Signaleren Niet Pluis door vrijwilligers Marga komt al 3 jaar bij mevrouw De Boer. Sinds enkele weken maakt ze zich zorgen. Vooral dat mevrouw iedere keer in dezelfde jurk loopt, valt haar op. Ze lijkt ook steeds magerder te worden. Ook heeft ze weinig zin in een praatje, laat staan een wandeling. Een half jaar geleden was dit heel anders. Ze denkt dat het iets te maken heeft met het overlijden van de zuster van mevrouw. Maar als ze hier over begint wordt mevrouw boos en wil hier niet over praten. Soms maakt ze een verwarde indruk. Wat kan Marga doen?
U komt als vrijwilliger bij mensen thuis omdat die mensen klusjes hebben die ze zelf niet meer kunnen, eenzaam zijn, behoefte hebben aan aanspraak of iemand om leuke dingen mee te doen. Wat de reden ook is waarom u als vrijwilliger bij mensen komt, mensen willen hun verhaal kwijt. Ook in zorgcentra helpen vrijwilligers met diverse activiteiten. Vaak ontstaat er een vertrouwensband tussen een vrijwilliger en de mensen waar ze bij op bezoek komen. Voor veel mensen is deze vertrouwensband van groot belang, zowel voor u als vrijwilliger als de persoon waar u op bezoek komt. Als u, zoals Marga in het voorbeeld (zie kader boven), zich zorgen maakt omdat de persoon waar u op bezoek komt (uw cliënt) achteruit gaat, zich anders gedraagt dan vroeger, is uw vertrouwensrelatie van groot belang. Deze relatie moet geen schade oplopen. Maar tegelijkertijd kan het heel belangrijk zijn dat u iets met uw zorgen (dit noemen we verder ‘niet pluisgedrag’) doet, zodat de situatie niet uit de hand loopt. En zodat u het, als vrijwilliger, kunt blijven volhouden. Signaleren van Niet Pluis moet dus zorgvuldig gebeuren. Dit stuk De vertrouwensrelatie is voor geeft u wat meer achtergrondinformatie en handvatten hoe u dit iedereen van groot belang! kunt aanpakken.
Redenen om te signaleren. Als uw cliënt achteruit gaat betekent dat iets voor de cliënt en de naasten. Maar het betekent ook iets voor u als vrijwilliger. Als vrijwilliger is het belangrijk dat u een goed gevoel heeft over uw ‘werk’. Dat u het werk aankan, dat u weet hoe u kunt omgaan met de situatie en de personen, dat u merkt dat uw bijdrage van belang is. Als uw cliënt achteruit gaat, verandert uw werk. Misschien krijgt u te maken, zoals Marga, met iemand die somber wordt en hier niet over wil praten. Of iemand verwaarloost zichzelf, trekt zich terug, wordt humeurig. Misschien is er sprake toenemende vergeetachtigheid en mogelijk van een dementie, waardoor een goed gesprek minder goed mogelijk is en u opmerkt dat er van alles misgaat. Als uw cliënt verandert, betekent dit voor u dat u uw aanpak en bijdrage ook zult moeten aanpassen. Misschien kunt u wat kennis en begeleiding gebruiken om dit te doen. Of vraagt u zich af of u dit wel kunt of wilt. Daarom is een belangrijke tip bij Niet Pluissignalen: bespreek dit met uw coördinator of met een andere deskundige. Blijf er niet mee doorworstelen, zorg goed voor uzelf! Het zou jammer zijn als u als vrijwilliger afhaakt of er geen plezier meer aan beleeft! Voor de cliënt is het van groot belang zijn dat iemand opmerkt dat het niet goed gaat. En dat er iets met de signalen gedaan wordt. Vooral als mensen dit zelf niet doen. Veel ouderen vragen niet graag of snel om hulp. Vaak weten ze niet wat er mogelijk is en hoe ze dit moeten aanvragen. Als vrijwilliger kunt u zorgen dat mensen wel Bespreek uw zorgen met de weg weten te vinden. uw coördinator of Er zijn ook problemen waardoor mensen niet snel aan de bel leidinggevende. trekken zoals dementie, depressie, eenzaamheid, financiële schulden en rouw. Mensen merken dan zelf niet op dat ze hulp nodig hebben, dat het niet goed gaat. Of ze schamen zich, willen voorkomen dat ze hulp krijgen, dat anderen zich met hun leven bemoeien. In deze situaties is het als vrijwilliger lastiger om mensen te stimuleren om bijvoorbeeld naar de huisarts te gaan. Houd er rekening mee dat mensen tijd nodig hebben om over een drempel te stappen en hulp te zoeken/vragen. Geef mensen de tijd om zelf initiatief te nemen en vraag of u misschien steun kunt bieden. 1
Als na verloop van tijd blijkt dat het de cliënt niet lukt, of dat deze de situatie niet herkent of geen hulp wenst, kan het beter zijn om het signaal bij een professional te melden. De klant/cliënt dient wel op de hoogte te zijn van het feit dat u uw zorg deelt met iemand anders. Weet wel dat ook professionals mensen niet altijd kunnen motiveren en dat mensen altijd zelf bepalen wat ze wel en niet doen. Dat kan voor u frustrerend zijn en schadelijk voor de cliënt. Maar het is ook het recht van ieder mens om zelf te bepalen hoe men wil leven. De zorg voor het welzijn van de cliënt is dan in handen van professionals, die u mogelijk vraagt om regelmatig signalen door te spelen zodat hij/zij goed op de hoogte blijft van de situatie.
Signalen van Niet Pluis Niet Pluis betekent zoiets als ‘er is iets aan de hand, ik maak me zorgen, maar ik weet niet precies wat er aan de hand is’. De zorgen gaan vaak over de vraag of iemand nog goed voor zichzelf zorgt of kan zorgen. De indruk kan bestaan dat iemand mogelijk een ziekte heeft of om andere redenen niet goed in zijn/haar vel zit. De zorg kan zo groot zijn, dat ik van mening ben dat hier iets aan zou moeten gebeuren. Signalen Niet Pluis
Vaak
Soms
Toelichting
Verwaarloost zichzelf/anderen/omgeving Veel voorkomende oorzaken Is somber van Niet Pluisgedrag bij Valt in herhaling zonder dit zelf door te hebben ouderen zijn: Is vergeetachtig, raakt spullen kwijt beginnende dementie Toont geen initiatief, geen interesse somberheid, depressie, Is rusteloos, kan niet ontspannen rouwverwerking Is erg onzeker, afhankelijk angstklachten of andere Ziet of hoort dingen die er niet zijn psychiatrische klachten Heeft slaapproblemen lichamelijke problemen Eet slecht, geen zin in eten zoals vallen, hartfalen, Is achterdochtig diabetes, ontstekingen, Is bozig, geïrriteerd mobiliteitsproblemen door Gebruikt veel alcohol en/of andere middelen Heeft blauwe plekken, ongelukjes pijnlijke heupen, knieën, Trekt zich terug, eenzaamheid etc. sociale problemen zoals eenzaamheid, relatieproblemen, problemen met buren financiële en administratieve problemen
Als vrijwilliger hoef je niet te bepalen wat de oorzaak van het Niet Pluisgedrag is. Natuurlijk is het wel nuttig om informatie over oorzaken te weten, maar je hoeft dit niet te onderzoeken.
Vragen die u zichzelf kunt stellen bij het signaleren. Zie ik het goed? Als u zich zorgen maakt over uw cliënt en u wilt dit mogelijk signaleren, is de eerste stap om u af te vragen waarover u zich precies zorgen maakt. Wat is er concreet zichtbaar bij de ander? Is dit verandert de laatste weken? Kan het ook tijdelijk zijn? U kunt hiervoor de Signaleringskaart Niet Pluis gebruiken. Onze waarneming is niet objectief. Dat is maar goed ook. Een gevoel, intuïtie, een vermoeden: ze vormen een goede basis waardoor we meer waarnemen. Maar onze waarneming kan ook beïnvloed worden door onze gedachten. Neem Marga in het voorbeeld. Misschien denkt ze wel het volgende over de wijze waarop mevrouw de Boer reageert op het overlijden van haar zuster. “Ik vind het niet kunnen dat mevrouw De Boer zich zo laat gaan, na het overlijden van haar zuster. Ze geeft veel te veel toe aan het verdriet. Dat zou ik bij het overlijden van mijn zuster nooit doen.” Als Marga zo denkt zal ze het gedrag van mevrouw de Boer eerder als problematisch waarnemen, waarin verandering gebracht moet worden. Maar het is ook mogelijk dat je als vrijwilliger het gedrag van mevrouw de Boer als ‘normaal en gezond’ ziet, je zou zelf ook zo kunnen rouwen om de dood van een zuster. Dan neem je waarschijnlijk het gedrag als niet problematisch waar. Wat is mijn rol hierin? Wat is mijn reactie? 2
Als je in genoemd voorbeeld het gedrag van mevrouw de Boer als problematisch ziet, is het voorstelbaar dat mevrouw de Boer dit merkt en het niet prettig vindt en niet meer over het verdriet met haar wil praten. Zie je het gedrag als ‘gezond’ dan zal de neiging bestaan om bij ieder contact naar het verdriet te vragen en er over te praten, misschien vaker en langer dan mevrouw de Boer zelf zou willen. Mogelijk is het voldoende als Marga zou weten aan te sluiten bij de beleving van mevrouw De Boer, bij haar verdriet en moeite om het verlies van haar zuster een plek te geven. Vragen bij het signaleren: Als u zich zorgen maakt, vraag u dan af wat u waarneemt en of dit echt zorgelijk is. Bespreek dit eens met uw coördinator en met betrokkene(-n). In welke volgorde dit moet, dat hangt van de eigen inschatting af. In Marga’s situatie hoop je dat ze eerst met haar coördinator in gesprek gaat. Moet ik iets doen? Om dat te beoordelen moet u niet alleen kijken naar uw cliënt, maar ook naar andere betrokkenen.
Waarover maak ik me zorgen? Wat zie ik concreet? Is dit objectief? Wat is mijn eigen rol hierin? Wat is mijn reactie hierop? Moet er iets gebeuren? Wat gebeurt er als ik niets doe? Mag ik me ermee bemoeien? Wat vindt mijn organisatie hiervan? Hoe kan ik het met betrokkene(-n) bespreken? Hoe voorkom ik een conflict? Zijn er andere hulpverleners betrokken? Hoe kan ik mijn zorgen met hen delen? Welke privacy grenzen moet ik respecteren?
Als u merkt dat uw cliënt gevaar loopt, zichzelf ernstig verwaarloost of in conflicten komt met zijn omgeving dan is het belangrijk dat uw signalen op de goede plek terecht komen. De signaleringskaart geeft hierbij houvast. Heeft u bij een aantal gedragingen ‘vaak’ ingevuld, dan is het zaak om de situatie aan uw coördinator of leidinggevende voor te leggen. Als een aantal malen ‘soms’ heeft ingevuld en u het idee heeft dat het wel losloopt, dat er geen echt gevaar is, dan kan het voldoende zijn om in de gaten te houden of het niet erger wordt. En na een paar maanden de signaleringskaart nog eens in te vullen om te zien of er een verandering is opgetreden. Zijn er professionele hulpverleners betrokken die een goed inzicht hebben in de situatie? Is dit het geval, dan zou u het aan deze hulpverleners moeten kunnen overlaten om uw cliënt te begeleiden en op tijd de nodige maatregelen te nemen. Als u het idee heeft dat deze hulpverleners onvoldoende op de hoogte zijn, of u wilt zelf weten wat er aan de hand is, dan is het verstandig om de hulpverlener een keer te benaderen en uw zorgen te bespreken. Maar daarvoor is het dan wel belangrijk dat u uw zorgen eerst met uw cliënt gedeeld heeft en gevraagd heeft of het goed is dat u deze met een andere hulpverlener bespreekt.
Een partner en familie zijn de eersten die iets zouden moeten doen. Tenminste als ze weten dat er iets aan de hand is. Als u zich zorgen maakt en het idee heeft dat de partner en familie onvoldoende op de hoogte zijn, kunt u uw zorgen met hen delen. Dat kan wel eens lastig zijn omdat: de partner problemen niet herkent, de situatie als ‘normaal’ waarneemt de partner loyaal is en meedoet in het ontkennen dat er iets aan de hand is of dat er iets moet gebeuren de partner bang is dat er zorg in huis komt, die de situatie overneemt waardoor hij/zij niets meer te zeggen heeft familie ver weg woont, onderling verdeeld is of zich niet met hun ouders willen bemoeien. Ook als u uw zorgen met de partner en familie wilt delen, moet u eigenlijk toestemming hebben van uw cliënt. Soms geldt echter ‘nood breekt wetten’, zeker als de cliënt niet aanspreekbaar is op uw zorgen en er wel gevaar en zelfverwaarlozing is. Het is in eerste instantie de taak van een aanwezige hulpverlener om verdere stappen te ondernemen, u kunt uw zorgen delen met uw coordinator, gezamenlijk kunt u bespreken of het zinvol is om de zorg te delen met de cliënt en afhankelijk van dit gesprek te kijken of er iets moet gebeuren.
3
Hoe bespreek ik mijn zorgen met mijn cliënt? Het is belangrijk om uzelf te zijn in zo’n gesprek. Bedenk van te voren goed wat u wilt vertellen, ga bij uzelf na hoe u zo’n boodschap zou willen krijgen. Het kan heel zinvol zijn om thuis ‘droog’ te oefenen, oefen een paar openingszinnen en probeer u in te leven in mogelijke reacties. Ga het gesprek aan op een rustig moment, of creëer dat moment. Neem er de tijd voor. Belangrijk is om goed te luisteren naar wat de cliënt vertelt. Stel open vragen. Sta open voor uw gevoelens en laat die ook zien. Forceer uzelf niet tot iets wat niet bij u past. Erken dat u sommige dingen misschien anders beleeft en durf ook te erkennen wanneer het verdriet van mensen u raakt. Als u niet weet wat u moet zeggen, dan kunt u dat zeggen. Start het gesprek met een ‘Ik boodschap’ en vertel zo concreet mogelijk wat uw zorgen zijn: “Ik merk dat u vaak dezelfde jurk aanheeft, terwijl u vroeger altijd veel variatie in uw kleding had.” Noem dan een paar voorbeelden van dit veranderende gedrag (gebruik hierbij eventueel de Niet Pluis Signaleringskaart). Vraag of de persoon uw zorgen herkent, of hij/zij ook bij zichzelf Met een ‘ik-boodschap’ geeft verandering heeft waargenomen. Als iemand de verandering u de ander ruimte om het herkent, vraag of hij/zij het als een probleem ervaart. anders te ervaren. Ga in op wat de ander zegt, bijvoorbeeld door vragen te stellen. “Heeft u dit vaker in uw leven meegemaakt?”, “bestaat dit al langer?”, “heeft u met anderen over deze problemen gesproken?” Dan kan het de ander duidelijk worden waar ze echt mee zit. Vertel als je iets herkent waar ze mee zit. Maar dan pas aan het einde van het gesprek, als ze eerst kwijt is waar ze mee zit. Vraag wat de persoon zelf als oplossing ziet. “Ik zie dat u gemerkt heeft dat u verandert, dat u zich ook zorgen maakt, heeft u ook nagedacht hoe het weer kan verbeteren?”
Luisteren, wat is dat? REDDEN
Daar help je iemand niet echt mee. Je luistert niet echt en je maakt haar zielig.
HERKENNEN
Je trekt de aandacht naar jezelf. Je gaat niet op de ander in.
ADVISEREN
De meeste adviezen heeft de ander meestal zelf al bedacht. Bovendien luister je niet meer.
ONTKENNEN
Je ontkent de gevoelens van een ander.
Luisteren is: vragen stellen: “hoe komt het dat u zich rot voelt?”, “Hoe lang heeft u hier al langer last van?”, “wat is er gebeurt?”, “Heeft u een idee wat de oorzaak kan zijn dat u zich zo voelt?”, “Ik zie het aan u dat u zich rot voelt”, “Heeft u een idee wat u kan helpen?”
4
Hoe kan ik mijn zorgen met andere hulpverleners delen? Dit kan een vraag aan uw cliënt zijn, “Heeft u hierover al eens met anderen over gesproken?” Dan weet u of er andere hulpverleners zijn en of zij wel/niet op de hoogte zijn. Als er niet eerder met andere hulpverleners over gesproken is, kunt u in eerste instantie de suggestie aan de cliënt geven dat deze dit zelf gaat doen. Als de cliënt na verloop van tijd toch geen gesprek heeft gevoerd met deze hulpverlener (wat de reden hiervan ook mag zijn), vraag aan de cliënt of uw coördinator met deze hulpverlener contact mag opnemen om uw zorg te delen. Uw coördinator heeft over het algemeen contacten met zorgverlenende instanties en kan daar uw probleem/zorg voorleggen.
Motiveren, stimuleren om hulp te zoeken. Goed voor onszelf zorgen, op tijd de voorgeschreven medicatie innemen, voldoende eten, beter luisteren naar partner, kinderen, ouders, meer bewegen etc. We krijgen allemaal heel veel adviezen om dingen anders/beter te doen, maar hoe vaak lukt het ons? Iemand motiveren om gedrag te veranderen, een situatie te veranderen, hulp te zoeken: we vragen nogal wat. Allereerst moet de cliënt zich zelf ook bewust zijn van de zorgelijkheid van de situatie en de noodzaak hierin verandering aan te brengen. Hier kan een verschil van mening ontstaan. Het is belangrijk om goed na te vragen hoe een cliënt zelf de situatie waarneemt. Misschien herkent hij de situatie als iets wat hem/haar eerder in het leven is overkomen en ‘weet’ hij dat het overgaat. Iemand moet ook inzicht hebben in de mogelijkheden om de situatie te veranderen; als de cliënt denkt/verwacht dat de enige oplossing bijvoorbeeld een Als uw cliënt het probleem niet opname in een verzorgingshuis zal zijn, zal hij/zij zich wel twee erkent, staat hij/zij ook niet keer bedenken voordat hij erkent dat de situatie misschien open voor een oplossing. problematisch is. Er moet dus sprake zijn van zelfinzicht en kennis van mogelijke oplossingen. Hier kan een vrijwilliger misschien behulpzaam zijn door de cliënt te wijzen op verschillende mogelijke oplossingen of verwijzen naar een deskundige die kan helpen zoeken naar een oplossing; vaak is er veel meer mogelijk dan mensen verwachten. Iemand zal zich ook nog verantwoordelijk moeten voelen om iets te doen. Iemand moet een gevoel hebben dat er nú echt iets moet gebeuren: urgentiegevoel. En de overtuiging hebben dat hij of zij iets zal moeten doen: “Als de kinderen vaker zouden komen, dan kan ik hier blijven”. Hier ziet iemand de oplossing buiten zichzelf en zal dus geen stappen ondernemen om zelf te veranderen. Soms zien cliënten niet hoe ze een probleem kunnen aanpakken en is ondersteuning wenselijk om dat wat als een drempel wordt waargenomen te slechten. Mensen helpen om handelen te vergemakkelijken door bijvoorbeeld mee te gaan naar een arts, aanwezig te zijn bij een gesprek met kinderen of mee te gaan bij het eerste bezoek aan een soos of dagopvang. Gedrag veranderen wordt bereikt door onvoorwaardelijke acceptatie en wijzen op eigen verantwoordelijkheid en vrijheid van gedragskeuze. Dus geen gedrag veroordelen: “Als u zo doorgaat komen u kinderen zeker niet meer” “Uw gezondheid heeft ernstig te lijden van uw ..gedrag” etc. Maar herken dat veranderen moeilijk is, dat het angst oproept, onzeker maakt. Verwacht niet dat uw cliënt zomaar verandert. Hou de vertrouwensband in ere!
Toestemming krijgen en de privacy Als vrijwilliger mag u niet zomaar over uw cliënten praten. Waarschijnlijk is dit ook ter sprake gekomen toen u als vrijwilliger begon. Vrijwilligersorganisaties maken vaak afspraken met hun cliënten, waardoor u wel met uw coördinator vrijelijk mag praten. Maar dus niet zomaar met een familielid, een andere zorgverlener of de huisarts. Daarvoor is toestemming nodig van de cliënt of van zijn of haar vertegenwoordiger. In de praktijk kan dit heel gevoelig liggen, ook door de ziekte van de cliënt. Dan is het wijs om zorgvuldig te handelen. Het is belangrijk om uw zorgen, als het kan, eerst met uw cliënt te bespreken. Zo houdt u een vertrouwensrelatie en kan het niet zo zijn dat de cliënt merkt dat er achter zijn/haar rug wordt gekletst. 5
Als u zich zorgen maakt en de cliënt wil hier niet over praten, of hij/zij wil niet dat u er met een ander over praat, dan kan het nodig zijn dat u uw eigen verantwoordelijkheid neemt. Dat u vindt dat u nu uw zorgen moet melden bij uw coördinator, die mogelijk contact zal opnemen met familie, de huisarts of bij de ouderenadviseur. Omdat er gevaar dreigt of sprake is van ernstige verwaarlozing. Maar vooral omdat u als vrijwilliger zo niet langer uw werk kunt of wilt doen. Doe dit nooit op eigen houtje, overleg altijd met uw coördinator! U kunt de cliënt bijvoorbeeld mededelen dat u zich ernstige zorgen maakt en dat u het noodzakelijk vindt dat u dit bericht doorgeeft. Als de cliënt dan zegt dat hij/zij dit niet wil, dan moet u het loslaten. Tenzij er acuut gevaar dreigt. Dan mag u melden en uw zorgen overdragen aan de professionals.
Bespreken van signalen binnen en buiten de eigen organisatie Vaak werken vrijwilligers binnen een organisatie en worden ze begeleid door een coördinator. Het is belangrijk om binnen de eigen organisatie te weten bij wie u met signalen terecht kunt. En welk beleid hierover bestaat. Als u zich zorgen maakt over uw cliënt is het meestal het beste om dit te bespreken met uw coördinator. Deze heeft waarschijnlijk ook de intake gedaan. Samen kunt u uw zorgen bespreken en bezien wat de volgende stap is. Voor het bespreken van uw zorgen met uw U bent allereerst een vrijwilliger voor uw cliënt. coördinator is meestal geen toestemming Signaleren doet u alleen voor het welzijn van uw nodig van uw cliënt. Deze toestemming is cliënt en voor uw eigen welzijn! bij het begin van uw vrijwilligerswerk voor deze cliënt vaak al afgestemd. Uw coördinator kan indien gewenst/noodzakelijk contact opnemen met andere hulpverleners. In sommige gevallen is het mogelijk om met hulpverleners rond tafel te gaan om de situatie van diverse kanten goed te bekijken en met elkaar afspraken te maken over de te volgen weg.
6
Hoe het verder kan gaan met Marga en mevrouw de Boer. Marga heeft na contact met haar coördinator besloten de Signaleringskaart Niet Pluis in te vullen. Niet Pluisgedrag Vergeet gebeurtenissen die kortgeleden gebeurd zijn Valt in herhaling zonder dit zelf door te hebben Raakt sleutels, papieren ed. kwijt Ingewikkelde handelingen en taken lukken niet meer Is somber, maakt zich veel zorgen Is lusteloos, toont geen initiatief Is beperkt in de beleving van plezier Is rusteloos, kan niet ontspannen Is erg onzeker, afhankelijk Ziet/hoort dingen die er niet zijn Verzorgt zichzelf niet goed Slaapt slecht Eet slecht Is achterdochtig Gebruikt veel alcohol Huis en tuin zijn verwaarloosd Blauwe plekken, blessures
Vaak
Soms x
x x x x x
x
Al met al genoeg redenen om met mevrouw de Boer in gesprek te gaan. Reactie 1. Mevrouw de Boer herkent de zorgen van Marga, ze is blij dat zij erover begint. Inderdaad is ze de laatste tijd niet zichzelf. Ze maakte zich ook wat zorgen, maar wijdt dit niet aan het overlijden van haar zus. “zo goed was het contact niet en ze was al lang ernstig ziek”. Maar mevrouw de Boer is bang een aantal verschijnselen van de ziekte van haar zus bij zichzelf te herkennen; het eten smaakt haar niet meer, ze slaapt slecht, ze heeft een vage pijn op de borst. Ze durft er eigenlijk niet mee naar de dokter. Marga en mevrouw de Boer bespreken dat deze verschijnselen niet direct op de ziekte van haar zus hoeven te wijzen, dat er verschillende andere oorzaken voor deze klachten kunnen zijn en dat het eigenlijk het verstandigste is om zekerheid te hebben. Mevrouw de Boer maakt een afspraak bij de huisarts. Reactie 2. Mevrouw de Boer herkent de zorgen van Marga. Ze vertelt dat ze haar hele leven al last heeft van herfstdipjes, het overlijden van haar zus heeft het dit jaar wat zwaarder gemaakt. Ze wil niet naar de huisarts voor antidepressiva “dat heb ik al zo vaak gehad”. Marga vertelt van de mogelijkheid een zonlichtlamp te huren. Hier had mevrouw de Boer nog nooit van gehoord. Ze huurt een lamp en knapt zienderogen op.
7
Reactie 3. Mevrouw de Boer herkent niets in de zorgen van Marga. “ach iedereen vergeet wel eens wat, ik ben al 82”. Ze vindt het lief dat Marga zich zorgen maakt, maar dat is echt niet nodig. Als Marga dat graag wil, mag ze wel contact opnemen met de huishoudelijke hulp van mevrouw de Boer. Deze herkent de zorgen van Marga, samen besluiten ze dat de huisarts ingeschakeld moet worden. De coordinator van de huishoudelijke zorg neemt het op zich om de huisarts te bellen. Reactie 4. Mevrouw de Boer herkent de zorgen van Marga, maar vindt het niet nodig er iets aan te doen. “Ach ik ben oud, voor wie zou ik me nog netjes kleden” “ik heb gewoon geen zin in wandelen, ik ben doodmoe, ik slaap slecht en het eten smaakt me ook niet, laat me maar gewoon met rust”. Al met al stelt het gesprek Marga niet gerust, ze begint een twee weken later opnieuw een gesprek, na een gesprek met de coordinator die heeft aangegeven dat dit wel een depressie lijkt. Mevrouw de Boer vindt het aardig dat Marga zich zorgen maakt, als zij denkt dat het kan helpen, wil ze wel een keer naar de huisarts. Ze neemt de signalenkaart mee om te laten zien wat er allemaal aan de hand is.
8