Wat zoeken kunstenaars nog op de maan? Sinds het aanbreken van het nieuwe millennium voert opvallend veel kunst naar de ruimte, en in het bijzonder naar de maan. Wat valt daar te halen? Door: Roos van der Lint Newt Gingrich, een van de kandidaten bij de Republikeinse voorverkiezingen om het Amerikaanse presidentschap, kondigde onlangs aan dat hij, wanneer hij verkozen wordt, in 2020 een permanente basis op de maan wil openen. The American Astronomical Society maakte bekend dat er naast de aarde minstens tien miljard andere, bewoonbare planeten zouden bestaan. Het is bovendien niet uitgesloten dat we nog tijdens óns leven met buitenaardse wezens in aanraking komen, aldus de wetenschap. De ruimte staat meer dan ooit in de publieke belangstelling, zo ook in de kunst. Sinds de jaren negentig zijn tientallen tentoonstellingen aan space art en ruimteprojecten gewijd. Noemenswaardig is ‘Deceitful Moon’ in de Hayward Gallery (21 juli t/m 31 aug. 2009), waarin curator Tom Morton, ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum van de landing van de Apollo 11, het hele bestaan van het maanbezoek ter discussie stelde met hedendaagse kunstwerken. Constructiever en interessanter vanuit het oogpunt van de kunst was de afgelopen Carnegie International in Pittsburgh (5 mrt. 2008 t/m 1 nov. 2011) met als thema ‘Life on Mars’. Thomas Hirschhorn, Wolfgang Tillmans, David Shrigley, Doug Aitken en Mark Manders zijn bij uitstek kunstenaars die de aardse werkelijkheid op zijn kop kunnen zetten en dat deden ze dan ook in het Carnegie Museum of Art. Hiernaast stelde de International de belangrijke vraag: ‘Are we, ourselves, the strangers in our own worlds?’ Terrorisme en crisissen lijken een bloeiend escapisme in de kunst teweeg te hebben gebracht, gevoed door nieuwe inzichten over ons heelal en de ontdekking van neutrino’s die mogelijk sneller vliegen dan het licht. De maan lijkt hierbij een reeds lang gepasseerd station, maar toch is het uitgerekend dit hemellichaam dat in veel kunstwerken een sleutelrol heeft. Waar komt deze fascinatie vandaan, en wat zoeken kunstenaars nog op de maan? Lange ladder Op een prent uit 1793 staat een lange ladder op een kaalgeslagen aarde, leunend tegen een sikkelvormige maan, hoog in de zwarte lucht. Een man zet zijn voet op de eerste sport, een koppel naast hem klampt zich aan elkaar vast en kijkt angstvallig omhoog. “I want! I want!”, schreef William Blake (1757-1827) onder zijn tekening. Blakes schreeuw om een bezoek aan de maan lijkt vooral een roep om ontsnapping. Wat kan er in 1793 wenselijker zijn dan een rustig bestaan op de maan, weg van het politieke tumult van de Franse revolutie en cholera? Ook in de romantische schilderijen van Caspar David Friedrich (1774-1840) schuilt vaak een hemellichaam, waar mensfiguren gebiologeerd naar staren. In het laatste jaar van zijn leven schildert Vincent van Gogh in De Sterrennacht (1889) hoe de maan, omringd door sterren, haar vibrerende stralen over de aarde uitstort. Vlak voor zijn dood schrijft hij zijn broer Theo: “Waarom, vraag ik me af, zouden de stralende stippen in de lucht niet net zo makkelijk te bereiken zijn als de zwarte stippen op de kaart van Frankrijk? Net zoals we de trein naar Tarascon of Rouen nemen, gebruiken we de dood om naar de sterren te reizen.”
Sciencefiction De dweepzieke traditie die kleeft aan kunst over de maan, verandert onder invloed van technologische ontwikkelingen aan het einde van de negentiende eeuw en later de Eerste Wereldoorlog, in het nieuwe genre van de sciencefiction. Met name in de literatuur worden alle uithoeken van de wereld bezocht, en ook krijgen fantasieën over ruimtevaart steeds vaker visueel gestalte. In 1901 publiceert de Britse auteur H.G. Wells de roman The First Men in the Moon, waarin een zakenman en een excentrieke wetenschapper samen op de maan belanden en hier ‘insectachtige’ wezens aantreffen. Een bezoek aan de maan blijft een manier om aan een bedreigende, of juist saaie, realiteit te ontkomen, maar krijgt een steeds realistischer voorkomen. Filippo Marinetti maakt in 1911 een einde aan de maanromantiek met zijn Futuristisch Manifest. In het tweede deel hiervan roept Marinetti (1876-1944) de symbolisten, oftewel ‘de laatste minnaars van het maanlicht’, op hun romantische gevoelens voorgoed het zwijgen op te leggen: ‘Uccidiamo il chiaro di luna!’ Met andere woorden: ‘Laten we het maanlicht doden!’ Op 21 juli 1969 rekent de Apollo 11 voorgoed af met de speculatieve fantasie, en binnen twee jaar bevindt zich ook een kunstwerk op de maan. In 1971 installeert astronaut David Scott hier een sculptuur van de Belgische kunstenaar Paul van Hoeydonck (1925), getiteld Fallen Astronaut. Het aluminium beeldje is een eerbetoon aan alle omgekomen ruimtevaarders. Er bestaan zelfs geruchten over een Moon Museum. In het geheim zou aan de onderkant van de Apollo 12, de tweede maanlander, een chip gemonteerd zijn, met hierop tekeningetjes van Andy Warhol, Claes Oldenburg, Robert Rauschenberg, Forrest Myers, David Novros en John Chamberlain. Of het waar is? Wie zal het zeggen. Feit is dat het niet lang na de eerste maanlanding stil werd, op de maan en op aarde. Het geld was op, de fantasie geblust. Utopie Het ontsnappen aan de realiteit is evenwel altijd een van de belangrijkste waardes van kunst gebleven. Parallelle werelden brengen je even uit balans, denk aan Atelier van Lieshouts Slave City-project of Charles Avery’s eiland. De meeste kunst die nu, bijna een halve eeuw na de eerste maanwandeling, de maan als ontsnappingsoord inzet, verlangt terug naar de spanning van het onbekende. Een kritischere vorm van deze kunst gebruikt de ruimte als observatorium, om van daaruit op onze eigen wereld te reflecteren en alternatieven voor te stellen voor ons zo getormenteerde aardse bestaan. Onconventionele politieke visies worden hierbij niet geschuwd, daar wordt zelfs naar hartelust mee geflirt. Het idee van de maan als vrijplaats opent mogelijkheden die vaak over het hoofd zijn gezien op aarde. En dan is er nog een kleine groep kunstenaars die zoekt naar een concrete maanoccupatie. Zij nemen kunst in de openbare ruimte heel letterlijk en zouden het liefst vandaag nog vertrekken. Met name kunst die terugverlangt naar de dagen dat de maan nog een mysterie was, floreert. Zoals bij Amalia Pica, die op de Art Rotterdam in 2011 de jaarlijkse Illy Prize kreeg uitgereikt voor haar werk Moon Golem (2009). In deze installatie beschijnt licht, weerkaatst in een scheerspiegeltje, een foto uit het archief van de NASA. Daarop is Van Hoeydoncks Fallen Astronaut te zien, liggend in het maanstof, naast een bordje met namen van in de ruimte omgekomen astronauten. In het spiegelglas is de letter ‘H’ gegraveerd, die gereflecteerd wordt op de foto. Het verhaal gaat dat wanneer je een ‘H’ in een poppetje snijdt, als een verwijzing naar het Hebreeuwse woord voor god, je het tot leven wekt. Er kleeft wel een risico aan, want er bestaat een kans dat je er in plaats daarvan de duivel mee aanspreekt. Maar die heb
je natuurlijk liever rondlopen op de maan dan op aarde. Ook Lisa Oppenheim wekt de maan tot leven met licht. Lunagrams (1851/2010) bestaat uit een serie negatieven van een ‘maanfase’ in 1851. Deze zijn afkomstig uit het bezit van de Amerikaanse wetenschapper John William Draper, de eerste persoon die op foto vastlegde hoe wij de maan vanaf de aarde steeds vanuit een andere hoek zien. Oppenheim (1975) creëert het moment van fotograferen opnieuw door de negatieven te beschijnen met maanlicht uit dezelfde maanfase in 2010, 151 jaar later. Beide kunstenaars lijken op zoek te zijn naar een plek, die door de mens onaangeraakt is gebleven, waar geen verschil bestaat tussen vroeger en nu. Ze kiezen de maan uit pure nostalgie, maannostalgie. Interessanter, en in ieder geval urgenter, zijn kunstenaars die de ruimte gebruiken om het wel en wee op aarde te overpeinzen. Het onbekende en onervarene wordt door hen aangegrepen om het bekende te compliceren. Dit levert daadwerkelijk iets op: een nieuw perspectief. Aards zelfportret In 1977 lanceerde Amerika de onbemande ruimtesonde Voyager 1, met aan boord een gouden schijf waarop 116 beelden van de aarde waren vastgelegd, geselecteerd door NASA. Plaatjes van uiteenlopende zaken als wiskundige definities, geslachtsdelen, dolfijnen, een Balinese danser, een supermarkt, een demonstratie van likken, eten en drinken, een huis in Afrika en het vliegveld van Toronto werden als trots aards zelfportret de ruimte ingestuurd. De beelden werden begeleid door ‘aardse’ geluiden: uit de muziek, de natuur en van stemmen. Ook was er een handleiding bijgevoegd, met symbolen bestemd voor gebruik door buitenaardse wezens. Nog altijd zweeft de Voyager door de ruimte, op zoek naar een luisterend oor, of iets der- gelijks. Steve McQueen digitaliseerde de 116 beelden en plaatste ze achter elkaar in de video Once Upon a Time (2002). De geluiden verving hij door gesproken woorden van mensen die ‘in tongen’ spreken, in 55 varianten. Is dit hoe aliens onze ‘Golden Record’ zullen ervaren? En hoe ‘alien’ is onze eigen wereld? Een wantrouwende blik is exemplarisch voor deze kritische kunstenaars. De hele tentoonstelling ‘In Search of...’ van Matthew Day Jackson in GEM in Den Haag staat er bol van. Al in de eerste zaal wordt de bezoeker geconfronteerd met een enorm drieluik dat doet denken aan een impressionistisch schilderij. Reflections of the Sky (2010) heet het werk, maar ook zonder titel valt onmiddellijk op dat dit landschap bijzonder ‘echt’ lijkt. Echt máans. Maar wat weten wij eigenlijk van de maan, laat staan van de maanlanding, anders dan wat we hebben gezien op foto’s? Jackson (1974) maakte het werk van doodgewone gipsplaten, die we kennen van plafonds en binnenwandjes, die hij met lasers bewerkte. De maan die hij creëerde is een verrassende huis-tuin-en-keuken maan – dat kan zij blijkbaar ook zijn. In de hele tentoonstelling hint Jackson naar doorgestoken kaarten en complottheorieën. Ook onze perceptie van de aarde zet hij op losse schroeven. In de video In Search of... (2010), die Jackson baseerde op een Amerikaanse televisieserie uit de jaren zeventig over paranormale verschijnselen, wordt de aarde vanaf de maan bestudeerd op verdachte zaken: wolken bijvoorbeeld zouden niet zijn wat ze lijken. Achterdocht Deze achterdocht nodigt uit tot kunstwerken met een expliciet politieke boodschap. De video First Woman on the Moon (1999) van Aleksandra Mir bijvoorbeeld gaat over de vraag waarom er wel twaalf mannen, maar nog nooit een vrouw de maan heeft betreden. Mir (1967) wilde hier eigenhandig verandering in aanbrengen. Op uitnodiging van Casco Projects bewerkte ze met bulldozers een Nederlands strand tot
maanlandschap, inclusief heuvels en kraters. ‘The surface appears to be very, very fine grained, as you get close to it. It’s almost like a powder’, spreekt Neil Armstrong in de video, terwijl Mir als eerste vrouw op de maan de Amerikaanse vlag in het zand steekt. Gingrichs wens van een permanente, Amerikaanse maanresidentie leverde veel sceptische reacties en gevatte krantenkoppen op (The New York Times: ‘Moon Candidate Returns to Earth’ en ‘Lunar Colonies, Lunacy and Losses’, The Windsor Star: ‘Newt Gingrich’s Moon Meltdown’). Toch moet zijn uitspraak niet te licht gewogen worden: een populatie van dertienduizend Amerikanen is voldoende om een officiële staat aan te vragen. De politieke implicaties van de stormloop naar de maan dringen heel langzaam in de kunst door. Voor kunstenaars is de ultieme vorm van escapisme het daadwerkelijk verlaten van de aarde, seizoenen verruilen voor temperatuurschommelingen van - 180 tot + 120 °C, om zich te kunnen bemoeien met de inrichting van deze nieuwe wereld. Alicia Framis is hier al hard mee bezig. Voor haar performance Lost Astronaut (2009) struinde ze twee weken lang in een astronautenpak door New York, opdrachten uitvoerend die andere kunstenaars haar hadden gegeven. Astronauten op aarde, en vrouwelijke astronauten helemaal, zijn een zeldzame soort. Nu Framis (1967) de ongemakken van een maanoutfit op aarde had ervaren, dacht ze na over hoe comfort er op de maan zou moeten uitzien, wat uitmondde in het doorlopende ‘Moon Life Project’. ‘What can trigger the collective imagination today besides wars, disasters, .gifs and apps?’ is de vraag die wordt gesteld in het Moon Life Handbook, dat Framis samenstelde met wetenschappers en ontwerpers. Hoe bijvoorbeeld zou de architectuur van een nieuw te definiëren maatschappij eruit kunnen zien? In de The Moon Life Concept Store, die in de herfst van 2011 tijdelijk was gevestigd in SPRMRKT in Amsterdam, zijn ‘maanproducten’ te koop. Denk aan een doe-het-zelf bouwpakket voor hoge hakken door United Nude en een futuristisch ruimtepak van oude banden door Atelier van Lieshout. Nadeel van deze ludieke kunstproducten is dat zij de aandacht trekken, in plaats van het toch serieuze Handbook waarin Framis, veertig jaar na de maanlanding, de mogelijkheid van een ‘democratische omgang’ met de maan wil onderzoeken. Tate in Space Natuurlijk mogen toekomstige maanbewoners niet verstoken blijven van tentoonstellingen van hedendaagse kunst. Vandaar dat na Tate Modern, Tate Britain, Tate Liverpool en Tate St. Ives de volgende satellietvestiging van het Britse museum op de maan zal zijn. Op de website van Tate in Space staan de vier reeds bestaande museumvestigingen ingetekend op een kaart van het Verenigd Koninkrijk. Het Spacemuseum zweeft als een fruitvliegje om de Britse eilanden heen, vanaf waar Tate Satellite iedere 92,56 minuten waar te nemen zou zijn. Tate zoekt in de ruimte ‘a radical new location for collection, curation and display,’ aldus de directeur van Tate in Space, kunstenaar Susan Collins op de website. Wat gebeurt er wanneer een collectiestuk als Richard Serra’s Trip Hammer (1988) wordt losgelaten in een omgeving zonder zwaartekracht? Het hele project komt voort uit de opdracht tot een online-kunstwerk die Collins (1964) kreeg van Tate in 2002. Tate in Space lijkt een flauwe en misschien wel makkelijke vondst, toch wist het project veel ophef te veroorzaken. De website, met foto’s van de museumsatelliet, links en copyrights, wist voor veel bezoekers met gemak een nieuwe realiteit te creëren. Een realiteit die, wat betreft feitelijke informatie zoals die beschikbaar is voor het publiek, net zo echt of nep zou kunnen
zijn als de eerste maanlanding. Het feit dat The UK Space Agency daadwerkelijk naar Tate Modern belde om te informeren naar de Tate Satellite, en dat er interne sollicitaties voor Tate in Space werden aangevraagd, is treffend. Op naar de maan, iedereen lijkt er klaar voor. Ook al verplaatsen kunstenaars als Framis en Collins hun praktijk in theorie richting de ruimte, hun kunstwerken blijven overdenkingen die in essentie over het leven op aarde gaan. Tate in Space stelt eigenlijk de vraag: waarom zou je kunst op de maan willen hebben? En als kunst op de maan onzinnig is, wat maakt haar dan wel belangrijk op aarde? Wie in werkelijkheid klaar is voor de verhuizing zijn Newt Gingrich en zijn kornuiten. Ook allerlei militaire en commerciële partijen loeren naar de maan. Het wachten is op een munteenheid en de introductie van de klok. Gelukkig schuilt er tussen bewoonbaar en bewoond nog altijd een groot gat, waar kunstenaars niet aan voorbij mogen gaan. Meer dan een potentieel politiek gevaar is de maan nog steeds een ontsnappingsmiddel naar nieuwe werelden waarin sociale en politieke ruimtes kunnen worden herverdeeld. Op een plek waar we niet op de aardse zwaartekracht kunnen vertrouwen, welke wetten kunnen we daar breken? Noten 1. Vertaald uit The Museum of Modern Art. MoMA Highlights, New York: The Museum of Modern Art, 2004, p. 35 2. voyager.jpl.nasa.gov 3. moon-life.org 4. www.tate.org.uk/space
Matthew Day Jackson, ‘In search of...’ 4 FEB. T/M 6 MEI 2012 GEM, Museum voor actuele kunst, Stadhouderslaan 43, Den Haag www.gem-online.nl Alicia Framis, ‘Daily Future’ 5 MRT. T/M 31 AUG. 2012 Rabo Kunstzone, Croeselaan 18, Utrecht www.Rabokunstcollectie.nl