STAAT VAN DE INSTELLING MBO Stichting ROC West-Brabant ROC West-Brabant
Plaats Bestuursnummer BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : : :
Etten-Leur 31107 25LX 282081 24 april - 29 mei 2015 2 oktober 2015
Pagina 2 van 59
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2
CONCLUSIE EN VERVOLGTOEZICHT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
2.1 2.2 3
Conclusie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Vervolgtoezicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 INSTELLINGSBREDE RESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
3.1
Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau . . . . . . . . . . . . . . . . 13
3.2
Financiële continuïteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
3.3
Risicobepaling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
4
RESULTATEN PER OPLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
4.1
Operator C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
4.2
Infratechniek (Monteur gas/water/warmte) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
4.3
Helpende Zorg & Welzijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
4.4
Onderwijsassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
4.5
Reizen (Verkoper reizen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
5
BIJLAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Bijlage II Overzicht bc-id . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Pagina 3 van 59
Pagina 4 van 59
1
INLEIDING In dit rapport staan de uitkomsten van het onderzoek naar de Staat van de instelling, dat de Inspectie van het Onderwijs van 24-04-2015 tot en met 29 mei 2015 heeft uitgevoerd bij ROC West-Brabant. De inspectie baseert zich op het Toezichtkader bve 2012 en het Addendum 2015 (zie www.onderwijsinspectie.nl). ROC West-Brabant is een roc met ongeveer 16.000 studenten en ongeveer 450 opleidingen. De instelling heeft zeven colleges (exclusief Prinsentuin College). Dit onderzoek heeft betrekking op het middelbaar beroepsonderwijs en vavo. Het onderzoek is gestart met een analyse van informatie over de instelling, zoals het jaarverslag, opbrengstgegevens, uitkomsten tevredenheidsonderzoek en signalen. Aanvullend is bij vijf opleidingen een kwaliteitsonderzoek uitgevoerd (zie tabel hieronder) en is de kwaliteitsborging van de instelling onderzocht. Op locatie zijn onderwijsactiviteiten geobserveerd, documenten onderzocht en gesprekken gevoerd. Er is onder andere gesproken met studenten, vertegenwoordigers van de studentenraad, docenten, management en de raad van bestuur. Als onderdeel van het onderzoek is er ook een financiële risicoanalyse uitgevoerd. De inspectie heeft daarvoor de jaarstukken 2013 en aanvullend opgevraagde informatie over (toekomstgerichte) financiële gegevens geanalyseerd en hierover een gesprek gevoerd met de interne controller en de raad van bestuur. De kwaliteitsonderzoeken zijn uitgevoerd bij de volgende opleidingen. Gebied Opbrengsten
Gebied Onderwijsproces, Kwaliteitsborging en Wettelijke vereisten
Gebied Examinering en diplomering
Leerweg, niveau, locatie
bc157
90240, Operator C
90240, Operator C
leerweg bbl, niveau 4, locatie Nobellaan 50, Bergen op Zoom
bc082
92113, Infratechniek (Monteur gas/water/ warmte)
92113, Infratechniek (Monteur gas/water/ warmte)
leerweg bbl, niveau 2, locatie Terheijdenseweg 350, Breda
Pagina 5 van 59
bc076
92640, Helpende Zorg & Welzijn
92640, Helpende Zorg & Welzijn
leerweg bbl, niveau2, locatie Terheijdenseweg 414, Breda
bc154
93500, Onderwijsassistent
93500, Onderwijsassistent
leerweg bol, niveau 4, locatie Oostelijke Havendijk 1, Roosendaal
bc181
94090, Reizen (verkoper reizen)
94090, Reizen (verkoper reizen)
leerweg bol, niveau 3, locatie Markendaalseweg 35, Breda
In dit rapport starten we met de conclusie van het onderzoek en geven we vervolgens aan of er sprake is van vervolgtoezicht (hoofdstuk 2). Daarna volgen de toelichting op de beoordeling van de kwaliteitsborging op instellingsniveau (indien onderzocht), de financiële continuïteit en de risicobepaling (hoofdstuk 3). Vervolgens is per onderzochte opleiding het resultaat van het kwaliteitsonderzoek beschreven (hoofdstuk 4). De normering van de eerste vijf kwaliteitsgebieden is als bijlage opgenomen.
Pagina 6 van 59
2
CONCLUSIE EN VERVOLGTOEZICHT In dit hoofdstuk staat de conclusie van het onderzoek naar de Staat van de instelling en beschrijven we het vervolg. Het vervolg is bepaald op basis van het aantal geconstateerde risico’s voor de onderwijskwaliteit (geen, enkele of veel) in combinatie met het niveau van de kwaliteitsborging van de instelling (goed, voldoende, onvoldoende, slecht). De toelichting op de risicobepaling en de toelichting op de beoordeling van de kwaliteitsborging staan in hoofdstuk 3.
2.1
Conclusie Zijn er mogelijke risico's voor de onderwijskwaliteit? We zien enkele risico’s. We zien een gering tot matig risico voor de kwaliteit van het onderwijsproces en de stabiliteit van organisatie en management voor de kwaliteit van de examinering. We hebben geen risico’s vastgesteld in relatie tot de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers en de financiële continuïteit. Wat is de stand van de kwaliteitsborging van de instelling? We concluderen dat de kwaliteitsborging op instellingsniveau bij ROC WestBrabant onvoldoende is. Wij gaan ervan uit dat de instelling de kwaliteitsborging verbetert waardoor ook in de toekomst het aantal risico's beperkt kan blijven.
2.2
Vervolgtoezicht Het onderzoek naar de Staat van de instelling geeft aanleiding om vervolgtoezicht uit te voeren bij ROC West-Brabant. We voeren vervolgtoezicht uit naar de kwaliteitsborging van de instelling, omdat niet voldaan is aan de wettelijke vereiste (WEB, art. 1.3.6). De instelling krijgt de gelegenheid de kwaliteitsborging te verbeteren. Over een jaar zullen we de kwaliteitsborging opnieuw onderzoeken en beoordelen. Vervolgtoezicht financiële continuïteit De uitkomst van het onderzoek naar de financiële continuïteit geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het financiële continuïteitstoezicht. De inspectie kent daarom opnieuw het basisarrangement toe aan de instelling.
Pagina 7 van 59
Dit besluit is gebaseerd op de door de instelling zelf verzamelde en verstrekte informatie en de toelichtingen daarop. De inspectie heeft geen controlewerkzaamheden op de informatie verricht. Ook heeft de inspectie de volledigheid en/of de juistheid van de gegevens in de (financiële) administratie van de instelling niet onderzocht. Het onderzoek naar de financiële continuïteit is niet te kwalificeren als een accountantsonderzoek. Vervolgtoezicht naar aanleiding van de onderzochte opleidingen Voor het onderzoek naar de Staat van de instelling hebben we vijf opleidingen onderzocht (zie de tabel in 1 Inleiding). We voeren bij een opleiding geen vervolgtoezicht uit, omdat we alle kwaliteitsgebieden als voldoende hebben beoordeeld. Bij vier opleidingen voeren we wel vervolgtoezicht uit, omdat we niet alle kwaliteitsgebieden als voldoende hebben beoordeeld. Het vervolgtoezicht richt zich op de geconstateerde tekortkomingen binnen de onvoldoende kwaliteitsgebieden. In onderstaande schema's is het vervolgtoezicht te lezen. Operator C (Operator C), 90240 Beoordeling
Toezichtvorm
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet-naleving van artikel 1.3.6 van de WEB.
Vervolgtoezicht •
Circa een jaar na het definitieve rapport beoordelen wij de kwaliteitsborging opnieuw.
Infratechniek (Monteur gas/water/warmte), 92113 Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit onderwijsproces is onvoldoende (zwak onderwijs).
Aangepast toezicht vanwege zwak onderwijs.
•
Na circa een jaar onderzoek naar kwaliteitsverbetering.
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet-naleving van artikel 1.3.6 van de WEB.
•
Circa een jaar na het definitieve rapport beoordelen wij de kwaliteitsborging opnieuw.
Pagina 8 van 59
Onderwijsassistent, 93500 Beoordeling
Toezichtvorm
Kwaliteit examinering is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege onvoldoende examenkwaliteit.
Vervolgtoezicht • • •
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet-naleving van artikel 1.3.6 van de WEB.
•
De inspectie meldt het oordeel aan de minister. De instelling ontvangt een waarschuwing. Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. Circa een jaar na het definitieve rapport beoordelen wij de kwaliteitsborging opnieuw.
Reizen (Verkoper reizen), 94090 Beoordeling
Toezichtvorm
Kwaliteit examinering is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege onvoldoende examenkwaliteit.
Vervolgtoezicht • • •
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet-naleving van artikel 1.3.6 van de WEB.
•
De inspectie meldt het oordeel aan de minister. De instelling ontvangt een waarschuwing. Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. Circa een jaar na het definitieve rapport beoordelen wij de kwaliteitsborging opnieuw.
Lopende toezichtactiviteiten voortvloeiend uit eerder inspectieonderzoek We hebben op het moment van het vaststellen van het definitieve rapport van de Staat van de instelling het volgende onderzoek naar kwaliteitsverbetering (okv) in uitvoering dan wel in onze planning staan: Opleiding
In uitvoering/in planning
Aanleiding
91830, Chauffeur goederenvervoer, leerweg bbl, niveau 2
Onderzoek naar kwaliteitsverbetering vanwege slechte examenkwaliteit
Onderzoek naar kwaliteitsverbetering uitgevoerd op 3-11-2014 (rapport vastgesteld op 12-02-2015)
Pagina 9 van 59
Nader onderzoek Uit het onderzoek naar de Staat van de instelling concluderen wij dat aanvullende toezichtactiviteiten nodig zijn. Hoewel de opbrengsten op instellingsniveau op orde zijn zien we bij bepaalde (clusters van) opleidingen risico’s. Deze risico’s worden vooral bepaald door het feit dat de instelling voor die opleidingen onvoldoende verklaring en analyse kan bieden. Het nader onderzoek opbrengsten ziet er als volgt uit: Onderzoek door de instelling De instelling voert zelf een analyse uit bij twee opleidingen vanwege onvoldoende opbrengsten. Dit betreft bij het Radius College de opleiding 95070, Medewerker beheer ICT, bc080. Bij het Kellebeek College de opleiding 95530, Verzorgende-IG , bc223. De instelling voert een analyse uit om te achterhalen wat de oorzaken zijn van de achterblijvende opbrengsten. De rapportage, waarin tevens de resultaten zijn opgenomen van reeds ingezette verbeteractiviteiten, wordt aan de inspectie toegestuurd uiterlijk drie maanden na vaststelling van het definitieve rapport. De inspectie bespreekt de resultaten met de instelling. Onderzoek door de inspectie De inspectie zal aanvullend onderzoek doen bij twee opleidingen. Bij het Radius College betreft dit de opleiding 93711, Analist klinische chemie en 93714, Chemisch-fysisch analist, bc007. Bij het Cingel College de opleiding 95747, Uitvoerend bakker, 94232, Allround banketbakker en 94233, Allround brood- en banketbakker, bc044. Dit onderzoek wordt uitgevoerd op de kwaliteitsgebieden onderwijsproces, examinering en diplomering, opbrengsten en kwaliteitsborging. Binnen negen maanden na vaststelling van het rapport van de Staat van de instelling worden de onderzoeken uitgevoerd. We maken nadere afspraken over de uitvoering van deze onderzoeken.
Pagina 10 van 59
In schema weergegeven bestaat het nader onderzoek uit: Onderzoek door de instelling Onderwerp van nader onderzoek
Extra activiteit
Vervolg
Opleiding behorende bij bc 080 Crebo 95070, Medewerker beheer ICT (Radius College)
Onderzoek naar kwaliteit van kwaliteitsgebieden Onderwijsproces en Opbrengsten
De instelling voert het onderzoek binnen drie maanden na vaststelling van het rapport van de Staat van de instelling uit en stuurt de rapportage aan de inspectie toe. • De inspectie volgt de uitvoering van het onderzoek en bespreekt de resultaten met de instelling.
Opleiding behorende bij bc 223 Crebo 95530 Verzorgende IG (Kellebeek College)
Onderzoek naar kwaliteit van kwaliteitsgebieden Onderwijsproces Opbrengsten
De instelling voert het onderzoek binnen drie maanden na vaststelling van het rapport van de Staat van de instelling uit en stuurt de rapportage aan de inspectie toe. • De inspectie volgt de uitvoering van het onderzoek en bespreekt de resultaten met de instelling.
Pagina 11 van 59
Onderzoek door de inspectie Onderwerp van nader onderzoek
Extra activiteit
Vervolg
Opleiding behorende bij bc 007 Crebo 93711, Analist klinische chemie, 93714, Chemisch-fysisch analist(Radius College)
Onderzoek naar kwaliteit van kwaliteitsgebieden onderwijsproces, examinering en diplomering, opbrengsten en kwaliteitsborging
•
De inspectie voert het onderzoek binnen negen maanden na vaststelling van het rapport van de Staat van de instelling uit.
Opleiding behorende bij bc 044 Crebo 95747, Uitvoerend bakker, 94232, Allround banketbakker, 94233, Allround brood- en banketbakker (Cingel College)
Onderzoek naar kwaliteit van kwaliteitsgebieden onderwijsproces, examinering en diplomering, opbrengsten en kwaliteitsborging
•
De inspectie voert het onderzoek binnen negen maanden na vaststelling van het rapport van de Staat van de instelling uit.
Pagina 12 van 59
3
INSTELLINGSBREDE RESULTATEN In dit hoofdstuk informeren wij u over de beoordeling van de kwaliteitsborging op instellingsniveau en onderbouwen wij ons oordeel. Daarna lichten we de financiële risicoanalyse en vervolgens de risicobepaling toe.
3.1
Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau In onderstaande tabel staat de beoordeling van de kwaliteitsborging. Dit oordeel is gebaseerd op de beoordeling van de onderliggende aspecten. De normering staat in bijlage I. Kwaliteitsgebied 4
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
•
Kwaliteitsborging
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Voldoende Onvoldoende
• • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing De kwaliteitsborging op instellingsniveau bij ROC West-Brabant is beoordeeld als onvoldoende, omdat niet voldaan is aan verbetering en verankering. In de aansturing zien we dat ROC West-Brabant sinds de laatste Staat van de instelling een aantal ontwikkelingen in gang heeft gezet die we hieronder beschrijven. De verdere ontwikkeling van de kwaliteitsborging is een speerpunt van beleid. De raad van bestuur streeft daarbij naar meer eenduidigheid tussen de verschillende colleges. Omdat dit een omslag betekent in het bestuurlijk handelen en de colleges in diverse fases van acceptatie en ontwikkeling over deze nieuwe beleidslijn zijn, zien we dat er grote verschillen zijn binnen de instelling. Ontwikkelingen instellingsbreed 1. Roc breed wordt in de periode van april 2014-juli 2016 een kwaliteitszorgsysteem geïmplementeerd. Om te bepalen welke implementatieactiviteiten nodig zijn wordt eerst de huidige situatie per college, afdeling, team via een nulmeting in kaart gebracht.
Pagina 13 van 59
Hoewel de nulmeting voor de verschillende colleges nu is uitgevoerd, zijn er kanttekeningen bij te plaatsen. Dit heeft vooral te maken met de wijze waarop de verschillende colleges omgaan met de uitvoering en de fase van implementatie van het kwaliteitszorgsysteem. Tijdens ons onderzoek naar kwaliteitsverbetering (rapport 3 oktober 2014; onderzoeksnummer 278008 en 278007) bleek dat de methodiek voor de nulmeting was vastgesteld. Nu constateren we echter dat deze methodiek op zeer diverse wijze is gehanteerd. De ruimte die de afzonderlijke colleges bij de invulling van de zelfevaluaties hadden, door middel van het instrument Yucan, heeft ertoe geleid dat de data op verschillende manieren zijn verzameld. Hierdoor is de betrouwbaarheid niet gegarandeerd en ontstaat een wankele basis om de nulmeting als uitgangspunt voor veranderbeleid te gebruiken. Met deze vaststelling is een van de dilemma’s geschetst waar de raad van bestuur zich bij de aansturing van de instelling voor geplaatst ziet. Daarnaast zien we dat de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem binnen de colleges verschillend is. De omslag van autonome colleges met een grote handelingsvrijheid naar één organisatie waarbinnen op onderdelen centrale sturing en controle plaatsvindt, roept spanning op. Deze verandering is nog niet tot op opleidingsniveau vertaald in concrete acties die gericht zijn op de gewijzigde doelstellingen. Hier ligt een belangrijke taak voor de directie en afdelingsmanagers. De recente wijziging in de directies van de verschillende colleges kan in deze omslag een belangrijke rol spelen. 2. Een andere lijn die de beleidsontwikkeling en cultuurverandering moet ondersteunen is de RSA (Roc, Service en Advies) operatie. Om een efficiëntere bedrijfsvoering te bewerkstelligen is in het lopende cursusjaar overgegaan tot het centraliseren van ondersteunende diensten. Dit betekent van twintig locaties naar één locatie. Er treden daarbij kinderziektes op en de colleges moeten er nog aan wennen dat bijvoorbeeld de studentenadministratie zich nu op een centrale plek in de organisatie bevindt. Maar ook zien sommige colleges al de voordelen van deze operatie. Het algemene beeld is dat de colleges positief zijn over deze ontwikkeling. Een risico van deze verandering is echter dat de directeuren van de afzonderlijke colleges de verantwoordelijkheid voor de ondersteunende processen volledig overlaten aan de staf en daarmee een belangrijk sturingsinstrument uit handen geven. Een voorbeeld hiervan is dat de directeuren, afdelingen en teams nu geen zicht hebben op de stand van zaken met betrekking tot de onderwijs- en praktijkovereenkomsten, zoals een tijdige ondertekening. 3. Als derde ontwikkelingslijn zien we dat er spanning bestaat tussen de keuzes om veranderingen top- down of bottom- up te willen realiseren. Het is aan de
Pagina 14 van 59
raad van bestuur om hier een verantwoorde keuze in te maken en een balans in te vinden. Op dit moment zien we echter dat het ontbreken van een duidelijke keuze over de beleidsvrijheid effect heeft op de voortgang van veranderprocessen binnen de colleges. Zo is er bijvoorbeeld weinig afstemming tussen colleges die dezelfde opleiding verzorgen. Daarnaast stellen we vast dat een positieve ontwikkeling zichtbaar is waarbij de colleges onderling voorzichtige bewegingen tot afstemming en samenwerking maken. 4. Naast bovengenoemde ontwikkelingen stellen we vast dat de inrichting van het kwaliteitsbeleid binnen ROC West-Brabant (inclusief aoc Prinsentuin) vooral instrumenteel van aard is. De centralisering is nu vooral gericht op processen en in veel mindere mate op de inhoud. Dit zien we ook terug in bijvoorbeeld de kwaliteit van de nulmeting en de zelfevaluatie die door elk college/team wordt uitgevoerd. Hierdoor ontstaan er kwaliteitsverschillen die, bij onvoldoende sturing vanuit het management, kunnen leiden tot colleges met een eigen identiteit en een geringe verbinding met de instelling (ROC West-Brabant). Op dit moment is er binnen de instelling geen algemene cultuur waarbij men elkaar aanspreekt op resultaten. Daarnaast is de cultuuromslag om te denken vanuit de instelling en niet alleen vanuit het college nog niet gerealiseerd. De kans dat centralisering vanuit de verschillende opleidingen niet gedragen wordt lijkt realistisch. 5. Tijdens het onderzoek hebben we waargenomen dat de raad van bestuur handelt vanuit een groot vertrouwen in de directies van de colleges. Verder constateren we dat er onvoldoende controle is op resultaten, zoals bijvoorbeeld door een analyse van de opbrengsten of een verantwoording van de voortgang van de (al of niet) behaalde resultaten van de jaarplannen van de colleges. Hoewel deze thema’s wel aan bod komen in de halfjaargesprekken met de directies lijkt er te weinig gekeken te worden naar de samenhang van de beoogde doelstellingen van de colleges/teams en mogelijke risico’s in relatie tot kwaliteitsaspecten. Hierdoor is het zicht op de kwaliteit van de opleidingen sterk afhankelijk van de informatie die de directeur aan de raad van bestuur verstrekt en is niet duidelijk hoe de raad van bestuur dit monitort. 6. De volgende ontwikkellijn betreft het werken met resultaat verantwoordelijke teams (rvt) die aansluit bij de thema’s, programmalijnen van leren, ontwikkelen en samenwerken zoals opgenomen in de beleidsnota Strategie 2020. De instelling wil groeien naar een professionele cultuur, waarin alle medewerkers bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs. Bij het Vitalis College en in mindere mate bij het Kellebeek College wordt het concept van rvt al uitgevoerd. Het is de bedoeling van de raad van bestuur dat dit concept roc-breed wordt
Pagina 15 van 59
uitgerold. De eerste aanzetten hiertoe zijn gemaakt en momenteel worden de teamscan en de teamresultatenbox ontwikkeld. Via de teamresultatenbox moet op teamniveau sturingsinformatie over de primaire processen beschikbaar komen. Hierdoor kan gericht aan verbeteringen gewerkt worden. Om toegerust te zijn voor het implementeren van rvt volgen de collegedirecteuren en de afdelingsmanagers voor het einde van het schooljaar een scholing. Het is de vraag of, gezien de tijd die teams nodig hebben om zich te ontwikkelen tot rvt, het uitgezette tijdspad gehaald wordt. De ambitie is dat in 2017 alle teams als rvt kunnen acteren. De ontwikkeling tot rvt bevindt zich nog in een beginfase. Omdat bij eerdere trajecten, zoals bijvoorbeeld de nulmeting en de professionalisering, de geplande tijdsduur regelmatig overschreden werd, is het te bezien of die planning realistisch is. Daarnaast hebben we tijdens ons onderzoek ook bemerkt dat er teams zijn die melden dat ze te klein zijn om als rvt te kunnen opereren. Op dit moment is er nog geen helder standpunt over de gewenste ontwikkeling in een dergelijke situatie. 7. Ten aanzien van de opleidingsportefeuille heeft de raad van bestuur onlangs een analyse laten uitvoeren door een extern bureau waardoor zij nu beschikt over de laatste gegevens met betrekking tot het aantal opleidingen en studenten per opleiding. Jaarlijks voert de raad van bestuur gesprekken met alle directeuren over het opleidingsaanbod en wordt er vastgesteld welke opleidingen de komende schooljaren (nog) aangeboden worden. Ook de arbeidsmarktrelevantie in de regio wordt meegenomen in de besluitvorming. 8. In maart 2014 heeft de raad van bestuur een nieuw kwaliteitszorgsysteem primair proces vastgesteld dat in juli 2016 geïmplementeerd moet zijn. Rocbreed levert de kenniskring kwaliteitszorg hieraan een belangrijke bijdrage. Elk college beschikt over een kwaliteitszorgcoördinator (lid van de kenniskring kwaliteitszorg) die als taak heeft de teams te ondersteunen in de uitvoering van het kwaliteitsbeleid. De directeur kan zelf bepalen wat de omvang in uren is die de kwaliteitscoördinator toegekend krijgt. Doordat de focus van de directie en de kennis en deskundigheid van deze betrokkenen divers is, zien wij verschillen in de effectieve uitvoering. Het uitwisselen en vergelijken van de teamplannen van de colleges onderling kan een middel zijn om de individuele en de gemeenschappelijke deskundigheid van de kwaliteitscoördinatoren te vergroten. Kwaliteitsborging instellingsbreed De sturing beoordelen we als voldoende. Voor de kwaliteitszorg hanteert de instelling een systeem (vastgesteld in 2014) dat momenteel wordt geïmplementeerd. De instelling beschikt over een strategische agenda 2010-2015 aan de hand waarvan de jaarplannen van de colleges en de
Pagina 16 van 59
teamplannen worden opgesteld. Ieder college kent een eigen jaarplan waarin de ontwikkelingen en ambities zijn opgenomen. Alle teams maken gebruik van Yucan voor het opstellen van de zelfevaluatie, die vervolgens weer mede de basis vormt voor de teamjaarplannen. De beoordeling is voldoende omdat de instelling een eigen auditsystematiek hanteert. Gedurende het jaar wordt door zowel een intern auditteam alsook door externe onafhankelijke deskundigen bij ieder college een opleiding onderzocht. De keuze voor de opleiding wordt mede bepaald door risico’s op opbrengsten, uitkomsten JOB of bijvoorbeeld ziekteverzuim. Opleidingen die onder verscherpt toezicht van de inspectie van het onderwijs staan krijgen eveneens een auditonderzoek. De instelling hecht veel waarde aan het opleiden van auditoren en beoogt hiermee de deskundigheid op kwaliteitsbeoordelingen binnen ROCWest-Brabant te vergroten. Medewerkers van de instelling zijn positief over deze ontwikkelingskansen tot auditor. Tijdens ons onderzoek is gebleken dat er verschil zit in de wijze waarop de zelfevaluatie tot stand komt. Zo kan de ene zelfevaluatie in samenspraak met het gehele team tot stand komen en de andere zelfevaluatie alleen door de opleidingsmanager zijn opgesteld. Ook ontbreekt veelal de onderbouwing voor de veronderstelde behaalde resultaten. Omdat de zelfevaluatie weer de basis is voor het teamjaarplan zien we ook hierin verschil in kwaliteit. Hierdoor is een systematische beoordeling van de kwaliteit op instellingsniveau fragiel en sterk college gebonden. Als er heldere afspraken zijn en alle onderdelen uit de zelfevaluatie correct en volledig worden ingevuld zal dit de kwaliteit ten goede komen. In het voorjaar van 2015 heeft de instelling een zelfevaluatie uitgevoerd op basis van het model van het kwaliteitsnetwerk mbo. De uitkomst laat zien dat de instelling op de gestelde vragen veelal met ‘ja, op hoofdlijnen’ en ‘impliciet/in ontwikkeling’ scoort. Een nadere analyse en uitwerking van de verkregen informatie uit deze zelfevaluatie moet nog plaatsvinden. De raad van bestuur monitort de kwaliteit van het onderwijs door per kwartaal de maandelijkse rapportages te beoordelen. Daarnaast voert zij halfjaarlijks gesprekken met de directeuren van de colleges. Daarbij zijn de harde gegevens zoals kengetallen vsv, opbrengsten of JOB resultaten onderwerp van gesprek. Het is niet duidelijk welke weging de raad van bestuur toekent aan deze informatie. Door zelf ook over betrouwbare en voldoende informatie te beschikken kan dit bijdragen aan de kwaliteit van de halfjaarlijkse gesprekken met als neveneffect gerichtere monitoring.
Pagina 17 van 59
De verbetering en verankering beoordelen we als onvoldoende. De systematiek van het werken met verbeterplannen is nog onvoldoende verankerd in de instelling. Waar deze werkwijze al wel in de organisatie is ingebed, zien we dat afzonderlijke teams ook resultaatverantwoordelijkheid dragen voor de verbeteraanpak. Bij colleges en teams die zich nog in een beginfase van het ontwikkelen van kwaliteitsbewustzijn bevinden is de systematische verbetering en verankering onvoldoende. Daar treffen we vooral actiegerichte- en korte termijn verbeteringen aan. Deze kunnen weliswaar adequaat zijn, maar passen niet per definitie in het gewenste beleid. De instelling maakte te weinig gebruik van de mogelijkheden voor synergie tussen en binnen de colleges. Doordat de zelfevaluaties niet op een eenduidige wijze worden opgesteld gaat er relevante informatie, voor het in beeld krijgen van risico’s of verbetering, verloren. Hierdoor bestaat er op instellingsniveau onvoldoende zicht of de ingezette acties inderdaad tot verbetering leiden. Een belangrijk element binnen de verbetering en verankering vormt de systematisch opgezette RSA operatie (centraliseren ondersteunende diensten). Na oorspronkelijke weerstand bij verschillende colleges begint de implementatie nu inhoud en vorm te krijgen en is de waardering vanuit de directies positiever. De instelling voert een actief professionaliseringsbeleid. Naast de vrijheid die colleges hebben om eigen professionalisering in te richten zijn er ook centrale scholingsactiviteiten. De dialoog en verantwoording beoordelen we als voldoende. Op verschillende niveaus wordt overleg gevoerd met diverse stakeholders. De colleges voeren een actieve externe dialoog. De instelling formuleert momenteel beleid om een systematische raadpleging te bewerkstellingen zodat duidelijk is wat stakeholders en de op te richten raden van advies van elkaar mogen verwachten en te bieden hebben. Voor de interne dialoog zijn er onder andere bijeenkomsten met medewerkerspanels, heeft de raad van bestuur overleg met de studentenraad en met studenten van de verschillende colleges en opleidingen. Onderwijstijd De kwaliteitsborging met betrekking tot onderwijstijd is voldoende. De instelling stuurt voldoende op het naleven van de wettelijke bepaling over onderwijstijd. De instelling houdt daardoor op een effectieve wijze zicht op het naleven van deze wettelijke bepaling. De instelling maakt gebruik van de mogelijkheid om af te wijken van de wettelijke urennorm. Dit betreft de volgende opleidingen:
Pagina 18 van 59
-
90311, 90012, 94850, 90760, 95747, 94110, 93751, 90383, 90111, 90531, 90532, 90534,
Operator A; Operator productietechniek; Beveiliger; Kok; Uitvoerend bakker; Leisure en hospitality assistant; Verkoper detailhandel; Verkoopspecialist detailhandel; Commercieel medewerker binnendienst; Assistent communicatiemedewerker; Marketing medewerker; Medewerker evenementenorganisatie.
De instelling beschikt over een document ‘Reglement commissie afwijken urennorm (mei 2014)’ waarin is vastgelegd welke procedure gevolgd moet worden ter verantwoording om af te wijken van de geldende urennorm. Conform het reglement heeft ook de studentenraad hiermee ingestemd. 3.2
Financiële continuïteit Als onderdeel van het onderzoek is ook een financiële risicoanalyse uitgevoerd bij ROC West-Brabant. Bij deze financiële risicoanalyse is gebruik gemaakt van de uitkomsten van een eerder uitgevoerd onderzoek naar de financiële continuïteit van de instelling dat begin 2015 is afgerond. Hierbij heeft de inspectie de jaarstukken 2013, de jaarstukken 2014 en aanvullend opgevraagde (toekomstgerichte) financiële gegevens geanalyseerd en hierover een aantal gesprekken gevoerd met de raad van bestuur en de concerncontroller. De aanleiding hiervoor waren bevindingen en door de inspectie geconstateerde tekortkomingen over de jaren heen, waarvan enkele betrekking hadden op de financiële bedrijfsvoering van de instelling. In deze paragraaf van dit rapport zijn de uitkomsten van dit onderzoek opgenomen Uit het onderzoek naar de financiële continuïteit blijken geen verhoogde financiële risico’s. Er zijn geen aanwijzingen dat het door de instelling verzorgde onderwijs wegens de financiële continuïteit binnen afzienbare termijn in het geding is. In onderstaande tabel wordt met enkele kengetallen de financiële ontwikkeling van ROC West-Brabant in de periode 2012 tot en met 2017 afgezet tegen de signaleringsgrenzen. De inspectie hanteert deze signaleringsgrenzen om mogelijke risico’s voor de financiële continuïteit te detecteren. De kengetallen tot en met 2014 zijn ontleend aan de door de instellingsaccountant gecontroleerde
Pagina 19 van 59
jaarrekeningen. De kengetallen vanaf 2015 zijn ontleend aan de door de instelling aangeleverde informatie in het kader van dit onderzoek, namelijk de begroting 2015 inclusief het meerjarenperspectief over de periode 2015 tot en met 2017. Realisatie
Begroting
Signalerings grenzen
Kengetallen
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Solvabiliteit II
0,56
0,56
0,58
0,60
0,61
0,63
Liquiditeit
1,42
1,28
0,86
0,93
0,79
0,55
< 0,50
Rentabiliteit
-4,4%
-1,6%
0,9%
1,9%
1,7%
2,2%
Meerjarig negatief
< 0,30
De rentabiliteit laat in de jaren 2012 en 2013 een negatieve ontwikkeling zien. De instelling geeft aan dat de negatieve rentabiliteit van beide jaren met name werd veroorzaakt door incidentele lasten waaronder tegenvallende omzetten, afwaardering van huisvesting en negatieve resultaten bij publiek/private deelnemingen. Hierbij zijn ook de effecten zichtbaar van de maatregelen die de instelling heeft getroffen om de complexiteit van de organisatiestructuur te vereenvoudigen. Gedacht kan worden aan het centraliseren van de ondersteunende diensten, verbetering van de formatiebeheersing en het afstoten van een aantal private activiteiten. De instelling verwacht dat de voorgenoemde maatregelen op termijn leiden tot structurele besparingen. De instelling laat in 2014 weer een positief resultaat zien en verwacht dat deze positieve lijn in ieder geval voor de komende drie jaar aanhoudt. Verder verwacht de instelling dat de solvabiliteit II de komende periode ruim boven de signaleringswaarde van 0,3 zal blijven. De liquiditeit zal de komende periode, als gevolg van investeringen in nieuwbouw, dalen maar bevindt zich ultimo 2017 naar verwachting nog wel boven de signaleringsgrens van 0,5. De instelling geeft aan dat zij vooralsnog geen leningen wil aantrekken voor de financiering van nieuwbouwprojecten, omdat het mogelijk is om dit uit eigen middelen te financieren. Ontwikkeling van leerling- en studentenaantallen De in de onderstaande tabel opgenomen begrote leerling- en studentenaantallen zijn ontleend aan de door de instelling opgenomen continuïteitsparagraaf in het jaarverslag 2013 en 2014 én de aangeleverde informatie in het kader van dit onderzoek, namelijk de begroting 2015.
Pagina 20 van 59
Realisatie 2012 Leerlingenaantallen VO
2013
Begroting 2014
2015
2016
2017
7.209
7.203
7.198
7.216
7.227
7.249
Studentenaantallen MBO -
Ongewogen
19.651
18.451
16.084
16.179
16.262
16.131
-
Gewogen
13.979
13.934
13.106
13.276
13.377
13.298
886
646
811
811
811
811
27.746
26.300
24.093
24.206
24.290
24.191
Educatie Totaal
Bij het mbo is er ten opzichte van eerdere jaren sprake van een forse afname van het aantal studenten. Dit wordt mede veroorzaakt door het verdwijnen van de bedrijfsgerichte opleidingen. De instelling geeft aan dat er binnen het mbo een verschuiving waarneembaar is van bbl studenten naar bol studenten, waardoor de gewogen studentenaantallen in het mbo vanaf 2014 op een vergelijkbaar niveau blijven en de financiële impact hiervan beperkt blijft. Ontwikkeling van personeel De in de onderstaande tabel opgenomen begrote formatieaantallen zijn ontleend aan de door de instelling opgenomen continuïteitsparagraaf in het jaarverslag 2013 en 2014 én de aangeleverde informatie in het kader van dit onderzoek, namelijk de begroting 2015. Realisatie 2012 Vast
2013
Begroting 2014
2015
2016
2017
1.874
1.784
1.749
1.729
1.698
288
251
235
222
215
212
Totaal (gewogen)
2.162
2.035
1.984
1.951
1.913
1.895
% Flexibele schil
15,4%
14,1%
13,4%
12,8%
12,7%
12,6%
Flexibel
1.683
Mede als gevolg van de dalende leerlingen- en studentenaantallen is de formatie, met name in het schooljaar 2012-2013, gedaald. De instelling geeft aan dat zij de afgelopen paar jaar sterk op de formatie heeft gestuurd, waarbij de instelling bij aanvang van het schooljaar de formatie in lijn heeft gebracht met de definitieve leerlingen- en studentenaantallen per teldatum (1 oktober). Als gevolg van de krimp in de formatie is de flexibele schil afgenomen. In de periode 2015 tot en met 2019 verwacht de instelling dat in verband met natuurlijk verloop ongeveer 315 fte’s zullen uitstromen, waardoor de instelling de gelegenheid heeft om de flexibele schil weer te vergroten.
Pagina 21 van 59
Planning & Control en huisvesting Om het verder ‘in control’ komen van de organisatie te versterken, heeft de instelling het meerjarenperspectief verrijkt door het opnemen van een dashboard waarbij de instelling twee jaar terugkijkt en vijf jaar vooruit. Hierdoor krijgt de instelling zicht op de trends die zich voordoen binnen de regio waar de instelling actief is. De instelling legt momenteel de laatste hand aan het roc brede strategisch meerjarenbeleidsplan tot en met 2020, waarbij onder andere de implementatie van Focus op Vakmanschap een centrale plek krijgt. In navolging van dit plan is de instelling voornemens om het strategisch huisvestingsplan te actualiseren, waarbij rekening wordt gehouden met de beleidskeuzes die zijn gemaakt in het strategisch meerjarenbeleidsplan tot en met 2020. Om de inspectie inzicht te geven in de mogelijke huisvestingsrisico’s heeft de instelling in 2014, in het kader van het onderzoek van de inspectie naar de financiële continuïteit, reeds een globale analyse uitgevoerd van de huidige huisvestingsportefeuille van de instelling. Publiek Private activiteiten Naast de publieke activiteiten die de instelling uitvoert, neemt de instelling ook deel aan een tal van private activiteiten die de instelling heeft ondergebracht in aparte (juridische) entiteiten. De instelling heeft op basis van scenarioanalyses inzichtelijk gemaakt wat de maximale omvang is van de mogelijke financiële risico’s van deze private activiteiten. De inspectie concludeert dat dit niet binnen afzienbare termijn de financiële continuïteit van de instelling in het geding brengt, maar ziet wel risico’s ten aanzien van de rechtmatigheid van deze private activiteiten. Daarom is de inspectie inmiddels een afzonderlijk onderzoek gestart. 3.3
Risicobepaling Het onderzoek heeft geleid tot de volgende risicobepaling. Geen Enkele Veel 0
Mate van risico's
•
Deze risicobepaling is gebaseerd op een risico-inschatting voor de kwaliteit van het onderwijs, de examinering, de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers, de stabiliteit van organisatie en management en de financiële continuïteit. Hierna volgt de toelichting.
Pagina 22 van 59
Kwaliteit onderwijs We schatten het risico voor de kwaliteit van het onderwijs in als gering tot matig. Bij eerder onderzochte opleidingen was de onderwijskwaliteit voldoende. Het onderzoek van nu toont aan dat bij één van de vijf onderzochte opleidingen de beroepspraktijkvorming, en daarmee het onderwijsproces, niet aan de eisen voldoet. Bij de overige onderzochte opleidingen is de kwaliteit van het onderwijsproces voldoende. De JOB-monitor 2013 toont positieve uitkomsten: de studenten geven gemiddeld een 3,4 voor de ontvangen lessen, een 3,6 voor de aangeboden onderwijstijd en een 3,5 voor maatwerk evenals de begeleiding (schaal 1-5).
Kwaliteit examinering We schatten het risico voor de kwaliteit van de examinering in als gering tot matig. Bij twee van de vijf onderzochte opleidingen is de examenkwaliteit onvoldoende. Dit is een verbetering ten opzichte van het vorige onderzoek naar de Staat van de instelling toen bij vier van de vijf opleidingen de examinering niet op orde was. Dat bij twee opleidingen de examinering nog niet op orde is, komt vooral doordat de examencommissie van de betreffende opleidingen nog onvoldoende hun verantwoordelijkheid nemen voor de besluitvorming tot diplomering en borging van de examenprocessen. Bij de drie opleidingen waar de examinering wel op orde is, zien we dat dit wel gebeurt. Zo wordt geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering van betrokkenen bij de examinering, werkt de examencommissie met een jaarplan en vinden er evaluaties plaats. Als de examencommissie strakker de regie voert op de uitvoering van de vastgelegde procedures en afspraken kan de examenkwaliteit verhoogd worden. Opbrengsten We schatten het risico voor de opbrengsten in als geen tot gering. Op instellingsniveau scoort het roc over 2013-2014 een jaarresultaat van 77 procent (landelijk 72,0) en een diplomaresultaat van 77,4 procent (landelijk 71,9). Naast dit positieve resultaat is dit ook een toename van de opbrengsten ten opzichte van 2011-2012. Ook het gegenereerde rendement over het jaar 2012-2013 laat op bijna alle niveaus (1 tot en met 4) een stijging zien. Het rendement voor de vijf steekproefopleidingen laat over het jaar 2013-2014 eveneens een positief resultaat zien. De opbrengstgegevens van de vavo-opleidingen laten een gering risico zien gemeten over drie jaar (2012/2013/2014). Het CE-gemiddelde van de vwo
Pagina 23 van 59
opleiding is met 5,97 onder de norm van 6,0 maar er is wel een stijgende lijn in het driejaargemiddelde. Het driejaarlijks CE-gemiddelde van de havo en vmbo-t zitten boven de norm: respectievelijk 6,2 en 6,01 hoewel er bij het vmbo-t wel een daling te bemerken is. Ongeveer 200 deelnemers volgen vavo onderwijs dat op de locaties Breda en Roosendaal wordt uitgevoerd. Door het beperkte aantal deelnemers kan het zakken van één deelnemer al van invloed zijn op de opbrengstgegevens. De deelnemerspopulatie bestaat voor een derde uit deelnemers die een volledige studie volgen. De rest betreft deelnemers die het onderwijs volgen voor het behalen van certificaten. Vanwege de kleinschaligheid, een klein team van veelal oudere docenten en de sociale veiligheid kiezen vooral deelnemers die psychosociale ondersteuning nodig hebben voor de opleiding bij ROC West-Brabant. We beoordelen de kwaliteitsborging als voldoende. Evenals de andere colleges voert ook de vavo afdeling een tweejaarlijkse zelfevaluatie uit aan de hand waarvan een teamplan met verbeter- en actiepunten wordt opgesteld. De directie ziet een ontwikkeling van toenemende betrokkenheid van de teamleden bij het opstellen van de zelfevaluatie en het teamplan. De voortgang van het teamplan wordt besproken in de teamvergadering. Vergrijzing van het docententeam is een issue waarop de directie anticipeert. Op vsv-gebied zijn in het covenantjaar 2013-2014 risico’s geconstateerd. Voor alle niveaus, met uitzondering van niveau 2 ligt het percentage vsv hoger dan het landelijke gemiddelde. Het huidige percentage vsv-ers bij ROC WestBrabant is 6,35 procent, terwijl het landelijk gemiddelde 5,18 procent is. Ook ten opzichte van de omringende roc’s scoort ROC West-Brabant hoger. Hoewel het percentage van ROC West-Brabant nog boven de landelijke norm ligt, zien we wel een daling sinds de vorige Staat van de instelling toen het percentage vsv 9 procent was. Tevredenheid studenten/medewerkers/werkgevers We schatten het risico voor de tevredenheid van de studenten, medewerkers en werkgevers in als geen tot gering. Uit de JOB-monitor 2013 blijkt dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de instelling (cijfer 6,2) en de gevolgde opleiding (cijfer 7,0) op een tienpuntschaal. In 2014 scoort de instelling een 3,0 (schaal 1-5) voor alle items van de JOB-monitor. Op domein niveau liggen de waarderingen voor de opleidingen hoger dan 6,5 (op een tienpuntschaal). Landelijk gezien betekent dit dat het roc op domeinniveau op alle terreinen tenminste hetzelfde of hoger scoort dan het landelijk gemiddelde. In 2014 heeft de instelling een medewerkerstevredenheidsonderzoek uitgevoerd. De gemiddelde score voor het ‘eigen’ college is 3,9 en voor geheel ROC West-Brabant 3,5 (schaal 1-5). Er zijn geen recente gegevens beschikbaar
Pagina 24 van 59
over de tevredenheid van de bpv-bedrijven. Dit kalenderjaar wordt in het kader van de driejaarlijkse cyclus weer een tevredenheidsonderzoek onder de bpvbedrijven uitgevoerd. Er zijn, mede op basis van telefonische interviews die wij afnamen bij bedrijven, geen aanwijzingen dat zij ontevreden zijn. Stabiliteit organisatie en management We schatten het risico voor de stabiliteit van de organisatie in als gering tot matig. We constateren dat de raad van bestuur richting colleges handelt vanuit het vertrouwen in de directies. Voor één van de onder dit bestuur ressorterende instellingen is dit niet voldoende gebleken. De raad van bestuur is momenteel bezig met het aantrekken van een derde lid voor de raad van bestuur. Dit blijkt nodig gezien de zwaarte van het takenpakket en de daarmee samenhangende span of control van de uit twee leden bestaande raad. Dit schooljaar zijn er, door veranderingen van directeuren, interne verschuivingen geweest in de aansturing van de colleges. Daarnaast is bij één van de colleges een externe directeur benoemd en heeft één college een tijdelijke directeur. Op deze wijze probeert de raad van bestuur er zorg voor te dragen dat de leiderschapskwaliteiten van de collegedirecteur aansluiten bij de behoefte aan leiding/sturing van dat college. Met het oog op de vergrijzing van het docentenkorps start de instelling bij twee colleges met een pilot strategische personeelsplanning. Financiële continuïteit Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar de financiële continuïteit zien wij geen verhoogde financiële risico’s (zie toelichting in paragraaf 3.2). Wel blijkt dat de instelling de afgelopen jaren, maar ook de komende jaren voor een groot aantal (financiële) uitdagingen staat. Dit zal dan ook onderdeel worden van het takenpakket van het nog te benoemen derde lid dat de raad van bestuur komt versterken. Samenvattend We constateren dat er enkele risico's zijn voor de onderwijskwaliteit en beoordelen de kwaliteitsborging van de instelling als onvoldoende. De instelling staat voor de uitdaging om de kwaliteitsborging te verbeteren, zodat zij ook in de toekomst in staat zal zijn de risico's voor de onderwijskwaliteit te voorkomen, dan wel vroegtijdig te signaleren en te verhelpen zodat het aantal risico's beperkt zal blijven.
Pagina 25 van 59
4
RESULTATEN PER OPLEIDING In dit hoofdstuk lichten wij per onderzochte opleiding het resultaat van het kwaliteitsonderzoek toe. We geven per gebied aan wat het oordeel is (goed, voldoende, onvoldoende, slecht) en verantwoorden ons over het oordeel.
4.1
Operator C Het kwaliteitsonderzoek bij Operator C, 25LX|90240, niveau 4, bbl, locatie Markiezaat College, Nobellaan 50 te Bergen op Zoom, heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1
Onderwijsproces
2
Examinering en diplomering
3
Opbrengsten
4
Kwaliteitsborging
Kwaliteitsgebied 5
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
Naleving wettelijke vereisten
Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.2
Maatwerk
• •
Leren in de onderwijsinstelling 1.3
Didactisch handelen*
1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
• • •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
• • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Beroepspraktijkvorming*
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
2.3
Diplomering*
• Voldoende Onvoldoende
• • •
Pagina 26 van 59
Gebied 3: Opbrengsten 3.1
Rendement
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
Voldoende Onvoldoende
• Voldoende Onvoldoende
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding Operator C wordt door het team procestechniek op professionele en ambitieuze wijze vormgegeven. De contacten met de opleidingsbedrijven zijn intensief en sterk gericht op de vakinhoud. Zij strekken zich uit over de volle breedte van het onderwijsproces tot en met de examinering. De opleiding kent een overzichtelijke opleidingsstructuur en docenten communiceren goed en tijdig met de bedrijven en studenten. Door het team wordt een gedegen theoretische ondergrond geboden. Het programma en lesrooster passen bij de leeftijd en de onregelmatige diensten van de studenten. Het management realiseert zich dat een meer integrale en systematische aanpak van de kwaliteitszorg de hoogwaardige kwaliteit van de opleiding kan versterken en borgen. Onderwijsproces Het onderwijsproces beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten wordt voldaan. Het programma kent voldoende samenhang. Het is afgestemd op het kwalificatiedossier en kent een goede diepgang, ook wat betreft de theorie en de praktijk. De autonome en versnipperde programmering van de generieke vakken en loopbaan en burgerschap is een aandachtspunt. De aanpak en inhoud van deze vakken zijn niet goed afgestemd op de de beroepspraktijk, noch op de doelgroep die voornamelijk bestaat uit volwassenen. Maatwerk voldoet. Het programma wordt drie keer per week aangeboden, zodat studenten dit altijd kunnen combineren met hun ploegendiensten. Daardoor kunnen studenten desgewenst ook vaker dan één keer lessen volgen en aanvullende instructie en extra ondersteuning krijgen. In uitzonderlijke gevallen worden vrijstellingen verleend. Dit kan leiden tot verkorting van de
Pagina 27 van 59
opleidingsduur. Recent is de opleiding geconfronteerd met een aantal sluitingen van opleidingsbedrijven. Ook dan wordt maatwerk geleverd, doordat er in overleg tussen school en bedrijf afspraken worden gemaakt. Door studenten vóór het einde van hun dienstverband extra te faciliteren, kunnen ze in de meeste situaties de opleiding toch afronden. Studenten zijn positief over de inzet van bpv- begeleiders in zo’n situatie. Het didactisch handelen, de leertijd en de leeromgeving beoordelen we als voldoende. Een klein team van docenten verzorgt de lessen die in alle opzichten voldoende zijn. Docenten dagen studenten uit door goed aan te sluiten bij hun leerbehoefte. Een sterk element is de voortdurende koppeling met de praktijk en de werkervaring van de studenten. Hierdoor is de herkenbaarheid voor studenten groot hetgeen hun motivatie ten goede komt. De leertijd wordt goed benut en de leeromgeving is voldoende stimulerend. De intake en plaatsing, de studieloopbaanbegeleiding en de zorg beoordelen we als voldoende. Er is een vastgestelde intakeprocedure die in het algemeen leidt tot een juiste plaatsing van de student. Voorafgaand aan een individueel intakegesprek maken aankomende studenten een toets die het niveau van de student in wiskunde, natuurkunde en procestechniek in beeld brengt. De uitslag is medebepalend bij het advies over plaatsing en de verwachte opleidingsduur. Afspraken uit de intake worden vastgelegd in het Cursisten Volg Systeem (cvs). Voor het vaststellen van vrijstellingen vinden een uitgebreid dossieronderzoek en assessment plaats. Sinds het schooljaar 2014-2015 worden er geen evc verklaringen meer verstrekt, wel kent de opleiding mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen. De studenten hebben een studieloopbaanbegeleider/ klassendocent en zijn op de hoogte van hun studievoortgang die wordt gemonitord door de docenten in het cvs. Hierin worden ook andere begeleidingsgegevens vastgelegd. De begeleiding is passend voor de doelgroep van volwassen werknemers. Er vindt ieder jaar een portfoliogesprek plaats. Als studenten achter lopen op de studieplanning of een onvoldoende halen voor toetsen vindt er vaker een gesprek plaats. Binnen het Markiezaat College functioneert een zorgteam waar de klassendocent de studenten indien nodig naar kan doorverwijzen. Dit komt bij deze opleiding echter weinig voor. De beroepspraktijkvorming (bpv) beoordelen we als voldoende. Dit is een sterk punt van de opleiding. Het team investeert veel in contacten met de bedrijven en de praktijkbegeleiders. Er vindt intensief contact plaats over de afstemming en de kwaliteit van het programma tussen de bpv-coördinator en de praktijkbegeleider. De voortgang van de praktijkopdrachten wordt zowel door de
Pagina 28 van 59
bpv-coördinator als door de praktijkbegeleider gemonitord. De docenten hebben voorbeelduitwerkingen van de praktijkopdrachten gemaakt, zodat zowel voor de praktijkbegeleider als voor de student helder is welk niveau er verwacht wordt en ook welke competenties ermee moeten worden aangetoond. Studenten zijn zeer tevreden over de begeleiding door het bedrijf en de begeleiding door de opleiding. Examinering en diplomering De examinering en diplomering beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan. Het exameninstrumentarium voldoet, omdat het voldoende aansluit op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. Het gehele instrumentarium wordt ingekocht en is eerder door de inspectie als voldoende beoordeeld. Het beroepsgerichte deel is ontwikkeld door een consortium van roc’s die procestechniek verzorgen (Consortium Werkend Leren in de Procestechniek, wlp). Het exameninstrumentarium voor Nederlands sluit aan op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. De verschillende vaardigheden van Nederlands worden op passende wijze geëxamineerd waarbij een objectieve beoordeling wordt geborgd. Het oordeel voor de instellingsexamens Nederlandse taal (generieke eisen) telt vanaf het jaar van centrale examinering mee in het eindoordeel van de inspectie over de examenkwaliteit van de opleiding. De examenprocessen van afname en beoordeling voldoen omdat ze voldoende deugdelijk zijn verlopen. Het beroepsgerichte examen vindt volgens een zorgvuldige procedure plaats. Daarbij zijn zowel de praktijkopleider als de opleiding intensief betrokken. Studenten moeten een onderzoek uitvoeren, gericht op verbetering van een bepaald proces of product op het werk. De opdracht is vooraf goedgekeurd door zowel het bedrijf als de opleiding. Hierbij let de school vooral op voldoende complexiteit en diepgang in de vraagstelling aan de hand van een beroepsbeschrijving. De uiteindelijke proeve van bekwaamheid bestaat uit de presentatie van het werkstuk en een criteriumgericht interview. De beoordeling hiervan is deugdelijk door het inzetten van drie assessoren. Een sterk punt daarbij is de inzet van een gecertificeerde assessor vanuit een ander bedrijf. In geval van onenigheid is de stem van de externe assessor doorslaggevend. Ook de afname van de examens van de algemeen vormende vakken is deugdelijk geregeld. Een aandachtspunt vormt de onafhankelijke beoordeling
Pagina 29 van 59
van Nederlands en Engels; deze kan versterkt worden door het ‘vierogenprincipe’ in te voeren. De diplomering is voldoende deugdelijk en geborgd. De opleiding past een zorgvuldige werkwijze toe, waarbij naast een administratieve check ook een inhoudelijke controle van de dossiers plaatsvindt. Inhoudelijk is de beoordeling van de proeve van bekwaamheid getoetst door de secretaris van het beroepsgerichte examen (de bpv-coördinator). De generieke vakken- examencommissie beslist op grond van vigerende regelgeving over vrijstelling van de generieke vakken. De subexamencommissie procestechniek functioneert goed. Een sterk punt is de betrokkenheid van het bedrijfsleven (een gecertificeerde assessor) in de examencommissie. Deze let vooral op de uitvoerbaarheid van het beoordelingsen verantwoordingsmateriaal en de kwaliteit van de examens. Vanuit de examencommissie bezoekt dit lid ook steekproefsgewijs afnames van de examens en koppelt zijn bevindingen terug in de examencommissie. De examencommissie voert daarnaast een zelfevaluatie uit en werkt op basis van een jaarplanning, waardoor alle onderwerpen aan bod komen. Studenten en bedrijven wordt gevraagd naar hun ervaringen met de examens en resultaten hiervan leiden zonodig tot aanpassingen van de examenprocessen. Ook worden er geregeld trainingen verzorgd voor assessoren uit bedrijven en de school en zijn er jaarlijks ‘opfriscursussen’ in de vorm van intervisiebijeenkomsten, waarin dilemma’s uit de beoordelingspraktijk worden besproken. Opbrengsten De opbrengsten zijn voldoende omdat het diplomaresultaat (67,6 procent) boven de norm ligt. Het jaarresultaat (60,5 procent) ligt echter onder de norm. Voor deze beoordeling, gebaseerd op de BRON-gegevens schooljaar 2013-2014 zijn de resultaten van bc157, niveau 4 gebruikt. In bijlage II staan de opleidingen die betrokken zijn bij het bepalen van de opbrengsten. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging beoordelen we als onvoldoende omdat niet voldaan is aan de aspecten sturing, beoordeling en verbetering en verankering. Hierna volgt een toelichting per aspect. Binnen het Markiezaat College start de kwaliteitsborging met verschillende plannen en veel verschillende activiteiten. Zowel op teamniveau als op college niveau zit hierin echter te weinig samenhang en structuur. Hierdoor is de sturing niet eenduidig en kunnen systematische beoordeling en gerichte verbetering niet voldoende tot stand komen.
Pagina 30 van 59
De sturing is onvoldoende omdat in de verschillende plannen (meerjarenbeleidsplan procestechniek, concept teamplan 2015-2016, Markiezaatjaarplan 2015), nauwelijks toetsbare en meetbare doelen zijn geformuleerd. De betrokkenheid en het eigenaarschap van het team bij het teamplan is beperkt. De beoordeling is onvoldoende omdat de uitgevoerde evaluatieve activiteiten niet leiden tot een betrouwbare beoordeling van de kwaliteit. De zelfevaluatie is geen teamactiviteit, maar slechts door enkele personen opgesteld. In het gesprek met de docenten kwam naar voren dat de resultaten van de zelfevaluatie ‘de wenselijke situatie voor 2018 schetsen’. Daarmee schiet de zelfevaluatie zijn doel voorbij. Positief is dat enquêtes onder bedrijven een overwegend waarderend beeld laten zien, de verbeterpunten worden actiegericht opgepakt. De verbetering en verankering beoordelen we als onvoldoende, omdat vooral actiegericht gewerkt wordt. Er gaat geen analyse van mogelijke verbeteracties aan vooraf. Hierdoor is onduidelijk hoe informatie die uit verschillende bronnen verkregen wordt, systematisch kan bijdragen aan de verbetering van de onderwijskwaliteit. Evenmin zijn er concrete doelen gesteld die kunnen leiden tot structurele verbeteringen. Positief is dat voor de examinering in de jaarplanning, wel concrete verbetermaatregelen zijn geformuleerd. Ook is zichtbaar dat de effecten van die maatregelen worden geëvalueerd. De dialoog en verantwoording beoordelen we als voldoende. Er is voldoende dialoog met de studenten, met name via de klassendocent en de bpvcoördinator. Markiezaat breed wordt door de opleidingsmanager regelmatig met een afvaardiging van de studenten gesproken. Er is geregeld contact met de bedrijven, met name via de stagebegeleiding, over de opstelling en afname van de proeve van bekwaamheid. Daarnaast zijn er de assessorentrainingen en intervisies. De bedrijven maken ook deel uit van de examencommissie, dat beoordelen wij als een sterk punt van de opleiding. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen omdat, voor zover onderzocht, is vastgesteld dat de bepalingen zijn nageleefd. Schoolkosten/wettelijke bijdragen De opleiding voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8.1.4 van de WEB. Er worden geen oneigenlijke kosten in rekening gebracht.
Pagina 31 van 59
4.2
Infratechniek (Monteur gas/water/warmte) Het kwaliteitsonderzoek bij Infratechniek (Monteur gas/water/warmte), 92113, niveau 2, bbl, locatie Radius College, Terheijdenseweg 350, Breda heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1
Onderwijsproces
2
Examinering en diplomering
3
Opbrengsten
4
Kwaliteitsborging
Kwaliteitsgebied 5
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
Naleving wettelijke vereisten
Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.2
Maatwerk
• •
Leren in de onderwijsinstelling 1.3
Didactisch handelen*
1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
• • •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
• • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
2.3
Diplomering*
Gebied 3: Opbrengsten 3.1
•
Beroepspraktijkvorming*
Rendement
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
Voldoende Onvoldoende
• • • Voldoende Onvoldoende
• Voldoende Onvoldoende
• •
Pagina 32 van 59
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
Voldoende Onvoldoende
• • Voldoet Voldoet niet
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding Monteur gww is een kleine opleiding en valt onder het team Werktuigbouw en Installatietechniek (WIN) van het Radius College. De studenten kunnen werkzaam zijn en opgeleid worden in één of meer van de drie werkgebieden voor gas, water en warmte. Door de kleinschaligheid hebben de studenten voor de meeste lessen te maken met één docent die ook de rol van studieloopbaanbegeleider en intaker vervult. Hierdoor heeft de docent een sterke band met de studenten. Daarentegen is de opleiding redelijk geïsoleerd van de rest van de organisatie van het Radius College. In het algemeen is het opvallend dat daar waar de uitvoering van de opleiding afwijkt van de algemene werkwijze bij het Radius College, dit niet duidelijk is voor een buitenstaander. Hierdoor is de schriftelijke informatie aan deze studenten niet altijd accuraat en zijn andere betrokkenen dan de docent onvoldoende op de hoogte van de bijzonderheden van deze opleiding. De opleiding heeft een goed begin gemaakt om een aantal zaken vast te leggen in het instrument ‘crebovolger’, maar nog niet in voldoende mate in de studiegids en het examenplan. Onderwijsproces Het onderwijsproces beoordelen we als onvoldoende, omdat de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming tekortschiet. Het programma kent voldoende samenhang en biedt voldoende maatwerk. De inhoud van de opleiding sluit aan bij de eisen uit het kwalificatiedossier. Om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de bedrijven, wordt de opleiding zowel op de schoollocatie als op verschillende bedrijfslocaties verzorgd. Doordat met gestructureerd lesmateriaal, leer- en verwerkingsopdrachten wordt gewerkt kunnen studenten op elk gewenst moment instromen en hun eigen studietempo bepalen waardoor de opleidingsduur van student tot student verschilt. Als gevolg hiervan zijn de lesgroepen divers samengesteld. Studenten van zowel de opleiding Monteur gww (niveau 2) als de opleiding Eerste monteur gww
Pagina 33 van 59
(niveau 3) volgen gezamenlijk de lessen. Dit vinden de studenten van niveau 2 een verrijking, bovendien ontstaan hierdoor mogelijkheden voor individueel maatwerk. Veel studenten stromen na de opleiding Monteur gww door naar de opleiding Eerste monteur gww. Voor Nederlands en rekenen volgen de studenten een individueel programma van de Taal- en rekenacademie van het Radius College. Dit programma is afgestemd op de uitkomst van de entreetoetsen die de student bij de start van de opleiding heeft gemaakt. Het didactisch handelen, de leertijd en de leeromgeving beoordelen we als voldoende. Er is weinig klassikaal onderwijs omdat iedere student zijn eigen leerroute volgt. Studenten krijgen individuele ondersteuning en ontvangen regelmatig feedback op hun leeropdrachten van de docenten. Tijdens de lessen worden de ervaringen in de beroepspraktijk en de thema’s van loopbaan en burgerschap klassikaal besproken wat een positieve bijdrage levert aan het leerrendement van de individuele student. Studenten maken optimaal gebruik van de leertijd omdat er geen lessen uitvallen. Tevens is er de mogelijkheid om bij huiswerkopdrachten de docent digitaal om uitleg te vragen of geeft de docent digitaal feedback op gemaakte opdrachten. De intake en plaatsing, de studieloopbaanbegeleiding en de zorg beoordelen we als voldoende. Studenten die belangstelling hebben voor de opleiding voeren met de docent een intakegesprek, waarna zij vrijwel meteen met de opleiding kunnen starten. De docent volgt de voortgang van de student. Dit gebeurt door het regelmatig afnemen van theoretische toetsen en het bespreken van de bewijskaarten die de student heeft ingevuld. Deze bewijskaarten tonen de door de student uitgevoerde werkzaamheden in de beroepspraktijk. Deze werkwijze is praktisch en werkt goed maar gemaakte afspraken tussen de docent en de student worden niet vastgelegd. Voor het kunnen monitoren van de studieloopbaanbegeleiding is het daarom van belang deze afspraken te registreren. De informatie over de inrichting van de opleiding vormt een aandachtspunt. Zo is in de studiegids niet opgenomen hoe de opleiding omgaat met examinering van de proeve van bekwaamheid in één of meer werkgebieden (de een summatief, de ander formatief) en komt de informatie over de begeleiding van de beroepspraktijkvorming niet overeen met de daadwerkelijke uitvoering ervan. Studenten zijn op de hoogte van de mogelijkheden voor extra begeleiding en zorg maar maken hiervan in de praktijk geen gebruik.
Pagina 34 van 59
De beroepspraktijkvorming beoordelen we als onvoldoende, omdat bedrijven onvoldoende worden geïnformeerd over de inhoud van de beroepspraktijkvorming en omdat de begeleiding door de opleiding tekortschiet. Hierdoor worden problemen die studenten in de bpv ondervinden te laat gesignaleerd en opgepakt. Formeel is de afdeling Stageplaza verantwoordelijk voor zowel het informeren van de leerbedrijven als voor de begeleiding. Bedrijven geven aan dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd over wat er van hen verwacht wordt. Dit kwam ook naar voren uit het bedrijvenonderzoek dat het Radius College zelf uitvoerde. Bedrijven die we telefonisch hebben geïnterviewd, gaven aan dat zij zelden bezocht zijn door de stagebegeleider van Stageplaza. Dit bleek ook uit de registratie van de opleiding. De beroepsinhoudelijke docent onderhoudt met de bedrijven wel contacten, maar er vindt geen uitwisseling van informatie plaats tussen de docent en Stageplaza, hetgeen wel van belang is voor een goede begeleiding van de studenten. Dat Stageplaza de begeleiding niet uitvoert zoals beoogd, is niet opgemerkt door het team; daarom zijn hierop ook nog geen verbeteracties geformuleerd. Examinering en diplomering De examinering en diplomering beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan. Het exameninstrumentarium voldoet, omdat het voldoende aansluit op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. Voor het beroepsgerichte deel wordt gebruik gemaakt van exameninstrumentarium dat het team zelf heeft geconstrueerd. Bovendien is er sprake van een passende complexiteit van de examenopdracht in vergelijking met de eisen uit het kwalificatiedossier. In ‘crebovolger’ (digitaal registratiesysteem) is vastgelegd welk exameninstrumentarium bij welke proeve is gebruikt. Het is een aandachtspunt om hierbij ook vast te leggen welke werktekening (versie) bij welk examen is ingezet. Het exameninstrumentarium voor Nederlands sluit voldoende aan op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. Het exameninstrumentarium voor spreken, gesprekken voeren en schrijven is zelf geconstrueerd. Het is een aandachtspunt om de beoordelingscriteria van deze exameninstrumenten kritisch te screenen. Deze sluiten namelijk niet allemaal goed aan bij de examenopdrachten, waardoor mogelijk verschillen in beoordeling kunnen optreden. De examens voor lezen en luisteren worden afgenomen via pilot examens.
Pagina 35 van 59
Het oordeel voor het examen Nederlandse taal telt in studiejaar 2014-2015 nog niet mee in het eindoordeel van de inspectie over de examenkwaliteit van de opleiding. De examenprocessen van afname en beoordeling zijn voldoende deugdelijk verlopen. Het beroepsgerichte examen wordt afgenomen en beoordeeld op een geschikte praktijklocatie door twee onafhankelijke en deskundige beoordelaars. De groepsdocent is bij de afname aanwezig (ter ondersteuning van de studenten) en bespreekt jaarlijks met de beoordelaars de kwaliteit van het exameninstrumentarium. Voor het examen Nederlands worden eveneens onafhankelijke beoordelaars ingezet en worden de mondelinge examens vastgelegd op een geluidsdrager. Hierdoor kan bij bijvoorbeeld een klacht de beoordeling worden voorgelegd aan een tweede beoordelaar. De diplomering is voldoende deugdelijk en geborgd hoewel de verantwoordelijkheid van de examencommissie wel versterkt kan worden. De examencommissie onderneemt verschillende acties om de kwaliteit van de examinering te borgen. Zo zijn de exameninstrumenten gecontroleerd en vastgesteld en er is nagegaan of de betreffende assessoren als gecertificeerde beoordelaars mogen optreden. De evaluatie na de examinering is echter nog summier en bestaat hoofdzakelijk uit een check op de tevredenheid over de afname zoals die door studenten en beoordelaars is ervaren. Omdat examendossiers niet volledig worden gecontroleerd, is het mogelijk dat omissies onopgemerkt blijven. In examendossiers die we tijdens het onderzoek hebben ingezien bleek dat niet alle bewijzen voor loopbaan en burgerschap, zoals opgenomen in het examenplan, aanwezig waren. Het is een aandachtspunt dat de examencommissie zich in haar jaarlijkse rapportage aan de centrale examencommissie deugdelijker verantwoordt over haar bevindingen ten aanzien van de examinering dan nu het geval is. Een meer inhoudelijke verantwoording verhoogt de kwaliteit van deze rapportage. Opbrengsten De opbrengsten zijn voldoende, omdat het jaarresultaat (95,0 procent) en het diplomaresultaat (88,2 procent) boven de norm liggen. Voor deze beoordeling, gebaseerd op de BRON-gegevens schooljaar 2013-2014 zijn de resultaten van bc082, niveau 2 gebruikt. In bijlage II staan de opleidingen die betrokken zijn bij het bepalen van de opbrengsten.
Pagina 36 van 59
Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging beoordelen we als onvoldoende, omdat niet voldaan is aan de aspecten beoordeling en verbetering en verankering. Hierna volgt een toelichting per aspect. De sturing beoordelen we als voldoende. Het team heeft toetsbare doelen geformuleerd voor de opleidingen die zij uitvoert en deze vastgelegd in het teamplan. Daarbij is onder andere aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is en wat het beoogde resultaat is. Bij het opstellen is teruggekeken naar de resultaten van acties uit het vorige teamplan en is aangesloten bij doelen uit het jaarplan van het Radius College. Een aandachtspunt vormt wel de continuïteit van het team. De huidige leden van het team zijn breed inzetbaar en het management ziet het als een uitdaging om voor de vacatures die binnenkort gaan ontstaan (vanwege de vergrijzing) docenten met vergelijkbare kwaliteiten te vinden. De beoordeling beoordelen we als onvoldoende, omdat de activiteiten die daarvoor zijn uitgevoerd niet hebben geleid tot een betrouwbare beoordeling van de kwaliteit. Het team heeft een zelfevaluatie ingevuld die geldt voor alle opleidingen die het team verzorgt. Daarvoor is het team bij elkaar gaan zitten en heeft een reflectie geformuleerd. Er is daarbij slechts in geringe mate gebruik gemaakt van andere evaluatiegegevens zoals studenttevredenheid, tevredenheid van bedrijven en gegevens van andere onderdelen van de organisatie (zoals Taal- en rekenacademie en Stageplaza). Hierdoor is een onvolledige en eenzijdige zelfevaluatie ontstaan en is er onvoldoende zicht op mogelijke risico’s voor de kwaliteit van het onderwijs en de examinering en specifieke situaties voor specifieke opleidingen. Hoewel in het teamplan normen zijn opgenomen (zoals 60 voor bedrijf- en studenttevredenheid) is niet duidelijk hoe deze normen geïnterpreteerd moeten worden of waarop die zijn gebaseerd. De verbetering en verankering beoordelen we als onvoldoende vanwege verschillende tekortkomingen. Ten eerste sluiten de verschillende onderdelen van de kwaliteitscyclus niet optimaal op elkaar aan waardoor er nog geen werkend systeem is voor borging van de kwaliteit. De verbeterpunten uit de zelfevaluatie worden laat opgepakt omdat ze pas worden opgenomen in het teamplan van 2016. Ten tweede is er onvoldoende urgentie voor verbeteren wat mede veroorzaakt kan zijn door het ontbreken van tijdspaden voor de geplande activiteiten. Hierdoor is een groot deel van de verbeteractiviteiten die in het teamplan van 2014 waren opgenomen, nog niet uitgevoerd.
Pagina 37 van 59
De dialoog en verantwoording beoordelen we als voldoende, hoewel de interne dialoog nog versterking verdient. Met studenten wordt uitgewisseld in hoeverre ze tevreden zijn en welke wensen ze hebben ten aanzien van de opleiding. Hetzelfde geldt voor bedrijven. De docent heeft hun wensen geïnventariseerd. De dialoog met andere onderdelen van het Radius College, zoals Stageplaza is nog onvoldoende gericht op het verkennen van verbetermogelijkheden. Voor de externe dialoog zijn er bijeenkomsten met de branche en is er eenmaal per jaar een leerbedrijvenbijeenkomst. Deze heeft afgelopen maart plaats gevonden. Jaarlijks publiceert het Radius College een jaarverslag waarin op veel gebieden een transparante verantwoording is opgenomen. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen omdat, voor zover onderzocht, is vastgesteld dat de bepalingen zijn nageleefd. Schoolkosten/wettelijke bijdragen De opleiding voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8.1.4 van de WEB. Er worden geen oneigenlijke kosten in rekening gebracht.
4.3
Helpende Zorg & Welzijn Het kwaliteitsonderzoek bij Helpende Zorg & Welzijn, 92640, niveau 2, bbl, locatie Vitalis College, Terheijdenseweg 414, Breda heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1
Onderwijsproces
2
Examinering en diplomering
3
Opbrengsten
4
Kwaliteitsborging
Kwaliteitsgebied 5
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
Naleving wettelijke vereisten
Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.2
Maatwerk
• •
Leren in de onderwijsinstelling 1.3
Didactisch handelen*
•
Pagina 38 van 59
Gebied 1: Onderwijsproces 1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
Voldoende Onvoldoende
• •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
• • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Beroepspraktijkvorming*
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
2.3
Diplomering*
Gebied 3: Opbrengsten 3.1
Rendement
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
• Voldoende Onvoldoende
• • • Voldoende Onvoldoende
• Voldoende Onvoldoende
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding Helpende zorg & welzijn is een éénjarige praktijkgerichte opleiding die met grote betrokkenheid van het team en voor het grootste deel in de praktijk wordt vormgegeven. Het docententeam is zeer gemotiveerd en vernieuwingsbereid om de opleidingsmogelijkheid via de bbl-route voor deze studenten te behouden. De opleiding is stevig ingebed in de teamstructuur en het systeem van kwaliteitsborging van het Vitalis College en ontleent daar stabiliteit aan. Onderwijsproces Het onderwijsproces beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan.
Pagina 39 van 59
Het programma is voldoende samenhangend en biedt voldoende mogelijkheden tot maatwerk. De lessen op school sluiten aan op de beroepspraktijkvorming. De eisen uit het kwalificatiedossier zijn opgenomen in het programma dat tevens een opbouw kent in het uitvoeren van meer complexe taken. Maatwerk is voldoende, maar kan worden versterkt door beter in te spelen op de verschillende doelgroepen. Er zijn twee groepen instromers: bbl- studenten die (zelf) een baan hebben gevonden en een groep bbl-studenten die via de gemeente worden geplaatst en stage lopen bij het gemeentelijk initiatief ‘Werk aan de wijk’. Dit traject is een pilot. Er zijn verschillen in behoeften van de studenten. Studenten van het ‘gemeentelijk traject’ zouden meer vaardigheden willen oefenen op school omdat zij een tamelijk eenzijdige praktijk krijgen. Studenten die een reguliere baan hebben zouden graag op school meer mogelijkheden tot verdieping aangereikt krijgen. Versnellen is in uitzonderlijke gevallen mogelijk. Opgemerkt moet worden dat het opleidingstraject al is gecomprimeerd tot één jaar. Het didactisch handelen, de leertijd en de leeromgeving beoordelen we als voldoende. Studenten worden op een doelmatige manier ondersteund door de docenten en zij zijn tevreden over de sfeer op school. In de geobserveerde lessen viel met name de positieve en respectvolle interactie op tussen de docenten en studenten onderling. Bij leervragen worden de studenten gestimuleerd zelf met oplossingen te komen. Een pedagogische en didactische aanpak die meer afgestemd is op de behoefte (zoals tempo, ambitie) van de doelgroep (volwassenen of jongeren) kan bijdragen aan verhoging van het leerrendement van de studenten. De leertijd wordt voldoende benut. Er is een helder rooster dat per periode wordt vastgesteld en de werkdruk is evenwichtig verdeeld. De intake en plaatsing, de studieloopbaanbegeleiding en de zorg zijn voldoende. Er is een zorgvuldige intakeprocedure die leidt tot juiste plaatsing. Met elke potentiële student wordt een intakegesprek gevoerd. Als er twijfel is wordt er een nulmeting (taal en rekenen) of een capaciteitentest (amn) uitgevoerd. Als er behoefte is aan zorg volgt er een verlengde intake waarbij een lid van het zorgteam aanwezig is. Naar aanleiding van de verlengde intake wordt (indien nodig) de ondersteuningsbehoefte van de student in kaart gebracht en gevolgd door het zorgteam. Om er voor te zorgen dat alle studenten op de hoogte zijn van de meest relevante informatie over de opleiding, beschikken de studenten over een checklist waar ze zelf op kunnen aangeven of ze op de hoogte zijn van en bekend zijn met de betreffende informatie. De voorlichting voor wat betreft het praktijkgedeelte voor de ‘gemeenteklas’ is volgens de studenten te rooskleurig.
Pagina 40 van 59
De studenten hebben een studieloopbaanbegeleider (slb’er) die tenminste één keer per maand een individueel gesprek met de student voert. Daarnaast houdt de slb’er per kwartaal een individueel reflectiemoment met de student en worden afspraken hierover gedocumenteerd en vastgelegd in het digitale systeem ‘it ’s learning’. De beroepspraktijkvorming beoordelen we als voldoende al kan het leerrendement vergroot worden. Dit geldt vooral voor de groep studenten die werkt via ‘werken aan de wijk’. Het leerbedrijf is erkend maar het blijkt dat het niet altijd mogelijk is alle werkprocessen (zoals persoonlijke verzorging) in de praktijk te leren. De studenten verrichten voornamelijk huishoudelijk werk waardoor het oefenen met andere praktische vaardigheden in de knel komt, ook al hebben de studenten deze vaardigheden op school in de praktijklessen kunnen oefenen. De docenten zijn op de hoogte van dit knelpunt en zijn erop gericht dat, als ook komend schooljaar een dergelijk traject start, de bpv-plaats meer aansluit bij de opleiding. Om te leren in de beroepspraktijk wordt nu uitsluitend het examenmateriaal gebruikt voor de praktijkopdrachten. Dit biedt weinig houvast voor het dagelijks leren in de beroepspraktijk. Gerichte praktijkopdrachten kunnen bijdragen aan een groter leerrendement. De studenten worden voldoende begeleid, zowel door het bedrijf als door de school. Het team is steeds actief op zoek naar een kwantitatief en kwalitatief toereikend aantal bpv-plaatsen en probeert zodoende een perspectief te blijven bieden voor de studenten die zich via werkend leren willen kwalificeren. Examinering en diplomering De examinering en diplomering beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan. Het exameninstrumentarium voldoet, omdat het voldoende aansluit op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. Voor de opleiding is het beroepsgerichte gedeelte ingekocht bij het Consortium voor Beroepsonderwijs. Het materiaal is op een eerder moment door de inspectie als voldoende beoordeeld. Het exameninstrumentarium voor Nederlands sluit aan op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. De examens voor lezen en luisteren worden afgenomen via de pilotexamens. Het examen voor schrijven wordt ingekocht bij ICE en is op een eerder moment door de inspectie als voldoende beoordeeld. De examens voor spreken en gesprekken voeren zijn zelf geconstrueerd en voldoen aan de eisen.
Pagina 41 van 59
Het oordeel voor de instellingsexamens Nederlandse taal telt in studiejaar 2014-2015 nog niet mee in het eindoordeel van de inspectie over de examenkwaliteit van de opleiding. De examenprocessen van afname en beoordeling zijn voldoende omdat deze voldoende deugdelijk verlopen. Er wordt kwalificerend getoetst in de beroepspraktijkvorming. Dit gebeurt door twee gecertificeerde beoordelaars. Vervolgens vindt op school een assessmentgesprek plaats dat door een onafhankelijk assessor en een tweede docent wordt beoordeeld. Deze docent is niet de stagebegeleider of studieloopbaanbegeleider, zodat een zo groot mogelijke onafhankelijkheid wordt gewaarborgd. De examens Nederlands spreken en gesprekken voeren worden opgenomen en beoordeeld door een gecertificeerde assessor, die de student geen les heeft gegeven. De diplomering is voldoende deugdelijk en geborgd. De examendossiers worden op volledigheid gecheckt door een werkgroep bestaande uit een lid van de examencommissie, een lid van het examenbureau en de studieloopbaanbegeleider. Zij letten op specifieke zaken zoals de aanwezigheid van (verplichte) toelichtingen en de verplichte onderliggende documenten/ bewijslast in het dossier. Zij doen dit op basis van het examenplan en een daarvan afgeleide checklist. Hierna gaan de dossiers naar de examencommissie die het besluit tot diplomering neemt. De examencommissie heeft voldoende zicht op de kwaliteit van de examinering en gaat planmatig te werk. Zo beschikt zij over een jaarplan, stelt een zelfevaluatie op en voert verbeteringen door op basis van interne audits en evaluaties van de examinering onder instellingen, assessoren/docenten en studenten. Het is een aandachtspunt om na te gaan hoe bewerkstelligd kan worden dat meer examenkandidaten dan nu het geval is de ingevulde examen evaluatieformulieren retourneren. Om de deskundigheid van de examinatoren en de betrouwbaarheid van de beoordeling bij de examens te verifiëren, voert de examencommissie twee bijwoningen per schooljaar uit van de praktijkexamens. Om nog meer zicht te krijgen op de afname en de beoordeling verhoogt de examencommissie komend schooljaar dit aantal bijwoningen naar vijf. Er is veel geïnvesteerd in de deskundigheidsbevordering van betrokkenen bij de examinering. Praktisch alle docenten zijn getraind in toetsconstructie en vaststelling en zijn assessor. Ook worden er trainingen verzorgd voor assessoren van stage biedende instellingen. Door deze deskundigheidsbevordering zijn alle betrokkenen meer gericht op de kwaliteit van alle aspecten die van belang zijn bij een examen.
Pagina 42 van 59
Opbrengsten De opbrengsten zijn voldoende omdat het jaarresultaat (85,9 procent) en het diplomaresultaat (86,4 procent) boven de norm liggen. Voor deze beoordeling, gebaseerd op de BRON-gegevens schooljaar 2013-2014 zijn de resultaten van bc076, niveau 2 gebruikt. In bijlage II staan de opleidingen die betrokken zijn bij het bepalen van de opbrengsten. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan. Hieronder volgt een toelichting per aspect. De sturing is voldoende omdat de plannen onderling samenhang vertonen en de doelen specifiek zijn uitgewerkt. Het Vitalis College kent een eigen strategisch beleidsplan 2012-2015 en een daarop gebaseerd jaarplan 2015, voorzien van speerpunten en een risicoanalyse. Het onderwijsteam Entree en Helpende zorg en welzijn heeft een eigen team activiteitenplan, dat gezien kan worden als een teamjaarplan. De doelen zijn specifiek en meetbaar geformuleerd en de onderwerpen betreffen zowel het onderwijsproces als de examinering en de kwaliteitszorg. Evaluatie van het teamplan zorgt samen met de resultaten van enquêtes (JOB, roc Spiegel, bpv enquêtes) voor input voor het nieuwe plan. De beoordeling is voldoende, omdat zowel de onderwijskwaliteit als het examenproces in beeld zijn en systematisch worden beoordeeld. Er is een zelfevaluatie opgesteld die betrekking heeft op de evaluatie van het vorige teamplan alsook het huidige onderwijs en examinering. Het onderwijs wordt mede geëvalueerd door studenten, docenten en de bpv biedende bedrijven. De laatst afgenomen enquête onder bedrijven had een lage respons. Het is positief dat de opleiding vervolgens persoonlijk langs de meeste stagebedrijven is gegaan om in een gesprek hun mening te vernemen. Sterk punt is dat het team ook onderlinge lesobservaties van docenten heeft ingesteld. Voor de lessen die worden geobserveerd vullen ook de studenten een evaluatieformulier in van de betreffende les. Hierdoor ontstaat vanuit verschillende invalshoeken zicht op mogelijke verbeterpunten. De verbetering en verankering voldoet omdat het team systematisch werkt aan verbeterpunten die uit de verschillende monitoringsinstrumenten en evaluaties naar voren komen. Verbeterpunten zijn samenhangend en geprioriteerd op basis van het strategisch beleidsplan. De verantwoordelijkheden hiervoor zijn helder belegd en geborgd in de taken van de verschillende teamleden. Er is een deskundigheidsbevorderingsplan, waarbij de afgelopen periode vooral is
Pagina 43 van 59
gefocust op de gesignaleerde knelpunten rond kwalificerend beoordelen. Daarnaast houden de docenten frequent intervisie bijeenkomsten. De dialoog en verantwoording beoordelen we als voldoende. Er is een dialoog met de docenten, die zich in een resultaatverantwoordelijk team ook effectief verantwoordelijk voelen. De dialoog met de studenten vindt voornamelijk plaats via de studieloopbaanbegeleiders. Deze dialoog kan versterkt worden door het meer terugkoppelen van informatie/resultaten zoals uitkomsten van JOB en evaluaties. Voor de externe dialoog wordt onder andere overleg gevoerd met de bpv-instellingen en zijn er bijeenkomsten van de werkveld adviesraad. De bpv-instellingen worden ook betrokken bij de invulling van het nieuwe, bredere kwalificatiedossier. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen omdat voor zover onderzocht is vastgesteld dat de bepalingen zijn nageleefd. Schoolkosten/wettelijke bijdragen De opleiding voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8.1.4 van de WEB. Er worden geen oneigenlijke kosten in rekening gebracht. 4.4
Onderwijsassistent Het kwaliteitsonderzoek bij Onderwijsassistent, 93500, niveau 4, bol, locatie Kellebeek College, Oostelijke Havendijk 1, Roosendaal heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1
Onderwijsproces
2
Examinering en diplomering
3
Opbrengsten
4
Kwaliteitsborging
Kwaliteitsgebied 5
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
Naleving wettelijke vereisten
Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.2
Maatwerk
• •
Leren in de onderwijsinstelling
Pagina 44 van 59
Gebied 1: Onderwijsproces 1.3
Didactisch handelen*
1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
Voldoende Onvoldoende
• • •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
• • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Beroepspraktijkvorming*
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
2.3
Diplomering*
Gebied 3: Opbrengsten 3.1
Rendement
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
• Voldoende Onvoldoende
• • • Voldoende Onvoldoende
• Voldoende Onvoldoende
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding Onderwijsassistent wordt verzorgd door het onderwijsteam Pedagogisch werk van het Kellebeek College. Kenmerkend voor deze opleiding is het zeer ervaren en gedreven team. Daarnaast zien we een veilige, open sfeer waarin de docenten, studenten en het management elkaar respectvol benaderen. Bij alle betrokkenen ervaren we een hoog ambitieniveau voor de kwaliteit het onderwijs.
Pagina 45 van 59
Onderwijsproces Het onderwijsproces beoordelen we als voldoende. Aan alle aspecten is voldaan. Wij zien echter nog wel verbeterpunten. Op het terrein van het didactisch handelen en maatwerk is winst te behalen. Het programma kent voldoende samenhang en biedt voldoende maatwerk. De opleiding wordt gegeven in drie opeenvolgende, voor studenten herkenbare, fases met een toenemende complexiteit die past bij het kwalificatiedossier. In de aangeboden leerstof is de relatie tussen theorie en praktijk herkenbaar. Dit gebeurt door per fase met beroepsrelevante opdrachten (beroepsprestaties) te werken die een praktische of vaardigheidscomponent en een theoretische component bevatten. De opleiding borgt hiermee dat het onderwijsprogramma inhoudelijk is afgestemd op het kwalificatiedossier en op de beroepspraktijk. Er is sprake van voldoende maatwerk binnen de opleiding. De opleiding biedt een breed palet aan differentiatiemogelijkheden, waarbij het opleidingsperspectief van de student centraal staat. De opleidingsduur van de studenten kan vertraagd of een half jaar versneld worden met behulp van een individueel maatwerktraject. Hierdoor ontstaat echter een onoverzichtelijke situatie waarbij vanuit goede bedoelingen verschillen in aanpak van de diverse trajecten zichtbaar worden. Dit leidt tot onrust bij studenten en verhoogde werkdruk bij docenten. Het is een aandachtspunt om de mogelijkheden voor maatwerk op een meer structurele wijze aan te bieden. Door het stellen van heldere kaders wordt, zowel voor studenten als docenten, duidelijk wat de mate van ondersteuning is die kan worden verwacht door studenten en geboden door het docententeam. Het didactisch handelen, de leertijd en de leeromgeving beoordelen we als voldoende. Leeractiviteiten zijn voldoende gestructureerd en afgestemd op de doelgroep. Studenten zijn bekend met het doel en het nut van de lessen en zij weten wat ze moeten doen. Positief opvallend is de sfeer tijdens de lessen, zowel tussen de docent en de student maar ook tussen de studenten onderling. Er is oprechte aandacht voor elkaar en dat ondersteunt het leerproces. Bij het didactisch handelen zien wij een aandachtspunt met betrekking tot het geven van feedback op verslagen. De kwaliteit daarvan verschilt per docent. Door het geven van constructieve feedback kunnen studenten optimaal leren van hun fouten wat ten goede komt aan het leerrendement. De leeromgeving beoordelen we als voldoende, studenten voelen zich veilig en uitgedaagd tot leren. De intake en plaatsing, de studieloopbaanbegeleiding en de zorg beoordelen we als voldoende.
Pagina 46 van 59
Het team verzorgt een uitvoerige intake, aan de hand van een capaciteitentest en gesprekken met aankomende studenten. Daarbij zijn motivatie, zelfbeeld en de behoefte aan zorg onderwerp van gesprek. Het team borgt op deze manier dat de opleiding past bij de student. Als er bij de intake sprake is van zorg dan volgt een verlengde intake waarbij een lid van het zorgteam aanwezig is. Naar aanleiding van de verlengde intake wordt de ondersteuningsbehoefte in kaart gebracht. Een aandachtspunt vormt de hoge uitval in het eerste leerjaar die er is, ondanks de zorgvuldige intake, en waarvoor nog geen sluitende verklaring gevonden is. De studieloopbaanbegeleiding biedt voldoende structuur aan de studenten. De lijnen tussen docenten en studenten zijn kort en er is systematisch aandacht voor de begeleiding en de ontwikkeling van de student. Op grond van studievorderingen geeft het docententeam twee keer per schooljaar een studieadvies waarvoor normen zijn vastgelegd. Tijdens voortgangsgesprekken wordt hier door de studieloopbaanbegeleider over gesproken en waar nodig bijgestuurd. Verslagen van deze gesprekken worden door de studenten opgesteld en vastgelegd. Indien een student aanvullende zorg of begeleiding nodig heeft, wordt zij / hij doorverwezen naar de trajectbegeleider en kan externe zorg ingeschakeld worden. De studieloopbaanbegeleiders hebben hierbij een signalerende functie. Uit de gesprekken blijkt dat de studenten die hiervoor in aanmerking komen, tevreden zijn over de ondersteunende begeleiding. De beroepspraktijkvorming beoordelen we als voldoende. Studenten en bedrijven worden goed voorbereid op de stageperiodes. Bpv-begeleiders van de opleiding en de bpv-plaatsen begeleiden de studenten aan de hand van specifieke opdrachten. Deze opdrachten sluiten aan op de lesinhoud en op de kerntaken. Gedurende de stageperiode zijn er voldoende contactmomenten tussen de opleiding en de bpv-opleiders waardoor problemen tijdig gesignaleerd en opgepakt worden. Examinering De examinering en diplomering beoordelen we als onvoldoende omdat niet voldaan is aan de aspecten afname en beoordeling en diplomering. Het exameninstrumentarium voldoet omdat het voldoende aansluit op de uitstroomeisen en de toetstechnische eisen. Het examenmateriaal is deels ingekocht bij het Consortium Beroepsonderwijs en deels zelf ontwikkeld. Het beroepsgerichte exameninstrumentarium bestaat uit drie kerntaken. Alle werkprocessen worden per kerntaak op het juiste niveau geëxamineerd.
Pagina 47 van 59
Het exameninstrumentarium voor Nederlands en Engels sluit aan op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. De exameninstrumenten voor de taalvaardigheden spreken, gesprekken voeren en schrijven zijn instellingsexamens en voldoen aan de eisen. Het oordeel voor de instellingsexamens Nederlandse taal (generieke eisen) telt vanaf het jaar van centrale examinering mee in het eindoordeel van de inspectie over de examenkwaliteit van de opleiding. De examenprocessen van afname en beoordeling zijn onvoldoende deugdelijk verlopen. De beoordeling van de examinering in de beroepspraktijkvorming vindt alleen in de praktijk plaats door de praktijkassessoren. De schoolassessor beoordeelt de verslaglegging. De beoordeling is onvoldoende betrouwbaar omdat de beide assessoren in veel gevallen ook begeleider zijn van de student. Hoewel er twee docenten betrokken zijn bij de begeleiding, en de studieloopbaanbegeleider niet de assessor is, is vermenging tussen procesbegeleiding en productbeoordeling niet uitgesloten. Dit komt omdat de twee betrokken docenten nauw samenwerken in de begeleiding van beide groepen studenten. Wij zien daarom een groot risico met betrekking tot de objectiviteit en daarmee is de betrouwbaarheid van de examinering in het geding. De diplomering voldoet niet, omdat deze onvoldoende deugdelijk en geborgd is. De examencommissie vergewist zich onvoldoende van de kwaliteit van de afname en beoordeling. De examencommissie heeft weliswaar zicht op de theorie-examens door analyse van protocollen maar zij heeft geen zicht op de kwaliteit van de feitelijke afname en beoordeling van de examinering in de beroepspraktijk. Ook vinden er door de examencommissie bijvoorbeeld geen inhoudelijke analyses van afgenomen examens of bijwoningen plaats, waarna eventuele verbeteracties genomen kunnen worden. Wel is er, via scholing, ingezet op de bevordering van de deskundigheid van betrokken assessoren bij het afnemen van de pvb’s, om de kwaliteit van de beoordeling te vergroten. Er is een adequate procedure voor de besluitvorming tot een diploma. Opbrengsten De opbrengsten zijn voldoende, omdat het jaarresultaat (80,0 procent) en het diplomaresultaat (82,2 procent) boven de norm liggen. Voor deze beoordeling, gebaseerd op de BRON-gegevens schooljaar 2013-2014 zijn de resultaten van bc154, niveau 4 gebruikt. In bijlage II staan de opleidingen die betrokken zijn bij het bepalen van de opbrengsten.
Pagina 48 van 59
Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging beoordelen we als onvoldoende, omdat niet voldaan is aan het aspect verbetering en verankering. Hierna volgt een toelichting per aspect. De sturing beoordelen we als voldoende. Er zijn een strategisch beleidsplan 2014-2016, het jaarplan 2015 Kellebeek College en een teamcontract Pedagogisch Werk. Het teamcontract Pedagogisch Werk wordt gedragen door het team en biedt een kader voor verbeteringen van de kwaliteit. We constateren wel dat de relatie tussen jaarplan 2015 Kellebeek en het teamcontract Pedagogisch Werk summier en vrij algemeen is. Het teamcontract vertoont een aantal globale doelstellingen, maar bevat ook duidelijke en concrete speerpunten die gerelateerd zijn aan tekortkomingen in de opleiding. De beoordeling beoordelen we als voldoende. Voor de monitoring en de beoordeling van de kwaliteit van de opleiding wordt een aantal instrumenten ingezet, waaronder de teamresultatenbox. Bij de monitoring gaat het om tevredenheidsonderzoeken en om regelmatig verzamelde sturingsgegevens. Voor de evaluatie maakt de opleiding gebruik van audits en zelfevaluaties. Bevindingen kunnen leiden tot speerpunten in het teamcontract. Tijdens het onderzoek is ons gebleken dat de analyses regelmatig blijven hangen op het niveau van inspanningen en in mindere mate doordringen op het niveau van te realiseren effecten en uitkomsten. Dit vormt een aandachtspunt. De verbetering en verankering beoordelen we als onvoldoende. De kwaliteitszorgsystematiek is nog onvoldoende verankerd. Het team zet momenteel de eerste stappen binnen de pdca-cyclus en is zich bewust van de noodzaak van een systematische aanpak. In aansluiting op het aandachtspunt bij beoordeling constateren we dat bij de verbetering en verankering winst valt te boeken door meer aandacht te besteden aan de analyse van problemen. Omdat de verbeteraanpak nu vooral actiegericht is, is er sprake van minder langdurig effect. Hierdoor bestaat het risico dat problemen zich bij herhaling voordoen. De dialoog en verantwoording beoordelen we als voldoende. Er is overleg met het werkveld over onderwijs en examinering. Interne dialoog met de studenten vindt onder andere plaats in panelgesprekken waarbij zaken zoals de uitkomsten van de JOB-monitor worden besproken. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen omdat, voor zover onderzocht, is vastgesteld dat de bepalingen zijn nageleefd.
Pagina 49 van 59
Schoolkosten/wettelijke bijdragen De opleiding voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8.1.4 van de WEB. Er worden geen oneigenlijke kosten in rekening gebracht. Ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten De procedure van de instelling betreffende de verzuimregistratie en de uitvoering ervan in de praktijk voldoet. Het Kellebeek–centraal opgestelde verzuimprotocol is bekend bij de betrokkenen. Het Kellebeek College maakt gebruik van het verzuimregistratiesysteem PARS. Dit systeem biedt de mogelijkheid om een norm voor, onder andere, ongeoorloofd verzuim in te stellen. Bij het bereiken van de normgrens ontvangt de verantwoordelijke verzuimfunctionaris automatisch een mail vanuit PARS. Hierdoor kunnen tijdig maatregelen genomen worden richting de betreffende student en studiebegeleider. Ook wordt hierdoor voorzien in een melding aan het verzuimloket. De verzuimcoördinator ziet hier streng op toe. Wij stellen vast dat de opleiding voldoet aan de wettelijke vereisten ten aanzien van het melden van ongeoorloofd verzuim dat voortduurt na 16 uur in 4 weken, inclusief herhaalmelding (artikel 21a Leerplichtwet 1969). Verder is gebleken dat de opleiding voldoet aan de voorwaarden om te komen tot de wettelijk voorgeschreven meldplicht van verzuim zonder geldig reden voor studenten van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie (WEB artikel 8.1.8a en artikel 8.1.7). Er zijn in dit kader geen meldingen gedaan. De opleiding voldoet aan de wettelijke verplichting om in de onderwijsovereenkomst het verzuimbeleid kenbaar te maken. Dit betreft de wettelijke bepaling in artikel 8.1.3f van de WEB. De instelling is gewezen op het feit dat de processtap voor herhaalmelden niet (duidelijk genoeg) in het verzuimprotocol is opgenomen. Daardoor zou uitvoering van dit verzuimprotocol bij studenten jonger dan 18 jaar kunnen leiden tot vergissingen. 4.5
Reizen (Verkoper reizen) Het kwaliteitsonderzoek bij Reizen (Verkoper reizen), 94090, niveau 3, bol, locatie Cingel College, Markendaalseweg 35 Breda heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1
Onderwijsproces
2
Examinering en diplomering
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
• •
Pagina 50 van 59
Kwaliteitsgebied 4
•
Kwaliteitsborging
Kwaliteitsgebied 5
Goed Voldoende Onvoldoende Slecht
Voldoet Voldoet niet
•
Naleving wettelijke vereisten
Gebied 1: Onderwijsproces
Voldoende Onvoldoende
Programma 1.1
Samenhang
1.2
Maatwerk
• •
Leren in de onderwijsinstelling 1.3
Didactisch handelen*
1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
• • •
Begeleiding 1.6
Intake & plaatsing
1.7
Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
• • •
Leren in de beroepspraktijk 1.9
Beroepspraktijkvorming*
Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1
Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
2.3
Diplomering*
Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1
Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbetering en verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1
Naleving wettelijke vereisten
• Voldoende Onvoldoende
• • • Voldoende Onvoldoende
• • • • Voldoet Voldoet niet
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding Verkoper reizen is een kleine opleiding met in totaal 15 studenten. Sinds twee jaar is de opleiding gecomprimeerd van drie naar twee jaar en ook in
Pagina 51 van 59
het cursusjaar 2014-2015 is een aantal onderwijskundige verbeteringen en wijzigingen aangebracht, zoals in de planning van de stages. De opleiding wordt verzorgd door een betrokken team van docenten die zelf uit de reisbranche komen. Onder andere met de komst van een nieuwe directeur wil het Cingel College zich sterker profileren. Het team is, na aanvankelijke twijfel en enige zorgen over de nieuwe koers, gemotiveerd om zich in te zetten voor deze profilering en wil zich positief onderscheiden in het afleveren van vakmensen in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven. Onderwijsproces Het onderwijsproces beoordelen we als voldoende. Aan alle kernaspecten is voldaan. Het programma kent voldoende samenhang en biedt voldoende maatwerk. De opleiding kent een logische opbouw, waarbij de complexiteit van de leerstof toeneemt in het tweede jaar. Voor het cohort dat in 2014 is gestart, is in het eerste leerjaar wekelijks een praktijkdag op school geïntroduceerd om zo de afstemming tussen theorie en praktijk te verbeteren en om ervoor te zorgen dat studenten voldoende praktische vaardigheden kunnen oefenen. Hoewel er rekening gehouden wordt met de verschillen tussen de studenten kan maatwerk versterkt worden door tijdens de lessen meer te differentiëren. Ook een meer proactieve houding van de docent kan hieraan bijdragen. Zo kunnen studenten zich nu weliswaar extra verdiepen in de leerstof, maar het initiatief daartoe moet van de individuele student komen. Studenten die dat nodig hebben, kunnen extra ondersteuning krijgen. Zij blijken vooral behoefte te hebben aan ondersteuning bij rekenen. Op individueel niveau kan de docent de student wel rekenopdrachten geven, maar de extra lessen hiervoor zijn verdwenen. Gezien de behoefte worden deze echter komend schooljaar weer ingeroosterd. Studenten die doorstromen naar niveau 4 volgen in de laatste periode van hun opleiding extra lessen ter voorbereiding hierop. Het didactisch handelen, de leertijd en de leeromgeving beoordelen we als voldoende. Het didactisch handelen voldoet aan de basiskwaliteit. Wel zien we dat de kwaliteit van het didactisch handelen versterkt en verbreed kan worden. Het handelingsrepertoire van de docenten was in de geobserveerde lessen niet heel groot. Door meer variatie in werkvormen aan te brengen kan de aantrekkelijkheid van de lessen voor zowel studenten als docenten worden vergroot. Ook de vaardigheden van de docenten om te differentiëren kunnen worden verbeterd. Dat is voor deze opleiding extra relevant omdat de opleiding Verkoper reizen een kleine opleiding is waarbij alle lessen gezamenlijk met de verwante niveau 4 opleiding worden verzorgd. Met name de ondersteunende vakken vinden sommige studenten van niveau 3 te theoretisch of te abstract.
Pagina 52 van 59
De leertijd wordt voldoende benut. Er is een helder rooster dat per periode wordt vastgesteld. De leeromgeving is veilig en de inrichting van een apart examenlokaal is een pluspunt. Het eenduidig handhaven van de afgesproken regels tijdens de lessen is een aandachtspunt. De verschillen tussen docenten in de omgang met deze afspraken veroorzaken in sommige lessen onrust. De intake en plaatsing, de studieloopbaanbegeleiding en de zorg zijn voldoende. Er is een zorgvuldige intakeprocedure die leidt tot juiste plaatsing. Met elke potentiële student wordt een intakegesprek gevoerd en ook moet de student een opdracht uitvoeren die betrekking heeft op de verkoop van een reis. Als er twijfel is bij de intake wordt er een nulmeting (taal en rekenen) of een capaciteitentest (amn) uitgevoerd. Als er sprake is van zorg dan volgt een verlengde intake waarbij een lid van het zorgteam aanwezig is. Naar aanleiding van de verlengde intake wordt (indien nodig) de ondersteuningsbehoefte van de student in kaart gebracht. Iedere student heeft een studieloopbaanbegeleider (slb’er) en drie weken na de start van de opleiding heeft de slb’er met iedere student een gesprek gevoerd. De studenten houden gedurende hun opleiding dezelfde slb’er. Per periode is er vier maal per jaar een individueel gesprek tussen student en de slb’er, of vaker als de voortgang te wensen over laat. Afspraken over de voortgang worden vastgelegd in het volgsysteem evenals de bevindingen uit de intake. Helaas heeft de student zelf (nog) geen toegang tot zijn voortgangsdossier, dat is een aandachtspunt. De student krijgt één maal per periode een uitdraai van de voortgang. Gedurende de opleiding krijgt de student tenminste twee keer per jaar een studieadvies waarbij zaken zoals behaalde resultaten, aanwezigheid en houding op school en op het leerbedrijf worden meegenomen. De beroepspraktijkvorming is voldoende. Alle studenten hebben een bpv plaats. De opleiding is studenten behulpzaam bij het vinden van een stageplaats, maar verwacht hierbij ook initiatief van de student. De inhoud van kerntaak 1 kan ook worden geoefend (en geëxamineerd) in andere toeristische bedrijven dan in de reisbranche. De voorlichting daarover kan beter, zodat studenten niet gedemotiveerd raken of het idee hebben dat zij niet leren waar ze voor worden opgeleid. Studenten worden voldoende begeleid, zowel door bedrijf als door de school. Het team heeft ervoor gekozen om de huidige eerstejaars studenten stage te laten lopen aan het einde van het schooljaar, overlopend in de zomervakantie. Men hoopt hierdoor voor eerste jaarsstudenten over meer stageplaatsen te beschikken. De opleiding is zich bewust wat dit vraagt aan beschikbaarheid voor begeleiding, zowel vanuit school als vanuit het bedrijf. De begeleiding gedurende de zomermaanden is gegarandeerd.
Pagina 53 van 59
Examinering en diplomering De examinering en diplomering beoordelen we als onvoldoende omdat niet voldaan is aan de aspecten afname en beoordeling en diplomering. Het exameninstrumentarium voldoet, omdat het aansluit op de uitstroomeisen en voldoet aan de toetstechnische eisen. De opleiding gebruikt voor het beroepsgerichte deel het exameninstrumentarium van Examenwerk en voor de talen wordt het examenmateriaal ingekocht bij de Vries. Deze toetsen zijn op een eerder moment door de inspectie als voldoende beoordeeld. Voor lezen en luisteren wordt deelgenomen aan de pilotexamens. Het oordeel voor de instellingsexamens Nederlandse taal telt in studiejaar 2014-2015 nog niet mee in het eindoordeel van de inspectie over de examenkwaliteit van de opleiding. De afname en beoordeling zijn onvoldoende. De wijze waarop de beroepsgerichte examinering verloopt, is niet betrouwbaar. Er wordt geëxamineerd in de beroepspraktijk, daarmee is de afname authentiek. De beoordeling van het praktijkexamen geschiedt echter veelal door dezelfde praktijkbegeleider als degene die het ontwikkelingsgerichte deel van de stage heeft begeleid. Er is bovendien voorgeschreven dat twee assessoren beoordelen maar dat is geregeld niet het geval zoals bleek uit de beoordelingsformulieren die wij hebben ingezien. De beroepspraktijkvorming kent een ontwikkelingsgerichte periode en een kwalificerende periode. De studenten en de praktijkopleider in het bedrijf ervaren echter geen gemarkeerd moment voor de kwalificerende periode, het examen. Daardoor kan het voorkomen dat studenten en beoordelaar onvoldoende gericht zijn op het examen. De student weet niet dat hij een examen aflegt en beoordeeld wordt. Bovendien is het de vraag of de beoordelaar zorg draagt voor de afnamecondities waaronder het examen moet plaats vinden en beoordeelt volgens de richtlijnen/voorschriften uit het exameninstrumentarium. Hoewel we verbeteringen in het recente functioneren van de examencommissie zien, is de diplomering nu nog onvoldoende deugdelijk en geborgd. Sinds december 2014 worden onder leiding van de nieuwe directeur van het Cingel College, tevens voorzitter van de examencommissie, procedures met betrekking tot de diplomering verder gestroomlijnd. Dit is een positieve ontwikkeling. Deze aanpassing is echter nog niet zichtbaar in de examinering 2013-2014, waarvan wij de dossiers zagen. Deze dossiers zijn niet volledig. Er ontbreekt veelal een toelichting op de oordelen waarvan expliciet is aangegeven dat deze verplicht is. Daarnaast ontbreekt regelmatig een handtekening van een tweede beoordelaar van het praktijkexamen waardoor niet aangetoond wordt dat deze de
Pagina 54 van 59
beoordeling heft uitgevoerd. Ook ontbreekt een formele vaststelling dat de bpv met een voldoende is afgerond. Tot slot is er nog onvoldoende informatie waaruit blijkt dat de examencommissie de kwaliteit van de examenprocessen borgt. Opbrengsten Er is geen beoordeling van de opbrengsten mogelijk vanwege het kleine aantal studenten dat deze opleiding volgt. Kwaliteitsborging Ten aanzien van de kwaliteitsborging is het van belang te melden dat sinds december 2014 voor het Cingel College een nieuwe directeur is aangesteld. Het Cingel College kent vier afdelingen/teams te weten horeca, facilitair, toerisme en brood en banket. Mede door het specifieke karakter van de teams en de veelal kleine opleidingen is een efficiënte bedrijfsvoering van het onderwijs evenals eilandvorming van de teams een risico. Daarnaast is er het risico dat door de kleine aantallen studenten per opleiding het voortbestaan van het Cingel College in gevaar komt. Om dit proces ten goede te keren heeft de raad van bestuur een nieuwe directeur aangesteld die hiervoor een specifieke opdracht heeft gekregen. De kwaliteitsborging beoordelen we als onvoldoende, omdat de verbetering en verankering nog niet systematisch plaatsvindt. Hierna volgt een toelichting per aspect. De sturing is voldoende. Het Cingel College kent een jaarplan voor 2015 dat is opgesteld door de directeur en waarin een aantal concrete speerpunten is opgenomen die door de verschillende teams in gezamenlijkheid zijn opgepakt. Het eerder door het team toerisme opgestelde teamplan 2014-2015 is dit schooljaar slechts ten dele in uitvoering genomen. Er is sprake van een overgangssituatie, er zijn nu vier teamplannen op een relatief kleine locatie. Sinds december 2014 wordt via team overstijgende werkgroepen gewerkt aan de uitvoering van het Cingelbrede jaarplan 2015. Daarmee zijn de huidige teamplannen op de tweede plaats gezet. Voor de toekomst (2016) komt er een Cingeljaarplan en teamplannen die onderling meer samenhang vertonen. Uit de in gang gezette activiteiten blijken een grote ambitie en enthousiasme om het Cingel College beter en op een vernieuwende wijze op de kaart te zetten. De beoordeling beoordelen we als voldoende. Er is voldoende informatie beschikbaar waaruit blijkt dat er Cingelbreed een systematische monitoring van de in gang gezette activiteiten is op basis van het jaarplan 2015. Cingelbreed
Pagina 55 van 59
heeft de directeur docenten en studenten geraadpleegd om een duidelijk beeld te krijgen wat er verbeterd kan en moet worden binnen dit college. Ook heeft het Cingel College in januari 2015 een zelfevaluatie opgesteld en zijn er evaluaties over de examinering uitgevoerd. De daaruit voortkomende activiteiten zijn ondergebracht bij werkgroepen die een gerichte opdracht hebben gekregen. Uit de aangereikte informatie blijkt dat de directeur de voortgang ervan bewaakt. De verbetering en verankering beoordelen we als onvoldoende. Ondanks dat er goede aanzetten zijn voor de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs en de examinering zijn dit nog op zichzelf staande activiteiten. Het is nog te vroeg om voldoende inbedding in de systematiek van kwaliteitsborging aan te tonen. Aandachtspunten zien we bij de afstemming van de verschillende plannen (jaarplan van het Cingel College, de teamplannen en de resultaten van de activiteiten die momenteel uitgevoerd worden) en het versterken van de systematiek tot verbeteren. Verbeteringen die nu tot stand gebracht worden zijn relatief losstaande activiteiten. Deze zijn wel nodig zodat er voldoende basis is om de kwaliteitscyclus bij de start van het nieuwe schooljaar een kans van slagen te geven. Ook worden dit jaar de individuele competenties van het team in kaart gebracht zodat dit de basis is voor verdere deskundigheidsbevordering. De dialoog en verantwoording beoordelen we als voldoende. Met studenten wordt de dialoog met name via de slb’ers gevoerd. Ook worden er panelgesprekken met hen gevoerd en tevens is er een studentenraad. Ook de docenten hebben geregeld overleg en zij ontvangen iedere week een interne nieuwsbrief. De opleiding heeft geregeld contact met de bedrijven en er is een klankbordgroep waarmee twee maal per jaar wordt overlegd. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen omdat, voor zover onderzocht, is vastgesteld dat de bepalingen zijn nageleefd. Schoolkosten/wettelijke bijdragen De opleiding voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8.1.4 van de WEB. Er worden geen oneigenlijke kosten in rekening gebracht.
Pagina 56 van 59
5
BIJLAGEN Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden De normering per gebied is per januari 2015 aangepast (zie het Toezichtkader mbo 2012, Addendum 2015). De normering heeft betrekking op de toezichtperiode 2015-2016. De normen Op basis van het onderzoek spreekt de inspectie oordelen uit waarvoor zij gebruikmaakt van een normering. Deze bestaat uit twee stappen: 1.
Een normering per aspect: per aspect wordt een beschrijving gegeven. Indicatoren en portretten zijn daarvoor indicerend en richtinggevend. Een normering per kwaliteitsgebied.
2.
Voor de normering van het gebied Onderwijsproces zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn: aspect 1.3 Didactisch handelen, aspect 1.7 Studieloopbaanbegeleiding en aspect 1.9 Beroepspraktijkvorming. Normering Onderwijsproces Goed
• • •
Aan acht van de negen aspecten is voldaan. Aan alle kernaspecten is voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd.
Voldoende
• • •
Aan zeven van de negen aspecten is voldaan. Aan alle kernaspecten is voldaan. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.
Onvoldoende
• •
Aan één of meer kernaspecten is niet voldaan. Aan drie tot acht van de aspecten is niet voldaan.
Slecht
•
Aan geen van de aspecten is voldaan.
Voor de beoordeling van de opbrengsten is gebruikgemaakt van onderstaande norm. Voor een oordeel voldoende moet ten minste aan één van de twee normen zijn voldaan.
Pagina 57 van 59
Normering opbrengsten Niveau
Jaarresultaat (%)
Diplomaresultaat (%)
1
60,7
45,1
2
56,5
45,2
3
65,3
67,3
4
64,2
67,3
Bij het gebied Examinering en diplomering zijn alle aspecten als kernaspect benoemd. Normering Examinering en diplomering Goed
• •
Aan alle drie de aspecten is voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd.
Voldoende
• •
Aan alle drie de aspecten is voldaan. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.
Onvoldoende
•
Aan één of twee aspecten is niet voldaan.
Slecht
•
Aan geen van de drie aspecten is voldaan.
Voor de normering van het gebied Kwaliteitsborging zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn 4.1 Sturing, 4.2 Beoordeling en 4.3 Verbetering en verankering. Normering Kwaliteitsborging Goed
• •
Aan alle aspecten is voldaan. De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd.
Voldoende
• •
Aan alle kernaspecten is voldaan. Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten voldaan, waaronder de essentiële onderdelen.
Onvoldoende
•
Aan twee of drie aspecten is niet voldaan.
Slecht
•
Aan alle vier de aspecten is niet voldaan.
Normering Naleving wettelijke vereisten: de instelling of opleiding voldoet niet aan de wettelijke bepalingen indien de inspectie vaststelt dat één van deze bepalingen niet wordt nageleefd. Bij sommige bepalingen vloeit de norm direct uit de wet voort. Voor enkele bepalingen zijn nadere operationaliseringen opgesteld (bijvoorbeeld onderwijstijd).
Pagina 58 van 59
Bijlage II Overzicht bc-id In deze bijlage is per onderzochte bc-id aangegeven welke opleidingen betrokken zijn bij het bepalen van de opbrengsten.
bc-id: 157
Niveau: 4
Crebo:
Opleiding:
10418
Mechanisch Operator C
10419
Procesoperator C
90240
Operator C
bc-id: 082
Niveau: 2 en 3
Crebo:
Opleiding:
92111
Monteur data/elektra
92113
Monteur gas/water/warmte
92122
Eerste monteur gas/water/warmte
bc-id: 076
Niveau: 2
Crebo:
Opleiding:
10428
Helpende
92640
Helpende Zorg & Welzijn
bc-id: 154
Niveau: 4
Crebo:
Opleiding:
93500
Onderwijsassistent
bc-id: 181
Niveau: 3 en 4
Crebo:
Opleiding:
10393
Zelfstandig Werkend Medewerker Reizen
94090
Verkoper reizen
94100
Manager verkoop reizen
Pagina 59 van 59