SECTORSTUDIE DETAILHANDEL
dr. D. van der Wijst en drs. P. Fris EIM / Centrum voor Retail Research Zoetermeer
NEEDIS Postbus 1 1755 ZG Petten telefoon: 0224 - 564750 telefax : 0224 - 563338
NDS--95-006
oktober 1995
Verantwoording
In opdracht van de Stichting NEEDIS wordt door ECN-Beleidsstudies het Nationaal Energie Efficiency Data Informatie Systeem ontwikkeld. In de Stichting NEEDIS zijn het Ministerie van Economische Zaken, Sep en Gasunie vertegenwoordigd. Het doel van NEEDIS is om een algemeen erkend en in beginsel openbaar databestand samen te stellen en actueel te houden. In dit databestand wordt informatie opgenomen over het energieverbruik en de energie-efficiency in Nederland. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar energiedrager, verbruikerscategorie, energiefunctie en type installatie. Voorts worden andere grootheden bijgehouden die het energieverbruik mede verklaren. Om een nadere analyse te maken van verschillende verbruikerscategorieën is een sectorindeling gemaakt en worden per sector onderzoeken uitbesteed. Dit rapport betreft de Detailhandel in Nederland (SBI’74 code 65/66, SBI’93 code 52) en is opgesteld door het Centrum voor Retail Research van Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. Studies van diverse andere sectoren en gegevens uit het databestand zijn verkrijgbaar bij de beheerder van NEEDIS.
2
INHOUD
SAMENVATTING
5
1. INLEIDING
7
2. SECTORSCHETS 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
9 9 10 12 13 16
Afbakening van de detailhandel Het bedrijfsproces in de detailhandel Het belang van de detailhandel in de nationale economie Samenstelling van de detailhandel Ontwikkelingen in de detailhandel
3. ENERGIEVERBRUIK IN DE DETAILHANDEL
21 21 32
3.1 Bronnen en verbruiksgegevens 3.2 Empirische determinanten van het energieverbruik
4. ADVIES VOOR MONITORING
35
LITERATUUR
37
BIJLAGE A. SBI’74 indeling
39
BIJLAGE B. SBI’93 indeling
43
BIJLAGE C. Energieverbruik per branche
47
BIJLAGE D. Energieverbruik detailhandel
49
BIJLAGE E. Kostenoverzicht detailhandel
51
BIJLAGE F. Kentallen energiekosten
53
BIJLAGE G. Aantal bedrijven en omzet
55
3
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
4
SAMENVATTING
De detailhandel is een grote en in het algemeen goed gedocumenteerde sector, die in aantallen bedrijven en in werkgelegenheid met een aandeel van tussen de 10% en 20% een belangrijke plaats in de economie inneemt. Wat energieverbruik betreft is de sector echter klein: de detailhandel neemt nog geen anderhalf procent van het totale energieverbruik in Nederland voor zijn rekening. Kenmerkend voor de detailhandel is verder de grote mate van diversiteit, zowel tussen branches als tussen individuele bedrijven binnen branches. Een aantal ontwikkelingen in de detailhandel leidt waarschijnlijk tot een hoger energieverbruik van de sector. De totale verkoopvloeroppervlakte van de detailhandel is de afgelopen decennia sterk toegenomen en hoewel de groei afvlakt is het einde daarvan nog niet in zicht. Meer oppervlakte leidt bij gelijkblijvende overige omstandigheden tot een hoger energieverbruik. Daarnaast wordt in de detailhandel in toenemende mate gebruik gemaakt van opvallende, open presentaties van winkels en goederen in de winkel, al dan niet in combinatie met overdekte winkelcentra. Ook dit leidt tot meer energieverbruik, mede omdat de energiekosten, door hun geringe omvang t.o.v. de overige kosten, weinig in de belangstelling van ondernemers staan en dit aspect dus een ondergeschikte rol speelt in de besluitvorming. Het energieverbruik in de detailhandel kan gemonitord worden met de combinatie van de CBS statistieken Nederlandse Energiehuishouding en Produktiestatistieken en de Bedrijfssignalering van het EIM. Voorwaarde hierbij is wel dat de Bedrijfssignalering in zijn huidige vorm blijft bestaan en dat met name de produktiestatistieken jaarlijks volledig worden uitgevoerd omdat anders het zicht op ontwikkelingen verloren gaat. Een versnelling van de rapportage is hierbij zeer wenselijk, maar bij grote registrerende systemen is dit een moeilijk punt. Bij de monitoring van het energieverbruik in de detailhandel moet, naast de registratie van het energieverbruik en de voornaamste determinanten als oppervlakte en toegevoegde waarde, met een aantal achtergrondvariabelen rekening gehouden worden. Hierbij gaat het b.v. om de huisvesting in winkelcentra, die eigendom zijn van een vereniging van winkeliers (met b.v. gezamenlijke verwarming), maar ook om zaken als open presentaties van winkels en goederen in de winkel. Daarnaast kan het zeer de moeite lonen om de penetratie van energiebesparende maatregelen in de detailhandel te volgen. Zaken als dubbel glas, spaarlampen en hoog rendementsketels laten zich eenvoudig vast stellen en zij kunnen het zicht op de energie-efficiency van de sector zeer vergroten.
5
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
6
1. INLEIDING
In dit rapport wordt verslag gedaan van de sectorstudie naar het energieverbruik in de detailhandel. De studie is verricht ten behoeve van het Nationaal Energie Efficiency Data Informatie Systeem (NEEDIS). Doel van het onderzoek is het energieverbruik in de detailhandel op verschillende aggregatieniveaus in kaart te brengen, ontwikkelingen daarin aan te geven en een inzicht te bieden in de (globale) determinanten van het energieverbruik. De studie mondt uit in een advies t.a.v. de monitoring van het energieverbruik in de detailhandel, waarin met name aandacht geschonken wordt aan de economische variabele waaraan het energieverbruik gerelateerd moet worden om de ontwikkeling van de efficiency te kunnen volgen. In de studie wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande, openbare bronnen van cijfermateriaal over het energieverbruik in de detailhandel. Tevens wordt zoveel mogelijk aangesloten op het karakter van de detailhandel en de rol die energieverbruik daarin speelt. In algemene economische termen is de detailhandel een grote en goed gedocumenteerde sector te noemen. Door de plaats van de detailhandel als laatste schakel voor de consument is het ook een bij het publiek bekende sector en is de spreiding over het land welhaast volledig. De aard van het bedrijfsproces brengt mee dat het energieverbruik in de detailhandel gering is; dit geldt zowel voor het landelijk totaal van de sector (ondanks het grote aantal bedrijven) als voor het energieverbruik in individuele bedrijven. Op landelijk niveau maakt het energieverbruik van de sector nog geen anderhalf procent van het totaal uit en voor individuele bedrijven is energie, vergeleken met de overige inputfactoren, een zeer geringe kostenpost. Een consequentie hiervan is dat de aandacht voor energie eveneens gering is, zeker bij individuele bedrijven, en dat de registratie van het energieverbruik vaak te wensen over laat. Al deze aspecten komen op diverse plaatsen in het rapport naar voren. De opbouw van dit rapport is als volgt. Allereerst wordt een schets van de detailhandel gegeven, waarin zaken aan de orde komen als het bedrijfsproces in de detailhandel en de rol van energie daarin, het belang van de sector in de nationale economie, de samenstelling wat betreft branches en de ontwikkelingen die in de sector spelen, zowel op korte als langere termijn. Vervolgens wordt het energieverbruik in kaart gebracht op verschillende aggregatieniveaus en in verschillende meeteenheden. Tevens wordt hierbij aandacht geschonken aan de determinanten van het energieverbruik die uit het cijfermateriaal kunnen worden afgeleid. De studie sluit af met een advies t.a.v. de monitoring van het energieverbruik in de detailhandel.
7
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
8
2. SECTORSCHETS
2.1 Afbakening van de detailhandel De detailhandel is een van de oudste vormen van economische activiteit. Al sinds mensenheugenis wordt deze nering uitgevoerd in velerlei vormen, variërend van eenvoudige ruilhandel en rondtrekkende marskramers tot de moderne winkelketens en warenhuizen van tegenwoordig. Door de plaats van de detailhandel als laatste schakel in de distributieketen is het ook een bij het publiek bekende en aansprekende sector: winkelen wordt vrij algemeen als een prettige bezigheid ervaren en iedereen weet hoe een winkel er van binnen uitziet. Een definitie van de detailhandel kan ontleend worden aan de afbakening van de verschillende bedrijfsgroepen en -subgroepen, die onlangs in Europees verband is geharmoniseerd. In aansluiting daarop is in Nederland de Standaard Bedrijfsindeling 1993 ingevoerd, die in alle officiële statistieken wordt gehanteerd (bijlage A). Deze SBI-indeling verschilt voor wat betreft de detailhandel van de vorige (SBI’74, bijlage B) voornamelijk in de opsplitsingen die worden gemaakt en niet zozeer in het dekkingsgebied van de sector. Zo worden de ambulante handel en de postorderbedrijven nu volledig gescheiden van de gevestigde detailhandel en wordt een scherper onderscheid gemaakt tussen de gespecialiseerde en de nietgespecialiseerde handel. In de SBI’93 omvat de detailhandel (of kleinhandel) de wederverkoop (verkoop zonder verwerking) van nieuwe en gebruikte goederen aan het publiek voor persoonlijk of huishoudelijk ge- of verbruik, op de markt of door winkels, warenhuizen, postorderbedrijven, straathandelaren, consumentencoöperaties, enz. Tevens valt onder de detailhandel de verkoop van consumptieartikelen aan industriële en andere bedrijfsmatige gebruikers, de installatie van persoonlijke huishoudelijke goederen, ook indien niet in combinatie met de detailhandel, en tussenpersonen in de kleinhandel. Voorts valt onder de detailhandel de reparatie van persoonlijke en huishoudelijke artikelen, indien dit niet geschiedt in combinatie met de vervaardiging van of de groot- of kleinhandel in deze goederen. Indien dit wel het geval is, wordt de reparatie ingedeeld bij de vervaardiging, respectievelijk de groot- of de kleinhandel. Tot de detailhandel behoort niet meer de verkoop van auto’s, motorrijwielen en onderdelen daarvan en van motorbrandstoffen. De verkoop van voedsel en dranken voor gebruik ter plaatse en de verhuur van huishoudelijke artikelen aan het publiek behoort evenmin tot de detailhandel. Wanneer deze (nog enigszins ingekorte en gestileerde) officiële definities in gangbaar Nederlands worden omgezet dan omvat de detailhandel de winkels incl. ambulante handel en postorderbedrijven maar excl. de auto- en motorbranche en de tankstations. Installatie en reparatie van consumentengoederen vallen ook de detailhandel maar niet de videotheken en kappers, die door het publiek vrij algemeen ook tot de detailhandel worden gerekend (‘kapperswinkels’). Bij dit alles moet vermeld worden dat de statistieken vrijwel uitsluitend op winkels betrekking hebben; van de overige detailhandelsvormen is zo goed als niets terug te vinden. Voorts moet vermeld worden dat in de statistieken het zwaartepunt principe wordt toegepast. Dat wil zeggen dat een bedrijf wordt ingedeeld in die bedrijfs(sub-)groep waar het bedrijf het grootste deel van de economische activiteit ontplooit, gemeten in aantal werkzame personen. In Nederland komt daar als complicerende factor bij dat organen van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties, zoals produktschappen en bedrijfschappen, heffingen kunnen opleggen aan bedrijven waar een bepaalde
9
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
economische activiteit wordt uitgeoefend, ook als deze activiteit niet het economisch zwaartepunt vormt. Deze heffingen worden goed geadministreerd en de op deze heffingen gebaseerde statistieken fungeren vaak als alternatief voor de officiële statistieken. Zo wordt in de detailhandel veel gebruik gemaakt van de CRK-statistieken m.b.t. het aantal bedrijven en vestigingen in de detailhandel. Het CRK (Centraal Registratie Kantoor) int de heffingen die het Hoofdbedrijfschap Detailhandel oplegt. De tellingen van het CRK zijn gedetailleerder en veel eerder beschikbaar dan de gegevens van het CBS, en worden dus veel gebruikt. Deze statistische bijzonderheden mogen echter niet verhullen dat, waar in deze studie sprake is van detailhandel, het voornamelijk gaat om de winkels die wij allemaal zo goed kennen.
2.2 Het bedrijfsproces in de detailhandel Uit de afbakening van de sector in de vorige paragraaf blijkt dat, anders dan in de industrie of in de agrarische sector, die een ‘nuttigheid van vorm’ verschaffen, het bedrijfsproces in de detailhandel bestaat uit het creëren van ‘nuttigheid van tijd, plaats en hoeveelheid’. Fysieke produktie vindt maar in een zeer beperkt aantal branches plaats en het ‘omvormingsproces’ bestaat vaak uit niet meer dan het verplaatsen en veranderen van de verpakkingsgrootte. Het ‘produkt’ van de detailhandel is, met de gevleugelde woorden van Hall (1961), in feite een ‘bundle of services’. Voor dit bedrijfsproces zijn relatief veel bedrijfsvestigingen en werkzame personen nodig, maar is slechts betrekkelijk weinig energie vereist. Energie wordt in de detailhandel voornamelijk gebruikt voor het klimatiseren van de bedrijfsruimte, voor verlichting, voor ‘huishoudelijke’ hulpfuncties zoals warm water en voor winkelapparatuur als kassa’s, snijmachines en koelapparatuur. De aard van dit energieverbruik is vergelijkbaar met die van gezinshuishoudingen en veel gegevens hierover zijn niet voorhanden. Dit beeld in hoofdlijnen moet op een aantal aspecten genuanceerd worden. Allereerst is het bedrijfsproces in een aantal branches iets minder eenvoudig dan bovenstaande typering suggereert. De voornaamste uitzondering zijn produktiewerkzaamheden, vaak van ambachtelijke aard, die in een beperkt aantal branches voorkomen. Bakkers, slagers, opticiens, schoen- en rijwielherstellers zijn hier aansprekende voorbeelden van. Meer systematisch kan de volgende opsomming worden gegeven: - In de food branches wordt op grote schaal gebruik gemaakt van koel- en vriesapparaten, die vaak een aanzienlijk deel van elektriciteitsverbruik voor hun rekening nemen. Een verkennend onderzoek bij slagers wees b.v. uit dat bijna 80% van de elektriciteitsconsumptie opgaat aan koeling, tegen 14% voor verlichting en 6% voor produktie. - Produktie komt voor bij warme brood- en banketbakkers en op beperkte schaal bij slagers en in andere branches. Hetzelfde verkennend onderzoek onder slagers gaf aan dat ca. 20% van het gasverbruik opgaat aan verwarming tegen 80% aan warm tapwater, koken en produktie. Bakkers gebruiken in meerderheid gasgestookte ovens, daarnaast komen elektrische ovens voor en incidenteel nog ovens op andere brandstoffen (olie of zelfs nog hout). De oventemperaturen zijn relatief bescheiden: het maximum bedraagt ca. 270oC, met een vrij lang afkoelingsperiode. Daarnaast hebben de bakkers ook een flinke koelcapaciteit nodig,
10
Sectorschets
met name voor het banket maar ook voor sommige grondstoffen. De grens tussen produktie, installatie en reparatie enerzijds en verkoopactiviteiten anderzijds is overigens vaak moeilijk aan te geven. Worst maken wordt traditioneel tot produktie gerekend maar het snijden en verpakken van verse groenten b.v. niet. In de kleding en woninginrichtingsbranches komen ‘vermaken’ (van kleding) en op maat maken (van b.v. zonweringen) voor. Deze activiteiten worden echter niet zelden geheel of gedeeltelijk uitbesteed. - In een beperkt aantal branches gebruikt de handelsvoorraad energie, zoals bij elektrische apparaten, verlichtingsartikelen en dieren (aquaria). - Hoewel transport buiten het bestek van dit onderzoek valt, kan vermeld worden dat in een deel van de detailhandelsbranches het vervoer in eigen beheer plaats vindt. - Ook binnen de reguliere detailhandel komen reparatie, installatie en aanpassing niet zelden voor. Deze ontwikkeling wordt nog versterkt door nieuwe apparatuur en produktieprocessen, waarbij alleen de laatste fase van het produktieproces in de winkel plaats vindt (een ‘bake-off’ faciliteit voor brood bijvoorbeeld, waarmee de laatste fase van het bakproces in de winkel kan worden uitgevoerd). Deze ontwikkeling gaat ongetwijfeld gepaard met een energie-intensivering van de detailhandel. Op de tweede plaats is door de toegenomen marketing-macht van de detailhandel de traditionele functiescheiding tussen fabrikant en handel voor een belangrijk deel vervaagd. De detailhandel is al lang geen doorgeefluik voor de produkten van de fabrikant meer. Vroeger waren het ontwerp, de produktie en het merk- en prijsbeleid het exclusieve terrein van de fabrikant, terwijl de handel zich concentreerde op het in voorraad houden, tentoonstellen, verkopen, afleveren en financieren van het produkt. In een modern, ‘verticaal’ marketing systeem zijn zowel fabrikant als handel bij alle aspecten van de produktie en verkoop betrokken, met een groeiende macht voor de handel. Om ook hier wat gevleugelde woorden te gebruiken (Pommering, 1979): tot 1960 gold de kreet ‘Manufacturer is King’, de jaren zestig waren voor de consument: ‘Consumer is King’ en vanaf de zeventiger jaren domineert de handel: ‘Trade is King’. Directe consequenties hiervan voor het energieverbruik zijn moeilijk aan te geven, maar een toenemende marketing inspanning van de sector betekent dat ook detailhandelsbedrijven meer moeite moeten doen om zich van hun concurrenten te onderscheiden. Hierbij zullen opvallende verschijningsvormen niet geschuwd worden en bij dit beeld passen b.v. de ‘open displays’ (winkels zonder voorpui) die in sommige marketing formules gehanteerd worden. Exacte gegevens over de aantallen waar het hier om gaat zijn niet voorhanden, maar ook deze ontwikkeling zal waarschijnlijk leiden tot een energie-intensivering van de detailhandel. Op de derde plaats leiden technische ontwikkelingen en de talrijke samenwerkingsvormen in de detailhandel vaak tot verschuiving van activiteiten tussen schakels in de distributiekolom. Samenwerkende detailhandelsbedrijven die gezamenlijk groothandelsactiviteiten verrichten (inkoopverenigingen of commerciële organisaties, zoals zij tegenwoordig genoemd worden) dateren al van decennia her. Uitbreiding van de activiteiten van deze organisaties met een deel van de voorraadfunctie en de transportfunctie van hun aangesloten leden is inmiddels ook al een traditioneel verschijnsel. Deze organisaties vertonen zelf ook een tendens tot fusie, schaalvergroting en samenwerking over de grenzen. Dit biedt
11
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
kansen voor nieuwe vormen van dienstverlening zoals het uitbesteden (‘outsourcing’) van het logistieke traject (opslag, bijhouden voorraadposities, snelle aflevering op afroep e.d.). Aldus kunnen onderdelen van het bedrijfsproces die vroeger door de detailhandel of aanliggende sectoren als de groothandel werden verricht, thans door bedrijven uit de dienstverlening worden uitgevoerd. Hoewel dit geen directe consequenties voor het energieverbruik als zodanig behoeft te hebben, kan het wel gevolgen voor de monitoring daarvan hebben. Het uitbesteden of reïntegreren van onderdelen van het bedrijfsproces zijn maar moeilijk in statistieken terug te vinden zodat ook geen link met het energieverbruik kan worden gelegd. Het is te verwachten dat deze tendens zich nog verder uit zal breiden, ook naar andere sectoren. Zo worden in supermarkten b.v. steeds vaker combinaties met horeca-achtige activiteiten aangetroffen. Bewegingen in een andere richting worden natuurlijk ook aangetroffen, b.v. fabrikanten of importeurs die detailhandelsactiviteiten gaan verrichten door rechtstreeks aan de consument te leveren. De traditionele bedrijfskolom, met duidelijk onderscheiden segmenten en één route van fabrikant naar consument, krijgt dus steeds meer het karakter van een complex netwerk. Figuur 1 illustreert dat voor de distributiekolom van houten meubelen. 300
meubelindustrie
invoer
1670
export 400
agenten
325
500
exporteurs
495 1450
detailhandel
50
3880
gezinshuishoudingen geschatte consumptieve bestedingen incl. B.T.W.: 4660
Figuur 1: Distributiestructuur van houten meubelen over 1990 [bedragen in ƒ mln] Samenvattend kan worden gesteld dat het in principe overzichtelijke bedrijfsproces in de detailhandel in toenemende mate wordt gecompliceerd door de dynamiek van het uitbesteden of reïntegreren van onderdelen daarvan.
2.3 Het belang van de detailhandel in de nationale economie In termen van aantallen bedrijven en werkgelegenheid is de detailhandel een belangrijke sector in de economie van Nederland. Er werken veel mensen in de vele winkels verspreid over het hele land. Zo’n 16% van de bedrijfseenheden valt onder de detailhandel en de sector is goed voor ongeveer 10% van de werkgelegenheid. Opvallend hierbij is het grote aandeel van ondernemers en meewerkende gezinsleden: met bijna 20% het dubbele van het aandeel in de totale werkgelegenheid. Hierin weerspiegelt zich enerzijds de opbouw van het bedrijvenbestand met een groot aantal bedrijven, elk met een kleine omvang, en anderzijds de laagdrempelige toegang tot de detailhandel. Beide elementen dragen bij aan de
12
Sectorschets
dynamiek van de sector met veel in- en uitstroom van bedrijven. Het belang van de detailhandel voor de werkgelegenheid van specifieke groepen is nog groter dan de globale cijfers in tabel 1 weergeven. Het aandeel van jongeren, vrouwen en parttimers is in de detailhandel twee tot drie keer hoger dan in het totale particuliere bedrijfsleven. Tabel 1: Belang van de detailhandel in de nationale economie
Aantal bedrijfseenheden 1993 (excl. de overheid)1 Aantal werkzame personen 19932 waarvan: werknemers ondernemers en meewerkende gezinsleden Toegevoegde waarde 19943 [netto factorkosten, ƒ mrd] Energieverbruikssaldo 19914 [PJ] 1 2 3 4 5
Detailhandel
Totale economie
Detailhandel in % totaal
99.871 627.890
605.609 6.199.100
16,5 10,1
501.400 126.490 21,2 26,6
5.555.500 643.600 459,0 1.8515
9,0 19,7 4,6 1,4
Bron: ABR 1993 Bron: raming CRR/EIM Bron: EIM/RMK 1994 Bron: CBS-NEH Totaal verbruikssaldo exclusief huishoudens.
In termen van toegevoegde waarde en energieverbruik is de omvang van de sector veel geringer met resp. ruim 4% en nog geen 1,5%. Hierin komt uiteraard het relatief eenvoudige bedrijfsproces in de detailhandel tot uitdrukking. In aantallen bedrijven en het gebruik van produktiefactoren vertoont de detailhandel dus een beeld dat tegengesteld is aan dat van veel industriële sectoren.
2.4 Samenstelling van de detailhandel Een andere karakteristiek van de detailhandel is de veelvormigheid. In de detailhandel worden circa 50 branches onderscheiden, die sterk in grootte en in andere kenmerken kunnen verschillen. In de tabellen 2 en 3 wordt daarvan een bloemlezing gegeven, de volledige tabellen zijn in bijlage G opgenomen. In de tabellen 2 en 3 zijn de branches weggelaten waarvan onvolledig cijfermateriaal beschikbaar is en waarin minder dan 500 bedrijven voorkomen. Desondanks is het aantal branches groot, evenals de variatie. Detailhandelsbedrijven variëren van kleine vis- en zuivelwinkels met ca. 25 m2 oppervlakte en rond een half miljoen gulden omzet per jaar tot supermarkten die qua oppervlakte bijna 30 keer en qua omzet ruim 15 keer groter zijn. Uit de grote verschillen tussen branches kan niet worden afgeleid dat er binnen branches sprake is van grote homogeniteit. Binnen de branches verschillen de bedrijven sterk, o.a. wat betreft de omvang, het produkt-assortiment en de mate van dienstverlening. Zelfs binnen een redelijk homogene branche als de optiek zit er al snel een factor 6 of meer tussen de omzet van de grootste en kleinste opticien.
13
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
Zoveel diversiteit leidt onafwendbaar tot meetproblemen en die doen zich dan ook in ruime mate voor. Allereerst is het totaal aantal bedrijven waarop de tabellen 2 en 3 betrekking hebben bijna een kwart lager dan in tabel 1. Dit verschil treedt op door de z.g. marginale bedrijven, waar minder dan ca. 0,75 fte werkzaam is. Deze worden in het Algemeen BedrijfsRegister (ABR) wel meegenomen maar in de Produktiestatistieken niet. Het grote aantal kleine dan wel marginale bedrijven geeft ook in registratie-technische zin problemen. Het is nl. niet altijd mogelijk een goed onderscheid te maken tussen de privé huishouding en de bedrijfshuishouding. Zo omvat het pand, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend, in veel gevallen ook een woonhuis; recent onderzoek bij slagers en supermarkten gaf aan dat dit in ca. tweederde van de bedrijfspanden het geval is. Slechts een minderheid van die woonhuizen heeft aparte meters: uit hetzelfde onderzoek bleek ca. 20% van die woonhuizen voorzien waren van aparte meters voor gas en elektriciteit. Anderzijds doen zich ook registratieproblemen voor bij grootschalige nieuwe winkelcentra. Deze zijn steeds vaker flexibel van opzet, met makkelijk verplaatsbare binnenwanden zodat winkels makkelijk kunnen worden samengevoegd en gesplitst. Bovendien hebben deze centra soms een gemeenschappelijke overdekte binnenruimte. Bij een dergelijke opzet wordt vaak met een gezamenlijke energierekening gewerkt, die naar rato van de oppervlakte over de winkels wordt verdeeld. Het energieverbruik is dan voor de individuele detaillist niet zichtbaar. Dit systeem zorgt niet alleen voor moeilijkheden bij de registratie, het bevat ook nauwelijks prikkels tot energiebesparing voor de ondernemers. Een andere consequentie van het grote aantal branches en bedrijven is dat het duur is om een volledig overzicht te krijgen. Daarom zijn de jaarlijkse Produktiestatistieken van het CBS in de afgelopen jaren beperkt tot de grotere bedrijven (met meer dan 20 werkzame personen) en worden de kleine bedrijven eens in de twee jaar op steekproefbasis onderzocht. De gegevens in de tabellen 2 en 3 hebben dan ook op verschillende jaren betrekking. In bijlage G is het aantal bedrijven toegevoegd op basis van drie verschillende bronnen. Meetproblemen doen zich ook voor omdat het energieverbruik in de detailhandel een kleine kostenpost vormt, waarvoor de spontane aandacht ontbreekt. Dit bemoeilijkt de registratie van het energieverbruik omdat de gegevens daarover vaak diep in het archief zitten.
14
Sectorschets
Tabel 2: Kerngegevens detailhandelsbranches 1991 Aantal bedrijven Melk en zuivelprodukten Herenbovenkleding Damesbovenkleding Dames- en herenbovenkleding Baby- en kinderkleding Onderkleding Kledingstoffen Textiel algemeen assortiment Schoeisel en schoenfournituren Meubelen Elektrische huishoudelijke apparaten Radio- en televisietoestellen, e.d. IJzerwaren en gereedschappen Bouwmaterialen Glas, porselein en aardewerk Huishoudelijke artikelen
2.901 1.134 2.912 3.207 796 880 952 1.001 2.023 2.789 1.078 1.716 907 2.124 528 2.051
Omzet
Toegevoegde Werkzame Oppervlakte waarde personen
1.746.483,3 284.070,4 1.444.802,2 388.128 3.183.896,0 784.893,1 5.824.404,6 1.401.642,6 509.331,2 99.498,8 377.904,3 108.842,4 388.150,9 99.250,7 1.587.785,7 350.520,6 2.510.160,4 633.740,9 5.131.346,0 1.213.525,3 3.040.308,2 484.521,7 2.256.603,3 376.786,4 631.573,7 166.352,1 3.956.799,7 829.157,8 226.408,5 60.181,7 2.633.932,5 583.666,8
8.333,2 69.904,8 6.876,5 253.806,7 19.243,5 514.849,0 32.447,2 1.016.620,3 2.931,6 127.476,3 2.809,4 60.359,4 3.630,0 85.721,2 9.663,9 295.607,5 18.590,2 476.797,3 19.237,2 2.777.188,0 8.311,4 332.159,9 7.722,4 227.462,7 3.282,3 146.255,9 15.194,5 1.318.853,6 1.794,2 62.644,5 17.219,8 531.386,8
Noot tabel 2: - omzet en toegevoegde waarde zijn in ƒ 1.000,- oppervlakte betreft de verkoopvloeroppervlakte in m2 - bron: CBS produktiestatistieken 1992.
Tabel 3: Kerngegevens detailhandelsbranches 1992 Aantal bedrijven Wild en gevogelte Vis, schaal- en weekdieren Vlees en vleeswaren Aardappelen, groente en fruit Dranken Tabak Algemene levensmiddelen Drogisterij-artikelen Fietsen en bromfietsen Boeken, tijdschriften en kranten Fotografische artikelen Optische artikelen Juweliersartikelen Bloemen & planten (incl. SBI 6662)1 Dieren en dierbenodigdheden Speelgoederen Sport- en kampeerartikelen 1
Omzet
Toegevoegde Werkzame Oppervlakte waarde personen
501 327.415,2 67.935,2 2.067,8 20.791,2 1.113 587.630,4 162.676,1 3.833,8 28.566,1 4.926 3.890.594,6 1.056.712,8 24.941,3 288.087,6 4.034 2.209.045,6 495.509,5 16.167,6 202.456,2 1.190 1.876.122,9 234.608,3 5.552,1 145.889,4 1.854 1.410.830,3 167.949,5 4.483,2 86.841,2 3.697 32.845.245,3 4.994.413,5 160.727,8 2.674.574,3 1.785 2.642.184,3 628.986,6 15.443,9 347.209,2 3.111 1.986.048,3 422.853,2 8.456,9 nnb 1.896 2.101.341,7 428.194,4 8.354,4 187.515,8 926 870.364,2 237.950,7 4.408,7 97.178,8 1.093 1.095.580,7 455.164,7 6.341,6 117.674,9 1.676 1.218.072,2 385.872,5 7.222,9 113.859,9 5.505 2.360.140,3 635.812,2 19.729,3 972.390,4 1.331 562.576,1 124.456,6 3.782,9 135.181,9 739 928.142,0 188.205,6 4.758,0 151.968,8 1.451 1.328.986,4 295.824,5 6.612,9 399.979,8
Zaden en tuinbenodigdheden.
15
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
In de tabellen 2 en 3 alsmede in tabel 7 tot en met 10 ontbreken een aantal groepen. De belangrijkste hiervan zijn de bakkers, de apotheken en de warenhuizen. Van de bakkers zijn de (uit energie-oogpunt interessante) zogenaamde warme bakkers formeel geen detailhandel maar SBI’74: 20.8 Brood- en beschuitfabrieken. De waarneming aldaar is met name gericht op broodfabrieken met meer dan 20 werknemers, zodat over de warme bakkers relatief weinig bekend is. Van de warenhuizen is de produktiestatistiek geheim. De apotheken worden binnen het CBS waargenomen als onderdeel van de gezondheidszorg. Er worden geen energiegegevens verzameld.
2.5 Ontwikkelingen in de detailhandel Eerder is de detailhandel een dynamische sector genoemd en de ontwikkelingen1 in de afgelopen decennia kunnen gegroepeerd rond drie thema’s naar voren worden gebracht: - de tendens tot schaalvergroting - de tendens tot samenwerking - de toenemende marketing inspanning. De tendens tot schaalvergroting wordt cijfermatig weergeven in de onderstaande tabel, waarin de ontwikkeling van het aantal verkoopplaatsen en het verkoopvloeroppervlak in totaal en per verkoopplaats is opgenomen. Bij deze tabel wordt opgemerkt dat het aantal verkoopplaatsen vrij sterk verschilt van het aantal bedrijven in de vorige tabellen omdat één bedrijf verschillende verkoopplaatsen kan omvatten. Tabel 4: Ontwikkeling verkoopplaatsen en oppervlakte 1952 Verkoopplaatsen - totaal - food - non-food
1960
1970
1981
1990
1993
203.000 207.811 178.414 159.775 160.521 171.171 105.547 101.866 76.920 52.319 45.780 45.161 97.453 105.945 101.494 107.456 114.741 126.010
Verkoopvloeroppervlakte totaal Nederland - totaal [x 1.000] 4.800 6.500 8.500 - food [x 1.000] 1.500 1.600 2.000 - non-food [x 1.000] 3.300 4.900 6.500 Verkoopvloeroppervlakte - totaal - food - non-food
per verkoopplaats 23,6 31,3 47,6 14,2 15,7 26,0 33,9 46,3 64,0
15.100 3.400 11.700
16.500 3.800 12.700
18.360 3.990 14.370
94,5 65,0 108,9
102,8 72,1 110,7
107,3 88,4 114,0
Bron: CBS
1
Een overzicht van ontwikkelingen in de detailhandel wordt gegeven in het Trendrapport Detailhandel, dat jaarlijks door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel wordt uitgebracht.
16
Sectorschets
Uit deze gegevens blijkt dat het totaal aantal verkoopplaatsen zich vanaf de jaren vijftig in een golfbeweging heeft ontwikkeld. Na een lichte stijging in de jaren vijftig volgt een aanzienlijke daling in de jaren zestig en zeventig en na de stabilisatie in de jaren tachtig lijkt in de negentiger jaren weer een periode van stijgende aantallen te zijn aangebroken. Belangrijker is echter de structurele verschuiving die zich in de gehele periode heeft voorgedaan en waarbij de verhouding food/non-food steeds meer in de richting van non-food is verschoven: van een 52%-48% verhouding in 1951 tot een 26%-74% verhouding in 1993. De halvering van het aantal verkoopplaatsen in de food is dus voor een belangrijk deel gecompenseerd door de stijging in de non-food. De ontwikkelingen per verkoopplaats zijn nog spectaculairder en om dit te illustreren zijn de totaalregels uit tabel 3 omgerekend tot indices (1951=100) en grafisch weergegeven in figuur 2. 500
400
300
200
100
0 1952
1960 aantal verkoopplaatsen
1970
1981
1990
1993
verkoopoppervlakte verkoopoppervlakte per verkoopplaats totaal
Figuur 2: Ontwikkeling verkoopplaatsen en oppervlakten Figuur 2 illustreert duidelijk de schaalvergroting, die in de jaren zeventig (maar ook daarvoor en daarna) is opgetreden. Het is te verwachten dat deze ontwikkeling nog niet is afgelopen, integendeel. Het vestigen van grootschalige winkels buiten de gebruikelijke winkelgebieden is door het versoepelde overheidsbeleid aanzienlijk eenvoudiger geworden. Na de hypermarkten, bouwmarkten en woonboulevards zijn nu ook grootschalige speelgoedwinkels tot het buitengebied doorgedrongen. Met name van de grote vestigingen in het buitengebied, die in vakkringen wel als ‘category killers’ worden aangeduid omdat zij een traditioneel winkeltype kunnen wegvagen, wordt de komende jaren een grote invloed verwacht. Uit de hier gepresenteerde cijfers blijkt dat de tendens tot schaalvergroting gepaard gaat met een toeneming van de totale oppervlakte die de detailhandel in gebruik heeft. Dit leidt bij gelijkblijvende overige omstandigheden tot een hoger energieverbruik in de sector.
17
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
De tendens tot samenwerking kan worden weergegeven met de marktaandelen die verschillende soorten bedrijven hebben en de ontwikkelingen die daarin zijn opgetreden. Tabel 5 geeft hiervan een overzicht. Tabel 5: Marktaandelen naar soort bedrijf [in procenten] Soort bedrijf Grootbedrijf Midden- en kleinbedrijf - onafhankelijk - samenwerkend
1980
1985
1990
1994
27
34
36
39
44 29
31 35
24 40
17 44
De samenwerkende detaillisten zijn goed voor 44% van de detailhandelsomzetten in Nederland, en dit aandeel is sinds 1980 met 15 procentpunten gestegen. Ook het grootwinkelbedrijf heeft zijn opmars naar het zich laat aanzien nog niet voltooid. Voor de circa 50.000 niet samenwerkende detaillisten blijft steeds minder plaats over, vaak zelfs letterlijk omdat het voor zelfstandigen steeds moeilijker wordt een pand op een goede lokatie te krijgen. Omdat de overblijvende zelfstandige winkeliers soms te groot, maar vaak ook te klein zijn om in een samenwerkingsformule te passen, is de verwachting dat de samenwerkingsgraad zich de komende jaren zal stabiliseren. Eerder werd al geconcludeerd dat de tendens tot samenwerking geen gevolgen voor het energieverbruik als zodanig behoeft te hebben, maar dat de monitoring daarvan waarschijnlijk bemoeilijkt wordt door uitbesteden en reïntegreren van activiteiten. Zowel het grootbedrijf als het samenwerkende midden- en kleinbedrijf hebben betere mogelijkheden tot beheersing van de goederenstroom dan zelfstandige kleine bedrijven. Deze tendens wordt krachtig ondersteund door de ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie. De streepjescode zal naar verwachting een snelle opmars doormaken en de integratie van elektronische netwerken zal een steeds betere sturing van de goederenstroom mogelijk maken. De tendens tot steeds verder toenemende marketing inspanningen is moeilijker in cijfers weer te geven. Duidelijk is wel dat de trouw van de consument aan bepaalde winkels of winkeltypen steeds verder afneemt. De keuze is hoe langer hoe meer op rationele overwegingen terug te voeren (de goedkoopste of dichtstbijzijnde winkel heeft vaak de voorkeur). Voor de detaillist betekent dit een steeds toenemende inspanning om de klant de winkel in te krijgen en te houden. Hoewel hiervoor een veelheid van instrumenten ter beschikking staat valt toch te verwachten dat deze ontwikkeling gepaard gaat met een energie-intensivering. Als belangrijkste tendens is daarbij nu reeds te onderkennen die tot meer open presentaties van de winkels en van de goederen in de winkel hetgeen de energieefficiency niet ten goede zal komen. Belangrijk is ook dat deze ontwikkeling de dynamiek waarschijnlijk zal doen toenemen: snellere wisselingen in het assortiment, het eerder veranderen van de presentatie en nog frequentere verbouwingen van de winkel. Hierdoor zal de gang van zaken hoe dan ook onvoorspelbaarder worden.
18
Sectorschets
Voor de bestudering van het energieverbruik in de detailhandel hebben de gegevens in deze sectorschets als consequentie dat vrijwel altijd met enigszins geaggregeerde data gewerkt moet worden. Er kan geen relatie gelegd worden tussen afzonderlijke produkten of bedrijfsprocessen en het energieverbruik. Hiervoor is de diversiteit in branches en produkten veel te groot en het energieverbruik te gering en te onnauwkeurig gemeten. Uiteraard kan wel met clusters van bedrijven en produkten gewerkt worden, waarbij de mate van detaillering afhangt van het aggregatieniveau van de analyse (en vanzelfsprekend de beschikbare gegevens). Hierdoor zal de analyse niet zozeer het karakter van een technisch georiënteerde procesanalyse dragen als wel het karakter van een economische kostenanalyse hebben, waarin het energieverbruik wordt gerelateerd aan globale en relatief eenvoudig vast te stellen bedrijfskenmerken.
19
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
20
3. ENERGIEVERBRUIK IN DE DETAILHANDEL
3.1 Bronnen en verbruiksgegevens De voornaamste bron van gegevens over het energieverbruik in de detailhandel is uiteraard het CBS. Daarnaast worden cijfers, en vooral analysemogelijkheden, geboden door de Bedrijfssignalering van het EIM en zijn uit ad hoc onderzoeken gegevens bekend over met name de energiebesparende maatregelen die door detaillisten zijn genomen. De CBS Nederlandse Energiehuishouding geeft op doorsnee-basis het energieverbruik van ca. 10 bedrijfsgroepen in de detailhandel. Het betreft hier groepen op derde digit niveau of combinaties van die groepen. Het energieverbruik wordt gerapporteerd in volumina (m3 gas, kWh elektriciteit en TJ andere energiedragers) en in guldens, waarbij eveneens onderscheid naar energiedrager wordt gemaakt. Op tijdreeksbasis wordt het energieverbruik in volumina per energiedrager gerapporteerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de rapportage op doorsnee-basis voor het jaar 1991. Tabel 6: Energieverbruik van groepen binnen de detailhandel in 1991 SBI’74
65.1/65.2 65.5/65.6 65.7 65.8/65.9 66.1 66.3 66.4 66.5 66.6 65.4/66.7/ 66.8/66.9
Detailhandel in
voedings- en genotmiddelen kleding, stoffen e.d. schoeisel e.d. woninginrichting e.d. ijzerwaren, verf e.d. benzinestations drukwerk, schoolbenodigdheden foto, optiek e.d bloemen & planten diverse groepen
Aardgas
Elektriciteit
[mln kWh]
Andere energiedragers [TJ]
Totaal energiedragers [TJ]
[mln m3] 152 84 16 70 43 11 10 16 32
1.136 401 92 399 214 88 51 98 112
256 74 6 66 36 15 15 13 19
9.164 4.176 846 3.724 2.162 686 528 859 1.424
54
324
165
3.053
Bron: CBS, NEH
De tabel laat zien dat het gebruik van andere energiebronnen dan aardgas en elektriciteit zeer beperkt is. De verschillen in energieverbruik tussen de groepen in tabel 6 zijn voor een belangrijk deel terug te voeren op de aantallen bedrijven: in de SBI groepen 65.1/65.2 vallen b.v. ruim 23.000 bedrijven en in de groepen 65.5/65.6 ruim 15.000. Ook de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen kan verschillen tussen de groepen, zoals eerder al werd vermeld. Later in deze rapportage zal aan deze aspecten aandacht geschonken worden. In figuur 3 wordt de ontwikkeling van het totale energieverbruik voor elk van de groepen in tabel 6 weergegeven voor de periode 1985-1992 (zie bijlage C).
21
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
Energieverbruik [TJ] energieverbruik 10.000 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
voedings- en genotmiddelen schoeisel e.d. ijzerwaren, verf e.d. drukwerk, schoolbenodigdheden foto, optiek e.d. bloemen en planten
kleding, stoffen e.d.
woninginrichting e.d.
benzinestations
diverse groepen
Figuur 3: Energieverbruik van branche-groepen Figuur 3 geeft aan dat zich nauwelijks verschuivingen in de structuur van het energieverbruik naar branches voordoen. Er zijn geen duidelijk groeiende of krimpende branches te onderscheiden en ook de niveaus vertonen een grote mate van stabiliteit. Het totale energieverbruik van de sector is weergegeven in figuur 4 voor een iets langere periode. Figuur 4 geeft aan dat er ook in het energieverbruik van de sector als geheel geen drastische wijzigingen zijn te bespeuren. Het verbruik van energie uit overige bronnen vertoont rond 1985 enige schommeling zonder dat daar een duidelijke oorzaak voor is aan te geven maar afgezien daarvan is beeld dat uit figuur 4 naar voren komt er een van opmerkelijke stabiliteit (zie bijlage D). De Nederlandse Energiehuishouding geeft dus aan dat het energieverbruik in de detailhandel een grote mate van stabiliteit vertoont en dat het relatieve belang van branchegroepen binnen de detailhandel duidelijk verschilt, maar geen grote verschuivingen laat zien. De detailhandel in voedings- en genotmiddelen is veruit de grootste energieverbruiker, op afstand gevolgd door de modebranches, de woninginrichters en de overige branchegroepen.
22
Energieverbruik in de detailhandel
Energieverbruik 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 1982
1983
1984
1985
1986
1987
1988
aardgas [mln m3] elektriciteit [mln kWu]
1989
1990
1991
1992
overig [TJ]
Figuur 4: Energieverbruik detailhandel naar energiedrager Hiermee geeft deze statistiek een compleet, d.w.z. de gehele sector omvattend, beeld van de detailhandel, waarbij een onderscheid naar energiedrager en naar 10 branchegroepen mogelijk is. Het beeld is dus niet erg gedetailleerd en ook niet erg actueel want de gegevens komen ca. twee en een half jaar na dato ter beschikking. De statistiek biedt ook minder mogelijkheden het energieverbruik te analyseren met behulp van andere gegevens. In de Produktiestatistieken van CBS wordt het energieverbruik gemeten in guldens, waarbij een onderscheid naar energiedrager is aangebracht. De bedragen uit de produktiestatistiek komen niet helemaal overeen met die in Nederlandse Energiehuishouding. In de produktiestatistieken zijn ook andere exploitatiegegevens opgenomen en hiermee kunnen de energieverbruikscijfers in economisch perspectief worden geplaatst. Ter samenvatting van de gegevens in deze statistieken worden allereerst in de tabellen 7 en 8 de verbruiksgegevens voor 1991 dan wel 1992 per branche gepresenteerd. Uit deze tabellen komt hetzelfde beeld naar voren dat eerder in volumina door de NEH is geschetst. De algemene levensmiddelenhandel, de kledingbranches en de woninginrichting zijn de grote branches wat energieverbruik betreft. De bloemen en planten branche en de slagers zijn eveneens flinke energieconsumenten. In dit hoge energieverbruik weerspiegelt zich de omvang van de branche in aantallen bedrijven en oppervlakte. Interessant is ook de range die in energieverbruikscijfers is waar te nemen. De grootste branche wat energieverbruik betreft, de algemene levensmiddelenhandel, is met ruim ƒ 150 miljoen aan energiekosten ruim 400 keer groter dan de postzegel en muntenhandel, die nog geen ƒ 350.000,- verbruikt.
23
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
Tabel 7: Energiekosten per branche in 1991 [in ƒ 1.000] SBI
Detailhandel in
6514 6551 6552 6553 6554 6555 6561 6569 6571 6572 6581 6591 6592 6594 6595 6596 6597 6598 6599 6611 6612 6613 6614 6615 6617
melk en zuivelprodukten herenbovenkleding damesbovenkleding dames- en herenbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding kledingstoffen textiel alg.assortiment schoeisel en schoenfournituren lederwaren en reisartikelen textiel voor woninginrichting meubelen antiek verlichtingsartikelen elektrische huishoudelijke apparaten radio- en televisietoestellen, e.d. muziekinstrumenten naai- en breimachines wasmachines, koelkasten, e.d. ijzerwaren en gereedschappen bouwmaterialen glas, porselein en aardewerk souvenirs verf en verfwaren huishoudelijke artikelen
Bron: CBS Produktiestatistieken
24
Energiekosten
Aardgas
Elektriciteit
Overige energie
7.818,9 11.143,3 25.280,3 42.473,6 4.351,9 2.705,0 3.651,5 9.961,0 20.497,5 1.688,2 14.713,1 43.115,2 3.854,9 3.436,1 13.456,5 10.636,7 1.939,8 1.200,1 1.876,4 4.392,3 23.369,2 2.995,7 1.352,5 3.788,5 18.734,5
2.250,2 4.475,8 9.606,9 16.077,9 1.852,3 1.225,5 1.649,4 4.269,2 7.364,1 563,4 5.788,9 17.688,7 1.396,8 799,5 4.348,6 3.447,8 748,9 482,6 720,4 1.644,2 8.765,8 934,5 465,8 1.293,4 6.832,5
5.497,5 6.565,2 15.418,4 25.452,7 2.486,7 1.435,0 1.996,1 5.525,4 13.044,6 1.124,8 8.827,3 24.848,5 2.443,5 2.618,6 9.077,3 7.042,0 1.195,2 716,0 1.151,9 2.700,0 14.107,7 2.044,0 787,3 2.477,8 11.690,5
71,1 102,4 146,3 583,6 23,9 44,5 6,0 166,5 88,8 0,0 96,9 574,0 19,7 17,9 79,0 15,4 18,2 1,6 4,0 24,1 291,8 17,1 1,6 17,3 211,4
Energieverbruik in de detailhandel
Tabel 8: Energiekosten per branche in 1992 [in ƒ 1.000] SBI
Detailhandel in
Energiekosten Aardgas
6511 6512 6513 6521 6524 6525 6526 6528 6541 6542 6543 6624 6641 6642 6644 6649 6651 6652 6653 6661 6663 6681 6682
wild- en gevogelte 3.997,0 vis-, schaal- en weekdieren 6.456,5 vlees en vleeswaren 45.091,4 aardappelen, groente en fruit 15.921,3 chocolade, suikerwerk, ijs e.d. 2.748,2 dranken 5.962,2 tabak 5.800,7 algemene levensmiddelen 157.160,2 medische en orthopedische artikelen 542,5 parfumerie-, toilet- en cosmetica-artikelen 1.886,1 drogisterij-artikelen 14.678,4 fietsen en bromfietsen 12.016,1 boeken, tijdschriften en kranten 8.458,2 kantoor- en schoolbenodigdheden 1.820,2 postzegels en munten 345,6 boeken, tijdschriften alg. ass. 1.899,1 fotografische artikelen 6.766,1 optische artikelen 8.178,2 juweliersartikelen 8.775,0 bloemen en planten (incl. SBI 6662) 27.105,3 dieren en dierbenodigdheden 6.202,3 speelgoederen 6.008,8 sport- en kampeerartikelen 9.450,3
1.468,4 2.287,4 14.083,0 5.125,1 627,2 2.173,6 2.398,2 49.305,1 186,7 687,5 5.732,0 5.443,3 3.299,3 931,2 124,4 773,3 2.352,9 2.780,0 2.955,1 13.251,3 2.665,1 2.236,4 3.882,8
Elektrisch
2.338,5 3.630,2 30.616,9 10.810,6 2.077,0 3.633,7 3.321,0 105.977,8 349,5 1.191,6 8.795,5 6.204,1 4.996,4 889,1 221,2 1.112,6 4.327,2 5.370,9 5.793,5 13.660,6 3.432,4 3.713,1 5.482,7
Overige energie 190,1 538,9 391,4 37,9 44,0 155,0 54,7 1.877,3 6,3 7,0 150,9 313,9 194,3 0,0 0,0 13,2 86,0 27,4 41,6 197,8 104,8 59,3 84,8
Bron: CBS Produktiestatistieken
Er bestaan verschillende mogelijkheden om het energieverbruik te relateren aan de economische activiteit. Eerder is al geconcludeerd dat geen relatie gelegd kan worden tussen afzonderlijke produkten of bedrijfsprocessen en het energieverbruik, omdat de diversiteit in branches en produkten te groot is. Het energieverbruik kan wèl worden gerelateerd aan globale en relatief eenvoudig vast te stellen bedrijfskenmerken, die de produktie of de produktiecapaciteit weergeven. Produktie wordt in de detailhandel gewoonlijk gemeten in omzet, brutowinst of verwante begrippen zoals de bruto toegevoegde waarde. Veelgebruikte capaciteitsvariabelen zijn de oppervlakte van het bedrijf en de personeelssterkte. De standaard kengetallen, die in de detailhandel zeer algemeen gebruikt worden, zijn de brutomarge (brutowinst/omzet), de arbeidsproduktiviteit (omzet/krachten) en de vloerproduktiviteit (omzet/m2). In deze kengetallen worden de voornaamste opbrengstcategorie (brutowinst) en de belangrijkste kostencategorieën samengevat (personeelskosten en huisvestingskosten). Bij de oppervlakte wordt in de praktijk vaak een onderscheid gemaakt tussen de bedrijfsvloeroppervlakte, die ook de magazijnen en kantoorruimte omvat, en de verkoopvloeroppervlakte, die betrekking heeft op de voor het publiek toegankelijke ruimte. In de produktiestatistieken van het CBS zijn alleen verkoopvloeroppervlakten opgenomen.
25
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
Tabel 9: Energiekosten 1991 gerelateerd aan oppervlakte en toegevoegde waarde SBI
Detailhandel in
6514 6551 6552 6553 6554 6555 6561 6569 6571 6572 6581 6591 6592 6594 6595
melk en zuivelprodukten herenbovenkleding damesbovenkleding dames- en herenbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding kledingstoffen textiel alg.assortiment schoeisel en schoenfournituren lederwaren en reisartikelen textiel voor woninginrichting meubelen antiek verlichtingsartikelen elektrische huishoudelijke apparaten radio- en televisietoestellen, e.d. muziekinstrumenten naai- en breimachines wasmachines, koelkasten, e.d. ijzerwaren en gereedschappen bouwmaterialen glas-, porselein- en aardewerk souvenirs verf en verfwaren huishoudelijke artikelen
6596 6597 6598 6599 6611 6612 6613 6614 6615 6617
Bron: CBS produktiestatistieken 1991
26
Energie- Kosten Kosten Energie- Kosten Kosten kosten aardgas elektriciteit kosten aardgas elektriciteit ƒ per m2 ƒ per m2 ƒ per m2 % TW % TW % TW 111,9 43,9 49,1 41,8 34,1 44,8 42,6 33,7 43,0 39,9 21,8 15,5 35,8 47,9
32,2 17,6 18,7 15,8 14,5 20,3 19,2 14,4 15,4 13,3 8,6 6,4 13,0 11,1
78,6 25,9 29,9 25,0 19,5 23,8 23,3 18,7 27,4 26,6 13,1 8,9 22,7 36,5
2,8 2,9 3,2 3,0 4,4 2,5 3,7 2,8 3,2 2,8 3,1 3,6 5,6 5,2
0,8 1,2 1,2 1,1 1,9 1,1 1,7 1,2 1,2 0,9 1,2 1,5 2,0 1,2
1,9 1,7 2,0 1,8 2,5 1,3 2,0 1,6 2,1 1,9 1,9 2,0 3,5 3,9
40,5 46,8 41,0 47,1 30,9 30,0 17,7 47,8 46,0 31,6 35,3
13,1 15,2 15,8 18,9 11,9 11,2 6,6 14,9 15,8 10,8 12,9
27,3 31,0 25,3 28,1 19,0 18,5 10,7 32,6 26,8 20,7 22,0
2,8 2,8 2,5 3,0 2,6 2,6 2,8 5,0 3,0 3,4 3,2
0,9 0,9 1,0 1,2 1,0 1,0 1,1 1,6 1,0 1,2 1,2
1,9 1,9 1,6 1,8 1,6 1,6 1,7 3,4 1,8 2,3 2,0
Energieverbruik in de detailhandel
Tabel 10: Energiekosten 1992 gerelateerd aan oppervlakte en toegevoegde waarde SBI
Detailhandel in
Energie- Kosten Kosten Energie- Kosten Kosten kosten aardgas elektriciteit kosten aardgas elektriciteit ƒ per m2 ƒ per m2 ƒ per m2 % TW % TW % TW
6511 6512 6513 6521 6524 6525 6526 6528 6541 6542 6543 6624 6641 6642 6644 6649 6651 6652 6653 6661
wild- en gevogelte vis-, schaal- en weekdieren vlees en vleeswaren aardappelen, groente en fruit chocolade, suikerwerk, ijs e.d. dranken tabak alg. levensmiddelen medische en ort. artikelen parfumerie-, toilet- en cosm. art. drogisterij-artikelen fietsen en bromfietsen boeken, tijdschriften en kranten kantoor- en schoolbenodigdheden postzegels en munten boeken, tijdschriften alg. ass. fotografische artikelen optische artikelen juweliersartikelen bloemen en planten (incl. SBI 6662) 6663 dieren en dierbenodigdheden 6681 speelgoederen 6682 sport- en kampeerartikelen
192,2 226,0 156,5 78,6 84,3 40,9 66,8 58,8 49,0 75,7 42,3
70,6 80,1 48,9 25,3 19,2 14,9 27,6 18,4 16,9 27,6 16,5
112,5 127,1 106,3 53,4 63,7 24,9 38,2 39,6 31,6 47,8 25,3 26,6 13,4 33,2 23,4 44,5 45,6 50,9
5,9 4,0 4,3 3,2 3,7 2,5 3,5 3,1 1,4 1,7 2,3 2,8 2,0 1,8 3,2 2,6 2,8 1,8 2,3
2,2 1,4 1,3 1,0 0,8 0,9 1,4 1,0 0,5 0,6 0,9 1,3 0,8 0,9 1,2 1,0 1,0 0,6 0,8
3,4 2,2 2,9 2,2 2,8 1,5 2,0 2,1 0,9 1,1 1,4 1,5 1,2 0,9 2,1 1,5 1,8 1,2 1,5
45,1 27,4 51,9 40,0 69,6 69,5 77,1
17,6 14,0 18,7 16,3 24,2 23,6 26,0
27,9 45,9 39,5 23,6
13,6 19,7 14,7 9,7
14,0 25,4 24,4 13,7
4,3 5,0 3,2 3,2
2,1 2,1 1,2 1,3
2,1 2,8 2,0 1,9
Bron: CBS produktiestatistieken 1992
In de meeste detailhandelsbranches zal het energieverbruik sterker afhangen van de capaciteit dan van de produktie. Energie wordt voornamelijk gebruikt voor de klimatisering van de bedrijfsruimte en hierbij is het minder van belang hoeveel handelswaar de bedrijfsruimte passeert. Dit pleit ervoor het energieverbruik aan de bedrijfsruimte te relateren om de ontwikkeling van de efficiency te volgen. Een relatie met de personeelsbezetting ligt minder voor de hand omdat het energieverbruik nauwelijks persoonsgebonden is. Daar staat tegenover dat in branches waar produktie plaats vindt het meer voor de hand ligt het energieverbruik te relateren aan een variabele die de produktie weergeeft. Voor een ‘koude’ bakker is de grootte van de winkel van belang, maar voor een warme bakker is van belang hoeveel broden er gebakken worden. Een produktievariabele heeft bovendien als voordeel dat hiermee een grotere vergelijkbaarheid met andere sectoren wordt bewerkstelligd, omdat in de meeste sectoren de nadruk op produktie zal liggen. In tabellen 9 en 10 worden beide maatstaven weergegeven (zie ook bijlage E). Bezien naar deze relatieve maatstaven ontstaat een geheel ander beeld van de verschillende branches. Kleine branches als de poeliers en de vishandelaren blijken in energiekosten per m2 en per eenheid toegevoegde waarde tot de koplopers te behoren. De slagers zijn zowel absoluut als relatief grote energiever-
27
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
bruikers terwijl de grootste verbruiker, de algemene levensmiddelenhandel, in relatieve zin een middenmoter is. De kledingbranches en de woninginrichters zijn per m2 zeer bescheiden energieverbruikers, evenals de detailhandel in bouwmaterialen. Deze laatste branche maakt gebruik van onoverdekte verkoopruimte, waarmee de positie in de staart van het verbruik per m2 te verklaren is.Voorts zal aan deze verschillen een combinatie van factoren ten grondslag liggen. Naar alle waarschijnlijkheid is sprake van schaaleffecten, waardoor kleine bedrijven in hun energiekosten per eenheid oppervlakte of toegevoegde waarde hoog uitkomen. Het ‘vast recht’, dat in vrijwel alle tariefstructuren is opgenomen, bewerkstelligt mogelijk zo’n schaaleffect. Ook in technische zin kan sprake zijn van schaaleffekten, b.v. omdat grote ruimten relatief efficiënter te verwarmen zijn dan kleine ruimten. Daarnaast speelt uiteraard de energie-intensiteit van de bedrijfsprocessen een rol: de koelingsbehoefte, produktiecapaciteit e.d. Bij de kleinere food branches zoals viswinkels, poeliers en slagers werken deze beide effecten in de richting van een hoog energieverbruik (energie-intensieve bedrijfsprocessen in kleine bedrijven). Bij de algemene levensmiddelenhandel werken de effecten waarschijnlijk tegengesteld (redelijk energie-intensieve bedrijfsprocessen in grote bedrijven met veel schaalvoordelen), waardoor het saldo een middenpositie inneemt. In de meubelwinkels b.v. werken beide effecten in de richting van een laag energie verbruik (energie-extensieve bedrijfsprocessen in grote bedrijven). De energiekosten per eenheid toegevoegde waarde blijken een gelijkmatiger beeld te vertonen dan de kosten per m2. In de eerste meeteenheid verschillen de hoogste en laagste waarde met een factor 4 en in de laatste eenheid is dat een factor 14. De mogelijkheden om op basis van deze relatieve kengetallen voor energieverbruik tijdreeksen op te stellen zijn beperkt. Omdat niet in alle jaren alle branches zijn geïnventariseerd ontbreken veel waarnemingen en zijn slechts korte en soms onderbroken tijdreeksen mogelijk. Figuur 5 geeft een overzicht van de mogelijkheden wat betreft de energiekosten per m2 en figuur 6 wat betreft de energiekosten gerelateerd aan de toegevoegde waarde (zie ook bijlage F). Energiekosten per m2 [guldens] 80
70
60
50
40
30
20 1988
1989 totaal
1990 food
non-food
1991 supermarkten
Bron: CBS, samenvattend overzicht detailhandel
Figuur 5: Ontwikkelingen in energiekosten per m2
28
1992 drogisten
1993
Energieverbruik in de detailhandel
In deze reeksen zijn het totaal van de detailhandel weergegeven en een opsplitsing van het totaal in de brancheclusters food en non-food. Ter illustratie is een tweetal branches toegevoegd, de supermarkten (levensmiddelen algemeen) en de drogisten. Hoewel de reeksen te kort en te onregelmatig zijn om daar veel conclusies aan te verbinden blijken er ook geen scherpe stijgingen of dalingen te zijn opgetreden. Zij bevestigen dus het algemene beeld dat uit de Nederlandse Energiehuishouding naar voren kwam. Energiekosten/toegevoegde waarde [%] 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1987
1988 totaal
1989 food
non-food
1990 supermarkten
1991
1992
drogisten
Bron: CBS, samenvattend overzicht detailhandel
Figuur 6: Ontwikkelingen in energiekosten in % toegevoegde waarde Samenvattend biedt de produktiestatistiek de mogelijkheid het energieverbruik in economische context te analyseren door het te relateren aan variabelen die de produktie of de capaciteit weergeven. Daar staat tegenover dat de registratie in toenemende mate gaten vertoont. Gedurende een aantal jaren zijn de kleine bedrijven (met minder dan 20 werkzame personen) om het jaar geënquêteerd. Hoewel deze maatregel weer teruggedraaid schijnt te worden naar een jaarlijkse registratie is de tijdreeks onvolledig. Tot slot worden in tabel 11 enige verbruikscijfers uit zowel de NEH als de produktiestatistieken gecombineerd gepresenteerd. Beide statistieken bevatten de energiekosten in guldens en de branchegegevens uit de produktiestatistiek kunnen, met uitzondering van de restgroep overige branches, geaggregeerd worden tot het niveau van de NEH. De verschillen tussen deze niveaucijfers zijn beperkt tot een paar procent, de grootste afwijking van 6,5% wordt aangetroffen in de food. Via het kengetal energiekosten per vierkante meter, afkomstig uit de produktiestatistiek, kan bij de energiekosten uit de NEH een corresponderend oppervlak berekend worden. Met dit oppervlak kan vervolgens het energieverbruik in m3 gas respectievelijk kWh per m2 berekend worden. De resultaten van deze berekeningen zijn in tabel 11 opgenomen. De resultaten hebben betrekking op verschillende jaren omdat de produktiestatistieken niet in ieder jaar dezelfde branches beschrijven.
29
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
Tabel 11: Energieverbruik per vierkante meter SBI
Branche
Jaar
Aardgasverbruik [m3 per m2]
Elektriciteitsverbruik [kWh per m2]
65.1/65.2 65.5/65.6 65.7 65.8/65.9 66.1 66.4 66.5 66.6
voedings- en genotmiddelen kleding, stoffen e.d. schoeisel e.d. woninginrichting e.d. ijzerwaren, verf e.d. drukwerk, schoolbenodigdheden foto, optiek e.d. bloemen & planten
1992 1991 1991 1991 1991 1992 1992 1992
42,7 35,7 30,8 15,7 19,5 34,7 51,8 29,7
332,8 170,6 177,1 89,7 97,0 163,9 325,8 107,1
Bron: CBS NEH en Produktiestatistieken
De overige bronnen van data over het energieverbruik in de detailhandel hebben meestal betrekking op ad hoc onderzoeken naar verschillende aspecten van het energieconsumptiegedrag. Vaak zijn de gegevens uit dergelijke onderzoeken niet of slechts beperkt openbaar. De enige continue cijferbron over de detailhandel naast het CBS is de Bedrijfssignalering van het EIM. De Bedrijfssignalering is een bedrijfsvergelijkingssysteem in de detailhandel waaraan zo’n 4.000 bedrijven deelnemen. De voor dit onderzoek relevante gegevens in de Bedrijfssignalering komen in grote lijnen overeen met die in de produktiestatistieken en betreffen de energiekosten in guldens en achtergrondgegevens over de exploitatie. De brancheindeling in de Bedrijfssignalering is fijner en de energiekosten worden niet onderscheiden naar energiedrager. Een enkele branche, met name de bakkers, die door het CBS niet wordt betrokken in de produktiestatistieken is wel in de Bedrijfssignalering opgenomen. Het omgekeerde komt ook voor, b.v. antiekzaken. Belangrijk is vooral dat de Bedrijfssignalering analysemogelijkheden biedt omdat de individuele waarnemingen voor onderzoek toegankelijk zijn. Hiermee is een nader onderzoek naar de determinanten van het energieverbruik mogelijk; in de volgende paragraaf worden de contouren van een dergelijke analyse geschetst. Ter illustratie van de gegevens in de Bedrijfssignalering is in onderstaande tabel 12 een overzicht van de energiekosten per m2 bedrijfsvloeroppervlakte (BVO) en verkoopvloeroppervlakte (VVO) opgenomen voor een aantal geselecteerde branches. Uiteraard verschillen deze cijfers enigszins van de corresponderende CBS cijfers. Ter illustratie zijn ook de gemengde kappersbedrijven toegevoegd, als voorbeeld van een dienstverlenende branche die door het publiek vaak tot de detailhandel wordt gerekend.
30
Energieverbruik in de detailhandel
Tabel 12: Energiekosten in 1992 per m2 BVO en VVO Branche
Wild en gevogelte Vis, schaal- en weekdieren Vlees en vleeswaren Melk en zuivel, eieren en vetten Kaas Aardappelen, groente en fruit Brood en banket Banket Dranken Tabak Natuurvoeding en reformprodukten Levensmiddelen Parfumerie-, toilet & cosmetische artikelen Drogisterij-artikelen Herenbovenkleding Damesbovenkleding Dames- en herenbovenkleding Vrijetijdskleding Baby- en kleuterkleding Kinderkleding Lingerie en foundation Kledingstoffen Schoeisel Woningtextiel Bedden en beddegoed Woninginrichting algemeen assortiment Meubelen Verlichtingsartikelen Doe-het-zelf algemeen assortiment Fietsen en bromfietsen Fotografische artikelen Optische artikelen Uurwerken en juweliersartikelen Bloemen en planten Dieren en dierbenodigdheden Sportartikelen Schoen- en lederwaren reparatiebedrijven Dames- en herenkappers
Energiekosten per m2 BVO
Energiekosten per m2 VVO
71 66 77 46 51 43 87 80 20 54 37 38 45 34 32 31 25 35 19 37 40 29 28 19 16 10 10 29 15 15 33 43 47 27 30 22 43 50
168 154 195 96 83 96 346 241 38 75 58 53 69 48 43 41 33 47 25 51 53 36 50 27 23 14 14 41 20 27 54 66 81 43 45 34 75 62
Bron: EIM Bedrijfssignalering
31
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
3.2 Empirische determinanten van het energieverbruik Als afsluiting van dit hoofdstuk wordt in deze paragraaf een korte beschouwing gewijd aan een aantal mogelijke determinanten van het energieverbruik in de detailhandel. Deze determinanten kunnen in een vervolgonderzoek nader geanalyseerd worden op hun empirische verklaringskracht. Dergelijke analyses zijn er op gericht het energieverbruik te relateren aan (te verklaren uit) andere bedrijfskenmerken die b.v. makkelijk te verzamelen zijn of al verzameld worden uit andere hoofde dan het monitoren van het energieverbruik. De verklaring van het energieverbruik daarmee is dus indirect. Een directe verklaring zou verkregen kunnen worden door voor elk bedrijf het energieverbruik te zien als resultaat van b.v. het aantal en type van de energie gebruikende apparaten, hun onderhoudstoestand, het gebruik dat daarvan gemaakt wordt enz. Zo’n benadering is veel preciezer, maar stelt ook zeer hoge eisen aan de gegevensverzameling. Bij de indirecte benadering kan worden aangesloten op bestaande gegevensbestanden. De resultaten van de genoemde analyses geven de mogelijkheid om het energieverbruik van bedrijven scherper te monitoren; dit wordt hieronder nader uiteen gezet. Om een detailhandelsbedrijf te kunnen monitoren op het gebied van het energieverbruik, is het belangrijk om te kunnen meten in hoeverre er sprake is van energiezuinig gedrag bij de ondernemer. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van verbruiksgegevens in fysieke eenheden (kWh en m3) of van de energiekosten in guldens. Deze laatste (financiële) grootheid heeft als voordeel dat zij de ondernemer meer aanspreekt dan fysieke grootheden, dat zij eenvoudiger kan worden verzameld dan de volumina (energiekosten zijn b.v. in de meeste administraties opgenomen, energie hoeveelheden niet) en dat de verbruiken van de verschillende energiedragers eenvoudig (zonder omrekening) kunnen worden opgeteld. Het probleem met de verbruiksgegevens is, dat zij sterk samenhangen met de structuur en de kenmerken van het bedrijf, en slechts ten dele met het energie(on)bewuste gedrag van de ondernemer. Zo zal bijvoorbeeld een groot bedrijf met veel omzet en oppervlakte een hogere energierekening hebben dan een klein bedrijf, ondanks eventueel toegepaste energiebesparende maatregelen bij het grote bedrijf. Kengetallen, zoals bijvoorbeeld de energiekosten per m2 komen enigszins aan dit bezwaar tegemoet. Zij houden in ieder geval rekening met de bedrijfsomvang (in m2). Door de kengetallen te vergelijken met het gemiddelde in de branche, kunnen ‘goede’ van ‘slechte’ ondernemers worden onderscheiden. Tevens wordt in deze opzet gecorrigeerd voor verschillen tussen branches. Naast de bedrijfsomvang en de branche zijn er echter nog andere factoren die de energiekosten beïnvloeden. Zo kunnen in het assortiment meer of minder energie-intensieve produkten aanwezig zijn, omdat bepaalde produkten bijvoorbeeld gekoeld moeten worden. Derhalve zal de samenstelling van het assortiment waarschijnlijk van invloed zijn op de hoogte van de energiekosten, en moet daar in het kengetal rekening mee worden gehouden. Hierbij gaat het steeds om de verbijzondering van het gemiddelde beeld met behulp van bedrijfskenmerken. Het energieverbruik kan ‘gecorrigeerd’ worden voor bedrijfskenmerken, op dezelfde manier waarop
32
Energieverbruik in de detailhandel
voor oppervlakteverschillen gecorrigeerd wordt door het energieverbruik per m2 te berekenen. Dit geeft een scherper beeld van het energiegedrag van de ondernemer. Een volledige analyse van het effect van bedrijfskenmerken op het energieverbruik valt buiten het kader van deze sectorstudie. Wel wordt de onderstaande lijst van bedrijfskenmerken gegeven, waarvan op à priori gronden of als resultaat van eerder onderzoek kan worden vastgesteld dat zij relevant zijn voor een de genoemde analyse. Uiteraard moet de analyse uitwijzen welke determinanten in welke combinatie van omstandigheden de grootste invloed op het energieverbruik hebben. De lijst is verder uiteraard van belang voor het advies t.a.v. monitoring. In min of meer willekeurige volgorde kunnen de volgende kenmerken genoemd worden: • type vestigingsplaats van het bedrijf, met name of sprake is van gemeenschappelijke overdekte ruimtes en/of een gemeenschappelijke energierekening; • of het bedrijfspand ook een woonhuis omvat en zo ja, of het woonhuis aparte meters heeft voor gas en elektriciteit; • eigendomssituatie van het bedrijfspand (eigendom of gehuurd); • de oppervlakte van het bedrijf en de verhouding tussen verkoopvloeroppervlakte (i.h.a. de voor het publiek toegankelijke ruimte) en overige bedrijfsruimte (magazijnen en kantoren e.d.); • de entree van het bedrijf (open entree met of zonder luchtgordijn, gesloten entree e.d.); • de penetratie en/of omvang van energieverbruikende apparatuur, zoals koelen vriesapparatuur, ovens, airco’s, e.d; • de penetratie van energiebesparende maatregelen, zoals: - afdekking van de koelapparatuur, - spaarlampen - hoog rendementsketel - type thermostaat - dubbel glas - muurisolatie - dakisolatie - vloerisolatie - leidingisolatie. Met deze gegevens moet het heel goed mogelijk zijn het energieverbruik in de detailhandel te volgen en inzicht te krijgen in de invloed en ontwikkeling van de voornaamste determinanten daarvan.
33
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
34
4. ADVIES VOOR MONITORING
Het energieverbruik in de detailhandel wordt redelijk goed in kaart gebracht door de combinatie van de CBS-statistieken Nederlandse Energiehuishouding en de Produktiestatistieken en de overige bronnen zoals de Bedrijfssignalering van het EIM. De eerstgenoemde statistiek geeft een totaalbeeld en een ruwe onderverdeling naar branchegroepen. De produktiestatistieken bieden gedetailleerde brancheinformatie en de mogelijkheid het energieverbruik te relateren aan andere economische variabelen. De Bedrijfssignalering biedt een gedetailleerdere branche-indeling dan de produktiestatistieken en vooral analysemogelijkheden omdat de individuele waarnemingen voor onderzoek toegankelijk zijn. Omdat de Bedrijfssignalering in toenemende mate afhankelijk wordt van de financiële bijdragen en de voorkeuren van bedrijven en samenwerkingsverbanden van bedrijven is het onzeker of dit systeem in zijn huidige (uniforme) vorm blijft bestaan. De verschillen in energieverbruik tussen branches en branchegroepen blijken vooral te berusten op verschillen in omvang wat betreft aantallen vestigingen en oppervlakte per bedrijf. Het energieverbruik per m2 verkoopvloeroppervlak en per eenheid toegevoegde waarde vertoont een aanmerkelijk gelijkmatiger beeld. Samenvattend leidt dit onderzoek tot de conclusie dat het energieverbruik in de detailhandel gemonitord kan worden met de combinatie van de bestaande CBS statistieken Nederlandse Energiehuishouding en de Produktiestatistieken en de Bedrijfssignalering van het EIM. Voorwaarde hierbij is wel dat de Bedrijfssignalering in zijn huidige vorm blijft bestaan en dat met name de produktiestatistieken jaarlijks volledig worden uitgevoerd omdat anders het zicht op ontwikkelingen verloren gaat. Een versnelling van de rapportage is hierbij zeer wenselijk, maar bij grote registrerende systemen is dit een moeilijk punt. Het energieverbruik zou in verschillende meeteenheden gevolgd moeten worden. Voor het totaal van de sector zijn de volumina en waarden per energiedrager en branchegroep uit de NEH voldoende. Voor de analyse van de energie-efficiency van bedrijven en branches gaat de keuze tussen energiekosten per m2 en per eenheid toegevoegde waarde. De eerste maatstaf staat dichter bij de praktijk van de detailhandel en sluit beter aan op de aard van energieverbruik in de meeste branches. Bovendien kennen vrijwel alle detaillisten hun oppervlakte zodat verzameling en interpretatie van deze gegevens geen problemen geeft. Het nadeel is dat deze maatstaf niet in alle branches hanteerbaar is. De energiekosten per eenheid toegevoegde waarde vormen een algemener toepasbare maatstaf, die bovendien minder verschilt tussen de diverse branches. Voor een beperkt aantal branches waar ook produktie plaats vindt sluit de maatstaf energiekosten in procenten van de toegevoegde waarde beter aan op de aard van energieverbruik. Bij de monitoring van het energieverbruik in de detailhandel moet, naast de registratie van het energieverbruik en de voornaamste determinanten als oppervlakte en toegevoegde waarde, met een aantal achtergrondvariabelen rekening gehouden worden. Het betreft hier allereerst de dynamiek van het uitbesteden en reïntegreren van onderdelen van bedrijfsproces. Meestal gaat het hierbij om (delen van) het logistieke traject maar het kan b.v. de huisvesting betreffen in winkelcentra die eigendom zijn van een vereniging van winkeliers (met b.v. gezamenlijke verwarming). Het is echter zeer moeilijk zicht te krijgen op deze
35
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
ontwikkelingen en nog moeilijker de invloed op de energieconsumptie vast te stellen. Op de tweede plaats kan het zeer de moeite lonen om de penetratie van zowel energieverbruikende apparatuur als van energiebesparende maatregelen in de detailhandel te volgen. Zaken als een bake-off faciliteit, dubbel glas, spaarlampen en hoog rendementsketels laten zich eenvoudig vast stellen en zij kunnen het zicht op de energie-efficiency van de sector zeer vergroten. In paragraaf 3.2 van dit rapport is een lijst met mogelijke determinanten opgenomen.
36
LITERATUUR
Bedrijfssignalering, Bedrijfsresultaten editie 199., uitgave van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, Zoetermeer; geraadpleegd zijn de niet gepubliceerde bestanden die aan deze uitgave ten grondslag liggen. Centraal Bureau voor de Statistiek, Produktiestatistieken Binnenlandse handel en dienstverlening, geraadpleegd zijn de uitgaven voor de detailhandel over 1991 en 1992 en de samenvattende overzichten van de jaren 1987 t/m 1992 die van deze statistiek in de detailhandel verschijnen. Centraal Bureau voor de Statistiek, De Nederlandse Energiehuishouding, geraadpleegd zijn de jaargangen 1987 t/m 1992. H.G. Gianotten, J.W.H. Janssen en J.G.A.M. de Jong, Trendrapport detailhandel 1995, Den Haag 1995, Hoofdbedrijfschap Detailhandel. M. Hall, J. Knapp and C. Winsten: Distribution in Great Britain and North America, Oxford, 1961. D.J. Pommering: Brand marketing: fresh thinking needed, Marketing Trends, 1, 7-9, 1979.
37
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
38
BIJLAGE A. SBI’74 INDELING
39
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
40
SBI’74 indeling
41
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
42
BIJLAGE B. SBI’93 INDELING
43
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
44
SBI’93 indeling
45
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
46
BIJLAGE C. ENERGIEVERBRUIK PER BRANCHE
Voedings- en genotmiddelen Kleding, stoffen e.d. Schoeisel e.d. Woninginrichting e.d IJzerwaren, verf e.d. Benzinestations Drukwerk, schoolbenodigdheden Foto, optiek e.d. Bloemen & planten Diverse groepen Totaal
1985
1986
1987
1988
1989
1990
1991
1992
8814 3765 893 3602 1730 506 546 902 1290 2970
9268 3943 987 3761 1871 554 607 937 1163 3111
9378 4066 983 3447 1904 564 571 967 1385 3026
9608 4093 924 3393 1831 782 686 887 1201 2846
9461 4002 915 3437 1920 697 521 884 1370 2837
9337 3999 871 3439 2134 646 523 893 1379 2952
9164 4176 846 3724 2162 686 528 859 1424 3053
9772 4244 910 3998 2393 802 539 919 1485 3245
25219
26402 26290 26250 26043 26172 26622 28308
47
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
48
BIJLAGE D. ENERGIEVERBRUIK DETAILHANDEL
1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 Aardgas [mln m3] Elektriciteit [mln kWu] Overig [TJ] Totaal [TJ]
535 478 490 508 489 509 502 507 477 488 510 2496 2305 2390 2272 2656 2523 2578 2556 2861 2916 3178 1402 1346 1503 969 1425 1076 1066 802 764 665 727 27316 25020 25605 25219 26402 26290 26250 26043 26172 26622 28308
49
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
50
BIJLAGE E. KOSTENOVERZICHT DETAILHANDEL
SBI
Detailhandel in
Jaar
Huisvestings- waarvan: waarvan: kosten energie aardgas [x f 1,000] [x f 1,000] [x f 1000]
6511 6512 6513 6521 6524 6525 6526 6528 6541 6542 6543 6624 6641 6642 6644 6649 6651 6652 6653 6661 6663 6681 6682
wild- en gevogelte vis-, schaal- en weekdieren vlees en vleeswaren agf chocolade, suikerwerk, ijs e.d. dranken tabak alg. levensmiddelen medische en ort, artikelen parfurmerie-, toilet- en cosm. art. drogisterij-artikelen fietsen en bromfietsen boeken, tijdschriften en kranten kantoor- en schoolbenodigdheden postzegels en munten boeken, tijdschriften alg. ass. fotografische artikelen optische artikelen juweliersartikelen bloemen en planten (incl. 6662) dieren en dierbenodigdheden speelgoederen sport- en kampeerartikelen
1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992
SBI
Detailhandel in
Jaar
Energiekosten per m2 [x f 1,-]
Kosten aardgas per m2 [x f 1,-]
Kosten elektrisch per m2 [x f 1,-]
6511 6512 6513 6521 6524 6525 6526 6528 6541 6542 6543 6624 6641 6642 6644 6649 6651 6652 6653 6661 6663 6681 6682
wild- en gevogelte vis-, schaal- en weekdieren vlees en vleeswaren agf chocolade, suikerwerk, ijs e.d. dranken tabak alg. levensmiddelen medische en ort, artikelen parfumerie-, toilet- en cosm. art. drogisterij-artikelen fietsen en bromfietsen boeken, tijdschriften en kranten kantoor- en schoolbenodigdheden postzegels en munten boeken, tijdschriften alg. ass. fotografische artikelen optische artikelen juweliersartikelen bloemen en planten (incl. 6662) dieren en dierbenodigdheden speelgoederen sport- en kampeerartikelen
1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992 1992
192 226 157 79 84 41 67 59 49 76 42
71 80 49 25 19 15 28 18 17 28 17
112 127 106 53 64 25 38 40 32 48 25
45 27 52 40 70 69 77 28 46 40 24
18 14 19 16 24 24 26 14 20 15 10
27 13 33 23 45 46 51 14 25 24 14
11.378,5 21.411,6 137.679,9 73.869,7 21.358,5 43.274,9 24.618,2 823.486,2 3.874,4 18.591,3 113.657,7 47.970,7 72.435,9 14.511,7 1.962,7 10.604,0 43.150,4 65.025,5 60.365,2 114.195,0 26.428,8 50.316,6 63.613,1
3.997,0 6.456,5 45.091,4 15.921,3 2.748,2 5.962,2 5.800,7 157.160,2 542,5 1.886,1 14.678,4 12.016,1 8.458,2 1.820,2 345,6 1.899,1 6.766,1 8.178,2 8.775,0 27.105,3 6.202,3 6.008,8 9.450,3
1.468,4 2.287,4 14.083,0 5.125,1 627,2 2.173,6 2.398,2 49.305,1 186,7 687,5 5.732,0 5.443,3 3.299,3 931,2 124,4 773,3 2.352,9 2.780,0 2.955,1 13.251,3 2.665,1 2.236,4 3.882,8
waarvan: elektrisch [x f 1000] 2.338,5 3.630,2 30.616,9 10.810,6 2.077,0 3.633,7 3.321,0 105.977,8 349,5 1.191,6 8.795,5 6.204,1 4.996,4 889,1 221,2 1.112,6 4.327,2 5.370,9 5.793,5 13.660,6 3.432,4 3.713,1 5.482,7
waarvan: Toegevoegde Verkoopvloerov. energie waarde oppervlakte [x f 1000] [x f 1000] [m2] 190,1 538,9 391,4 37,9 44,0 155,0 54,7 1.877,3 6,3 7,0 150,9 313,9 194,3 0,0 0,0 13,2 86,0 27,4 41,6 197,8 104,8 59,3 84,8
67.935,2 162.676,1 1.056.712,8 495.509,5 75.040,3 234.608,3 167.949,5 4.994.413,5 37.642,3 112.145,8 628.986,6 422.853,2 428.194,4 103.859,1 10.687,4 74.141,5 237.950,7 455.164,7 385.872,5 635.812,2 124.456,6 188.205,6 295.824,5
Energiekosten/ Kosten aardgas/ toegevoegde toegevoegde waarde waarde [in %] [in %] 5,9 4,0 4,3 3,2 3,7 2,5 3,5 3,1 1,4 1,7 2,3 2,8 2,0 1,8 3,2 2,6 2,8 1,8 2,3 4,3 5,0 3,2 3,2
2,2 1,4 1,3 1,0 0,8 0,9 1,4 1,0 0,5 0,6 0,9 1,3 0,8 0,9 1,2 1,0 1,0 0,6 0,8 2,1 2,1 1,2 1,3
20.791,2 28.566,1 288.087,6 202.456,2 32.602,9 145.889,4 86.841,2 2.674.574,3 11.075,3 24.906,9 347.209,2 187.515,8 66.363,7 6.657,7 47.473,5 97.178,8 117.674,9 113.859,9 972.390,4 135.181,9 151.968,8 399.979,8
Kosten elektrisch/ toegevoegde waarde [in %] 3,4 2,2 2,9 2,2 2,8 1,5 2,0 2,1 0,9 1,1 1,4 1,5 1,2 0,9 2,1 1,5 1,8 1,2 1,5 2,1 2,8 2,0 1,9
Bron: CBS, Produktiestatistieken
51
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
SBI
Detailhandel in
Jaar
6514 6551 6552 6553 6554 6555 6561 6569 6571 6572 6581 6591 6592 6594 6595 6596 6597 6598 6599 6611 6612 6613 6614 6615 6617 6631
melk en zuivelprodukten herenbovenkleding damesbovenkleding dames- en herenbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding kledingstoffen textiel alg. assortiment schoeisel en schoenfournituren lederwaren en reisartikelen textiel voor woninginrichting meubelen antiek verlichtingsartikelen elek. huishoudelijke apparaten radio- en televisietoestellen e.d. muziekinstrumenten naai- en breimachines wasmachines, koelkasten, e.d. ijzerwaren en gereedschappen bouwmaterialen glas-, porselein- en aardewerk souvenirs verf en verfwaren huish. artikelen benzinestations e.d.
1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991
SBI
Detailhandel in
Jaar
Energiekosten per m2 [x f 1,-]
Kosten aardgas per m2 [x f 1,-]
Kosten elektrisch per m2 [x f 1,-]
6514 6551 6552 6553 6554 6555 6561 6569 6571 6572 6581 6591 6592 6594 6595 6596 6597 6598 6599 6611 6612 6613 6614 6615 6617 6631
melk en zuivelprodukten herenbovenkleding damesbovenkleding dames- en herenbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding kledingstoffen textiel alg. assortiment schoeisel en schoenfournituren lederwaren en reisartikelen textiel voor woninginrichting meubelen antiek verlichtingsartikelen elek. huishoudelijke apparaten radio- en televisietoestellen e.d. muziekinstrumenten naai- en breimachines wasmachines, koelkasten e.d. ijzerwaren en gereedschappen bouwmaterialen glas-, porselein- en aardewerk souvenirs verf en verfwaren huish. artikelen benzinestations e.d.
1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991
112 44 49 42 34 45 43 34 43 40 22 16 36 48 41 47 41 47 31 30 18 48 46 32 35
32 18 19 16 15 20 19 14 15 13 9 6 13 11 13 15 16 19 12 11 7 15 16 11 13
79 26 30 25 20 24 23 19 27 27 13 9 23 36 27 31 25 28 19 18 11 33 27 21 22
Bron: CBS, Produktiestatistieken
52
Huisvestings- waarvan: waarvan: waarvan: waarvan: Toegevoegde Verkoopvloerkosten energie aardgas elektrisch ov. energie waarde oppervlakte [x f 1.000,-] [x f 1.000,-] [x f 1.000,-] [x f 1.000,-] [x f 1.000,-] [x f 1.000,-] [m2] 37.268,5 87.946,3 224.378,0 403.721,0 33.108,9 18.227,0 22.041,5 81.535,5 167.525,2 11.820,5 95.011,5 225.749,3 14.377,5 18.354,5 88.338,0 69.719,0 8.755,3 8.389,4 10.666,4 17.489,9 138.450,4 18.589,0 15.240,1 23.555,9 146.600,8 104.292,7
7.818,9 11.143,3 25.280,3 42.473,6 4.351,9 2.705,0 3.651,5 9.961,0 20.497,5 1.688,2 14.713,1 43.115,2 3.854,9 3.436,1 13.456,5 10.636,7 1.939,8 1.200,1 1.876,4 4.392,3 23.369,2 2.995,7 1.352,5 3.788,5 18.734,5 19.228,0
2.250,2 4.475,8 9.606,9 16.077,9 1.852,3 1.225,5 1.649,4 4.269,2 7.364,1 563,4 5.788,9 17.688,7 1.396,8 799,5 4.348,6 3.447,8 748,9 482,6 720,4 1.644,2 8.765,8 934,5 465,8 1.293,4 6.832,5 5.469,0
5.497,5 6.565,2 15.418,4 25.452,7 2.486,7 1.435,0 1.996,1 5.525,4 13.044,6 1.124,8 8.827,3 24.848,5 2.443,5 2.618,6 9.077,3 7.042,0 1.195,2 716,0 1.151,9 2.700,0 14.107,7 2.044,0 787,3 2.477,8 11.690,5 13.522,3
71,1 102,4 146,3 583,6 23,9 44,5 6,0 166,5 88,8 0,0 96,9 574,0 19,7 17,9 79,0 15,4 18,2 1,6 4,0 24,1 291,8 17,1 1,6 17,3 211,4 236,6
284.070,4 388.128,0 784.893,1 1.401.642,6 99.498,8 108.842,4 99.250,7 350.520,6 633.740,9 59.637,3 472.724,3 1.213.525,3 69.162,5 66.507,9 484.521,7 376.786,4 76.654,8 39.879,7 72.916,3 166.352,1 829.157,8 60.181,7 44.383,9 110.059,3 583.666,8 417.767,7
Energiekosten/ Kosten aardgas/ toegevoegde toegevoegde waarde waarde [in %] [in %] 2,8 2,9 3,2 3,0 4,4 2,5 3,7 2,8 3,2 2,8 3,1 3,6 5,6 5,2 2,8 2,8 2,5 3,0 2,6 2,6 2,8 5,0 3,0 3,4 3,2 4,6
0,8 1,2 1,2 1,1 1,9 1,1 1,7 1,2 1,2 0,9 1,2 1,5 2,0 1,2 0,9 0,9 1,0 1,2 1,0 1,0 1,1 1,6 1,0 1,2 1,2 1,3
69.904,8 253.806,7 514.849,0 1.016.620,3 127.476,3 60.359,4 85.271,2 295.607,5 476.797,3 42.353,3 674.464,8 2.777.188,0 107.641,1 71.801,2 332.159,9 227.462,7 47.268,0 25.472,3 60.730,6 146.255,9 1.318.853,6 62.644,5 29.426,9 119.766,4 531.386,8
Kosten elektrisch/ toegevoegde waarde [in %] 1,9 1,7 2,0 1,8 2,5 1,3 2,0 1,6 2,1 1,9 1,9 2,0 3,5 3,9 1,9 1,9 1,6 1,8 1,6 1,6 1,7 3,4 1,8 2,3 2,0 3,2
BIJLAGE F. KENTALLEN ENERGIEKOSTEN
1987
1988
1989
1990
1991
1992
Totaal Food Non-food
40,9 66,5 32,9
39,6 63,9 31,9
42,1 69,3 33,9
44,5 73,0 36,1
74,3
Supermarkt Drogisterijen
52,6 43,0
52,4 39,7
56,8 42,2
58,5 41,8
58,8 42,3
3,4 3,8 3,1
3,1 3,6 2,9
3,3 3,5 3,2
3,2 3,6 3,0
3,2 3,5 3,1
3,6 2,7
3,4 2,4
3,4 2,4
3,3 2,2
3,1 2,3
1993
Energiekosten per m2 [guldens]
57,1
Energiekosten/toegevoegde waarde [%] Totaal Food Non-food Supermarkt Drogisterijen
3,6 4,1 3,4
Bron: CBS, Produktiestatistieken
53
Oktober 1995 Sectorstudie detailhandel
54
BIJLAGE G. AANTAL BEDRIJVEN EN OMZET
SBI
Detailhandel in
6511 6512 6513 6521 6524 6525 6526 6528 6541 6542 6543 6624 6641 6642 6644 6649 6651 6652 6653 6661 6663 6681 6682
wild- en gevogelte vis-, schaal- en weekdieren vlees en vleeswaren agf chocolade e.d. dranken tabak alg. levensmiddelen medische en ort, artikelen parfumerie-, toilet- en cosm. art. drogisterij-artikelen fietsen en bromfietsen boeken, tijdschriften en kranten kantoor- en schoolbenodigdheden postzegels en munten algemeen assortiment fotografische artikelen optische artikelen juweliersartikelen bloemen en planten (incl. 6662) dieren en dierbenodigdheden speelgoederen sport- en kampeerartikelen
SBI
Detailhandel in
6514 6551 6552 6553 6554 6555 6561 6569 6571 6572 6581 6591 6592 6594 6595 6596 6597 6598 6599 6611 6612 6613 6614 6615 6617 6631
melk en zuivelprodukten herenbovenkleding damesbovenkleding dames- en herenbovenkleding baby- en kinderkleding onderkleding kledingstoffen textiel alg. assortiment schoeisel en schoenfournituren lederwaren en reisartikelen textiel voor woninginrichting meubelen antiek verlichtingsartikelen elek. huishoudelijke apparaten radio- en televisietoestellen e.d. muziekinstrumenten naai- en breimachines wasmachines, koelkasten e.d. ijzerwaren en gereedschappen bouwmaterialen glas-, porselein- en aardewerk souvenirs verf en verfwaren huish. artikelen benzinestations e.d.
Aantal CRK: Prod. stat.: bedrijven aantal aantal bedrijven bedrijven 592 1.438 5.164 4.327 983 1.250 2.118 5.896 173 422 1.908 2.086 2.109 491 360 454 965 1.206 1.850 5.938 1.570 988 1.797
700 906 4.632 4.899 1.472 2.283 2.414 5.600 434 2.373 1.949 3.547 2.762 1.019 458 1.452 1.452 1.252 2.507 7.548 1.974 1.287 2.781
501 1.113 4.926 4.034 777 1.190 1.854 3.697 139 283 1.785 3.111 1.896 430 266 285 926 1.093 1.676 5.505 1.331 739 1.451
3.501 2.932 3.577 5.450 1.458 714 1.141 2.005 2.435 782 2.599 2.310 2.147 510 2.648 5.231 751 355 5.156 2.360 4.217 2.840 n.v.t. 2.147 2.676 n.v.t.
2.901 1.134 2.912 3.207 796 880 952 1.001 2.023 440 1.798 2.789 1.512 400 1.078 1.716 410 307 398 907 2.124 528 441 684 2.051 1.763
Jaar
[x ƒ 1000]
327.415,2 587.630,4 3.890.594,6 2.209.045,6 300.925,3 1.876.122,9 1.410.830,3 32.845.245,3 141.187,3 426.788,5 2.642.184,3 1.986.048,3 2.101.341,7 439.980,3 56.809,2 335.833,6 870.364,2 1.095.580,7 1.218.072,2 2.360.140,3 562.576,1 928.142,0 1.328.986,4
Aantal CRK: Prod. stat.: bedrijven aantal aantal bedrijven bedrijven 2.125 1.236 3.831 4.923 1.159 1.188 1.084 950 2.101 527 3.429 1.718 1.829 463 981 2.558 492 298 526 983 2.425 654 847 722 2.349 1.849
Omzet
Omzet [x ƒ 1000] 1.746.483,3 1.444.802,2 3.183.896,0 5.824.404,6 509.331,2 377.904,3 388.150,9 1.587.785,7 2.510.160,4 216.297,1 1.875.187,0 5.131.346,0 266.240,5 260.303,1 3.040.308,2 2.256.603,3 329.783,5 158.299,0 366.971,7 631.573,7 3.956.799,7 226.408,5 170.458,1 412.586,1 2.633.932,5 6.664.246,1
Toegevoegde waarde [x ƒ 1000]
Jaar Werkzame Oppervlakte personen [in m2]
1992 67.935,2 1992 162.676,1 1992 1.056.712,8 1992 495.509,5 1992 75.040,3 1992 234.608,3 1992 167.949,5 1992 4.994.413,5 1992 37.642,3 1992 112.145,8 1992 628.986,6 1992 422.853,2 1992 428.194,4 1992 103.859,1 1992 10.687,4 1992 74.141,5 1992 237.950,7 1992 455.164,7 1992 385.872,5 1992 635.812,2 1992 124.456,6 1992 188.205,6 1992 295.824,5
1992 2.068 1992 3.834 1992 24.941 1992 16.168 1992 3.154 1992 5.552 1992 4.483 1992 160.728 1992 713 1992 2.216 1992 15.444 1992 8.457 1992 8.354 1992 2.331 1992 367 1992 1.594 1992 4.409 1992 6.342 1992 7.223 1992 19.729 1992 3.783 1992 4.758 1992 6.613
Jaar
Jaar Werkzame Oppervlakte personen [in m2]
Toegevoegde waarde [x ƒ 1000]
1991 284.070,4 1991 388.128,0 1991 784.893,1 1991 1.401.642,6 1991 99.498,8 1991 108.842,4 1991 99.250,7 1991 350.520,6 1991 633.740,9 1991 59.637,3 1991 472.724,3 1991 1.213.525,3 1991 69.162,5 1991 66.507,9 1991 484.521,7 1991 376.786,4 1991 76.654,8 1991 39.879,7 1991 72.916,3 1991 166.352,1 1991 829.157,8 1991 60.181,7 1991 44.383,9 1991 110.059,3 1991 583.666,8 1991 417.767,7
1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991 1991
8.333 6.877 19.244 32.447 2.932 2.809 3.630 9.664 18.590 1.572 8.865 19.237 2.381 1.436 8.311 7.722 8.417 4.406 6.643 3.282 15.195 1.794 1.154 2.285 17.220 10.367
20.791 28.566 288.088 202.456 32.603 145.889 86.841 2.674.574 11.075 24.907 347.209 n.v.t. 187.516 66.364 6.658 47.474 97.179 117.675 113.860 972.390 135.182 151.969 399.980
69.905 253.807 514.849 1.016.620 127.476 60.359 85.721 295.608 476.797 42.353 674.465 2.777.188 107.641 71.801 332.160 227.463 47.268 25.472 60.731 146.256 1.318.854 62.645 29.427 119.766 531.387 n.v.t.
Bron: - aantal bedrijven: ABR 1994/bewerking EIM/CRR - CRK 1995/ bewerking EIM/CRR - overig: CBS Produktiestatistieken
55