Geestverwanten Ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
Tentoonstelling Rabo Kunstzone 1 oktober 2013 t/m 21 maart 2014
Geestverwanten
Ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
54 kunstwerken van 24 toonaangevende conceptuele kunstenaars komen voor het eerst samen in de Rabo Kunstzone. We ontsluiten daarmee de derde verhaallijn in de Rabo Kunstcollectie: die van de conceptuele kunst, oftewel kunst die draait om het idee. U ziet het werk van pure conceptuele kunstenaars, zoals stanley brouwn, bij wie het louter om het idee of uitgangspunt gaat en niet om de persoon of de materie. Maar ook het werk van kunstenaars als Jan Dibbets of Navid Nuur, die ons met hun vragen, frustraties, ideeën en onderzoek meenemen in hun gedachtegoed en ons anders laten kijken naar de wereld. In reportages, interviews, reflecties en korte quotes delen we hun verhalen in dit cahier.
Voorwoord Verily Klaassen
04
Interview Daan & Diana van Golden
06
Interview Navid Nuur
10
Interview Ann Goldstein
14
Reportage Ger van Elk
16
Reflectie op Peter Struycken, Marcel Schouwenaar & Harm van Beek
22
Interview Jan Dibbets
24
Reflectie op Ad Dekkers, Lydia Beerkens
28
Reportage Pieter Laurens Mol
30
Column Carel Blotkamp
36
Interview Guido van der Werve
38
Reportage Germaine Kruip
42
Reflectie op Marina Abramović en Ulay, Dr. Guido van den Berk
46
Interview Ad van den berg, Jaap Bremer en Ella van Zanten
48
Kort aan het woord
52
English Translation
53
Kort aan het woord
62
30 04
38
Rabo Kunstzone Van dit cahier verschijnt ook een digitale variant. Hierin vindt u naast de bekende inhoud ook enkele filmpjes en dia-presentaties. Deze Rabo Kunstzone app kunt u op uw tablet downloaden via de appstore.
10
Colofon Uitgave / Publishing Rabobank Nederland, afdeling Kunstzaken, Oktober 2013 Tekst / Text Nelly Dijkstra Carel Blotkamp (Column p. 36) Vertaling / Translation CopyTrust, Capelle aan den Ijssel Redactie / Editing Afdeling Kunstzaken Rabobank Nederland Fotografie / Photography Portretten bij alle interviews, Sanne Donders Portret Daan van Golden, p. 06, 08 Koos Breukel Navid Nuur, p. 10 & p. 12-13 beeld uit archief N. Nuur Portret Jan Dibbets, p. 24 Hans van den Bogaard / Hollandse Hoogte
Portret Carel Blotkamp, p. 36 Jan Swinkels Concept, redactie en ontwerp / Concept & design Ping-pong Design, Rotterdam
16
42
Drukwerk / Printing SUMIS Printmanagement, Amstelveen © 2013, Rabobank Nederland, Art Department, artists, authors and photographers. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a computerized database or made public in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written consent of Rabobank Netherlands, Art Department www.rabobank.nl/kunst
24
48
Voorwoord Verily Klaassen
In juni reisden Ella van Zanten en ik naar Art Basel met de longlist voor deze tentoonstelling ‘Geestverwanten’ in onze tas. In de weken daaraan voorafgaand hadden we een eerste selectie gemaakt uit onze collectie, in de trein konden we ongestoord van een longlist een shortlist maken. Het was echt een kwestie van ‘kill your darlings’. Welk werk kan de bezoeker uitnodigen en raken, en welke kunstenaars versterken elkaar in hun idee? Als rode draad kozen we voor kunstenaars bij wie niet de expressie, de persoon of de emotie centraal staat, maar het idee. Ze verwonderen zich over het leven, staan stil bij hele gewone zaken als lichtval of vorm, materiaal of sociale verhoudingen. En ze laten het niet bij die vraag, maar gaan op onderzoek uit, soms maanden of jaren. Ze laten vaste conventies los en maken niet zelden fysieke offers voor de kunst. Ze geven hun idee vorm en maken daarmee tegelijkertijd ruimte voor nieuwe ideeën.
Kleine verwonderingen over het d agelijks leven
Jan Schoonhoven zag bijvoorbeeld de ultieme schoonheid van zijn omgeving in de kleinste details. Een grassprietje. Een sloot in de polder. Hij plaatste de structuren in een totaal nieuwe context, waardoor een universele vorm ontstond. Guido van der Werve rende twaalf uur lang rond zijn eigen huis. Sommigen noemen het bizar en onbegrijpelijk, anderen zullen het zien als een prachtig, hoopgevend resultaat van een emotionele crisis. Twee onafhankelijke denkers die door de Rabo Kunstcollectie zijn omarmd. Ik ben trots dat de Rabobank deze, soms controversiële, aankopen niet uit de weg is gegaan. Ze gaan over het leven. Met deze tentoonstelling ontsluiten we niet alleen een prachtige collectie, maar bieden we ook toegang tot de ideeën van de kunstenaar, maken we verbindingen door de tijden heen en vertellen we alledaagse en soms ontroerende verhalen achter het werk. We laten zien dat kunst in de nabije omgeving besloten ligt, als kleine verwonderingen over het dagelijks leven. We geven u een idee. Hopelijk leidt dit tot een schat aan nieuwe ideeën. Verily Klaassen, curator Rabo Kunstzone
4
Rabo Kunstzone
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
5
INTERVIEW Daan & DIANA van Golden
Daan en Diana van Golden ‘It’s a way of life’ ‘Veel mensen vinden het werk van Daan conceptueel, maar zelf is hij dat niet. Hij schildert en fotografeert gewoon wat hij mooi vindt en vindt de meditatieve handeling ervan prettig.’ Diana van Golden beantwoordt al een paar jaar de mails van haar vader. De vragen bespreken ze dan samen op een rustig moment in zijn atelier in Schiedam. ‘Daan heeft geen computer, en ik vind het fijn om op deze manier steeds meer over zijn werk te leren. Hij heeft altijd alles op zijn eigen manier gedaan.’
6
Rabo Kunstzone
foto: Koos Breukel
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
7
In de tentoonstelling Geestverwanten laten we vier werken van Daan zien: Heerenlux (1997), Heerenlux (1978), Mitsukoshi (1990) en Study A.G. (2001). Kun je meer vertellen over deze werken? ‘Daan haalt de ideeën uit gewone, alledaagse dingen. Dat doet hij sinds zijn reis, begin jaren zestig, naar Japan. Voor die tijd maakte hij nog grote expressionistische schilderijen met woest aangebrachte verf. Maar in Japan wist hij niet wat hij moest schilderen. Dus ging hij eenvoudige vormen naschilderen. Pakpapier, zakdoeken, lappen stof in speciale Japanse lak. Verstild en aandachtig, als een visuele meditatie. Heerenlux begon met een zeefdruk van een detail uit een zwart-witte zijden lap die hij meenam van een van zijn reizen. Het werk is vernoemd naar een merk verf dat hij bij een glassnijder vond. De serie Mitsukoshi is een weergave van een stuk inpakpapier van een warenhuis uit Japan. Hij heeft het papier zelf ingelijst, maar het ook nageschilderd. En Study A.G. is een vergrote foto van een beeld van Giacometti.’ Veel patronen en vormen keren terug. Raken ze nooit uitgeput? ‘Daan schildert wat hij op dat moment mooi vindt. In de jaren tachtig ontdekte hij bijvoorbeeld vreemde figuren en dieren in de drippings van Jackson Pollok. Maar ook de oude patronen en inspiratiebronnen blijven interessant, omdat hij tijdens het schilderen weer nieuwe interessante uitvergrotingen ontdekt.’
‘Voor je het weet sta je uren naar de details van een schijnbaar eenvoudig s childerij van Mozart te kijken’ Kunstenaar Jasper Krabbé over Daan van Golden
niet begrijpen, maar vindt het zeker fijn als hij anderen inspireert en kan zich dan ook wel vereerd voelen.’ Jullie werken nu intensief samen, maar ook vroeger gingen kunst en leven al hand in hand, bijvoorbeeld in de fotoserie die Daan van jou maakte. Hoe is het voor jullie dat het leven zo verweven is met kunst? ‘Wij weten niet anders. Daan zegt: “It’s a way of life”. Op reis ging de camera in de zak en zo kon hij maanden reizen en toch werken. Ik was eraan gewend dat hij mij altijd fotografeerde, maar voelde me er wel geliefd en belangrijk door. Nu zijn we beiden dankbaar dat deze samenwerking op deze manier mogelijk is en vinden het waardevol. Toen ik op de academie zat - ik studeerde modevormgeving - vroeg ik mijn vader vaak om raad en hielp hij mij weleens met opdrachten. Nu ben ik vooral geïnspireerd door de manier waarop hij in het leven staat: “Het nemen zoals het komt”.’
foto: Koos Breukel
Daan maakt gemiddeld drie tot vier werken per jaar, las ik, omdat hij zo precies bestaande patronen naschildert. Is deze werkwijze nooit frustrerend? ‘Nee, hij ervaart het als meditatief.’ Kunstenaar Jasper Krabbé was in een video lovend over Daans werk: “Voor je het weet sta je uren naar de details van een schijnbaar eenvoudig schilderij van Mozart te kijken.” Anderen zullen misschien de schilderijen van Daan voorbij rennen en het zien als een machinale reproductie. ‘Iedereen mag ervan vinden wat hij ervan vindt. Daan kan er om lachen als mensen het In voorbereiding op de tentoonstelling Geestverwanten inspecteren
8
Rabo Kunstzone
medewerkers van het depot Heerenlux (Daan van Golden, 1978)
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
9
INTERVIEW NAVID NUUR
BROKEN CIRCLE ‘Ik zag zo bloody veel neons op beurzen en IN musea dat ik me eraan begon te irriteren. Niemand zit nog te wachten op de 130.000e tekstneon’
Die diepe frustratie was voor Navid Nuur (1976) de reden om op een neonblazer af te stappen en te vragen wat hij nou eigenlijk maakt. ‘Stap voor stap legde hij het uit. Het is een soort alchemie van gassen en mineralen die circuleren dankzij elektriciteit binnen een gesloten systeem. Daardoor lichten ze op. De gassen kunnen ook door bestraling, zonder draden, in beweging komen. En je kunt de glasvorm en de coating aanpassen, en zelfs vullen met glas, omdat de neon zelf van glas is gemaakt. Fascinerend. Ook de neonblazer voelde na 23 jaar vakmanschap weer waarom hij als jongen zo bevlogen raakte door neon.’ Navid is blij dat Broken Circle er is. ‘Dit werk had dertig jaar geleden gemaakt moeten worden,
Inspirators van Navid: wetenschappers Carl Sagan en David Wohm. ‘Zij leren me hoe je vragen kunt stellen, echt kunt leren kijken. Ik kijk bewust niet naar andere kunstenaars. Uit mijn skaterstijd weet ik hoe je gevormd kunt worden door de stijl van anderen, terwijl kunst de enige plek is waar je je eigen taal kunt ontwikkelen.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
11
naast de tekstneons en de neonvormen van Bruce Nauman en Mario Merz. En natuurlijk, wie ben ik om te zeggen: “Jongens, er mist een derde concept”. Maar voor mij voelde het zo. Nu ben ik wel weer even klaar met neon.’ Klaar betekent dat Navid verder kan werken aan een van de 23 tot 32 werken in zijn atelier. Hij werkt vooral met materialen die herkenbaar zijn, en die je bij wijze van spreken kunt vinden in je eigen keuken of garage. ‘Die materialen onderzoek ik, misschien wel zoals ik vroeger als skater continu andere opties zag in de buitenruimte waarin ik bewoog. Ik vind het belangrijk dat mensen, als ze een paar werken van me hebben gezien, hun eigen houding
12
Rabo Kunstzone
kunnen veranderen en anders naar dingen kunnen kijken. Daarom wil ik ook dat mijn werk publiekelijk blijft, en niet bij iemand in de kelder verdwijnt. Dit jaar heb ik Broken Circle nog van de Rabo Kunstcollectie geleend voor een expositie in Londen. Dat werkt perfect. Zo reist het rond en krijgen meer mensen in de buitenwereld het te zien.’ In zijn nieuwste werken gaat Navid online de interactie aan met de ‘bezoeker’. Zijn site boredatthemuseum.com laat je net een paar seconden langer kijken naar de foto’s van verveelde museumbezoekers die sculpturen nadoen. Juist omdat Navid ze uit de context van het ‘dagje uit’ trekt. ‘De site groeit, mensen
De beelden bij dit interview zijn werken, ideeën en schetsen, door Navid Nuur zelf aangeleverd.
sturen me inmiddels hun eigen foto’s toe.’ De site yournameingum.com is minstens zo interactief. Je kunt je naam in kauwgom schrijven, maar als je het concept goed leest, daagt Navid je eigenlijk uit je woorden te vormen in je mond. En in zijn meest recente project – http://typeface.navidnuur.nl – gaat hij persoonlijk de interactie aan: ‘Ik heb een ‘lettertype’ ontworpen waarmee je op mijn, behoorlijk dyslectische, manier kunt schrijven. Lettertypes worden altijd gemaakt om het collectief te dienen. Nu is het andersom: je kunt in mijn ‘handschrift’ een brief typen in Word.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
13
INTERVIEW Ann Goldstein
‘Do you know the way from the Dam to the Concertgebouw?’ ‘De eerste keer dat ik conceptuele kunst zag, begreep ik er niks van. Ik wist niet hoe ik me ermee kon verbinden. Gelukkig was ik nieuwsgierig en wees ik het niet af. Ik geloof zelfs dat dingen waar je in eerste instantie moeite mee hebt, uiteindelijk heel waardevol voor je kunnen worden. Voor mij was dat in elk geval zo met conceptuele kunst. Ik wilde het leren kennen. Ik verdiepte me in het werk van conceptuele kunstenaars uit mijn tijd, zoals Barbara Kruger, Sherrie Levine, Louise Lawler, Richard Prince, Allan McCollum. Ook heb ik na mijn studie als art student een jaar lang conceptuele kunstboeken gecatalogiseerd. Een stuk of vijfhonderd. Dus ik zat daar, dag in dag uit, te catalogiseren, maar ik bekeek ook elk boek… Ik vond het fascinerend. Conceptuele kunst was niet Amerikaans of Europees, maar een internationale beweging die extreem belangrijk en bepalend was voor het heroverwegen van vorm, de functie en de betekenis van een kunstwerk. In die tijd bestond nog een allesoverheersend idee van wat kunst zou moeten zijn. Conceptuele kunst stelde dit ter discussie. En wat we ons misschien vandaag beter realiseren: kunst ontstaat niet vanuit een vacuüm, maar vanuit een tijdgeest. Het was midden jaren zestig, een turbulente tijd, waarin heel de wereld veranderde. De conceptuele kunstenaars die na de eerste generatie van de jaren zestig kwamen, bouwden verder op de inspiratie om kritisch te kijken naar hun cultuur, hun maatschappij, hun economische en sociale systemen. En wat elke goede kunstenaar vervolgens doet: hij maakt het zich eigen. Vanuit zijn eigen perspectief en zijn eigen levenservaring. Dat zie je ook terug 14
Rabo Kunstzone
bij de Nederlandse conceptuele kunstenaars, zoals Jan Dibbets en Ger van Elk. Jan Dibbets werkte bijvoorbeeld met het verloop van tijd en licht. Dat is typisch Nederlands. Het licht, maar ook het feit dat de lengte van de dag hier verandert per seizoen. Ook het vlakke land en de invloed van de horizon is typisch Hollands. Bij Ger van Elk zie ik daarnaast de invloed van Los Angeles in zijn werk, waar hij bijna vijftien jaar woonde. Zijn spel met de waarheid, zijn vader die in de animatiebusiness werkte en de vriendschap met kunstenaars als Bas Jan Ader en Allen Ruppersberg, die ook regelmatig in LA waren. De kunstenaars uit die tijd waren verbonden, ze waren vrienden.
Ann Goldstein, artistiek directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam van januari 2010 tot december 2013. Daarvoor werkte ze 25 jaar als curator bij het MOCA in Los Angeles. Ze staat bekend om haar gedegen kunsthistorische kennis van minimal art
Wat ik zo mooi vind aan conceptuele kunst, is dat het ons, iedereen, uitdaagt om je weg te vinden in het leven. Net als stanley brouwn, die vijftig jaar geleden naar Nederland kwam en zijn weg probeerde te vinden in Amsterdam. In zijn vroege werken - this way brouwn – vroeg hij voorbijgangers hoe hij van de Dam naar het Concertgebouw kon lopen. Ze schetsten elk een eigen, individuele weg, in hun handschrift. In zijn werk zit nog altijd een relatie tussen metingen, afstand en tijd. Dat idee, van je weg vinden in een andere cultuur, vind ik inspirerend. Het geeft ons een vorm om onze tijd op aarde te formuleren. Kunstenaars zijn soms net water, ze hebben mysterieuze manieren om onbekende en onvermoede gebieden te vinden. Ze maken ruimte, waarin ze je uitnodigen om te spelen en te denken in mogelijkheden en betekenissen. Ze dagen je uit vragen te stellen. En er is niet noodzakelijkerwijs één antwoord, of een goed of fout. In die zin is conceptuele kunst meer verbonden met het echte leven dan de holle leuzen die je vertellen wat de juiste weg is.’
en conceptual art uit de jaren zestig en zeventig.
REPORTAGE
Ger van Elk ‘Mijn atelier zit in mijn hoofd, maar dan zonder de geur van olieverf’ 16
Rabo Kunstzone
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
17
The Missing Person (1976) ‘Ik was een jaar of 10 toen ik in de antieke ladekast van mijn moeder foto’s vond waar mijn vader vanaf was geknipt. Hij deugde niet. Maar ze waren dan bijvoorbeeld zijn hand vergeten. Die vondst vormde de start van dit werk.’
Hoe was die revolutionaire tijd eind jaren zestig? ‘Wij deden toevallig iets wat nog niet bestond. Ik deed rare dingen hoor, net als dat verhaal met die tent. Ik wist helemaal niet wat ik deed. Gewoon, grappen maken. Opvallen.’
Ger van Elk (1941) speelt
In 1968 was Ger van Elk, net als Jan Dibbets, onderwerp van gesprek in de internationale kunstwereld. Ger zette een tent op tijdens de roemruchte Zwitserse tentoonstelling Junge Kunst aus Holland, en noemde het een sculptuur. Nu in de woonkamer van zijn Amsterdamse pakhuis aan de Prins Hendrikkade schetst hij een nieuwe tegenbeweging, met minimale glassculpturen. 18
Rabo Kunstzone
met de fotografische illusie en de schilderkunstige abstractie die een beeld of voorstelling kunnen laden met verschillende betekenissen. Wat is werkelijkheid en wat een illusie?
Maar jullie waren internationaal heel succesvol. ‘Ja, dat was apart. Wij kwamen er pas later achter dat er in andere landen een parallelle beweging was. Dat zijn dan klaarblijkelijk reflexen van cultuur. In Engeland had je bijvoorbeeld Richard Long en later Gilbert & George en we hadden in Europa iets heel bijzonders: Piero Manzoni, de voorloper van Arte Povera. Ken je zijn Il soccolo del mondo? Het is een sokkel voor de wereld. Heel eenvoudig: een klassieke sokkel, maar dan op zijn kop. De aarde wordt daardoor het sculptuur.’
Hoe keken mensen toen naar je werk en hoe is het nu? ‘Toen was het heel merkwaardig wat je maakte, nu maken veel mensen het na, vind ik. Dezelfde dingen, maar dan groot. Ik heb bijvoorbeeld een keer een touwsculptuur gemaakt, een soort evenwichtswerk door jezelf veroorzaakt. Op de Biënnale in Venetië zag ik dat concept terug in een werk van Mark Manders. Het ziet er fysiek anders uit, maar in essentie lijkt het op wat ik in de jaren zestig al bedacht.’ Dat stoort je. ‘Ja. Vooral als het als nieuw wordt onthaald. Dat is het niet. Ik zie liever nieuwe dingen, die me verrassen. Nieuwsgierigheid is toch de bron van kunst maken. Je hebt een concept, je bedenkt iets, en dan… tenminste zo doe ik het… wil ik kijken of het werkt. Al mijn werken die ik nu nog goed vind, zoals de Well Polished Floor Sculpture, hebben minstens een maand
Some Natural Aspects of Sculpture (1970 - 2002) ‘Ik transpireer als ik het warm heb. Dan lopen de druppels over mijn borst naar beneden. Dat zijn ‘natural aspects of a sculpture’. Ik heb dit werk ook met kippenvel gemaakt. Ik vind het heel puur, tijdloos.’ Sinds 2002 kun je dit werk met één druk op de knop aan en uit zetten en onder je arm meenemen. Geen gesjouw meer met een diaprojector en alles wat daarbij komt kijken.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
19
‘Ik barst nog van de ideeën’ in mijn hersens gezeten. Je hebt eerst een idee, dat verdwijnt, komt terug. Dat duurt een tijdje. En als het dan blijft doorzeiken, dan moet je er maar aan…’ Het lijkt wel of het idee zich aan je opdringt. ‘Zo werkt het vaak wel. Ik had laatst een conversatie met Ann (Goldstein, artistiek directeur van het Stedelijk Museum), en toen merkte ik dat ik me aan het verzetten was tegen het fysiek van de kunstwerken. Ze worden steeds groter. Voor een tentoonstelling in Berlijn wordt mijn werk alsmaar kleiner. Ik maak zeven glazen blokjes van 12 bij 8 bij 4 millimeter, gevuld met lucht en aarde, olie en water. Zeven automatische landschappen, noem ik ze. De horizon, afscheid nemen, is een terugkerend thema in mijn werk. Het leek me zo leuk: dat ik hier voor de deur de auto start en dat ik met de hele tentoonstelling in de binnenzak van mijn colbertjasje naar Berlijn rijd.’
20
Rabo Kunstzone
Als reactie op het fysiek van de hedendaagse kunst. ‘Absoluut. Hoewel ik wel vaker klein werk heb gemaakt. Ken je La Pièce? Dat is een blokje beukenhout dat ik op een stofvrije plek op de oceaan wit heb geschilderd. Het ligt op een rood kussentje in het Kröller-Müller Museum. Maar dit wordt nog kleiner, nog minimaler.’
Vrienden aan de muur ‘In huis hangt vooral werk
Ga je ooit stoppen? ‘Ik droom weleens van mijn pensioen. Echt: in die droom zit ik op het terras van mijn buitenhuisje in de buurt van Aix-en-Provence. Als oude zak. Met een donkerblauw kostuum met streepjes, een vlinderdasje, een zegelring en een zwart ebbenhouten wandelstok met zilveren knop. En dan loop ik naar de ladekast en haal er een onaffe schets uit die ik daar dan afmaak… Ach, nee joh, ik lul maar wat. Ik schuif mijn pensioen steeds voor me uit. Dit jaar vlieg ik voor een tentoonstelling naar het MOCA, het Museum of Contemporary Art in Los Angeles. Ik barst nog van de ideeën.’
van bevriende kunstenaars. Allen Rupersberg, Peter Struycken, Jan Roeland… Maar ik houd ook erg van Hans Holbein, Hans Memling, Man Ray. Ik weet nog dat ik een serie vrouwenfoto’s van hem zag, in een museum in Madrid. Het was stil, warm, mijn verkering was net uit… De intimiteit van de foto’s was geweldig ontroerend. Ik dacht: mijn god, wat heeft die man goed gekeken.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
21
Reflectie OP Peter Struycken, Marcel schouwenaar & Harm van beek
‘De vorm vloeit voort uit de beperkingen van de machine.’ Peter Struycken (1939) maakt al sinds 1968 gebruik van de computer voor zijn kunstwerken. Hij is een echte pionier in het gebruik van dit medium. Het stelt hem in staat om via wiskundige berekeningen kleuren van vorm, structuur en tint te laten veranderen. In SHFT34 (1982-2007) is een haast oneindig aantal unieke, eenmalige beelden te zien. Marcel Schouwenaar (rechts) & Harm van Beek (links) van the incredible machine (een ontwerpbureau dat de grenzen opzoekt van wat technologie ons kan brengen) reflecteren op dit werk. Marcel: ‘Ik sta er echt van te kijken dat dit in ’82 was. Het doet me denken aan dingen van veel later, zeker uit de jaren 90. Struycken moet de artistieke kwaliteiten in zo’n medium al vroeg hebben herkend.’ Harm: ‘Ja, hij moet dit gezien hebben. Een programmeercode iets laten maken… een kunstwerk zichzelf laten maken… Hier is de esthetiek niet iets dat je zelf verzint, de vorm vloeit voort uit de beperkingen van de machine.’ Marcel: ‘Als je bedenkt hoe veel tijd dat toen gekost moeten hebben. Ik kan me goed voorstellen hoe het geweest moet zijn. Dat je iets ziet, en denkt wat kan ik hiermee? Het experiment heeft plaatsgevonden in de jaren 80 en 90, nu maak je zoiets in een half uurtje.’ Harm: ‘Ja, maar dat komt door mensen zoals hij. Zij hebben de weg bereid.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
23
INTERVIEW Jan Dibbets
‘Elke dag de Tour de France’
‘Die Colorstudy @K1-2-3 is een belangrijke aankoop geweest van de Rabobank’, zegt Jan Dibbets meteen als hij hoort welke werken in de tentoonstelling komen. ‘Daar wordt nu internationaal om gevochten. Terwijl in 1975, 1976, niemand ze wilde hebben. Op Rudi Fuchs na. Die kocht er één. 120.000 gulden heb ik toen geïnvesteerd om ze te maken, tot het geld op was. Heel frustrerend vond ik dat, omdat ik wel het idee had dat ik iets te pakken had.’ Waarom wilde je dit werk maken? ‘Als kunstenaar ben je soms bereid moedwillig je been af te zagen als je het idee hebt dat je daardoor harder kunt lopen. Op dat moment liep ik in de fotografie aan tegen iets wat ik niet kon doorbreken. Ik zocht een glad, structuurloos oppervlak, dat reflecteerde. En dat moment viel samen met de komst van die eerste grote vellen Kodak-papier, van 80 bij 80 cm. Ik wilde daar kleurexperimenten mee doen, dus heb ik ze vanuit Amerika naar Europa laten verschepen. Twee jaar na die eerste experimenten ben ik verder gegaan, op papier van 2 meter bij 2 meter. Dat was een mijlpaal in mijn carrière.’
Waarom is dit werk nu zo succesvol? ‘Omdat veel jongere kunstenaars nu bezig zijn met water en blaadjes, structuren en het opheffen van structuren door iets glad te strijken. En ik denk dat de hoe-vraag in de fotografie, na bijna veertig jaar, eindelijk meer gaat leven. Het ‘wat’ is in de fotografie altijd belangrijk geweest. Flauwekulfotografie noem ik dat. Fotografie als een soort remplacement voor de schilderkunst. Maar ‘wat’ en kunst hebben niets met elkaar te maken. Het gaat om het hoe. Ik heb van alles onderzocht: hoe verandert het perspectief als je door een camera kijkt, wat is de invloed van licht, hoe verhoudt een foto zich tot het geschilderd vlak, waar pikt de achtergrond de foto op? Ook daar heb ik weer jaren naar gezocht. Honderden lagen heb ik aangebracht op die schilderijen met ramen, zoals ook op het blauwe doek SVB Amsterdam dat in de Rabocollectie zit. Echt monnikenwerk, hoor. Het is net een sleutel waar je zo lang aan knoeit en bijschaaft tot het past. Pas dan is het werk klaar. En vlak na dat moment moet je verder. Jezelf overtreffen.’ Maar hoe houd je dat vol? ‘Daar kun je niet over nadenken. Dat levert je
‘H et is net een sleutel waar je zo lang aan knoeit en bijschaaft tot het past. Pas dan is het werk klaar’ 24
Rabo Kunstzone
foto: Hans van den Bogaard / Hollandse Hoogte (1995)
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
25
helemaal niks op. Ik zeg altijd: een kunstenaar is net een krokodil met een heel grote bek. Hij is niet bezig met zijn staart, die misschien ontzag wekt, hij heeft gewoon honger. Visuele honger. Ik heb ook nog steeds honger. Gelukkig is de angst om alsmaar jezelf te moeten overtreffen, rond mijn vijftigste weggeëbd. Maar het is wel elke dag de Tour de France. En weet je wanneer ik dat vooral realiseerde: toen ik vorig jaar met Ann Temkin, hoofd conservator beeldhoudkunst en schilderkunst van het MoMA, het graf van Mondriaan bezocht. Tussen allemaal dezelfde duizenden en duizenden stenen, lag hij: Piet Mondriaan, 1872-1944. Daardoor besefte ik dat ik net zo oud was als hij. Godverju, dat was wel een emotioneel moment. Ook omdat je dan beseft wat het je heeft gekost. Maar goed, Matisse is 84 geworden, dus er mogen nog twaalf jaar bij.’
26
Rabo Kunstzone
Inspiratiebron: ‘Ik houd van Romaanse en vroegchristelijke kunst, omdat zij nog niets wisten, maar alles wilden ontdekken. Toch is mijn voornaamste inspiratiebron de vriendschap met kunstenaars. Gewaardeerd worden door collega’s die jij bewondert, dat geeft kracht. Sol Lewitt, Carl Andre, Robert Ryman of Bruce Nauman. Dat ze bellen als ze in Amsterdam zijn, en dat je dan de hele avond over van alles en nog wat kunt lullen en daar vreselijk om kunt lachen. Alsof je met je broer aan tafel zit.’
Download nu de Rabo Kunstzone app in de appstore. En bekijk de reis die dit kunstwerk heeft gemaakt om in de tentoonstelling te komen.
Reflectie op Ad Dekkers, Lydia Beerkens
‘Is het een kras, een scheurtje of een streep?’
‘Als een werk mijn atelier binnenkomt, begin ik met kijken. Elk kunstwerk, zeker een modern kunstwerk, is een nieuw puzzelstuk, waarin het oorspronkelijke idee, het tijdsbeeld, het materiaal en de werkwijze van de kunstenaar samenkomen. Ik lees veel over het werk en kijk video’s van de kunstenaar, zodat ik kan zien hoe hij met zijn werk omgaat. Vervolgens maak ik dummy’s en doe ik materiaaltestjes. Hoe zijn bijvoorbeeld die roestvlekken in een polyester beeld van Atelier van Lieshout ontstaan? En welke zwarte verf is voldoende kras- en schoonmaakbestendig voor de restauratie van Keith Harings tekening op de
28
Rabo Kunstzone
Utrechtse Kunstacademie? Het zijn geduldige speurtochten, met verschillende uitkomsten. Soms is een werk niet meer te redden of concludeer ik dat mijn aanpassingen een te grote inbreuk doen op het oorspronkelijke werk.’
Restauratie Keith Harings tekening op de Utrechtse Kunstacademie
Lydia Beerkens is kunsthistorica en restaurator moderne kunst. Ze restaureert al ruim twaalf jaar kunstwerken uit de Rabo Kunstcol-
‘Dit werk van Ad Dekkers, Eerste fase van cirkel naar driehoek, is gelukkig in redelijk goede staat. Zeker als je beseft dat het in 1968 is gemaakt en dat glasvezelversterkte polyester kan scheuren als je het niet goed behandelt. In de wandelgangen van de Rabobank, waar het dagelijks hangt, kan er tenslotte ook een schoonmaakkarretje tegenaan rijden of een
lectie en geeft advies vanuit onderhoud- en behoudperspectief.
druk bellende collega tegenaan schampen. De kras waarmee het werk binnenkwam, is gelukkig geen scheurtje, maar een streep, die ik net als de andere vlekken op het werk goed kan verwijderen, met wat water en speciale zeep. Ik begin bij de randjes, daarna ga ik naar het midden. Ik vind het belangrijk om de witmatte uitstraling, en daarmee de zindering van zijn werk te behouden. Het is heel nauwkeurig werk, maar ik houd van de rust. Ik kan uren in stilte werken, in mijn atelier, met klassieke muziek op de achtergrond.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
29
REPORTAGE
PIETER LAURENS MOL 30
Rabo Kunstzone
‘Ik was benieuwd of een kunstenaar ook een boodschapper zou kunnen zijn, een verkondiger’ Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
31
Pieter Laurens Mol (1946) staat bekend om zijn veelvormigheid. Het gaat hem eerder om de uitwisseling
Schuif een middag aan in het Brusselse atelier van Pieter Laurens Mol en er gaat een universum voor je open. Een schijnbaar eenvoudige zwartwitfoto, een zelfportret, boven de koelkast verwijst naar het werk van Leonardo da Vinci en daarmee naar de twaalf sterrenbeelden. En een op zijn kop hangende, gedroogde distel brengt in één klap Schotland, ijzer en Mars bij elkaar.
32
Rabo Kunstzone
van culturele energie middels processen en patronen dan om een eenduidig type werk. Hij benut de symbolische en gevoelsmatige eigenschappen van materiaal in verwijzingen naar de natuurwetenschap, alchemie en filosofie. Hij gaat de dialoog aan
Wat doet die distel daar, op z’n kop aan een touwtje in de keuken van het atelier? Het lijkt zo’n eenvoudige vraag, maar toch twijfelt Pieter Laurens Mol even voordat hij antwoord geeft. Hij weet namelijk dat hij daarmee een verhalenregister opentrekt dat verder gaat dan de distel. ‘De distel heb ik regelmatig gebruikt in mijn werken die refereren aan Mars. Mars is verbonden aan mannelijk gedrag. Krijgskunde. IJzer. Expansiedrift. Distels beschouwen we als ongewenst, agressief onkruid maar wonderlijk genoeg is deze plant toch ook het nationale symbool van Schotland. En weet je waarom? Op het moment dat de Vikingen de Schotten wilden overmeesteren, kwamen ze op blote voeten. De Schotten zaten verstopt in de Hooglanden, waar de velden vol staan met stekelige distels. De planten vormden zo een natuurlijk mijnenveld waardoor alle aanvallen konden worden afgeslagen. De Schotten waren de distel zo dankbaar dat deze een ereplek kreeg en tot symbool van hun
onafhankelijkheid werd verheven.’ Historisch besef De liefde voor kunst en klassieke verhalen heeft Pieter van jongs af aan gehad. Als kind zag hij in het stadhuis van Breda het schilderij ‘Las Lanzas’, de overgave van Breda, van Velázquez. ‘Dat was een overweldigende belevenis. Natuurlijk is dat niet voor ieder kind zo, maar voor mij was het heel tekenend. Dat historisch besef is alleen maar gegroeid. Ik houd ervan wanneer je een soort onderliggend klassiek ritme voelt als je naar een werk kijkt. Ik zie het als een soort passage. Je geeft geschiedenis door, maar de vertelling, de wijze waarop en de vorm, passen meer bij de tijd waarin we leven. Ik interesseer me bijvoorbeeld enorm voor de 17 e eeuwse schilderkunst, maar het slaat nergens op als ik die aanpak nog eens dunnetjes over zou gaan doen. We moeten het doen met de middelen die ons nu aangereikt worden.’
met de traditie.
Domain (1978-1980) ‘In dit werk komen diverse aspecten aan bod: mijn bewondering voor de kunstenaars van De Stijl, een retour naar de kindertijd, de primaire vormen en kleuren uit de blokkendoos van waaruit je in principe alles kunt creëren. Dat domein houd ik bij elkaar. Het heeft twee jaar geduurd voordat ik helemaal tevreden was over de foto. Soms duurt het gewoon lang voordat je de magie in een werk kunt lokken.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
33
Thaddeüs, de schorpioen ‘Boven de koelkast hangt een zelfportret uit 1970, als Judas Thaddeüs uit Het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci. Dat frescowerk is eigenlijk een psychologisch portret in de vorm van de 12 zodiac-tekens. De sterrenbeelden. Leonardo koos ervoor het moment uit te beelden waarop Jezus zegt: “Eén van u zal mij verraden”. Want - zo redeneerde hij - dan reageert iedereen direct vanuit zijn hart. Onverholen. Ook bekeken vanuit lichaamstaal is dit een meesterwerk, elke discipel heeft een toepasselijke houding. Dit is de schorpioen, ik ben ook schorpioen.’
Hedendaagse verkondiging In wezen is Pieters fotowerk It’s All Right (Whispering) ook een vertelling, of beter gezegd een verkondiging. ‘Dat klinkt heel plechtstatig en in feite is het dat natuurlijk ook, maar denk voor het gemak even aan de schilderijen van Rafaël of Leonardo da Vinci, daar zie je een engel een boodschap brengen. Ik was benieuwd wat een kunstenaar vanuit een sociale context zou kunnen betekenen. Of hij ook een boodschapper zou kunnen zijn, een verkondiger. Inderdaad bijna als een engel die zegt: het is goed zo. Dat heeft ook iets futiels, zoals de boodschap die de Beatles zongen: Let it be. De wereld is klote, maar het is goed. Een soort geruststelling. Er zit dan ook een bedarende cadans in het werk. Je kunt het liplezen als je erlangs loopt. Dat raakt aan het andere aspect dat ik interessant vond, en wat in later werk regelmatig terugkomt: het speuren naar een zeker sensorisch tuimelmoment. Het is een fluisterstuk. Daar waar iets zó zacht wordt gezegd, moet je steeds meer vertrouwen
34
Rabo Kunstzone
op wat je ziet. Dat overgangsgebied, waar het ene zintuig het overneemt van het andere, vind ik een spannende fase.’ 40 jaar later Het werk is vrijwel permanent te bewonderen in het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht, daardoor heeft het licht het aangetast. Wat vindt hij daarvan? ‘Beslist erg jammer, zelfs een beetje verontrustend, maar ik moet het beter bestuderen om goed te kunnen beoordelen wat voor behoud nodig is. Ik heb het moedermateriaal altijd goed bewaard, dus we kunnen het herdrukken. Bij dit werk zou het alleen vanwege sentimentele motieven zijn om te stellen: het móeten de printjes blijven die toen gemaakt zijn. Voor mij is het belangrijker dat het werk goed kan functioneren en ik ben niet tegen een opknapbeurt. Het is in 1974 gemaakt, en het is natuurlijk een afspiegeling van die tijd. Toch past het ideële uitgangspunt nog evengoed in deze tijd.’
In de Rabo Kunstzone app kijkt u rond in deze archiefruimte Timmermanshanden ‘Praktisch alle lijsten en zelfs de opslagkisten timmer ik zelf, van oorsprong ben ik opgeleid als timmerman. Ik kan niet zonder het ambachtelijke. Het geeft rust en werkt voedend. Vaak komt er weer van alles uit voort. Daarnaast heeft een lijst om een fotobeeld of tekening voor mij hetzelfde belang als de dampkring rond de aarde. Het zorgt voor bescherming en koestering, en heeft een dragende functie.’
Column Carel Blotkamp
Familierelaties In november 1968 maakte ik als prille kunstcriticus de opening mee van de tentoonstelling Junge Kunst aus Holland in de Kunsthalle in Bern. Daar werd ik voorgesteld aan Richard Paul Lohse, een oudere kunstenaar in de traditie van De Stijl die al vanaf de jaren veertig geometrisch-abstracte schilderijen had gemaakt met kleur- en vormreeksen die op een strikt systeem waren gebaseerd. Hij gold als de belangrijkste representant van de zogenaamde concrete kunst in Zwitserland. Dergelijke kunst wordt vaak koel genoemd, maar Lohse was een heetgebakerd persoon. Kort tevoren had ik een inleiding geschreven voor een tentoonstelling die hij in Heerlen zou krijgen, waarin ik hem alle eer had gegeven en had gezegd dat er in Nederland jonge kunstenaars waren als Ad Dekkers en Peter Struycken die in zijn lijn verder waren gegaan. Deze uitspraak zinde hem echter helemaal niet. Staande voor het werk van de genoemde jonge Hollanders op de tentoonstelling in Bern, zijn muisgrijze vrouw aan zijn zijde, vroeg hij me op barse toon in welk opzicht zij dan wel ‘verder’ waren. Hakkelend in mijn beste Duits probeerde ik dat uit te leggen maar op alles wat ik zei reageerde mevrouw Lohse, voor haar man sprekend: ‘Aber das hat der Lohse doch schon getan!’ 36
Rabo Kunstzone
Vaders en zonen hebben het niet makkelijk met elkaar, in het leven en in de kunst. Al is het voor iedereen in hun omgeving zonneklaar dat ze nogal op elkaar lijken, zowel wat hun goede als hun slechte eigenschappen betreft, zelf willen ze dat niet graag toegeven. Kunstenaars op leeftijd die onder de jonge generatie een heuse herwaardering beleven, zijn er vaak toch maar matig gelukkig mee. Ze vinden dat hun werk om verkeerde redenen wordt gewaardeerd, of dat de jeugd snelle successen behaalt met iets waarvoor zij zelf lang hebben moeten knokken. Een volgeling doet het niet gauw goed in de ogen van de voorganger: hij is of te volgzaam, dus een imitator, of hij gaat te vrij om met zijn historische voorbeelden, waardoor er weinig overblijft van de oorspronkelijke intenties. Tussen de generaties is er dan ook altijd sprake van enige frictie of concurrentie, dat is onvermijdelijk. Maar dat hoeft niet louter negatief te worden opgevat. Bij wrijving komt ook veel energie vrij. De kunst van de jaren zestig en zeventig staat tegenwoordig weer volop in de belangstelling. Onder kunstenaars en kunstliefhebbers leeft het besef dat die periode een hoogtepunt in de moderne kunst is geweest, vergelijkbaar
Carel Blotkamp Kunstcriticus en emeritus hoogleraar moderne kunst, Vrije Universiteit, Amsterdam
met de jaren tussen 1905 en 1925 toen er een concentratie van talent was en fauvisme, kubisme, expressionisme, futurisme en andere avant-gardebewegingen over elkaar heen buitelden. Tussen 1960 en 1975 gebeurde hetzelfde met Fluxus, Nul/Zero, Nouvelle Tendance, Nouveau Réalisme, pop art, minimal art, land art, body art en conceptual art, die zich gelijktijdig of heel kort na elkaar in Europa en de Verenigde Staten manifesteerden. In de tijd zelf deden deze stromingen zich voor als afzonderlijke facties die soms zelfs wat vijandig tegenover elkaar stonden. In de ogen van de ernstige heren van de Nouvelle Tendance, die over kunst spraken in termen van communicatie en visueel onderzoek, was pop art maar een frivole aangelegenheid. Nu er enkele decennia overheen zijn gegaan, lijkt de kunst van de jaren zestig en zeventig veel meer een eenheid; de verschillende stromingen lopen vanuit huidig perspectief meer door elkaar. Wat de kunstenaars van toen gemeen hadden was een sterke neiging tot objectivering; de gevoelsmatige benadering van kunst die in de jaren veertig en vijftig zo overheerste, werd gewantrouwd of geïroniseerd. De kunstwerken vertoonden doorgaans een grote directheid in de uitvoering en een heldere opbouw, zonder afleidende details. De ideevorming was belangrijk, zo belangrijk dat eigenlijk alle stromingen die zich in de jaren zestig voordeden wel samengevat
zouden kunnen worden onder de ene noemer conceptual art. Het zijn dergelijke eigenschappen waardoor veel jongere kunstenaars worden aangetrokken en die ze ook in hun eigen werk gestalte proberen te geven. De tentoonstelling Geestverwanten, samengesteld uit de eigen collectie van de Rabobank, laat zien hoe dicht de oude en de jonge generatie soms bij elkaar komen. In vormentaal, bijvoorbeeld in de cirkels en cirkelfragmenten van Ad Dekkers en Navid Nuur of in de kleurenstudies van Jan Dibbets en Olafur Eliasson. In de verbeelding van de eigen persoon in een bepaalde rol, bijvoorbeeld in de korte films van Ger van Elk en Guido van der Werve. Maar wat de hier geselecteerde kunstenaars van verschillende generaties vooral verbindt is een bepaalde onderzoekende mentaliteit, een ideegerichte kunstopvatting, een geconcentreerde, precieze werkwijze, welke materiële verschijningsvorm het kunstwerk ook moge aannemen.
‘Geestverwanten laat zien hoe dicht de oude en de jonge generatie soms bij elkaar komen’ Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
37
INTERVIEW
Guido van der Werve
‘Ik vlieg de laatste jaren erg veel en realiseerde me dat je tegenwoordig in twaalf uur overal heen kunt vliegen. Daarom leek het me geestig en futiel om twaalf uur lang rond mijn eigen huis te rennen: je bent bijna thuis, maar gaat nooit naar binnen.
Nummer 13, Emotional Poverty
38
Rabo Kunstzone
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
39
Guido van der Werve (1977) rent zich nog liever dood dan dat hij zou opgeven. In een van zijn laatste werken, Nummer 14, Home, zwemt hij 27 kilometer, fietst hij 1400 kilometer en loopt hij 300 kilometer hard. Van Chopins hart, dat in Warschau is begraven, naar het lichaam van de componist dat in Parijs ligt. In Nummer 13, Emotional Poverty in three effugium, verwerkte Guido voor het eerst sport in zijn werk. ’Ik woonde in 2009 twee jaar in New York en was een beetje cynisch geworden over de kunstwereld. Mijn oude manier van werken maakte me niet meer enthousiast, en ik sliep ook steeds slechter. Sporten werd een manier om de storm in mijn hoofd te temperen.’
40
Rabo Kunstzone
Wat startte als een emotionele crisis, eindigde in een indrukwekkend werk van drie delen. Het begon met Effugio A, een lezing over hardlopen voor de tentoonstelling Greater New York in MoMA PS1, waarbij Guido halverwege wegrent met een bos kamillebloemen in zijn hand, naar het graf van Rachmaninoff dat zo’n 55 km boven Manhattan ligt. Daarna volgde Effugio B, waarin hij als persoonlijke project de 6962 meter hoge Aconcagua in de Andes beklimt. En tot slot kwam Effugio C, you’re always only half a day away, een film waarin hij ’s avonds om elf uur uit de voordeur van zijn huis in Finland stapt en daar vervolgens twaalf uur onafgebroken omheen rent. ‘Ik vlieg de laatste jaren erg veel en realiseerde me dat je
Inspirators van Guido: Chopin, Alexander de Grote, Roman Ziegner, Leonard Cohen, the Mountain Goats…
tegenwoordig in twaalf uur overal heen kunt vliegen. Daarom leek het me geestig en futiel om twaalf uur lang rond mijn eigen huis te rennen: je bent bijna thuis, maar gaat nooit naar binnen. Ik film altijd op plekken die me dierbaar zijn en had nu voor het eerst een huis, een oude school aan een meer, waar ik omheen kon rennen.’ Het sporten werkt inmiddels verslavend. ‘Als ik ’s ochtends niet goed wakker word of chaos in mijn hoofd heb, ga ik even twee uur rennen en kom ik haarscherp weer terug.’ Guido vertelt redelijk klinisch over zijn fysieke reactie op het langdurige hardlopen in Nummer 13, over spieren die op een gegeven moment erg stijf
worden, voetzolen die na tien uur in brand leken te staan, de driehonderd calorieën die hij elk uur binnenkreeg met sporteten. Hij wil zijn persoonlijke gevoelens en ervaringen zo abstract mogelijk houden. ‘Mijn meest geslaagde werken zijn de werken waarin de toeschouwer zich door de sfeer in het werk kan verplaatsen. Sfeer raakt aan een universele taal, waardoor iemand zich ermee kan verbinden, zoals je ook geraakt kunt worden door een goede film of mooie muziek. In het beste geval wordt mijn werk deel van de toeschouwer en ben ik als kunstenaar totaal onbelangrijk.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
41
Reportage germaine kruip
‘Ik hoop dat mensen door mijn werk juist kijken naar de ruimte eromheen’ Maandag 26 augustus bellen we stipt om 12 uur aan bij de studio van Germaine Kruip in Brussel. Ze rondt nog even het gesprek af met Lieve, een van de dansers die meedoet aan de tweede performance van Germaine tijdens de Utrechtse kunstmanifestatie Call of the Mall. Daarna leidt ze ons in drie uur langs haar eerste werkstuk over De Stijl, langs spannende Brusselse brievenbussen en nieuwe inspiratiebronnen.
Germaine Kruip (1970) maakte in 1999, na haar carrière als art director en scenograaf van toneel gezelschap De Mug met de Gouden Tand, de overstap naar de kunstwereld. Ze verweeft licht, tijd en omgeving in haar performances, tentoonstellingen en objecten. Daarbij nodigt ze toeschouwers uit stil te staan bij realiteit en fictie.
Germaine zet een kop thee en pakt al snel een boek uit de kast. Prachtig gebonden, met de herkenbare kleuren van De Stijl op de voorkant. ‘Kijk, dit boek heb ik op mijn dertiende of veertiende gemaakt op de middelbare school. Ik kwam het een paar jaar geleden tegen toen ik de zolder opruimde. Ik deed verslag over kunstenaars als Mondriaan en Van Doesburg, en hun zoektocht naar de universele waarheid. Maar al in de inleiding schrijf ik dat volgens Nietzsche de objectieve waarheid niet bestaat… Apart, hè, dat ik op die leeftijd al met thema’s bezig was, die nu de basis vormen van mijn werk.’ Counter Composition ‘Mijn Counter Composition is een direct antwoord op de ‘Counter Composition’ van Van Doesburg’, vertelt Germaine. ‘Ik was gefascineerd door de discussie die hij begin
twintigste eeuw voerde met Mondriaan over de diagonaal in dit werk. Volgens Mondriaan hoorde de diagonaal absoluut niet bij De Stijl. Van Doesburg was veel ruimdenkender. Hij was ook uitgever, dichter, typograaf en architect naast zijn kunstenaarschap. Ik wilde het werk doorleven, eigen maken. Daarom knipte ik het in de verhoudingen van Van Doesburg en speelde ermee tot het een mobile werd. De spiegels bewegen continu en reflecteren op de omgeving. Dat doe ik vaak; ik hoop dat mensen door mijn werk juist kijken naar de ruimte eromheen.’ Goed gezelschap Germaine is dan ook benieuwd hoe Counter Composition in deze tentoonstelling hangt. ‘In mijn galerie in Londen hing het in 2006 voor het eerst in een nis, met een lamp erop. In De Paviljoens in Almere reflecteerde het natuurlijke licht en de bomen er prachtig in. En bij een privéverzamelaar hangt het werk hoog in een hoek bij een raam en haalt het de buitenwereld naar binnen. Ik ben in elk geval oprecht blij dat de Rabobank één van deze vier werken heeft aangekocht. Het is een belangrijk werk voor me. Een eerste object in zichzelf, en daarmee een sleutelwerk. Daarom wil ik dat het werk goed terecht komt en toegankelijk blijft. In de Rabo Kunstcollectie is het in goed gezelschap van internationaal toonaan gevende kunstenaars als Jan Dibbets, Olafur Eliasson en Daan van Golden.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
43
Brievenbussen ‘Ik ben dol op brievenbussen. Kijk nou wat voor een wereld je erachter kunt ontdekken!’
Podium in de wereld ‘Deze prachtige architectonische doorgang is vlak bij mijn atelier. Altijd als ik er loop, heb ik het gevoel dat ik door mijn eigen werk loop. De zon schijnt prachtig door de pilaren en verandert elk moment van de dag. Net als alle voorbij gangers die het lading en sfeer meegeven.’ 44
Rabo Kunstzone
Third mind ‘Een werk start bij mij altijd intuïtief. Ik zie iets, zoals een velletje met twee blokken dat toevallig op dit boek belandde. Het visuele bedrog van gelijke afmetingen, en daaronder een woord ‘third mind’. Daar ga ik dan verder mee aan de slag. Op onderzoek, boeken lezen over bijvoorbeeld neo-concretisme uit de jaren vijftig, erover praten, vouwen, uitproberen …’
3.75 meter hoog ‘Het plafond in mijn atelier is net zo hoog als die van mijn Engelse en Madrileense galeries. Daardoor kan ik hier makkelijk werk uitproberen, zoals deze meterslange ijzeren staaf. In een eerder werk zorgde die voor een bewegend lichtspel door de twee magnetische polen aan de uiteinden.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
45
Reflectie op Marina Abramović en Ulay, Dr. Guido van den Berk
‘Dit is ultieme zelfbeheersing’ Deze foto is een momentopname uit de performance Breathing in - Breathing out (1st part, 1977, april). Marina Abramović en Ulay kussen elkaar met hun neuzen dichtgestopt: ze hebben één keer adem gehaald en daarna de monden stijf op elkaar geduwd. Negentien minuten lang hebben ze deze ene adem gedeeld. Negentien minuten lang zonder verse zuurstof. Afhankelijk van elkaar, vechtend tegen hun lichaam en hoofd. Wat gebeurt er dan met je? Dr. Guido van den Berk, internist in het OLVG in Amsterdam: ‘Een lichaam zal door verschillende fases gaan als het niet voldoende zuurstof krijgt. De lucht die zij over en weer geven wordt steeds zuurstofarmer. Om toch voldoende zuurstof in de longen te krijgen, moeten ze steeds sneller gaan ademhalen. Tegelijkertijd gaat het hart sneller pompen om het beetje zuurstof dat er wel is efficiënter door het lichaam te vervoeren.’ Maar dat is toch verschrikkelijk eng? ‘De kunstenaars moeten grote moeite doen om rustig te blijven. Ze zullen onrust en paniek voelen. Vervolgens, als ze die fase hebben overwonnen, gaat alles in het lichaam op een lager pitje, in een soort spaarstand. Eerst om minder zuurstof te verbruiken, daarna omdat overal in het lichaam zuurstoftekort ontstaat. Als je dan nog niet stopt, raak je bewusteloos en dreigt coma en/of een herseninfarct.’ Bent u hiervan onder de indruk? ‘Dit is ultieme zelfbeheersing, een oefening van geest over lichaam. Maar gezond is het natuurlijk niet, het kan serieuze gevolgen hebben voor je gezondheid. Ik zou het dan ook afraden.’
46
Rabo Kunstzone
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
47
INTERVIEW AD van den berg, JAAP bremer EN ELLA van zanten Waar het begon ‘Kunst was er altijd al bij de Rabobank, maar een aankoopbeleid was er niet’, stelt Ad van den Berg. ‘Ik vond dat Rabobank Nederland de rol hoorde te vervullen die de Medici in Italië jarenlang vervulden, als mecenas van kunstenaars.’ Samen met het hoofd Kunstzaken in die tijd, Marieke van Schijndel, schreef hij in de zomer van 1996 de nota Kunstbeleid Rabobank Nederland 1997-2000. ‘De hechte relatie met de kunstenaar en kunstwereld werd
daarin het belangrijkste uitgangspunt, passend bij de Rabobank. Dit resulteerde in de keuze voor levende, Nederlandse kunstenaars die we volgden in hun ontwikkeling. Op internationale beurzen, tijdens atelierbezoek, in publicaties… Dan ben je namelijk in staat op het juiste moment de sleutelwerken te kopen, werken die een belangrijke stap in hun oeuvre markeren.’ Een ander belangrijk uitgangspunt in het beleid werd het onderscheid in drie generaties: beginnende kunstenaars,
Ad: ‘Ella, proficiat. Ik wist niet dat je dit werk van JCJ Vanderheyden had aangekocht. Die poort is zo met hem verbonden en met zijn reizen naar het verre oosten. Dit zijn poorten die een verbinding maken met het leven en de dood. Weet zijn vrouw Hans Vanderheyden dat het hier hangt? Er komt van 14 december tot 30
De basis van de huidige collectie Bijna twintig jaar geleden werd de basis gelegd voor de aankoop van kunstwerken in deze tentoonstelling. De Rabobank kreeg een nieuw kunstbeleid, en de lat lag hoog. Voor deze tentoonstelling maken we een reis door de tijd met de externe adviseurs uit die beginjaren, Ad van den Berg en Jaap Bremer, en de huidig artistiek leider Ella van Zanten.
48
Rabo Kunstzone
maart een overzichtstentoonstelling van links naar rechts: (foto boven)
in het Noordbrabants Museum.’
Ad C.P. van den Berg
Jaap: ‘In 2003 heb ik geadviseerd
extern adviseur van de
over de aankoop van deze drie kleine
Kunstcommissie van 1994-2002
reliëfs. Prachtig om ze hier in de
en voormalig directeur van de
gangen van de Rabobank te zien.
Koninklijke Akademie voor Kunst en
Het is Schoonhoven in een nutshell.
Vormgeving in ’s-Hertogenbosch
Licht, schaduw, structuur, alles zit erin.’
Jaap Bremer extern adviseur van de Kunstcommissie van 2001-2009 voormalig conservator van het Van Abbemuseum in Eindhoven en voormalig adjunct-directeur van het Kröller-Müller Museum in Otterlo Ella van Zanten artistiek leider Kunstzaken Rabobank Nederland
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
49
‘Aan elke aankoop zijn herinneringen verbonden’
kunstenaars die hun vorm van inhoud hebben gevonden – ‘zij moeten tenslotte ook brood op de plank hebben’ - en de gerenommeerde kunstenaars. Aanvulling op het beleid Jaap Bremer, die in 2001 het stokje van Ad overnam, voegt daar nog een belangrijke uitbreiding aan toe: ‘Uit een audit in 2002 van experts uit de kunstwereld kwam als advies dat het typische Nederlandse Nul-werk van onder andere Jan Schoonhoven en de geometrisch-abstracte kunst van Ad Dekkers, niet mochten ontbreken. Zo ontstond een vierde generatie: van belangrijke kunstenaars die niet meer leefden.’ En beleid ontwikkelt zich met de tijd, weet Ella van Zanten. ‘Het terrein van de hedendaagse kunst is inmiddels zo uitgebreid, dat we een verdere focus in het verzamelbeleid hebben aangebracht. Drie verhaallijnen werden belangrijk: die van de mens, de samenleving en het idee, waardoor de collectie een venster biedt op de wereld om ons heen. Daarnaast is in 2009 gekozen voor een belangrijke uitbreiding op ons beleid: ook het werk van internationale kunstenaars wordt aangekocht, met bijzondere aandacht voor het 50
Rabo Kunstzone
jonge toptalent van de Rijksakademie en De Ateliers in Amsterdam.’
Museale presentaties in binnen- en buitenland Een groot aantal werken
Kunst als gespreksonderwerp Met de start van het aankoopbeleid, kwam er ook controversieel werk binnen de Rabobankmuren. ‘Hedendaagse kunst vormt een afspiegeling van de tijd’, legt Jaap uit. ‘Daardoor krijg je niet alleen kunst die behaagt of versiert, maar ook kunst waar je bij ‘stilstaat’ en die een discussie aanwakkert over de maatschappij waarin we leven. Er werd niet altijd gemakkelijk werk gekocht.’ Ad: ‘Sommige medewerkers werden er in het begin geïrriteerd door. Ze begrepen het niet, vonden het confronterend of zonde van het geld. Die emoties lopen nu veel minder hoog op.’ Maar het blijft volgens de adviseurs belangrijk om de verhalen achter de werken te delen met iedereen die wil kijken. ‘Anders loop je eraan voorbij.’
uit de collectie wordt regelmatig in bruikleen gegeven aan musea in binnen- en buitenland. Daardoor wordt de geschiedenis van elk schilderij, ook voor Rabobank Nederland, prestigieuzer.
Jaap: ‘Deze catalogus kwam in 1969 uit bij de spraakmakende tentoonstelling ‘Op losse schroeven’ in het Stedelijk Museum Amsterdam. Dit is een schets van het werk Artificial Silhouet van Marinus Boezem, een silhouet van een boom in asfalt. De schaduw verschuift en op één moment van de dag valt deze samen met de vorm in het asfalt. Een reflectie over de veranderende stand
Een feestje met vrienden Voor Ad en Jaap is het indrukwekkend veel van hun aankopen in deze tentoonstelling terug te zien. ‘Alsof je een feestje viert met ‘vrienden’ die je jarenlang niet hebt gezien. Aan elke aankoop zijn herinneringen verbonden.’
van de aarde ten opzichte van de zon en het verstrijken van de tijd. Zulke werken waren in die tijd echt een bom in de gevestigde kunstwereld.’
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
51
kort aan het woord: De overige kunstenaars uit Geestverwanten
ENGLISH TRANSLATION
Jan Schoonhoven
KINDRED SPIRITS
‘Hopelijk ben ik niet al te zwaar op de hand geweest. Kunst spreekt in de eerste plaats voor zichzelf en zwaarwichtigheid doodt ’t begrip.’
(geestverwanten)
MEET THE IDEAS OF 24 ARTISTS
Schoonhoven, J.J. (1958) In: Facetten van de hedendaagse kunst. Enschedese Kunststichting, Rijksmuseum Twenthe, Enschede.
Jan van Munster
Job Koelewijn
‘Ik zag een dame op tv bij wie een EEG, een hersenscan, werd gemaakt van haar hoofd. En op een gegeven moment zag ik uit die machine al die lijnen komen. Toen dacht ik: verdomd dat zit ook in mijn hoofd. Die lijnen zijn een directe vertaling van wat er in je hoofd gebeurt. Ik ben naar een ziekenhuis gegaan, en ze hebben een EEG gemaakt. Dat is pure energie. Dat zijn minuscule elektrische shocks die door je hoofd heen vliegen. Ja, dat ben ik!’
‘Mijn werk gaat over het doorkneden van de werkelijkheid. Niet om er iets aan te veranderen, maar er een kleine draait aan te geven. Niet iets goedkoops, maar doorvoeld.’
Bron: Hollandse Meesters, John Appel (2011)
NRC Handelsblad, 17 juni 1994 [website]. Verkregen op 14.08.2013.
Bron: Hollandse Meesters, Rene Roelofs (2010).
JCJ Vanderheyden
‘Ik hoop wel dat je aan mijn beelden kunt zien wanneer ze gemaakt zijn. Ik sta op de oever van de grote rivier van de tijd en geef vorm aan wat voorbijkomt.’ In: “Carel Visser over god, toeval, Rietveld en Brancusi.” Cultureel Supplement,
http://retro.nrc.nl/W2/Lab/HAL17/cs04.html
52
Rabo Kunstzone
on end, dropping fixed conventions and making physical sacrifices for art. They shape their idea, while also making room for new ideas.
FOREWORD Verily Klaassen Small reflections on everyday life
Jan van Schoonhoven was, for example, struck by the ultimate beauty of his surroundings. A blade of grass. A ditch that cuts through the polder. He transposed these structures to a totally new context, creating a universal shape. Guido van der Werve ran around his own home for twelve hours. Some might call that bizarre and incomprehensible behaviour, others might class it a beautiful and promising result of an emotional crisis. They are two independent thinkers that have been embraced by the Rabo Art Collection.
» from p.04
In June, Ella van Zanten and I travelled to Art Basel carrying the shortlist for this ‘Geestverwanten’ exhibition in our bag. In the previous weeks we made a first selection from our collection, while undisturbed in the train we made our long-list into a short-list. It was truly a task of ‘kill your darlings’. Which work can invite and impact the viewer, and which artists strengthen each other in their ideas? As a common thread we chose Artists whose work is not only about expression, the person of the artist, or emotion, but whose main focus is the idea. They reflect on life, contemplate the light or shape, material, or social relations. And they don’t merely ask questions, they go and investigate, sometimes for months or years
I am proud that the Rabobank has not shied away from making these sometimes controversial purchases. They are about life itself. With this exhibition we are not only providing access to a fine collection, but also to the ideas of the artists, building bridges between the ages and telling everyday and sometimes moving stories behind the works of art. What we are showing is that art is enclosed in our surroundings, in the form of small reflections on everyday life. We present you with an idea. Hopefully that idea will engender a wealth of new ideas. Verily Klaassen, Rabo Art Zone Curator
INTERVIEW Daan & Diana van Golden ‘It’s a way of life’ » from p.06
‘A lot of people say Daan’s work is conceptual, but he thinks otherwise. He just paints and photographs what he likes and enjoys the meditative nature of it.’ Diana van Golden has been answering her father’s e-mails for a number of years now, and they discuss the replies together, during a quiet moment in his studio in Schiedam. ‘Daan doesn’t have a computer, and I enjoy finding out more and more about his work this way. He has always done things his way.’ At the ‘Geestverwanten’ exhibition we will be showing four works by Daan: Heerenlux (1997), Heerenlux (1978), Mitsukoshi (1990) and Study A.G. (2001). Can you tell us a bit more about them? ‘Daan gets his ideas from ordinary, day-to-day things. He has been doing this since his trip to Japan in the early sixties. Before that, he used to make large expressionistic paintings, with the paint splashed on. But when he got to
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
53
Japan, he didn’t know what to paint. So he started reproducing simple shapes. Wrapping paper, napkins, fabrics in special Japanese varnish. Tranquil and focused, like visual meditation. Heerenlux started out as a screen print of a detail on a black and white silk piece of fabric he had found on one of his travels. The work was named after a brand of paint he had found at a glass cutter. Mitsukoshi is a representation of a piece of wrapping paper from a department store in Japan. He framed the paper, but also reproduced it. Study A.G. is an enlarged photo of a sculpture by Giacometti.’ A lot of patterns and shapes keep coming back. Will they ever be exhausted? ‘Daan paints whatever he likes at that particular moment. During the eighties for instance, he discovered strange figures and animals in Jackson Pollock’s drippings. But the old patterns and sources of inspiration also continue to be interesting, as he keeps discovering new, interesting blow-ups while he’s painting.’
the photo series that Daan made of you. How do you feel about life being so intertwined with art? ‘We don’t know any different. Daan says: “It’s a way of life”. When he travelled, the camera went with him, enabling him to travel and work for months on end. I was used to always being photographed, but it did make me feel loved and important. Now we are both grateful that we can work together like this and we really value it. When I was in college, studying fashion design, I used to ask my dad for advice and he helped me with my assignments. These days, I’m mainly inspired by the way in which he views life: “Take it as it comes.”’
I read that Daan produces an average of three to four works a year, as he is so precise in reproducing existing patterns. Does that approach never frustrate him? ‘No, he sees it as meditation.’ In a video, artist Jasper Krabbé was full of praise about Daan’s work: “Before you know it, you spend hours looking at the details of an apparently simply painting of Mozart.” Others may walk right past Daan’s paintings and look at them as machine-generated reproductions. ‘Everyone can think what he likes. Daan tends to chuckle when people don’t understand, but he does enjoy it when he inspires others and he does feel honoured on such occasions.’ You work together intensively now, but in the earlier days too, art and life went hand in hand. One such example is 54
Rabo Kunstzone
INTERVIEW NAVID NUUR Broken Circle » from p.10
‘There were so many bloody neon signs at exhibitions and in museums, it really started to irritate me. No-one’s waiting for the 130,000th text neon sign.’ His deep frustration was reason for Navid Nuur (1976) to see a neon blower and ask him what it is that he’s creating. ‘He explained it, step-by-step. It is some sort of alchemy of gases and minerals that circulate thanks to electricity in a closed system.
It makes them light up. The gases can also be set into motion without radiation, without wires. And you can change the shape of the glass and the coating, and even fill it with glass, because the neon sign itself is made of glass. Fascinating. After 23 years of craftsmanship, even the neon blower realised what got him interested in neon as a boy in the first place.’
words in your mouth. And in his most recent project - still under development - he will interact in person: ‘I design a ‘letter type’ that enables you to type in my pretty dyslectic style. Letter types are always created to serve the collective. I’ve turned the table: soon, you’ll be able to type a letter in Word using my ‘handwriting’.’
Navid is glad about Broken Circle. ‘This work should have been made thirty years ago, in addition to the text neon signs and neon shapes of Bruce Nauman and Mario Merz. And of course, who am I to say: “Guys, we’re missing a third concept”. But that’s how I felt about it. For now, I’ve had my fill of neon.’ That means Navid can continue to work on one of the 23 to 32 works at his studio. He mainly uses materials that are recognisable, materials you can find in your own kitchen or garage so to speak. ‘I study them, maybe in the same way I used to see different options in the outdoor space I moved around in as a skater. I think it’s important that people, once they’ve seen some of my work, are able to change their attitude and look at things differently. That’s why I want my work to remain public and not end up in someone’s attic. This year, I borrowed Broken Circle from the Rabo Art collection, for an exhibition in London. And it works perfectly. It travels around and more and more people out there get to see it.’ In his latest works, Navid goes online to interact with ‘visitors’. His website, boredatthemuseum. com, allows you to look at pictures of bored museum visitors who imitate sculptures, for just a couple of seconds longer. Exactly because Navid takes them out of the context of their ‘day out’. ‘The site is growing and now I’ve got people sending in their own photos.’ The yournameingum.com site is as interactive as the other one. You can write your name in chewing gum, but if you read the concept carefully, Navid is challenging you to form
INTERVIEW Ann Goldstein ‘Do you know the way from the Dam to the Concertgebouw?’ » from p.14
‘The first time I saw conceptual art, I didn’t understand any of it. I didn’t know how to connect with it. Fortunately, I’m curious by nature and didn’t reject it. I even believe that certain things you don’t like initially may ultimately be very valuable to you. This was the case with me and conceptual art. I wanted to learn more about it, so I started reading about the work of contemporary conceptual artists such as Barbara Kruger, Sherrie Levine, Louise Lawler, Richard Prince and Allan McCollum. After my studies as an art student, I catalogued conceptual art books for a whole year. About five hundred of them. There I was, day in, day out, not just cataloguing these books, but having a good look at them too.
I found it fascinating. Conceptual art wasn’t American or European, but an international movement that was very, very important and decisive for reconsidering shape, the function and meaning of a work of art. In those days these there was an overpowering notion of what art should be. Conceptual art questioned this. And something we may realise ourselves better these days: art is not created from a vacuum, but from a spirit of the ages. These were the mid-sixties, turbulent times during which the entire world was changing. The conceptual artists that arrived after the first generation of the mid-sixties, continued to build on the inspiration to have a critical look at their culture, their society, their economic and social systems. And what every self-respecting artist will then do: he makes it his own. On the basis of his own perspective and life experience. This can be seen in Dutch conceptual artists such as Jan Dibbets and Ger van Elk. Jan Dibbets for instance used the lapse of time and light, a typically Dutch thing to do. Light, but also the fact that the length of a day changes per season. The flat land and influence of the horizon are also typically Dutch. In Ger van Elk’s work I also see the influence of Los Angeles, where he lived for nearly fifteen years. His play with the truth, his father who worked in animation, and his friendship with artists such as Bas Jan Ader and Allan Ruppersberg, who visited LA on a regular basis. The artists from those days were connected, they were friends. Another thing I like about conceptual art is that it challenges all of us to find our way in life. Like stanley brouwn, who came to the Netherlands fifty years ago and tried to find his way in Amsterdam. In his early works - this way brouwn - he asked passersby how to get from the Dam to the Concertgebouw. In their own handwriting, they pictured their individual routes. His work still shows a link between measurements, distance and time. That notion, of finding your way in another culture, is very
inspiring to me. It enables us to formulate our time on Earth. Artists are like water sometimes; they have mysterious ways of finding unknown and unexpected territories. They create space, where they invite you to play and think in terms of possibilities and meanings. They dare you to ask questions. And there isn’t necessarily one answer, a right or wrong. In that sense, conceptual art is more connected to true life than the hollow phrases that tell you what the right way is.’
Column GER VAN ELK ‘I’ve got my studio in my head, but without the smell of oils’ » from p.16
In 1968, Ger van Elk’s name, like Jan Dibbets’, was on everyone’s lips in the international art world. Ger set up a tent during the notorious Swiss Junge Kunst aus Holland exhibition, and called it a sculpture. Now, in the living room of his converted warehouse at Prins Hendrikkade in Amsterdam, he sketches a new contramovement with minimal glass sculptures.
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
55
What was that revolutionary time like, in the late sixties? ‘We just happened to be doing something that didn’t exist yet. I did some strange things though, like that story with the tent. I didn’t know what I was doing. Just making fun, standing out.’ But you were quite successful internationally. ‘Yes, that was strange. It wasn’t until later that we found out other countries had a parallel movement. I guess they were cultural reflexes. In England for instance, there was Richard Long and later Gilbert & George, and in Europe we had something very special: Piero Manzoni, the predecessor of Arte Povera. Are you familiar with his Il soccolo del mondo? It is a pedestal for the world. Very simple: a classic pedestal, but upside-down. That turns Earth into the sculpture.’ How did people look at your work then, and what is it like these days? ‘In those days, people thought that what you made was quirky. Now a lot of them just copy it. The same things, but bigger. I once made a rope sculpture for instance, some sort of balancing work, caused by yourself. At the Biennale in Venice, I saw the same concept in a work by Mark Manders. It looks different physically, but in essence it’s just like the thing I came up with in the sixties.’ And that bothers you? ‘Yes, especially when it’s portrayed as being new. It isn’t. I’d rather see new things that surprise me. After all, curiosity is the source of creating art. You’ve got a concept, you come up with something and then… well, that’s how I do it anyway... then, I want to see if it works. All my own work that I still like now, such as the Well Polished Floor Sculpture, were in my head for at least a month. You’ve got an idea, it goes, it comes back. That goes on for a while. And when it 56
Rabo Kunstzone
continues to nag you, you’ve got to go for it...’ That sounds as if the idea forces itself upon you. ‘That’s often how it works, yes. I spoke to Ann recently (Goldstein, artistic director of the Stedelijk Museum), and I noticed I was resisting the physique of the works of art. They’re getting bigger and bigger. For an exhibition in Berlin, my work is getting smaller and smaller. I’m making seven glass cubes measuring 12 by 8 by 4 millimetres, filled with air, soil, oil and water. Seven automatic landscapes I call them. The horizon, saying goodbye, is a recurring theme in my work. I liked the idea of it: me getting into the car and driving to Berlin with the entire exhibition in my jacket’s pocket.’ In response to the physique of modern art. ‘Absolutely. Although I have made smaller works of art before. Do you know La Pièce? It’s a piece of beech that I painted white at a dust-free location on the ocean. It sits on a red cushion in the Kröller-Müller Museum. But this, this is even smaller, even more minimalistic.’ Will you ever stop? ‘I do dream about retirement. Really: in the dream I sit on the terrace of my country house near Aix-en-Provence. Like an old fart, wearing a dark blue pinstripe suit, a bowtie, a signet ring and a black ebony walking stick with a silver head by my side. Then I walk to my desk and get an unfinished sketch from one of the drawers, finish it…. No, I’m only joking. I keep putting off my retirement. This year, I’ll be flying to the MOCA, the Museum of Contemporary Art in Los Angeles for an exhibition. I’m still full of ideas.’
Interview JAN DIBBETS ‘Riding the Tour de France every day’ » from p.24
‘That Colour study @K1-2-3 was an important acquisition by the Rabobank,’ says Jan Dibbets right away when he hears which works are included in the exhibition. ‘Collectors all over the world would like them in their collections now. And that while no one wanted them back in 1975, 1976. Apart from Rudi Fuchs. He bought one. I invested 120,000 guilders back then to make them, until I had run out of money. That was very frustrating, because I did have a feeling I was on to something.’ Why did you want to make this piece? ‘As an artist you are sometimes prepared to cut off your leg if you think that will make you run faster. At the time, I was doing photography and came up to something I couldn’t break through. I wanted a smooth and structure-free surface, one that reflected light. And that moment coincided with the introduction of the first large 80x80cm sheets of Kodak paper. I wanted to use those for colour experiments, so I had some shipped over from the US. Two years after those initial experiments, I continued, but now on sheets of 2x2 metres. That was a milestone in my career.’ Why is this work so successful now? ‘Because a lot of younger artists are now
working with water and sheets, structures and removing structures by smoothening something out. And I think the ‘how’ question is finally starting to become more prevalent in photography, after nearly forty years. The ‘what’ has always been important in photography. Nonsense photography is what I call that. Photography as a kind of substitute for painting. But the ‘what’ and art have nothing to do with each other. It’s about the ‘how.’ I looked into so many things: how the perspective changes when you look through a camera, the influence of light, how a photo relates to the painted surface, where the background picks up the photo. For years, those were the things I looked for. I applied hundreds of layers to those paintings of windows, as well as to the blue piece ‘SVB Amsterdam,’ which is also part of the Rabobank’s collection. Real donkey work, I tell you. It’s like a key you tweak and polish until it fits. Only when it does, your work is done. And right after that moment, you have to go on. Outdo yourself.’ But how do you keep that up? ‘You cannot afford to think about that. Because that will get you nowhere. I always say: an artist is like a crocodile with a really big mouth. He’s not focused on his tail, no matter how awe-inspiring it may be, he’s just hungry. Visually hungry. I’m also still hungry. Thankfully, the fear that goes with having to outdo yourself every time subsided when I was about 50. But it is still like riding the Tour de France every day. And do you know when I realised that? When I visited Mondriaan’s grave last year, with Ann Temkin, Chief Curator of Painting and Sculpture at MoMA. Among thousands and thousands of stones, all the same, there he lay: Piet Mondriaan, 1872-1944. I realised I was the same age as he was when he died. Bloody hell, that was an emotional moment. Also because you then realise what it took to get to that age. But still, Matisse lived to 84, so I’ve got another twelve years to go.’
Reflection on Ad Dekkers, Lydia Beerkens ‘Is it a scratch, a crack or a line?’
good condition, especially when you realise that it was made in 1968, and that fibreglassenhanced polyester can tear if you don’t treat it correctly. After all, it hangs in the corridors of the bank, where a cleaner can bump into it with her trolley, or someone in deep conversation on the phone can graze it. The scratch on this piece of art was not a tear, but a line which I can remove quite easily with some water and special soap. I will start near the edge and work my way towards the centre. I think it’s important to keep the white matt look, and with that the shimmer of his work. It’s very meticulous work, but I like the peace. I can work in silence for hours, in my studio, with classical music in the background.’
» from p.28
Lydia Beerkens is art historian and restorer of modern art. She has been restoring works of art from the Rabo art collection for more than twelve years now and offers advice from a maintenance and preservation perspective. ‘When a piece of art enters my studio, the first thing I do is look. Every work of art, especially a modern work of art, is a new piece of the puzzle in which the original idea, the portrait of an era, the material and artist’s method come together. I read a lot about the work and watch videos of the artist, so I can see how he deals with his work. I then make dummies and material tests. Those rust stains on a polyester sculpture from Atelier van Lieshout for instance, how did they get there? And which black paint is sufficiently scratch and cleaning-resistant for the restoration of Keith Haring’s drawing at the Utrechtse Kunstacademie? They are patient searches, with different outcomes. Sometimes the work is beyond salvation, or I conclude that my alterations would affect the original work too much.’ ‘Fortunately, this work by Ad Dekkers, Eerste fase van cirkel naar driehoek, is in a reasonably
REPORT PIETER LAURENS MOL ‘I was curious whether an artist could also be a messenger, like a proclaimer’ » from p.30
Step into Pieter Laurens Mol’s studio in Brussels on an afternoon and a whole new universe will open up to you. A seemingly simple black-and-white picture, a self-portrait, hanging above the fridge, invokes the work of Leonardo da Vinci as well as the twelve signs of the zodiac. And an upside-down dried thistle unites Scotland, iron, and Mars in one fell swoop.
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
57
What is that thistle doing there, hanging upside down on a string in the studio’s kitchen? It seems such a straightforward question, and yet Pieter Laurens hesitates for a second before he answers. He knows answering that question will open up a can of worms that extends well beyond that thistle. ‘I often used a thistle in my works that refer to Mars. Mars is connected to masculine behaviour. Warfare. Iron. Imperialism. We see thistles as an unwanted, aggressive weed, but strangely enough, it’s Scotland’s national symbol. And do you know why? When the Vikings came to conquer Scotland, they came barefoot. The Scots hid up in the Highlands, where the fields are littered with prickly thistles. As such, the plants made up a natural minefield, making it possible to ward off all attacks. The Scots were so grateful to the thistle, that they made it their floral emblem and was proclaimed symbol of their independence.’ Historic consciousness From a young age, Pieter has had a love of art and classical stories. As a child, he saw Velázquez’ painting Las Lanzas, the surrender of Breda, on display at Breda town hall. ‘That was an overwhelming experience. It won’t have that effect on every child, but it was a really significant moment for me. That historical consciousness has since only grown. I thoroughly enjoy sensing a kind of underlying classical rhythm when you look at a piece. I consider it a kind of passage. You pass on history, but the narrative, i.e. the method and form, is more befitting of the time we live in. I am, for example, very interested in 17th century painting, but it would be completely pointless for me to simply copy that approach. We have to use the means that are available to us now.’ Contemporary proclamation In essence, Pieter’s photographic work It’s All Right (Whispering) is also a narrative, or better still a proclamation. ‘That sounds very 58
Rabo Kunstzone
ceremonious, and of course it is, but when you think back to, for example, the paintings of Rafael or Leonardo, you see an angel deliver a message. I was curious about what an artist could do from a social context. Whether he could be a messenger, a proclaimer. Indeed, almost like an angel who says: it is good. But that is also somewhat futile, such as the message the Beatles delivered: Let it be. The world is a mess, but it is good. A kind of reassurance. That calming cadence also returns in this work. You can lip-read it as you pass it. That touches on the other aspect I found interesting, and which is reflected in later works: the quest for a kind of sensory pivot moment. It is a whispering piece. There where something is said so quietly, you have to increasingly rely on what you see. That transition where one sense takes over from the other is an exciting phase to me.’ 40 years later This work is virtually on continuous display at Rabobank’s head office in Utrecht, as a result of which it has become damaged by the light. What does he think about that? ‘I definitely think that’s a shame, even a little worrying, but I need to look into it better to be able to accurately assess what is needed to preserve it. I have always conserved the base material well, so we can still reprint it. In the case of this work, only sentimentality would drive you to say: they have to stay the prints that were made back in the day. What’s more important to me is that the work can function well and I’m not against restoration. I made it in 1974, and it is, of course, a reflection of that time. Still, the idealistic principle is equally appropriate in today’s age.’
Column Carel Blotkamp Family ties » from p.36
In November 1968 I was a budding art critic, witnessing the opening of the Junge Kunst aus Holland exhibition at the Kunsthalle in Bern. I was introduced to Richard Paul Lohse, a more senior artist in the tradition of De Stijl who had been making geometric-abstract paintings since the forties, applying series of colour and shapes that were based on a very strict system. He was regarded as the most prominent representative of so-called concrete art in Switzerland. Such art is often seen as cold, but Lohse was a hot-tempered man. Shortly before that, I had written an introductory text to an exhibition of Lohse in Heerlen, crediting him in full and saying that there were Dutch artists such as Ad Dekkers and Peter Struycken who had followed his line and gone further. He was not happy with that comment at all though. Standing in front of the work of the aforementioned young Dutchmen at the exhibition in Bern, his mousey wife by his side, he gruffly asked me ‘exactly how they had gone further’. I tried to explain, mumbling in pigeon German, but to everything I said, Mrs Lohse, speaking for her husband, replied: ‘Aber das hat der Lohse doch schon getan!’ Fathers and sons have a hard life together, both in real life and in art. Even though everyone
around them says they are a lot alike, both in terms of good and bad characteristics, they won’t willingly admit to such. Senior artists who enjoy renewed appreciation among the younger generation are often not very happy with that. They feel their work is appreciated for the wrong reasons, or that young artists book quick successes for something they themselves had to fight for for years. Artists often have few good words for their followers: they are either too submissive, i.e. imitators, or they use their historic examples too freely, as a result of which little is left of the original intentions. This is why there is always some friction or rivalry between the different generations and this is unavoidable. However, this should not necessarily be seen as negative. Friction also releases a lot of energy. The art of the sixties and seventies is back in the spotlights. Artists and art lovers are aware of the fact that this particular period represented a high in modern art, comparable to the 1905-1925 period, which saw a concentration of talent, with fauvism, cubism, expressionism, futurism and other avant-garde movements falling over each other. The same happened between 1960 and 1975, with Fluxus, Nul/Zero, New Tendency, New Realism, pop art, minimal art, land art, body art and conceptual art, which manifested themselves in Europe and the United States simultaneously or shortly after one another. At the time, these movements happened as separate factions which at times were slightly hostile towards each other. In the eyes of the serious artists of the New Tendency, who spoke about art in terms of communication and visual research, pop art was nothing more than a frivolous affair. As a number of decades have passed, the art of the sixties and seventies seems more like a unit; from a modern perspective, the various movements seem to flow into each other more. The thing that artists of those days had in common was a strong need to objectify; the instinctive approach to
art that dominated the forties and fifties was mistrusted or ridiculed. In general, the works of art showed a great directness in execution and a clear structure, without distracting details. Forming ideas was important, so important in fact that all movements of the sixties could be classed under a single header: conceptual art. These are the qualities that attract a lot of younger artists, the qualities they try to portray in their own works of art. The Geestverwanten (Kindred Spirits) exhibition, compiled from Rabobank’s own collection, shows how close the old and young generations get to each other at times. In shape language for instance; in the circles and circle fragments of Ad Dekkers and Navid Nuur or in the colour studies of Jan Dibbets and Olafur Eliasson. Or in the image of the artist’s own person in a certain role, for instance in the short films by Ger van Elk and Guido van der Werve. But the thing that particularly binds the selected artists from different generations is a certain inquisitive nature, an idea-focused artistic notion, a concentrated, precise method, whatever the material appearance of the work of art. Carel Blotkamp
Interview Guido van der Werve Nummer 13, EmotionaL Poverty » from p.38
Guido van der Werve (1977) would rather run himself to death than give up. In one of his latest works, Nummer 14, Home, he swims 27 kilometres, cycles 1,400 kilometres and runs 300 kilometres. From Chopin’s heart, which is buried in Warsaw, to the composer’s body that lies in a Paris cemetery. Nummer 13, Emotional Poverty in three effugium, was the first piece of art in which Guido incorporated sport. ‘Around 2009, I lived in New York for two years and had gotten a bit cynical about the art world. I was no longer inspired by my usual ways of working and my sleep suffered too. Taking up sport became a way of mitigating the storm inside my head.’ What started out as an emotional crisis, ended as an impressive three-part work of art. It started with Effugio A, a lecture about running, for the Greater New York exhibition at MoMA PS1, in the course of which Guido runs off halfway through, carrying a bunch of camomile flowers, to the grave of Rachmaninov, which lies about 55 km north of Manhattan. This work was followed by Effugio B, in which he climbs the 6,962 metre-high Aconcagua in the Andes, as a personal project. And finally there was Effugio C, you’re always only half a day away, a film in which he leaves his Finland home at eleven in the evening, only to run around it for twelve uninterrupted hours. I’ve been travelling by plane a lot during the past few years, and I realised that you can fly anywhere in twelve hours these days. That’s why I thought it would be funny and futile to run around my own house for twelve hours: you’re nearly home, but you never go inside. I always film at locations that are dear to me, and this was my first home, a former school at a lake, that I could run around.’ The exercise is like a drug these days. ‘When I wake up badly or when there’s chaos inside my head, I go running for two hours and by the time I get back, I’m as sharp as ever.’ Guido talks
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
59
rather clinically about his physical reaction to the prolonged running in Nummer 13; about muscles that get very stiff at one point, about the soles of his feet that seemed to be on fire after ten hours, and the three hundred calories he took in every hour thanks to the sports food. He wants to keep his personal feelings and experiences as abstract as possible. ‘My most successful works of art are those that enable the viewer to become one with the work because of the atmosphere. Atmosphere touches a universal language that enables a person to connect, the same way you can be touched by a good movie or beautiful music. In the best case, my work becomes part of the viewer and I, the artist, become completely unimportant’.
that takes in a school project about De Stijl, exciting Brussels letterboxes, and new sources of inspiration.
Portrait Guido van der Werve from Number 13, Effugio b.
Counter Composition ‘My Counter Composition is a direct answer to Van Doesburg’s ‘Counter Composition’,’ Germaine explains. ‘I was fascinated by the discussion he had with Mondriaan about the diagonal line in this piece at the start of the twentieth century. Mondriaan claimed that the diagonal line was in no way in keeping with De Stijl’s philosophy. Van Doesburg was far more open-minded. He was, besides an artist, also a publisher, poet, typographer, and an architect. I wanted to live the work, make it my own. That’s why I cut it out as per Van Doesburg’s proportions, and played with it until it became a mobile. The mirrors move continuously and reflect their surroundings. I often do that, I hope my work gets people to look at the space around it.’
Acongagua, 2011. Courtesy by the artist and Juliette Jongma, Amsterdam.
REPORT germaine kruip ‘I hope my work gets people to look at the space around it’ » from p.42
On Monday 26 August at noon, we ring the bell at Germaine Kruip’s studio in Brussels. We find her finishing a conversation with Lieve, one of the dancers who will take part in Germaine’s second performance at the Call of the Mall art event in Utrecht. She then proceeds to treat us to a tour 60
Rabo Kunstzone
Germaine makes us a cup of tea and grabs a book from a shelf. Beautifully bound, with the distinctive De Stijl colours on the front. ‘Look, I made this book in secondary school, when I was thirteen or fourteen years old. I found it a few years ago when I was clearing out my attic. It’s about artists such as Mondriaan and Van Doesburg, and their quest for universal truth. In the introduction I write that Nietzsche claimed objective truth does not exists… Quite strange, isn’t it, that I was already thinking about those things at that age, themes that are now the basis of my own work.’
Good company Germaine is therefore eager to see how Counter Composition will be positioned at this exhibition. ‘At my London gallery in 2006, it hung in an alcove for the first time, with a lamp focused on it. At De Paviljoens in Almere, it beautifully reflected natural light and the trees. And at the home of a private collector, it is hanging high up in a corner near a window, inviting the exterior into the house. In any case,
I am truly happy that the Rabobank has purchased one of these four works. It is a piece that is important to me. A first object in its own right, and with that key within my oeuvre. That’s why I want this piece to end up in a good place, and remain accessible. At the Rabo Art Collection, it finds itself in good company among works by internationally renowned artists such as Jan Dibbets, Olafur Eliasson, and Daan van Golden.’ Stage in the world ‘This beautiful architectural passage is close to my studio. Every time I walk through it, I feel as though I’m walking through my own work. The sun shines beautifully through the pillars, and changes every moment of the day. Just like all the passers-by who give it meaning and atmosphere.’ Letterboxes ‘I love letterboxes. Just look at the world you can discover behind them!’ Third mind ‘In my case, a new work always starts intuitively. I see something, such as a sheet with two blocks that just happened to land on this book. The visual deception of equal dimensions, and below that a word, ‘third mind.’ I then get to work with that. Do research, read books about, for example, neoconcretism in the 1950s, talk about it, fold, try it out…’ 3.75 metres tall ‘The ceiling of my studio is just as tall as that of my galleries in the UK and Madrid. That makes it easy for me to try out works here, such as this iron bar, which is various metres long. In a previous work, this bar created a moving interplay of lights through magnetic poles at either eind.’
you be able to buy the key pieces at the right moment, pieces that constitute an important step in their oeuvre.’ Another important component of the policy was the split into three generations: beginning artists, artists who found their form of content – ‘they too need to make a living’ – and prominent artists.
INTERVIEW Ad van den berg, Jaap Bremer AND Ella van Zanten The foundations of the current collection » from p.48
Nearly twenty years ago, the foundations were laid for the acquisition of the works of art that are now on display in this exhibition. That was when the Rabobank changed its policy on art, significantly raising the bar. On the occasion of this exhibition, we are taking a trip back in time with the external advisors from those early years, Ad van den Berg and Jaap Bremer, and the current artistic leader, Ella van Zanten. Where it all started ‘There was always art at the Rabobank, but an acquisition policy on art was lacking,’ notes Ad van den Berg. ‘I felt Rabobank Nederland had to fulfil the same role as the De Medici family had played in Italy for many years, that of a true Maecenas to artists.’ In the summer of 1996, he teamed up with the art manager of the time, Marieke van Schijndel, to formulate the memorandum 1997-2000 Rabobank Nederland Art Policy. ‘The close relationship with the artist and the art world became the primary component of that policy, which suited the Rabobank. We selected living Dutch artists, whom we would follow in their development. At international fairs, by visiting them at their studios, through publications… Only then will
Addition to the policy Jaap Bremer, who succeeded Ad in 2001, made an important addition to the policy: ‘An audit of experts from the art world in 2002 returned the advice that the works produced by the Dutch Nul group, which included Jan Schoonhoven, for example, and Ad Dekkers’ geometric abstraction should not be missing from our collection. This led to a fourth generation, that of important artists who are no longer alive.’ And policy develops over time, as Ella van Zanten knows. ‘The scope of contemporary art is now so large that we introduced further focus into our collection policy. Three story lines became important: those of man, society, and the idea, allowing the collection to offer a window on the world around us. In addition, in 2009 we opted to seriously expand our policy: we also started buying works by international artists, with a special focus on the young top talents from the Rijksakademie and De Ateliers in Amsterdam.’
of art with everyone who is willing to look. ‘Otherwise those will go unnoticed.’ A party with friends For Ad and Jaap it is impressive to see so many of their acquisitions on display in this exhibition. ‘It’s like having a party with ‘friends’ you haven’t seen in ages,’ says Ad. ‘There are memories attached to every acquisition.’
Art as topic of conversation The start of the purchasing policy also meant that the Rabobank started buying controversial works of art. ‘Contemporary art is a reflection of our time,’ Jaap explains. ‘That means you don’t only get art that pleases or decorates, but also art that ‘makes you think’, art that stirs up discussion about the society in which we live. The art that was purchased was not always easy to understand.’ Ad: ‘It irritated some employees at first. They didn’t understand it, found it confrontational, or simply a waste of money. Emotions don’t run that high anymore.’ But, according to the advisors, it continues to be important to share the stories behind the works Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
61
kort aan het woord: De overige kunstenaars uit Geestverwanten
Mark Manders
Carel Visser
‘Ik gebruik geen materiaal waarvan niemand begrijpt wat het is.’ In: Petersen, A., Visser, C. (1978). Carel Visser: Papierbeelden. Stedelijk Museum Amsterdam [catalogus].
Harmen Brethouwer
‘Brethouwer noemt zijn werken ‘Precious Objects’. Ze zijn alle met grote ambachtelijke precisie en technische perfectie uitgevoerd, belichten op uiteenlopende wijze het kostbare en dragen een ragfijn netwerk van verwijzingen naar (kunst)historische tradities, stijlen en technieken.’ In: “Harmen Brethouwer: Minimal.” Galeries.nl, n.d. [website]. Verkregen
Jan Andriesse ‘Foto’s en tekeningen zijn als een dagboek voor me. Beelden van een meanderende rivier, de spiegeling op de bodem van een zwembad, de rimpeling van een wateroppervlak, de blauwe baai van een Bounty-eiland. Ik hoef er niet meer heen, ik ben er geweest en wil me niet meer verplaatsen dan nodig. Maar die afbeeldingen moet ik in mijn buurt hebben. Ik wil ze om kunnen zetten naar mijn eigen beelden.’
op 14.08.2013. http://www.galeries.nl/mnexpo.asp?exponr=11374. In: Berendse, M. (2004). Daglicht is Zuurstof:
‘Ik heb een ongelofelijke hekel aan symboliek […] Ik werk met bestaande dingen en bestaande woorden, die zijn beladen met betekenis. Daar speel ik mee.’ In: Berg, A. “Installaties en publicaties van Mark Manders: sleepnet om gelijktijdigheid”. Kunstbeeld, 2002, 11. P. 18.
Sigurdur Gudmundsson
‘My art begins where my knowledge ends.’ Bron: onbekend
‘In mijn werken heb ik geprobeerd vorm en context in evenwicht te brengen […] het één is niet belangrijker dan het ander, er is geen hiërarchie. Dat vind ik erg interessant aan kunst, dat niets boven het ander staat. Daarom heeft kunst met spierballen me nooit zo geïnteresseerd. Kunst kan evengoed onzichtbaar zijn, of niet als kunst worden beschouwd.’ In: Benedetti, L. “Zonder begin of einde: Marinus Boezem.” Metropolis M, 2012, 6:1.
62
Rabo Kunstzone
‘Art is never a simple translation of a concept; it’s more like a trace of thinking. I always think art reaches people in more complex and comprehensive ways than just conveying some ideas’. In: Yao, P.J.” Conversation between Ni Haifeng and Pauline J. Yao” Para-Production – Work in Progress, n.d.
de inspiratiebronnen van een schilder anno 2004.
Marinus Boezem
Ni Haifeng
http://haifeng.home.xs4all.nl/h-text-para%20interview.htm
Olafur Eliasson
‘The form applied to an idea is not only the one that I myself choose. When circulated, every idea picks up dimensions and meaning that I haven’t considered and couldn’t foresee – regardless of whether they are productive to my original thought or not.’ In: Eliasson, O. “Your Engagement has Consequences.” In Experiment Marathon: Serpentine Gallery. Edited by Emma Ridgway. Reykjavik: Reykjavik Art Museum, 2009: 18-21.
Geestverwanten, ontmoet de ideeën van 24 kunstenaars
63
Rabo Kunstzone Leven in de kunst