SPECIFIEK ONDERZOEK MBO Summa College crebo 91841 Chauffeur openbaar vervoer
Oktober 2013
Plaats: BRIN: Onderzoeksnummer: Kenmerk: Onderzoek uitgevoerd in: Conceptrapport verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
Eindhoven 25MB 239776 4180765-v3 April-juni 2013 25 juli 2013 3 oktober 2013
Inhoudsopgave 1 Inleiding ....................................................................................... 1 2 Conclusie en vervolgtoezicht ........................................................... 5 2.1 Conclusie ............................................................................ 5 2.2 Vervolgtoezicht .................................................................... 8 3 Bevindingen ................................................................................ 11 Bijlage: Zienswijze ........................................................................... 21
1 Inleiding De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft op 18 april, 14 mei en 26 juni een onderzoek uitgevoerd naar de opleiding Chauffeur openbaar vervoer, crebo 91841, die sinds 2005 door Summa College wordt verzorgd voor een vervoersbedrijf (hierna: het bedrijf). De deelnemers zijn ingeschreven bij het Summa College dat daarmee op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) verantwoordelijk is voor de opzet en uitvoering van deze mbo opleiding. In eerste instantie was de opleiding opgezet voor nieuwe chauffeurs die nog niet waren opgeleid voor chauffeur personenvervoer. Later in 2009 (cohort 2009 – 2010) zijn ook de “zittende” chauffeurs ingeschreven. Deze personen beschikken allemaal over het CCV diploma chauffeur personenvervoer en hebben de juiste aantekening op het rijbewijs om als buschauffeur te mogen rijden. De groep uit 2009 heeft begin 2011 de proeve van bekwaamheid gedaan. Het onderzoek naar de opleiding is uitgevoerd bij zowel het ROC van Twente als het ROC Eindhoven (nu Summa College), op twee bedrijfslocaties en op twee locaties van de onderwijsinstellingen. Het onderzoek spitste zich toe op de naleving van de wet- en regelgeving en op de kwaliteit van de opleiding. Het onderzoek bestrijkt de cohorten die gestart zijn vanaf september 2009. Dit betreft de cohorten waarin de zittende chauffeurs van het bedrijf1 ingeschreven werden. De aard en de doelstelling van het onderzoek Het onderzoek betreft een specifiek onderzoek in de zin van artikel 15 van de Wet op het Onderwijstoezicht. De doelstelling van het onderzoek is het beoordelen van de naleving van de wettelijke vereisten in de WEB2 en het vaststellen van de kwaliteit van het onderwijs van de voor het bedrijf aangeboden crebo-opleiding Chauffeur openbaar vervoer, crebo 91841 voor de cohorten gestart vanaf september 2009. De aanleiding voor dit onderzoek Het onderzoek naar de crebo-opleiding is uitgevoerd naar aanleiding van het quickscan-onderzoek naar maatwerktrajecten en uitbesteding dat door de inspectie eind 2011 bij ROC van Twente is uitgevoerd. In het vervolg daarop heeft 11 december 2012 bij ROC Eindhoven/Summa College een gesprek plaatsgevonden. Op 9 februari 2012 is het afgestemde verslag van het gesprek met het ROC van Twente over het maatwerktraject per brief aan het roc toegestuurd (kenmerk: H3236655) en op 7 januari 2013 per email naar ROC Eindhoven. Ten tweede is de sterke stijging van het aantal deelnemers bij de instellingen een aanleiding. Een derde aanleiding voor het onderzoek vormen vragen van de Belastingdienst over de inhoud en de duur van deze voor het bedrijf uitgevoerde opleiding. Dit onderzoek is door de inspectie verricht. De Belastingdienst is tijdens de dag van het onderzoek op de onderwijslocatie van het bedrijf als toehoorder aanwezig geweest. Dit in het kader van de informatieuitwisseling tussen de Belastingdienst en de inspectie van het 1
Zittende chauffeurs: chauffeurs, reeds in dienst van het bedrijf, met enkele tot veel jaren ervaring op de bus in het openbaar vervoer. 2 De Toezichtkaders BVE 2009 en 2012 zijn afgeleid van de WEB.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 1 van 26
onderwijs overeenkomstig het eind maart 2012 ondertekende convenant met de Belastingdienst3. Het onderzoek is per brief op 28 februari 2013 (kenmerk: HB 3499792) door de inspectie aangekondigd. Uitvoering van het onderzoek Het onderzoeksprogramma is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met het Summa College. Daarbij was het verkrijgen van een volledig inzicht in het programma en de uitvoering van de opleiding leidend. Het onderzoek naar de inhoudelijke kwaliteit van het onderwijs en de naleving van de voorschriften is uitgevoerd in Eindhoven op één van de onderwijslocaties van het bedrijf door vier inspecteurs van het onderwijs. Zowel vooraf als tijdens het onderzoek is het roc steeds bevraagd of de relevante gesprekspartners en documenten ons zijn aangeboden. Op alle onderwijslocaties van het bedrijf is het onderwijs op dezelfde wijze ingericht. Het programma en de uitvoering van het onderwijs is voor zowel het ROC van Twente als ROC Eindhoven/Summa College gelijkluidend opgezet en uitgevoerd door grotendeels dezelfde extern ingehuurde docenten. Aan de hand van het rooster op de diverse locaties is een relevante onderwijsactiviteit voor de onderwijsinspectie geselecteerd. Deze is ook representatief voor de andere vestigingen omdat overal hetzelfde programma wordt gevolgd. Dat is eveneens bij het ROC van Twente gebeurd. Daarmee zijn twee onderwijslocaties van het bedrijf bezocht door de inspectie. Tijdens de onderzoeksdagen zijn diverse lesactiviteiten bijgewoond. Bij het totale onderzoek zijn 3 inspecteurs van het onderwijs en 1 auditor/inspecteur van de afdeling Rekenschap van de inspectie betrokken. Hiermee is gewaarborgd dat er vanuit verschillende gezichtspunten naar de opleiding is gekeken. Tijdens de onderzoeksdagen is gesproken met een tiental deelnemers, docenten/coördinatoren van de onderwijsinstelling en het bedrijf en door de onderwijsinstelling ingehuurde docenten en examinatoren, instructeurs van het bedrijf, teamcoördinatoren van de onderwijsinstellingen en van het bedrijf op beide locaties, de teamcoördinator van het bedrijfsbureau en met de planner. Met het management is op een later moment in het onderzoek gesproken nadat wij een duidelijker beeld hadden verkregen van beide onderwijsinstellingen. Er heeft zowel op de onderwijslocatie als op kantoor documentenonderzoek plaatsgevonden. De documenten bestonden uit deelnemersdossiers, studiehandleidingen van de onderwijsinstelling en de studiehandleiding van het bedrijf, uitnodigingsbrieven van het bedrijf voor de modules, onderwijsmateriaal, evaluaties, bezoekverslagen, gespreksverslagen, roosters, deelnemerslijsten, aanwezigheidsregistraties, kwalificatiedossier, erkenningeneisen van het Kenniscentrum etc. Alle documenten zijn per cohort opgevraagd en verkregen. Daarbij zijn verantwoordelijken bevraagd over overeenkomsten en verschillen tussen de cohorten.
3
Convenant inzake de samenwerking tussen het Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap (ocw) en Het directoraat-generaal Belastingdienst van het Ministerie van financiën. Artikel 5 lid 2 van het convenant. http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/br Brochures_en_publicaties/convenant_met_het_ministerie_van_onderwijs,_cultuur_ &_wetenschap_(ocw)
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 2 van 26
Het onderzoek in de deelnemersdossiers heeft op locaties Almelo, Hengelo (ROC van Twente) en Eindhoven (Summa College) plaatsgevonden. Daarvan is een aantal dossiers meegenomen. Daarnaast was reeds een aantal dossiers in ons bezit die tijdens de onderzoeken waren verkregen. Naar aanleiding van het gesprek met college van bestuur op 24 juni 2013 is de afspraak gemaakt dat het Summa College tot 10 juli 2013 extra gelegenheid zou krijgen aanvullende onderbouwing over de uitvoering van de opleiding bij de inspectie aan te leveren. Summa College heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 10 juli 2013 (met kenmerk CvB-2013—153-wiao-kown-losk (9.1.3)). De inspectie heeft kennis genomen van de toegezonden informatie en deze betrokken bij haar onderzoek. Vervolgens heeft de onderwijsinstelling nogmaals in de reactie op het concept rapport nieuwe informatie opgestuurd waaronder 9 verklaringen van een viertal rayonkantoren, van personeel van het bedrijf, van de onderwijsinstelling en de ingehuurde trainers. Al dat materiaal is wederom betrokken bij het opstellen van het definitieve rapport. Daarnaast heeft twee maal expliciet overleg plaats gevonden naar aanleiding van het concept rapport waarbij de onderwijsinstelling opnieuw in de gelegenheid is gesteld om aanvullende informatie/onderbouwing aan te leveren. Ook dat is meegewogen in het oordeel bij het definitieve rapport. De onderwijsinstelling en het bedrijf hebben aangegeven dat de voortgang en begeleidingsinformatie van deze crebo opleiding in het personeelsdossier is opgeslagen. De inspectie heeft geen inzage gehad in de personeelsdossiers van het bedrijf. Een aanbod van de inspectie om deze dossiers in het kader van de opleiding in te zien en mee te wegen in het onderzoek werd door het bedrijf en het roc afgewezen. Het is aan de instelling, en voor zover de instelling dat wenst via de instelling aan het bedrijf, om onderbouwd in te brengen waarom de door de Inspectie vastgestelde feiten anders zouden liggen. De volgende opleiding is onderzocht: crebo 91841 Chauffeur openbaar vervoer. Het onderzoek richt zich op de cohorten die gestart zijn vanaf september 2009. De cohorten van vóór 2012 zijn onderzocht op basis van de leerling dossiers, informatie over de programma’s, overeenkomsten tussen de onderwijsinstellingen en het bedrijf en de gesprekken met de gesprekspartners van het bedrijf en de onderwijsinstelling. De resultaten van het onderzoek leiden tot het bepalen van het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 2 leest u de conclusies. De bevindingen van het onderzoek van de opleidingen vindt u in hoofdstuk 3.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 3 van 26
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 4 van 26
2 Conclusie en vervolgtoezicht In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek en wat het vervolgtoezicht is. 2.1
Conclusie
Algemene conclusie De inspectie stelt op basis van haar onderzoek vast dat de uitvoering en de beoordeling van de bpv door de onderwijsinstelling en het bedrijf volstrekt ontoereikend is en dat deze niet voldoet aan de vereisten van de WEB. De instelling en het bedrijf zijn er niet in geslaagd aan te tonen dat er dagelijkse begeleiding van de deelnemers in het kader van de crebo opleiding heeft plaats gevonden. Geconstateerd is dat voor het leren in de praktijk geen leerdoelen en leeractiviteiten zijn geformuleerd en dat de voortgang en de eindbeoordeling daarvan niet is gevolgd en vastgelegd door de praktijkopleider van het bedrijf en de instelling. Evenmin heeft er onderricht in de praktijk plaats gevonden door de praktijkopleider van het bedrijf. De onderwijsinstelling is hiermee tekort geschoten in de uitvoering en beoordeling van de bpv en heeft hiermee niet voldaan aan de verplichtingen die de WEB stelt om het onderwijs in de praktijk aan te laten sluiten op het kwalificatiedossier en de waarde van het diploma in het maatschappelijk verkeer te waarborgen. De inspectie concludeert verder dat ook het onderwijsproces en de examinering op een aantal essentiële punten niet aan de eisen voldeed. Zo sluit de inhoud van het programma van de opleiding niet aan op het kwalificatiedossier. Dit laat onverlet dat een aantal (met name de vakspecifieke) modules door veel chauffeurs positief werden gewaardeerd. Deelconclusies Elke deelnemer die door het bedrijf wordt voorgedragen voor de opleiding wordt door Summa College ingeschreven. Summa College hanteert geen procedure aan de hand waarvan de startsituatie van de student, voor zover relevant voor de opleiding, systematisch, betrouwbaar, compleet en overdraagbaar in beeld gebracht wordt. De deelnemers werken vaak al jaren, niet zelden al decennia, als buschauffeur in het openbaar vervoer. Zij behoren daarvoor in het bezit te zijn van het chauffeursdiploma en een aantekening op het rijbewijs. Er is niet zorgvuldig nagegaan of de opleiding passend is voor de wensen, het ervaringsniveau en de mogelijkheden van de individuele deelnemer op grond waarvan bijvoorbeeld vrijstellingen voor (een deel van) het programma gegeven hadden kunnen worden door de examencommissie. Wel is het roc nagegaan of de deelnemer niet al in het bezit was van een diploma van de betreffende opleiding. De opleiding kent volgens de opleidinggids tien opleidingsdagen (inclusief praktijkdag) met op zichzelf staande modules. In 2009 bestond de opleiding uit 8 opleidingsdagen. De inhoudelijke verbinding naar het kwalificatiedossier wordt in het opleidingsmateriaal dat de deelnemers
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 5 van 26
tijdens de modules gebruiken, niet gelegd. Het is niet bij alle modules duidelijk wat de relatie met het kwalificatiedossier is. Het programma wordt in de studiehandleiding alleen door middel van een kruistabel aan het kwalificatiedossier gekoppeld. De inhoud van de modules is niet direct te koppelen aan de inhoud van de kerntaken en werkprocessen van het kwalificatiedossier. Er wordt daarnaast ook onvoldoende invulling gegeven aan Nederlands en rekenen met één module van 8 uur inclusief toetsing voor beide vakken. Dat geldt ook voor de Moderne Vreemde Talen. Het instellingsdeel van de in instellingstijd verzorgde onderwijstijd (IIVO) blijft in alle jaargangen onder de branchecode van 120 uur per jaar. Ook zijn enkele docenten (voornamelijk ingehuurd) niet benoemd op grond van artikel 4.2.1. van de WEB, of zijn tewerkgesteld zonder een benoeming op grond van artikel 4.2.4. van de WEB. Een bbl-opleiding krijgt voor een belangrijk deel (op grond van artikel 7.2.2. tweede lid onder b van de WEB 60% of meer) vorm in de praktijk. Tijdens de praktijkperiode staat het onderricht in de praktijk van het beroep centraal. De deelnemer is en blijft deelnemer aan de instelling waar het onderwijs wordt gevolgd. Er kan naast de deelnemerstatus afhankelijk van de omvang en de overeenkomst ook sprake zijn van een werknemerstatus en een arbeidsovereenkomst.4 Volgens de memorie van toelichting van de WEB dient onder beroepspraktijkvorming bij het leerbedrijf verstaan te worden dat het praktijkleren met behulp van leerdoelen en leeractiviteiten expliciet is vastgelegd, dat dat leerproces begeleid wordt en dat het leerbedrijf bijdraagt aan de beoordeling door het bevoegd gezag of de deelnemer de overeengekomen kwalificaties die in de praktijk zouden worden geleerd ook daadwerkelijk heeft gehaald. In en/of naast de werktijd is aparte aandacht voor de leerprocessen binnen de opleiding noodzakelijk. Werktijd op zich is daarmee niet hetzelfde als leertijd in het kader van de crebo opleiding. Geconstateerd is dat het bedrijf de deelnemers niet zichtbaar en regelmatig begeleidt en beoordeelt in het kader van de opleiding zodat de voortgang ook niet kan worden vastgesteld en er geen leerpunten worden afgesproken. Het Summa College geeft aan de begeleiding en beoordeling van de individuele deelnemer tijdens de bpv ook geen inhoud. Op basis van de onderwijs- en praktijkovereenkomst tussen een deelnemer, de onderwijsinstelling en het bedrijf wordt in het bedrijf en in de onderwijsinstelling door de deelnemer normaliter gewerkt aan het ontwikkelen van de in het kwalificatiedossier aangegeven competenties (die individueel beoordeeld worden) en het verstrekken van een diploma dat ook alleen aan een individu kan worden uitgereikt. Over de in de studiehandleiding aangegeven onderdelen van de opleiding vindt geen onderricht in de praktijk plaats en ook geen beoordeling daarvan. Er wordt alleen gesproken over het examenonderdeel Proeve van Bekwaamheid. Het criteriumgericht interview wordt in het examenplan in het geheel niet genoemd. De inspectie heeft feitelijk geen uitvoering van de beroepspraktijkvorming in het kader van deze opleiding bij het leerbedrijf geconstateerd. In de praktijk is er geen verschil tussen werknemers met of 4
Zie memorie van toelichting WEB paragraaf 8.5 beroepspraktijkvorming (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 778, nr. 3). Zie eveneens artikel 7.2.7 lid 4 van de WEB, waarin de verantwoordelijkheid van de instelling voor de onderwijs- en vormingsdoelen tijdens het gehele onderwijsprogramma, dus ook in de bpv, is geregeld.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 6 van 26
zonder deelname aan de crebo-opleiding. Hiermee handelt het Summa College in strijd met artikel 7.2.8 eerste en derde lid en artikel 7.2.7 eerste en vierde lid en artikel 7.2.2. tweede lid onder b van de WEB. In de examendossiers hebben we in de cohorten tot 2012-2013 geen eindoordeel aangetroffen over de beroepspraktijkvorming. Ook het examenplan 2e en 3e tranche geeft geen nadere informatie over de wijze van beoordelen van de beroepspraktijkvorming en de voorwaarde tot diplomering. De enige voorwaarde is dat administratief de praktijk- en Leer en Burgerschapopdrachten moeten zijn ingeleverd, dat de modules moeten zijn afgerond (evenals Rekenen en Nederlands) en dat portfolio’s met zelfbeoordelingen en overige beoordelingsformulieren (praktijkdag, criterium gericht interview, zelfreflectie) compleet ingeleverd moeten zijn. Alleen voor Engelse taal is een voldoende van 5,5 vereist. Ook de zak- en slaagregeling spreekt niet over de beoordeling van de beroepspraktijkvorming. De diplomering heeft daarmee niet overeenkomstig artikel 7.4.3 eerste lid jo 7.2.8 derde lid van de WEB plaatsgevonden.5 De examinering en diplomering voldoen daarmee evenmin aan de eisen die gesteld worden in de ministeriële regeling Standaarden examenkwaliteit mbo 2012. Voor het cohort 2012 – 2013 is nog niet gediplomeerd en is volgens het roc een herstelplan gestart. Pas later na heronderzoek kan geconstateerd worden of alsnog wordt voldaan aan de gestelde eisen. We hebben in ons onderzoek geconstateerd dat de opleiding sinds 2009 op de punten waarop de inspectie ernstige tekortkomingen constateert, niet essentieel is gewijzigd. De veranderingen waren merendeels van administratieve aard en bestonden daarnaast uit het toevoegen van enkele modules waardoor de contacturen toenamen met 20 uren van 92 naar 112 aldus de studiehandleiding. In werkelijkheid werden in alle cohorten minder uren uitgevoerd omdat een deel van de uren facultatief is De conclusies worden nader toegelicht in hoofdstuk 3.
5
Per 1 januari 2012 is artikel 7.4.3 van de WEB gewijzigd. Dit betekent dat voor de deelnemers die per 1 oktober 2012 zijn ingeschreven, het gewijzigde artikel geldt. Daar waar in dit rapport artikel 7.4.3, eerste lid, van de WEB staat, wordt voor wat betreft de deelnemers die per 1 oktober 2012 zijn ingeschreven, artikel 7.4.3 van de WEB bedoeld.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 7 van 26
2.2
Vervolgtoezicht
Er wordt niet voldaan aan de wettelijke eisen en aan de eisen voor examinering en kwaliteit. Bij Summa College zal 3 maanden na de datum verzenden van de waarschuwing wettelijke vereisten en een jaar na datum verzenden waarschuwing licentie examinering vervolgtoezicht plaatsvinden naar de wettelijke vereisten en de kwaliteit en de examinering van de opleiding 91841 Chauffeur openbaar vervoer. Dit onderzoek naar kwalteitsverbetering kan ook worden uitgevoerd bij andere bedrijven en/of op andere locaties, waar deze opleiding door de instelling wordt verzorgd.
Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Niet naleven wet- en regelgeving
Aangepast toezicht vanwege niet naleving wettelijke vereisten WEB: 7.2.8. eerste lid jo 7.2.8.derde lid jo 7.2.7. eerste en vierde lid van de WEB (begeleiding tijdens de bpv voldoet niet aan de wet); 7.2.7. eerste en vierde lid van de WEB(verantwoordelijkheid bevoegd gezag inrichting opleiding niet conform de wet); 7.4.3. eerste lid jo 7.2.8. derde lid jo 7.2.2. tweede lid onder b van de WEB (eindoordeel bpv niet gegeven).
Aangepast toezicht vanwege niet naleving wettelijke vereisten WEB (voor enkele ingezette docenten): 4.2.1. jo 4.2.4. van de WEB, Titel 2 van Hoofdstuk 4 van de WEB (geen bevoegde docent dan wel docent met een geschiktheids-verklaring)
Niet naleven wet- en regelgeving
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
De inspectie meldt het oordeel aan de minister De instelling ontvangt een waarschuwing o.g.v. art 6.1.5. tweede lid jo 6.1.4. eerste lid onder b van de WEB Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn van 3 maanden na de datum van verzending van de waarschuwing volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. De instelling herstelt de tekortkoming. Na 1 jaar onderzoekt de inspectie het herstel.
pagina 8 van 26
Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit van de examinering is onvoldoende
Aangepast toezicht vanwege onvoldoende examenkwaliteit
Kwaliteit onderwijsproces is onvoldoende (bpv, kernaspect 1.9, is onvoldoende)
Aangepast toezicht vanwege zwak onderwijs
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
De inspectie meldt het oordeel aan de minister. De instelling ontvangt een waarschuwing o.g.v. 6.1.5b eerste en tweede lid van de WEB. Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn van 1 jaar na de datum van verzending van de waarschuwing volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. De instelling herstelt de tekortkoming. Na 1 jaar onderzoekt de inspectie het herstel.
pagina 9 van 26
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 10 van 26
3 Bevindingen In dit hoofdstuk geven we een nadere onderbouwing van de conclusie. Organisatie van de uitvoering van de opleiding De opleiding Chauffeur openbaar vervoer (crebo 91841) wordt sinds 2008 onder verantwoordelijkheid van Summa College uitgevoerd voor het bedrijf. Daarvoor is een overeenkomst tussen beide partijen gesloten. Het programma en de organisatie van de opleiding wordt in nauw overleg met het bedrijf vormgegeven. In eerste instantie was de opleiding opgezet voor nieuwe chauffeurs die nog niet waren opgeleid voor chauffeur personen vervoer. Vanaf cohort 2009 - 2010 zijn ook de “zittende” chauffeurs ingeschreven. Deze personen beschikken allemaal over het diploma chauffeur personenvervoer van het ccv en hebben de juiste aantekening op het rijbewijs, anders mogen zij namelijk niet als buschauffeur werken. Het onderwijs wordt verzorgd op diverse vestigingen van het bedrijf. Het programma bestaat voor het huidige cohort uit tien onderwijsmodules op 10 verschillende dagen. Bij de start van deze opleiding werden minder modules verzorgd. In 2009 waren dat 8 dagen. De deelnemer wordt door het bedrijf ingepland per onderwijsmodule en daarover per brief geïnformeerd. Het onderwijs wordt bij de meeste modules verzorgd door docenten die extern worden ingehuurd door Summa College. De praktijkdag wordt verzorgd door ROC van Twente. Voor de examinering wordt gewerkt met een proeve van bekwaamheid. De examinering van de proeve van bekwaamheid geschiedt door assessoren van het roc binnen het werkgebied van de vestiging waar de chauffeur aan verbonden is tijdens een reguliere dienst (busrit) van de deelnemer. Examinering vindt plaats tijdens het werk. Uit het verslag Instructeursoverleg van 22 april 2011 blijkt dat er geen tijd is om een nagesprek te voeren. Op verzoek van het ROC van Twente heeft het Summa College vanaf 1 juli 2010 de inschrijving, de registratie en de diplomering verzorgd van een deel van de onderwijsdeelnemers van het bedrijf, waarvan het onderwijs wel door het ROC van Twente werd verzorgd, dit teneinde de risico’s van voorfinanciering van deze trajecten te spreiden. Het aantal deelnemers dat vanuit het bedrijf per 1 oktober stond ingeschreven bij het Summa College staat vermeld in onderstaande tabel. Eveneens het aantal verstrekte diploma’s per 1 oktober. Aantal deelnemers vanuit het bedrijf ingeschreven bij Summa College6 per 1 oktober Aantal deelnemers Aantal diploma’s
2009 309 -
2010 1783 200
2011 1361
2012 40 360
We hebben in ons onderzoek geconstateerd dat de opleiding sinds 2009 op de punten waarop de inspectie ernstige tekortkomingen constateert, niet 6
Gegevens zijn op 14 mei 2013 overhandigd aan de inspecteurs en ook per mail van 17 mei 2013 aan de inspectie door het Summa College aangeleverd. De deelnemers werden tot het schooljaar 2012 door het roc ingeschreven op crebo 91840.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 11 van 26
essentieel is gewijzigd. Deze conclusie is gebaseerd op de studiehandleidingen, de deelnemersdossiers en de toelichting door de deelnemers (voor het cohort 2012 – 2013) en de opleidingsfunctionarissen van het roc. Onderwijs- en praktijkovereenkomsten De onderwijs- en praktijkovereenkomst zijn in alle deelnemersdossiers, die steekproefsgewijs zijn gelicht, aangetroffen. De overeenkomsten zijn in alle gevallen door de relevante betrokken partijen ondertekend en zijn daarmee rechtsgeldig ten aanzien van de rechten en de plichten die de contractanten op grond van de overeenkomst overeengekomen.7 In de onderwijsovereenkomsten is aangegeven dat de deelnemers starten in een crebo erkende opleiding en dat deze wordt verzorgd in de beroepsbegeleidende leerweg. Het onderwijs moet daarom voldoen aan de wettelijke eisen die gelden voor beroepsopleidingen zoals voorgeschreven in de WEB. Een crebocode kan alleen worden gebruikt in het maatschappelijke verkeer als de inhoud daadwerkelijk overeenkomt met het geregistreerde crebonummer (zie artikel 7.1.2. eerste lid van de WEB). Het centraal register beroepsopleidingen is een door de minister formeel vastgesteld register waarin de opleidingen van de instellingen zijn opgenomen (zie artikel 6.4.1. van de WEB). De onderwijsovereenkomsten kennen geen einddatum. Daarmee is de opleidingsduur niet vastgelegd. Dit is in strijd met artikel 8.1.3b van de WEB. We constateren op basis van de praktijkovereenkomsten dat de looptijd van de opleidingen ongelijk zijn. Voor de deelnemers die gestart zijn op 1 juli 2010 is de contractduur circa 14 maanden. Tijdens het onderzoek werd door het roc verklaard dat er in de maanden juli en augustus geen onderwijs werd verzorgd. Dit werd bevestigd door de aanwezigheidsregistraties. De overige onderwijsovereenkomsten kennen een looptijd van circa één jaar. De studiebelastingsuren (sbu) zijn daar echter niet op aangepast en staan standaard op 3200 sbu, hetgeen overeenkomt met een 2-jarige opleiding. Er zijn geen verklaringen van vrijstellingen of verkorte opleidingsduur aanwezig op grond waarvan een verkort traject kan worden aangeboden. Er is standaard afgesproken dat iedereen die al vanwege andere wetgeving voldoet aan de beroepsvereisten een opleiding van één jaar krijgt aangeboden. Deze eisen zijn het beschikken over rijbewijs D en over het vakbekwaamheidscertificaat bij het CCV. Daarnaast wordt gezien de overeenkomst tussen Summa College en het bedrijf standaard voor alle deelnemers vrijstelling verleend voor de module Openbaar Vervoer en de module lijndienstverkenning. Intake en plaatsing Vanaf 2009 worden alleen nog zittende chauffeurs (al werkend voor het bedrijf) ingeschreven voor de opleiding. De toelatingsprocedure van het roc is dat het bedrijf elektronisch een overzicht van (potentiële) deelnemers aanlevert bij het Summa College. Vervolgens worden door de deelnemers de onderwijsovereenkomst en de praktijkovereenkomst ondertekend en voorzien van een legitimatiebewijs aangeleverd bij het roc. Dit geschiedt veelal tijdens de voorlichtingsdagen (Kick-off). Daarmee wordt de inschrijving afgesloten en kan de deelnemer starten met de
7
Zie WEB artikel 7.2.8 en artikel 7.2.9 en artikel 8.1.3
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 12 van 26
opleiding.8 Deze procedure werd bevestigd door de deelnemers die de inspectie gesproken heeft. Enkelen van hen werkten al decennia als buschauffeur. Ook voor hen gold dat ze in het standaardprogramma ingeschreven werden bij het Summa College. Voor deelnemers met een reeds afgesloten mbo-diploma of hbo-diploma was geen sprake van vrijstellingen of niet toelating tot de opleiding. Dit betrof in het cohort 2012 – 2013 28% van de deelnemers bij Twente en 17% bij Eindhoven/Summa. Daarmee behoren de groepen deelnemers zoals hiervoor benoemd niet tot de doelgroep van een niveau-2 opleiding, dat zijn immers beginnend beroepsbeoefenaren. Er wordt niet doelmatig met publieke gelden omgegaan als deelnemers ongeacht hun beginniveau en werkervaring worden geplaatst op een niveau 2 opleiding en allemaal op dezelfde manier de opleiding doorlopen. Het roc stelt de startsituatie van de potentiële deelnemers niet vast en daardoor wordt niet bepaald of de inschrijving voor het (volledige) opleidingsprogramma noodzakelijk en passend is of dat vrijstellingen zouden kunnen worden verleend. Dit staat los van de intentie van het bedrijf en het roc om de deelnemers zonder een startkwalificatie alsnog een mbo-diploma op niveau 2 te laten halen. Onderwijsprogramma Het onderwijsprogramma is modulair opgebouwd. In tien modules van elk één dag krijgen de chauffeurs groepsgewijs les en oefeningen. Volgens de Studiehandleiding Chauffeur personenvervoer-chauffeur openbaar vervoer, zittend personeel van het bedrijf, cohort 2009-2010 (eerste tranche), bestond de opleiding uit 6 modules van ieder 1 dag. De programmaduur komt op totaal 74 uur vanwege 24 uur Engels en 2 uur Proeve van Bekwaamheid. De modules zijn: Excellente dienstverlening alles voor de reiziger; Omgaan met klanten in lastige situaties; Levensreddend handelen; Toegankelijkheid; Het nieuwe rijden; Een praktijkdag specifiek voor chauffeur openbaar vervoer/ Criterium gericht interview. In de Studiehandleiding Chauffeur personenvervoer-chauffeur openbaar vervoer, zittend personeel van het bedrijf, cohort 2010-2011 (tweede tranche) zijn daar de volgende modules aan toegevoegd, waarmee het programma op 92 klokuren komt: Kick off dag; Nederlands/ rekenen; Massaal vitaal. In de Studiehandleiding Chauffeur personenvervoer-chauffeur openbaar vervoer, zittend personeel van het bedrijf, cohort 2012-2013 (derde tranche) komt het geprogrammeerde aantal onderwijsuren uit op 112 uur. Hiervoor zijn meer uren Engels geregeld, is de module schadepreventie ingezet en worden op de prakijkdag de praktijkopdrachten en de opdrachten en leer- loopbaan en burgerschap gemaakt. Voorts worden mentorgesprekken aan het programma toegevoegd. 8
Zie beschrijving inschrijvingsprocedure in de studiehandleidingen 2009 t/m 2012 voor Chauffeur openbaar vervoer het bedrijf (crebo 91841) en verslag van Gesprek met het ROC van Twente in het kader van de quick scan “maatwerktrajecten”, per brief (kenmerk: H3236655/27YU) verzonden op 9 februari 2012
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 13 van 26
De inplanning van die modules verzorgt het bedrijf; de chauffeur moet uitgeroosterd worden van de dienstregeling om aan de module te kunnen deelnemen. De uitzondering hierop vormt de proeve van bekwaamheid, deze wordt verricht/afgenomen tijdens een reguliere lijndienst. De aanwezigheid tijdens de modules wordt door middel van een handtekening op een presentielijst vastgelegd. Deze registratie is tevens van belang voor de code 95 registratie op het rijbewijs en kan door het ccv gecontroleerd worden. Gebleken is dat bij een deel van de deelnemers de opleiding een behoorlijke tijd is vertraagd omdat de deelnemers niet werden opgeroepen door het bedrijf voor de modules. De deelnemers hebben vervolgens zelf aan de bel getrokken, omdat ze zich zorgen maakten over de aantekening (code 95) op hun rijbewijs. De verschillende modules worden in de studiehandleiding door middel van een kruistabel aan het kwalificatiedossier gekoppeld. Het opleidingsmateriaal dat de deelnemers per module ontvangen heeft geen verbinding met het kwalificatiedossier. Voor de deelnemers die we hebben gesproken stond elke module op zichzelf; zij konden geen relatie leggen met het gehele mbo programma, noch met het kwalificatiedossier. De inhoud van de modules is niet direct te koppelen aan de inhoud van de kerntaken en werkprocessen. Zo blijken bij de praktijkdag alle competenties te worden aangekruist, terwijl er op de praktijkdag in de bus slechts naar de zithouding wordt gekeken en instructie wordt gegeven om gezond te rijden en rugklachten te voorkomen. Verder is er ’s middags onderwijs over de aangepaste verkeersregels. Geen van deze onderdelen wordt geëxamineerd. Daarnaast maken de deelnemers op dezelfde dag de praktijkopdrachten en de opdracht voor Leren Loopbaan en Burgerschap. Geen van deze leeractiviteiten wordt individueel getoetst. Vijf modules zijn gecertificeerd door het CCV in het kader van de wettelijk verplichte 35 uur nascholing voor de per september 2009 geldende Europese richtlijn code 95 voor de vakbekwaamheid van chauffeurs.9 De voorwaarde voor aantekening op het rijbewijs is deelname aan een module en de registratie daarvan. Iedere chauffeur dient iedere 5 jaar deze nascholing te volgen om een aantekening op het rijbewijs te krijgen en het beroep uit te oefenen. We hebben geconstateerd dat tijdens de uitvoering van het onderwijsprogramma, met uitzondering van Nederlands, rekenen en Engels, de aanwezigheid en het meedoen tijdens de module voldoende is. De modules worden niet afgesloten met een theoretische of praktische toets. We constateren dat deze voorwaarde dezelfde is die CCV hanteert voor de nascholing in het kader van de code 95. Er worden geen afspraken gemaakt over wat een chauffeur in de beroepspraktijkvorming zou moeten doen als verdere leeractiviteit in de beroepspraktijkvorming. Nederlands en rekenen worden op één dag verzorgd en afgesloten met een toets om het niveau te bepalen. Bij onvoldoende niveau is er voor de deelnemer in de laatste jaren de facultatieve optie om elektronisch door 9
Zie CBR/CCV website voor de lijst met gecertificeerde nascholingscursussen van het Summa College. http://www.cbr.nl/10511.pp
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 14 van 26
oefenmateriaal het niveau te verhogen. Hiervan werd overigens geen gebruik gemaakt. Hiermee stuurt het roc onvoldoende op het verhogen of onderhouden van de beheersingsniveaus van Nederlands en Rekenen. Voor Engels staat in de opleidingsgids 32 uur gepland. De praktijk is dat alle deelnemers 8 uur Engels en een niveautoets krijgen en dat ook hiervoor geldt dat vervolgens de faculatieve mogelijkheid bestaat nog eens 24 uur Engels te krijgen bij ontoereikend niveau. Ook hiervan wordt geen of nauwelijks gebruik gemaakt. Daarmee kunnen deze 24 uren niet tot de begeleide onderwijstijd worden gerekend. De inspectie concludeert daarmee dat het onderwijsprogramma uit maximaal circa 88 uur bestaat. Alhoewel dit geen wettelijke vereiste is, blijft de in instellingstijd verzorgde onderwijstijd (IIVO) in alle cohorten onder de branchecode van 120 uur per jaar die Summa College ook zegt te onderschrijven. Eén van de modules is de zogenoemde praktijkdag. Deze praktijkdag vormt geen onderdeel van de bpv. Het onderzoek van de inspectie op de onderwijslocatie vond plaats tijdens de praktijkdag in Alkmaar. Tijdens de praktijkdag worden de praktijkopdrachten gemaakt. Summa College laat de opdrachten (acht korte opdrachten die betrekking hebben op situaties tijdens het rijden op de bus) op papier maken. De gemaakte en/of beoordeelde praktijkopdrachten maakten geen deel uit van de deelnemersdossiers. Tijdens het onderzoek hebben we inzicht gekregen in het systeem, de wijze waarop de opdrachten werden gemaakt en feedback werd gegeven. Uitsluitend in die gevallen waarin de deelnemer overduidelijk de opdracht niet serieus of niet had uitgevoerd, volgde feedback waarin de deelnemer gevraagd werd de opdracht opnieuw te maken. In alle andere gevallen gold: elke uitwerking, vaak maar een paar regels en meestal inhoudelijk nauwelijks reflecterend, was goed. Er bestond verder tijdens de bpv geen contact tussen deze bpv-docent van het roc en de deelnemers. Voorts stond tijdens de praktijkdag een half uur rijden op de bus gepland waarbij gezond en comfortabel rijden werd geïnstrueerd door de docenten van het roc. Tijdens datzelfde half uur werd bij een andere deelnemer een criterium gericht interview afgenomen dat onderdeel is van het examen. Het roc had voor deze oplossing gekozen omdat een belangrijk deel van de kerntaken tijdens de proeve van bekwaamheid niet kon worden getoetst. Eveneens werden tijdens dit half uur de onderdelen voor Nederlands spreken en gesprekken voeren geëxamineerd. De kwaliteit van dat interview en de omstandigheden waaronder het werd afgenomen, voldeden niet aan de eisen die gesteld mogen worden aan een adequate examenomgeving. Enkele docenten (voornamelijk ingehuurd) zijn niet benoemd op grond van artikel 4.2.1.van de WEB, of zijn tewerkgesteld zonder een benoeming op grond van artikel 4.2.4. van de WEB, nu er geen geschiktheidsverklaring is afgegeven door het bevoegd gezag. De administratieve verantwoording hierover is al bijna twee jaar niet op orde. De instelling voldoet hiermee niet aan titel 2 van Hoofdstuk 4 van de WEB. Beroepspraktijkvorming Tijdens het onderzoek van de beroepspraktijkvorming troffen we het volgende aan:
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 15 van 26
a) Tijdens de kick-off wordt door het Summa College een presentatie van de opleiding gegeven. De inspectie constateert dat de uitvoering, begeleiding en beoordeling van bpv geen onderdeel uitmaakt van die presentatie. b) De praktijkopdrachten worden tijdens de zogenoemde praktijkdag – één van de opleidingsdagen – gemaakt en achteraf elektronisch door de bpv-docent van Summa College van commentaar voorzien. De praktijkopleider van het bedrijf is bij deze beoordeling in het geheel niet betrokken. De inhoud van de opdrachten beoordeelt de inspectie als onvoldoende passend voor deze kwalificerende beroepsopleiding. Tijdens hun werk, zo verklaarden de deelnemers, waren zij niet bezig met opdrachten voor de opleiding. Ook bleek uit de gesprekken met andere betrokkenen en uit de studentdossiers dat er in de praktijk geen sprake was van gerichte leerdoelen en leeractiviteiten in het kader van de opleiding. Zoals bovenstaand al werd geconstateerd beperkt het commentaar zich uitsluitend tot die gevallen waarin de deelnemer overduidelijk de opdracht niet serieus of niet had uitgevoerd. In de overige gevallen waren het korte algemene opmerkingen die niet als feedback op het leren in de praktijk kunnen worden beschouwd. Ook heeft de wijze waarop opdrachten worden gemaakt niet tot gevolg dat er extra onderwijsactiviteiten voor de deelnemer worden ontplooid. In alle gevallen is het invullen en inleveren van de opdracht genoeg. Hieruit concludeert de inspectie dat de praktijkopdrachten niet in de praktijk worden uitgevoerd en niet worden beoordeeld door de praktijkopleider van het bedrijf. Daarmee vormen ze geen onderdeel van de bpv. De inspectie heeft voorts op geen enkele wijze bpv-opdrachten aangetroffen die tijdens werktijd (de voor de bpv bestemde tijd) uitgevoerd moesten worden. Op basis van de onderwijs- en praktijkovereenkomst die tussen een individuele deelnemer en de onderwijsinstelling en het bedrijf wordt afgesloten mag verwacht worden dat gewerkt wordt aan het ontwikkelen van de in het kwalificatiedossier aangegeven competenties als basis voor de beoordeling ten behoeve van het verstrekken van een individueel diploma. Over de in de studiehandleiding aangegeven aspecten uit de opleiding vindt geen onderricht in de praktijk plaats en ook geen beoordeling daarvan. Er wordt in het examenplan alleen gesproken over het examenonderdeel de Proeve van Bekwaamheid, en het vereiste van een voldoende voor Engels. In het plan wordt niet gesproken over de voorwaarde van een voldoende voor de bpv. c) De incidenteel aangetroffen zelfevaluaties van deelnemers zijn tijdens de praktijkdag ingevuld en in geen van de onderzochte gevallen heeft de zelfevaluatie zichtbaar tot leervragen voor en/of een vervolg in de praktijk geleid. d) De in de praktijkovereenkomst genoemde praktijkopleider is voor alle deelnemers dezelfde persoon en was niet zelf in de beroepspraktijk van de chauffeur actief. Deze functionaris vervult een coördinerende rol tussen het bedrijf en het Summa College. Het bedrijf heeft de begeleiding belegd op vestigingsniveau. De deelnemers gaven aan dat de begeleiding door het bedrijf (assistent- vestigingsmanager en mentor), nadat ze waren ingeschreven voor de mbo-opleiding, niet anders was dan de reguliere vraaggestuurde ondersteuning tijdens hun reguliere werk, die ook voor chauffeurs geldt die niet de mboopleiding volgen. Het feit dat alle relevante informatie met betrekking tot hun functioneren alleen in hun personeelsdossier werd en wordt
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 16 van 26
opgeslagen waartoe de bpv-docent van het roc geen toegang heeft, bevestigt dit.10 Van een bpv-begeleider in het kader van hun mboopleiding waren ze zich echter niet bewust. Ook was er geen contact tussen de deelnemer en de bpv-docent van het roc. De deelnemers kregen geen specifieke leerdoelen en leeractiviteiten met een daarbij passende beoordeling in het kader van de opleiding (zie ook punt e). Ook in de andere gesprekken en uit de dossiers die de inspectie heeft bestudeerd, is er geen enkele duiding van bpv geweest. Zo ook zijn de formulieren leerwerkafspraken/verbeterpunten niet ingevuld. De formulieren zitten ‘leeg’ in het dossier van de deelnemer. Van een specifieke bpv-begeleiding op het bedrijf door de praktijkopleider in het kader van de mbo-opleiding was derhalve geen sprake. e) Het bedrijf verklaart met betrekking tot de bpv dat ‘de bpv in feite voor het grootste gedeelte uit het daadwerkelijk rijden op de bus bestaat. Op deze wijze biedt het bedrijf de deelnemer de mogelijkheid om een deel van de eindtermen en/of werkprocessen te ontwikkelen. De leermomenten worden besproken en behandeld tijdens de contacturen met het ROC. Ook worden daar de praktijkopdrachten behandeld.’11 De inspectie constateert dat er tijdens de bpv zelf geen specifieke leerdoelen en leeractiviteiten met een daarbij passende begeleiding en beoordeling door het leerbedrijf of het roc worden georganiseerd en evenmin hebben plaatsgevonden. Er is geen sprake geweest van onderricht in de prakijk met betrokkenheid van de praktijkopleider. De praktijkopdrachten worden immers, zo constateerde de inspectie tijdens het onderzoek, alleen tijdens de praktijkdag gemaakt. Het is overigens niet duidelijk welke eindtermen en/of werkprocessen deze ervaren chauffeurs nog moeten leren. f) Uit de toegestuurde notitie van ROC van Twente ‘BPV in de kwalificatie Chauffeur Openbaar Vervoer’ bij het bedrijf wordt melding gemaakt dat ‘de assistent vestigingsmanager erop toe ziet dat deelnemers het opleidingsboek doorlopen’. Uit de bijlage van het document blijkt echter dat dit opleidingsboek nog in ontwikkeling is. Tijdens het onderzoek is er uitvoerig gesproken over de bpv, maar is door betrokkenen nooit melding gemaakt van de ontwikkeling van dit opleidingsboek. In de drie successievelijke studiehandleidingen wordt de bpv omschreven als ‘leren in de praktijk’ en ‘de modules zijn zo ingericht dat de deelnemer leert in en van de praktijk’. De inspectie concludeert dat Summa College niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in de uitvoering van de beroepspraktijkvorming in het kader van de opleiding tot op heden leerinhoud en begeleiding in het kader van de mbo-opleiding aan de bpv gegeven is. Summa College neemt hiermee geen verantwoordelijkheid voor en houdt geen toezicht op het gehele onderwijsleerprogramma zoals op grond van artikel 7.2.7 eerste en vierde lid en artikel 7.2.8 eerste en derde lid van de WEB mag worden verwacht. Uit de bovenstaande bevindingen constateert de inspectie dat het roc geen invulling heeft gegeven aan haar verantwoordelijkheid met betrekking tot de opleidings- en vormingsdoelen tijdens de bpv.12 Uit de toelichting door het leerbedrijf blijkt dat de bpv rijden op de bus was, de deelnemers 10
Summa College, in de kwalificatie Chauffeur Openbaar Vervoer (COV) bij Het bedrijf, pagina 7 – aangeleverd op 2 juli 2013 11 Het bedrijf, Beschrijving beroeppraktijkvorming BBL. Aangeleverd op 2 juli 2013 (letterlijk citaat) 12 Zie artikel 7.2.7 lid 4 van de WEB.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 17 van 26
gewoon aan het werk waren en dat het begeleiden bestond uit de reguliere personeelsbegeleiding zoals veel werkgevers in deze branche die inrichten. Er is geen sprake van zichtbare beroepspraktijkvorming in het kader van deze beroepsopleiding. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 7.2.8 eerste en derde lid, artikel 7.2.7 eerste en vierde lid en en artikel 7.2.2. tweede lid onder b van de WEB waarin is gesteld dat de beroepspraktijkvorming onderdeel uitmaakt van iedere beroepsopleiding en het bevoegd gezag verantwoording draagt voor de uitvoering van het volledige onderwijsprogramma. Examinering en Diplomering Tijdens de proeve van bekwaamheid rijden twee assessoren mee gedurende een reguliere dienst van een deelnemer. Omdat een deel van de kerntaken tijdens de proeve niet kan worden getoetst (de situatie doet zich niet voor) heeft Summa College ervoor gekozen om tijdens de praktijkdag een criteriumgericht interview te houden waarin vrijwel alle werkprocessen ook mondeling via dit criterium gericht interview worden getoetst. Tijdens de onderzoeksdag heeft de inspectie twee interviews bijgewoond. De kwaliteit van dat interview en de omstandigheden waaronder het werd afgenomen voldeden niet aan de eisen die gesteld mogen worden aan een examen. Deze interviews en de omstandigheden hadden niet het karakter van een examen. De instelling heeft onvoldoende kunnen aantonen dat met deze examenmix alle onderdelen van het kwalificatiedossier op een goede manier worden beoordeeld zodat er een uitspraak is over zowel het handelen van de kandidaat als het resultaat van dat handelen.13 In de afgenomen proeves die in de steeksproefgewijze getrokken examendossiers werden aangetroffen, werd het waargenomen gedrag alleen door het aankruisen van voorbeschreven prestatie-indicatoren verantwoord. Het ontbreekt aan toelichting/onderbouwing van het oordeel. Voor de examencommissie is zo niet vast te stellen of de beoordeling betrouwbaar tot stand gekomen is. Niet duidelijk is hoe de proeve van bekwaamheid aansluit op de inhoud van de opleiding. Een aantal van de gevolgde modules komt niet terug in de proeve zoals Massaal Vitaal, Toegankelijkheid, Levensreddend handelen en Schadepreventie. Bijvoorbeeld omgaan met klanten in lastige situaties is niet iets dat per definitie op de busrit tijdens de proeve hoeft voor te komen. Vervolgens wordt dit wel als voldoende aangekruist. Het criteriumgericht interview is niet nader omschreven in het examenplan van de opleiding. De inspectie concludeert op grond van het bovenstaande dat examinering onvoldoende is vormgegeven. Essentieel voor diplomeren is conform de WEB een voldoende eindbeoordeling van de bpv. De examenregeling 1e, 2e en 3e tranche geeft geen nadere informatie over de wijze van beoordelen van de beroepspraktijkvorming en de voorwaarde tot diplomering. In geen van de door de inspectie steeksproefgewijs getrokken deelnemersdossiers is een eindbeoordeling voor de beroepspraktijkvorming aangetroffen. Daarmee voldoet de diplomering niet aan de eisen van de WEB (artikel 7.4.3 van de WEB). In de dossiers van 2012 – 2013 zitten alleen de beoordeling van de praktijkdag, het criteriumgericht interview, de taaltoetsen en rekentoets 13
Zie veel gestelde vragen waarderingskader bve op www.owinsp.nl
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 18 van 26
en de moderne vreemde taal toets. De dossiers uit de oudere cohorten waren minder gevuld. De proeve van bekwaamheid van de 1e tranche is begin 2011 gestart. De examinering en diplomering voldoet evenmin aan de eisen die gesteld worden in de ministeriële regeling Standaarden examenkwaliteit mbo 2012. Er wordt niet voldaan aan standaard 3 (aspect 2.3.1 Besluitvorming diplomering en aspect 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie zijn onvoldoende). Op grond van de aangeleverde informatie over het uitgevoerde criteriumgericht interview en de afgenomen proeve van bekwaamheid kan de examencommissie geen onafhankelijk oordeel vormen over de feitelijk afgenomen examinering. De voor de examencommissie beschikbare onderbouwing van het oordeel ontbreekt in veel gevallen of is te summier.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 19 van 26
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 20 van 26
Bijlage: Zienswijze Bij e-mail van 31 oktober 2013 heeft het College van Bestuur van Summa College aan de Inspectie van het Onderwijs de volgende zienswijze op bovenstaand rapport kenbaar gemaakt: Zienswijze van het Summa College Op het rapport van de Onderwijsinspectie specifiek onderzoek MBO, Summa College, crebo 91841 Chauffeur openbaar vervoer, oktober 2013. Oordeel Inspectie In 2013 heeft de Inspectie onderzoek gedaan naar één van de 250 opleidingen van het Summa College: de BBL-opleiding Chauffeur openbaar vervoer MBO-niveau 2 en dan specifiek ten aanzien van het voor één bedrijf uitgevoerde maatwerktraject voor bestaande chauffeurs dat op deze opleiding is gebaseerd. Het zwaartepunt van het oordeel van de Inspectie heeft betrekking op de BPV: die zou volstrekt onvoldoende zijn. Daarbij valt op dat de Inspectie van oordeel is dat eerst sprake is van adequate BPV in de zin van de WEB als er op individueel niveau leerdoelen en leeractiviteiten zijn geformuleerd, waarvan de voortgang eveneens op individueel niveau wordt bijgehouden en vastgelegd door instelling en leerbedrijf. Voorts zou er onderricht in de praktijk moeten plaatsvinden door de praktijkopleider van het bedrijf, die tevens de dagelijkse begeleiding op de werkplek dient te doen. Daarmee geeft de Inspectie aan dat er in dan wel naast de werktijd aparte aandacht zou moeten zijn voor de leerprocessen in het kader van de opleiding en dat het niet voldoende is als deze aandacht er in meer algemene zin is, maar dat die aandacht steeds individueel zou moeten worden gegeven èn geadministreerd. Summa deelt dit oordeel niet: wij zijn van mening dat de BPV is ingericht en geadministreerd op een wijze die- zeker bezien in het licht van wat in de periode 2009-2012 gebruikelijk was- voldeed aan de wettelijke eisen, die integer van opzet was en die getuigt van de insteek om de deelnemers leerwinst te bieden en hun waarde op de arbeidsmarkt te verhogen. Juridische context Inzichten over wat kwalitatief goed onderwijs is, zijn aan voortdurende ontwikkeling onderhevig. Deze ontwikkeling is niet terug te vinden in de wettekst die immers vaak vele jaren ongewijzigd blijft. Daarnaast geldt dat noch voor BBL-opleidingen in het algemeen, noch voor BBLmaatwerkopleidingen expliciet door de WEB wordt aangegeven hoe het praktijkleren zou moeten worden ingericht en uitgevoerd en evenmin hoe de uitvoering van de BPV zou moeten worden aangetoond. Het niet in regelgeving uitwerken van onder meer de aard en intensiteit van de
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 21 van 26
begeleiding in de BPV is daarbij een bewuste keuze van de wetgever geweest. De minister zegt daarover (Kamerstukken Tweede Kamer, 20072008, 31 048, no.7, p. 7): “Deze benadering doet recht aan de behoefte aan maatwerk en de ontwikkeling van moderne onderwijsvormen. Ik acht het momenteel niet nodig en niet wenselijk, mede gelet op de daarmee gemoeide verantwoordingslasten voor instellingen en toezichtlasten voor de inspectie, om de genoemde criteria uit te breiden of aan te scherpen, bijvoorbeeld door nadere voorwaarden te stellen aan de aard en intensiteit van de begeleiding (lees: bij de beroepspraktijkvorming)…” Derhalve, om te kunnen komen tot een concreet onderwijsprogramma ontkomen onderwijsinstellingen er niet aan de doelstellingen en uitgangspunten van de WEB te interpreteren en uit te werken en dit gebeurt steeds naar de inzichten van dat moment en in de context van de praktische onderwijssituatie. Die inzichten over de wijze van uitvoeren van BBL-maatwerkopleidingen zijn de afgelopen jaren volop in beweging geweest. Dit blijkt bijvoorbeeld uit enkele brieven die door de minister van OCW in de periode 2009-2012 naar de onderwijsinstellingen zijn gestuurd en waarin diverse aspecten van BBL-maatwerkopleidingen worden besproken; onder meer de hoeveelheid te verzorgen begeleide onderwijstijd is gaandeweg aangescherpt. Maar de manier van uitvoeren van de BPV is daarbij nadrukkelijk geen onderwerp van gesprek geweest. Sterker nog, zoals uit het hiervoor gegeven citaat van de minister blijkt, is dit aspect bewust niet geregeld zodat de instellingen de ruimte hebben om, afhankelijk van de behoeften van de praktijk, de invulling van de BPV op maat te verzorgen. Ook de Inspectie heeft tot op heden de invulling van de BPV in maatwerktrajecten nooit in haar onderzoeken betrokken. Oftewel: tot aan het uitkomen van het onderhavige inspectierapport was er voor het Summa College geen aanleiding om te veronderstellen dat de –meer algemene- inrichting van de BPV zoals uitgevoerd in dit maatwerktraject niet de toets der kritiek zou kunnen doorstaan. Bijzondere positie uitvoering maatwerktrajecten Waar bij regulier onderwijs hoofdzakelijk twee partijen betrokken zijn (de deelnemer en de instelling), geldt bij maatwerk dat er nog een derde partij nauw betrokken is: het opdracht verlenende bedrijf. Dit compliceert de uitvoering van de opleidingssituatie omdat in dat geval met de gerechtvaardigde belangen van alle drie deze partijen rekening moet worden gehouden. De deelnemer heeft recht op goed onderwijs, voor de instelling dient het te verzorgen onderwijs uitvoerbaar te zijn (zeer omvangrijke administratieve verplichtingen staan hieraan in de weg) en het opdracht verlenende bedrijf investeert nadrukkelijk in het opleidingsniveau van zijn werknemers en dient daarbij een bedrijfsbelang. Dit bedrijfsbelang kan betrekking hebben op het zowel verhogen als uniformeren van het opleidingsniveau van de medewerkers, op het verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening of op het verrijken van interne leerprocessen. Daarom vindt er bij maatwerktrajecten –waar dat redelijkerwijze mogelijk is- afstemming plaats tussen onderwijsinstelling en leerbedrijf om te komen tot een goede aansluiting van de onderwijsactiviteiten op het bedrijfsproces.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 22 van 26
Voor dat laatste aspect heeft de Inspectie blijkens bijgaand rapport naar de mening van het Summa College te weinig oog gehad. Het Summa College vindt dat de Inspectie daarmee geen recht doet aan de werkelijkheid van de (gecompliceerde) praktijk waarin de instelling bij maatwerktrajecten in samenwerking met het leerbedrijf haar werk heeft te doen. In de onderhavige situatie betreft het een opleidingstraject dat is gestart in 2009 en dat de bedoeling had om een zeer grote groep buschauffeurs met een diverse achtergrond verspreid over een groot deel van het land gedurende meerdere jaren te scholen tot MBO-2 niveau. De solistische aard van het beroep van de buschauffeur, die immers het overgrote deel van zijn werktijd alleen ‘op de bus zit’, waardoor individuele begeleiding tijdens het uitvoeren van het werk niet steeds mogelijk is, compliceerde dit opleidingstraject nog verder. De uitgevoerde BPV In verband met de hiervoor omschreven solistische aard van het beroep van chauffeur heeft het betreffende bedrijf een uitgebreid en uitgekiend regulier begeleidingssysteem. Voor de begeleiding in de BPV is bij dit systeem aansluiting gezocht, waarbij het Summa College dit begeleidingssysteem met het oog op de opleiding heeft verrijkt door het scholen van diverse groepen begeleiders van het leerbedrijf. De kritiek van de Inspectie ‘dat de deelnemers geen andere begeleiding kregen dan de medewerkers die niet in opleiding waren’ vindt het Summa College onterecht: aansluiting bij het –verrijkte- reguliere begeleidingssysteem van het bedrijf is doelmatig en kan zelfs mede in het belang zijn van de deelnemers. Onderricht in de praktijk vond binnen dit begeleidingssysteem plaats op zowel formele als informele wijze, ook door anderen dan de praktijkopleider. In tegenstelling tot de Inspectie is het Summa College van oordeel dat dit niet afdoet aan de waarde van dit onderricht in de praktijk. Het wezenlijke van BPV is, gelet op de bedoelingen van de wetgever, dat a) de deelnemers leren in de praktijk b) onder begeleiding van het leerbedrijf en c) dat de instelling toezicht houdt op die begeleiding. Het Summa College is van oordeel aan al deze vereisten te hebben voldaan, zij het dat dit deels in meer algemene zin is gebeurd en niet steeds individueel aantoonbaar. Maar het enkele feit dat er onvoldoende (individuele) registratie van de BPV-activiteiten is geweest (hetgeen vooral een administratieve ‘slordigheid’ is), rechtvaardigt nog niet het standpunt van de Inspectie dat feitelijk geen uitvoering aan de BPV zou zijn gegeven door instelling en leerbedrijf. Er is wel degelijk sprake geweest van een wisselwerking tussen het leren tijdens de lesdagen en het leren in de praktijk en daarmee van BPV. Intake Een goed voorbeeld van het verschil in inzicht tussen de Inspectie en het Summa College over wat de uitvoering van een maatwerktraject in de
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 23 van 26
praktijk vraagt, betreft de kritiek van de Inspectie op de gehanteerde intakeprocedure. Daarin heeft het Summa College bekeken of de door het bedrijf aangedragen potentiële kandidaten reeds in het bezit waren van het betreffende diploma. Degenen voor wie dit niet het geval was (en die dus niet in het bezit waren van een direct relevante opleiding voor het beroep van chauffeur personenvervoer) werden geaccepteerd als deelnemer. Dat –zoals de Inspectie aangeeft- deze deelnemers wel al een chauffeursdiploma hadden, is niet relevant omdat een chauffeursdiploma substantieel minder omvat dan een MBO-diploma Chauffeur Personenvervoer. De op deze manier verzorgde intake is in lijn met het redelijke belang van het bedrijf om haar medewerkers niet alleen op een hoger, maar ook een meer uniform opleidingsniveau te brengen. Dit immers vergroot voor het bedrijf de mogelijkheden van efficiënte aansturing en bedrijfsvoering. Daarnaast was in de voor de sector vastgestelde cao Openbaar Vervoer nadrukkelijk de mogelijkheid van het volgen van een mbo-opleiding opgenomen en in het verlengde daarvan had de ondernemingsraad van het bedrijf aangedrongen op brede toegang van de medewerkers tot het opleidingstraject. Daarmee was een verder gaande intakeprocedure dan door het Summa College is gevolgd voor het onderhavige maatwerktraject niet aan de orde, maar de Inspectie heeft deze omstandigheden niet mee willen laten wegen en volhardt in haar standpunt dat het Summa College uitgebreider had moeten nagaan of de onderhavige opleiding passend was voor iedere individuele deelnemer. Daarbij had naar het oordeel van de Inspectie per individuele deelnemer ook actief gekeken moeten worden naar de mogelijkheid van het verlenen van vrijstellingen voor een deel van het onderwijsprogramma. Dit terwijl de minister in haar brief van 24 februari 2009 instellingen juist opdraagt “zorgvuldig (lees: terughoudend) om te gaan met het verlenen van vrijstellingen”. Hieruit blijkt opnieuw de bestaande onduidelijkheid voor instellingen over de regels waaraan zij bij de uitvoering van maatwerk hebben te voldoen. Examinering Een diploma kan steeds gerechtvaardigd afgegeven worden als aan de inhoud van het kwalificatiedossier, dat in samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven tot stand komt en door de minister wordt vastgesteld, is voldaan. Het Summa College is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is en dat de door het Summa College geschoolde buschauffeurs hun diploma terecht hebben ontvangen. Bij de examinering is getoetst of de deelnemers voldeden aan de eisen van het kwalificatiedossier en waar dat het geval was, is tot diplomering over gegaan. Daarmee staat de waarde van de verstrekte diploma’s naar de mening van het Summa College dan ook niet ter discussie.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 24 van 26
Terugkijkend Het Summa College vindt oprecht dat zij met dit opleidingstraject aantoonbaar waarde heeft toegevoegd voor zowel de deelnemers als het bedrijf. Dit wordt door deelnemers en bedrijf bevestigd en blijkt onder meer uit de hoge tevredenheid van de deelnemers, uit het hoge diplomarendement en uit de resultaten die het bedrijf mede als gevolg van dit opleidingstraject heeft weten te realiseren (o.m. ten aanzien van brandstofbesparing en een hoger dan landelijk gemiddelde klanttevredenheid). Voorts blijkt dit uit het feit dat een grote groep medewerkers, waarvan het merendeel tot dan toe niet in het bezit was van een startkwalificatie, alsnog een MBO-2 diploma heeft weten te behalen, daarmee hun positie op een steeds meer competitief wordende arbeidsmarkt versterkend. Deelnemers hebben kennis en vaardigheden opgedaan die voor hen direct van belang zijn bij de uitoefening van hun beroep. Bijvoorbeeld door een verbeterde omgang met klanten in lastige situaties is de sociale veiligheid vergroot en door verbeterd rijgedrag is het rijden zowel milieuvriendelijker, klantvriendelijker, veiliger als bedrijfseconomischer geworden en door onder meer aandacht voor een betere zithouding ook gezonder voor de chauffeur. Dit neemt niet weg dat bekeken door de bril van 2013 het Summa College van oordeel is dat bij BBL-maatwerktrajecten (nog) meer waarde kan worden toegevoegd met een meer individueel gerichte aanpak van de opleiding, speciaal ten aanzien van de BPV. Het Summa College wil staan voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs en doet er alles aan om dit kwaliteitsstreven te borgen in haar organisatie. Dat het Summa College dit in het algemeen zeer goed doet, blijkt uit het door de Inspectie gegeven oordeel in haar rapport Staat van de Instelling van 3 juli 2013. Daarin concludeert de Inspectie: “…dat het Summa College doeltreffend inzet op de kwaliteitsborging…” en “We zien een roc, waarin het college van bestuur, het management en de teams gedreven en vol overtuiging werken om de kwaliteit verder te verbeteren. De visie, inzet, veranderingsgezindheid en het enthousiasme van alle betrokkenen geven vertrouwen voor de toekomst”. In die geest neemt het Summa College de leerpunten uit het onderhavige Inspectierapport zeer serieus en bekijken wij actief hoe het mogelijk is om aan de hand daarvan ons onderwijs verder te verbeteren. Voor een deel heeft het Summa College de uitwerking en invoering van deze verbeterpunten ook al opgepakt. Hoewel het Summa College graag haar onderwijs met de nieuwe inzichten wil verrijken, meent zij ook dat het –zoals de Inspectie doet- in volle omvang toepassen van deze (niet op wetgeving terug te voeren) inzichten op een traject dat in 2009 is gestart en dat in verband met de door het bedrijf verlangde uniformiteit niet wezenlijk tussentijds kon worden aangepast, niet reëel is. Dit klemt te meer nu de Inspectie bij deze nieuwe inzichten nog onvoldoende rekening houdt met de bijzondere positie van maatwerktrajecten en de gevolgen die dit kan hebben voor de uitvoering van de onderwijspraktijk.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 25 van 26
Mogelijke consequenties van het standpunt van de Inspectie voor een Leven Lang Leren De samenleving heeft belang bij het scholen van werkenden en werkzoekenden (een Leven Lang Leren) waarmee immers de arbeidsparticipatie en de productiviteit worden verhoogd. Het is vanuit die optiek dat gemeenschapsgeld voor deze vorm van onderwijs (waartoe ook het onderhavige maatwerktraject behoort) ter beschikking wordt gesteld. De instellingen hebben dit tal van jaren moeten doen -en nog steeds- in een situatie waarin de regelgeving welbewust ruimte laat, maar daarmee nauwelijks houvast biedt over hoe met de complexe samenloop van de verschillende belangen rond maatwerk om te gaan. In de huidige tijd van economische neergang doet de roep om deze vorm van scholing, ook juist vanuit de overheid, zich versterkt voor. In dit verband kan verwezen worden naar de brief van minister Asscher (SZW) van 20 juni 2013 over de noodzaak om per sector werkgelegenheidsplannen op te stellen. Het eerste sectorplan is inmiddels gereed en betreft nota bene de sector Transport en Logistiek. Dit plan voorziet onder meer in scholingsmogelijkheden voor medewerkers zonder diploma, precies zoals met dit maatwerktraject is bewerkstelligd! Het Summa College maakt zich zorgen over de uitwerking die dit Inspectierapport mogelijk heeft op deze vorm van onderwijs. Het voortdurend volgen en administreren van het gehele leerproces op individueel niveau zoals de Inspectie voorstaat, vraagt zowel van leerbedrijf als instelling een substantiële –vooral administratieveinspanning. Juist bij het uitvoeren van omvangrijke maatwerktrajecten zoals de onderhavige, kan dit een belangrijke en mogelijk onoverkomelijke belemmering zijn. Het feit dat de Inspectie zich hiervan onvoldoende rekenschap lijkt te geven en –met een beroep op het belang van de deelnemer- een zeer strikt standpunt inneemt, kan de uitvoerbaarheid van dit soort trajecten ernstig belemmeren, terwijl daarmee wel degelijk een groot belang is gemoeid óók voor de individuele deelnemers. Het Summa College staat voor kwalitatief goed onderwijs en meent dat dit nooit het sluitstuk mag zijn van een maatwerktraject. Maar –gegeven het feit dat aan de diploma-eisen wordt voldaan- mogen de gerechtvaardigde maatschappelijke belangen van het opdracht verlenende bedrijf en de instelling dit evenmin zijn. Voor de nuances die dit met zich meebrengt bij de praktische uitvoering van maatwerktrajecten en de lasten van de kennelijk gewenste administratieve registratie, lijkt de Inspectie blijkens bijgaand rapport onvoldoende oog te hebben gehad. Dit is naar de mening van het Summa College ten onrechte.
Rapport specifiek onderzoek mbo – Summa College
SUM
pagina 26 van 26