TIYE INTERNATIONAL NEWSLETTER Jaargang 5, Nummer 2
Special: Duurzame Ontwikkeling Duurzame ontwikkeling, sociale en economische rechtvaardigheid wereldwijd Duurzame ontwikkeling heeft kort samengevat te maken met het zoeken naar een balans tussen economische groei en sociale rechtvaardigheid en dat in evenwicht met de natuurlijke omgeving. Een aantal kernbegrippen hierbij zijn: mensenrechten, gender en etniciteit, gelijkheid, vrede en behoud van de juiste biodiversiteit. Deze begrippen zijn vastgelegd in het Johannesburg “Plan of Implementation 2003”. Om te komen tot duurzaamheid is armoedebestrijding een voorwaarde. Armoede heeft zeer veel te maken met het ontbreken van reële kansen en gelijke toegang tot de nu al schaarse middelen. Deze factoren hebben een enorme impact op mensen wereldwijd. Met name vrouwen uit arme landen of landen met weinig productiecapaciteit. Hoe kunnen vrouwen in deze landen reële ontplooiingsmogelijkheden en of kansen krijgen, als: • •
in rijke geïndustrialiseerde landen sociale insluiting ver te zoeken is; ondanks de internationale afspraken in de gezondheidszorg (TRIPS Declaration), rijke landen hun eigen generieke en betaalbare geneesmiddelen gebruiken om de gezondheidszorg in hun eigen land (economisch) te beschermen. (zie rapport Barlow and Clark/Ottawa 2003 p.12 “Making the Links”; • een koe in West Europa meer financiële ondersteuning krijgt van de EU, dan een inwoner in de armste landen per jaar verdient; • 275 biljoen euro jaarlijks wordt besteed aan agrarische subsidie aan OECD lidstaten.(UNDP rapport). Hierdoor derven boeren, in bijvoorbeeld Sub-Sahara /Afrika, 23 biljoen euro aan inkomen. Het gevolg van dit beleid van de rijke landen is nog meer armoede en daardoor nog minder eigen en vrije keuze en/of sociale en economische rechtvaardigheid en nog meer potentiële conflictsituaties in de arme landen. Vrouwen en kinderen worden het hardst getroffen. Maar ook in rijke landen als Nederland zie je dat steeds meer burgers in een armoedesituatie terechtkomen, onder meer door uitsluitingmechanismen, bezuinigingen op sociale zekerheid en gezondheidszorg en beperkte arbeidsmarktperspectieven of reïntegratiemogelijkheden. Alleen een rechtvaardige en evenwichtige lastenverdeling kan mede bijdragen om te komen tot een start richting duurzame rechtvaardigheid. Rita Naloop, voorzitter Tiye International . Tiye International, de koepel NGO van landelijke organisaties van zwarte, migranten en vluchtelingen vrouwen in Nederland, heeft speciale consultatieve status bij de ECOSOC van de United Nations. Doel van Tiye is onder andere het versterken van de positie van zwarte, migranten en vluchtelingen vrouwen op alle niveaus. Door beleidsbeïnvloeding, informatievoorziening, acties, training en scholing tracht Tiye haar doel te bereiken. Tiye International wordt niet structureel gesubsidieerd door de overheid. Dankzij de onbetaalde bijdragen van haar leden en sympathisanten is deze krant tot stand gekomen. Als u Tiye bij haar werk wilt ondersteunen, kunt u dat doen door het geven van donaties en legaten, u te abonneren op de “Tiye International Newsletter” en door diverse projectuitgaven te kopen
Een jaar na Johannesburg:
Nu aan het werk ! Terwijl de wereld steeds complexer lijkt te worden en het gevoel van sociale en economische onveiligheid toeneemt, vond eind april/begin mei in New York de jaarlijkse bijeenkomst plaats van de Commission on Sustainable Development. Doel was om, na alle mooie intenties die tijdens de World Summit on Sustainable Development (WSSD) in september 2002 in het Johannesburg “Plan of Implementation” waren vastgelegd, te komen tot een duidelijk werkprogramma, en afspraken te maken over de WSSD partnerships. De voorzitter, minister Moosa uit Zuid Afrika, had een duidelijke visie voor ogen en leidde de bijeenkomst met vaste hand. Hij wenste geen onderscheid te maken tussen overheden, delegaties, en de zogenaamde major groups – zoals vrouwen, jongeren, vakbonden, en NGOs. Gelukkig slaagde men er in armoedebestrijding, het veranderen van niet-duurzame productie en consumptie, sociale gelijkheid, versterken van economische perspectieven en behoud en bescherming van natuur en milieu als onafscheidelijke pijlers van duurzame ontwikkeling te vast te leggen. De uitkomsten onderstreepten dat integratie daartussen centraal dient te staan in het streven naar duurzame ontwikkeling, op welk niveau dan ook. Dankzij een sterke lobby van sociale bewegingen, werd meer nadruk gelegd op de sociale dimensie van duurzaamheid. De vakbonden concludeerden: “Addressing key livelihood issues in tandem with environment and economic targets will be the only way to effectively address poverty, plus generate a new spirit of political support for sustainable development, world-wide.” De vakbonden zijn van plan om binnenkort zogenaamde Workplace Assessments met zoveel mogelijk andere betrokkenen te gaan uitvoeren, en daarbij ook te kijken naar productie en consumptie en nationale en andere rapportages. Wederom moest er door de vrouwenorganisaties worden gevochten om gender equality als een dwars doorsnijdend thema voor alle werk aan duurzame ontwikkeling overeind te houden. Bestaande overeenstemming rond reproductieve rechten (voor vrouwen) werden door enkele conservatieve landen tijdens de onderhandelingen weer ter discussie gesteld. Het werd 5 uur ’s morgens voordat ‘gender equality’ als crosscutting issue voor de komende 15 jaar kon worden veiliggesteld. Mede dank zij
2
de lobby van de jongeren- en educatie caucus, is men er in geslaagd hetzelfde te bereiken voor educatie. Maar expliciete verwijzingen naar mensenrechten haalden een dergelijke status helaas niet. Wat - net als in Johannesburg moeilijk blijft, is om nationale overheden en bedrijven te verplichten tot rapportage en verantwoording over de voortgang ten aanzien van duurzame ontwikkeling en partnerships. In het vastgestelde werkprogramma staan elke twee jaar steeds drie mondiale uitdagingen centraal: bijvoorbeeld voor 2004/2005 zijn dat: water, sanitair en human settlements, en voor 2006/2007 zijn dat: energie, industriële ontwikkeling, luchtvervuiling en klimaatsverandering. Tot verdriet van verschillende overheden en vele NGOs staat duurzame productie en consumptie pas voor 2010/2011 als centraal thema op het CSD programma. Dat wil niet zeggen dat het op lokaal, nationaal en regionaal niveau niet constant een thema zou kunnen zijn. Zoals al in Johannesburg werd geconstateerd gaat het nu om uitvoering en niet om nog meer mooie woorden. De Millennium Ontwikkelingsdoelen, zoals het terugdringen van armoede tot de helft in 2015, kunnen daarbij wel een richtsnoer zijn, maar niet meer dan dat. Van bijna groter belang lijkt me in de huidige wereldsituatie het voorkomen dat er nog meer mensen in armoede leven, of dat nog meer natuur en biodiversiteit wordt aangetast. De vrouwenorganisaties onderstreepten het al tijdens de voorbereidingen voor Johannesburg: alles zal uit de kast moeten worden gehaald om te voorkomen dat nog meer mensen worden gemarginaliseerd, de kloof tussen arm en rijk alsmaar groter wordt, en de aarde onbewoonbaar wordt. Bijna nog belangrijker bij het tot stand brengen van meer duurzame en rechtvaardige ontwikkeling is het bevorderen van coherentie van beleid en van uitvoering: wat het ene ministerie op dit vlak van belang acht en belooft, dient door het andere ook te worden onderschreven, en zeker niet teniet te worden gedaan. Ook een duidelijke samenhang tussen nationaal en internationaal beleid is hierbij van groot belang: wat Nederland in het internationale deel van het Actieprogramma ‘Duurzame Daadkracht’ toezegt, zal ook op nationaal niveau moeten worden ondersteund, zoals het terugdringen van onze ecologische
voetafdruk om zodoende ruimte te scheppen voor mensen elders, en voor latere generaties. Hetzelfde geldt evenzeer voor sociaal beleid. Als we om ons heen kijken zien we dat het ook voor Nederland een hele dobber is om alle mooie toezeggingen gedaan in Johannesburg waar te maken. Wordt er ten tijde van economische overvloed een steeds groter beroep gedaan op energie, grondstoffen, water en natuurlijke hulpbronnen, nu we in een recessie komen worden sociaal beleid en natuur- en milieubehoud systematisch afgebroken. Dat dit ook vanuit een oogpunt van veiligheid erg kortzichtig is, moge duidelijk zijn. Als Nederland volgend jaar voorzitter van de EU wordt, liggen er gouden kansen om ons niet alleen als pleitbezorger voor duurzame ontwikkeling in Europa en daarbuiten te manifesteren, maar ook om zelf het goede voorbeeld te geven. En internationaal zullen de komende WTO onderhandelingen in Cancun zeker een toetsteen vormen of we nu echt duurzame ontwikkeling centraal willen stellen in ons beleid. Van even groot belang lijkt me dat duurzame ontwikkeling nog veel sterker dan thans het geval is onder de aandacht van alle Nederlandse burgers, bedrijven en politiek wordt gebracht. Die sense of urgency zal ook door de media moeten worden uitgedragen. Het ethisch debat over wat ‘het goede leven’ voor iedereen in dient te houden, kan nog veel verder worden aangezwengeld, en daarbij kan het Earth Charter, dat door duizenden burgers uit alle delen van de wereld is opgesteld, als een interessante inspiratiebron dienen. De rol van educatie bij dit alles is essentieel: binnen elke formele en informele opleiding zou aandacht moeten zijn voor de uitdagingen van duurzame ontwikkeling en van de wereld om ons heen. Misschien kan de VN Decade voor Educatie voor Duurzame Ontwikkeling, 2005-2015, daar nog een duwtje aan geven. Dat echte veranderingen vooral van onderop moeten komen, zie je zelfs in de VS: de in omvang groeiende sociale tegenbeweging in dat land schept hoopvolle verwachtingen. Vrouwenen milieuorganisaties, ontwikkelingsen vredesgroepen; op alle plekken in de wereld zorgen ze voor een eigen stem vanuit de bevolking, en fungeren zij als wakkere waakhond bij het kritisch volgen van overheid en bedrijven. Ook zijn zij het die een onderwerp als duurzame ontwikkeling op een veel groter attentieniveau kunnen brengen, en daarvoor een groeiend
draagvlak weten te creëren: juist door aan te sluiten bij lokale situaties, perspectieven en oplossingen. Vaak beschikken NGO’s ook over een schat aan kennis en informatie. Natuurlijk kan niet iedereen zich met alles bezighouden, maar op het gebied van duurzame ontwikkeling, vindt iedere organisatie wel een bepaald thema of werkterrein dat goed aansluit bij de eigen mogelijkheden en ervaringen. Daarbij kan het helpen om samen met anderen een inventarisatie te maken van wat er in de eigen stad en wijk leeft, hoe dat zich verhoudt met de rest van wereld en duurzame ontwikkeling; op basis daarvan kunnen dan taken worden verdeeld. Natuurlijk, om alles wat we hebben afgesproken in Johannesburg echt waar te maken, is een kleine revolutie nodig in ons denken, doen en in onze instituties. Maar wij en de wereld kunnen zo’n prachtkans om aan een waardevolle toekomst te bouwen gewoonweg niet laten liggen. Ieders inzet is daarbij van belang.
Boven Vredenburg 65 3511 CW Utrecht T/F: 030 2382547 E:
[email protected] www.tiye-international.org COLOFON Eindredactie:
Hellen Felter Marianne Dauvellier Bijdragen:
Irene Dankelman Leo van der Vlist Herman Verhagen Hellen Felter Ozden Kutluer-Yalim Rita Naloop Audrey Vreugd Danielle van den Stoom Mayra Esseboom Fehmi Kemal Kutluer Vormgeving:
Louis Burleson Mede door een bijdrage van NOVIB was de uitgave van deze krant mogelijk
3
beter ontwikkelde vrouwen later trouwen. Zij hebben ook beter ontwikkelde en gezondere kinderen. Als meisjes van school worden gehouden en als ontwikkelde vrouwen niet wordt toegestaan om volledig te participeren op de arbeidsmarkt, zullen deze potentiële voordelen verloren gaan. Als publieke investeringen in de basis infrastructuur, zoals veilig water, vrouwenzaken negeren, zullen vrouwen gedoemd zijn uren per dag te besteden aan water dragen. Vrouwen zouden meer productief moeten kunnen participeren in de samenleving. Zolang vrouwen geen zeggenschap hebben in alle vormen van besluitvorming zal de synergie tussen productiviteit, gezondheid en onderwijs gebrekkig zijn. De productiviteit in Afrika zou stijgen door vooral meer vrouwen toegang tot grond te geven. Gender gelijkheid is dus meer dan alleen sociale rechtvaardigheid: het bevordert ontwikkeling.
Het UNDP rapport 2003: mondiale sociale ontwikkeling
en ontwikkelingssamenwerking Voor het eerst richt de UNDP zich met een plan van aanpak op het behalen van de millenniumdoelen: de afspraken die de wereldleiders in 2000 maakten, om voor 2015 de armoede te halveren, de aids-epidemie te stoppen, de gezondheid drastisch te verbeteren en kinderen overal ter wereld toegang tot onderwijs te geven. In het rapport dat de VN ontwikkelingsorganisatie UNDP op 8 juli 2003 publiceerde, stelt zij de volledige scheve verhoudingen in de wereld aan de kaak. Wil de wereld, zoals beloofd in de millenniumdoelstellingen, het lot van de armsten wezenlijk verbeteren dan zal heel veel rechtgetrokken moeten worden. Meer dan 1,2 miljard mensen moet rondkomen van minder dan 1 dollar per dag. Hoewel het aantal mensen dat honger lijdt in de jaren negentig is afgenomen, als wij China buiten beschouwing laten, hebben vooral mensen in Zuid Azië en Afrika, ten Zuiden van de Sahara voedselgebrek. Voor Zuid Azië lijkt vooral het verbeteren van de distributie de uitdaging, aangezien er wel genoeg voedsel in de regio is. Maar als er niets verandert, zullen in 2015 in grote delen van Afrika, Latijns Amerika en de voormalige Sovjetrepublieken veel méér in plaats van minder mensen lijden onder armoede en honger. Ook de andere doelen zullen in 2015 nog lang niet zijn gerealiseerd. Voortzetting van de huidige aanpak van de armoede in ontwikkelingslanden betekent kortom dat de millenniumdoelen niet worden gehaald. Gender gelijkheid speelt een rol op alle gebieden. De sterke link tussen productiviteit en reproductieve gezondheid van meisjes en onderwijs werken vaak belemmerend door gebrek aan empowerment van vrouwen. Gebleken is dat
4
Onderwijs en gezondheid Ruim 80 procent van kinderen in arme landen gaat naar school. Maar 115 miljoen kinderen (waarvan 60 procent meisjes) in Afrika en Zuid Azië gaat niet naar de basisschool. Eén op de drie kinderen in Zuidelijk Afrika maakt de basis school niet af. Door het afschaffen van schoolgeld en uniformen gaan meer kinderen naar school in Kenia, Malawie en Oeganda. Jaarlijks sterven tien miljoen kinderen aan ziektes die voorkomen hadden kunnen worden. Meer dan een half miljoen vrouwen sterft jaarlijks tijdens de zwangerschap of bij de geboorte van een kind. Twee miljoen mensen sterven per jaar aan tuberculose en 1 miljoen aan malaria. Wereldwijd zijn 42 miljoen mensen besmet met het aids virus, waarvan 39 miljoen in ontwikkelingslanden. Gezien de huidige aanpak zal pas in het jaar 2165 de kindersterfte in Zuidelijk Afrika met twee derde teruggedrongen worden. Aanbevolen wordt dan ook dat regeringen in arme landen de gezondheidszorg een grotere prioriteit geven dan bijvoorbeeld defensie. Volgens de UNDP is de slechte gezondheidssituatie niet alleen te wijten aan de ontwikkelingslanden zelf. Rijke landen als
Nederland moeten zorgen voor veel meer ontwikkelingshulp en voor betere handelsvoorwaarden. De UNPD stelt dat ondanks beloftes tijdens de Wereldhandelstop in Doha, de Ontwikkelingstop in Monterrey en de Duurzaamheidstop in Johannesburg, de rijke landen met hun import tarieven, patenten en subsidies op landbouw producten de arme landen gevangen houden in armoede. Ontwikkelingshulp De kwaliteit van het leven in Nederland is flink gestegen volgens de laatste barometer van de UNDP. Nederland stijgt naar de vijfde plaats en staat nu boven de Verenigde Staten van Amerika. Desondanks is de Nederlandse ontwikkelingshulp sinds 1990 gedaald, terwijl de afgelopen tien jaar sommige van de armste landen een vreselijke terugval maakten. Zo krijgt een koe in de Europese Unie jaarlijks 913 dollar subsidie, terwijl een Afrikaan in een arm land het met 8 dollar per jaar moet doen. Eén op de vijf mensen in de wereld ongeveer 1,2 miljard in totaal moet rondkomen van minder dan 1 dollar per dag. Veel meer dan de helft van deze mensen zijn vrouwen en kinderen. De in Monterrey toegezegde 16 miljard dollar extra aan ontwikkelingshulp is een druppel. De totale bijdrage van de OESO landen wordt daarmee 0,26 procent van het gezamenlijk Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Dit terwijl de rijke landen al vaker hebben beloofd hun hulp op te zullen schroeven tot 0,7 procent van het BNI. Om de millennium doelen te halen zullen de rijke landen ieder 50 tot 100 miljoen extra moeten bijleggen, vindt de UNDP. Daarnaast dienen zij zeer ruimhartig de schulden kwijt te schelden die investeringen in gezondheidszorg en onderwijs belemmeren. Ook moeten er extra fondsen komen om schokken op te vangen waar landen meer geconfronteerd kunnen worden. Zoals bijvoorbeeld Oeganda, dat ondanks schuldverlichting, opnieuw dreigt te bezwijken omdat de koffiemarkt is ingestort en dus de exportinkomsten drastisch dalen. Handelspolitiek De handelspolitiek van de rijke landen blijft uiterst discriminerend voor exportproducten uit ontwikkelingslanden.
Importheffingen op industriële producten uit arme landen liggen vier keer zo hoog als die op producten uit rijke landen. De landbouwsubsidies van 300 miljard dollar per jaar - bijna zes keer zoveel als de totale bijdrage aan ontwikkelingshulp - zijn rampzalig voor de boeren in arme landen. De UNDP bepleit voorts meer overdracht van kennis, waardoor de kwaliteit van het leven in arme landen drastisch kan verbeteren. Arme landen zouden ook de beschikking moeten krijgen over goedkope medicijnen om naast aids ook ziektes als malaria en tuberculose te kunnen aanpakken. Wat dit betreft liggen de Amerikanen nog steeds dwars. Daardoor is van de ontheffing op het patentrecht op medicijnen, zoals beloofd in Doha, nog steeds niets terecht gekomen. Wellicht zal het recente bezoek van president Bush aan Afrika hierin verbetering brengen. Hellen Felter
Bronnen: UNDP report 2003 Trouw 9 juli 2003
Manifestatie tegen armoede, ongelijkheid en voor mensenrechten in het kader van de World Summit for Sustainable Development Johannesburg 2002 foto: Menno Boersma
5
Partnerschappen Duurzame Ontwikkeling “ The beginnings of a shift from the stiff formal waltz of traditional diplomacy to the jazzier dance of improvisational solutionoriented partnerships.” Zo werden de nieuwe afspraken getypeerd die in 2002 in Johannesburg tijdens de World Summit on Sustainable Development (WSSD) werden gemaakt. Bindende afspraken tussen regeringen boetten in Johannesburg aan betekenis in. Daarentegen werden zo’n 280 vrijwillige partnerschappen getekend. Deze partnerschappen zijn samenwerkingsverbanden tussen internationale instellingen, bedrijven, NGO’s en lokale gemeenschappen, die ten doel hebben om de duurzaamheidsagenda te implementeren. Partnerschappen zijn op zichzelf niets nieuws. Maar tijdens de WSSD werden ze onder een gemeenschappelijke noemer geplaatst - in VNjargon: type II activiteiten - en als officiële uitkomst van de WSSD gepresenteerd. Zo kregen partnerschappen een status en politiek gewicht dat eerder niet bestond. Als gevolg daarvan is een discussie op gang gekomen over partnerschappen, waarbij de standpunten variëren van scepsis (een deel van de NGO’s en veel ontwikkelingslanden) tot optimisme (bedrijven en regeringen van rijke industrielanden). In het algemeen hebben die standpunten vooral betrekking op de externe politieke context en veel minder op de interne spelregels voor partnerschappen. Op de achtergrond speelt daarbij de vraag, in hoeverre partnerschappen bijdragen aan het ontstaan van ‘new governance’ modellen, of dat ze – integendeel - slechts een variant zijn van ‘old governance’. Een oordeel vellen over partnerschappen is pas goed mogelijk als er praktijkervaring mee is opgedaan. Daar is het nu nog te vroeg voor. Wel is het mogelijk om de drie belangrijkste uitdagingen te noemen, die bestaan in de implementatie van partnerschappen.
6
Hoe beter deze uitdagingen worden geadresseerd, hoe groter de kans op succes. • externe integratie: partnerschappen zijn gebaseerd op vrijwilligheid en complementair aan, in plaats van een vervanging van bindende afspraken tussen regeringen. De implicatie is dat partnerschappen niet in isolement, als ‘stand alone’ projecten moeten worden uitgevoerd. De resultaten van partnerschappen moeten op de een of andere manier met de officiële intergouvernementele beleidsagenda worden verbonden. Anders kan immers geen sprake zijn van complementariteit. Er zijn dus mechanismen nodig die de complementariteit faciliteren. Op die manier kunnen partnerschappen een impact krijgen die het niveau van het partnerschap zelf overstijgt. • interne ‘spelregels’: hoe ziet een ‘enabling environment’ voor partnerschappen er uit? Welke spelregels en richtlijnen zijn nodig om de transparantie en accountability van partnerschappen te waarborgen? Hoe kan in partnerschappen op gelijke voet worden samengewerkt, ook al bestaan meestal asymmetrische machtsverhoudingen? Hiervoor zijn richtlijnen nodig. De WSSD heeft wel richtlijnen opgesteld voor partnerschappen, maar die zijn te vaag en te algemeen om richting te kunnen geven aan de implementatie van partnerschappen. • monitoring en evaluatie: partnerschappen zijn een relatief nieuw fenomeen. Dit betekent dat er veel valt te leren. Hiervoor zijn monitoring en evaluatiemechanismen nodig. Om met succes de intergouvernementele beleidsagenda binnen te dringen (zie het punt ‘externe integratie’), is een eerste vereiste dat partnerschappen hun resultaten overtuigend kunnen beschrijven. Zo ontstaat inzicht in ‘best practices’, in geleerde lessen en in wat wel en niet werkt. Herman Verhagen e-mail
[email protected] Koninklijk Instituut voor de Tropen / Netherlands International Partnership for Sustainability
Inheemse Volken en Duurzame Ontwikkeling Sinds de jaren tachtig zijn inheemse volken zich actief gaan mengen in de discussie over inheemse volken, milieu en ontwikkeling. Ongeveer gelijktijdig wierpen de inheemse volken van het Arctisch gebied en van het Amazonegebied zich nadrukkelijk op als hoeders van deze eco-systemen. Aanvankelijke leidde dit tot aanvaringen met de milieubeweging, die eerst weinig oog hadden voor mensenrechtenaspecten. De Arctische volken kregen het aan de stok met Greenpeace die geen onderscheid maakte tussen de op de lokale consumptie gerichte traditionele jacht op zeehonden, walvissen en pelsdieren en de op de wereldmarkt gerichte jachtindustrie. In het Amazonegebied kregen de inheemse volken aanvankelijk de schuld van de toenemende houtkap en bosbranden. Met steun van organisaties als het Nederlands Centrum voor Inheemse Volken lukte het de inheemse volken om hun argumenten bij de milieubeweging op tafel te krijgen. In 1990 werden inheemse volken in een belangrijke verklaring uiteindelijk door de milieubeweging erkend als milieu-experts bij uitstek op hun eigen terrein. Maar op de wereldtop over milieu en ontwikkeling in Rio in 1992 waren inheemse volken nog niet welkom als volwaardige deelnemers. Daarom organiseerden inheemse volken, ondermeer met steun van de Nederlandse regering, hun eigen milieuconferentie in Kari-Oca, in een zelfgebouwd conferentieoord, midden in de Jungle. Terwijl de wereldleiders in Rio de Janeiro aan Agenda 21 werkten, stelden de inheemse volken even verderop de Kari-Oca verklaring op.
D aarin gaven zij hùn visie op duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling was voor inheemse volken geen nieuw concept. Rekening houden met toekomstige generaties en met de natuurlijke omgeving deden ze altijd al. Uiteindelijk lukte het in 1992 toch om in Hoofdstuk 26 van Agenda 21 de erkenning en versterking van de rol van inheemse volken en hun gemeenschappen bij duurzame ontwikkeling opgenomen te krijgen. Er werden mooie beloften gedaan, zoals: “Inheemse volken en hun gemeenschappen zouden beschermd moeten worden tegen milieuonverantwoorde activiteiten of activiteiten die de betrokken inheemse volken als maatschappelijk of cultureel onjuist beschouwen.” Tien jaar later moesten Inheemse volken op de duurzaamheidstop in Johannesburg helaas vaststellen dat de mooie beloften uit 1992 niet zijn nagekomen door een gebrek aan politieke wil. Nog altijd wordt het grondgebied van inheemse volken op alle mogelijke manieren geschonden.1 Toch was er in Johannesburg een niet onbelangrijke doorbraak voor inheemse volken. Voor het eerst werden ze in een internationale politieke verklaring erkend als volken. Artikel 25 van de Verklaring van Johannesburg luidt: “Wij bevestigen de vitale rol van de inheemse volken bij duurzame ontwikkeling.” Deze in het laatste uur van de conferentie felbevochten passage betekent voor inheemse volken dat ze volgens het internationale recht, net als alle andere volken, recht op zelfbeschikking hebben, en dat is het belangrijkste recht dat de ongeveer 5.000 inheemse volken overal ter wereld opeisen. Dat recht houdt onder meer in: het recht op land en natuurlijke hulpbronnen en het recht op eigen bestuur, cultuur en rechtspraak. Helaas is de afgelopen tien jaar gebleken dat je er met politieke verklaringen nog lang niet bent. Het Nederlands Centrum voor Inheemse Volken (NCIV) blijft daarom de inheemse volken ook de komende jaren nog steunen in hun strijd om de erkenning van hun rechten. Leo van der Vlist, directeur Nederlands Centrum voor Inheemse Volken --------------------------------1
Op de website van het NCIV (www.nciv.net) worden regelmatig nieuwe berichten hierover geplaatst.
7
NEPAD: het partnerschap voor Afrika Een nieuwe impuls geven aan de ontwikkeling van het Afrikaans continent door het dichten van de kloof tussen Afrika en de geïndustrialiseerde wereld. Dat was de doelstelling waarmee NEPAD in oktober 2001 in Nigeria in het leven werd geroepen. Het Afrikaanse partnerschap is een soort globaal ontwikkelingsplan om het Afrikaanse continent van de armoede af te helpen. Van 15 tot 17 april vond in Dakar (Senegal) de Conferentie van Dakar plaats. Tijdens deze conferentie, die als thema had, “Partnerschap met de particuliere sector voor de ontwikkelingsfinanciering in Afrika”, waren een veertigtal landen en ongeveer vijfhonderd vertegenwoordigers van particuliere ondernemingen aanwezig. Deze conferentie zou aandacht besteden aan concrete projecten in tien sectoren die als prioritair werden gezien zoals de infrastructuur, energie, landbouw, informatie en technologie, transport en water, educatie, milieu, cultuur, wetenschap en armoedebestrijding. Voor de particuliere sector, zowel uit Afrika als van buiten het continent, was er gelegenheid om in aanwezigheid van geldschieters projecten en wensen kenbaar te maken. Om buitenlandse ondernemers gerust te stellen, verbonden begunstigde Afrikaanse Staten zich er tijdens de Dakar conferentie toe om te zorgen voor een goed politiek en economisch bestuur. Dat wil zeggen, de veiligheid te garanderen van de investeringen van de ondernemers door hervormingen mogelijk te maken en te zorgen voor een gunstig investeringsklimaat, conflicten te voorkomen of te regelen, corruptie te bestrijden, de mensenrechten te beschermen en alles in het werk te stellen voor een goed bestuur. Tegelijkertijd heeft Afrika ten opzichte van de ontwikkelde landen een achterstand in te halen. Dit blijkt vooral uit het feit dat in Afrika een groot deel van ’s werelds natuurlijke hulpbronnen geconcentreerd is, terwijl het slechts 1,7% van de wereldhandel vertegenwoordigd.
8
De Afrikaanse leiders zijn zich daarvan bewust, willen er bovenop komen en aangezien hulp en kredieten onvoldoende zijn lijkt NEPAD een goede oplossing. Is NEPAD wel zo’n goede oplossing? Er bestaat al een overvloed aan algemene kritiek op de inhoud van NEPAD van zowel Afrikaanse als andere organisaties. Een van de kritiek punten is bijvoorbeeld: Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldhandelsorganisatie hebben al een speciaal instrument in het leven geroepen om weerspannige Afrikaanse leiders (zoals Mugabe) in het gareel te houden. NEPAD geeft een visie op de toekomst van Afrika. Deze visie erkent dat de donorgemeenschap gelijk heeft om hulp te koppelen aan respect voor mensenrechten en democratie. Regimes als Zimbabwe hoeven niet te rekenen op steun van de geïndustrialiseerde landen. De boodschap aan de buren van dit land is dat goed besturen belangrijk is. Met andere woorden, zij die niet besturen zoals de westerse regeringen en de multinationals dat willen, zullen in naam van de NEPAD worden geboycot en mogen grote campagnes om de eigen bevolking op te roepen tot burgeroorlog verwachten. NEPAD zal dus ook dienen om de andere Afrikaanse landen onder druk te zetten en te dwingen om mee te werken aan de boycot en de oorlogsdreiging tegen ‘opstandige’ landen zoals Zimbabwe. (Mugabe zal moeten vasthouden aan de radicale doorvoering van landhervorming, wil hij de arme boeren voldoende mobiliseren en een basis hebben om de buitenlandse inmenging af te slaan). Vrouwen, gender en NEPAD In de NEPAD worden Afrikaanse leiders onder andere aangemoedigd verantwoordelijkheid te nemen voor het bevorderen van de rol van vrouwen in de samenleving en economische ontwikkeling door “educatie en training”; toegang tot krediet en het verzekeren van participatie van vrouwen in het politieke en economische leven. De Afrikaanse vrouwen vinden dat hier niet veel van terecht komt. Het navolgende is hier duidelijk een voorbeeld van. Er is geen specifieke aandacht besteed aan armoede onder vrouwen en de link tussen
huishouden, micro en macro economie wordt niet gelegd. De participatie en vertegenwoordiging van Afrikaanse vrouwen in overheid instituties is laag en er zijn geen aanbevelingen gedaan om te verzekeren dat gender-issues effectief meegenomen zullen worden bij de implementatie. Bij SME’s, waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn, staat er niets. Bij vrede, veiligheid en politiek bestuur is de behoefte gendermainstreaming binnen de structuur te betrekken, genegeerd. Bij NEPAD bestaat wel de intentie om aandacht te besteden aan de ontwikkeling van vrouwen. Die intentie is echter niet terug te vinden in de voorgestelde acties van NEPAD. Hierdoor is het onduidelijk hoe NEPAD’s actievoorstellen de doelstellingen van de staten ten opzichte van de doelen van vrouwen kan bereiken.
Ook is er geen aandacht besteed aan de behoefte tot principiële heroriëntering van de economische ontwikkelingsbenadering en strategieën die recent aangenomen zijn in de meeste Afrikaanse staten, gericht op het gender ontwikkelingsgat. Wil NEPAD echt relevant zijn voor Afrikaanse vrouwen, dan is er dringend behoefte aan: Duidelijke mechanismen voor de Afrikaanse civiel society en de betrokkenheid van vrouwen bij NEPAD; De ontwikkeling van genderspecifieke doelstellingen en overeenkomstige acties met duidelijke genderdoelen en –indicaties; Een duidelijk mechanisme voor vertegenwoordiging van Afrikaanse vrouwen binnen de implementatietechnieken, opdrachten en werkzaamheden van NEPAD. Hellen Felter
Tiye International and Sustainable Development Goals
Position Paper
What is sustainable development? The official definition of sustainable development is: “Development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” (Report of the World Commission on Environment and Development, 1987) Sustainable development does not only deal with protection of nature and environment. It also has topics and themes as combating poverty, clean water, good housing and the right to participate in decision making. Sustainable development encompasses a very wide field. Nevertheless, it contains four principal dimensions, which are: 1. Social, global justice. This includes poverty, production and consumption, health and housing. 2. Ecological: ability to bear respect of the earth. This include the climate, oceans and sees, land, woods, etc
3. Participative. Participation of citizens with respect to sustainable policy. This includes youngsters, women, NGO’s local governments etc. 4. Economical: production and consumption for needed gratification. Sustainable development has also to with a well thought out way of consuming and producing. During the TOP of the summit the following topics will be addressed: Sustainable Development is about a peaceful, just and respectful balance in all relationships amongst people, planet and prosperity. People: Sustainable development is about recognition of basic human rights for all people of the world, without any exceptions, exclusions or discrimination at any level. Planet: Sustainable development is about methods and technologies that can be used to
9
satisfy global human needs, without damaging and destroying the nature irreversibly for the future generations. Prosperity: Sustainable development is about non-selective solidarity between rich and poor, nations and peoples. The prosperity and welfare of some people should not be achieved at the expense of others. What is needed to reach sustainable development? Sustainable development requires an integrated approach to the challenges we are facing in today’s world: poverty, migration, war, environmental issues, globalisation, oppression of groups or individuals and inequality between peoples belonging to different genders, races or regions, etc. It can only be achieved with the joint efforts of all actors involved; the North and the South, governments, corporations, international organisations and institutions, civil society in all its diversity, including race and gender differences. It requires a change in the minds of people; a state of mind, with a value system based on solidarity, which sees the interdependency of all human activities and their shared consequences. It is not the lack of resources and wealth but the allocation of these, which is obstructing sustainable development. Globalisation, which brought a growing wealth and prosperity to already rich, means increasing poverty, unrest, conflicts and oppression for the poor of the world, especially women and children. This process is deepening the gap between the North and the South. Yet, solidarity among nations is lacking and the most crucial articles of the Draft Plan of Action are pending, after four preparatory meetings prior to Johannesburg. While putting pressure on poor countries on issues of environment and good governance, rich countries themselves are reluctant to share their influence in international decision making, to take responsibility for the environmental and social hazards they themselves are creating; to finance development as internationally agreed upon, to lift the burden of debt from the shoulders of the poor, to implement corporate responsibility, to allow the South into their “free” markets and to give shelter to the people that are forced, for many reasons, to find refuge in other countries. It is the women and children of the world in general and the women
10
from the minority and ethnic groups in specific who are suffering most under the burdens of unsustainable development. They are the ones who are denied of their human rights when wealth and opportunities seem to be limited. Tiye finds that the social prerequisites of sustainable development and the position of those women who are subject to exclusion should get the attention they deserve. Demands and Action Steps: 1. Change of Norms: No double standards in defining and recognising human rights. Apply human rights to all people including women and children in their diversity. Enforce the international conventions and develop strategies to achieve this goal. 2. Apply good Governance principles, not only to help-receiving-countries but all governing bodies; at international, national and local levels, all around the world. Review and evaluate international finance institutions and their policies carefully in their effectiveness in achieving sustainable development. Secure equal representation of women of all groups in decision-making bodies at all levels. (Western) democracies have to develop effective strategies to include all women in their entire life cycle. Eliminate the Institutional mechanisms that exclude women and minorities. 3. Equal opportunities and choices: Poverty is not always related to the amount of money one has in his/her disposal. It is also about deprivation of choices and opportunities. It is mostly women and girls who are facing multiple deprivations of their educational, social, economic, environmental, etc. rights. Poverty is also inherent in the unequal distribution of resources through the process of globalisation. 4. WSSD encourages voluntary partnerships in achieving sustainable development goals. Make such partnerships transparent and do not use them as an alibi for multinational corporations. Put corporate responsibility at the centre of such partnerships, and base the decision-making processes on equal participation of the partners. 5. Trade and sustainable development: Tiye International supports the proposal of the European Union for making Trade Sustainability Impact Assessments (SIAS).
Position Paper Tiye International July 2002
Tiye medewerkers stellen zich voor Audrey Vreugd: Ik ben cultureel antropologe en werk sinds mei 2003 als bureaucoördinator bij Tiye International. Tot die tijd was ik ook bij Tiye werkzaam, toen als projectleidster voor het Dagindelingproject rond flexibele kinderopvang. Ik verrichtte ondermeer het behoefte- en haalbaarheidsonderzoek naar nieuwe vormen van kinderopvang en ben betrokken geweest bij de publicatie: ‘En Ik Dan’. Als bureaucoördinator ondersteun ik zowel de bestuursleden als de projectmedewerkers bij alle activiteiten. Daarnaast zijn voor mij belangrijke aandachtspunten: de internationaliseringspoot van Tiye International en het meehelpen om de sector jongeren verder uit te bouwen. Ik ben Daniëlle van den Stoom. Geboren te Suriname en vanaf mijn vijfde getogen op Curaçao. Mijn studie aan de Hogere Hotelschool Den Haag bracht me zo’n twaalf jaar geleden naar Nederland. Voor mijn stage heb ik bij Disney World in Amerika gewerkt. Met recht een wereldburger te noemen, niet waar? Na mijn afstuderen werkte ik een aantal jaren in de werving & selectie, van met name kader marketing- en PR-personeel. De afgelopen jaren heb ik de gasten en bands bij de Talkshow Barend & van Dorp “wakker” gehouden. In september begin ik aan mijn derde jaar op de jazzzang afdeling van het Conservatorium van Amsterdam. En vanaf 1 juli 2003 ben ik bij Tiye International begonnen als beleidsmedewerkster voor het project Towards a Workforce Without Discrimination (TWWD). In de toekomst zal hopelijk heel werkend Nederland, gebruik kunnen maken van de nieuwe methodiek voor het uitstippelen van non-discriminatie beleid, die we binnen dit project ontwikkelen.
Mijn naam is Mayra Esseboom en ik ben per 1 juli begonnen bij Tiye als beleidsmedewerker voor het project “Veilig thuis”. In nauwe samenwerking met de vrouwen uit de aangesloten organisaties hoop ik met dit project de ondersteuning van en hulpverlening aan zmvkinderen, die te maken met huiselijk geweld te verbeteren. Geboren te Paramaribo en vanaf mijn eerste jaar opgegroeid in Arnhem, was ik in mijn puberjaren zoekende naar de groep waartoe ik behoorde. De groep die mij niet beoordeelde en/of veroordeelde vanwege uiterlijkheden. Toen ik 18 was, ben ik naar Suriname teruggekeerd om die groep te vinden en om mijn VWO af te ronden. Met name door mijn ervaringen aldaar ben ik bij terugkomst Agrarische Economie in Wageningen gaan studeren. Inmiddels ben ik vier jaar afgestudeerd en woon ik met mijn man en onze twee Godsgeschenken in Wageningen. Bij Tiye hoop ik de groep te hebben gevonden waarbij ik me thuis voel! Fehmi Kemal Kutluer: Ik ben 20 jaar geleden in Utrecht geboren. Mijn ouders komen uit Turkije. Tot mei 2003 heb ik altijd bij mijn ouders gewoond in Maarssen, waar ik ook naar de basisschool ging. In 1995 ging ik naar het Christelijk Gymnasium in Utrecht. Na het halen van mijn diploma besloot ik in Utrecht met de studie rechten te beginnen. Wat ik precies met mijn studie wil gaan doen, is nog niet helemaal duidelijk, maar daar heb ik nog tijd voor. Sinds juni 2002 werk ik vast voor 12 uur in de week bij Tiye. Ik doe de administratie en maak deel uit van het secretariaat. De sfeer hier vind ik optimaal. Iedereen gaat leuk met elkaar om en mij wordt ook de nodige ruimte gegeven om mijn werk hier op een evenwichtige wijze te kunnen combineren met mijn studie. Iets wat ik natuurlijk ook erg op prijs stel van het werken bij Tiye!
11
Projecten van TIYE
in 2003 Tiye International wordt als organisatie niet gesubsidieerd, maar heeft jaarlijks wel een aantal projecten waar subsidie voor is gekregen. Dit jaar zijn dat: A. Nondiscriminatie op de arbeidsmarkt Lopend: ‘Towards a Workforce Without Discrimination’ TWWD-project, gericht op het creëren van een discriminatievrije cultuur binnen arbeidsorganisaties. In samenwerking met Agids (Universiteit Amsterdam), FNV Vrouwenbond, FNV Secretariaat Etnische Minderheden. 15 mei 2002 - 15 november 2004.
B. Bestrijding van Geweld tegen vrouwen en kinderen Lopend: Violence Alert: trainstersnetwerk van zmv-vrouwen die steungroepen oprichten en begeleiden en Train-de-trainerstraject. (Subsidie 2002 afgerond, subsidie voor verder afstemming en deskundigheidsbevordering via een samenwerkingsproject met o.a. Transact en Forum) najaar 2003 en 2004 Lopend: Veilig Thuis: gericht op signalering van gevolgen die kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld ondervinden en de hulpverlening aan deze kinderen. 1 januari – 31 december 2003. Conferentie Veilig Thuis: 28 november 2003 C. Cultureel erfgoed Lopend: Oral History , ter gelegenheid van de viering van 25 jaar DCE (Directie Coördinatie Emancipatiebeleid van de overheid) voert Tiye een project uit rond emancipatiebeweging van zmv-vrouwen in Nederland (waarbij de oral history van 25 jaar geleden, heden en toekomst de revue passeren). Presentatie van dit project door drie cabaretiers tijdens de viering op 15 november 2003 in Rotterdam. Bij de voorbereiding wordt samengewerkt met de Vrouwen Alliantie die een documentaire maakt en de Nederlandse Vrouwen Raad die een gezamenlijke kunstwerk coördineert. Juni - november 2003
12
D. Projecten Combinatie arbeid en zorg Afgerond: Project Kinderopvangvoorzieningen: over modellen voor kinderopvangvoorzieningen van (zmv)vrouwen met onregelmatige werktijden. Dit project is 1 maart 2003 afgerond. Nieuw: Inmiddels is voor een nieuw project Lokaal Tijdmanagement door Tiye subsidie aangevraagd bij het projectbureau Dagindeling. E. TIYE TIEN Laat mij je toekomstvisie zien !!! Beginnend: In 2004 is het tien jaar geleden dat Tiye International werd opgericht. De voorbereidingen voor de viering van TIYE TIEN zijn in volle gang. In september 2004 worden diverse conferenties georganiseerd in het kader van TIYE TIEN. Ondermeer een internationale conferentie, die tevens fungeert als ‘try-out’ voor de World Conference die in augustus 2005 in Nederland zal plaatsvinden F. Internationaal: Women Combating Global Crises. Beginnend: Voorbereiding van de internationale conferentie in augustus 2005 in Amsterdam “Women Combating Global Crises; In Search of Peace, Sustainable development and Well-Being”. Tiye zal veel tijd steken in de voorbereiding van deze internationale conferentie. Samenwerkingsprojecten met organisaties in andere landen die in 2003 zijn afgerond: Zuid-Afrika: Afgerond: In 1998 en in 2001 heeft Tiye contacten gelegd met de Youth Choir van de Uniting Reformed Churches in Soweto / Johanneburg (Zuid Afrika). De groep bestaat uit 26 jongeren van 15 tot 25 jaar en 4 begeleiders. In februari 2003 zijn deze jongeren op bezoek geweest in Nederland en heeft een uitwisselingsprogramma plaatsgevonden in Amsterdam Zuid Oost (met onder andere optredens van het koor). Met dank aan NCDO en HIVOS. Turkije: Afgerond: Project Radio of Democracy, een samenwerking met Novib en de Turkse organisatie Flying Broom in Ankara, die erop gericht is grassroots vrouwen in Turkije via eigen radioprogramma’s een stem te geven. Dit project is inmiddels ook afgerond.