleidingen. De onderwijsinstelling is tekort geschoten in de inrichting en uitvoering van het onderwijs en de bpv. Hiermee voldoet de instelling niet aan de verplichtingen die de WEB stelt om het onderwijs aan te laten sluiten op het kwalificatiedossier. Daarmee wordt niet voldaan aan de volgende wettelijke vereisten: artikel 7.4.8 lid 1 van de web (zorgplicht en verantwoordelijkheid goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering), artikel 7.2.4. lid 7 en lid 8 van de WEB (deelnemers worden opgeleid overeenkomstig het kwalificatiedossier en het bevoegd gezag stelt de studieduur vast met inachtneming van de studielast en de eigenschappen van de deelnemers), artikel 7.2.7 lid 1 van de WEB (de inrichting van de opleiding) en artikel 7.2.8 van de WEB (de inrichting en uitvoering van de bpv). Deelconclusies Hieronder wordt de hoofdconclusie in een aantal deelconclusies uitgewerkt. Organisatie van de uitvoering van de opleiding De organisatie en de uitvoering van de opleiding blijken vanaf de aanvang onvoldoende zorgvuldig te zijn. De aanname dat de begeleiding door de coaches op de werkplek voldoende zou zijn om een mbo opleiding te kunnen uitvoeren, aangevuld met onderwijs voor de ontbrekende werkprocessen, is niet realistisch gebleken. Ook later in de uitvoering blijkt
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 6 van 29
de uitwerking onvoldoende en niet te leiden tot een mbo opleiding op het vereiste niveau. Het concept ‘coaching on the job’ biedt in deze situatie te weinig mogelijkheden om de kerntaken en werkprocesssen uit het kwalificatiedossier behorende bij de opleiding in voldoende mate uit te voeren. Omdat er drie partijen betrokken zijn bij de opleiding is goede communicatie over de opzet en uitvoering van de opleiding essentieel. Door het ontbreken van een helder projectplan met duidelijke afspraken over taken en verantwoordelijkheden is er geen richtinggevend kader voor de uitvoerenden. Het feit dat de onderliggende afspraken tussen intermediair en bedrijf pas recent bij de onderwijsinstelling bekend zijn en het feit dat het bedrijf bij de aanvang niet op de hoogte was van de betrokkenheid van de onderwijsinstelling draagt niet bij aan een optimale communicatie. Zeker in een voor alle betrokkenen nieuw project, met de nodige aandacht voor het verder ontwikkelen van een praktijkgericht opleidingsconcept, ontbreekt hierdoor volgens de inspectie een goede basis voor samenwerking en is er onvoldoende garantie voor de doelstelling en de kwaliteit van de opleiding. Onderwijs- en praktijkovereenkomsten De onderwijsovereenkomst en de praktijkovereenkomst zijn in alle deelnemersdossiers, die steekproefsgewijs zijn gelicht, aangetroffen. De overeenkomsten zijn in alle gevallen door de relevante betrokken partijen ondertekend en zijn daarmee rechtsgeldig ten aanzien van de rechten en de plichten die de contractanten op grond van de overeenkomst overeenkomen1. Opvallend is dat er verschillende deelnemers zijn die over meer onderwijsovereenkomsten met verschillende startdata beschikken. Er wordt echter niet voldaan aan artikel 7.2.8. lid 2 van de WEB omdat niet alle praktijkovereenkomsten (POK) volledig zijn ingevuld. Zo ontbreken op nagenoeg alle POK’s de naam van de praktijkbegeleider en de praktijkopleider. Bovendien geven niet alle onderwijsovereenkomsten de juiste aanvangsdatum van de opleiding weer. Een aantal deelnemers heeft dubbele praktijkovereenkomsten en/of onderwijsovereenkomsten, getekend op verschillende begindata, maar wel met dezelfde einddatum. Er hebben veel mutaties achteraf moeten plaats vinden om iedereen op de juiste wijze en met de juiste onderwijsovereenkomst ingeschreven te krijgen. Ook tijdens het onderzoek vonden er nog mutaties plaats. Intake en plaatsing De daadwerkelijke intake en plaatsing hebben onzorgvuldig en onvolledig plaatsgevonden. Gebleken is dat alle deelnemers op een tweejarig traject zijn geplaatst, ongeacht het niveau van de opleiding of de voorkennis en ervaring van de deelnemer. De aankomende deelnemers zijn niet adequaat voorgelicht over het onderwijsprogramma en over hetgeen van hen verwacht mag worden. Hierdoor zijn zij onvoldoende voorbereid op de implicaties van het volgen van een diplomagerichte mbo opleiding. De onderwijsinstelling schiet dan ook tekort op artikel 7.4.8 van de web
1
Zie WEB, artikel 7.2.8, artikel 7.2.9 en artikel 8.1.3
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 7 van 29
Iedere deelnemer die door het bedrijf wordt aangedragen, wordt ingeschreven. De toelatingsvoorwaarden in de studiewijzer voldoen niet aan artikel 8.2.1 lid 1 van de WEB voor de niveau 3 en 4 opleiding. Voor de niveau 3 en 4 opleidingen zijn geen toelatingseisen opgesteld, terwijl de wet anders stelt. Evenmin is er sprake van een gemotiveerde afwijking van de toelatingseisen. Ook voor de inschrijving in de niveau 2 opleiding is onzorgvuldig gehandeld, omdat onvoldoende geverifieerd is welke vooropleiding deelnemers gevolgd hebben en over welke kennis en vaardigheden zij reeds beschikken. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 8.2.1. lid 3 van de WEB Onderwijsprogramma Het onderwijsprogramma is voor elk van de drie opleidingen volstrekt onvoldoende. Hoewel er in de onderwijs en examenregeling en de studiewijzer een programma op hoofdlijnen staat beschreven, is dit niet op de beschreven wijze uitgevoerd. De oorzaak hiervan ligt in het onvolledige aanbod. Daarnaast is het gekozen onderwijsmodel ‘coaching on the job’ niet geschikt om alle onderdelen die in het kwalificatiedossier vereist zijn aan de orde te laten komen. De generieke eisen zoals Nederlandse taal, moderne vreemde talen, rekenen en loopbaan en burgerschap zijn niet in onderwijs vorm gegeven. De bedoelde trainingsprogramma’s zijn niet of nauwelijks uitgevoerd tot het moment van onderzoek door de inspectie. De opgevoerde gastdocenten, van wie een aantal projectleider (van het bedrijf) is en van de rest onduidelijk is wie dat zijn geweest, hebben geen programma geboden dat gerelateerd is aan de opleiding. Wel hebben deze personen in toolbox meetings onderdelen aangeboden die een vereiste zijn om te voldoen aan de VCA certificering voor het bedrijf. Toolboxmeetings zijn korte bijeenkomsten waarin relevante zaken op het gebied van veiligheid en arbeidsomstandigheden of (nieuwe) voorschriften die met de uitvoering van het werk te hebben, aan de orde komen. Onderwijsproces Hoewel de coaches volgens de onderwijsinstelling en de intermediair de spil zijn van de opleiding, worden zij onvoldoende gefaciliteerd om het onderwijsproces binnen de diverse niveaus vorm te kunnen geven. Een belangrijke reden daarvoor is dat in de reguliere werkprocessen van het bedrijf het overgrote deel van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen uit het kwalificatiedossier, ontbreekt. Hierdoor zijn er geen mogelijkheden om die onderdelen, via de voor het project gekozen werkwijze, aan te leren of te verdiepen. Iedere coach (in feite de docent vanuit de opleiding) begeleidt ongeveer 75 deelnemers die op verschillende locaties werkzaam zijn. Naast het verzorgen van onderwijs, in de vorm van het beoordelen en verzamelen van bewijskaarten, moeten ook de praktijkbegeleiding en het afnemen van de proeves van bekwaamheid (PvB) gerealiseerd worden. Voor de deelnemers zijn de oefenmomenten te beperkt om zich goed te kunnen voorbereiden op de PvB. Binnen het onderwijsproces is er geen geprogrammeerde en beperkt gerealiseerde leertijd. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat zowel de onderwijsinstelling als het bedrijf onvoldoende tijd beschikbaar stellen om de opleiding daadwerkelijk te kunnen volgen en uitvoeren. De personele
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 8 van 29
bezetting, in de vorm van vier coaches en een deeltijd projectleider (0,2 FTE), is te beperkt om een goede opleiding en begeleiding inhoud en vorm te kunnen geven. Ook de inzet van het bedrijf is zeer beperkt. De praktijkbegeleiding vindt niet anders plaats dan door reguliere werkbegeleiding en kent geen verbinding met de opleiding. Ook het bieden van mogelijkheden om opleidingswerkzaamheden buiten de eigen werkplek uit te voeren, gebeurt zelden. De studieloopbaanbegeleiding is beperkt. De voortgang van de ontwikkeling van de deelnemers kan onvoldoende gevolgd worden. De coaches van de onderwijsinstelling begeleiden de deelnemers in het opbouwen van een portfolio. Dit gebeurt door bewijskaarten in te vullen, die aan moeten tonen dat deelnemers bepaalde werkprocessen beheersen. In alle opleidingen blijkt echter dat slechts een gering deel van de feitelijke werkzaamheden aansluit bij de eisen uit het kwalificatiedossier. Deze werkzaamheden worden (vaak) al jaren op dezelfde wijze uitgevoerd en behoeven geen nadere instructie of opleiding meer. Daarbovenop komt dat niet alle kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier zijn aangeboden en evenmin voorkomen in de dagelijkse werkzaamheden , of wel zijn aangeboden maar in een zodanig beperkte tijd dat ze onvoldoende aangeleerd kunnen worden. Beroepspraktijkvorming De onderwijsinstelling schiet tekort in de uitvoering van zijn wettelijke verplichting het onderwijs in de praktijk aan te laten sluiten op het kwalificatiedossier, dit onderwijs in de praktijk te waarborgen en de voortgang te bewaken. De inspectie heeft een volstrekt ontoereikende inrichting en uitvoering van de beroepspraktijkvorming bij het (leer)bedrijf geconstateerd. Het bedrijf heeft geen praktijkopleiders op de werkvloer ingezet. Er heeft geen dagelijkse begeleiding plaats gevonden in het kader van de mbo opleiding. Er zijn geen leerdoelen en leeractiviteiten of praktijkopdrachten geformuleerd. Bovendien is de voortgang niet systematisch gevolgd en vastgelegd. Er heeft derhalve geen onderricht in de praktijk plaats gevonden door de praktijkopleider. Voortgangsregistratie We constateren dat de registratie van zowel geboden activiteiten als lestijden niet overeenkomt met de werkelijkheid zoals deze is aangetroffen in de overzichten van de coaches en aangegeven wordt door de deelnemers. De opleidingen kennen pas sinds september 2013 een vorm van voortgangsregistratie in een geautomatiseerd systeem. Deze registratie wordt beheerd door de intermediair. Omdat het beheer van deze administratie volledig bij de intermediar berust en de onderwijsinstelling geen rechtstreekse toegang heeft tot het systeem, kan de onderwijsinstelling haar taken opl het gebied van zowel de in- en uitschrijvingen als het volgen van de studievoortgang en monitoring van de deelnemer en de studie inzet niet waarmaken. Hierdoor kan niet adequaat en tijdig gereageerd worden op noodzakelijke aanpassingen in het programma en de begeleiding.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 9 van 29
Uit de informatie van deelnemers blijkt dat zij op een later moment voor aanwezigheid bij bijeenkomsten hebben moeten tekenen.Zij geven aan dit hoogst onprettig te hebben gevonden. Examinering en Diplomering Wij constateren dat er bij het afronden van het onderzoek nog geen afsluitende examens zijn afgenomen en dat er nog niet is gediplomeerd. Er is een groot risico voor de examinering en de waarde van de diploma’s omdat onderdelen uit het beroepsgerichte deel van het kwalificatiedossier niet structureel aangeboden en getoetst worden tijdens de opleidingsfase. In de praktijk blijken er situaties te zijn waarbij deelnemers gedurende slechts één dagdeel de gelegenheid krijgen om de werkzaamheden (die niet tot hun reguliere takenpakket horen) in de praktijk te oefenen. Dit betreft dan bijvoorbeeld binnen de niveau twee opleiding taken die met aanleg te maken hebben, zoals aanleg van straatwerk, plaatsen van bouwkundige elementen en de aanleg van waterpartijen. Aansluitend aan dit dagdeel moet vervolgens de PvB afgelegd worden. Door deze werkwijze is de kans groot dat deelnemers over onvoldoende kennis en vaardigheden beschikken om de PvB succesvol af te ronden. Ook binnen de examinering en diplomering vormt het ontbreken van onderwijs in de generieke vakken een belangrijk risico. Deelnemers moeten een examen afleggen over leerstof die hen niet is aangeboden. Bovendien zijn de examens digitaal, dit is niet voor iedere student een werkwijze waar zij mee vertrouwd zijn. Bovendien is er voor de opleidingen op niveau vier nog geen zicht op zowel een opleidingsaanbod als op de examinering van moderne vreemde talen. Een andere risicofactor is dat het bedrijf en de intermediair als uitgangspunt hanteren dat alle deelnemers moeten slagen. In werkinstructies, opgesteld door de directies van het bedrijf en de intermediair, is aangegeven dat de condities voor het afnemen van een PvB hierop aangepast mogen worden. Hoewel de instelling en de coaches hiertegen ageren, blijkt dat er in de praktijk toch volgens de voorgestelde werkwijze wordt gewerkt. De examencommissie is onvoldoende betrokken bij en heeft grote afstand tot de uitvoering van de PvB. De eisen aan valide en betrouwbare examinering staan op gespannen voet met de vraag van de klant en de eisen aan de student als werknemer. Bovendien komt door deze werkwijze de maatschappelijke waarde van het diploma ernstig in het geding. De inspectie ontraadt de instelling op dit moment te diplomeren vanwege grote risico’s. De onderwijsinstelling is hiervan mondeling en schriftelijk (brief 29 november 2013, referentie 4213040- v2/21CY/DW) op de hoogte gesteld. Het is bij geen van de drie opleidingen mogelijk gebleken om deze in de aangeboden studieduur af te ronden. De inrichting van de examinering voldoet niet aan de landelijke standaarden van de kwaliteit van de examens van de beroepsopleidingen die betrekking hebben op inhoud en niveau van de examens, de relatie tot de kwalificatiedossiers en de procedures en voorwaarden waaronder examens worden afgenomen (artikel 7.4.4. van de WEB).
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 10 van 29
Overeenkomst tussen de onderwijsinstelling en de intermediair De overeenkomst tussen de intermediair en AOC Prinsentuin is gedateerd 3 maart 2013, terwijl de eerste inschrijvingen zijn gedaan op 1 november 2011. Toen moest de opleiding echter nog opgezet worden. Volgens de overeenkomst is er sprake van een projectplan waarin de afspraken zijn vastgelegd. Bij navraag blijkt dat projectplan er in het geheel niet te zijn en is er grote onduidelijkheid over de afspraken en de verantwoordelijkheden. Het AOC Prinsentuin loopt hiermee grote risico’s. Daarnaast is het AOC Prinsentuin niet op de hoogte van de afspraken die zijn gemaakt tussen het bedrijf en de intermediair. In de uitwerking blijkt dat het bedrijf alles bepaalt. Het AOC Prinsentuin heeft de eindverantwoordelijkheid, maar blijkt niet in staat deze in te (kunnen) vullen. Dit is bijzonder, omdat in de overeenkomst is vastgelegd dat de intermediair €1.200,-- per jaar per deelnemer krijgt en vervolgens €1.000,-- per diploma. Vervolgens betaalt de intermediair de volledige inzet van de onderwijsinstelling. Dit is niet nader gespecificeerd en evenmin is helder dat er andere overeenkomsten onder liggen. Daarmee is onduidelijk waar de bekostiging aan wordt besteed. De onderwijsinstelling heeft op verzoek inzage gegeven in de financiële stromen tussen de intermediair en de onderwijsinstelling. De conclusies worden nader toegelicht in hoofdstuk 3.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 11 van 29
2.2
Vervolgtoezicht
Er wordt niet voldaan aan de wettelijke eisen en aan de eisen voor examinering en de kwaliteit van het onderwijsproces. Bij het AOC Prinsentuin zal 3 maanden na de datum verzenden waarschuwing wettelijke vereisten en een jaar na datum verzenden waarschuwing licentie examinering vervolgtoezicht plaatsvinden naar de wettelijke vereisten en de kwaliteit van het onderwijs en de examinering van de opleidingen: Natuur en groene ruimte niveau 2, crebo 97531 Medewerker buitenruimte. Natuur en groene ruimte niveau 3, crebo 97252 Vakbekwaam medewerker groenvoorziening. Natuur en Groene ruimte niveau 4, crebo 97090 Manager natuur en recreatie. Dit onderzoek naar kwaliteitsverbetering kan ook worden uitgevoerd bij andere bedrijven en/of andere locaties, waar deze opleiding door de instelling wordt verzorgd. Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit onderwijsproces is onvoldoende
Aangepast toezicht vanwege zwak onderwijs. Het onvoldoende onderwijsproces onder andere op de gebieden bpv, begeleiding en onderwijsaanbod.
Kwaliteit van de examinering is onvoldoende
Aangepast toezicht vanwege ernstige risico’s voor de kwaliteit van examinering en diplomering en onvoldoende examenkwaliteit (artikel 7.4.4 van de WEB). Het niet voldoen aan lid a en lid b, namelijk de inhoud en het proces van examinering. Er wordt niet voldaan aan standaard 2 en 3.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
De instelling herstelt de tekortkomingen. Na 1 jaar onderzoekt de inspectie het herstel. De inspectie meldt het oordeel aan de minister. De instelling ontvangt een waarschuwing o.g.v. artikel 6.1.5b van de WEB. Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn van 1 jaar na de datum van verzending van de waarschuwing volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering
pagina 12 van 29
Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Niet naleven wet- en regelgeving
Aangepast toezicht vanwege niet naleving wettelijke vereisten WEB: 7.2.8. eerste lid jo 7.2.8.derde lid jo 7.2.7. eerste en vierde lid van de WEB (inrichting en uitvoering van de bpv voldoet niet aan de wet); 7.2.8. lid 2 praktijkbegeleider en praktijkopleider ontbreekt op de overeenkomst 8.2.1 lid 1 studiewijzer geeft geen vooropleidingseisen of afwijking daarvan aan in de studiewijzer. 8.2.1. lid 3 7.4.8 lid 1 zorgplicht zorgdragen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering. art 7.2.4. lid 7 en lid 8 van de web deelnemers worden opgeleid overeenkomstig het kwalificatiedossier en het bevoegd gezag stelt de studieduur vast met in achtneming van de studielast en de eigenschappen van de deelnemers. 7.2.7. waaronder eerste en vierde lid van de WEB (verantwoordelijkheid bevoegd gezag inrichting opleiding niet conform de wet).
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
De inspectie meldt het oordeel aan de minister De instelling ontvangt een waarschuwing o.g.v. art 6.1.5. tweede lid jo 6.1.4. eerste lid onder b van de WEB Na de in de waarschuwings-brief opgenomen termijn van 3 maanden na de datum van verzending van de waarschuwing volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering.
pagina 13 van 29
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 14 van 29
3 Bevindingen In dit hoofdstuk geven we een nadere onderbouwing van de conclusies Algemene informatie over de context van de opleidingen De oorsprong van de opleidingen ligt in een contact tussen de directeur van de intermediaire organisatie en de directie van het bedrijf. Daar is het bedrijf door de intermediair gewezen op de scholingsmogelijkheden. Deze heeft daarop de onderwijsinsteling ROC West Brabant/ AOC Prinsentuin benaderd. Vervolgens zijn de deelnemers ingeschreven in de drie verschillende erkende mbo opleidingen. De opleidingen moesten toen nog nader opgezet worden. Het eerste personeel (coach) is pas in 2012 aangesteld. Op het moment van het onderzoek (najaar 2013) zijn ongeveer 300 deelnemers ingeschreven. Ieder traject heeft een looptijd van 2 jaar, ongeacht het niveau van de opleiding. Organisatie van de uitvoering van de opleiding De organisatie en uitvoering van de opleiding zijn vanaf de aanvang onvoldoende zorgvuldig. De opleidingen voldoen niet aan de eisen van het kwalificatiedossier en zijn daarom van onvoldoende kwaliteit. De aanname dat de begeleiding door de coaches op de werkplek voldoende zou zijn om een mbo opleiding te kunnen uitvoeren, aangevuld met onderwijs voor de ontbrekende werkprocessen, is niet realistisch gebleken. De afspraken en verantwoordelijkheden tussen de drie betrokken partijen (onderwijsinstelling, intermediair en het bedrijf) zijn onvoldoende duidelijk om kwalitatief goed onderwijs te kunnen waarborgen. De onderwijsinstelling kan onvoldoende sturing op het onderwijsproces geven en de eindverantwoordelijkheid nemen. De filosofie bij de opzet en organisatie van de opleiding is om alle werknemers van het bedrijf praktijkgericht op te leiden tijdens hun dagelijkse werkzaamheden. Daarmee worden de werkzaamheden in een breder perspectief geplaatst. Het bedrijf geeft aan het belangrijk te vinden dat er sprake is van collectiviteit, waardoor iedereen zich bij het totaalprogramma verbonden kan voelen. Om dit te realiseren is gekozen voor het onderwijsconcept ‘coaching on the job’. Bij de start was de bedoeling om bij de deelnemers te inventariseren welke competenties zij al beheersen om vervolgens het programma per deelnemer aan te passen, gericht op de ontbrekende competenties. Hiermee zou een maatwerkprogramma gerealiseerd kunnen worden dat aansloot bij de kennis en werkervaring. Daarnaast zou tijdens de arbeidsluwe periodes gelegenheid zijn tot het aanbieden van extra onderwijs en training en het aanleren van nieuwe technieken. Tijdens het onderzoek blijkt dat zowel het model ‘coaching on the job’ als het maatwerkprogramma op basis van een persoonlijke intake onvoldoende gerealiseerd zijn. Bovendien is deze aanpak per definitie niet uitvoerbaar onder de geboden omstandigheden. Evenmin is er sprake van een daadwerkelijk onderwijsprogramma. Het aantal medewerkers wordt tijdens arbeidsluwe periodes zoveel mogelijk beperkt, waardoor ook het geven van onderwijs op dat moment niet of nauwelijks aan de orde is. De gehele opleiding vindt plaats op de werkplek.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 15 van 29
Het AOC Prinsentuin heeft vier coaches (docenten) aangesteld die de ‘coaching on the job’ moeten verzorgen. Zij zouden vervolgens kunnen beschikken over docenten en materialen van AOC Prinsentuin om de leemtes in kennis bij deelnemers op te vullen. Deze werkwijze blijkt in de praktijk niet uitvoerbaar, de toegezegde docenten en materialen zijn ook niet beschikbaar. De organisatie en afstemming van de opleiding ligt bij een in deeltijd (0,2 FTE) aangestelde projectleider van AOC Prinsentuin en bij de projectleider bij de intermediair. Deze organisatie voert ook de administratie over de voortgang van de opleiding. De inhoudelijke inrichting van het programma ligt bij de coaches. Zij stemmen dit af met het bedrijf en met de intermediair. Een belangrijk onderdeel van de opleiding zijn de bewijskaarten. Een bewijskaart is een beschrijving van een werkproces en de uitvoering daarvan door de deelnemer/werknemer. Tijdens de begeleiding op de werkplek worden bewijskaarten ingevuld door de deelnemer of coach en wordt door de coach geanalyseerd welke werkprocessen nog ontbreken. Volgens de studiewijzer is in de opzet uitgegaan van een bezoek van de coach aan de student van minimaal 1 keer in de 6 weken. De rol van de coach is het bespreken van de uitgevoerde werkzaamheden met de student en eventueel met de leidinggevende. Dat leidt dan tot een ingevulde bewijskaart. Als alle bewijskaarten binnen een kerntaak met een voldoende zijn afgetekend, kan de volgende stap in het opleidingstraject gezet worden. In de praktijk blijkt dat er geen realistisch uitgangspunt voor de uitvoering is genomen. Het is fysiek onmogelijk om 300 deelnemers, die verspreid over het land aan het werk zijn, door vier coaches individueel in de praktijk te laten onderwijzen en begeleiden. Dat betekent dat iedere coach ongeveer 75 deelnemers te begeleiden heeft. Uitgaande van 40 werkweken per studiejaar kan dat niet meer dan 21 uur begeleiding per student per jaar betekenen. De coach heeft echter ook reistijd en overlegtijd nodig en neemt bovendien verschillende Proeven van Bekwaamheid af. Daarmee wordt de feitelijk beschikbare onderwijs- en begeleidingstijd nog minder. Daarnaast blijkt dat de onderwijsinstelling niet vanaf de start van het traject personeel heeft aangesteld. Daarmee rijst de vraag over de betrokkenheid van de onderwijsinstelling in die fase. Bij de aanvang was alleen een projectleider van het AOC Prinsentuin betrokken. Deze vervult ook een rol als intermediair tussen het directieoverleg, de stuurgroep en de coaches. Pas per 1 februari 2012 is de eerste coach voor 0,2 FTE aangesteld en per 1 maart 2012 de eerste coach full time, waarna per 1 april 2012 de aanstelling van de coach die een 0,2 FTE aansteling had naar full time is aangepast. Per september 2012 is hier een derde full time coach aan toegevoegd. Ook blijkt er een zzp-er bij betrokken te zijn. Deze is voor een deel ingehuurd voor deze taken. Deze persoon was al eerder betrokken bij de andere AOC Prinsentuin opleidingen. Met andere woorden, de personele bezetting is in ieder geval bij de start van het project op 1 november 2011 volstrekt onvoldoende geregeld. Er kan op
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 16 van 29
grond hiervan dan ook nooit per 1 november 2011 onderwijs hebben plaatsgevonden. Bovendien is duidelijk dat het bedrijf onvoldoende tot geen tijd reserveert om (extra) training/onderwijs uit te laten voeren onder aansturing van de coaches/docenten van AOC Prinsentuin. Daarnaast neemt het bedrijf de begeleiding op de werkplek niet voor zijn rekening. Dit is in tegenspraak met de tekst uit het “Handboek / portfolio” dat aan de deelnemers is uitgereikt. Daarin is aangegeven dat er sprake is van individuele begeleiding op de werkplek. Ook zijn de werkzaamheden van de individuele deelnemers in veel situaties te eenzijdig zijn om de gehele opleiding en alle werkprocessen tijdens het werk te kunnen voltooien. Zo is er bij deelnemers in de opleidingen op niveau 2 vooral sprake van onderhoud van het groen en zijn er nauwelijks werkzaamheden waarbij de aspecten uit het kwalificatiedossier over aanleg aan de orde komen in het werk. Bij de paragraaf onderwijsprogramma wordt hier verder op ingegaan. Het ontbreken van een projectplan en de gebrekkige communicatie tussen de drie betrokken organisaties komt de kwaliteit van de opleidingstrajecten niet ten goede. Onderwijs- en praktijkovereenkomsten (OO en POK) Samengevat zijn de onderwijsovereenkomst enpraktijkovereenkomst rechtsgeldig afgesloten, maar ze zijn onvolledig en onzorgvuldig en er is geen uitvoering gegeven aan de overeenkomsten. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 7.2.8. van de WEB. Bij controle van de beide overeenkomsten (POK en OO) valt een aantal zaken op: De praktijkovereenkomst is niet volledig ingevuld. De namen van de praktijkbegeleider en praktijkopleider ontbreken op nagenoeg alle overeenkomsten. Hiermee wordt niet voldaan aan de wet (artikel 7.2.8 lid 2 van de web) Niet alle onderwijsovereenkomsten geven de juiste aanvangsdatum van de opleiding weer Een aantal deelnemers heeft dubbele praktijkovereenkomsten en/ of onderwijsovereenkomsten getekend op verschillende begindata, maar wel met dezelfde einddatum. Gebleken is dat de deelnemers opnieuw moesten tekenen met een nieuwe eerdere datum op de overeenkomst om deze te laten aansluiten op de aangegeven startdatum van de opleiding. o Zo is er een deelnemer die een onderwijsovereenkomst niveau 2 heeft getekend op 5 september 2012. De startdatum is volgens de OO 1 augustus 2012 . Uit de gesprekken blijkt dat er in de vakantieperiode geen onderwijs wordt verzorgd en de opleiding dus niet op 1 augustus 2012 is gestart. Vervolgens is ook op 5 september 2012 een beroepspraktijkvormingsovereenkomst getekend met aanvangsdatum 1 augustus 2012. Vervolgens is op 1 oktober 2012 door dezelfde deelnemer een praktijkovereenkomst getekend met aanvangdatum 1 oktober 2012 , dit nog steeds voor de niveau 2 opleiding. Op 3 oktober 2012 tekent dezelfde deelnemer opnieuw een praktijkovereenkomst, nu voor een niveau 3 opleiding. Een onderwijsovereenkomst bij deze
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 17 van 29
opleiding ontbreekt. Wel blijkt uit het dossier dat de deelnemer in 2005 al een niveau 2 opleiding heeft behaald als medewerker hovenier. o Vergelijkbare situaties zijn in andere dossiers aangetroffen. De onderwijsovereenkomsten van 1 november 2011 zijn niet aannemelijk. Er kan op dat moment feitelijk niet gestart zijn, omdat de opleiding nog opgezet moest worden en er nog geen personeel betrokken was bij de opleiding. Ook bij andere onderwijsovereenkomsten komen ondertekening en daadwerkelijke start met begeleiding van coaches niet overeen. Zo zijn er inschrijvingen uit november 2011 terwijl de coach pas gestart is in april 2012. Datzelfde geldt voor inschrijvingen per 1 januari 2012 met coach activiteiten vanaf april 2012. In Duiven startte de opleiding formeel in juni 2012, terwijl er pas vanaf 1 september 2012 een coach bij betrokken is. Het personeel van die vestiging van het bedrijf is eind juni 2012 overgenomen van een andere organisatie. De aangegeven studiebelasting is ongeacht het niveau of de duur van de opleiding op de overeenkomsten van alle deelnemers dezelfde, namelijk 3200 uur. De uren beroepspraktijkvorming (bpv) zijn onduidelijk weergegeven. Op grond van artikel 7.2.8. lid 2 b van de WEB behoort het aantal daadwerkelijk uit te voeren bpv uren per jaar te worden gemeld. Dat is hier niet gebeurd. Er is niet opgenomen of het per jaar of voor het totale traject geldend is en hoeveel er dan per jaar ingevuld dient te worden. De opleidings- en praktijkuren worden bij geen van de opleidingen gehaald. De overeenkomsten geven dan ook niet weer wat er in de opleiding daadwerkelijk is aangeboden Er hebben veel mutaties achteraf moeten plaatsvinden om iedereen op de juiste wijze en op het juiste niveau ingeschreven te krijgen.
Bij de start van de opleiding zijn de werknemers aan het einde van de werkdag bij elkaar geroepen waarbij aan de werknemers bekend is gemaakt dat zij ingeschreven zouden worden in een bbl opleiding. Van te voren was daar geen overleg over geweest met de toekomstige studenten. De bijeenkomsten vonden altijd plaats na de startdatum van de opleiding die op de onderwijsovereenkomst aangegeven is. Deze bijeenkomst duurde één à anderhalf uur. Van te voren was binnen het bedrijf door de projectleider (de leidinggevende van de werknemer) en de personeelsfunctionaris administratief nagegaan op welk niveau de deelnemer zou kunnen worden ingeschreven. Dit gebeurde op basis van het personeelsdossier en het zicht op de dagelijkse werkzaamheden. De instelling en de werknemers zijn niet bij deze indeling betrokken geweest. Deelnemers geven aan dat zij verplicht waren de OO en POK direct na afloop van de kick off bijeenkomst te tekenen. Voor veel werknemers was niet duidelijk dat het om een diploma gerichte opleiding ging en wat de erbij passende studiebelasting was. De bedoeling was de werknemers op een hoger niveau in te schrijven dan het niveau van het hoogste diploma dat reeds in bezit was. Het bedrijf omschrijft dit als volgt:
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 18 van 29
“De belangrijkste pijler waarop de ontwikkeling van deze verschillende aspecten is gebaseerd, is een integraal ontwikkeling-, opleiding- en begeleidingstraject van de directe operationele medewerkers. De belangrijke basis hiervan is dat we middels praktijkgerichte individuele afgestemde begeleiding en evaluatie van de werkzaamheden, willen leren van en willen leren door te werken. Verbeteren door te leren van fouten, verbeteren door te leren van de praktijk, verbeteren door te investeren in……” Bij dossiercontrole blijkt dat een groot deel van de deelnemers niet kan aantonen dat er reeds eerder een opleiding met voldoende resultaat is afgesloten. Voor hen wordt een verklaring ontbrekende administratie (VOA) opgesteld. Er vindt geen controle plaats of deze verklaring terecht is. Tijdens het onderzoek worden er door de inspectie vraagtekens geplaatst bij de indeling in niveaus omdat een aantal deelnemers reeds over een opleiding op hetzelfde niveau beschikt en een ander deel niet in staat is om adequaat mondeling of schriftelijk te communiceren. Het feit dat de namen van de praktijkbegeleider en praktijkopleider op de POK niet zijn ingevuld komt overeen met de informatie uit het bedrijf. Uit correspondentie tussen medewerkers en de directeur van het bedrijf blijkt dat het ook niet de bedoeling is dat er door het bedrijf begeleiding wordt gegeven ten aanzien van de opleiding. Volgens de directeur kan de maximale inzet van het bedrijf niet meer zijn dan 12 uur per deelnemer. Dit zou nodig en voldoende zijn om de bewijskaarten in te kunnen vullen. Deze inzet behoort dan ook gerealiseerd te worden door de coach/ docent van AOC Prinsentuin en lijkt de basis te zijn voor de urenberekening. Intake en plaatsing De toelatingsvoorwaarden in de studiewijzer voldoen niet aan artikel 8.2.1 lid 1 van de web voor de niveau 3 en 4 opleiding. Voor de niveau 3 en 4 opleidingen zijn geen toelatingseisen opgesteld terwijl de wet anders stelt. Evenmin is hier gemotiveerd van afgeweken. Ook voor de inschrijving in de niveau 2 opleiding is onzorgvuldig gehandeld en wordt niet voldaan aan artikel 8.2.1. lid 3 van de WEB. De daadwerkelijke intake en plaatsing hebben onzorgvuldig en onvolledig plaatsgevonden. De aankomende deelnemers zijn niet adequaat voorgelicht over het onderwijsprogramma en over hetgeen er binnen de opleiding van hen verwacht wordt. Hierdoor zijn zij onvoldoende voorbereid op de implicaties van het volgen van een diplomagerichte mbo opleiding. De opleiding voldoet niet aan haar informatieplicht aan de deelnemers, omdat de deelnemers niet beschikken over de studiewijzer. De onderwijsinstelling schiet dan ook tekort op artikel 7.4.8 van de web. Cruciaal in het oordeel over de intake en plaatsing is het gegeven dat er sprake is van een min of meer verplichte opleiding zonder dat er aan de eisen van een gedegen intake en plaatsing is voldaan. Er is voor de inschrijving geen persoonlijke intake gedaan waarin naast de vooropleidingseisen gekeken is naar de motivatie voor de opleiding en eventuele noodzakelijke aanpassingen om de opleiding succesvol te kunnen afronden. Tijdens de door het bedrijf georganiseerde bijeenkomsten, zoals hierboven beschreven, heeft de directeur van het bedrijf uitgelegd wat de bedoeling was en heeft iemand van de intermediaire organisatie verteld wat er voor
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 19 van 29
de opleiding gedaan moet worden, namelijk zelf het portfolio opbouwen tijdens het werk. Dit traject is op deze bijeenkomst als volgt gepresenteerd: Scholingstraject tuinbedrijf (geen schooltje doen). Portfolio opbouw (zelf bewijzen verzamelen in het werk). Aanvullende praktijktraining (“nieuwe” technieken). Training middenkader. Proeven van Bekwaamheid. Volgens de studiewijzers worden er aan de verschillende opleidingen geen toelatingseisen gesteld. Deze informatie is niet correct en kan bij de deelnemers verkeerde verwachtingen wekken. Tijdens de eerste fase van het traject na de inschrijving en na hun aanstelling hebben de coaches met de deelnemers gesprekken gevoerd. Tijdens deze ‘verlengde intakes’ is naast de vooropleiding ook de motivatie van de student voor het traject aan de orde geweest. Gebleken is dat de motivatie uitermate wisselend was en deelnemers de opleiding vooral als een verplichting vanuit het bedrijf zagen. Bovendien leidden de ‘verlengde intakegesprekken’ niet tot aanpassing van het programma of snelle wijziging van de inschrijving of uitschrijving. Daarnaast bleek het administratief ingeschatte niveau in veel situaties niet overeen te komen met de werkelijkheid. Dit gegeven kwam ook herhaaldelijk naar voren in de (telefonische) interviews die de inspectie tijdens het onderzoek voerde met deelnemers. Sommige deelnemers gaven aan niet te weten dat zij in een opleidingstraject zaten of niet te begrijpen waaruit de opleiding bestaat. Zij zeggen ‘gewoon aan het werk’ te zijn. Uit de gesprekken bleek ook dat er veel moeizaam tot stand gekomen mutaties hebben plaats gevonden omdat deelnemers in een te laag niveau waren ingeschreven of omdat bleek dat zij al bij een andere onderwijsinstelling ingeschreven stonden. Door de diverse gesprekspartners is aangegeven dat pas na toestemming van de directeur van het bedrijf een deelnemer in een ander niveau kan worden ingeschreven. Dit is opmerkelijk omdat dit een expliciete verantwoordelijkheid is van de onderwijsinstelling AOC Prinsentuin. Het bedrijf kan daarbij gehoord worden maar is niet degene die het bepaalt. De rol van het bedrijf is volgens de wet beperkt tot de uitvoering van de beroepspraktijkvorming en betrokkenheid bij de beoordeling daarvan artikel 7.2.8 van de WEB. Onderwijsprogramma Het onderwijsprogramma is voor elk van de drie opleidingen volstrekt onvoldoende. Hoewel er in de onderwijs- en examenregeling en in de studiewijzer een programma op hoofdlijnen staat, is dit niet op de beschreven wijze uitgevoerd. De oorzaak hiervan ligt in het onvolledige aanbod. Daarnaast is het gekozen onderwijsmodel ‘coaching on the job’ niet geschikt om alle onderdelen die in het kwalificatiedossier vereist zijn aan de orde te laten komen. De generieke eisen zoals Nederlandse taal,
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 20 van 29
moderne vreemde talen, rekenen en loopbaan en burgerschap zijn niet in onderwijs vorm gegeven. Het onderwijsprogramma heeft meer het karakter van een evc traject dan van een diplomagerichte mbo opleiding. De bedoelde trainingsprogramma’s zijn niet of nauwelijks uitgevoerd tot het moment van onderzoek door de inspectie. De opgevoerde gastdocenten, van wie een aantal projectleider (van het bedrijf) is en van de rest onduidelijk is wie dit zijn geweest, hebben geen programma geboden dat gerelateerd is aan de opleiding. Wel hebben deze personen in toolbox meetings onderdelen aangeboden die een vereiste zijn om te voldoen aan de VCA certificering voor het bedrijf. Om te kunnen spreken van een volwaardig, diplomagericht onderwijsprogramma is het noodzakelijk dat voldaan wordt aan de eisen zoals deze in de verschillende kwalificatiedossiers gesteld zijn. In de huidige opzet van de opleidingen is daarvan geen sprake. De programmering is sterk afhankelijk van de mogelijkheden die de dagelijkse werkzaamheden bieden. Daarnaast is er geen gericht opleidingsprogramma dat alternatieve opties voor opleiding of examinering binnen het werk in kaart brengt. Het onderwijsprogramma wordt gedurende het werk afgestemd op de vraag van de deelnemers en de reeds verworven competenties. De ingeschreven deelnemers op alle niveaus zijn al jaren actief in het onderhoudswerk. Dat betekent dat er juist onderwijs in de ontbrekende onderdelen zou moeten plaats vinden, hetgeen echter niet of nauwelijks gebeurd is. Het gaat dan voor niveau 2 over: Voert grondverzet uit Legt rioleringssystemen/drainages aan Legt water(partijen) aan Brengt verhardingen aan Plaatst bouwkundige elementen Legt technische voorzieningen aan Legt groen aan Rondt aanlegwerkzaamheden af. Voor niveau 3 wordt daaraan toegevoegd Maakt het terrein klaar voor aanlegwerkzaamheden Bovendien behoort in een niveau 3 opleiding ook aandacht te zijn voor kerntaak 4: Signaleert en handelt klachten af Onderhoudt contacten met publiek en omstanders Staat publiek te woord en kerntaak 6 Plant en verdeelt werkzaamheden Begeleidt medewerkers op vaktechnisch gebied Organiseert materiaal en materieel
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 21 van 29
Voor de niveau 4 opleiding is het erg moeilijk om het programma op de werkplek af te stemmen omdat het werk dat niet toelaat. Er kan dan ook niet aan de eisen uit het kwalificatiedossier worden voldaan. Binnen het concept ‘coaching on the job’ bezoeken de coaches 1 maal in de 6 weken de student. Dit staat ook beschreven in de studiewijzer. De coach bespreekt de werkzaamheden met de student, hetgeen moet leiden tot de ingevulde bewijskaarten. In de praktijk zien we dat de functie en invulling van deze bewijskaarten onvoldoende tot stand zijn gekomen. Dit wordt veroorzaakt door het gegeven dat de werkzaamheden dat niet toelieten. Daarnaast blijkt dat de deelnemers deze bewijskaarten niet of nauwelijks zelf invullen. Omdat de controle door de projectleiders van het bedrijf ontbreekt, worden deelnemers hiertoe ook niet gestimuleerd. In een aantal situaties hebben de coaches deze taak op zich genomen. Er zijn deelnemers in de niveau 2 opleiding ingeschreven die niet of nauwelijks in staat zijn om te lezen of te schrijven. Sommigen hadden ook grote moeite om te communiceren. Zonder adequate opleiding en begeleiding is de kans reëel dat deze deelnemers er niet in slagen hun opleidingstraject binnen de gestelde opleidingsduur af te ronden. De opleiding is voor de mensen die in november 2011 zijn ingeschreven niet eerder gestart dan in maart/april 2012. Bovendien is het aanbod in de bovenstaande werkprocessen volledig onderbelicht op de werkplek. Dit komt het sterkst naar voren in de niveau 2 en 3 opleiding, voor de niveau 4 opleiding komen weer andere aspecten in het geheel niet voor op de werkplek. Hiermee heeft het bevoegd gezag niet voldaan aan artikel 7.2.7 lid 2 (de inrichting van de opleiding) en aan artikel 7.2.4 lid 7 van de WEB, het bevoegd gezag moet zorgdragen voor een studieduur die is afgestemd op de studielast. De generieke eisen ontbreken volledig in het geplande en deels uitgevoerde onderwijsprogramma. Er is geen tijd voor ingeruimd en in de praktijk blijkt dat er ook geen onderwijs in gegeven wordt. Deelnemers maken de toetsen Nederlands en rekenen of de moderne vreemde talen zonder dat er onderwijs in gevolgd is. Pas in oktober 2013 wordt bij de eerste deelnemers de generieke eindtoets voor taal en rekenen afgenomen. In de moderne vreemde talen en loopbaan en burgerschap is eveneens geen onderwijs geweest. Volgens de studiewijzer behoren deze vakken aan de orde te komen tijdens de werkzaamheden. Dit wordt niet in andere documenten uitgewerkt, of in de praktijk aantoonbaar gemaakt. Een van de deelnemers die wij spraken gaf aan dat het zinloos is om energie in de opleiding te steken omdat er geen onderwijs wordt gegeven en dat hij op die manier ook niet in staat is de moderne vreemde talen te leren. Voor de niveau 4 opleiding zijn twee moderne vreemde talen een eis. Het daadwerkelijke onderwijsprogramma wijkt in de uitvoering in grote mate af van hetgeen in de studiewijzer (cohorten 2011 tot 2012) is opgenomen. Daarin is gesteld dat er minimaal 120 uur contacttijd plaats moet vinden. Gebleken is dat er ook inschrijvingen hebben plaatsgevonden na 1 augustus 2013 zonder dat er wijzigingen in het programma zijn
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 22 van 29
doorgevoerd. Na 1 augustus 2013 is de wet voor de bbl opleidingen dermate gewijzigd dat er verwacht mag worden dat er een intensivering van het programma is opgenomen. Hierdoor zou in plaats van de beoogde 120 uur nu de wettelijke 200 klokuren begeleide onderwijstijd behaald moeten worden (mits er geen afwijking is geregeld, conform de daarvoor geldende voorwaarden). Er wordt niet voldaan aan deze wettelijke bepaling. Er wordt gehandeld in strijd met artikel 7.2.7 van de WEB. Ook uit de gesprekken die gevoerd zijn en worden tussen de directie van het bedrijf en AOC Prinsentuin zijn geen concrete voorstellen in die richting naar voren gekomen. Onderwijsproces Hoewel de coaches volgens de onderwijsinstelling en de intermediair de spil zijn van de opleiding, worden zij onvoldoende gefaciliteerd om het onderwijsproces binnen de diverse niveaus vorm te kunnen geven. Een belangrijke reden daarvoor is dat in de reguliere werkprocessen van het bedrijf het overgrote deel van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen uit het kwalificatiedossier, ontbreekt. Hierdoor zijn er geen mogelijkheden om die onderdelen, via de voor het project gekozen werkwijze, aan te leren of te verdiepen. Daarnaast is er beperkt tijd om te leren en kan er door het ontbreken van onderwijs geen interactie over het leerproces plaatsvinden. Hierdoor worden de deelnemers niet in staat gesteld om gericht verbeteringen in hun dagelijkse werkzaamheden door te voeren. De deelnemers waarderen de feitelijke begeleiding door de coaches, deze zijn echter door de omstandigheden niet in staat om de deelnemers het juiste niveau in de opleiding te laten bereiken. Het ontbreken van de benodigde werkzaamheden om aan de eisen uit het kwalificatiedossier te kunnen voldoen is door de coaches tot in detail geïnventariseerd en aan de betrokkenen bij de opleiding, waaronder het management, gepresenteerd. Daarnaast is het volledig ontbreken van onderwijs in de generieke vakken meerdere malen naar voren gebracht. Beide zaken hebben niet geleid tot onderwijsactiviteiten of aanpassing van het programma. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat docenten van AOC Prinsentuin de leemtes in kennis bij de deelnemers met gericht onderwijs zouden opvullen. Deze opzet is in de praktijk niet gerealiseerd. Het bedrijf investeert niet in tijd in de opleiding. Dit geldt zowel voor het onderwijs in de praktijk als voor het ruimte bieden om onderwijs buiten de eigen werkplek te volgen. Ook voor de onderwijsinstelling heeft het niet de eerste prioriteit en is er een zeer beperkte personele bezetting. Er is tot de dag van het onderzoek van de inspectie onvoldoende tijd geïnvesteerd om van een beroepsopleiding te kunnen spreken. Hoewel coaches voorstellen maken die tot een planning voor een onderwijsprogramma kunnen leiden, is de werkelijkheid een andere. Het bedrijf bepaalt feitelijk met de intermediair hoe de planning eruit ziet. AOC Prinsentuin neemt hierin onvoldoende het voortouw. De werkzaamheden van de deelnemers zijn te eenzijdig om het volledige programma van het onderwijs in de praktijk uit te kunnen voeren. Dit geldt op alle niveaus. Er zijn verschillende pogingen ondernomen door de
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 23 van 29
coaches om extra lessen te (laten) geven om zodoende wel alle werkprocessen uit het kwalificatiedossier aan te kunnen bieden. De inspectie heeft verschillende plannen en overzichten gezien per deelnemer van de nog ontbrekende werkprocessen. Er is echter vervolgens geen actie uitgezet. Tijdens het onderzoek is verschillende malen gevraagd naar concrete uitwerkingen waaruit blijkt dat de door de drie betrokken organisaties in juli 2013 vastgestelde verbeteringen zijn doorgevoerd. Deze zijn door geen van de partners, te weten de onderwijsinstelling, het bedrijf en de intermediair aangetoond. Beroepspraktijkvorming De onderwijsinstelling schiet tekort in de uitvoering van zijn wettelijke verplichting het onderwijs in de praktijk aan te laten sluiten op het kwalificatiedossier, dit onderwijs in de praktijk te waarborgen en de voortgang te bewaken. Er is geen sprake van beroepspraktijkvorming in de zin van de wet. De inspectie heeft een volstrekt ontoereikende inrichting en uitvoering van de beroepspraktijkvorming bij het (leer)bedrijf geconstateerd. Het bedrijf heeft geen praktijkbegeleiders op de werkvloer ingezet. Er heeft geen dagelijkse begeleiding plaatsgevonden in het kader van de mbo opleiding. Er zijn geen leerdoelen en leeractiviteiten of praktijkopdrachten geformuleerd. Bovendien is de voortgang niet systematisch gevolgd en vastgelegd. Er heeft derhalve geen onderricht in de praktijk plaatsgevonden door de praktijkopleider. Dit is door verschillende gesprekspartners bevestigd en gebleken uit verschillende documenten. De deelnemers geven aan dat er geen sprake is geweest van praktijkbegeleiding voor de opleiding door het bedrijf. Uit uitlatingen van de mensen van het bedrijf blijkt dat het ook niet de bedoeling is van de opleiding. Deze begeleiding is volgens hen uitbesteed aan de intermediair en AOC Prinsentuin. De wet kent deze mogelijkheid niet. Bovendien is de intermediair niet aanwezig op de werkplek en de coaches, als praktijkbegleiders van de onderwijsinstelling, maar zeer beperkt. De bewijskaarten zijn veelal door de coaches ingevuld en niet altijd door de deelnemer. Bewijskaarten moeten een overzicht bieden van de studievoortgang in relatie tot het kwalificatiedossier, maar er is geen systematiek waarbij de opleiding overzicht houdt over de invulling van de bewijskaarten. Student, projectleider en coach tekenen de bewijskaarten af zonder daadwerkelijk de activiteit te beoordelen. Veelal is een kort gesprek met de student voldoende om een bewijskaart afgetekend te krijgen. Niet alle deelnemers van niveau 2 zijn in staat om deze bewijskaarten in te vullen of de taken op dat niveau in de volle breedte uit te voeren. Voortgangsregistratie Samengevat is de conclusie dat de onderwijsinstelling haar taken en verantwoordelijkheden voor het volgen van de studievoortgang en de monitoring van de studie inzet niet waarmaakt. Mede hierdoor liggen mogelijke in- en uitschrijving op basis van de studievoortgang onvoldoende in handen van het AOC Prinsentuin.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 24 van 29
Het AOC Prinsentuin kan, evenals de inspectie, moeizaam inzage krijgen in de opbouw en uitvoering van de administratie. Op de dag van het onderzoek bleek dat de onderwijsinstelling geen eigenstandige toegang tot het systeem heeft. Hiermee kan het AOC Prinsentuin niet de noodzakelijke verantwoordelijkheid nemen. De voortgangsregistratie is geheel bij de intermediar neergelegd. Hierdoor is het voor AOC Prinsentuin moeilijk om inzage te hebben in de voortgang van de deelnemers en daarop te sturen. De coaches hebben ieder een eigen administratie van de deelnemers die zij onder hun hoede hebben. Deze heeft echter geen functie in de sturing van het onderwijs door de onderwijsinstelling of het bewaken van de voortgang van de opleiding. Zij leveren deze urenverantwoording aan de intermediair. De door de intermediair aangeleverde registratie wijkt sterk af van de registratie die de coaches aan het bureau hebben aangeleverd. In de registratie van de coaches is veelal niet meer dan maximaal 2 uur per deelnemer aan begeleiding gegeven op de werkplek. De groepen deelnemers zijn op verschillende plekken in steeds verschillende samenstelling aan het werk. De intermediair telt echter de uren van de individuele deelnemers bij elkaar op en komt daarmee tot bijvoorbeeld 9 uur begeleiding per deelnemer op een dag. De verklaring van de intermediair dat er uitgegaan moet worden van groepen en dat daarom alles bij elkaar opgeteld kan worden, is onnavolgbaar en niet overeenkomstig hoe de situatie op de werkvloer is geweest. De inspectie stelt vast dat er docenturen zijn geregistreerd op dagen dat de coaches nog niet verbonden waren met AOC Prinsentuin. Daarnaast zijn er vele uren opgevoerd die zouden zijn uitgevoerd door gastdocenten. Volgens de studiewijzer zouden de trainingen onder aansturing van of door de docenten van AOC Prinsentuin moeten worden uitgevoerd. Er is echter niemand van de onderwijsinstelling betrokken geweest bij de inzet van de gastdocenten. Het is onduidelijk wat het programma is geweest en of het ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Volgens de intermediair, maar ook volgens de studiewijzer zou dat zijn aangestuurd door de coaches. Dit is echter niet zoals het gebeurd is, zoals blijkt uit de gegevens van deelnemers, coaches en het bedrijf. Bovendien is weliswaar op papier bekend wie de gastdocenten zijn, maar is het onduidelijk wat hun bekwaamheden zijn. De uren van de gastdocenten (vaak projectleiders van het bedrijf) kunnen niet onderbouwd worden. Er zijn feitelijk geen gastdocenten geweest en de bijeenkomsten waren toolboxmeetings en geen onderwijs door een gastdocent gerelateerd aan het kwalificatiedossier. De deelnemers waarmee gesproken is herkennen deze bijeenkomsten met gastdocenten ook niet. Bij navraag bij het bedrijf blijken er ook geen aanwezigheidsregistraties te hebben plaatsgevonden waaraan afgelezen kan worden hoe lang de bijeenkomst heeft geduurd. Ut gesprekken met verschillende betrokkenen blijkt dat er toolboxmeetings hebben plaatsgevonden die veelal een kwartier tot een maximaal een uur duurden en niet de in de registratie opgegeven 4 uur. Deze toolboxmeetings zijn niet gericht op onderdelen uit de verschillende kwalificatiedossiers, maar vooral op VCA en BHV. Deze toolboxmeetings
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 25 van 29
worden door het bedrijf centraal georganiseerd en aangestuurd en hebben tot doel om te scholen op het gebied van veiligheid en zich te verantwoorden voor de VCA certificatie en registratie. Veelal wordt het ook gebruikt om er direct een werkoverleg aan te koppelen. Het is geen onderdeel van de opleiding, maar van het reguliere werk. Deze meetings zijn voor iedereen van het bedrijf bedoeld, ongeacht of je ingeschreven bent in een opleiding of gerelateerd aan het niveau van de opleiding. Een ander onnavolgbaar element in de registratie is dat er uren genoteerd zijn op dagen dat er in het geheel nog niet gestart was met de opleiding. De eerste startbijeenkomsten hebben eind november 2011 plaatsgevonden terwijl de registratie van uren door de intermediair al startte op 1 november 2011. De feitelijke start van de opleiding is namelijk veel later (een half tot driekwart jaar) dan 1 november 2011 geweest. Bovendien zijn er overzichten ingevuld van deelnemers die gedetacheerd waren naar andere bedrijven en dus in het geheel niet hebben kunnen deelnemen aan het onderwijs. Een deelnemer die sinds 1 november 2011 staat ingeschreven in een niveau 3 opleiding geeft aan tot nu toe nog niet veel aan de opleiding te hebben gedaan en dat er over zijn voortgang dan ook weing geregistreerd kan zijn. Er mag volgens hem van het bedrijf niet meer dan een kwartier tot een half uur met de coach gesproken worden. Hij gaf aan dat het voor de coaches in zo’n korte tijd niet mogelijk is hun taken goed uit te voeren. Hoewel er per kerntaak handelingslijsten zijn die de deelnemers wekelijks in moeten vullen, blijken deze in de praktijk niet gebruikt te worden. Deelnemers zeggen het nut en de noodzaak ervan niet in te zien. Wij hebben vastgesteld dat ook het formulier afspraken en leerdoelen dat in de werkmap van de deelnemers zit, niet wordt bijgehouden. Dit wordt bevestigd door de projectleiders en de coaches. Het digitale systeem is niet eerder dan september 2013 gestart en met terugwerkende kracht ingevuld. De coaches hadden voor die tijd wel ieder hun eigen voortgangsregistratie. Mede op basis van die registratie constateerden zij tekortkomingen in de opleidingen. Zij hebben zowel de projectleider als de directie van AOC Prinsentuin regelmatig op de hoogte gebracht van de stand van zaken en de problemen waar zij tegenaan liepen om de voortgang te kunnen waarborgen. Daarop is onvoldoende adequaat gereageerd door de directie en het heeft niet geleid tot een aanpassing van de opleidingen. Op basis van bovenstaande bevindingen kan de inspectie de geregistreerde uren en de inhoudelijke invulling ervan dan ook in het geheel niet plaatsen. Het AOC Prinsentuin is onvoldoende in charge bij de registratie van de opleidingen en ontbeert daardoor het zicht op de voortgang. Examinering en Diplomering Samengevat is de conclusie dat de inspectie ernstige risico’s vaststelt voor de examinering en diplomering. Er zijn onvoldoende waarborgen getroffen voor een deugdelijke examinering en diplomering. Er is een groot risico geconstateerd rond de kwaliteit van de examinering en de daaruitvolgende diplomering. Artikel 7.4.4.van de WEB komt
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 26 van 29
hiermee in het geding. De onderwijs en praktijkovereenkomsten van de in november 2011 gestarte deelnemers zijn afgelopen en geen van de deelnemers heeft een diploma gehaald op het moment dat de inspectie het onderzoek afsloot. Weliswaar zijn bij sommige deelnemers alle proeves van bekwaamheid afgenomen, maar bestaat er serieuze twijfel over de aard en de kwaliteit van de uitgevoerde Proeve van Bekwaamheid (pvb). Naast het feit dat er volstrekt onvoldoende onderwijs is geboden om de pvb met een gerede kans op succes uit te voeren, is ook de kwaliteit van de beoordeling onvoldoende. Het door de assessoren ingevulde examendocument bestaat alleen uit vinkjes en daardoor is niet af te leiden wat de kwaliteit van de uitgevoerde pvb is. Er is geen nadere onderbouwing van het oordeel. Met name voor die onderdelen die in de dagelijkse werkzaamheden niet voorkomen en waar nauwelijks tot geen onderwijs is uitgevoerd is de kwaliteit van het examen niet gewaarborgd. De inspectie constateert dat zich situaties voordoen waarbij op één werkdag ’s morgens de stof is uitgelegd en geoefend waarna ’s middags de pvb wordt afgelegd. Dit gaat dan over werkprocessen die niet eerder zijn uitgevoerd of aangeboden zoals op het gebied van aanleg. Ook is niet duidelijk of de omstandigheden rond het examen voor iedereen eensluidend zijn. In een schrijven rond de planning van de afname van de pvb van september 2013 is te lezen dat de resultaten eerst naar het betreffende kantoor van de werkgever worden gestuurd en zoals hierboven omschreven dat werknemers zonder enige werkervaring op bepaalde onderdelen dit ’s morgens geïnstrueerd krijgen en kunnen oefenen voordat ‘s middags de pvb wordt afgenomen. De projectleider van het bedrijf die ook de leidinggevende is van de deelnemer is nauw betrokken bij de pvb. Omdat de exameneisen niet geobjectiveerd worden uitgevoerd en er sprake is van een hiërarchische relatie tot de leidinggevende is de betrouwbaarheid niet gewaarborgd. Hierdoor bestaat de kans dat er een verwevenheid van taken is die zich niet verhoudt tot de verschillende rollen die de begeleiding van de BPV door het bedrijf kenmerken. Daar komt bij dat uit verschillende gesprekken is gebleken dat op een aantal momenten door het bedrijf aan de assessoren is benadrukt dat de doelstelling een 100% slagingspercentage is. De onafhankelijkheid van de assessoren en de betrouwbaarheid van de examinering zijn daarmee in het geding. Dit gelegd naast het feit dat de intermediair € 1.000,-- per gediplomeerde leerling betaald krijgt, roept vragen op. De inspectie heeft de Raad van bestuur per brief dan ook geadviseerd onder deze omstandigheden, waarbij ook de kwaliteit van het onderwijs in het geding is, niet te diplomeren. Positief is dat de afname van de PvB door twee mensen beoordeeld wordt. Omdat het bedrijf aangeeft niet voor assessoren te kunnen zorgen, gebeurt dit nu door twee coaches. De afname van PvB gaat ten koste van de voor andere deelnemers beschikbare begeleidingstijd. De onderdelen luisteren en spreken binnen de examens Nederlands worden opgenomen en beoordeeld door docenten van AOC Prinsentuin. Ook bij de afname van de digitale examens Nederlands en rekenen was een docent van AOC Prinsentuin aanwezig. De examencommissie van AOC Prinsentuin is eindverantwoordelijk voor afname en beoordeling op het bedrijf. De examencommissie heeft echter
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 27 van 29
geen enkel zicht op de afname en beoordeling van de proeves. De examencommissie kan onvoldoende objectief vaststellen en verantwoorden of een deelnemer de werkprocessen en kerntaken op het vereiste niveau beheerst. Er wordt niet voldaan aan standaard 2 respectievelijk 3 van de Regeling standaarden examenkwaliteit 2012. Een ander belangrijk aspect is de doorstroom of afstroom naar een ander niveau. Dit lijkt weinig beredeneerd te gebeuren; in elk geval heeft AOC Prinsentuin hier geen bepalende rol in. Uit de gesprekken blijkt dat het initiatief meestal voortkomt uit het bedrijf en daarna administratief verwerkt wordt door de intermediair. Bovendien worden er nu deelnemers overgeschreven naar niveau 1, een opleiding met dit niveau maakt geen onderdeel uit van de opleidingstrajecten die door het bedrijf zijn aangegaan. Bij overschrijving worden deelnemers voor een voldongen feit geplaatst en vindt er met hen geen overleg plaats. Het gesprek wordt gevoerd door de personeelsfunctionaris en de projectleider; de coach en de examencommissie zijn hier niet bij betrokken. De overschrijving leidt niet standaard tot een nieuwe POK of OO. Deze gang van zaken illustreert het gebrek aan regie vanuit AOC Prinsentuin. Overeenkomst tussen de onderwijsinstelling en de intermediaire organisatie Samengevat is de conclusie dat het ontbreken van een projectplan en het niet tijdig vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst tussen de onderwijsinstelling en de intermediair illustreert dat de regierol onduidelijk is, met negatieve consequenties voor de communicatie tussen de verschillende betrokkenen. De overeenkomst tussen de intermediair en AOC Prinsentuin is gedateerd 3 maart 2013, terwijl de eerste inschrijvingen zijn gedaan op 1 november 2011. Volgens de overeenkomst is er sprake van een projectplan waarin de afspraken zijn vastgelegd. Bij navraag blijkt dat projectplan er in het geheel niet te zijn en is er grote onduidelijkheid over de afspraken en de verantwoordelijkheden. Het AOC Prinsentuin loopt hiermee grote risico’s. Daarnaast is het AOC Prinsentuin niet op de hoogte van de afspraken die zijn gemaakt tussen het bedrijf en de intermediair. In de uitwerking blijkt dat het bedrijf alles bepaalt en het AOC niet de eindverantwoordelijkheid heeft. Dit blijkt bijvoorbeeld bij het plaatsen en muteren van de plaatsing van de deelnemers. Dit wordt door de directeur van het bedrijf bepaald, door de intermediair uitgevoerd en vervolgens doorgegeven aan het AOC Prinsentuin die het in de eigen administratie verwerkt. De intermediair krijgt daarvoor in aanvang €1.200,-- per deelnemer per jaar en nog eens € 1.000,-- bij diplomering. Bij navraag of er meerdere overeenkomsten zijn zoals een uitvoeringsovereenkomst of een overeenkomst tussen het bedrijf en de school heeft het AOC Prinsentuin aangegeven dat deze er niet zijn. De instelling heeft na verzoek inzage gegeven in de financiële gang van zaken rond de opleiding.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 28 van 29
Bijlage: Zienswijze Bij brief van 1 april 2014 heeft de Raad van Bestuur van ROC WestBrabant/AOC Prinsentuin College aan de Inspectie van het Onderwijs de volgende zienswijze op bovenstaand rapport kenbaar gemaakt: Middels dit schrijven maak ik mijn zienswijze kenbaar op het definitieve rapport specifiek onderzoek MBO zoals dat in het najaar van 2013 heeft plaatsgevonden bij ROC West-Brabant/AOC Prinsentuin College.
Ik sluit mij aan bij de conclusies die de inspectie verbindt aan het onderzoek en de bevindingen: er waren onvolkomenheden in de op locatie onderzochte Crebo-opleidingen met crebo 97531, 97252 en 97090. ROC West-Brabant/AOC Prinsentuin College nemen deze bevindingen van de Inspectie ernstig ter harte. Op basis van de constateringen van de inspectie is een herstelplan gemaakt. Volgens de gangbare procedure hebben ROC West-Brabant/AOC Prinsentuin College een jaar de tijd om de tekortkomingen te herstellen. Wij zullen alles in het werk stellen om de kwaliteit van deze drie bedrijfsgerichte opleidingen in ieder geval binnen die termijn te garanderen. Het advies van de inspectie om niet tot diplomering over te gaan, is opgevolgd. De afgifte van het diploma vindt uitsluitend plaats wanneer een onafhankelijke examencommissie van Prinsentuin College constateert dat zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding zonder enige twijfel met goed gevolg is afgesloten. Deze examencommissie zal dan ook strikt toezien op het naleven van de regels omtrent examinering en diplomering en bewaakt op deze wijze de diplomawaarde van voornoemde trajecten. Wij nodigen de inspectie uit om deze bedrijfsgerichte trajecten met ons te blijven monitoren.
Rapport specifiek onderzoek mbo ROC West Brabant Prinsentuin College
pagina 29 van 29