Scriptie
Sociaal-artistieke theoretici naast de kunstenaars Omtrent werkwijze en kwaliteitsstreven ! Julie Dewelter Cultuur en sociaal werk, twee denkkaders, twee maatschappelijke velden die boeien en intrigeren. Twee vaak schijnbaar tegengestelde niveaus in de hedendaagse samenleving, die op het eerste zicht een complexe en gespannen combinatie vorKORT men. Er is enerzijds het kritische denkkader van kunst, dat niet maatschappelijk Julie Dewelter verantwoord hoeft te zijn, dat vragen stelt en confronteert. Anderzijds is er de is sinds 2004 zedelijkheid van het sociaal werk. maatschappelijk assistent - afstudeer- Toch is men in België, op beleidsniveau, al tien jaar bewust bezig met het samenrichting Sociaalbrengen van deze domeinen. De aanzet daarvoor waren verschillende bronnen die cultureel werk. aangaven dat het wel degelijk geen compleet tegengestelde invalshoeken van de Sociaal artistieke gemeenschap zijn. Kunst en sociaal werk kunnen worden verenigd om verzuring projecten koppelen tegen te gaan, culturele uitsluiting te reduceren en cultuurcompetenties bij de het sociale en het bevolking te verhogen. Daarnaast kan cultuur, ruim geïnterpreteerd, een betekeartistieke. nis verlenend kader inhouden. Cultuur kan een integrerende functie hebben, het Voor haar scriptie spreekt mensen aan op hun persoonlijke competenties en kracht. Het zelf maken interviewde is hierbij een belangrijk aspect. Dewelter vijftien sociaal-artistieke Uitsluiting en cultuur staan dus dichter bij elkaar dan op het eerste zicht lijkt. kunstenaars.
Dit artikel is een bewerking van de scriptie. Het toont een stuk van het sociaal-artistieke werkveld vanuit het gezichtspunt van de kunstenaar. Eerst ligt de focus op hoe de kunstenaar te werk gaat. Vervolgens wordt het streven naar een kwalitatief product uit de doeken gedaan.
Sociaal-artistieke projecten zijn initiatieven waarbinnen het sociale en het culturele gekoppeld worden. “Het zijn projecten die zich in de eerste instantie richten tot (cultuur)kansarmen en die gekenmerkt worden door een evenwaardige vervlechting van een sociaal en artistiek proces.”1 In dit artikel wordt een gedeelte van dit sociaal-artistieke werkveld blootgelegd, vertrekkende vanuit de kunstenaar. Ik koos bewust voor dit gezichtspunt omdat ik vaststel dat het overgrote gedeelte betreffende het sociaal-artistieke opgetekend wordt vanuit de sociale hoek, terwijl de kunstenaar - die nochtans een even sterke peiler is binnen die praktijk - zelden aan het woord komt. Om inkijk te hebben in de werk- en denkwijze van de kunstenaar, ben ik in gesprek getreden met vijftien sociaal-artistieke kunstenaars. Uit de interviews destilleerde ik, voor dit artikel, twee kernvragen waarrond ik het brede veld aan opinies verwerkte. Ik beperk mij tot de manier van werken en het streven naar een kwalitatief product en proces.
Socia-cahier nr. 3
mei 2005
[ 15 9 ]
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
1
Hoe werkt een sociaalartistiek kunstenaar?
In het rapport “Een kwalitatief onderzoek naar methodiek ontwikkeling” worden een aantal essentiële methoden en hulpmiddelen aangereikt om een sociaal-artistiek proces te begeleiden. Er worden vijf werkwijzen vermeld. 1) Toegankelijkheid: De praktijk moet laagdrempelig zijn, met andere woorden, alle belemmeringen van financiële, psychologische, intellectuele, ruimtelijke en sociale aard moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Aandacht besteden aan ledenwerving en opvolgen van wegblijvers zijn hierbij een must. De valkuil die zich bij toegankelijkheid opwerpt, is sociale afroming. 2) Positieve benadering: Dit betekent vertrekken vanuit de kracht van de mensen en vanuit hun kwaliteiten. De begeleiders hebben daartoe een houding van openheid en respect nodig. Ze zorgen ervoor dat de krachten en de mogelijkheden van de deelnemers zoveel mogelijk een plaats krijgen in het project. Men moet bij deze benadering oppassen voor overspannen verwachtingen of omgekeerd voor een onderschatting van de mogelijkheden. 3) Participatie: Deelnemers moeten inspraak hebben in het proces en het product. Ze moeten de kans krijgen om deel te hebben en deel te nemen. Het gevaar schuilt erin dat de werking afhankelijk wordt van bepaalde individuen en dat het participatieniveau niet aansluit bij de mogelijkheden van de deelnemers. 4) Uitwisseling realiseren tussen de leefwerelden van de participanten: Er wordt ingegaan op de context en leefwereld van de deelnemers. Door dit te gebruiken begeeft men zich op gevaarlijk terrein, grenzen aanvaarden is uiterst belangrijk. Begeleiders moeten bewaken dat ze de deelnemers niet gaan vergelijken. 5) Creëren van ontmoetingskansen: Die ontmoeting vindt meestal plaats op een bepaalde plek die bekend is in de groep. Op die manier krijgen de personen de kans om een sociaal netwerk op te bouwen. Risico’s zijn hier dat de groepsvorming een verplichtend karakter krijgt. 2 Deze vijf methodieken zou ik willen aanvullen met twee aandachtspunten die Dominique Willaert aanbrengt. Hij wijst op het belang [ 160 ]
Socia-cahier nr. 3
van een contextueel vooronderzoek. Dit onderzoek heeft de bedoeling op zoek te gaan naar hoe, en op welke manier kan worden ingehaakt op de context. Het sociaal-artistieke kent een leefwereldbenadering die geënt is op de biografische, sociale en culturele situatie waarin de participant zich bevindt. Die belevingswereldbenadering kan met behulp van een vooronderzoek ten volle worden gerealiseerd. Hij vermeldt ook het wezenlijke belang van wat men het ‘negatieve’ moment van de kunst noemt, ‘vervreemding’ of ‘afstand’. Het concrete hier en nu, het al te nabije moet op een manier worden genegeerd of ontkend.3
De kunstenaars aan de slag Uit de interviews bleek dat de kunstenaars het alvast eens zijn met deze theoretische benadering. Zij geven echter een duidelijkere en praktischere invulling van deze begrippen.
Startgesprek De kunstenaars melden de noodzaak om te starten met een gesprek waarbij deelnemers ingelicht worden over de inhoud van het project. Het is bij deze ontmoeting belangrijk te vermelden welk engagement van de deelnemers verwacht wordt. Enkel wanneer bij beide partijen, begeleiders en deelnemers, de nodige inzet en motivatie aanwezig zijn, heeft een proces kans op slagen. Er moet daarenboven van bij de start worden ingegaan op de functie van het project. Deelnemers moeten weten dat het niet de bedoeling is van hen uitstekende acteurs, cineasten of beeldende kunstenaars te maken. Door dit te verwoorden worden valse verwachtingen al van bij het begin in de kiem gesmoord. Duidelijkheid en wederzijdse dialoog staan bij de eerste kennismaking centraal. Het vormt de basis voor het wederkerige vertrouwen dat noodzakelijk is voor de verdere opbouw van het project.
Open blik Opmerkelijk is dat de meeste kunstenaars een project niet aanvatten vanuit een bepaald idee of een bepaalde opdracht. Ze vertrekken in alle openheid en weten niet naar welk product ze toewerken. Alle richtingen zijn mogelijk. Doordat men het thema open laat, kan iedereen zijn eigen verhaal en verlangens inpassen, wat leidt tot een uitwisseling van leefstijlen. Bij deze fase staat het luisteren naar elkaar centraal. Er wordt bijv. gestart vanuit de vraag “wat of wie ze graag eens zouden zijn?” Aanvankelijk wordt heel vrij gewerkt en naargelang het proces vordert, wordt getrechterd. mei 2005
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
Ik wil erop wijzen dat die vrijheid niet voor iedere deelnemer ideaal is. Vrijheid gaat ten koste van veiligheid, het is dus geboden een evenwicht zoeken.
Leef- en lijfstijl meenemen Het meenemen van de leef- en lijfstijlen van de deelnemers vinden de kunstenaars noodzakelijk. Ze ervaren het als onlosmakelijk verbonden aan het sociaal-artistieke, dat men ingaat op de individualiteit en het verhaal van de doelgroep. De belevingswereld krijgt een plaats, maar er wordt later evenzeer afstand van genomen. Men presenteert geen doelgroep, men maakt een product. Meegaan in het verhaal van de deelnemers houdt niet in dat hun eigenbeeld niet met de nodige zorg doorprikt kan worden. Zo is het bij het werken met jongeren zinvol om ook hun kwetsbare kant aan te raken. Kunstenaars die de intentie koesterden om afstand te nemen van de problematieken, bemerken dat ze snel stootten op de feitelijkheid dat die pijnlijke realiteit voortdurend aanwezig is. Men kan er niet om heen. Een acteur verwijst bij het spelen ook naar zijn eigen referentiekader.
Symbolisering en vervreemding Symbolisering en vervreemding van de eigen historie zijn cruciaal. In de eerste plaats om exotisme en ‘dierentuinervaringen’ bij het publiek uit de weg te gaan. Ten tweede omdat het verbonden is aan kunst. De afstandsinname en impuls tot verbeelden en vervreemden worden op verschillende manieren bereikt. Naargelang het medium verschilt de wijze. In het theater maakt men onder andere gebruik van, zelf meespelen, en dusdanig prikkelen tot theatraliteit. Het is evident dat podiumkunstenaars veel tijd spenderen aan improvisatie. Enkelen laten de participanten teksten optekenen die vervolgens theatraal herschreven worden, samen met de regisseur of groep. Anderen maken gebruik van de verhaaltechniek waarbij iemand optreedt als verteller. De groep laten meekijken, voortonen, effecten demonstreren en informeren over alternatieven, zijn evenzeer interessante tactieken. Beeldende kunstenaars werken meestal meer vanuit het individu en minder vanuit het groepsgevoel. Zij maken gebruik van voorbeelden uit de kunstgeschiedenis. Ze tonen de deelnemers werken die aansluiten bij hun thema. Meer vragen bieden dan antwoorden resulteert in een stimulans naar de goede richting.
Socia-cahier nr. 3
Uitproberen en samen kijken naar wat al bestaat Bij alle mediums is ‘try and error’ het best hanteerbare principe. Het blijkt zinloos de eigen gewoonte door te drukken. Deelnemers laten uitproberen en hun fouten toelaten zal ervoor zorgen dat ze zelf kunnen ervaren waarom een bepaalde keuze gemaakt wordt. In sommige projecten neemt men de mensen mee naar bestaande culturele activiteiten. Dit speelt in op het vormen van een breder cultuurbeeld, het bezorgt inspiratie voor de eigen werking, en het versterkt de groepssfeer.
Positieve benadering Vanuit een positieve benadering willen de kunstenaars hun deelnemers in hun volledige waardigheid en kwaliteit tonen. De focus ligt niet op de problemen maar op de mogelijkheden. Aftasten van de capaciteiten van elk individu, is dan ook een zoektocht die nooit eindigt. Al kan een deelnemer niet schilderen of spreken, toch moet de artiest proberen de competentie eruit te halen. Kunstenaars zijn vaak op hun hoede voor de gevolgen van beeldvorming. Dit betekent echter niet dat deelnemers als perfect naar voor gebracht worden. Er kunnen gerust stekels aan het verhaal zitten, maar het mag geen stereotype opvoering worden. Betuttelend optreden is hierbij een valkuil. De ene artiest besteedt meer aandacht aan het overbrengen van technieken en codes dan de andere. Sommige zien overbrengen van artistieke regels als een deel van de taak. Anderen ervaren het als iets dat automatisch gebeurt maar geen doel op zich is. Enkelingen werken van bij de start systematisch op technieken die belangrijk zijn, bijv. beweging, concentratie … Velen ervaren de onwetendheid van de participanten dan weer als een charme. Het gaat geenszins om goed kunnen. Het principe is samen een verhaal vertellen. Opmerkelijk is dat veel kunstenaars erop wijzen dat je heel snel komt tot een geheel in de diversiteit. Op één of andere manier is elk verhaal aan elkaar gelinkt. Die linken resulteren in een gemeenschappelijke boodschap die universeel te begrijpen is.
Participatie De deelnemers laten participeren, gebeurt in het aanbrengen van ideeën, maar de uitwerking ligt bij de begeleiders. Het collectieve laat zich dus voornamelijk zien in het verzamelen van plannen en bij de uitvoering. De verwerking wordt opgenomen door de begeleiders, wat een individuele act is. Dit lijkt me logisch aangezien participanten vaak weinig artistieke kennis hebben. mei 2005
[ 161 ]
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
Vele projecten werken met een kunstenaarscollectief om steun te vinden bij elkaar, om in kleine groepen te kunnen werken en om een brede kijk te bekomen. Dit kunstenaarscollectief zorgt ervoor dat de groep artiesten toch een samenwerking moet aangaan bij het verwerken en bewerken van het materiaal. Doordat deelnemers niet mee instaan voor de verwerking is oplettendheid voor eerlijke participatie belangrijk. Niet enkel sterke persoonlijkheden en mondige mensen moeten het woord krijgen. Het gevaar voor schijnparticipatie is hier reëel.
2
Kwaliteit?
Uit het onderzoek van Karolien Vanpéé en Barbara Demeyer blijkt dat een kwaliteitsvol product belangrijk is voor deelnemers, publiek en begeleiders. Enerzijds kan het helpen om de fierheid en het zelfvertrouwen van de deelnemers te verhogen, anderzijds is het essentieel om de vooroordelen ten aanzien van de doelgroep weg te werken. Het publiek heeft in vele gevallen enkel negatieve ervaringen met de deelnemende groep. Bij een onafgewerkt product worden deze veronderstellingen bevestigd. Begeleiders stellen zich het doel voorop de groep in een positief daglicht te plaatsen en dat kan enkel bij een hoog kwalitatief gehalte van het eindresultaat. Een kwaliteitsvol product veroorzaakt daarenboven een waardering door derden: een waardering die gericht is op de deelnemers en op kunstenaars. Deze laatsten hebben dus evenzeer belang bij een volwaardig resultaat. De methodes die aangereikt worden om tot een volwaardig eindproduct te komen zijn: 1) Werken met professionele sociale en artistieke begeleiders: Om de kwaliteit van proces en product te garanderen, wordt aangeraden te werken met mensen die voldoende artistieke ervaring hebben en met mensen die een opleiding als begeleider genoten hebben. 2) Artistieke diepgang: Het is belangrijk om samen met de deelnemers aandacht te besteden aan het uitspitten van de artistieke prikkels die ze aangeboden krijgen. Het is noodzakelijk dat daarvoor voldoende tijd wordt ingebouwd, indien die er niet is, is het aangeboden de prikkels enigszins te beperken. 3) Verwerking van het materiaal door de kunstenaar: In sommige sociaal-artistieke projecten wordt om praktische redenen en [ 162 ]
Socia-cahier nr. 3
om een goede kwaliteit van het eindproduct te garanderen, het materiaal, dat samen met de deelnemers verzameld werd, door de artistieke begeleiders autonoom verwerkt. In het streven naar kwaliteit treden enkele negatieve neveneffecten op de voorgrond. Er is enerzijds het gevaar van overprofessionalisering. Daarnaast is er de kans dat deelnemers afhaken doordat ze denken niet te kunnen voldoen aan de verwachtingen. Er dient dus continu rekening te worden gehouden met de broosheid van de deelnemer.4 Voor Rik Pinxten ligt de professionaliteit niet enkel in een professionele begeleiding en diepgang maar ook in een professionele groei van de deelnemers. Pinxten stelt dat, net zoals een professioneel artiest moet groeien in zijn deskundigheid, ook participanten van sociaal-artistieke initiatieven moeten ontwikkelen in hun kunstbekwaamheid en kennis. Ik ben echter van mening dat het geenszins de bedoeling kan zijn om van de deelnemers uitstekende artiesten te maken. Volgens mij kan de professionaliteit gerust op andere domeinen worden opgevangen. Vervolgens pint hij de aandacht op het ‘vervreemdende’. Zonder die afstandsinname kan men geen kwaliteitsvol product leveren.5 Het vervreemden is onlosmakelijk verbonden aan kunst en realiseert het uit de weg gaan van exotisme, een belangrijke factor om tot een professioneel en kunstwaardig product te komen. Exotisme is een term die de wijze uitdrukt waarop een publiek naar een voorstelling kijkt. De doelgroep wordt daarbij gecatalogiseerd als ‘de ander’, ‘vreemd aan mij’, en dat resulteert in voyeurisme, de dierentuin-blik als het ware. Deze reactie houdt geen positieve beeldvorming in en bevestigt enkel de groep in zijn zogenaamd anders-zijn. Laat staan dat deze reactie zou worden aangemoedigd vanuit het type voorstelling. In dat geval zijn we ver verwijderd van een professioneel, kwalitatief en stereotype doorbrekend resultaat. Het is bijgevolg belangrijk dat begeleiders en kunstenaars vertrekken vanuit de kennis dat ‘de doelgroep’ en ‘de kansarme’ niet bestaan. De kunstenaar heeft hierbij het voordeel dat hij sowieso niet vertrouwd is met de doelgroepindeling. De professionalisering voor de kunstenaar houdt volgens Pinxten eveneens in dat de kunstenaar zijn codes overbrengt en op zoek gaat naar het esthetische en de kunstcodes van de doelgroep. De kunstenaar moet trachten zijn eigen codes en die van de deelnemers samen te brengen en op elkaar af te stemmen. mei 2005
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
Volgens hem moet de artiest hierbij toegevingen doen in zijn individualistische aard.
voordeel is dat een voldoende langdurig proces de doelgroep de kans bezorgt om in alle rust open te bloeien.
De kunstenaars
Ruimte is een volgend aspect. Een vaste ruimte bewerkstelligt de zekerheid en geeft een vertrouwd gevoel. Dat kan een impuls zijn tot positieve creatie. Meestal wordt gewerkt op een plek die zich bevindt in de vertrouwde omgeving van de deelnemers. Op die manier houdt men de ruimtelijke drempel laag. Vervolgens dienen de samenkomsten te worden geritualiseerd. Dit versterkt de herkenbaarheid en dat werkt op zijn beurt de veiligheid en het vertrouwen in de hand.
Uit de interviews blijkt dat de kunstenaars en de theoretici niet noodzakelijk hetzelfde begrijpen onder ‘kwaliteit’. Kunstenaars richten zich eerder op concrete voorwaarden. Betreffende de kwaliteit van het product blijven ze eerder vaag.
Kwaliteitsvoorwaarden De kunstenaars streven naar een kwalitatief product. Dit kan echter niet ten koste gaan van het welvoelen van de deelnemers. Het is dus geboden een evenwicht zoeken. Uit de interviews komen een aantal voorwaarden naar voor die kunnen bijdragen tot een kwalitatief product en proces. Tijd en ruimte Er is eerst en vooral ‘de tijd’. Voor een sociaalartistieke theaterproductie heb je veel meer tijd nodig dan om een klassieke voorstelling in elkaar te boksen. Een professioneel gezelschap kan iets maken in 2 maanden. Een beeldende kunstenaar werkt gebruikelijk alleen en in dat geval vraagt het de tijd die hij wenst te besteden. In het sociaal-artistieke heeft men meer tijd nodig. Deze lange tijdsperiodes vinden hun oorsprong in verschillende aspecten die eigen zijn aan de sociaal-artistieke werkwijze. Vooreerst hebben de deelnemers de tijd nodig om het proces te implementeren, de periode die dat vraagt hangt af van groep tot groep. Bovendien is het belang om elkaar te doorgronden veel meer aanwezig dan bij de reguliere kunst. Er is behoefte aan een ontdekkingsperiode, waarbij beide partijen, participanten en begeleiders, de kans krijgen elkaar te leren kennen. Deelnemers wensen immers de begeleiders af te tasten alvorens ze hun vertrouwen toekennen en van de begeleiders wordt verwacht dat ze op zoek gaan naar de kwaliteiten van de participant en aandacht hebben voor diens situatie. Daarenboven is de opbouw van het product en het gebruik daarin van de leef- en lijfstijlen in alle mediums aanwezig. Inzoemen op de leefwereld veronderstelt evenzeer een vertrouwensrelatie. Die opbouw van vertrouwen en het ontdekken van elkaars capaciteiten en leefwijze vragen veel tijd. Daarenboven evolueert datgene dat men wil vertellen voortdurend, deze evolutie moet de kans krijgen om zich maximaal te ontplooien. Bijkomend zijn er de artistieke codes die bij de deelnemers meestal onbekend zijn en die ze onder de knie dienen te krijgen. Het Socia-cahier nr. 3
Ondersteuning: financieel, sociaal, artistiek Professionele infrastructuur en structurele financiële ondersteuning worden eveneens aangeven als een belangrijke factor bij het streven naar kwaliteit. Men brengt geen hoog kwaliteitsgehalte door gebruik te maken van amateuristische technieken. Bovendien duidt het op waardering en geloof in de deelnemers wanneer ze degelijke en vakkundige materialen aangeboden krijgen. Kunstenaars menen ook nood te hebben aan ondersteuning op sociaal en artistiek domein. Op sociaal gebied wordt dit meestal opgevangen door organisaties die zich rond het project situeren, zoals een OCMW, een JIAC … of door een sociaal werker die in het project mee stapt. Op artistiek gebied wordt doorgaans in groep gewerkt. Men kiest voor een regisseurscollectief, anderen spreken artiesten van verschillende disciplines aan om mee te werken. Sommige initiatieven kiezen ervoor om het eindresultaat voor te leggen aan personen uit de culturele wereld, om op die manier, met behulp van de ontvangen kritiek, het resultaat kracht bij te zetten. Enkele kunstenaars attenderen dat de sociaal-artistieke sector zijn krachten zou kunnen bundelen om elkaar te ondersteunen in de weg naar een kwaliteitsvolle werking. Anderen staan daar eerder sceptisch tegenover en wijzen op de loyaliteit tussen de werkingen, waardoor kritiek moeilijk gegeven wordt. Een vaste, gemotiveerde groep Een vaste groep is een volgende belangrijke dimensie. Op die manier stijgt het groepsgevoel en nemen deelnemers elkaar serieus. Bij een ‘va et vient’ zet de vrijblijvende ingesteldheid zich verder door op de gehele groep en dit ten koste van de kwaliteit. Bovendien kunnen voortdurend bijkomende leden het groepsproces en vorderingen opnieuw naar beneden mei 2005
[ 163 ]
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
halen. De veiligheid wordt gebroken en moet opnieuw worden opgebouwd. De inzet van de groep speelt eveneens een grote rol. Gemotiveerde deelnemers, die bereid zijn om zich voor honderd procent in te zetten, leiden tot een kwalitatieve productie. Vanuit deze kennis legitimeert men gebruikelijk de selectie. Daarenboven is voldoende draagvlak van partners, deelnemers, begeleiders en ondersteuners een niet te onderschatten steun in het werken naar een waardevol product.
Een kwalitatief product Zuiver technisch beschouwen de kunstenaars sociaal-artistieke producten doorgaans niet als evenwaardig aan regulier artistieke creaties. Daartegenover vermelden ze wel meteen dat de resultaten veel meer eerlijkheid, gevoel en ziel in zich dragen en dat compenseert dadelijk die techniciteit. Hoe een kwaliteitsvol eindresultaat er moet uitzien, valt moeilijk te zeggen. Een kwaliteitsvol product moet in de eerste plaats iets met je doen. Het moet je emotioneren, ontroeren en aanspreken, het mag je niet vervelen. Het moet ook een stuk herkenbaarheid in zich dragen en aanzetten tot nadenken. Het mag geen weergave zijn van lege ideogrammen. Inhoud en vorm moeten aanspreken en op elkaar afgestemd zijn. In het respectabele product moeten ook de kunstenaar en de deelnemer samenkomen. Het collectieve verhaal en de vorm waarin het gestopt wordt, moeten op beide niveaus, namelijk dat van de kunstenaar en de deelnemer, worden gesmaakt. Het product mag niet onder een bepaald peil dalen. Het is niet omdat het voor ‘die’ mensen is dat het niet perfect en voltooid hoeft te zijn. In dat geval beledig je hen en benadruk je hun zogenaamde tekorten en daar wil het socio-artistieke net aan voorbij. Net zoals Pinxten schrijft, verzekeren de kunstenaars dat vervreemding centraal staat. Ze willen in geen geval de doelgroep opvoeren. Er is aandacht voor afstandsinname ten opzichte van de werkelijkheid. Een eerlijk naar voor schuiven van de doelgroep staat garant voor een degelijk resultaat. Vervolgens moet het toegankelijk zijn voor de entourage van de doelgroep en eveneens voor mensen die regelmatig naar het theater gaan. Enkele kunstenaars melden dat het niet eenvoudig is om kwaliteit te brengen. Er zijn onophoudelijk voorvallen die het niveau en de professionaliteit neerwaarts halen. Het is een spanningsveld. Ze zouden het kwaliteitscriterium dan ook liever beschrijven als, ‘een zo groot mogelijke kwaliteit, rekening houdend met de beleving van participant’.
[ 164 ]
Socia-cahier nr. 3
Tot slot De kunstenaar is een belangrijke peiler in de sociaal-artistieke praktijk. Een sociaal-cultureel werker treedt hoofdzakelijk op als ondersteuner en coach, terwijl een kunstenaar het proces leidt. In de sociaal-artistieke praktijk is de kunstenaar diegene die met de deelnemers een werkproces opzet, met een artistiek product als einddoel. De verantwoordelijkheid van de kunstenaar situeert zich weliswaar op verschillende assen in tegenstelling tot de reguliere artistieke praktijk. De rol en positionering van de kunstenaar staan heel sterk ten dienste van met wie en hoe wordt gewerkt. Dit betekent ook dat de kunstenaar naast zijn of haar artistieke bagage ook een pedagogische houding nodig heeft. De kunstenaars ervaren dit ‘rekening houden’ niet als een beperking, maar eerder als een uitdaging. De kunstenaars kiezen er namelijk expliciet voor om samen met de deelnemers een collectief verhaal te schrijven. Toch blijft er een spanningsveld tussen het sociale en het artistieke. De maatschappelijk werker wil dat het sociale proces voldoende op de voorgrond treedt, de kunstenaar wil concreet het artistieke zien. Het is bijgevolg geboden erover te waken dat de twee evenwaardig naast elkaar staan. Zowel het artistieke als het sociale dienen in hun kracht te verschijnen. Wanneer dit evenwicht mank loopt, ontstaat frustratie bij de begeleiders. Kunstenaars voelen zich chiroleiders, sociaal werkers wanen zich mislukte artiesten. Wanneer we nadenken over de werkwijze wil ik de aandacht trekken naar een contextueel vooronderzoek. Het is belangrijk om te weten met welke groep en context je te maken hebt. Victoria Deluxe werkte voor een bepaald project met senioren, er was aanvankelijk het idee om iets artistieks te doen. Na veel samen praten en beleven met deze personen merkte Deluxe op dat het klassieke idee van een voorstelling niet bij de senioren leefde. Muziek, dans, koken en doorgeven van kennis, leunden veel sterker aan bij hun leefwereld. Van daaruit kwam men tot het idee om ‘Ball Populairs’ te organiseren, gekoppeld aan een kookmoment waarbij senioren kookles gaven aan jongeren. Het gebruik van de leef- en lijfstijl van de participant blijkt eigen aan het sociaal-artistieke werk. Men vertrekt dan ook meestal niet vanuit een idee, maar vanuit een grote
mei 2005
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
openheid naar de deelnemers toe. Toch denk ik dat het starten vanuit een ruim artistiek voorstel de meeste adequate start is. Ruim, in die zin dat de deelnemers inspraak moeten hebben en er plaats moet zijn voor hun persoonlijke capaciteiten. Een artistiek voorstel dat ontstaan is uit een vooronderzoek maakt dat de potentiële deelnemers zich er tegenover kunnen verhouden. Een open raamkader met duidelijkheid over de verwachtingen zorgt ervoor dat de participant weet in welk circuit hij zich inschrijft. Veelal kennen deelnemers deze werkvorm niet en is het voor hen onduidelijk hoe men concreet tewerkgaat. In het begin van die projecten moet beter worden gecommuniceerd, omdat je momenteel het risico krijgt dat mensen worden meegesleurd in iets waar ze geen zicht op hebben, pas naar het einde van het proces wordt voor bepaalde deelnemers alles helder. Een kader biedt de deelnemers inzicht en veiligheid. Voor de kunstenaar betekent het dat hij gerichter en functioneler kan werken. Vervolgens rijst bij mij nog een vraag. De meeste kunstenaars wijzen op distantie van het reële, maar in hoeverre kun je met iedereen tot die artistieke bevreemding komen? In hoeverre is het opportuun tot die bevreemding te komen als je in een hyperrealiteit leeft van slechte huisvesting, slechte gezondheid, enz.? Is dat een vluchtroute die zuurstof creëert of eerder een noodzakelijk kwaad om aan artistiek werk te kunnen doen? Sommige mensen zullen nooit tot die bevreemding komen. Het zou daarenboven een illusie zijn te geloven dat iedereen bij deze praktijk kan aansluiten. Deze bevreemding is echter noodzakelijk om de deelnemers in hun waardigheid naar voor te brengen en om de toeschouwer een kwalitatief product aan te bieden. Het symboliseren vraagt in de eerste plaats tijd en aanvaarding van wat ‘is’. Het is dus onontbeerlijk dat de deelnemer al een evolutie in aanvaarding van zijn problematiek heeft doorgemaakt. De discussie rond kwaliteit begeeft zich op verschillende domeinen. Zowel het proces als het product dient volwaardig te zijn, maar hoe komt men tot dergelijk resultaat? Vooreerst moeten een aantal voorwaarden worden ingevuld: voldoende tijd, geschikte ruimte, ritualiseren van samenkomsten, professionele infrastructuur, ondersteuning, een vaste en enthousiaste groep; maar wat
Socia-cahier nr. 3
is eigenlijk de kip en het ei? Vermoedelijk heb je eerst een invulling van die begincondities nodig. De sociaal-artistieke praktijk krijgt vaak de kritiek onvoldoende kwaliteitsvol te zijn maar men vergeet te kijken naar het gebrek aan omkadering, opvolging en productionele ondersteuning. Deze voorwaarden kunnen niet worden gerealiseerd zonder voldoende budget. Het beleid dient daar meer aandacht aan te besteden. Vervolgens schrik ik wanneer ik de theoretische basisgedachten over kwaliteit bekijk. Indien men de verwerking door de kunstenaar laat gebeuren krijgt het resultaat snel iets mee dat van de kunstenaar is en niet van de deelnemers. De participatie lijkt mij hier veraf. Koen Theys verwerkte de foto’s van de jongeren in een opstelling waarbij hij ze sorteerde op vorm. Hij maakte veertien portretten bestaande uit 12 verschillende foto’s. Het geheel werd een onderdeel van zijn oeuvre en geen werk van zijn participanten. Een verwerking door de kunstenaar bij het theater kan ik me iets beter indenken. De kunstenaar sprokkelt ideeën en voorstellen, verwerkt ze tot een geheel en presenteert ze vervolgens opnieuw aan de deelnemers. Ik vind immers dat de kunstenaar het product ook als een collectief geheel dient voor te stellen en niet als zijn persoonlijk werk. Ik begrijp wel dat kunstenaars zichzelf niet wegcijferen. Kunstenaar en deelnemer behoren in hun eindproduct samen te komen, enkel op die manier presenteren ze een kwaliteitsvol en eerlijk resultaat. Sociaal-artistieke eindproducten kunnen bijzonder kwalitatief, vernieuwend en emotionerend zijn. Puur technisch ligt het niveau soms lager maar kwaliteit wordt evenzeer bepaald door de scherpte van het verhaal, het geloof erin, en de echtheid waarmee men zich profileert, dit blijkt regelmatig sterker bij een sociaal-artistiek product. Betreffende de kwaliteit hebben de begeleidende kunstenaars een grote verantwoordelijkheid. Zij bepalen wanneer het product gepresenteerd wordt. Mijn ervaring is dat sociaal-artistieke producten soms niet ‘af’ zijn. De enorme tijdsperiode die nodig is, zorgt ervoor dat men onvoldoende kan inschatten wanneer men klaar kan zijn. Het gebeurt vaak dat de voorziene tijd onvoldoende blijkt en bijgevolg krijgt men een onvolledig resultaat. Dit gebeurt enkel wanneer het product op een eerder vastgelegd tijdstip getoond moet worden. Het lijkt doordacht de datum van
mei 2005
[ 165 ]
OVER WERKWIJZE EN KWALITEITSSTREVEN IN SOCIAAL-ARTISTIEKE PROJECTEN
de productvoorstelling niet op voorhand te bepalen. Men kan zich namelijk geen onafgewerkte producten veroorloven. In de eerste plaats is het product een belangrijke fase in het proces van elke participant. Het is vaak één van de weinige momenten waarop men waardering van buitenaf ontvangt. Wanneer die waardering niet ervaren kan worden, is er een mislukking en dat gaat in tegen de doelstelling die de zelfwaarde en het zelfbeeld van de deelnemers wil opkrikken. In de tweede plaats is het nefast voor de beeldvorming over de deelnemers. Indien men een kwalitatief product aflevert is de sociaal-artistieke praktijk immers in staat een taak te vervullen in de beeldvorming over de participanten. De media, de vierde macht, creëren systematisch een onveiligheidsgevoel en hangen een vrij pessimistisch beeld op van bepaalde groepen en individuen. Ze hanteren een stereotype beeldvorming over minderheidsgroepen. De sociaal-artistieke praktijk kan in tegenstelling tot die media een veel gelaagder en complexer beeld opmaken en een andere perceptie genereren. Vandaar dat je kunt stellen dat de publieksmomenten heel belangrijk zijn.
Eindnoten VAN PEE, K., De sociaal-artistieke praktijk in België. Een kwalitatief onderzoek naar methodiek ontwikkeling. Brussel, Kunst en Democratie, 2003, blz. 25. 2 Vrij naar: Ibid., blz. 260-263. 3 Vrij naar: WILLAERT, D., Van klacht naar kracht. De sociaal-artistieke praktijk van Victoria Deluxe in kaart gezet! Niet-gepubliceerde tekst, Gent, Victoria Deluxe, 2004, blz. 2. 4 Vrij naar: VAN PEE, K., Een exploratieve studie naar methodieken van sociaal-artistieke projecten. Tussentijdse verslaggeving, februari 2002. niet-gepubliceerd rapport, Leuven, Katholieke Universiteit Leuven, 2002, blz. 60-62. 5 Vrij naar: PINXTEN, R., De artistieke samenleving. De invloed van de kunst op de democratie. Antwerpen/ Amsterdam, Houtekiet, 2003, 176 blz. 1
BRONNENLIJST PINXTEN, R., De artistieke samenleving. De invloed van de kunst op de democratie. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2003, 176 blz. VAN PEE, K., De sociaal-artistieke praktijk in België. Een kwalitatief onderzoek naar methodiek ontwikkeling. Brussel, Kunst en Democratie, 2003, 288 blz. VAN PEE, K., Een exploratieve studie naar methodieken van sociaal-artistieke projecten. Tussentijdse verslaggeving, februari 2002. niet-gepubliceerd rapport, Leuven, Katholieke Universiteit Leuven, 2002, 72 blz. WILLAERT, D., Van klacht naar kracht. De sociaal-artistieke praktijk van Victoria Deluxe in kaart gezet! nietgepubliceerde tekst, Gent, 2004, 11 blz.
[ 166 ]
Socia-cahier nr. 3
mei 2005