SECTORSTUDIE GRAFISCHE BEDRIJVEN
R. Harmsen ECN-Beleidsstudies Petten
NEEDIS Postbus 1 1755 ZG Petten telefoon: 0224 - 564750 telefax : 0224 - 563338
NDS--95-003
augustus 1995
Verantwoording
In opdracht van de Stichting NEEDIS wordt door ECN-Beleidsstudies het Nationaal Energie en Efficiency Data Informatie Systeem ontwikkeld. In de Stichting NEEDIS zijn het Ministerie van Economische Zaken, Sep en Gasunie vertegenwoordigd. Het doel van NEEDIS is, een algemeen erkend en in beginsel openbaar gegevensbestand samen te stellen en actueel te houden. In dit gegevensbestand wordt informatie opgenomen over het energiegebruik en de energie-efficiency in Nederland. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar energiedrager, verbruikerscategorie, energiefunctie en type installatie. Daarnaast worden andere grootheden bijgehouden die het energiegebruik mede verklaren. Om een nadere analyse te maken van verschillende verbruikerscategorieën is een sectorindeling gemaakt en worden per sector onderzoeken uitbesteed. Dit rapport betreft de grafische sector in Nederland, SBI’74 code 27. Dit rapport is samengesteld door Robert Harmsen als eerste onderdeel van zijn stage/afstudeerproject van de studierichting Natuurwetenschappen en Bedrijf & Bestuur (Universiteit Utrecht). Ton van Dril en Hans Bais hebben deze sectorrapportage begeleid vanuit ECN Beleidsstudies en Kees Andriesse vanuit de universiteit. Bij deze wil ik hen bedanken voor hun hulp en nuttige aanwijzingen. Studies van diverse andere sectoren en gegevens uit het gegevensbestand zijn verkrijgbaar bij de beheerder van NEEDIS.
2
INHOUD
SAMENVATTING
5
1. INLEIDING
7
2. BESCHRIJVING VAN DE SECTOR
9 9 10 12 16 16 17 18 18 18 18 18 19 20 22 22 23 23 24 24 28 29 30
2.1 Algemeen 2.1.1 Produkten 2.1.2 Technieken 2.2 Grond-, hulpstoffen en verpakkingsmateriaal 2.2.1 Waarde 2.2.2 Omvang 2.2.3 Leveranciers 2.3 Energiegebruikende processen 2.3.1 Energiegebruik algemeen 2.3.2 Voornaamste energiedragers 2.3.3 Warmte/kracht-inzet en winning 2.3.4 Processen in de prepress-fase 2.3.5 Processen in de drukfase 2.3.6 Processen in de afwerkingsfase 2.3.7 Processen in uitgeverijen 2.4 Energie-ontwikkelingen 2.4.1 Algemeen 2.4.2 Milieubeleidsovereenkomst 2.4.3 Besparingsopties 2.4.5 Technische structuurontwikkelingen 2.5 Andere toekomstige ontwikkelingen binnen de sector 2.6 Afbakening studie en aanverwante sectoren
3. SEGMENTEN, FUNCTIES EN INSTALLATIES
33 33 33 34 34 36 38 39 42 42 42 42 50
3.1 Algemeen 3.2 Indeling in segmenten, functies en installaties 3.3 Cijfers op segmentniveau 3.3.1 Aantal bedrijven en werknemers 3.3.2 Economische aspecten op segmentniveau 3.3.3 Fysieke prestatie op segmentniveau 3.3.4 Energiegebruik op segmentniveau 3.3.5 Besparings- en structuureffecten 3.4 Cijfers op functieniveau 3.4.1 Algemeen 3.4.2 Drukkerij 3.5 Cijfers op installatieniveau
4. GEGEVENSBRONNEN
51 51 52 52
4.1 Bronnen op segmentniveau 4.2 Bronnen op functieniveau 4.3 Bronnen op installatieniveau
3
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
5. ADVIES VOOR MONITORING 5.1 5.2 5.3 5.4
Milieubeleidsovereenkomst Branche-vervaging Overige aspecten Benodigde gegevens 5.4.1 Gegevens op segmentniveau 5.4.2 Gegevens op functieniveau 5.4.3 Gegevens op installatieniveau
53 53 53 53 54 54 54 55
REFERENTIES
57
BIJLAGE A: Gegevens grafische produkten
59
BIJLAGE B: Papierstromen naar produkt
65
BIJLAGE C: Verbruiksontwikkeling in de tijd
67
BIJLAGE D: Besparingsopties en functies
69
BIJLAGE E: Standaardbedrijfsindeling 1993
73
BIJLAGE F: Produktie-indexcijfers
75
4
SAMENVATTING
Dit rapport betreft een analyse van het energiegebruik van de grafische sector, SBI’74 code 27. De grafische sector is opgebouwd uit de grafische industrie en uitgeverijen. De grafische industrie is onder te verdelen in drukkerijen en gespecialiseerde prepress- en afwerkingsbedrijven. Veel drukkerijen verzorgen (deels) hun eigen prepress en afwerking. De grafische sector is qua grootte van de bedrijven sterk gedifferentieerd. Op een totaal van ongeveer 3600 bedrijven heeft 80% minder dan 20 werknemers. Deze differentiatie geldt ook voor de produktgroepen en de verschillende produktietechnieken. Het energiegebruik van de drukkerijen is verreweg het grootst, ongeveer 80% van het totaal van de sector (verbruikssaldo: 4,5 PJ in 1992). Alleen de drukkerijen zijn interessant voor een nadere opdeling in functies. Ten eerste kan een onderscheid gemaakt worden tussen de procesfuncties drukken, prepress en afwerking, en daarnaast de standaard energiefuncties zoals verlichting, ruimteverwarming. De functie drukken kan gesplitst worden in vellen- en rotatiedruk die beide weer opgedeeld kunnen worden in processen met en zonder geforceerde droging. Rotatiedruk met geforceerde droging omvat heatset en diepdruk. Op basis van een case-studie bij 30 bedrijven (uitgevoerd in het kader van het meerjarenoverleg) is het mogelijk een schatting te geven van het energiegebruik van de verschillende functies. De opgenomen cijfers zijn indicatief. Het verzamelen van bruikbare gegevens op installatieniveau is niet mogelijk gebleken. De grafische industrie (dus niet de uitgeverijen) heeft zich gebonden aan een meerjarenafspraak energie om in het jaar 2000 een efficiencyverbetering van 20% ten opzichte van 1989 te realiseren. Een belangrijke procesgerichte besparingsoptie is het terugwinnen van warmte die vrijkomt bij naverbranding c.q. condensatie van koolwaterstoffen. Deze besparingsopties betreffen hoofdzakelijk heatset en diepdruk. Daarnaast bestaat een brede selectie van andere (niet-)procesgerichte besparingsmogelijkheden. De grafische industrie heeft vóór 1989 en in de periode 1989-1993 een efficiencyverbetering gerealiseerd van respectievelijk 30% en 9%. In de periode 1993-2000 wordt een efficiencyverbetering van 9% verwacht. Deze besparingen zijn deels autonoom, deels gericht (33%). Voor het monitoren van de efficiency-verbeteringen is het verzamelen van gegevens over het papierverbruik een goede maat voor de fysieke prestatie van de verschillende drukfuncties. Bij het bepalen van het specifiek energiegebruik moet gelet worden op structuureffecten die van invloed (kunnen) zijn op het energiegebruik: kleinere oplagen, gebruik van meer kleuren, veranderingen ten aanzien van het milieu, opkomst digitale druktechnieken, concentratie van bedrijven. In het kader van het meerjarenoverleg is niet gekozen voor papier om het specifiek energiegebruik te volgen. Gekeken wordt naar de implementatiegraad van verschillende besparende technieken c.q. maatregelen. Uitgeverijen lijken qua energiegebruik op dienstverlenende sectoren. Het verdient aanbeveling hier een meer algemene benadering toe te passen.
5
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
6
1. INLEIDING
Eén van de mogelijkheden om de milieu-effecten van de energievoorziening tegen te gaan is het verbeteren van de efficiency van het energiegebruik. Om een goed beeld te krijgen van besparingsmaatregelen en -mogelijkheden gegeven het huidige energiegebruik, is het nuttig dat op sectorniveau duidelijke informatie over dit gebruik beschikbaar komt. In het kader van NEEDIS worden sectorstudies verricht die inzicht moeten geven in de gevraagde materie. Dit rapport betreft een sectorstudie van de grafische industrie en de uitgeverijen. Het doel van deze rapportage is het analyseren van het energiegebruik van de grafische sector en het vinden van verklarende factoren voor het energiegebruik. Ten behoeve hiervan wordt eerst een beschrijving van de sector gegeven met aandacht voor huidige en toekomstige economische, technologische en energetische ontwikkelingen. Vervolgens wordt op basis van deze beschrijving een indeling in segmenten en functies gemaakt. De rapportage wordt afgerond met een overzicht van de belangrijkste gegevens en een advies voor monitoring.
7
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
8
2. BESCHRIJVING VAN DE SECTOR
2.1 Algemeen De grafische sector heeft een complexe structuur. Ruwweg is onderscheid te maken tussen de grafische industrie en uitgeverijen. De grafische industrie is onder te verdelen in prepress (beeldreproduktie, tekstzetten, montage en drukvormvervaardiging), drukken en afwerking. Verpakkingsdrukkerijen vallen niet onder de grafische industrie. De grafische industrie vervaardigt uiteenlopende soorten drukwerk onder andere voor uitgeverijen. Uitgeverijen publiceren en distribueren kranten, boeken, tijdschriften en andere informatiedragers. Een materieel overzicht van de grafische sector en een aantal aanverwante sectoren wordt gegeven in figuur 2.1.
Uitgeverijen
Grafische industrie Fotografisch materiaal
Prepress
Informatie
Inkt, oplosmiddelen Papier, kunststof, aluminium
Informatie
Drukken
Hulpstoffen Pers, computer, e.d.
Informatieverzameling
Afwerking
Overig Drukwerk
Krant Tijdschrift Boek
Afnemers
Distributie
Transportmiddelen
Krant Tijdschrift Boek
Verbruiksfase Hergebruik
Afvalverwerking
Verbranden
Figuur 2.1: Materieel overzicht van de grafische sector Opgemerkt moet worden dat de aldus getrokken grenzen in werkelijkheid niet scherp zijn. Veel drukkerijen verzorgen bijvoorbeeld hun eigen prepress en afwerking (zie tabel 2.1). Uitgeverij-activiteiten worden in voorkomende gevallen altijd afgesplitst van grafische activiteiten, ook als beide activiteiten in dezelfde vestiging plaatsvinden [1].
9
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Tabel 2.1: Percentage KVGO1-leden met een bepaalde grafische activiteit in huis (1993) [2] Activiteit
Bedrijven [%]
Zetten Reproduktie Drukken Afwerking
65 50 75 50
2.1.1 Produkten Tabel 2.2 geeft een overzicht van de verschillende grafische produktgroepen zoals die door het CBS onderscheiden worden. Tabel 2.2: Overzicht grafische produktgroepen2 [omzet in % en mln gld] in 1991 (bedrijven >20 werknemers) [3] Produktgroep Dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen Tijdschriften Boeken en jaarverslagen Verpakkingsdrukwerk1 Waardepapieren Kantoor- en familiedrukwerk Formulieren Reclamedrukwerk Overig drukwerk Prepress-produkten2 Niet-grafische produkten3 1
2 3
Totaal [%]
Omzet [mln gld]
19,2 16,4 6,6 10,6 1,3 2,5 6,1 25,5 6,2 5,6
1420,4 1216,8 487,8 782,2 98,6 186,8 449,5 1886,5 460,1 411,1 91,7
Voorzover gedrukt in de grafische industrie; waarde verpakkingsdrukwerk door verpakkingsdrukkerijen in 1991 bedroeg ongeveer 2 miljard gulden [4]. Met name fotolitho’s en filmzetwerk. Onder ander fotokopieën, lichtdrukken, papierafval en niet nader gedefinieerde produkten.
Reclamedrukwerk is qua omzet en groei de belangrijkste produktgroep. In tabel A.1 van bijlage A staat een overzicht van drukwerk naar gebruikte druktechniek voor de periode 1989-1992 (voor beschrijving druktechnieken zie 2.1.2). Voor dit drukwerk geldt, dat het met behulp van meer dan één druktechniek geproduceerd kan worden. Tabel A.2 van bijlage A geeft de omzet van grafische produkten in de periode 1989-1992. Kranten, tijdschriften en de meeste boeken worden gedrukt in opdracht van een uitgeverij. Tabel A.3 van bijlage A geeft voor de periode 1989-1992 een overzicht van de omvang en waarde van deze uitgaven.
1
2
Koninklijk Verbond Grafische Ondernemingen, branche-vereniging van de grafische industrie; 3061 leden op 1 januari 1993 (totaal ongeveer 3600 grafische ondernemingen). Vervaardigd op door drukkerijen ingekochte materialen.
10
Beschrijving van de sector
Dagbladen vormen een zeer specifiek grafisch produkt. De actualiteitseisen die aan het nieuws gesteld worden, dwingen tot een zeer korte produktiecyclus. Dit betekent dat de produktiesnelheid van de persen hoog moet zijn en de opgestelde capaciteit groot. Dagbladen zijn onder te verdelen in landelijke en regionale dagbladen. Het verschil zit in de omvang van het verspreidingsgebied en de daaraan gerelateerde transportafstanden. In tabel A.4 en A.5 van bijlage A worden de 18 grootste landelijke en regionale dagbladen (oplage van meer dan 100.000) opgesomd. De gezamenlijke oplagegrootte van deze 18 kranten betreft 65-70% van de totale dagelijkse dagbladproduktie [3,5]. De perscapaciteit van de dagbladdrukkerijen wordt vaak in ‘lege’ uren benut voor het drukken van (weekend)bijlagen die een minder hoge actualiteitswaarde hebben, en huis-aan-huisbladen. Huis-aan-huisbladen zijn meestal gratis en worden periodiek verspreid. Deze kranten hebben een sterk regionaal/plaatselijk karakter en de oplage is klein (5.000-50.000), behalve bijvoorbeeld in de Randstad, waar de oplage van enkele bladen meer dan 200.000 is. Nieuwsbladen vormen een relatief kleine produktgroep (oplage 3.000-50.000) en verschijnen 1 tot 4 keer per week. De produktgroep tijdschriften wordt door het CBS onderverdeeld in publiekstijdschriften (gratis en niet-gratis), opinieweekbladen en wetenschappelijke bladen/vaktijdschriften. De eerste groep is qua oplagegrootte het belangrijkst. Tabel A.6 van bijlage A geeft een overzicht van de 17 grootste tijdschriften die 70-75% van de totale tijdschriftmarkt omvatten [3,5]. Kranten en in mindere mate tijdschriften zijn vluchtige produkten in tegenstelling tot boeken.
Import en export van grafische produkten In 1992 bedroeg de totale omzet naar categorie drukwerk 9750 mln gld. De waarde van de invoer van grafische produkten in hetzelfde jaar bedroeg 1701 mln gld en de waarde van de uitvoer 2024 mln gld [6]. De verwachting is dat de import en export de komende jaren zullen toenemen met name voor grote oplagen. Dit zou betekenen, dat produkten over grotere afstanden getransporteerd moeten worden, wat nadelig is voor het energiegebruik per eenheid produkt. Met name voor de produktgroepen reclamedrukwerk en boeken/brochures is deze trend reeds in de periode 1987-1992 waarneembaar. In de tabellen A.7 en A.8 van bijlage A zijn import- en exportcijfers van grafische produkten opgenomen. In tabel A.9 staan de binnen- en buitenlandse loondiensten van de grafische sector als alternatieve indicator voor de ontwikkeling van de internationale concurrentie.
11
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
2.1.2 Technieken Om een goed beeld van de grafische industrie te krijgen is het nuttig kort op de verschillende technieken en de ontwikkelingen in die technieken in te gaan. De volgende technieken worden onderscheiden: 1. prepress 2. hoogdruk 3. vlakdruk of offset 4. diepdruk 5. zeefdruk 6. nieuwe druktechnieken 7. afwerkingstechnieken.
Ad 1 De prepress is onder te verdelen in het zetten van tekst, de reproduktie van afbeeldingen, filmmontage en drukplaatvervaardiging. Loodzetten wordt nog maar in enkele drukkerijen toegepast. Tegenwoordig maakt men gebruik van fotografische of elektronische zettechnieken, waarbij een met een tekstverwerker gemaakt document rechtstreeks op film of papier wordt gezet. Voor het reproduceren van afbeeldingen moet het beeld worden omgezet in rasterpunten. Dit gebeurde vroeger met behulp van een de reprocamera waarmee het beeld door een glasplaat met raster gefotografeerd werd. In geval van kleurenfoto’s gebeurde dit ook door één of meerdere kleurenfilters. De reprocamera wordt bijna niet meer gebruikt en is vervangen door de scanner. Twee soorten scanners worden gebruikt: de vlakbedscanner voor zwart/wit en kleur, en de drumscanner voor kleur. De laatste wordt steeds minder gebruikt. Een nieuwe ontwikkeling op het gebied van beeldreproduktie is digitale fotografie, waarbij de afbeelding direct digitaal wordt opgeslagen. Deze techniek wordt nog niet op grote schaal toegepast. De stroken papier of film van het zetwerk worden met de gereproduceerde foto’s samengevoegd tot een pagina (micromontage). Een aantal pagina’s filmmateriaal wordt op een doorzichtig folie geplaatst ter grootte van een drukplaat (macromontage). In deze fase kunnen proefdrukken gemaakt worden. Vervolgens wordt de macromontage in contact gebracht met een drukplaat waarop zich een lichtgevoelige laag bevindt. Na belichting wordt het beeld op de drukplaat overgebracht. Deze vorm van pagina-opmaak is langzaam aan het verdwijnen als gevolg van de digitalisering in de prepress. Door de digitalisering in de prepress worden de oorspronkelijk gescheiden processen tekst- en beeldverwerking geïntegreerd (horizontale integratie). Een voorbeeld hiervan is de opkomst van DTP (desk-top-publishing; beeldscherm opmaak) in de tweede helft van de jaren tachtig, waardoor het traditionele zetterijbedrijf nagenoeg is verdwenen. De relatief goedkope beeldschermsystemen vervingen de dure en complexe grafische tekst- en beeldverwerkingsapparatuur en verlaagden daarmee de toetredingsdrempel voor niet-grafici. Het werd relatief eenvoudig tekst- en beeldmanipulaties uit te voeren en de gegevens bleven steeds 12
Beschrijving van de sector
toegankelijk en te corrigeren. Dit heeft ertoe geleid dat veel prepress-werk is verschoven, enerzijds naar opdrachtgevers en anderzijds naar drukkers. De gespecialiseerde prepress-bedrijven doen nu vooral het gecompliceerde werk (in termen van uitvoering, kwaliteit en/of snelheid) en/of de grote volumes. Daarnaast vindt ook verticale integratie plaats door integratie van de creatieve fase (het eigenlijke ontwerpen) en de prepress (het uitvoeren van het ontwerp), en door elektronische drukplaatvervaardiging (computer-naar-plaat in plaats van computer-naar-film). De nieuwste ontwikkeling is computer-naar-pers waarbij de digitale gegevens direct worden overgebracht op de drukplaat die al op de pers gespannen is. Deze laatste techniek wordt nog niet op grote schaal toegepast. De digitalisering van informatie maakt het mogelijk het digitale ontwerp en de bewerking van tekst, beeld en geluid te verspreiden via elektronische media zoals CD, CD-i, CD-ROM, videotext.
Ad 2 Onderscheid wordt gemaakt tussen drie soorten hoogdruk, te weten: boekdruk (vellen hoogdruk), krantedruk (rotatie hoogdruk) en flexografie. Boekdruk behoort tot de oudste druktechnieken. Men drukt van een verhoogde drukvorm (cliché), die gemaakt is van lood, zink of kunststof, waarmee vervolgens met kracht inkt op papier of karton wordt geperst. Deze vorm van hoogdruk wordt niet veel meer toegepast en is grotendeels vervangen door vlakdruk (zie ook bijlage A tabel A.1). Rotatie hoogdruk (zie figuur 2.2a) werd veel gebruikt voor het drukken van kranten, maar is eveneens grotendeels vervangen door vlakdruk. Vroeger werden clichés van lood gegoten, tegenwoordig zijn ze van hard, lichtgewicht kunststof (meestal fotopolymeer) gemaakt. Flexografie is een bijzondere vorm van hoogdruk, waarbij de drukvorm van rubber of zacht kunststof gemaakt is. Omdat de vorm flexibel is kan op ongelijke of ruwe oppervlakken gedrukt worden. De inkt droogt snel, zodat drukken op ‘gesloten’ oppervlakken zoals plastic zakken mogelijk is.
Ad 3 Bij offset drukt men van een dunne aluminium of papier/kunststof (meestal fotopolymeer) drukplaat. Het beeld is vettig (hydrofoob) en niet verhoogd. Wat niet mee mag drukken is vochtig (hydrofiel). Alleen het beeld neemt inkt op en wordt daarna overgezet (offset) op een rubber cilinder. Het papier wordt vervolgens tegen deze rubber cilinder aangeperst en het beeld afgedrukt (zie figuur 2.2b).
13
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
inktwerk
vochtwerk
drukcilinder vlak beeld
papier rubbercilinder tegendruk cilinder inleg
uitleg tegendruk cilinder
inktwerk
drukvorm met verhoogd beeld
(a)
(b) papiergeleider
papierbaan
tegendruk
rakel
cilinders
drukcilinder met verdiept beeld
papierrol inktbak
(c) Figuur 2.2: Rotatie hoogdruk (a), vellen-offset (b), diepdruk (c) Gedrukt wordt op vellen papier (plano/vellen-offset) of op rollen papier (rotatie-offset). Rotatie-offset is geschikt voor het drukken van grote oplagen met grote snelheid in zwart/wit, met steunkleur of in meerkleurendruk (gestandaardiseerde produkten). Onderscheid is te maken tussen processen met en zonder
14
Beschrijving van de sector
geforceerde droging (in verband met het afgeven van inkt na het drukproces), te weten heatset en coldset (zie 2.3.5). Vellen-offset wordt met name gebruikt voor het drukken van boeken, folders en brochures in kleine oplagen en meerkleurendruk. Vellen-offset biedt meer mogelijkheden in gebruik van papiersoorten en afwerkingstechnieken dan rotatie-offset. Desondanks wordt steeds meer concurrentie ondervonden van rotatie-offset. Om na het drukken afgeven van de inkt te voorkomen wordt bij vellen-offset een poeder gebruikt dat (mechanisch) tussen de vellen wordt verstoven. Door gebruik van vellen-offset persen met hogere produktiesnelheden is dit vaak niet voldoende en past men infrarood-droging (IR-droging) toe. Bij het bedrukken van kunststof moet altijd geforceerd gedroogd worden (UV-droging).
Ad 4 De diepdrukcilinder is van verchroomd koper en is opgebouwd uit rasterpunten van verschillende grootte en diepte. De inkt wordt in de rasterputjes opgezogen. Met name het prepareren van de diepdrukcilinder is duur en daarom is deze techniek alleen voor zeer grote oplagen geschikt (met name tijdschriften, zie tabel A.6 bijlage A). Diepdruk (zie figuur 2.2c) geeft een goed kleurenresultaat in vergelijking met andere druktechnieken. Desondanks ondervindt (rotatie)diepdruk steeds meer concurrentie van heatset. Een bijzondere vorm van diepdruk is staalstempel- of reliëfdruk. Deze druktechniek wordt op beperkte schaal toegepast voor het drukken van exclusieve visitekaartjes of briefpapier. Het beeld is in een stalen plaat geëtst of gegraveerd en tegelijkertijd ook in zachter materiaal als tegendrukvorm. De tegendrukvorm drukt het papier tegen de staalplaat waardoor de inkt in reliëf wordt afgedrukt.
Ad 5 Zeefdruk is een sjabloontechniek. De inkt wordt met een rakel (slap mes) door een gaas van kunststof geperst. Dat gaas is gespannen in een stalen of aluminium raam. Op het gaas zit de sjabloon die is aangebracht met behulp van UV-belichting. De sjabloon dekt die delen van het gaas af waar geen inkt doorheen mag lopen. Met zeefdruk kan worden gedrukt op allerlei materialen, zoals kunststof, glas, hout, karton, textiel en gewoon papier.
Ad 6 Op het gebied van nieuwe druktechnieken is onderscheid te maken tussen: - automatisering van de bestaande technieken - de opkomst van digitale technieken. De persautomatisering voltrekt zich geleidelijk, maar heeft belangrijke gevolgen. Te denken valt aan verkorting van in- en omsteltijden van de pers, lagere omslagpunten van grote persen ten opzichte van kleine persen en elektronische vermenigvuldigingsapparatuur, en een grotere produktiecapaciteit. Deze ontwikkeling vormt een bedreiging voor de conventionele technieken. In 1994 zijn technisch hoogwaardige systemen voor produktiebesturing en materialen management op de markt geïntroduceerd. Met deze systemen komt een volledig geautomatiseerd drukprocédé binnen bereik: ‘Computer Integrated Manufacturing’.
15
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
De verwachting is dat voor de nieuwe digitale vermenigvuldigingstechnieken, zoals digitale kleurenkopieermachines, printers en digitale kleurenpersen, een snel groeiende markt ontstaat. Deze ontwikkeling zorgt voor nieuwe mogelijkheden op het gebied van ‘Printing-on-Demand’ (het op afroep afdrukken van digitaal beschikbare informatie met een hoge snelheid en een hoge kwaliteit), ‘Shortrun Colourprinting’ (drukken of printen van kleine oplagen (in kleur)) en variabel drukken. Ondanks het feit dat de kwaliteit van de digitale apparatuur (nog) niet even hoog is als de normale drukpers, zullen traditionele offset-toepassingen voor de produktie van folders, brochures en formulieren in oplagen van minder dan 500 exemplaren concurrentie van de digitale apparatuur ondervinden (zie ook 2.5).
Ad 7 Snijden, vouwen, brocheren, bundelen en banderen zijn relatief eenvoudige afwerkingen en worden vaak in de drukkerij gedaan. Binderijen verzorgen vaak de specialistische afwerking van boeken (inbinden, innaaien, lijmen, lakken, foliën), terwijl kantoorboekenfabrieken kantoorboeken, kaartsystemen, formulieren sets en schriften afwerken. Voorbeelden van andere afwerkingstechnieken zijn het stansen van verpakkings- en zelfklevend stickermateriaal, het perforeren van kalenderbladen en postzegels en het nummeren van waardepapieren. De laatste paar jaar is technologische vooruitgang geboekt in de ontwikkeling van geautomatiseerde afwerkingssystemen. Dit heeft geleid tot reductie in in- en omsteltijden van de afwerkingsapparatuur, hogere produktie per uur en minder bedienend personeel.Als gevolg van de vraag naar kleinere oplagen ontstaat de behoefte aan allerlei vormen van ‘Binding-on-Demand’ (het op afroep afwerken van drukwerk). De belangrijkste gevolgen voor de grafische afwerking zijn: 1. overcapaciteit bij conventionele afwerking, 2. toenemende concurrentie tussen drukker en binder (drukker integreert het totale drukproces), 3. noodzaak tot samenwerking vanwege hoge investeringskosten en benodigde kennis.
2.2 Grond-, hulpstoffen en verpakkingsmateriaal
2.2.1 Waarde De belangrijkste grondstof die in de grafische sector gebruikt wordt is papier. Tabel 2.3 geeft een overzicht van deze en andere gebruikte grond- en hulpstoffen onderverdeeld in de bedrijfsgroepen volgens SBI’74.
16
Beschrijving van de sector
Tabel 2.3: Gebruikte grond-, hulpstoffen en verpakkingsmateriaal (in mln gld, lopende prijzen) door drukkerijen/gespecialiseerde prepress (27.1), uitgeverijen (27.2) en binderijen (27.3) voor bedrijven met meer dan 50 werknemers (1992) [3] 27.1
27.2
27.3
1217,1 390,5 35,1 128,0 62,7 4,1 153,3
96,42
30,52
2
2
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 35,33
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
4,9 13,2 2,2 3,9
n.v.t 12,4 1,1 1,0
Grond- en hulpstoffen Rollen papier Vellen papier Overig materiaal ter bedrukking1 Drukinkten, verf, vernis, poeder, verdunningsmiddelen e.d. Fotografisch materiaal, o.a. fixeer Linnen, kunstleder, perkament, hechtdraad, garens e.d. Overige grond- en hulpstoffen
62,24
Verpakkingsmateriaal Hout Papier en karton Kunststof Overige (o.a. gemengde vormen) 1 2 3 4 5
3,15 5
1,2 0,5
Voornamelijk kunststof en aluminium. Rollen en vellen papier tezamen. Niet verder gespecificeerd. Onder andere strokarton, grijs karton, plastics, schutbladen, inkt, verf, lijmen, garens, gaas. Hout, papier en karton tezamen.
2.2.2 Omvang De algemene verwachting is dat de groei in het papierverbruik de komende jaren toe zal nemen met 2-4% per jaar (tegen 5-8% vóór 1994) [7]. Het aandeel van traditioneel drukwerk in het totale volume van papierverbruik zal waarschijnlijk op den duur dalen. In tabel 2.4 is per bedrijfsgroep een overzicht gegeven van het verbruik van papier en de toevoegingen. Opgemerkt moet worden dat in deze tabel drukwerk vervaardigd in opdracht van uitgeverijen, aan de uitgeverijen is toegekend. Tabel 2.4: Produktie, verbruik en toevoegingen per bedrijfsgroep in 1990 [8] Bedrijfsgroep
Drukkerijen/prepress Uitgeverijen Binderijen
SBI-code
Produktie [mln kg]
27.1 27.2 27.3
1453,3 697,8 44,1
Verbruik papier Toevoeging [mln kg] [mln kg] 1393,3 696,8 40,5
60,0 1,0 3,6
Het CBS heeft voor 1990 (voorlopig) eenmalig een globaal overzicht van de papierstromen (mln kg) in de grafische sector vastgesteld naar produktsoort (zie bijlage B) [8].
17
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
2.2.3 Leveranciers Papier wordt geleverd door KNP, Parenco en Van Gelder uit Nederland en daarnaast door bedrijven uit Duitsland. Inktproducenten zitten vooral in Duitsland en Groot-Brittannië. Nederlandse leveranciers zijn onder andere van Son, Premier Holland, Twello, O+R-inktchemie. Oplosmiddelen komen deels van de basischemie (Shell, BP), deels van de inktproducenten. Lichtgevoelig materiaal wordt geleverd door onder andere Agfa, Kodak, Fuji, Hoechst, 3M en Gemco (Dld). Voor een compleet overzicht van de belangrijke leveranciers voor de grafische industrie wordt verwezen naar het ‘Vademecum voor de grafische industrie’ (VLGA, 1991).
2.3 Energiegebruikende processen
2.3.1 Energiegebruik algemeen In 1992 bedroeg het verbruikssaldo energie in Nederland 2835 PJ [9]. De industrie gebruikte 1000 PJ. Het verbruikssaldo van de grafische sector is hiervan een klein gedeelte: 4,5 PJ (bedrijven met 1 of meer werknemers) [9]. De drukkerijen namen hiervan 80%, de uitgeverijen 15% en de gespecialiseerde prepress- en afwerkingsbedrijven samen 5% voor hun rekening. Met name het energiegebruik van de drukkerijen is dus belangrijk voor deze sector.
2.3.2 Voornaamste energiedragers Elektriciteit en aardgas zijn de voornaamste energiedragers van de grafische sector. Daarnaast worden op kleinere schaal andere energiedragers als olie en stoom/water verbruikt.
2.3.3 Warmte/kracht-inzet en winning De inzet van warmte/kracht in de grafische sector is bescheiden, mede veroorzaakt door het grote warmte-overschot in de sector. De in de sector opgestelde warmte/kracht-installaties bestaan grotendeels uit een gasturbine of gasmotor met daaraan gekoppeld een restwarmteketel. In tabel 2.5 is de energie-inzet en -produktie gegeven die met warmte/kracht-koppeling gerealiseerd is voor de hele sector. Het totaalrendement van deze omzetting komt hiermee op 88%. Het grootste potentieel voor warmte/kracht is te vinden bij diepdruk vanwege de continue warmtevraag.
18
Beschrijving van de sector
Tabel 2.5: Warmte/kracht-inzet en energieverbruikssaldo naar drager van de grafische sector in 1991 [10] Verbruikssaldo elektriciteit [TJ] Totale grafische sector waarvan: - Bedrijven <20 werknemers - Bedrijven >20 werknemers Winning Warmte/kracht - Inzet - Produktie1 Finaal gebruik na winning en omzetting 1
Verbruikssaldo aardgas [TJ]
Warmte + stoom [TJ]
Overige dragers [TJ]
2170
2633
21
58
407 1763 0
430 2203 0
21 0
15 43 0
0 45 2215
139 98
77 58
2494
Exclusief 2,2 TJ afgifte aan het openbaar net.
Opmerking: de gegevens uit de tabel betreffen voorlopige cijfers en dienen voor wat betreft het verbruik van warmte en stoom en overige dragers nog in overeenstemming te worden gebracht met de cijfers uit de Nederlandse Energie Huishouding [9]. De waarden in de tabel (in TJ) zijn berekend met de volgende omrekeningsfactoren: - energie-inhoud elektriciteit: 3.6 MJ/kWh - energie-inhoud aardgas: 31.65 MJ/m3 ae. In de grafische sector wordt geen energie gewonnen. Naverbranding van koolwaterstoffen (zie 2.4.3) en papiersnippers wordt niet als energiewinning beschouwd.
2.3.4 Processen in de prepress-fase In de prepress-fase3 spelen de volgende energiegebruikende processen een rol: - ontwikkelen van foto’s (redactioneel prepress-werk); - inscannen van foto’s; - computer (met groot formaat beeldscherm) voor tekst- en beeldverwerking; - afdrukken van fotolitho’s (computer-naar-film; voor iedere kleur een aparte film); - zilverterugwinning; - drukvormvoorbereiding (voor iedere kleur een aparte drukvorm).
3
Gesproken wordt van ‘fase’ om aan te geven dat individuele bedrijven meer dan één activiteit in huis kunnen hebben.
19
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
De drukvormvoorbereiding is nader op te splitsen in een aantal deelprocessen [11]: • Hoogdruk - belichting met UV-licht voor uitharding (polymerisatie) van de drukplaten; - uitspoelen of uitblazen van de niet uitgeharde delen van de drukvorm met respectievelijk water en perslucht. • Offset - belichting met UV-licht voor uitharding; - uitspoelen van niet uitgeharde delen van de drukvorm met plaatontwikkelaar en vervolgens reiniging met water. • Diepdruk - ingraveren van het beeld met beiteltjes; - verchromen van de cilinder door middel van een elektrochemisch proces; - uitvoeren van correcties; - ontchromen, frezen en polijsten van de cilinder na het drukken; - behandeling afvalwater in een ONO-installatie (waarbij met behulp van stikstofdioxide onoplosbare metaalverbindingen gevormd worden). • Zeefdruk - UV-belichting voor uitharding; - uitwassen van niet uitgeharde delen met water. Het belichten met UV-straling is computer gestuurd. Na belichting nemen de niet-belichte delen toner op. De toner vormt door verhitting een hydrofobe laag. De overige delen van de plaat worden hydrofiel gemaakt. Een vrij recente ontwikkeling is, dat een pagina niet meer uitsluitend met filmmateriaal gemonteerd hoeft te worden, maar ook met papier (kleine offset-drukkerijen, huisdrukkerijen en krantendrukkers). De fotografische stap naar film wordt daarmee overgeslagen. Naast deze specifieke energiegebruikende processen, wordt in de prepress-fase energie gebruikt voor standaard-energiegebruikende processen zoals ruimteverwarming/klimaatbeheersing, verlichting, ventilatie, koeling, secundair gebruik van computers en andere apparatuur. Ruimteverwarming geschiedt met CV-ketels met daaraan gekoppeld radiatoren, stralingspanelen (opslagruimtes), convectoren en heaters.
2.3.5 Processen in de drukfase Het grootste gedeelte van het energiegebruik van de grafische sector komt voor rekening van de drukfase. De procentuele verdeling van het verbruikssaldo energie naar soort drukkerij is op grond van CBS gegevens [3,9] en het RIVM-rapport ‘Procesbeschrijving grafische industrie’ [11] voor 1992 als volgt geschat: - offset-drukkerijen 57% (waarvan heatset-drukkerijen 13%) - diepdrukdrukkerijen 21% - krantendrukkerijen 15% - hoogdrukdrukkerijen 2% - overige drukkerijen 5%
20
Beschrijving van de sector
Algemeen onderscheid in energiegebruik wordt als volgt gemaakt: - direct energiegebruik van de pers - indirect energiegebruik van de pers. Het indirect energiegebruik is gerelateerd aan de hoeveelheid lucht die de pers aan de produktieruimte onttrekt en aan de mogelijke verspreiding van oplosmiddelen bij het schoonmaken. Ook dient de apparatuur gekoeld te worden, waardoor meer lucht van buitenaf aangevoerd moet worden. In de winter moet deze lucht extra verwarmd worden. Aan het afzuigen van proceslucht zijn eisen verbonden. Afhankelijk van de hoogte van de produktiehal moeten minimaal drie luchtwisselingen per uur geschieden. Veel drukkerijen hebben de beschikking over een automatische wasinstallatie voor iedere pers. Het direct energiegebruik is afhankelijk van de toegepaste techniek. Algemeen energiegebruikende processen zijn het opstarten, het draaien en het remmen van de persen. Met name voor grote rotatiepersen vergt het opstarten en remmen vrij veel energie, evenals het inkttransport. Bij dagbladdrukkerijen moet vanwege de korte produktiecyclus alle apparatuur in zeer korte tijd opgestart worden. Het gevraagde vermogen gedurende deze periode is ongeveer drie zo hoog als wanneer de persen normaal in bedrijf zijn [12]. Het gebruik van kleuren is belangrijk voor het energiegebruik: hoe meer kleuren hoe groter het aantal benodigde cilinders. Voor een aantal technieken kunnen nog specifieke energiegebruikende processen genoemd worden: • Offset Bij het drukken worden eerst die delen van de plaat die niet bedrukt mogen worden met vocht behandeld. Dit vocht wordt via rollen verspreid over de drukcilinder. Bij een gedeelte van de vellen-offset wordt geforceerd gedroogd. Het betreft UV-droging bij het bedrukken van kunststoffen en IR-droging bij zeer hoge produktiesnelheden. Dit zijn elektrische vormen van drogen. • Heatset Heatset is een speciale vorm van rotatie-offset, waarbij geforceerd gedroogd wordt (in tegenstelling tot coldset). Bij het drogen wordt lucht met een gaswarmtewisselaar tot ongeveer 130°C verhit en met behulp van hogedruk sproeiventielen over de papierbaan geblazen. De oplosmiddelen verdampen en worden met de hete luchtstroom afgezogen. Ook het vocht wordt mee afgezogen en dat zorgt voor zogenaamde trekgolven, die de kwaliteit van het papier verminderen. Verschillende methoden kunnen worden gebruikt om dit te voorkomen: nabevochtiging met walsen (techniek uit de papierindustrie), het leiden van de papierbaan door dampkanalen (zoals bij diepdruk) of door sproeigangen, of het gebruik van een dampdroger die met hete waterdamp werkt in plaats van met hete lucht. Nadeel van deze oplossingen is, dat het energiegebruik stijgt. Het al dan niet geforceerd drogen is afhankelijk van de produktiesnelheid en de papiersoort (absorberend of niet). In 1994 hadden 26 bedrijven heatset als hoofdactiviteit. Grote heatset-drukkerijen hebben een naverbrander voor heatset-olie die bij droging vrijkomt (heatset-inkt bestaat voor 35% uit minerale olie). Naverbranding is gebaseerd op oxydatie van organische componenten,
21
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
waarbij koolstofdioxide en water ontstaan bij een temperatuur van 750°C of hoger, een minimale verblijftijd (ongeveer 1 seconde) en een optimale menging. Een naverbrandersysteem bestaat uit één of meer verbrandingskamers en aardgasgestookte branders. • Diepdruk In alle bedrijven (10 met meer dan 20 werknemers in 1992 [3]) vindt geforceerde droging plaats met behulp van gaswarmtewisselaars (of elektrische droogsystemen bij oudere systemen) die lucht uit de produktiehal voorverwarmen. Het papier wordt nabevochtigd met behulp van dampkanalen om uitdroging te voorkomen. Door middel van kooladsorptie wordt het tolueen teruggewonnen. Afhankelijk van het bedrijf wordt of alleen de drooglucht, of de lucht uit de directe omgeving van de persen, of de totale ruimteventilatie (moderne bedrijven) over een terugwininstallatie geleid. Regeneratie van het tolueen vindt plaats met behulp van stoom. Schoonmaakwerkzaamheden worden meestal ook met tolueen verricht. Vervuild tolueen wordt in de meeste bedrijven in eigen beheer gedestilleerd en hergebruikt. • Zeefdruk Bij zeefdruk (ongeveer 500-600 vooral kleine bedrijven) wordt geforceerd gedroogd. Een toename vindt plaats in het gebruik van UV-inkten, die uitharden onder invloed van UV-licht (huidig marktaandeel ongeveer 5%). Ook voor de drukfase gelden de standaard energiegebruikende processen (zie 2.3.4). Klimaatbeheersing (luchtvochtigheid en temperatuur) is van belang in drukkerijen met name om de kwaliteit van papier en inkt constant te houden. Iedere drukkerij beschikt daarom over een luchtbehandelingsinstallatie.
2.3.6 Processen in de afwerkingsfase Net als in de drukfase neemt het verplaatsen van lucht een groot deel van het totale energiegebruik van de afwerkingsfase voor zijn rekening [2]. Te denken valt hierbij aan blaaslucht, vacuüm (voor het postgereed maken van produkten), snipperafzuiging, ventilatie en luchtbehandeling. De in 2.1.2 genoemde afwerkingstechnieken hebben ieder hun eigen specifieke energiegebruik. In dit verband moet het lijmen van boeken apart genoemd worden. Dit lijmen gebeurt doorgaans met een ‘hot melt’-lijmprocédé. De standaard energiegebruikende processen (zie 2.3.4) zijn ook voor afwerkingsfase van toepassing.
2.3.7 Processen in uitgeverijen Uitgeverijen voeren geen industriële processen uit en zijn qua energiegebruikende processen te vergelijken met bedrijven uit de (zakelijke) dienstverlening. Bij uitgeverijen wordt energie gebruikt voor verwarming (voornamelijk aardgas), verlichting en ventilatie van de kantoren en eventuele opslagruimtes, voor koeling en voor diverse elektrische apparatuur als liften, CV-pompen, computers, fax, koffie-automaten en kopieermachines. 22
Beschrijving van de sector
2.4 Energie-ontwikkelingen
2.4.1 Algemeen De grafische industrie heeft voor 1988 twee grote veranderingen ondergaan die hun invloed hebben gehad op het energiegebruik. Ten eerste de overgang van hoogdruk naar offset: offset is een zwaarder proces dan hoogdruk en gebruikt daarom meer energie [12]. Ten tweede de overgang van loodzetten naar fotozetten: fotozetten gebruikt veel minder energie dan loodzetten. Het energiegebruik van de grafische sector is in de periode 1988-1991 toegenomen. Het verbruik van elektriciteit en aardgas steeg terwijl het verbruik van overige energiedragers daalde. In bijlage C is de ontwikkeling van het verbruikssaldo elektriciteit en aardgas naast die van de toegevoegde waarde gezet voor drukkerijen, uitgeverijen, gespecialiseerde prepress- en afwerkingsbedrijven. Voor de drukkerijen is de groei van het energiegebruik hoger dan die van de toegevoegde waarde. Voor de uitgeverijen is de relatie minder duidelijk, terwijl voor de prepress het elektriciteitsverbruik relatief toeneemt en het gasverbruik relatief achter blijft bij de groei van de toegevoegde waarde. In 1992 daalde het energiegebruik van de grafische industrie licht ten opzichte van 1991, het gebruik van de uitgeverijen steeg echter. Voor dagbladdrukkerijen is deze daling te verklaren door een vermindering van het aantal pagina’s per krant [12]. Voor de meeste grafische bedrijven is het energie aspect van ondergeschikt belang bij investeringsbeslissingen. Belangrijk zijn de snelheid van de persen, de te leveren kwaliteit en de mogelijkheden (kleuren en afwerking). Bij de ontwikkeling van de vraag naar energie moet onderscheid gemaakt worden tussen drie verschillende effecten [13]: • Volume effecten Deze houden verband met de omvang van de maatschappelijke activiteiten en worden uitgedrukt in een toe- of afname van de produktie in guldens of tonnen. • Structuureffecten Deze hangen samen met de veranderende aard van de activiteiten in de tijd, waardoor de energievraag sneller of minder snel stijgt dan alleen uit de volume effecten valt waar te nemen. Substitutie van een produkt door een produkt dat met minder energie geproduceerd wordt is hiervan een voorbeeld. • Besparingseffecten Deze zorgen dat dezelfde activiteiten met minder energie gedaan kunnen worden als gevolg van efficiency-verbeteringen. Bij de waargenomen ontwikkelingen is het zaak goed te kijken welke van de drie effecten een rol speelt.
23
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
2.4.2 Milieubeleidsovereenkomst Op 8 april 1993 is een Milieubeleidsovereenkomst gesloten tussen de grafische industrie, verpakkingsdrukkerijen en de overheid. Onderdeel van het beleidsplan is een paragraaf over energie (meerjarenafspraak). Afgesproken is een energie-efficiency verbetering te realiseren van 20% in het jaar 2000 ten opzichte van 1989. De uitgeverijen zijn niet bij deze overeenkomst betrokken en vallen ook niet onder een andere meerjarenafspraak.
2.4.3 Besparingsopties Besparingen algemeen In de grafische industrie is vóór 1989 een efficiencyverbetering van 30% gerealiseerd. In de periode 1989-1993 bedroeg deze verbetering 9%, een besparingspercentage dat ook verwacht wordt voor de periode 1993-2000. Deze efficiency-verbeteringen zijn deels autonoom, deels gericht (33%) [14].
Besparingen en milieu Veel besparingsopties zijn gekoppeld aan maatregelen die genomen worden in het kader van milieudoelstellingen. Milieudoelstellingen kunnen echter ook zorgen, dat het energiegebruik hoger wordt. In dat geval zou sprake zijn van een belangenafweging. In het RIVM rapport ‘Verkenning technologische oplossingen voor de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen’ (1992) worden een aantal technologische oplossingen beschreven voor problemen op milieugebied. De meest veelbelovende oplossingen worden in het rapport nader uitgewerkt. Eén van de aspecten waar naar gekeken wordt, is de verandering van het energiegebruik als gevolg van implementatie van de nieuwe techniek. Ten eerste een oplossing voor de problemen bij drukplaatvoorbereiding: Elektronische drukvormvervaardiging vormt een alternatief voor de fotografische processtappen bij de voorbereiding. Deze techniek kan bij krantedruk en klein-offset op dit moment al toegepast worden (computer-naar-plaat), maar bij diepdruk (‘direct engraving’) nog niet. Voor reducties van chemisch afval en fixeergebruik bij computer-naar-film is procesgeïntegreerde zilverterugwinning een goede oplossing [15]. Zowel voor elektronische drukplaatvervaardiging als voor procesgeïntegreerde zilverterugwinning is onduidelijk wat de gevolgen voor het energiegebruik zijn. Een tweede oplossing betreft het terugdringen van koolwaterstofemissies bij drukprocessen. Drie opties staan open: waterige inkt, terugwinnen van koolwaterstoffen of naverbranden. In tabel 2.6 wordt voor de verschillende druktechnieken aangegeven wat (in de toekomst) mogelijk is.
24
Beschrijving van de sector
Tabel 2.6: Mogelijke combinaties van technologische oplossingen en druktechnieken [16]
Heatset Diepdruk Zeefdruk
Waterige inkt
Terugwinnen
Naverbranden
+ +
+ + ×
+ + ×
+ = mogelijk, - = niet mogelijk, × = niet van toepassing
Waterige inkt Uit milieu-oogpunt wordt de voorkeur gegeven aan waterige of andere niet-oplosmiddelhoudende inkten. Belangrijk aandachtspunt bij alle toepassingen van waterige inkt is het energiegebruik. Het energiegebruik voor drogen stijgt en daalt voor ventileren. In het kader van papierhergebruik wordt onderzoek gedaan naar de ontinktbaarheid van het papier. Bij heatset is het gebruik van waterige inkten in principe niet mogelijk. UV-inkten zijn echter wel toepasbaar. Het voordeel is, dat bij gebruik van UV-inkten geen emissies optreden. Wel is een andere droogtechniek (UV-belichting) nodig, die waarschijnlijk evenveel, misschien iets meer energie gebruikt. UV-inkten worden momenteel voornamelijk bij kunststofdruk toegepast [17]. Bij diepdruk kunnen waterige inkten toegepast worden ter vervanging van inkten op basis van tolueen. Extra energie is nodig voor drogen, daarentegen is geen energie meer nodig voor de terugwininstallatie (zie verder). Waarschijnlijk blijft het energiegebruik gelijk of stijgt licht. Deze inkt zou in 2000 wellicht een aandeel van 20% kunnen hebben [16].
Terugwinning Bij heatset kan door middel van condensatie heatset-olie teruggewonnen worden. Een mogelijke toepassing hiervan is gebruik als brandstof. De condensatiewarmte kan voor verwarming gebruikt worden. Bij diepdruk wordt terugwinning van tolueen algemeen toegepast door middel van actieve kooladsorptie. Voor oude en nieuwe installaties is een maximaal verlies van respectievelijk 10 en 15% afgesproken. Het terugwinnen van tolueen kost relatief weinig energie. Bovendien kan een gedeelte van de energie teruggewonnen worden uit de condensatiewarmte. Zeefdrukbedrijven zijn te klein voor het toepassen van de terugwinningstechniek. Een voordeel van terugwinnen boven verbranden is de besparing van grondstoffen. Alleen als dit te veel energie kost krijgt verbranden de voorkeur.
Naverbranden Bij naverbranden (heatset) kan het grootste gedeelte van de warmte nuttig worden toegepast. Over de mogelijkheden van naverbranding bij diepdruk spreken verschillende bronnen [14,16] elkaar tegen.
25
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
In de Milieubeleidsovereenkomst is overeengekomen dat vóór 1996 bij desbetreffende bedrijven (diepdruk en heatset) een condensor (terugwininstallatie) of een naverbrander geïnstalleerd moet zijn. De ontwikkeling van offset is gericht op vervanging van het gebruik van isopropylalcohol (IPA). In dit verband kunnen waterige alternatieven voor schoonmaakmiddelen genoemd worden (geen gegevens over energie-aspecten) en ook waterloze offset, waarbij geen vochtwater (met IPA) meer nodig is. Bij waterloze offset is extra energie nodig voor de koeling van drukmachines. Een constante ruimtetemperatuur bij waterloze offset is essentieel voor de kwaliteit van het drukwerk. Waterloze offset wordt nog niet op grote schaal toegepast. In 1995 loopt het patent op deze techniek af. De verwachting is, dat deze techniek in eerste instantie voornamelijk bij vellen-offset toegepast gaat worden [17].
Efficiency-verbeteringen Drie belangrijke procesgerichte besparingopties voor de grafische industrie zijn [11,16]: - warmteterugwinning bij condensatie/naverbranding van koolwaterstoffen, - verminderen lekverliezen drooglucht, - recirculatie drooglucht (alleen bij nieuwe installaties). Deze maatregelen betreffen diepdruk- en heatset-drukkerijen. Schattingen [14] geven aan dat in 2000 op gasverbruik 28,3% bespaart kan worden door implementatie van de maatregelen (was 7,5% in 1993). Voor heatset betekent dit een besparing van 33% op het gasverbruik in 2000 (was 7,5% in 1993). Deze getallen zijn eveneens opgenomen in tabel D.2 van bijlage D. Naverbranding is gebaseerd op het volgende principe: In de branders kan een interne warmtewisselaar (bestaande uit pijpenbundels) geplaatst worden om het te behandelen afgas (met een temperatuur van ongeveer 30°C) voor te verwarmen tot 530°C. Als de temperatuur door de verbranding van de koolwaterstoffen niet voldoende hoog is (750°C of hoger), moet met aardgas bijgestookt worden. De dan nog resterende warmte kan gebruikt worden door deze met behulp van een externe warmtewisselaar te benutten bij bijvoorbeeld drogen (men spreekt in dit geval van een geïntegreerde droger/naverbrander) of ruimteverwarming. Het thermisch rendement van een dergelijke naverbrander is ongeveer 70%. Voor heatset wordt momenteel bij individuele bedrijven [18] onderzoek gedaan naar een regeneratieve naverbrander. Deze werkt bij een temperatuur van 800°C of hoger en heeft een thermisch rendement van 99%. Het te behandelen afgas wordt over een keramisch bed geleid, dat in een eerdere cyclus is opgewarmd. Het gas absorbeert de warmte van het bed, waarbij het gedeeltelijk oxydeert. Wanneer de concentratie van koolwaterstoffen groter is dan 1 g/m3 hoeft niet met aardgas bijgestookt te worden. Via een ander keramisch bed verlaat het gas het systeem. De stromingsrichting van het gas wordt iedere 2 minuten omgedraaid (met behulp van kleppen in het in- en uitvoersysteem), waardoor het binnenkomende gas optimaal opgewarmd kan worden door het keramisch materiaal.
26
Beschrijving van de sector
Een andere optie is katalytische naverbranding, waarbij het afgas met behulp van een metaaloxyde verbrand wordt bij een temperatuur van 300-350°C. Bij een koolwaterstofconcentratie van 1 g/m3 is ook dit systeem autotherm. In ICARUS [19] wordt gesproken van een nieuw inktdoseringssysteem voor offset (Civilox), waarvan het elektriciteitsverbruik van de persen lager is door gebruik van minder cilinders. Ook de inktdamp in de produktiehal vermindert, waardoor de ventilatiebehoefte afneemt. Het totale besparingspotentieel wordt geschat op ongeveer 20% van de totale elektriciteitsvraag van de persen. Energiebesparing door energieterugwinning bij het remmen van rotatiepersen wordt op dit moment nergens toegepast. Een ontwikkeling die al een aantal jaren plaatsvindt is het ‘opdelen’ van persen in kleinere componenten die ieder afzonderlijk bediend kunnen worden. Wanneer een bepaald onderdeel van de pers niet gebruikt wordt, wordt voor die toepassing ook geen energie gebruikt [12]. Andere belangrijke besparingsmogelijkheden die minder met het feitelijk drukproces te maken hebben zijn [11,16,18]: - betere afstelling brandstof/lucht-verhouding in de ketels, - optimaliseren van het gebruik van perslucht, - warmteterugwinning uit ventilatielucht, - isolatie van stoomleidingen, - optimalisatie van CV-installaties, - gebouwautomatisering voor doelmatig energiebeheer, - centraliseren en besturen van vacuümpompen (afwerking). Daarnaast kunnen niet direct proces gebonden besparingsopties uitgevoerd worden, zoals het toepassen van energiezuinige verlichting. Zônering van gebouwen, het dichtbij elkaar plaatsen van ruimtes met dezelfde bedrijfstijden, valt hier ook onder, evenals compartimentering [20]. Compartimentering is een besparingsoptie die bij voorkeur bij nieuwbouw overwogen moet worden. Achteraf compartimenteren is duur en levert geen besparingen op de investeringen voor klimaatinstallaties op. Voordelen van compartimentering zijn een daling van het energiegebruik voor verwarming en ventilatie en een afscheiding van de werkplek tegen de hoge warmtelast en het geluidsniveau van de drukpers. Bij besparing op ruimteverwarming moet gedacht worden aan dak-, vloer- en muurisolatie en dubbelglas [19]. Een compleet overzicht van de verschillende besparingsopties die geïnventariseerd zijn in het kader van de meerjarenafspraak is opgenomen in bijlage D.
27
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
2.4.5 Technische structuurontwikkelingen Voor het grafisch produkt zijn drie ontwikkelingen van belang: 1. ontwikkeling van het produkt zelf, 2. mate van substitutie van het produkt door andere produkten, 3. veranderingen in het produktieproces. Deze drie ontwikkelingen zijn nauw met elkaar verbonden. Door digitale opslag van informatie zijn een groot aantal nieuwe media op de markt gekomen. CD-i, CD-ROM en videotext werden al eerder genoemd. In dit verband kan ook de digitale snelweg genoemd worden: met behulp van bijvoorbeeld Internet is het mogelijk informatie van verschillende gegevensbanken over de wereld naar de eigen computer toe te laten sturen. Gezien de huidige ontwikkelingen lijken de elektronische media een extra aanvulling op het produktpakket te vormen zonder daarbij een deel van de markt voor traditioneel drukwerk te substitueren. Substitutie zou verschuivingen in de energievraag kunnen veroorzaken. Als voorbeeld een CD-ROM: Op een CD-ROM kunnen 600 miljoen lettertekens opgeslagen worden. De Dikke van Dale bestaat uit 20 miljoen lettertekens. Het produceren van één CD-ROM kost veel minder energie gerelateerd naar de hoeveelheid drukwerk dat gesubstitueerd kan worden. Daarnaast neemt een CD-ROM diskette veel minder ruimte in beslag dan dezelfde informatie in drukwerkvorm. Hier tegenover staat echter een groei in de energievraag voor computers. De grafische industrie reageert op deze ontwikkelingen door zodanige aanpassingen van het produkt dat ze met de nieuwe media kan concurreren. Ontwikkelingen op het gebied van meerkleurendruk, papiersoorten van hogere kwaliteit en kleinere oplagen zullen leiden tot een hoger energiegebruik per eenheid produkt. Anderzijds zal het doelgericht drukken van informatie naar de wensen van de klant zorgen voor besparing op papierverbruik: als voorbeeld een reisgids met alleen fietsvakanties in dàt bepaalde gebied in díe bepaalde periode, in plaats van een allesomvattende gids. Of het energiegebruik per eenheid produkt verandert is al met al moeilijk in te schatten. Substitutie van drukwerk door elektronische media treedt op dit moment het sterkst op bij informatievoorzienende produkten en diensten voor zakelijke en professionele gebruikers, vooral bij snel veranderende informatie. Pas in een later stadium zijn eventueel verschuivingen te verwachten voor de consumentenmarkt. Belemmeringen voor de toepassing van de nieuwe technologie vormen de beschikbare infrastructuur, de kosten van de benodigde apparatuur en aansluitingen, en het gebruiksgemak. Ook de digitalisering van het drukproces en de mogelijke substitutie van de bestaande drukprocessen door nieuwe digitale druktechnieken kan het energiegebruik van de sector gaan beïnvloeden (voor oplagen kleiner dan 500; verwacht marktaandeel in 2025 25% [7]). In het rapport ‘Verkenning technologische oplossingen voor de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen’ [16]
28
Beschrijving van de sector
wordt aangegeven, dat de verandering van het energiegebruik als gevolg van die ontwikkeling moeilijk in te schatten is. Dagblad- en diepdrukdrukkerijen concentreren zich momenteel in vestigingen met een zeer grote produktiecapaciteit, waarbij het aantal bedrijven afneemt, maar de totale capaciteit constant blijft. Deze concentratie heeft invloed op het energiegebruik bij het aanvoeren en afvoeren van respectievelijk grond- en hulpstoffen, en eindprodukten. Of het effect positief of negatief is zal per individueel bedrijf verschillen.
2.5 Andere toekomstige ontwikkelingen binnen de sector In dit verslag is gewezen op de veranderingen die de grafische sector heeft ondergaan en veranderingen die op dit moment plaatsvinden. In de vorige paragraaf zijn een aantal ontwikkelingen genoemd die het energiegebruik van de sector direct zullen beïnvloeden. Daarnaast zijn in de toekomst een aantal andere ontwikkelingen te verwachten die hun invloed op de branche (en indirect ook het energiegebruik) zullen hebben [2,7]: - De kwalitatieve en kwantitatieve personeelsopbouw zal in het jaar 2000 sterk veranderd zijn. Een daling wordt verwacht in traditionele prepress-functies (lithograaf en micromonteur verdwijnen op den duur), hulpen aan de persen en afwerkingsapparatuur en in mindere mate het aantal drukkers (als gevolg van de persautomatisering). Daarentegen zal de vraag stijgen naar specialisten op het gebied van informatietechnologie voor prepress, drukken, afwerken en multimediale toepassingen, en commerciële medewerkers. - De integratie van produktieprocessen in de verschillende grafische bedrijfstypen zal toenemen. - Het aantal bedrijven, dat zich specialiseert in een bepaald deel van de markt zal groeien. Daarnaast zal de grafische industrie zich concentreren en zal een sterk verloop te zien zijn in de sector kleine grafische bedrijven. - Zowel de grafische industrie als de uitgeverijen zullen in toenemende mate concurrentie ondervinden uit het buitenland. Daarnaast verschuift werk van de grafische industrie naar andere sectoren (met name op het gebied van de digitale vermenigvuldiging). - Reclame- en verpakkingsdrukwerk kunnen als gevolg van anti-reclamecampagnes (milieusticker voor niet-geadresseerd drukwerk) en het verpakkingenconvenant onder druk komen te staan. Voor reclamedrukwerk zal een verschuiving op kunnen treden naar meer geadresseerd drukwerk. - Voor het jaar 2000 wordt verwacht dat een deel van de traditioneel grafische bedrijven hetzij gedeeltelijk, hetzij geheel, overgestapt zal zijn naar elektronische en multimediale produkten en diensten. - Rond het jaar 2000 zullen digitale verbindingen tussen grafische bedrijven onderling, met opdrachtgevers en toeleveranciers algemeen ingevoerd zijn. - Uitgeverijen zullen zich in de toekomst in grotere mate gaan bezighouden met het uitgeven van elektronische media naast het traditionele drukwerk. Door het ter beschikking komen van laagdrempelige en gebruikersvriendelijke systemen trekken opdrachtgevers van grafische bedrijven zoals uitgevers en reclamebureaus/-studio’s oorspronkelijke grafische activiteiten naar zich toe. Grote
29
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
organisaties stoten weliswaar grafische activiteiten af (minder huisdrukkers), maar aan de andere kant is er een groei op het gebied van kantoorautomatisering, gegevenscommunicatie en gebruik van digitale vermenigvuldigingsapparatuur. Tabel 2.7 geeft een overzicht van het traditioneel grafische werk dat door diverse branches zelf is uitgevoerd en dat is uitbesteed. De gegevens voor 1994 en 1997 betreffen voorspellingen [2]. Tabel 2.7: Totaalbedrag aan grafisch werk voor de diverse branches, onderverdeeld naar eigen beheer en uitbesteed [2] Branche
Uitgeverijen Reclame- en PR-bureaus Industrie Handel Zakelijke dienstverlening Publieke sector
Eigen beheer [%] 1993 1994 1997 20 23 24 3 32 45
21 27 26 5 29 40
26 29 26 5 21 33
Uitbesteed [%] 1993 1994 1997 80 77 76 97 68 55
79 73 74 95 71 60
74 71 74 95 79 67
2.6 Afbakening studie en aanverwante sectoren Uitgangspunt van deze sectorrapportage zijn alle bedrijven die vallen onder SBI’74 code 27. Tabel 2.8 geeft SBI’74 voor de grafische sector weer. De indeling van een individueel bedrijf in één van de bedrijfsgroepen en bedrijfssubgroepen geschiedt op basis van hoofdactiviteit. Het criterium bij het bepalen van de hoofdactiviteit is voor het CBS het grootste aantal werkzame personen dat zich met een bepaalde activiteit bezig houdt [1]. SBI’74 werd tot en met 1992 gebruikt. Vanaf 1993 bestaat een nieuwe indeling, SBI’93, die aansluit op de internationale NACE-indeling. SBI’93 wijkt wat betreft de grafische sector sterk af van SBI’74. Dit heeft met name te maken met de veranderingen die zich afspelen op het gebied van informatie overdracht. In bijlage B staat SBI’93 van de grafische sector weergegeven met de vergelijkende SBI-codes van 1974.
30
Beschrijving van de sector
Tabel 2.8: Standaard bedrijfsindeling 1974 van de grafische sector [21] SBI’74
Omschrijving
27
Grafische industrie, Uitgeverijen
1
27.1 27.11 27.12 27.13 27.14 27.15 27.16 27.19
Grafische industrie Dagbladdrukkerijen Boekdrukkerijen Offset-drukkerijen Diepdrukkerijen Chemigrafische en fotolithografische bedrijven Loonzetterijen Grafische bedrijven n.e.g.1
27.2 27.21 27.22 27.23 27.29
Uitgeverijen Dagbladuitgeverijen Tijdschriftuitgeverijen Boekuitgeverijen Uitgeverijen n.e.g.1
27.3 27.31 27.32
Binderijen Binderijen, brocheerderijen Kantoorboekenfabrieken
Niet eerder genoemd: o.a. metaal-, sticker-, zeefdruk- en muziekdrukkerijen.
De grafische sector is nauw verbonden met een groot aantal andere sectoren. De creatieve fase is in handen van tekstschrijvers, journalisten, ontwerpers, fotografen, tekenaars en reclamemakers. In paragraaf 2.2.3 is een kort overzicht gegeven van de belangrijkste leveranciers van grond- en hulpstoffen. Naast deze bedrijven is de grafische sector nauw verbonden met leveranciers van zetmachines, tekstverwerkende hardware, drukpers- en andere machinefabrikanten, en de papierverwerkende industrie. De transportsector distribueert eindprodukten (naar opdrachtgever, abonnementhouder of detailhandel), verzorgt de aanvoer van grond-, hulpstoffen en verpakkingsmateriaal en afvoer van restprodukten. Door digitalisering van informatie en technologie is sprake van branchevervaging. De traditioneel grafische sector is als het ware onderdeel geworden van de sector communicatie. In SBI’93 is hierop ingespeeld (zie bijlage E). Bedrijven die niet door deze sectorstudie gedekt worden zijn: - verpakkingsdrukkerijen (SBI-code 26 (papier- en papierwarenindustrie); wel in SBI’93) - bedrijven uit de textiel- en kunststofverwerkende industrie met drukactiviteiten - kopieerwinkels en kopieerwinkelketens (wel in SBI’93) - leveranciers van kantoorsystemen - huisdrukkers - reclamebureaus/-studio’s - automatiserings- en computerservice-bedrijven - bedrijven met elektronische media als hoofdactiviteit (wel in SBI’93).
31
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
32
3. SEGMENTEN, FUNCTIES EN INSTALLATIES
3.1 Algemeen Een onderdeel van de sectorstudie is het indelen van de sector in segmenten, energiefuncties en installaties. In de NEEDIS-structuur [13] worden de volgende definities gehanteerd: - Een segment is een verzameling van energiegebruikers binnen een sector waarvoor geldt dat de leden aan een bepaald criterium voldoen. In het algemeen wordt het criterium zo gekozen dat het segment homogeen is: de verzameling energiegebruikers wordt vanwege overeenkomsten in typen energiegebruikende installaties en in typen produkt bij elkaar genomen. Een segment wordt gedefinieerd door de uitputtende opsomming van de er toe behorende SBI-categorieën. - Een energiefunctie is een verandering die men tot stand wil brengen met behulp van energie. - Een installatie is een technisch systeem dat alleen of in combinatie met andere installaties een energie-omzetting verzorgt of een energiefunctie realiseert.
3.2 Indeling in segmenten, functies en installaties Op basis van energiegebruikende activiteit kan de volgende indeling in segmenten gemaakt worden: - drukkerijen - uitgeverijen - gespecialiseerde afwerkingsbedrijven - gespecialiseerde prepress-bedrijven. Hierbij moet nogmaals opgemerkt worden dat met name drukkerijen vaak prepress- en afwerkingsactiviteiten in huis hebben (zie tabel 2.1). Bij dagbladen is de organisatiestructuur vaak zodanig dat een koppeling bestaat tussen uitgeverij en drukkerij4 (zie bijlage A tabel A.4 en A.5). De indeling in segmenten geschiedt op basis van hoofdactiviteit. Het energiegebruik van de gespecialiseerde prepress- en afwerkingsbedrijven, en de uitgeverijen is laag ten opzichte van het gebruik van de drukkerijen. Voor de prepress en afwerking komt dit met name, omdat deze segmenten relatief klein zijn, voor uitgeverijen, omdat daar geen industriële produktieprocessen plaatsvinden. Drukkerijen zijn qua energiegebruik wel interessant om een nadere onderverdeling in functies te maken. Drukken, prepress en afwerking zijn als procesfunctie te onderscheiden naast de standaard energiefuncties zoals verlichting, ruimteverwarming, ventilatie, koeling, apparatuur (niet ten behoeve van produktie). De functie drukken kan verdeeld worden in vellen en rotatiedruk. Rotatiedruk en vellendruk
4
Voor 1993 werden uitgeverij-activiteiten in voorkomende gevallen altijd gesplitst van drukactiviteiten, ook als de activiteiten in één gebouw plaatsvonden [1]. In dat laatste geval werd door de desbetreffende bedrijven een zo goed mogelijke schatting gegeven van het energiegebruik voor respectievelijk uitgeverij- en drukactiviteiten. Met de nieuwe standaard bedrijfsindeling (SBI’93) wordt een dergelijke splitsing niet meer gemaakt en kijkt men alleen naar de hoofdactiviteit.
33
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
zijn nader onder te verdelen in processen met en zonder geforceerd drogen. Bij rotatiedruk worden de produktieprocessen met geforceerd drogen hoofdzakelijk toegepast bij diepdruk en heatset, bij vellendruk bij zeefdruk en gedeeltelijk vellen-offset. Figuur 3.1 geeft een overzicht van de verdeling in functies en segmenten. De standaard energiegebruikende functies zijn samengevat onder de kop ‘Algemeen’. Grafische Sector
Segmenten:
Drukkerij Gespecialiseerde Gespecialiseerde Uitgeverij prepress afwerking
Functies:
Produktie
Prepress
Drukken
Vellendruk
Vellen-offset
Zeefdruk
Algemeen
Afwerking
Rotatiedruk
Coldset
Geforceerd drogen
Heatset
Diepdruk
Figuur 3.1: Onderverdeling in segmenten en functies Als belangrijke installaties binnen drukkerijen kunnen aangemerkt worden: - drukpersen (onderscheid tussen zwart/wit en (meer)kleurenpersen) - drogers - naverbranders - condensors - warmteterugwininstallaties/warmtewisselaars - stoom- en warmwaterketels - warmte/kracht-installaties. Drogers en naverbranders kunnen als geïntegreerd onderdeel van een drukpers geleverd worden.
3.3 Cijfers op segmentniveau
3.3.1 Aantal bedrijven en werknemers De grafische sector is qua grootte van de bedrijven sterk gedifferentieerd. Ongeveer 80% van de bedrijven heeft minder dan 20 werknemers. Van het totaal aantal werknemers in de sector is 25% werkzaam bij de kleine bedrijven. Tabel
34
Indeling in segmenten en functies
3.1 geeft het aantal bedrijven (>20 werknemers) en werknemers in de grafische sector zoals verzameld door het CBS. Tabel 3.1: Aantal bedrijven (>20 werknemers) en werknemers in de grafische sector [3] Drukkerij SBI 27.11
Uitgeverij Prepress Afwerking SBI 27.2 SBI 27.15/16 SBI 27.3
Aantal bedrijven 1988 1989 1990 1991 1992
350 375 393 424 454
143 148 151 162 165
47 50 52 59 58
62 65 62 65 66
31203 31850 32586 33125 32612
20847 22037 21970 22965 23041
2513 2497 2606 2795 2834
3500 3596 3577 3675 3511
Aantal werknemers 1988 1989 1990 1991 1992 1
27.1 exclusief 27.15/16
Interessant is te kijken hoe bedrijven met minder dan 20 werknemers verdeeld zijn over de verschillende segmenten. In tabel 3.2 staat deze verdeling voor 1993. Een onderscheid tussen drukkerijen en gespecialiseerde prepress-ondernemingen is niet gemaakt. Naar schatting valt ongeveer 10% [14] van deze groep onder de kleine prepress-bedrijven. Tabel 3.2: Verdeling kleine bedrijven over de segmenten in 1993 (getallen in de tabel zijn afgerond) [22]
Drukkerij/gespecialiseerde prepress Uitgeverij Afwerking
Werkzame personen
Aantal ondernemingen
13400 3900 1100
2400 1000 200
Zowel het aantal kleine als grote bedrijven is vanaf 1987 toegenomen. Het gemiddeld aantal werknemers in deze periode nam af. Deze afname zou deels verklaard kunnen worden door technologische ontwikkelingen in met name de grafische industrie.
35
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
3.3.2 Economische aspecten op segmentniveau In 1993 zat de grafische sector zich in een economisch dal. De omzet van de grafische industrie daalde met 0,6% (reëel): drukkerijen -0,3%, reproduktiebedrijven -3,5%, afwerking -2,1% [23]. In 1994 volgde een herstel en groeide de sector weer, maar minder snel dan aan het eind van de jaren tachtig. Aan het eind van de jaren tachtig verwachtte men een verdergaande groei. Veel bedrijven investeerden in die periode in nieuwe apparatuur. Dit heeft geleid tot een overcapaciteit bij met name de prepress en heatset-rotatie. Ook op andere gebieden wordt in toenemende mate een overcapaciteit verwacht. In tabel 3.3 zijn gegevens opgenomen over de produktie-, verbruiks- en toegevoegde waarde van bedrijven met meer dan 20 werknemers. Gegevens voor bedrijven met minder dan 20 werknemers worden op bedrijfsgroepniveau verzameld (3-digit) in de jaarlijkse enquête voor de kleine nijverheid (CBS). De getallen van deze enquête bevatten vrij grote marges: slechts 25% van de kleine bedrijven wordt geënquêteerd en de steekproef omvat ieder jaar verschillende bedrijven. Ongeveer 25% van de totale produktiewaarde komt op naam van bedrijven met minder dan 20 werknemers. Een aantal gegevens uit 1992 van deze bedrijven is opgenomen in tabel 3.4. Tabel 3.3: Produktiewaarde, verbruikswaarde en toegevoegde waarde van de grafische sector (bedrijven >20 werknemers; lopende prijzen) [3] Drukkerij SBI 27.11
Uitgeverij Prepress Afwerking SBI 27.2 SBI 27.15/16 SBI 27.3
Produktiewaarde 1988 1989 1990 1991 1992
6130,8 6621,2 7089,3 7487,9 7476,2
6149,6 6701,8 6960,1 7286,1 7542,6
343,3 370,1 377,9 425,5 442,9
454,0 486,3 492,2 511,3 512,1
3540,3 3863,0 4149,0 4369,8 4244,4
4023,3 4314,1 4528,1 4682,7 4683,6
135,9 140,4 150,4 171,5 177,5
219,6 236,7 234,2 243,9 239,5
2589,9 2758,1 2940,3 3118,2 3232,0
2126,3 2387,7 2432,0 2603,5 2859,0
207,4 229,7 227,5 254,0 265,3
234,3 249,7 257,9 267,4 272,5
Verbruikswaarde 1988 1989 1990 1991 1992 Toegevoegde waarde 1988 1989 1990 1991 1992 1
27.1 exclusief 27.15/16
36
Indeling in segmenten en functies
Tabel 3.4: Economische gegevens (mln gld; lopende prijzen) van bedrijven met 1-19 werknemers in 1992 [24] Grafische sector totaal
Drukkerij/prepress SBI 27.1
4443
2871
2594 1712 32 1849 1247
1496 999 27 1375 898
Produktiewaarde Verbruikswaarde waarvan: - verbruik grond- en hulpstoffen - energieverbruik Toegevoegde waarde Arbeidskosten
Aangezien de gegeven cijfers in bovenstaande tabellen in lopende prijzen gegeven zijn, moet voor inflatie gecorrigeerd worden om de jaarcijfers onderling te kunnen vergelijken. In bijlage F zijn de produktie-indexcijfers voor de grafische sector opgenomen [25]. Interessant is te kijken hoe de arbeidskosten en de kosten van grond- en hulpstoffen zich in de tijd ontwikkeld hebben. In tabel 3.5 zijn deze kosten weergegeven als percentage van de produktiewaarde. Tabel 3.5: Arbeidskosten en kosten voor grond- en hulpstoffen als percentage van de produktiewaarde [26,3] 1981 Arbeid Grond-/ hulpstoffen Drukkerij Uitgeverij Prepress Afwerking 1
35 22 57 44
45 541 21 29
1988 Arbeid Grond-/ hulpstoffen 31 22 46 39
47 501 23 34
1992 Arbeid Grond-/ hulpstoffen 31 24 45 41
44 471 24 31
Voornamelijk loondiensten.
De produktiewaarde is in de gegeven periode relatief sneller gestegen dan het aantal arbeiders. Alleen bij de gespecialiseerde prepress bedrijven echter, is het percentage arbeidskosten op de totale produktiewaarde sterk veranderd. Dit is te verklaren door de opkomst van DTP-technieken vanaf 1985. Voor de overige segmenten is het percentage arbeidskosten niet veel veranderd. Dit komt, omdat in de gegeven periode de lonen in de grafische sector vrij fors gestegen zijn (voor 1988-1993 10-20% [6]). Het verbruik van grond- en hulpstoffen (met name papier ten behoeve van drukkerijen) is tot 1991 gestegen (en in 1992 sterk gedaald, zie 3.3.3). Het percentage van deze kosten op de totale produktiewaarde is ongeveer gelijk gebleven. Voor de verschillende soorten drukkerijen liggen deze verhoudingen waarschijnlijk anders: de prijs voor vellen papier is in de gegeven periode gedaald, die van rollen papier nagenoeg gelijk gebleven. Het feit dat met name de grafische
37
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
industrie moeite heeft de economische terugval van 1993 te boven te komen, wordt verklaard door de stijging van de papierprijzen vanaf het najaar van 1993 [2]. In tabel 3.6 zijn de energiekosten op segmentniveau weergegeven voor 1992. Tabel 3.6: Energiekosten, bedrijven >20 werknemers in 1992 [mln gld, lopende prijzen] [3] Drukkerij SBI 27.11 Energiekosten 1
73,3
Uitgeverij Prepress Afwerking SBI 27.2 SBI 27.15/16 SBI 27.3 12,6
3,5
6,2
27.1 exclusief 27.15/16
Een vergelijk met tabel 3.3 leert, dat het percentage energiekosten op de totale verbruikswaarde zeer gering is (drukkerijen minder dan 2%, uitgeverijen minder dan 1%).
3.3.3 Fysieke prestatie op segmentniveau Voor alle segmenten moet gekeken worden naar energiegebruik voor verlichting, klimaatbeheersing en apparatuur. Als maat voor fysieke prestatie geldt dan respectievelijk: - het te verlichten oppervlak (m2) - de te verwarmen ruimte (m3) - aantal werkzame personen. Gegevens van het aantal werkzame personen per segment staan in tabel 3.1. Het totaal aan (bruto) vloeroppervlak en gebouwinhoud per segment is niet bekend. Voor drukkerijen wordt op functieniveau het papierverbruik als maat voor fysieke prestatie gekozen (zie 3.4.2). Het totaal papierverbruik van de drukkerijen is weergegeven in tabel 3.7. Tabel 3.7: Papierverbruik [mln kg] drukkerijen (SBI 27.1 exclusief 27.15/16), bedrijven >20 werknemers [3]
Papierverbruik 1
1989
1990
1991
1992
1148,1
1215,1
1241,4
1031,61
Alleen bedrijven >50 werknemers.
38
Indeling in segmenten en functies
3.3.4 Energiegebruik op segmentniveau In tabel 3.8 is zijn de verbruikssaldi energie van de verschillende segmenten weergegeven. Tabel 3.8: Verbruikssaldo energie [TJ] van de grafische sector (bedrijven >20 werknemers) [3,9] Drukkerij SBI 27.11
Uitgeverij Prepress Afwerking SBI 27.2 SBI 27.15/16 SBI 27.3
Elektriciteit 1988 1989 1990 1991 1992
1129,0 1217,1 1313,9 1394,7 1396,5
207,2 231,2 208,6 200,9 242,8
48,9 49,6 57,2 61,9 59,4
83,9 98,0 102,4 108,8 103,3
1227,5 1299,0 1478,6 1707,5 1662,5
259,4 251,0 233,8 290,8 305,8
84,1 83,5 54,9 65,1 52,3
104,1 116,3 120,8 140,1 127,3
13 8 5 5 6
2
1 0 0 1 1
Aardgas 1988 1989 1990 1991 1992 Overige dragers 1988 1989 1990 1991 1992 1 2
65 2 55 2 26 2 37 2 26 2
2 2 2 2
27.1 exclusief 27.15/16. Verbruikssaldo overige energiedragers drukkerij en prepress gezamenlijk.
In bijlage C zijn tabellen opgenomen waarin voor de verschillende segmenten gekeken is naar de ontwikkeling van het energiegebruik (elektriciteit en aardgas) ten opzichte van de ontwikkeling van de toegevoegde waarde (zie ook 2.4.1). In tabel 3.9 is het beslag op primaire energiedragers gegeven. Hiervoor zijn omrekeningsfactoren gebruikt om van verbruikssaldo elektriciteit en aardgas naar primair energiegebruik te komen. Voor aardgas is de omrekeningsfactor 1, voor elektriciteit 2,5. In de tabel is het verbruiksssaldo overige energiedragers niet meegenomen. Cijfers betreffende het finaal energiegebruik ontbreken. Dit komt, omdat het omzettingssaldo van warmte/kracht-koppeling niet bekend is. Alleen in 1991 heeft het CBS de inzet van warmte/kracht voor de sector als geheel bepaald (zie 2.3.3).
39
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Tabel 3.9: Beslag op primaire energiedragers [TJ], bedrijven >20 werknemers
Drukkerij Uitgeverij Gespecialiseerde prepress Gespecialiseerde afwerking
1988
1989
1990
1991
1992
4050 777 206 314
4342 829 208 361
4763 755 198 377
5193 793 220 412
5154 913 201 386
Voor de grafische industrie is het primair energiegebruik ten behoeve van de meerjarenafspraak bepaald (inclusief bedrijven <20 werknemers) [14]. De gevonden waarden corresponderen in grote lijnen met een nulmeting die in 1993 door het KVGO onder 247 bedrijven verricht is. Tabel 3.10 geeft de resultaten. Tabel 3.10: Primair energiegebruik grafische industrie [14]
Drukkerij Gespecialiseerde prepress Gespecialiseerde afwerking
1989
1993
6426 277 896
5983 245 846
Uitgeverijen Aangezien uitgeverijen een dienstverlenend karakter hebben kan het zinvol zijn het energiegebruik te vergelijken met andere zakelijke dienstverlening. Als vergelijking zou bijvoorbeeld het verzekeringswezen kunnen dienen (SBI’74 code 82). In 1991 bedroeg in het verzekeringswezen het gemiddeld gebruik (verbruikssaldo energie) per werknemer 25,5 GJ en in 1992 24,9 GJ. In tabel 3.1 en 3.8 staan respectievelijk het aantal werknemers en het energiegebruik van de uitgeverijen: het gemiddeld gebruik (verbruikssaldo energie) per werknemer in 1991 is 21,6 GJ en in 1992 22,4 GJ. Het percentage elektriciteitsverbruik verdeeld over de verschillende functies voor kantoorgebouwen is als volgt [27]: - 50% verlichting - 25% elektrische apparatuur - 20% ventilatie - 5% koeling. Aangenomen wordt dat het aardgasverbruik hoofdzakelijk voor ruimteverwarming gebruikt wordt (naast een klein deel warm tapwater).
40
Indeling in segmenten en functies
Gespecialiseerde prepress en afwerking In beide segmenten worden industriële processen uitgevoerd, maar de schaalgrootte is klein, omdat veel van het werk dat in beide segmenten wordt uitgevoerd ook in drukkerijen gebeurt. Voor een middelgrote binderij werd de volgende verdeling van het energiegebruik aangetroffen [2]: - 20% aandrijving machines - 29% luchtverplaatsing - 22% verwarming - 26% verlichting - 3% overig gebruik. Een dergelijke verdeling van het energiegebruik (nu gesplitst in elektriciteit en aardgas) kan ook gemaakt worden op basis van cijfermateriaal van de inventarisaties ten behoeve van de meerjarenafspraak [14]. De gegevens betreffen een modelbedrijf en zijn slechts indicatief: - gasverbruik 100% ruimteverwarming (warm tapwater wordt hier verwaarloosd) - elektriciteitsverbruik 79% aandrijving machines 9% lucht 2% apparatuur (niet ten behoeve van produktie) 1% ventilatie 1% koeling 7% verlichting. Voor de prepress is een dergelijke verdeling als volgt te geven [14]: Gasverbruik - 100% ruimteverwarming (warm tapwater verwaarloosd) - elektriciteitsverbruik: 74% prepress functies 4% apparatuur (niet ten behoeve van produktie) 3% ventilatie 3% koeling 16% verlichting. In [28] wordt de vermogensopbouw van een fotozetterij gegeven waar 15 personen werkzaam zijn: - 4 fototerminals ongeveer 10 kW - computer 0,6 kW - verlichting 4 kW - kopieerinstallaties 3,2 kW - totaal 17,8 kW Het jaarlijks elektriciteitsverbruik is 24000 kWh, waarbij opgemerkt dient te worden dat kopieerinstallaties en verlichting slechts een klein gedeelte van de tijd gebruikt worden. Ook voor de prepress mag worden aangenomen dat het grootste gedeelte van het aardgasverbruik ten behoeve van ruimteverwarming is.
41
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
3.3.5 Besparings- en structuureffecten In paragraaf 2.4 zijn een groot aantal mogelijkheden beschreven die bij kunnen dragen aan efficiency-verbeteringen in de grafische industrie. Implementatie van een brede selectie van deze maatregelen kan er toe leiden dat de doelstelling van 20% verbetering in het jaar 2000 (ten opzichte van 1989) gehaald wordt. In bijlage D zijn eveneens verschillende besparingsopties opgenomen, waarbij aangegeven is hoeveel met iedere optie bespaard kan worden in 2000. Uitgeverijen vallen, zoals eerder opgemerkt, niet onder de meerjarenafspraak. Efficiency-verbeteringen zijn echter ook in dit segment te behalen, zeker als gekeken wordt naar het besparingspotentieel dat onder andere in ICARUS [19] gesignaleerd wordt voor kantoorgebouwen. Structuureffecten, die momenteel of in de komende jaren het energiegebruik kunnen gaan beïnvloeden, zijn eveneens beschreven in paragraaf 2.4. Daarnaast is in 2.5 in het kort een toekomstbeeld van de grafische sector geschetst, dat ook elementen bevat die het energiegebruik kunnen gaan beïnvloeden. Die toekomstige invloed op het energiegebruik is op dit moment moeilijk in te schatten.
3.4 Cijfers op functieniveau
3.4.1 Algemeen Zoals eerder opgemerkt maakt de omvang van het energiegebruik van drukkerijen een nader onderscheid in (proces)functies zinvol. Als uitgangspunt is hier gekozen voor de procesfuncties drukken, prepress en afwerking en de standaardfuncties zoals verlichting, ruimteverwarming, ventilatie, koeling, apparatuur (niet ten behoeve van produktie). De functie drukken kan nader onderverdeeld worden in verschillende druktechnieken. Zover mogelijk worden de beschikbare gegevens aan de verschillende functies toegerekend. Daar waar dit problemen oplevert, zal dit aangegeven worden.
3.4.2 Drukkerij Aantal bedrijven en werknemers op functieniveau In tabel 3.11 is het aantal bedrijven gegeven dat zich met een bepaald drukproces bezighoudt. Optelling komt op ongeveer 120% van het aantal bedrijven uit, omdat sommige meer dan één druktechniek in huis hebben. Het aantal werknemers telt wel op tot 100%. Vellen-offset wordt merendeels bij kleine drukkerijen toegepast, de overige drie technieken voornamelijk in grote drukkerijen.
42
Indeling in segmenten en functies
Tabel 3.11: Verdeling van druktechniek over bedrijven en werknemers [23]
Aantal bedrijven in 1993 Aantal bedrijven in 1994 Aantal werknemers in 1994
Vellenoffset
Rollenoffset
1884 1872 26416
74 81 8287
Hoogdruk Diepdruk
82 73 1946
19 17 2339
Hoogdruk is nog in vrij veel drukkerijen aanwezig, maar het aandeel in de totale produktie daalt sterk (zie tabel A.1 bijlage A). Nadere opsplitsing in al dan niet geforceerd drogen voor rotatiedruk is alleen nodig voor rotatie-offset (bij diepdruk wordt altijd geforceerd gedroogd). Dit betreft het onderscheid tussen het coldset- en heatset-procédé. 26 drukkerijen hadden in 1994 heatset als hoofdactiviteit. Een aantal van deze drukkerijen heeft ook de mogelijkheid van produktie met behulp van het coldset-procédé. Coldset is met name bij dagbladdrukkerijen de hoofdactiviteit. De gegevens uit de bovenstaande tabel betreffen naast illustratie- ook verpakkingsdiepdrukdrukkerijen (SBI-code 26: papier- en papierwarenindustrie). De gegevens komen uit het ledenbestand van het KVGO. In de produktiestatistieken van de grafische industrie [3] is alleen illustratiediepdruk opgenomen (zie tabel 3.12). Tabel 3.12: Aantal (illustratie-)diepdrukdrukkerijen en werknemers (bedrijven >20 werknemers) [3]
Aantal bedrijven Aantal werknemers
1988
1989
1990
1991
1992
10 3038
10 3055
10 3015
10 2689
10 2477
Nuttig voor NEEDIS is categoriale indeling van het grafisch personeel. In tabel 3.13 is deze indeling weergegeven op grond van gegevens uit het ledenbestand van het KVGO. De indeling vormt een afspiegeling van het personeelsbestand van prepress, drukkerij en afwerking tezamen. Tabel 3.13: Categoriale indeling grafisch personeel in 1994 [29] Aantal personen (absoluut) Totaal aantal werkzame personen1 waarvan: - kantoorpersoneel - grafisch personeel - overig personeel 1
52723,75 13385,50 35279,50 4058,75
Inclusief deeltijdwerkers naar ratio: minder dan 18 uur per week 25%, meer dan 18 uur per week 75%.
43
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Het grafisch personeel bestaat voor een deel uit personen die ook in een kantoorachtige situatie werken, zoals beeldschermbewerkers (prepress-fase). Het overig personeel, onder andere schoonmakers, kantinepersoneel, portier, is moeilijk te scheiden in hetzij kantoor- hetzij grafisch personeel.
Economische aspecten op functieniveau Het KVGO houdt jaarlijks per druktechniek de totale omzet bij. Tabel 3.14 geeft hiervan een overzicht. Gegevens uit de tabel zijn door het KVGO aanvullend geschat voor bedrijven met minder dan 20 werknemers. Ook het CBS verzamelt omzetgegevens naar druktechniek. Deze cijfers worden weergegeven in tabel A.1 van bijlage A. Het CBS verzamelt alleen omzetgegevens van bedrijven met meer dan 20 werknemers. Het verschil met de KVGO gegevens wordt tevens veroorzaakt door het feit dat het KVGO de SBI codering niet als uitgangspunt van gegevensverzameling neemt. Tabel 3.14: Omzetgegevens naar druktechniek (mln gld, lopende prijzen) [6] Druktechniek Offset vellen rollen Hoogdruk vellen rollen Diepdruk Overig Totaal
1988
1989
1991
1992
1993
3360 1715
3520 2060
4810 2400
5350 2450
5150 2400
145 1145 715 70 7150
80 930 910 150 7650
100 730 950 190 9180
100 640 920 190 9650
100 600 950 190 9390
Omdat diepdrukbedrijven in tegenstelling tot offset-bedrijven altijd geforceerd drogen zijn de gegevens van deze bedrijven op de gewenste manier beschikbaar. In tabel 3.15 staan enkele relevante economische grootheden. Tabel 3.15: Economische cijfers van diepdruk (mln gld, lopende prijzen; bedrijven >20 werknemers) [3]
Produktiewaarde Verbruikswaarde waarvan energiekosten Toegevoegde waarde
1988
1989
1990
1991
1992
772,8 469,9 10,2 302,9
850,6 531,9 10,5 318,7
906,6 584,4 11,5 322,2
895,3 602,9 11,6 292,4
878,7 585,2 11,6 293,6
Fysieke prestatie Een logische maat voor de fysieke prestatie van drukkerijen is het aantal kilogram papier dat verbruikt wordt. In de tabellen 3.16 en 3.17 staan deze verbruikscijfers voor grote en middelgrote ondernemingen.
44
Indeling in segmenten en functies
Bij vellen-offset gaat ongeveer 7-8% van het papier verloren aan inschiet (voorproduktie), terwijl de afwerkingsverliezen op kunnen lopen tot 25% [17]. Bij krantedruk gaat ongeveer 4,5% (inclusief inschiet) van het gebruikte papier verloren [12]. De reden dat de verliezen bij rotatiedruk kleiner zijn dan bij vellendruk zit in het feit dat de rotatieprocessen meer gestandaardiseerd zijn. Tabel 3.16: Papierverbruik [mln kg] van bedrijven met 50 of meer werknemers [3] 1989
1990
1991
1992
Rollen papier waarvan: - offset - diepdruk - hoogdruk - kettingformulieren1 + overig drukwerk
833,8
862,7
900,6
860,2
433,5 185,1 149,0 66,2
463,7 196,6 140,1 62,3
493,9 230,9 114,3 61,5
512,6 215,9 76,6 55,2
Vellen papier waarvan: - offset - hoog-, diep- en zeefdruk
155,4
166,3
171,9
154,5 0,9
165,7 0,7
171,2 0,8
1
Druktechniek meestal rotatie-offset.
Tabel 3.17: Papierverbruik [mln kg] van bedrijven met 20-49 werknemers [3] 1989
1990
1991
48,3
60,7
42,6
30,9 7,0 7,2 3,1
41,3 6,3 9,7 3,4
27,6 5,6 3,4 6,0
Vellen papier 110,6 waarvan: - offset 106,3 - hoogdruk 3,1 - kettingformulieren, zeef- en overige druk 1,2
125,4
131,1
120,1 3,2 2,1
126,3 3,0 1,8
Rollen papier waarvan: - offset - hoogdruk - kettingformulieren - diep- en zeefdruk
1992
Na 1991 wordt van bedrijven met 20-49 werknemers gegevens betreffende het papierverbruik niet meer verzameld (hoeveelheid en waarde). Bij rotatie-offset wordt geen uitsplitsing gegeven van papierverbruik ten behoeve van coldset of heatset produktie. Vellen papier ten behoeve van offset-produktie is veruit het belangrijkst voor de middelgrote bedrijven.
45
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Andere grootheden voor bepaling van de fysieke prestatie bij drukprocessen zijn (het gebruik van): 1. inkt (alle processen) 2. tolueen (diepdruk) 3. IPA (vellen-offset, coldset en heatset) 4. aantal eenheden produkt. Voor de eerste optie geldt hetzelfde als voor papier: het specifiek energiegebruik van een bepaald proces is goed te bepalen en het verloop in de toekomst goed te volgen. Onderling vergelijk tussen processen kan niet, omdat het aantal inkten dat gebruikt wordt zeer divers is. Momenteel wordt alleen de waarde van de gebruikte inkt verzameld en niet het aantal liters (met daaraan gekoppeld een onderscheid naar drukprocédé). Voor opties 2 en 3 geldt dat deze grootheden al gerelateerd zijn aan een specifiek proces. In het kader van milieudoelstellingen is het niet onwaarschijnlijk dat juist deze getallen bijgehouden gaan worden (zekerheid hierover kan niet gegeven worden), wat het aantrekkelijk maakt het specifiek energiegebruik op grond van deze getallen te bepalen. Mogelijk nadeel is, dat deze koolwaterstoffen op grond van de milieudoelstellingen op de (middel)lange termijn vervangen kunnen worden: waterloze offset zonder IPA en waterige inkten bij diepdruk ter vervanging van tolueen. Wanneer die ontwikkelingen zich sterker doorzetten dan zich nu laat aanzien moet over een aantal jaar voor een andere maat voor fysieke prestatie gekozen worden, wat uiteraard niet handig is. Probleem met optie 4 is het feit dat de omvang samenstelling van de verschillende produkten zeer divers is, zelfs binnen één produktgroep. Daarnaast zijn niet alle produktgroepen even makkelijk in eenheden produkt op te splitsen (b.v. reclamedrukwerk).
Energiegebruik op functieniveau In tabel 3.18 is voor een aantal soorten drukkerijen het energiegebruik uitgesplitst naar drager op basis van CBS gegevens [9]. Dagbladdrukkerijen, hoogdrukdrukkerijen en diepdrukdrukkerijen vallen alle onder de groep rotatiedruk. De overige drukkerijen (o.a. zeefdruk, reliëfdruk, staaldruk) werken voornamelijk met vellendruk. Offset omvat zowel vellen-offset-drukkerijen als heatset (en coldset) drukkerijen. Tabel 3.19 geeft het verbruikssaldo voor drukkerijen (inclusief bedrijven <20 werknemers) zoals gegeven in het Berenschot-rapport [14]. De cijfers hebben betrekking op het ledenbestand van het KVGO (exclusief de verpakkingsdrukkerijen). Het verbruikssaldo van de drukkerijen op grond van deze gegevens is ongeveer 3,3 PJ tegenover 3,6 PJ op grond van CBS gegevens (verbruikssaldo energie totale sector (bedrijven >1 werknemers) in 1992 4,5 PJ [9], waarvan naar schatting 80% door drukkerijen; zie ook 2.3.1). Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het CBS meer gasverbruik registreert bij diepdruk- en overige drukkerijen dan het KVGO. Op de verschillen tussen CBS en KVGO gegevens wordt in paragraaf 4.1 nader ingegaan.
46
Indeling in segmenten en functies
Tabel 3.18: Verbruikssaldo energie drukkerijen in 1992 (bedrijven >20 werknemers) op basis van CBS gegevens [9] Elektriciteit [TJ]
Aardgas [TJ]
Overige dragers [mln gld]
266 62 800 249 20
171 75 897 486 33
1,269 0,018 0,786 0,053 0,001
Dagbladdrukkerij Hoogdrukdrukkerij Offset-drukkerij Diepdrukdrukkerij Drukkerij n.e.g.
Tabel 3.19: Verbruikssaldo energie [TJ] drukkerijen op basis van door het KVGO verstrekte gegevens (KVGO-leden) [14] Elektriciteit 1989 1993 Vellen-offset-drukkerij Rotatie-offset-drukkerij Diepdrukdrukkerij Zeefdrukdrukkerij Drukkerij n.e.g.
962 454 324 44 142
Gas 1989 1993
937 426 311 43 124
704 368 352 35 153
574 327 321 29 129
In figuur 3.2 wordt het energiegebruik van in bovenstaande tabel genoemde drukkerijen uitgesplitst naar functie (E staat voor elektriciteit, G voor gas). Drukkerij E: 1843 TJ G: 1421 TJ
Algemeen
Prepress
Drukken
Afwerking
Overig proces
E: 332 TJ G: 818 TJ
E: 109 TJ
E: 939 TJ G: 474 TJ
E: 339 TJ
E: 124 TJ G: 129 TJ
Vellendruk
Rotatiedruk
E: 450 TJ
E: 489 TJ G: 474 TJ
Vellen-offset
Zeefdruk
Coldset
Geforceerd drogen
E: 428 TJ
E: 22 TJ
E: 140 TJ
E: 349 TJ G: 474 TJ
Heatset
Diepdruk
E: 103 TJ G: 192 TJ
E: 246 TJ G: 282 TJ
Figuur 3.2: Schatting van het verbruikssaldo energie voor de verschillende functies van het segment ‘drukkerij’ (KVGO-ledenbestand exclusief verpakkingsdrukkerijen)
47
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Deze schatting is gemaakt op grond van gegevens uit het Berenschot rapport [14]. 30 bedrijven, waarvan de meeste drukkerijen, zijn onderzocht op energiegebruik. Uitgangspunt hierbij was het energiegebruik per functie per werkzame persoon. Aan de hand van de uitkomsten zijn zogenaamde modelondernemingen gevormd die vervolgens zijn opgeschaald tot bedrijfstakniveau (kwantitatief goed aansluitend op een nulmeting die in 1993 door het KVGO is uitgevoerd onder 247 bedrijven). Aangezien het voor NEEDIS met name interessant is het energiegebruik van de verschillende functies op bedrijfstakniveau te geven, zijn de gegevens uit het rapport (cijfers 1993) opnieuw bewerkt. Het bleek mogelijk de schatting te maken die in de figuur gegeven is. Benadrukt dient te worden dat de gegeven getallen indicatief zijn. Het maken van schattingen van het aandeel geforceerd drogen bij vellendruk is moeilijk. Naast de zeefdrukbedrijven die altijd geforceerd drogen, maken veel bedrijven bij het vervangen van oude persen de overstap naar persen met IR-droging vanwege de hoge produktiesnelheid die dan gehaald kan worden [17]. Opgemerkt moet worden dat het ‘algemeen’ energiegebruik sterk afhankelijk is van de grootte van de drukkerij en van het al dan niet terugwinnen van proceswarmte (zie ook tabel D.6 en D.7 van bijlage D). Op basis van de schatting uit de figuur en de procentuele verdeling van het energiegebruik per functie gegeven in bijlage D [14] is het mogelijk een indicatie te geven van de verdeling (in %) van het energiegebruik van verschillende modeldrukkerijen. De percentages zijn gebaseerd op de energiegebruikscijfers van 1993.
Vellen-offset-drukkerij Elektriciteit 8% prepress 43% apparatuur ten behoeve van drukken 2% blaaslucht/vacuüm 30% afwerking 3% niet-procesgebonden apparatuur 2% ventilatie/ruimteverwarming 2% koeling 10% verlichting Gas 100% ruimteverwarming (warm tapwater verwaarloosd)
Rotatie-offset-drukkerij Elektriciteit 5% prepress 2% vellen-offset 21% apparatuur ten behoeve van heatset-drukken 3% perslucht (heatset) 1% ventilatie (heatset) 1% koeling (heatset) 29% apparatuur ten behoeve van coldset-drukken 4% perslucht (coldset) 7% afwerking
48
Indeling in segmenten en functies
5% niet-procesgebonden apparatuur 4% ventilatie (niet-procesgebonden)/ruimteverwarming 18% verlichting Gas 59% drogen (heatset) 41% ruimteverwarming (warm tapwater verwaarloosd)
Diepdrukdrukkerij Elektriciteit 2% prepress 58% apparatuur ten behoeve van diepdrukken 4% perslucht 13% ventilatie (diepdruk) 4% koeling 7% afwerking 2% niet-procesgebonden apparatuur 1,5% ventilatie (niet-procesgebonden)/ruimteverwarming 1,5% koeling 7% verlichting Gas 88% drogen (diepdruk) 12% ruimteverwarming (warm tapwater verwaarloosd)
Zeefdrukdrukkerij Elektriciteit 6% prepress 49% apparatuur ten behoeve van diepdrukken 1% blaaslucht 27% afwerking 3% apparatuur 2% ventilatie 2% koeling 11% verlichting Gas 100% ruimteverwarming (warm tapwater verwaarloosd) Bovenstaande percentages betreffen zogenaamde modelbedrijven. Hier zijn kanttekeningen bij te plaatsen: niet alle rotatie-offset kunnen bijvoorbeeld ook heatset drukken, bijvoorbeeld krantendrukkerijen. In dit geval en ook in andere voorbeelden waar het beoogde bedrijf geen juiste afspiegeling vormt van het modelbedrijf zullen andere percentages gevonden worden c.q. gebruikt moeten worden. Als voorbeeld een grote krantendrukkerij [12] (coldset-procédé). Aardgas wordt alleen gebruikt voor ketels, een warmtepomp en een TE-generator (Total Energy) (aangesloten op het computersysteem). Het bedrijf draait 24 uur per dag en heeft ’s nachts gedurende een periode van 2-3 uur een piekvermogensvraag van 4000-6000 kW (hoogste piekvermogen vrijdagnacht). Overdag als de persen niet draaien is het gemiddeld gevraagde vermogen 2000 kW, wat op kan lopen tot 3500 kW, wanneer wel gedrukt wordt. Het elektriciteitsverbruik van de
49
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
computers wordt op 200 kW geschat. Dit leidt tot de volgende schatting van het elektriciteitsverbruik: - 25% voor druk-, vouw- en snijmachines, prepress en expeditie - 3% computers - 72% verlichting, verwarming, ventilatie en overig verbruik. Een andere vrij grote krantendrukkerij laat de volgende verhouding zien van het elektriciteitsverbruik (getallen dateren uit 1981) [28]: - 1% prepress - 14% drukken - 5% expeditie - 45% verwarming, ventilatie - 33% verlichting - 2% diversen.
3.5 Cijfers op installatieniveau Cijfers op installatieniveau zijn in zeer geringe mate beschikbaar. Het ontbreekt echter aan concrete gegevens betreffende de implementatiegraad van verschillende installaties en andere relevante zaken als gemiddelde bedrijfstijd, capaciteit, hoogste en laagste gerealiseerde gebruik, conversierendement en ouderdom.
50
4. GEGEVENSBRONNEN
4.1 Bronnen op segmentniveau Bronnen voor continue (jaarlijkse) gegevensverzameling op segmentniveau zijn: - CBS: Produktiestatistieken Industrie SBI 27.1, 27.2 en 27.3 - CBS: Nederlandse Energiehuishouding tabel 9 - CBS: Samenvattend overzicht van de industrie 1981-1989 - CBS: Enquête van de kleine nijverheid (95% betrouwbaarheidsinterval) - CBS: Jaarlijks onderzoek naar werkgelegenheid en lonen - KVGO: Kerngegevens Grafische Industrie Nederland (KVGO/CBS) - KVGO: Statistische jaaroverzichten (gegevens KVGO-leden). De gekozen indeling in segmenten sluit aan op de standaardbedrijfsindeling van 1974 van de grafische sector. Gegevens van uitgeverijen en afwerking zijn beschikbaar op 3-digit niveau, evenals die van de drukkerijen. Bij deze laatste groep zijn ook (op 4-digit niveau) gegevens opgenomen van de prepress. Scheiden van deze gegevens levert geen problemen op. Eerder in dit verslag is reeds gewezen op het feit de gegevensverzameling van het KVGO (80% dekkingsgraad) niet gelijk is aan die van het CBS. Belangrijkste verschillen zijn: - Het CBS gebruikt SBI 27.1 en 27.3 als uitgangspunt van gegevensverzameling ten behoeve van de grafische industrie, terwijl het eigen ledenbestand als uitgangspunt voor het KVGO dient. - Het KVGO verzamelt ook gegevens van zelfstandigen (0 werknemers), zover aangesloten. Het CBS doet dit niet per sector, maar schat het aandeel van de zelfstandigen voor alle sectoren tezamen [1]. - Een aantal verpakkingsdrukkerijen zijn lid van het KVGO en worden op grond daarvan meegenomen in de statistieken. Bij het CBS vallen de gegevens van de verpakkingsdrukkerijen onder die van de papier- en papierwarenindustrie (SBI’74 code 26). Uitgeverijen zijn georganiseerd in een groot aantal branche-organisaties, zoals de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond (KNUB), de Vereniging Nederlandse Dagbladpers (NDP) en de Nederlandse Organisatie van TijdschriftUitgevers (NOTU). Statistische gegevens van de leden worden niet bijgehouden (niet openbaar). Jaarverslagen van de grote concerns zijn qua informatievoorziening het hoogste geaggregeerde niveau. Ook kunnen gegevens opgevraagd worden bij de Kamer van Koophandel (geldt ook voor de andere segmenten). Een eenmalig onderzoek naar het gebruik van warmte/kracht en de winning van energie binnen sectoren betreft de Nationale Energierekening van het CBS uit 1991.
51
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
4.2 Bronnen op functieniveau Gegevens op functieniveau zijn te verkrijgen, maar vaak niet in de gewenste vorm Bronnen voor continue (jaarlijkse) gegevensverzameling op functieniveau zijn: - CBS: Produktiestatistieken Industrie SBI 27.1, 27.2 en 27.3 - KVGO: Kerngegevens Grafische Industrie Nederland (KVGO/CBS) - KVGO: Statistische jaaroverzichten (gegevens KVGO-leden). Eenmalig onderzoek op functieniveau betreft de volgende studies: - Berenschot: Eindrapport energiebesparingsmogelijkheden in de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen - IVEM: Load-management in Nederland, doelstelling en praktijk - SPIN: Procesbeschrijvingen industrie: Grafische industrie - RIVM: Verkenning technologische oplossingen voor de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen - ICARUS3 (oktober 1994) - E3T: Opstellen dagbelastingkromme voor confectie-, schoen- en grafische industrie - TNO-MT: Energiebesparingspotentiëlen 2015 - bedrijfsbezoeken bij de Telegraaf, Kunstdrukkerij Mercurius en Roto Smeets de Boer, in het kader van deze sectorrapportage. Opgemerkt moet worden, dat van deze eenmalige onderzoeken alleen dat van Berenschot gegevens op functie- en installatieniveau bevat die voor NEEDIS bruikbaar zijn. De andere onderzoeken geven een goed inzicht in de processen die zich afspelen binnen de grafische industrie, die het mogelijk maken schattingen te geven voor ontbrekende gegevens.
4.3 Bronnen op installatieniveau Zoals eerder aangegeven zijn slechts weinig gegevens beschikbaar van installaties. Eventuele bronnen zijn: - Senter, zover het installaties betreft die gesubsidieerd zijn (worden) - leveranciers van drukpersen, drogers, naverbranders, condensors en ketels; - individuele bedrijven, milieuvergunningen - ERL (gegevens van installaties binnen de grafische sector zijn beschikbaar, maar mogen niet openbaar gemaakt worden) - NOVEM, IDEE-disk.
52
5. ADVIES VOOR MONITORING
5.1 Milieubeleidsovereenkomst Huidige en toekomstige ontwikkelingen op milieugebied, zoals beschreven in paragraaf 2.4 zullen intensief gevolgd moeten worden vanwege de gevolgen die de gestelde milieu-eisen inhouden voor het energiegebruik. Wat betreft de meerjarenafspraak energie dient het volgende opgemerkt te worden: als monitoring instrument ter bepaling van het specifiek energiegebruik is op grond van het onderzoek uitgevoerd door Berenschot gekozen voor de implementatiegraad van besparende technieken c.q. maatregelen. Het energiegebruik wordt op die manier losgekoppeld van een fysieke grootheid5. Uitgeverijen zijn momenteel nog niet gebonden aan een meerjarenafspraak energie. Geadviseerd wordt de uitgeverijen te betrekken bij energiebesparingsprogramma’s van andere zakelijke dienstverlening zoals het bank- of verzekeringswezen.
5.2 Branche-vervaging In dit rapport is reeds aandacht besteed aan de ontwikkelingen die gaande zijn op het gebied van multi-media, de automatisering van de bestaande technologieën, de opkomst van digitale druktechnieken en de daarmee gepaard gaande gevolgen, zoals een verschuiving van werk naar andere branches en een verschuiving in personeelsbehoefte. Hoewel op dit moment moeilijk te kwantificeren, dienen deze ontwikkelingen goed gevolgd te worden vanwege te verwachten veranderingen in het energiegebruik van de sector als gevolg van deze ontwikkelingen.
5.3 Overige aspecten De concentratievorming bij dagblad- en diepdrukdrukkerijen en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor aanvoer van grondstoffen en verspreiding van produkten moet goed gevolgd worden, evenals de bestaande overcapaciteit (onder andere bij heatset) die voor verschuivingen tussen verschillende druktechnieken kan zorgen. Veranderingen in het grafisch produktpakket, het toenemend gebruik van kleuren, de vraag naar kleinere oplagen, invloeden van buitenaf als het verpakkingenconvenant en anti-reclamecampagnes zijn eveneens zaken die gemonitord dienen te worden. Een laatste aspect voor monitoring is de toenemende concurrentie met het buitenland.
5
Dit is gedaan, omdat het moeilijk blijkt één maat als fysieke prestatie te kiezen die voor alle functies gebruikt kan worden; hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5.4.1 en 5.4.2
53
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
5.4 Benodigde gegevens In voorgaande paragrafen is gesproken over besparings- en structuureffecten. Om deze twee effecten en daarnaast ook de volume-effecten die binnen de sector optreden goed te kunnen volgen dienen een aantal gegevens verzameld te worden.
5.4.1 Gegevens op segmentniveau Op segmentniveau dienen jaarlijks die relevante gegevens verzameld te worden die genoemd worden in de Opzet NEEDIS sectorrapportages [30] en inmiddels van veel sectoren zijn opgenomen in de NEEDIS-gegevensbank. De meeste van deze gegevens staan in de Produktiestatistieken van het CBS. Gegevens van het energiegebruik van de gespecialiseerde prepress (overige gegevens van de prepress zijn beschikbaar op 4-digit niveau) kunnen tegen betaling opgevraagd worden bij het CBS. Daarnaast moet jaarlijks de deflator van de grafische sector bijgehouden worden. Gegevens over energie-omzettingen (hoofdzakelijk warmte/kracht-koppeling) ontbreken. Deze zouden in de toekomst verzameld moeten worden. Voor de standaard-energiefuncties van de vier segmenten dienen de volgende relevante grootheden verzameld te worden om het specifiek energiegebruik te monitoren: - bruto vloeroppervlak (m2) : iedere 5 jaar - bruto gebouwinhoud (m3) : iedere 5 jaar - aantal werkzame personen : jaarlijks.
5.4.2 Gegevens op functieniveau Gegeven de gekozen indeling in functies (zie figuur 3.1) moeten een aantal gegevens verzameld worden. Tot 1993 zijn voor diepdruk en gedeeltelijk coldset (dagbladdrukkerijen) relevante gegevens te halen uit de Produktiestatistieken. Offset wordt als groep bij elkaar genomen zonder nader onderscheid in heatset, coldset en vellendruk. Het KVGO houdt jaarlijks gegevens bij van omzet naar druktechniek zonder rotatie-offset nader op te delen in heatset en coldset. Voor een goede monitoring op functieniveau is het noodzakelijk dat een dergelijk onderscheid wel gemaakt wordt. Relevante gegevens die jaarlijks verzameld zouden moeten worden zijn: - aantal bedrijven en werknemers; - produkie-, verbruiks- en toegevoegde waarde - energiekosten - deflator - energiegebruik gesplitst naar drager - papierverbruik (kg) naar drukproces en de papierprijzen.
54
Advies voor monitoring
Met behulp van de gegevens van het papierverbruik naar druktechniek en het energiegebruik naar drukfunctie kan het specifiek energiegebruik bepaald en gemonitord worden (waarbij structuureffecten zoals gebruik van zwaardere papiersoorten en toenemend gebruik van kleuren nauwkeurig in de gaten moeten worden gehouden). Voor de functie afwerking is het verbruik van papier eveneens een geschikte maat om het specifiek energiegebruik te monitoren (met inachtneming van structuureffecten). Moeilijker ligt het voor de functie prepress vanwege de diversiteit van de processen. Het lijkt verstandig voor deze functie het aantal werkzame personen binnen die functie als uitgangspunt te nemen (waarbij dus duidelijk moet zijn hoeveel mensen binnen de drukkerij zich bezighouden met de prepress). Vanaf 1993 zijn de Produktiestatistieken als bron op functieniveau niet meer bruikbaar als gevolg van de nieuwe standaardbedrijfsindeling (SBI’93) die aansluit op de internationaal gehanteerde standaard. Het jaarlijks verzamelen van de benodigde gegevens uit de produktiestatistieken is niet meer mogelijk om de volgende redenen: - Onderscheid wordt gemaakt in produkten en niet meer in druktechnieken. - Gegevens worden verzameld naar hoofdactiviteit. Voor drukkerijen die gebonden zijn aan een uitgeverij betekent dit, dat het energiegebruik van de drukkerij wordt toegerekend aan de uitgeverij (wat overigens extra complicaties geeft als de drukkerij voor derden drukt om stilstand van de persen te voorkomen).
5.4.3 Gegevens op installatieniveau Van de volgende installaties dienen gegevens (bijvoorbeeld door middel van enquêtering) verzameld te worden: - drukpersen (onderscheid tussen kleur en zwart/wit) - drogers - naverbranders - condensors - warmteterugwininstallaties/warmtewisselaars - warmte/kracht-installaties - ketels. Deze gegevens betreffen: - ouderdom van de apparatuur - opgestelde capaciteit (in MW en in maximale produktiehoeveelheid) - gerealiseerde besparingsmogelijkheden - potentiële besparingsmogelijkheden - gemiddelde bedrijfstijd - conversierendementen - hoogste en laagste gerealiseerde gebruik. Drukpersen worden afhankelijk van het bedrijf tussen de 8 [17] en 12,5 [12] jaar vervangen. Voor het monitoren van de installatiegegevens is vijf jaar een goed uitgangspunt.
55
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Voor besparingsopties die niet door middel van aanpassingen aan deze installaties bereikt kunnen worden (energiezuinige verlichting, isolatie) dienen ook de inmiddels gerealiseerde besparingen en het besparingspotentieel bijgehouden te worden (eveneens door middel van enquêtering). Vervanging van oude verlichting door energiezuinige gebeurt bij de meeste bedrijven routinematig [12,15].
56
REFERENTIES
[1] Persoonlijke mededeling van dhr. Vonken van het CBS. [2] Artikelen uit tijdschrift ‘Graficus’ (jaargang 1993) en ‘Graficus magazine’ (1993 en 1994). [3] CBS: Produktiestatistieken industrie 1988-1992 (SBI’74 27). Voorburg/Heerlen. [4] CBS: Produktiestatistieken industrie 1991-1992, (SBI’74 26). Voorburg/Heerlen. [5] Handboek van de Nederlandse Pers en Publiciteit deel 2. Schiedam, 1994. [6] KVGO, CBS: Kerngegevens Grafische Industrie Nederland. Amstelveen, maart 1989-1994. [7] KVGO: Perspectieven voor een branche in beweging: samenvatting van een rapport naar de gevolgen van technologische ontwikkeling voor de Nederlandse grafische industrie. Amstelveen, 1994. [8] F. Blauwendraat, J. van Dalen: Papier en papierprodukten in de Nederlandse economie, 1990. CBS, Hoofdafdeling Nationale Rekeningen, Voorburg/Heerlen, oktober 1993 [9] CBS: De Nederlandse Energie Huishouding. Diverse jaarcijfers, Voorburg/Heerlen. [10] CBS: Nationale Energierekening. Voorburg/Heerlen, 1991. [11] C.H.A. Quarles van Ufford, H. Gels: Procesbeschrijvingen Industrie: Grafische Industrie (SPIN), RIVM, RIZA, DGM. Februari 1994 (basisjaar 1989/1990). [12] Persoonlijke mededeling van dhr. Taphoorn (adjunct-directeur Telegraaf). [13] K. Blok, K. Burges, J.M. Bais, A.W.N. van Dril: De NEEDIS structuur. NEEDIS, Petten, september 1994. [14] D.N. Hoytema et al.: Eindrapport energiebesparingsmogelijkheden in de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen. Berenschot, april 1995. [15] J. Bloot: Chemische stoffen in offset-drukkerijen, Centraal Bureau voor Grafische Bedrijven. Amstelveen, 1989. [16] J.P.A. Lijzen, A.W.H.M. Hoogenkamp: Verkenning technologische oplossingen voor de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen. RIVM, 1992. [17] Persoonlijke mededeling van dhr. Woudt (directeur Mercurius Kunstdrukkerij). [18] Novem: IDEE-disk. Tweede versie, 1994. [19] J.G. de Beer, M.T. van Wees, E. Worrell, K. Blok: ICARUS-3, The Potential of Energy Efficiency Improvement in the Netherlands up to 2000 and 2015. Vakgroep Natuurwetenschap & Samenleving, Universiteit Utrecht, oktober 1994. [20] F.P.M. Spruit: Optimalisering van energiegebruik, milieu en arbeidsomstandigheden bij rotatie-offset. Uit: Verwarming en Ventilatie, mei 1994 nr. 5 p. 365-367. [21] CBS: Standaardbedrijfsindeling (SBI 1993). Overzicht en schakelschema’s, Voorburg/Heerlen, 1992. [22] CBS: Jaarlijks onderzoek naar werkgelegenheid en lonen. Voorburg/Heerlen, 1993. [23] KVGO: Jaarverslag 1993. Amstelveen, 1994. [24] CBS: Enquête kleine nijverheid, 1990-1992 (tabel 12 NEH). Voorburg/Heerlen.
57
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
[25] CBS: Tabel 3.2.1 maandstatistieken van de prijzen: produktie indexcijfers afzet nijverheid. [26] CBS: Samenvattend overzicht van de industrie, 1981-1989. Voorburg/Heerlen. [27] A.G. Melman et al.: Energiebesparingspotentiëlen 2015. Eindrapport, TNO-MT, Apeldoorn, 1990 [28] J. Oude Lohuis, D. de Weger: Load-management in Nederland, doelstelling en praktijk. IVEM, Groningen, 16 november 1985. [29] KVGO ledenbestand 1994. [30] J.M. Bais: Opzet NEEDIS sectorrapportages. NEEDIS, Petten, 1995. Verder is gebruik gemaakt van: - KVGO, Handboek milieumaatregelen grafische industrie, Amstelveen, 1993. - E3T, Opstellen dagbelastingkromme voor de confectie-, schoen- en grafische industrie, Woubrugge, 2 april 1991.
58
BIJLAGE A: GEGEVENS GRAFISCHE PRODUKTEN
Tabel A.1: Omzet grafische produkten naar druktechniek (lopende prijzen), bedrijven >20 werknemers [3] Rollenoffset [mln gld] [%] Totaal produkten1 1989 1990 1991 1992
Vellen offset [mln gld] [%]
Rollenhoogdruk [mln gld] [%]
Overige procédés2 [mln gld] [%]
2136,3 2315,7 2410,8 2488,3
34 34 33 34
2650,8 2870,4 3065,6 3161,2
42 42 43 44
651,1 647,2 608,8 500,2
10 9 8 7
Dagbladen 1989 1990 1991 1992
628,1 698,1 750,9 x
66 69 x x
0 0,9 x x
0 0 x x
324,8 310,3 288,4 x
34 31 x x
0 0 x x
0 0 x x
Tijdschriften 1989 1990 1991 1992
352,7 390,7 409,8 453,5
29 31 32 36
374,0 369,9 368,1 350,9
31 29 29 28
1,0 0,7 1,6 0
0 0 0 0
482,1 494,9 496,1 454,9
40 39 39 36
Boeken 1989 1990 1991 1992
135,3 136,0 138,6 136,5
x x x x
333,8 336,7 330,4 326,7
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
21,0 18,2 19,2 28,6
6 5 5 7
158,4 170,0 177,3 176,5
42 43 43 41
183,2 192,3 183,8 197,1
48 48 45 45
15,7 18,5 29,8 31,5
4 5 7 7
x x x x
x x x x
65,0 54,6 54,6 x
49 40 38 41
5,3 5,3 x x
4 4 x x
x x x x
x x x x
Ketting- en snapout-formulieren4 1989 343,8 x 1990 362,3 x 1991 335,7 x 1992 318,1 x
3,8 4,7 5,3 7,0
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
Reclamedrukwerk (totaal) 1989 296,2 20 1990 336,6 20 1991 367,6 19 1992 286,1+x x
914,6 1014,5 1169,3 1308,5
62 61 60 63
2,4 3,0 0,8 0
0 0 0 0
275,4 332,8 348,2 288,5
80 84 79 81
10,7 8,4 10,3 12,6
3 2 2 4
Etiketten en labels3 1989 1990 1991 1992 Waardepapieren 1989 1990 1991 1992
Overig drukwerk5 1989 1990 1991 1992 1 2 3 4 5
39,9 23,4 37,3 16,3
12 6 9 5
934,6 998,0 1112,2 1086,9
15 15 16 15
273,4 18 284,2 17 396,0 20 300,3+x x 16,2 33,6 43,1 38,6
5 8 10 11
Totale verkoop grafische produkten inclusief drukwerk op door opdrachtgevers aangeleverd materiaal. Vellen hoogdruk, diepdruk, zeefdruk en overige drukprocédés. Etiketten en labels vallen onder verpakkingsdrukwerk en hebben daarin het grootste aandeel. Grootste deel van produktgroep formulieren. Overig drukwerk niet nader gespecificeerd.
59
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Opmerking bij tabel A.1 Niet alle grafische produkten staan in deze tabel. De afzonderlijke produkten tellen dus niet op tot ‘Totaal produkten’ op de eerste vier regels. Gegevens die geheim zijn worden aangegeven met het symbool ‘x’. De gegevens uit de tabel betreffen omzetcijfers inclusief verkopen op door opdrachtgevers geleverd papier. Tabel A.2: Omzet [mln gld] drukkerijen met meer dan 20 werknemers [3] Grafische produkten1 Dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen Tijdschriften Boeken en jaarverslagen Verpakkingsdrukwerk Waardepapieren Kantoor- en familiedrukwerk Formulieren Reclamedrukwerk Overig drukwerk2 Prepress-produkten3 Overige produkten4 1 2
3 4
1989
1990
1991
1992
1334,5 1126,2 479,0 700,3 90,9 152,1 473,3 1449,7 360,7 337,9 113,4
1402,2 1192,8 483,7 741,8 92,1 182,6 499,0 1624,4 422,9 354,8 92,5
1420,4 1216,8 487,8 782,2 98,6 186,8 449,5 1886,5 460,1 411,1 91,7
1385,6 1175,4 477,6 805,3 121,1 213,1 435,3 2021,7 374,7 407,4 107,8
Vervaardigd op zelfingekochte materialen. Kalenders, cartografisch, topografisch drukwerk, platen, reprodukties, overig drukwerk niet nader gespecificeerd. Onder andere fotolitho’s, machineplaten voor offset, beelddragers voor diepdruk, lood- en filmzetwerk. Onder andere fotokopieën, lichtdrukken, papierafvallen drukkerijen.
Tabel A.3: Door uitgeverijen uitgegeven grafische produkten (‘x’= geheim), bedrijven >20 werknemers [3] Uitgaven
Dagbladen Nieuwsbladen Huis-aan-huisbladen Opiniebladen Publieksbladen Vakbladen Overig Boeken Overig drukwerk Andere media
60
Hoeveelheid [mln] 1989 1990 1991 1992 1470,0 1508,2 1488,1 1451,0 30,4 27,9 26,1 25,3 995,8 1057,9 897,1 836,3 21,6 20,6 15,4 x 239,2 261,7 270,4 270,5 95,0 91,3 98,8 93,7 150,0 141,7 134,3 201,1 71,2 80,5 81,5 83,9 -
Waarde [mln gld] 1989 1990 1991
1992
3165,4 3333,7 3382,5 3290,7 59,9 60,4 53,6 50,9 476,7 501,4 533,9 494,5 76,5 72,0 66,4 x 644,0 663,5 731,2 753,0 808,2 870,5 973,2 971,7 337,5 338,3 336,2 451,1 1159,7 1277,0 1325,7 1330,6 310,9 205,1 246,2 446,9 49,8 48,1 44,9 130,4
Gegevens grafische produkten
Tabel A.4: Grootste landelijke dagbladen [5] Dagblad
Oplage
Organisatiestructuur1
Algemeen Dagblad NRC Handelsblad Het Parool3 De Telegraaf Trouw3 De Volkskrant3
413.900 261.700 101.500 743.000 120.500 354.600
Redactie, uitgeverij, drukkerij gescheiden2 Redactie, uitgeverij, drukkerij gescheiden2 Uitgeverij en drukkerij gescheiden Uitgeverij en drukkerij gezamenlijk Uitgeverij en drukkerij gescheiden Uitgeverij en drukkerij gescheiden
1 2
3
Als de redactie niet genoemd wordt valt deze onder de uitgeverij. Uitgeverij en drukkerij vallen beide onder Nederlandse Dagblad Unie (NDU), maar hebben aparte vestigingen. Perscombinatie verzorgt het drukwerk.
Tabel A.5: Grootste regionale dagbladen [5] Dagblad
Oplage
Organisatiestructuur1
Brabants Dagblad Dagblad Tubantia Eindhovens Dagblad De Gelderlander Haagsche Courant Leeuwarder Courant De Limburger Nieuwsblad van het Noorden Rotterdams Dagblad De Stem Twentsche Courant Utrechts Nieuwsblad
106.500 155.775 130.400 184.586 151.038 111.115 142.955 142.563 117.480 110.070 153.775 105.420
Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij Uitgeverij
1 2 3 4
en en en en en en en en en en en en
drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij drukkerij
gescheiden2 gezamenlijk3 gescheiden2 gezamenlijk gezamenlijk gezamenlijk gezamenlijk gezamenlijk gescheiden4 gezamenlijk gezamenlijk3 gezamenlijk
Als de redactie niet genoemd wordt valt deze onder de uitgeverij. Uitgeverij en drukkerij vallen beide onder Brabant Pers, maar hebben aparte vestigingen. Twentsche Courant en Dagblad Tubantia vallen onder dezelfde organisatie. Uitgeverij en drukkerij vallen beide onder Nederlandse Dagblad Unie (NDU), maar hebben aparte vestigingen.
Opmerking bij tabel A.4 en A.5 De in de tabellen genoemde dagbladen worden alle met rotatie-offset gedrukt.
61
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Tabel A.6: Grootste tijdschriften [5] Tijdschrift C1000 Magazine (Unigro) Allerhande1 (Albert Heyn)
Oplage
Frequentie
1.500.000 1.900.000
Drukprocédé
10× per jaar 1× per maand
diepdruk diepdruk
Story2 Weekend1 Privé3
404.634 371.454 474.297
1× per week 1× per week 1× per week
diepdruk diepdruk diepdruk
Margriet2 Libelle2
520.736 759.683
1× per week 1× per week
diepdruk diepdruk diepdruk diepdruk diepdruk diepdruk diepdruk heatset diepdruk diepdruk
Avrobode4 Mikrogids5 NCRV-gids4 Televizier2 Troskompas3 Veronica6 TV Studio5 VARA TV Magazine
843.741 425.892 456.137 266.907 612.125 1.158.980 254.116 548.868
1× 1× 1× 1× 1× 1× 1× 1×
Kampioen3 (ANWB)
3.100.000
1× per maand
diepdruk
1× per week
diepdruk
Donald Duck5 1 2 3 4 5 6
358.401
per per per per per per per per
week week week week week week week week
Drukkerij Rotogravure Etten, Etten Leur. Nederlandse Diepdruk Industrie, Deventer. Drukkerij Biegelaar en Jansen, Maarssen. Drukkerij de Boer, Hilversum. Drukkerij NRM, Haarlem. Drukkerij Boekhoven Bosch, Utrecht.
Opmerking bij tabel A.6 De uitgeverijen van de verschillende tijdschriften staan los van de drukkerijen. Tabel A.7: Waarde van de invoer van grafische produkten, exclusief papierwaren die in zeer geringe mate bedrukt zijn [mln gld, lopende prijzen] [6] Produktgroep Kranten, bladen, tijdschriften Boeken, brochures Reclamedrukwerk Verpakkingsetiketten Kettingformulieren Overig drukwerk1 1
1987
1988
1989
1990
1991
1992
172 460 302 55 47 210
-
163 541 380 67 59 263
170 563 410 80 61 302
178 611 443 87 58 286
173 610 483 89 52 294
Kantoor-, familiedrukwerk, kalenders, dozen, tassen, zakken.
62
Gegevens grafische produkten
Tabel A.8: Waarde van de uitvoer van grafische produkten, exclusief papierwaren die in zeer geringe mate bedrukt zijn [mln gld, lopende prijzen] [6] Produktgroep Kranten, bladen, tijdschriften Boeken, brochures Reclamedrukwerk Verpakkingsetiketten Kettingformulieren Overig drukwerk
1987
1988
1989
1990
1991
1992
271 447 302 73 41 247
-
300 602 396 82 57 252
319 605 459 88 50 266
331 630 560 94 55 298
344 668 569 103 41 299
Tabel A.9: Loondiensten [mln gld, lopende prijzen] binnen- en buitenland in de grafische sector voor bedrijven >20 werknemers [3] 1989
1990
1991
1992
Loondiensten uitgeverijen betaald aan Nederlandse drukkerijen Buitenlandse drukkerijen Nederlandse binderijen Buitenlandse binderijen
1776,5 1868,0 1944,1 1850,4 80,91 74,7 84,5 115,51 35,7 39,0 43,7 40,8 1 1 18,0 18,8
Loondiensten drukkerijen betaald aan Prepress Nederland Prepress buitenland Nederlandse drukkerijen Buitenlandse drukkerijen 1
76,3 12,2 158,0 13,4
78,8 9,1 166,4 12,3
71,5 13,9 184,4 10,3
78,7 13,8 167,7 8,7
Buitenlandse drukkerijen en binderijen tezamen.
63
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
64
BIJLAGE B: PAPIERSTROMEN NAAR PRODUKT
Tabel B.1: Globale papierstromen [mln kg] drukkerijen/prepress in 1990 [8] Omschrijving
Verbruik
Grafisch papier en karton
1325,2
Omschrijving Drukwerk voor bladen en tijdschriften Boeken (plano-offset) Cartografisch drukwerk Verpakkingsdrukwerk Kettingformulieren Correspondentie papier Prentbriefkaarten Kalenders Reclamedrukwerk Overig drukwerk Totaal
Aanbod 697,0 80,9 0,5 28,9 81,5 10,2 2,7 6,9 335,2 71,8 1315,6
De totaal waarden stemmen niet overeen met het papierverbruik genoemd in tabel 2.4 (1393,3 mln kg). Dit verschil is voornamelijk toe te schrijven aan het verbruik van papier voor beelddragers (50,7 mln kg), dat in bovenstaande tabel niet meegenomen is. Tabel B.2: Globale papierstromen [mln kg] uitgeverijen in 1990 [8] Omschrijving Drukwerk voor bladen en tijdschriften Boeken (plano-offset) Grafisch papier en karton Totaal
Verbruik 513,1 59,4 98,4 670,9
Omschrijving Dagbladen Huis-aan-huisbladen Tijdschriften Boeken Totaal
Aanbod 351,4 110,5 138,0 69,8 669,7
Tabel B.3: Globale papierstromen [mln kg] binderijen in 1990 [8] Omschrijving Grafisch papier en karton
Verbruik 28,0
Omschrijving Binderijprodukten
Aanbod 39,9
65
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
66
BIJLAGE C: VERBRUIKSONTWIKKELING IN DE TIJD
E = verbruikssaldo elektriciteit, G = verbruikssaldo gas Tabel C.1: Ontwikkeling verbruikssaldo elektriciteit en aardgas ten opzichte van de toegevoegde waarde voor drukkerijen (SBI 27.1 exclusief 27.15/16; bedrijven >20 werknemers; index 1988 = 100)
1988 1989 1990 1991 1992
E [TJ]
E-index
1129 1217 1314 1395 1397
100 108 116 124 124
TW TW-index2 1 [mln gld ] 2590 2758 2940 3118 3232
100 104 108 110 114
G [TJ]
G-index
1228 1299 1479 1708 1663
100 106 120 139 135
Tabel C.2: Ontwikkeling verbruikssaldo elektriciteit en aardgas ten opzichte van de toegevoegde waarde voor uitgeverijen (SBI 27.2; bedrijven >20 werknemers; index 1988 = 100)
1988 1989 1990 1991 1992
E [TJ]
E-index
207 231 209 201 243
100 112 101 97 117
TW TW-index2 1 [mln gld ] 2126 2388 2432 2604 2859
100 110 108 112 122
G [TJ]
G-index
259 251 234 291 306
100 97 90 112 118
Tabel C.3: Ontwikkeling verbruikssaldo elektriciteit en aardgas ten opzichte van de toegevoegde waarde voor gespecialiseerde prepress (SBI 27.15/16; bedrijven >20 werknemers; index 1988 = 100)
1988 1989 1990 1991 1992
E [TJ]
E-index
49 50 57 62 59
100 102 116 127 120
TW TW-index2 1 [mln gld ] 207 230 228 254 265
100 109 104 113 116
G [TJ]
G-index
84 84 55 65 52
100 100 65 77 62
Tabel C.4: Ontwikkeling verbruikssaldo elektriciteit en aardgas ten opzichte van de toegevoegde waarde voor gespecialiseerde afwerking (SBI 27.3; bedrijven >20 werknemers; index 1988 = 100)
1988 1989 1990 1991 1992
1 2
E [TJ]
E-index
84 98 102 109 103
100 117 121 130 123
TW TW-index2 1 [mln gld ] 234 250 258 267 273
100 105 104 105 106
G [TJ]
G-index
104 116 121 140 127
100 112 116 135 122
Lopende prijzen. Gecorrigeerd voor inflatie (zie bijlage F).
67
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
68
BIJLAGE D: BESPARINGSOPTIES EN FUNCTIES
Besparingsopties [14]
Efficiencyverbetering
Elektriciteit Persaandrijving en blaas/vacuüm systeem E1. regelbare aandrijving drukpersen (bij vervanging) E2. optimalisatie persaandrijvingen (bij vervanging) E3. HR-motoren (bij vervanging) E4. controle lekkages perslucht E5. persluchtafsluiters E6. centraal systeem perslucht en vacuüm/blaaslucht (i.p.v. aparte compressor) E7. verlaging werkdruk E8. zuinige compressoren (kleine bedrijven) E9. aanzuigen koude buitenlucht voor compressie Drogen E10. IR elektrisch naar IR gas (niet mogelijk bij UV) Ventilatie/ruimteverwarming E11. toerenregeling afstemmen op gebruik E12. verlagen ventilatievoud/gericht ventileren (beperkt door ARBO-wetgeving) E13. afstemming op gebouwbeheerssysteem E14. CV-pompschakeling E15. wijziging principe luchtbevochtiging (vaste waarde van belang o.a. bij prepress, vellen-offset en nabewerking) Koeling E16. vrije koeling persen (afhankelijk van het soort pers) E17. zonwering E18. isolatie leidingen E19. elektronisch regelen koelmachines/E-zuinige koelmachines E20. hoog reflecterende armaturen E21. hoog frequente TL-verlichting E22. verbeterd verlichtingsplan E23. spaarlampen (5% van het totale verlichtingssysteem) Algemeen E24. energiebeheer/onderhoud persen (o.a. i.v.m. papierverlies) E25. energiebeheer/onderhoud overige apparatuur E26. gebouwbeheer (ventilatie, verwarming, verlichting, airco, perslucht) E27. energiezuinige PC’s
2-10% 5% 3% 6% 3% 15% 5% 25% 7% 60% 20% 25% 10% 20% 5% 40% 10% 10% 25% 25% 10% 25% 75% 1% 15% 10% 0-60%
Gas G1.
G2. G3. G4. G5. G6. G7. G8. G9. G10. G11. G12. G13. G14. G15. G16.
hergebruik restwarmte voorverwarming drooglucht - heatset - diepdruk verminderen lekverliezen drooglucht en recirculatie (recirculatie alleen bij nieuwe installaties) dubbele beglazing/Lexan-koepel (lagere U-waarde) verbeterde isolatie (ingewikkelder voor kantoorgebouwen) thermostaten per ruimte terugwinnen ventilatiewarmte beperken/optimaliseren ventilatie (luchtsluizen/compartimenteren) gerichte snipperafzuiging/recirculatie afgezogen lucht leidingisolatie gebouwbeheer energiebeheer/onderhoud terugwinnen persluchtwarmte HR-ketel optimaliseringsketel economizer op stoomketels rookgascondensor (voor stoom) om de ketel voor te verwarmen
30% 45% 10% 15% 20% 5% 20% 15% (4% ) 8% 3% 5% 5% 3% 20% 5% 5% 5%
69
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
In de tabellen D.1 t/m D.7 worden per functie de verschillende besparingsopties gegeven. In de tabellen is ook de besparing op het totale verbruik opgenomen. Tabel D.1: Percentage elektriciteitsverbruik en besparingsopties functie vellen-offset [14] Vellen-offset
Apparatuur Blaaslucht/vacuüm Algemeen
% totaal verbruik 96 4 (100)
Maatregel1
E2 E3 E4 E6 E24 E25
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000
(0,40) (0,0) (20,30) (20,30) (10,20) (10,20)
0,00
1,90
0,08
0,15
0,16
0,31
Tabel D.2: Percentage elektriciteits-, gasverbruik en besparingsopties functie heatset [14] Heatset
Apparatuur
% totaal verbruik 86
Perslucht
6
Ventilatie Koeling
4 4
Algemeen
(100)
Drogen 100 Hergebruik restwarmte 1
Maatregel1
E2 E3 E4 E5 E6 E7 E8 E9 E11 E16 E17 E18 E19 E24 E25 E26 G1 G2
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000
(0,15) (0,15) (60,90) (30,75) (100,100) (0,0) (100,100) (50,75) (100,100) (50,65) (100,100) (100,100) (100,100) (75,95) (75,95) (25,25) (0,30) (0,50)
0,00
1,06
0,14
0,45
0,23 1,31
0,46 1,82
0,59
0,88
7,50
33,00
Tussen haakjes staat aangegeven de implementatiegraad van de maatregel/techniek in 1993 en de verwachting voor 2000, waarop de besparing op het totaal verbruik gebaseerd is.
70
Besparingsopties en functies
Tabel D.3: Percentage elektriciteitsverbruik en besparingsopties functie coldset [14] Coldset
% totaal verbruik
Apparatuur
90
Perslucht
10
Algemeen
(100)
Maatregel1
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000
E2 (0,30) E3 (0,30) E4 t/m E9 (100,100) E24 (30,55) E25 (30,50) E26 (10,30)
0,00
2,14
0,63 1,76
1,68 4,69
Tabel D.4: Percentage elektriciteits-, gasverbruik en besparingsopties functie diepdruk [14] Diepdruk
Apparatuur
% totaal verbruik 73
Perslucht
4
Ventilatie Koeling
18 5
Algemeen
(100)
Drogen Hergebruik
100
1
Maatregel1
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000
E2,E3 (0,10) E4 (60,90) E5 (95,100) E6 (100,100) E7 (50,80) E8 (100,100) E9 (75,75) E11 (100,100) E16 (100,100) E17 (100,100) E18 (100,100) E19 (85,95) E24 (100,100) E25 (100,100) E26 (30,70) G1 (0,25) G2 (0,40)
0,00 0,14
0,61 0,29
0,94 0,66
0,94 0,83
0,57
5,51
7,50
28,30
Tussen haakjes staat aangegeven de implementatiegraad van de maatregel/techniek in 1993 en de verwachting voor 2000, waarop de besparing op het totaal verbruik gebaseerd is.
71
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
Tabel D.5: Percentage elektriciteitsverbruik en besparingsopties functie zeefdruk [14] Zeefdruk
% totaal verbruik
Apparatuur
97
Blaaslucht
3
Algemeen
(100)
Maatregel1
E2 E3 E4 E6 E24 E25
(0,40) (0,0) (20,30) (20,30) (10,20) (10,20)
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000 0,00
1,94
0,05
0,09
0,14
0,28
Tabel D.6: Percentage elektriciteits-, gasverbruik en besparingsopties functie algemeen1: vellen-offset-, zeefdrukdrukkerijen [14] Algemeen1
% totaal verbruik
Apparatuur 16 Ventilatie/ruimteverwarming 12 Koeling 12 Verlichting 60 Algemeen (100) Ruimteverwarming
100
Maatregel1
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000
E27
0,00
0,00
E11 t/m 15 E16 t/m 19 E20 t/m 23 E24 E25 G3 t/m 16
0,52 1,41 3,40 1,60
0,93 2,68 8,26 3,77
18,50
35,90
Tabel D.7: Percentage elektriciteits-, gasverbruik en besparingsopties functie algemeen2: rotatie-offset-, diepdrukdrukkerijen [14] Algemeen2
% totaal verbruik
Apparatuur 16 Ventilatie/ruimteverwarming 12 Koeling 12 Verlichting 60 Algemeen (100) Ruimteverwarming 1
100
Maatregel1
Besparing op totaal verbruik [%] 1993 2000
E27
0,00
0,00
E11 t/m 15 E16 t/m 19 E20 t/m 23 E24 E25 G3 t/m 16
0,86 2,85 6,76
1,71 3,86 13,79
2,56 15,80
3,41 32,20
Tussen haakjes staat aangegeven de implementatiegraad van de maatregel/techniek in 1993 en de verwachting voor 2000, waarop de besparing op het totaal verbruik gebaseerd is.
72
BIJLAGE E: STANDAARDBEDRIJFSINDELING 1993
Tabel E.1: Standaardbedrijfsindeling 1993 [21] SBI’93
Omschrijving
22
Uitgeverijen, drukkerijen en reproduktie van opgenomen media
221 2211 2212 2213 2214 2215
Uitgeverijen Uitgeverijen van boeken Uitgeverijen van dagbladen Uitgeverijen van tijdschriften Uitgeverijen van geluidsopnamen Overige uitgeverijen
222
Drukkerijen en aanverwante activiteiten Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (excl. dagbladen) Drukkerijen van boeken Drukkerijen van tijdschriften Drukkerijen van reclame Drukkerijen van verpakkingen Drukkerijen van formulieren Overige drukkerijen Grafische afwerking Grafische reproduktie en zetten Overige activiteiten verwant aan de drukkerij
2221 2222 2222.1 2222.2 2222.3 2222.4 2222.5 2222.6 2223 2224 2225
223 2231 2232 2233 1
Vergelijkende SBI’74-code
Reproduktie Reproduktie Reproduktie Reproduktie
van van van van
opgenomen media geluidsopnamen video-opnamen computermedia
}
27.2 en 36.96 v.z.v. uitgeverijen van grammofoonplaten, CD’s en cassettes
}
84.93 kopieerinrichtingen1 84.94 lichtdrukinrichtingen1
}
36.96 v.z.v. reproduktie van beeld- en geluidsopnamen 39.3 v.z.v. filmkopieerinrichtingen
Beide reeds in SBI’78 ingedeeld bij de grafische sector.
73
Augustus 1995 Sectorstudie grafische bedrijven
74
BIJLAGE F: PRODUKTIE-INDEXCIJFERS
Tabel F.1: Produktie indexcijfers grafische sector (1990=100) [25] Afzet binnenland
Afzet buitenland
Totale afzet
96 98 100 102 103 102 101
94 96 100 102 103 101 100
95 97 100 102 103 102 100
Totaal goederen 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 Intermediaire goederen 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994
96 98 100 102 103 102 100
Consumptiegoederen 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994
95 97 100 101 103 103 103
De wegingsfactor van de consumptiegoederen op het ‘Totaal goederen’ is ongeveer 4%.
75