SCRIPTIEREGLEMENT MASTER SOCIOLOGIE, Algemene Sociologie
Disclaimer: dit scriptiereglement is alleen van toepassing op de scriptie ‘oude stijl’ (20 EC), voor studenten die voor 2012/2013 zijn gestart met hun master.
Master Sociologie Graduate School of Social Sciences Universiteit van Amsterdam
update april 2012
INHOUD
Inleiding ............................................................................................................................................... 3 Leerdoelen ……………………………………………………………… ............ ……………………… 3 Keuze van het onderwerp ................................................................................................................. 3 Inhoudelijke eisen .............................................................................................................................. 3 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Opzet en probleemstelling ........................................................................................... Het gebruik van theorie ............................................................................................... Het onderzoek ............................................................................................................. De conclusies .............................................................................................................. De rapportage .............................................................................................................. Controleerbaarheid .....................................................................................................
3 4 4 4 4 5
Beoordelingscriteria .......................................................................................................................... 6 Procedure .......................................................................................................................................... 7 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Aanmelding door de student........................................................................................ 7 Toewijzing .................................................................................................................... 7 Begeleider en tweede beoordelaar ............................................................................. 7 Scriptieseminar ............................................................................................................... 7 Scriptievoorstel ............................................................................................................. 7 Begeleiding ................................................................................................................... 8 Beoordeling................................................................................................................... 8 Inleveren eindversie masterscriptie ............................................................................ 8 Termijn eindbeoordeling ............................................................................................. 8 Praktische zaken ........................................................................................................... 8 Masterscriptie bij twee opleidingen ............................................................................... 9
Informatie over docenten .................................................................................................................. 10
Scriptiereglement master Sociologie
2
INLEIDING De master Sociologie wordt afgesloten met een scriptie: de proeve van wetenschappelijke bekwaamheid. Hiermee laat je zien in staat te zijn zelfstandig en creatief onderzoek te verrichten en daar op een wetenschappelijk verantwoorde wijze over te rapporteren. Hierdoor is de scriptie het belangrijkste en het meest uitdagende, maar ook het moeilijkste onderdeel van de hele studie. Eerder verworven kennis, inzichten en vaardigheden komen hier opnieuw aan de orde, maar nu in één geïntegreerd project. De omvang van dit studieonderdeel bedraagt 20 EC (560 uur); de praktijk wijst uit dat deze tijd ten volle nodig is om de scriptie te kunnen afronden. Voor de masterscriptie Sociologie gelden richtlijnen en regelingen, die hieronder zullen worden weergegeven.
LEERDOELEN Tijdens de masterscriptie worden de gedurende de studie verworven vaardigheden in een thematisch nauw omschreven project samengebracht en verder ontwikkeld. Het betreft in het bijzonder de volgende vaardigheden: het formuleren van een onderzoeksvraag en zelfstandig een onderzoeksopzet, strategie en tijdspad opstellen. het zelfstandig verrichten van sociaalwetenschappelijk onderzoek gericht op een specifiek probleem en geplaatst binnen een methodologisch kader; het creatief gebruikmaken van de voor dit probleem relevante theoretische inzichten; het genereren van nieuwe kennis in verband met het aan de orde gestelde probleem; het helder, systematisch en verantwoord rapporteren over het onderzoek; de onderzoeksresultaten en de theoretische en praktische betekenis daarvan op een verantwoorde wijze weergeven.
KEUZE VAN HET ONDERWERP Bij de keuze van het onderwerp hebben studenten een grote vrijheid. Het is raadzaam al geruime tijd vóór de werkelijke start te beginnen met nadenken over een mogelijk onderwerp; de specialisatie- en de keuzemodule in de master en mogelijk ook andere studieonderdelen kunnen dan op dat onderwerp worden afgestemd. De keuze hangt ook samen met de afstudeerspecialisatie. Soms draagt een docent een onderwerp aan waar een student mee aan de slag kan, maar ook dan wordt van de student verwacht daar een eigen creatieve invulling aan te geven. Tevens bieden sommige docenten de mogelijkheid om een of enkele studenten te laten participeren in lopend onderzoek en deze studenten groepsgewijs rond een bepaald thema te begeleiden. Ook bieden maatschappelijke organisaties en/of bedrijven regelmatig de mogelijkheid om een onderzoek uit te voeren op basis waarvan een scriptie kan worden geschreven. Kijk voor zulke scriptiemogelijkheden regelmatig op de Blackboardsite voor de Masterscriptie.
INHOUDELIJKE EISEN De eisen waaraan de masterscriptie moet voldoen hebben betrekking op 1. de opzet en de probleemstelling, 2. het gebruik van theorie, 3. de kwaliteit van het onderzoek, 4. de conclusies, 5. de rapportage en 6. controleerbaarheid 1. Opzet en probleemstelling Duidelijk moet zijn wat het doel van de masterscriptie is: welk onderwerp behandeld wordt en waarom het de moeite waard is dit te behandelen. De probleemstelling moet duidelijk in verband staan met het doel van de scriptie en helder geformuleerd zijn. De probleemstelling is een nadere precisering van het onderwerp; zij geeft aan wat men vervolgens gaat behandelen. In het algemeen bestaat de probleemstelling uit een algemene vraag en een reeks daarvan afgeleide, operationele subvragen. Deze vragen moeten zodanig zijn gesteld dat beantwoording in het kader van de scriptie mogelijk is.
Scriptiereglement master Sociologie
3
Je probleemstelling en onderzoeksvragen zullen waarschijnlijk tijdens het schrijven van je scriptie enigszins veranderen. Het is wel belangrijk dat je te allen tijde kunt formuleren wat je aan het onderzoeken bent. Je onderzoeksvragen zullen concreter worden naarmate je onderzoek vordert. Speciale aandacht moet worden besteed aan enerzijds de afbakening van onderwerp en probleemstelling, anderzijds het ruimere kader waarin deze worden geplaatst. Daartoe is het van belang je goed te informeren over onderzoek dat al over het gekozen onderwerp (of een soortgelijk onderwerp) gedaan is. Relevante wetenschappelijke literatuur is onder meer te vinden in de recente jaargangen van vaktijdschriften. Uit de scriptie moet duidelijk worden hoe het eigen onderzoek zich verhoudt tot de resultaten van reeds verricht onderzoek. 2. Het gebruik van theorie De auteur dient er blijk van te geven op de hoogte te zijn van de belangrijkste sociologische (en eventueel andere sociaalwetenschappelijke) theorieën die op het onderwerp van de scriptie betrekking hebben. Theoretische inzichten worden gebruikt voor a) de formulering van de probleemstelling en de omschrijving van daarin gebruikte centrale begrippen en b) de interpretatie van de resultaten van het onderzoek. In het geval van toetsend onderzoek wordt de theorie tevens gebruikt voor c) de formulering van te toetsen hypothesen. In alle gevallen dienen theorieën helder en met inzicht te worden weergegeven en theoretische keuzen te worden verantwoord. 3. Het onderzoek De masterscriptie berust altijd op onderzoek. Dit behelst een eigen empirisch onderzoek in de vorm van documentenstudie, analyse van statistische data, interviews, een enquête, observatie, of een combinatie hiervan. Hierbij dient te worden uitgegaan van een goed doordacht ontwerp van onderzoek, dat praktisch uitvoerbaar is en goed aansluit op de probleemstelling. Daarbij wordt zorgvuldig aandacht besteed aan a) de vertaling van theoretische inzichten en begrippen in onderzoeksstappen (operationalisering van begrippen, problemen van validiteit en betrouwbaarheid), b) de aard van het empirisch materiaal (definiëring en afbakening van de onderzoekspopulatie, selectie van cases) en c) de aard van de onderzoekstechnieken. Hierbij gemaakte keuzen dienen zo goed mogelijk te worden verantwoord. Het is ook mogelijk een onderzoek niet compleet zelf uit te voeren en gebruik te maken van reeds bestaande gegevens uit aangeleverde bestanden. Afhankelijk van de aard van deze bestanden zullen bepaalde delen van het onderzoek al of niet meer nadruk krijgen. De mogelijkheid bestaat dat het onderzoek voor de masterscriptie zich beperkt tot literatuuronderzoek. Er worden in dat geval relatief hoge eisen gesteld aan de grondigheid en originaliteit van de studie en de zorgvuldigheid en creativiteit waarmee de literatuur is verwerkt. Ook in dit geval is het van belang na te gaan op welke wijze de behandelde theorieën in empirisch onderzoek zijn gebruikt (ter toetsing of anderszins) of kunnen worden gebruikt. 4. De conclusies Na weergave en analyse van de resultaten van het onderzoek volgen conclusies, waarin de onderzoeksresultaten geïnterpreteerd worden door ze te betrekken op de probleemstelling en te verbinden met de gebruikte theorie. De in de probleemstelling gestelde vragen worden expliciet beantwoord. Indien hypothesen gesteld zijn, wordt aangegeven in hoeverre de onderzoeksresultaten deze bevestigen dan wel weerleggen. Tevens wordt ingegaan op de volgende vragen: In hoeverre zijn de onderzoeksresultaten generaliseerbaar naar andere gevallen dan de onderzochte? Welk licht werpen de onderzoeksresultaten op de theorie? Hoe verhouden de onderzoeksresultaten zich tot de bevindingen en conclusies van andere auteurs? Waarin stemmen de resultaten overeen, waarin verschillen zij, en waaraan ligt dat? Wat heeft het eigen onderzoek toegevoegd aan de kennis over het onderwerp van onderzoek? Ook is het soms van belang - afhankelijk van het doel van de scriptie - een antwoord op (een van) de volgende vragen te geven: Wat zegt het onderzoek over de adequaatheid van de gevolgde methoden en de keuze van het empirisch materiaal? Zijn hier aanbevelingen voor toekomstig onderzoek aan te ontlenen? Hoe zou men het in het vervolg beter doen? Welke beleidsaanbevelingen kunnen op grond van het onderzoek worden gedaan? 5. De rapportage Wat betreft de eisen die aan de rapportage worden gesteld, kunnen de volgende aspecten worden onderscheiden: opbouw van het betoog, indeling van de scriptie, stilistische kwaliteiten, uiterlijke verzorging en omvang van de scriptie.
Scriptiereglement master Sociologie
4
Gestreefd dient te worden naar een systematisch opgebouwd betoog. Probleemstelling, theorie en empirische gegevens moeten duidelijk op elkaar aansluiten. De scriptie dient een heldere argumentatielijn te bevatten, met expliciete denkstappen en duidelijke overgangen van hoofdstuk naar hoofdstuk en paragraaf naar paragraaf. Conclusies dienen voort te vloeien uit het daaraan voorafgaande betoog. De helderheid van het betoog wordt bevorderd door een goede indeling in hoofdstukken en paragrafen. De scriptie dient te bevatten: een titelpagina met: titel, eventueel ondertitel, naam van de auteur(s), studentnummer, emailadres, namen van de begeleiders/beoordelaars, maand en jaar van afronding en de vermelding 'masterscriptie sociologie', eventueel gespecificeerd naar afstudeerspecialisatie; inhoudsopgave; (eventueel) een voorwoord; een inleiding met daarin het doel en onderwerp van de scriptie en de probleemstelling; een weergave en verantwoording van de gevolgde werkwijze (al dan niet in de inleiding); een weergave en verantwoording van de gehanteerde theorie; een weergave van eerdere onderzoeksbevindingen op het desbetreffende terrein; een of meer hoofdstukken waarin de onderzoeksresultaten worden weergegeven en geanalyseerd; een conclusie waarin de onderzoeksresultaten worden samengevat en theoretisch geïnterpreteerd, de vragen van de probleemstelling worden beantwoord en (eventueel) aanbevelingen worden gedaan; noten; literatuurlijst; (eventueel) een of meer bijlagen, waarin bijvoorbeeld de vragenlijst (in geval van interviews), de afgenomen enquête, of een gedetailleerde beschrijving van de dataset is opgenomen; een korte samenvatting (maximaal 3 pagina's) aan het begin of aan het eind van de scriptie. Het is van belang zorgvuldig aandacht te besteden aan het taalgebruik. De scriptie voor Algemene Sociologie dient in goed Nederlands of Engels te zijn geschreven. Zinnen moeten grammaticaal correct zijn (geen telegramstijl) en goed op elkaar aansluiten. Onnodige herhalingen en uitweidingen moeten worden vermeden. Vakjargon kan zinvol en zelfs noodzakelijk zijn, maar alleen als het ten dienste staat van de inhoud. Een goede alinea-indeling bevordert de leesbaarheid en overzichtelijkheid van het betoog. Leun niet te veel op andere auteurs en streef ernaar een zelfstandig betoog in een eigen stijl op te zetten. Tot de vereisten van de uiterlijke verzorging behoren: een goede lay-out (lettertype, gebruik van interlinie, redelijk ruime marges, paginanummering, consistente typografie met betrekking tot hoofdstuk- en paragraaftitels), het ontbreken van spel- en typefouten, een correcte interpunctie en een functionele en heldere weergave van schema's, tabellen en grafieken. Foto’s en andere afbeeldingen kunnen de scriptie verlevendigen en hebben soms een ondersteunende functie. De omvang van de scriptie ligt tussen minimaal 16,000 en maximaal 24,000 woorden (A4, Times New Roman, 12-puntsletter) zuivere tekst (d.w.z. exclusief noten, literatuurlijst, bijlagen, afbeeldingen). In overleg met de eerste begeleider kan van deze regel worden afgeweken. De gewenste omvang hangt af van wat in de scriptie behandeld wordt. In het algemeen geldt: hoe beknopter de rapportage zonder aan de inhoud afbreuk te doen, hoe beter. 6. Controleerbaarheid In iedere wetenschappelijke verhandeling, dus ook in de masterscriptie, dienen beweringen zoveel mogelijk controleerbaar te zijn: de schrijver dient aan te geven waarop beweringen zijn gebaseerd, zodat de lezer ze eventueel op juistheid kan controleren. Voor zover beweringen berusten op eigen onderzoek, gebeurt dit door een adequate methodische verantwoording. Voor zover ze ontleend zijn aan geschreven bronnen, dient dit te worden aangegeven door verwijzingen. Verwijzingen De meest eenvoudige manier van verwijzen is het tussen haakjes vermelden van de naam van de auteur(s) van het artikel of boek waaraan men iets ontleend heeft, gevolgd door het jaar van uitgave en een dubbele punt met de bijbehorende paginanummers. Bijvoorbeeld: (Lammers 1987: 247-251). In de literatuurlijst is dan de volledige titelbeschrijving te vinden. Maakt men van meer publicaties van een auteur in hetzelfde jaar gebruik, dan moet men verwijzen door achter het jaartal nog een specificerende letter (a, b enz.) te zetten. Bijvoorbeeld: (Elias 1969b). In de literatuurlijst wordt dan dezelfde specificatie gebruikt. Bij meer dan twee auteurs kan men volstaan met het noemen van de eerste, gevolgd door 'e.a.'. Bijvoorbeeld: (Crook e.a. 1992: 106-135). Ook een instantie kan als auteur worden genoemd. Bijvoorbeeld: (CBS 1992: 57, tabel 12). Ook naar digitale bronnen dient zo nauwkeurig mogelijk te worden verwezen. Verwijzen met vermelding van paginanummers is in elk geval geboden wanneer men een of meer zinnen letterlijk overneemt; dit citeren
Scriptiereglement master Sociologie
5
wordt aangegeven door middel van het plaatsen van aanhalingstekens. Het letterlijk overnemen van zinnen zonder zo’n verwijzing wordt als plagiaat aangemerkt. Ook wanneer men niet letterlijk citeert, maar theorieën, gedachten, inzichten of begrippen van een of meer auteurs overneemt, dient naar hen te worden verwezen. Soms is het gewenst deze auteur(s) uitdrukkelijk in de tekst te noemen (anders dan alleen tussen haakjes); men kan dan verwijzen door achter hun naam of namen tussen haakjes het jaar van uitgave van het desbetreffende werk en de pagina's te vermelden. Een voorbeeld: Volgens Lammers (1987: 29) is een algemeen kenmerk van organisaties dat zij ‘bewust geconstrueerd zijn en min of meer regelmatig gereconstrueerd worden’. Noten Noten worden gebruikt voor verwijzingen naar bronnen die niet in de literatuurlijst zijn opgenomen, bijvoorbeeld krantenstukken, archiefstukken of digitale informatie. Ook kunnen noten gebruikt worden om zaken in de tekst nader te verduidelijken of te illustreren, of om aanvullingen te geven die voor het onderwerp relevant zijn maar moeilijk in het betoog zijn in te passen. Men kan de noten onderaan de bladzijde plaatsen (voetnoten) of achter elkaar na het laatste hoofdstuk (eindnoten). In dat laatste geval worden de noten doorlopend genummerd. Literatuurlijst De literatuurlijst bevat de aangehaalde werken, alfabetisch gerangschikt volgens de naam van de (eerste) auteur. De titelbeschrijving van een boek omvat: de naam of namen van de auteur(s) (titulatuur blijft daarbij achterwege), jaar van uitgave, de volledige titel (cursief of onderstreept), plaats van uitgave en de uitgever (eventueel nog gevolgd door vermelding van de druk en het jaar van de eerste uitgave). Aangehaalde artikelen uit bundels worden afzonderlijk in de literatuurlijst opgenomen, met vermelding van de auteur(s), het jaar van uitgave, de titel van het artikel, de redacteur(en) van de bundel, de titel van de bundel (deze wordt onderstreept of gecursiveerd), de plaats van uitgave en de uitgever. Van tijdschriftartikelen vermeldt men de auteur(s), het jaar, de titel van het artikel, de naam van het tijdschrift (onderstreept of cursief), de jaargang en de pagina's. Let erop consequent te zijn in volgorde, onderstreping of cursivering, en interpunctie. Voorbeelden: Crook, Stephen, Jan Pakulski, Malcolm Waters (1992), Postmodernization. London etc.: Sage. Dronkers, J. en S. Hillege (1995), De besturen van de studentencorpora en de toegang tot de Nederlandse elites, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 21, 4 (maart), pp. 37-64. Lammers, C.J. (1987), Organisaties vergelijkenderwijs. Utrecht: Het Spectrum (Aula), 3de druk (1ste druk 1983). Schudson, Michael (1994), Culture and the Integration of National Societies, in: Diana Crane (ed.), The Sociology of Culture. Oxford/Cambridge, Mass.: Blackwell, pp. 21-44.
BEOORDELINGSCRITERIA De bovengenoemde inhoudelijke eisen zijn tevens criteria aan de hand waarvan de masterscriptie wordt beoordeeld. Hieronder staan de voornaamste beoordelingscriteria: probleemstelling: helder en nauwkeurig, interessant en origineel, goede verantwoording en goede plaatsing in theoretisch en empirisch kader; kennis van het onderwerp, o.a. blijkend uit de wijze waarop en de mate waarin van relevante literatuur gebruik is gemaakt; sociologisch inzicht: gebruik van sociologische (en eventueel andere sociaalwetenschappelijke) theorieën, verantwoording van theoretische uitgangspunten, omschrijving en toepassing van theoretische begrippen; kwaliteit van het onderzoek: wijze van materiaalverzameling (operationalisering van begrippen, onderzoekstechnieken, keuze van empirisch veld), methodologische verantwoording van keuzes, analyse van gegevens; opbouw van het betoog: systematiek, consistentie, op elkaar aansluiten van onderdelen van de scriptie, heldere argumentatielijn, goed gefundeerde conclusies; taalgebruik: nauwkeurigheid, duidelijkheid, leesbaarheid; uiterlijke verzorging: titelpagina, lay-out, spelling, interpunctie, inhoudsopgave, titels van hoofdstukken en paragrafen; controleerbaarheid: aangeven citaten, verwijzingen en bronvermelding, noten, literatuurlijst.
Scriptiereglement master Sociologie
6
PROCEDURE 1. Aanmelding door de student Je moet voor de master Sociologie ingeschreven staan als je met je scriptie wilt beginnen. Er wordt een start gemaakt met het schrijven van een eerste onderzoeksopzet tijdens het verplichte vak Capita Selecta Social Theory. Op deze manier starten studenten in het eerste semester al met de opzet van hun scriptie en hun plannen voor het onderzoek. Je begint formeel met de masterscriptie door een aanmeldformulier in te vullen en dit in te leveren bij de scriptiecoördinator René Hulst. Het aanmeldformulier kun je downloaden via je studentenwebsite http://student.uva.nl/msoc. Aan deze aanmelding kunnen oriënterende gesprekken met een of meer docenten (bijvoorbeeld de scriptiecoördinator) zijn voorafgegaan. Het is mogelijk dat je op basis van deze gesprekken al afspraken over de begeleiding hebt gemaakt. Indien dit het geval is, wordt dat aan de scriptiecoördinator meegedeeld. Met vragen over je scriptie kun je contact opnemen met de scriptiecoördinator René Hulst, telefoonnummer 020 6795868 t 020 5252623 w. , email:
[email protected] . 2. Toewijzing De scriptiecoördinator wijst op basis van het aanmeldingsformulier en eventueel een oriënterend gesprek een 1e begeleider/beoordelaar en een 2e beoordelaar aan. Hierover ontvang je mondeling of per e-mail bericht. Mocht je het met de toewijzing niet eens zijn, dan kan je daarover met de scriptiecoördinator contact opnemen. 3. Begeleider en tweede beoordelaar Minstens één van beide begeleiders is een docent van de opleiding Sociologie. Voor begeleiding door externen en medewerkers niet in dienst van de afdeling Sociologie dient altijd vooraf toestemming te worden gevraagd aan de opleidingsdirecteur van de master Sociologie en de scriptiecoördinator. Ook moet een externe begeleider over speciale deskundigheid beschikken en als docent aan een universiteit verbonden zijn. Je kunt je overigens altijd op informele wijze door externe deskundigen laten informeren en adviseren. 4. Scriptieseminar De mogelijkheid bestaat om te participeren in het scriptieseminar, dat eens in de twee weken plaatsvindt. In het scriptieseminar krijgen studenten gelegenheid elkaar te helpen bij het opzetten van een goed scriptievoorstel (zie hieronder) en het verder werken aan de scriptie. Deelname aan het scriptieseminar betekent dat er wordt meegewerkt aan een programma van inleveren en bespreken van scriptievoorstellen en dat er precieze afspraken worden gemaakt en nagekomen over het inlevertijdstip. 5. Scriptievoorstel Na de toewijzing van de 1e begeleider en 2e beoordelaar neem je contact op met de 1e begeleider om afspraken te maken over het inleveren van een scriptievoorstel. Het scriptievoorstel vormt de basis van de scriptie en moet met grote zorgvuldigheid geschreven worden. Studenten denken vaak dat ze pas een voorstel kunnen schrijven als ze erg veel literatuur hebben gelezen. Voor sommigen is dit ook het geval, maar meestal krijg je door het schrijven een beter beeld hoe je scriptieonderzoek uitgevoerd en georganiseerd moet worden. Het scriptievoorstel moet 5 tot 10 pagina’s lang zijn en moet in ieder geval de volgende onderdelen bevatten: werktitel; omschrijving van het onderwerp en het doel van de scriptie (inclusief motivering, aanduiding van wetenschappelijke en eventueel maatschappelijke relevantie); (minstens de voorlopige) probleemstelling; aanduiding van de gebruikte theorie; korte opzet van het uit te voeren onderzoek (aard van de te verzamelen gegevens, gehanteerde methode); operationaliseren van het onderzoek beredeneerde (voorlopige) inhoudsopgave; voorlopige literatuurlijst; tijdschema
Scriptiereglement master Sociologie
7
De eerste versie van het scriptievoorstel wordt met de 1e begeleider besproken. Het uiteindelijke scriptievoorstel wordt, na verwerking van het eventuele commentaar, goedgekeurd door de 1e begeleider en 2e beoordelaar. 6. Begeleiding Het scriptievoorstel vormt de basis van de scriptie. Hierbij maken de student en de 1e begeleider afspraken over de aard en de frequentie van de begeleiding. Tevens bepalen de 1e begeleider en de student in overleg een datum waarop de scriptie gereed moet zijn. In het algemeen verdient het aanbeveling in elk geval in de beginfase (uitwerking van onderzoeksplan) en eindfase (bespreking van stukken tekst) regelmatig contact te hebben met de 1e begeleider. In principe is de 2e beoordelaar niet bij de begeleiding betrokken. Het is wel mogelijk dat de 2e beoordelaar een begeleidende rol heeft, bijvoorbeeld als hij/zij over specialistische kennis beschikt op het gebied van het scriptieonderwerp. Afspraken hierover moeten met de 1e begeleider worden gemaakt. In de vervolgfasen zullen in ieder geval gesprekken plaatsvinden tussen de student en de 1e begeleider over de uitwerking van het onderzoeksplan en hoofdstukken van de scriptie. Na inlevering van de conceptscriptie volgt commentaar van de 1e begeleider. In onderling overleg kan worden besloten de conceptscriptie ook aan de 2e beoordelaar voor te leggen. Op basis van het commentaar werkt de student toe naar de eindversie van de scriptie. 7. Beoordeling De eindversie van de scriptie wordt door de student voorgelegd aan de 1e begeleider en de 2e beoordelaar. Zij bepalen in onderling overleg het judicium. In het (zeer uitzonderlijke) geval dat beiden niet tot overeenstemming kunnen komen, wordt in overleg met de scriptiecoördinator een derde docent aangewezen, die na overleg met beiden het judicium vaststelt. In een eindbespreking leggen 1e begeleider en 2e beoordelaar de student uit hoe zij tot het judicium zijn gekomen. 8. Inleveren eindversie masterscriptie De eerste begeleider ontvangt een papieren en een digitale versie van de scriptie. De begeleider controleert de digitale versie van de scriptie op plagiaat. Voor meer informatie over plagiaat en de UvA Fraude- en Plagiaatregeling kun je terecht op de website http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat. Na goedkeuring van de scriptie moet de student de digitale versie van de scriptie sturen naar
[email protected]. Zonder beschikbaarheid over een digitale versie van de scriptie zal er geen bul worden uitgereikt. Deze versie zal gebruikt worden voor de digitale bibliotheek van de UvA. Indien er geen toestemming is om de scriptie beschikbaar te stellen aan de bibliotheek moet dit duidelijk aangegeven worden tijdens de cijfercontrole op het onderwijssecretariaat sociologie. De digitale versie van de scriptie wordt dan in een aparte map opgeborgen. Het is aan te bevelen om - na goedkeuring - voor meer gedrukte exemplaren van de scriptie te zorgen: niet alleen zal men zelf een of meer exemplaren willen houden (bij sollicitaties wordt soms naar de scriptie gevraagd), ook andere personen en instanties zijn vaak in de scriptie geïnteresseerd, waaronder bijvoorbeeld de organisatie(s) waar het onderzoek is uitgevoerd. 9. Termijn eindbeoordeling Je moet rekenen op een termijn van drie weken tussen het tijdstip van inleveren van de scriptie en de eindbeoordeling. Het komt in de praktijk wel voor dat die termijn korter is, maar dat is welwillendheid van de docenten, waaraan studenten geen rechten kunnen ontlenen. Tevens dien je er rekening mee te houden dat het tentamenbriefje met de benodigde gegevens uiterlijk vier weken voor de geplande datum van de buluitreiking bij het Onderwijssecretariaat Sociologie, moet zijn ingeleverd. Meer informatie hierover kun je hieronder terugvinden. 10. Praktische zaken Bulaanvraag Uiterlijk zes weken voordat je denkt klaar te zijn met je scriptie, moet het masterexamen worden aangevraagd. Hiervoor moet je de volgende zaken regelen: Invullen formulier Aanvraag Getuigschrift en dit samen met kopie identiteitsbewijs (kopie paspoort of ID-kaart, GEEN rijbewijs) inleveren bij de GSSS onderwijsbalie of bij het onderwijssecretariaat Sociologie (Bushuis, kamer F1.11C). Het is eventueel ook mogelijk om het ingevulde en getekende formulier Aanvraag Getuigschrift en de kopie identiteitskaart in te scannen en per email te sturen naar
[email protected]. Via de GSSS-onderwijsbalie kun je een afspraak maken voor een afstudeergesprek. De GSSSonderwijsbalie is dagelijks geopend van 10.00 tot 14.00 uur. Tijdens het afstudeergesprek wordt er gecontroleerd of aan alle verplichtingen van het masterprogramma Sociologie is voldaan, worden alle formaliteiten omtrent het afstuderen doorgenomen, wordt de buluitreikingsdatum vastgesteld en vult de afstudeerder het scriptie-evaluatieformulier in. Dit gesprek duurt maximaal 30 minuten.
Scriptiereglement master Sociologie
8
Inleveren van de definitieve, digitale PDF-versie van de scriptie in één bestand naar
[email protected].
Het formulier Aanvraag Getuigschrift is te downloaden via student.uva.nl/msoc of verkrijgbaar bij de GSSS onderwijsbalie. Op de bul komt een examendatum te staan. De examendatum is de laatste werkdag van de maand waarin het laatste studieresultaat is behaald. Let op! De examendatum dient niet te worden verward met de datum van de buluitreiking! Uiterlijk vier weken voor de geplande buluitreiking moet het laatste cijfer bekend zijn bij het onderwijssecretariaat. Lukt dit niet, dan wordt de buluitreiking doorgeschoven naar een later te bepalen datum. Studenten die zich hebben opgegeven voor de uitreiking ontvangen een schriftelijke uitnodiging waarin dag en tijdstip van de uitreiking vermeld staan. Studenten die geen uitreiking wensen worden schriftelijk geïnformeerd vanaf welke datum de masterbul kan worden opgehaald. Uitschrijving, stopzetten studiefinanciering Studenten dienen zich in de maand waarin het (laatste ontbrekende) scriptiecijfer bekend is gemaakt uit te schrijven via Studielink. CSA schrijft de student uit bij de DUO-IB-groep in de maand volgend op de maand van de vastgestelde examendatum. Vanaf de maand volgend op de maand op de examendatum vervalt het recht op studiefinanciering. Inleveren OV-kaart Het studentenreisproduct kan online worden stopgezet door in te loggen met je persoonlijke DigID. Ga naar ‘Mijn gegevens’ en vervolgens naar het scherm ‘Reizen’. Daar wijst het zich vanzelf. Het studentenreisproduct kan ook per direct worden stopgezet door te bellen met 088 424 7699. Reizen is vanaf de eerste dag na het telefoontje niet meer mogelijk. Zet het studentenreisproduct op tijd stop. Op tijd is vóór of op de vijfde werkdag van de eerste maand waarin het recht op studiefinanciering vervalt. LET OP: gedurende deze vijf werkdagen mag niet meer gereisd worden met het studentenreisproduct. Doe je dat wel, dan kan het OV-bedrijf je een boete opleggen. Als je het studentenreisproduct te laat stopzet, dan kost dat 68 euro per halve kalendermaand. Zorg er daarom voor dat je dit op tijd regelt! 11. Masterscriptie bij twee opleidingen Indien een student één scriptie wil schrijven voor twee opleidingen, dan moet hiervoor toestemming gevraagd worden aan de Examencommissie Sociologie en de Examencommissie van de andere opleiding. Wanneer toestemming verkregen is, dien je zowel bij de ene als bij de andere opleiding waarin je gaat afstuderen, een begeleider voor de scriptie te vinden. Het cijfer voor de scriptie wordt door beide begeleiders bepaald; voor beide opleidingen moet een tentamenbriefje uitgeschreven worden voorzien van handtekeningen van beide begeleiders. Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met het onderwijssecretariaat van Sociologie via
[email protected].
Scriptiereglement master Sociologie
9
INFORMATIE OVER DOCENTEN Hieronder volgt een overzicht in alfabetische volgorde van de docenten die beschikbaar zijn voor het begeleiden van scripties. Bij de genoemde onderwerpen wordt onderscheid gemaakt tussen een A-groep en een B-groep. De A-groep bevat de onderwerpen waarvoor de docenten de meeste belangstelling hebben. Over deze onderwerpen deed men kort geleden onderzoek, doet men onderzoek of maakt men plannen om onderzoek te gaan doen. De docenten zijn op de hoogte van de actuele literatuur. De B-groep bevat onderwerpen waar men wat langer geleden aan gewerkt heeft. De affiniteit met de onderwerpen is kleiner en de literatuurbeheersing is minder. Het overzicht bevat bovendien enige informatie over de theoretische en methodische voorkeuren van elke docent.
DR. ALBERT BENSCHOP Spreekuur op afspraak, tel. 06-12120759, email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Sociologie van het internet: de informationele samenleving. 2. Internet als medium van sociaal-culturele transformaties 3. Ontwikkeling van virtuele netwerken, gemeenschappen, en organisaties. 4. The dar side of internet: cybercriminaliteit, cyberextremisme, cyberterrorisme en cyberoorlog. B-onderwerpen 1. Sociale ongelijkheid en klassen 2. Telewerk 3. Emancipatieprocessen Theoretische voorkeuren Transformationele sociologie, netwerktheorieën, sociale bewegings- en collectieve actietheorieën.
DR. SJOUKJE BOTMAN Spreekuur op afspraak, email:
[email protected] A-onderwerpen 1. Betaald huishoudelijk werk 2. ZZP-ers 3. Informele economie 4. WMO en maatschappelijke participatie 5. Arbeidsparticipatie van vrouwen 6. Het huiselijk leven 7. Ongedocumenteerde migranten B onderwerpen: 1. Sociale in- en uitsluiting 2. Criminologie 3. Achterstandswijken 4. Etnisch ondernemerschap 5. Sociaal beleid Theoretische voorkeuren Constructivisme, historisch-sociologisch Methodische voorkeuren Interpretatief en kwalitatief onderzoek, etnografie, levensverhalen
Scriptiereglement master Sociologie
10
DRS. CAROLIEN BOUW Spreekuur op afspraak via email:
[email protected] . Telefoon 020 – 525 2203. A-onderwerpen 1. Tweedeling in de stad 2. Stadskinderen 3. Ambities en keuzes van migrantenjongeren 4. Emancipatie van allochtone vrouwen B-onderwerpen 1. Criminaliteit van meisjes en vrouwen 2. Huisvrouwen en huishoudtechnologie Theoretische voorkeuren Etnografisch, vergelijkend Methodische voorkeuren Kwalitatief onderzoek, waar mogelijk gecombineerd met cijfers
DR. CHRISTIAN BROER (Algemene Sociologie, Verzorging & Beleid) Spreekuur op afspraak, tel. 020 – 525 2238, email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Gezondheid, ziekte en zorg 2. Protest en participatie 3. Beleid 4. Risico's 5. Opkomst van sociale en politieke problemen 6. Geluid 7. Subjectiviteit 8. Reflexiviteit 9. Gevoelens 10. Combinatie van sociologie en psychologie Theoretische voorkeuren Constructivisme, interactionisme, discours theorie Methodische voorkeuren Interpretatief en kwalitatief onderzoek, mixed methods, discours-analyse, vergelijkend onderzoek, etnografie, levensverhalen
DR. JEROEN P. BRUGGEMAN (Algemene Sociologie, Organisatiesociologie) Spreekuur op afspraak via email:
[email protected] . Telefoon 020 - 525 2211. A-onderwerpen 1. Sociale netwerken, zowel kwalitatief als kwantitatief 2. Organisatiesociologie, met name netwerken, complexiteit, concurrentieverhoudingen, organisatie-ecologie, cultuur en beperkte rationaliteit. 3. Formele theorie(re)constructie met behulp van logica of wiskunde B-onderwerpen Algemene theoretische sociologie, Afrika, evolutie, cultuur, collectief geweld. Theoretische voorkeuren Evolutie theorie (Boyd & Richerson), sociale netwerk analyse en statistische fysica. Methodische voorkeuren Elke degelijke aanpak die past bij een gekozen probleemstelling en theorie.
Scriptiereglement master Sociologie
11
DR. RINEKE VAN DAALEN (Verzorging & Beleid) Spreekuur woensdag 12:00-13:00 uur, tel. 020 - 525 3488, email:
[email protected] . A-onderwerpen Relaties tussen ontwikkelingen in het publieke domein van de verzorgingsstaat en informele relaties tussen mannen, vrouwen en kinderen; de wisselwerking tussen veranderingen in gezinsverhoudingen en veranderingen in overheidsbemoeienis en professionele dienstverlening in het bijzonder op het gebied van verschillende soorten kinderopvang en van school. B-onderwerpen 1. Het functioneren van organisaties die zowel verzorgend als rechtshandhavend te werk gaan (bijvoorbeeld de kinderpolitie, de kinderbescherming, de rechterlijke macht, de reclassering, de geestelijke gezondheidszorg). 2. Samenwerking en tegenwerking tussen verschillende beroepsgroepen en professies binnen verzorgingsorganisaties. Theoretische voorkeuren Historisch-sociologisch Methodische voorkeuren Kwalitatief onderzoek, etnografisch
DRS. MICHAËL DEINEMA (Cultuursociologie) Spreekuur op afspraak via email:
[email protected] . Telefoon 020 - 525 2246. A-onderwerpen 1. Cultuurproductie in creatieve industrieën (m.n. architectuur, uitgeverschap) 2. Smaakrepertoires en receptie van cultuurproducten 3. Culturele internationalisering (m.n. schoonheidsidealen) 4. Creatieve steden en creatieve klasse B-onderwerpen 1. Wijkvernieuwing 2. Prostitutiebeleid 3. Historische sociale bewegingen Theoretische voorkeuren Evolutionair, vergelijkend, historisch Methodische voorkeuren Kwalitatief onderzoek, waar mogelijk gecombineerd met cijfers
Scriptiereglement master Sociologie
12
DR. JOHAN DE DEKEN (Arbeid, Organisatie & Beleid) Spreekuur donderdag 14:30-16:00 uur, tel: 020 - 525 7374 of op afspraak via email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Vergelijkend onderzoek naar stelsels van sociale zekerheid en de structuur van welvaartsstaten 2. Pensioenstelsels en de financiering van ondernemingen 3. Arbeidsmarkt, herverdeling van de arbeid en overheidsbeleid 4. Eigendoms- en machtsverhoudingen in ondernemingen. B-onderwerpen 1. het ontstaan en de historische ontwikkeling van welvaartsstaten en arbeidsmarktregimes in een internationaal vergelijkend perspectief 2. Europees sociaal beleid 3. Arbeidsverhoudingen 4. Institutionele diversiteit van het moderne kapitalisme 5. Privatisering in Centraal-Oost Europa 6. Belastingstelsels in vergelijkend perspectief 7. Inkomensongelijkheid en armoede 8. Ideeëngeschiedenis van de sociaaldemocratie, de christendemocratie en het communisme 9. Sociale bewegingen en het maatschappelijk middenveld. Theoretische voorkeuren Politieke economie; politieke sociologie, theorieën over collectief gedrag, structure and agency theorie Methodische voorkeuren Analyse van administratieve data, documenten, wetten, regels en archiefmateriaal; historisch en vergelijkend onderzoek in combinatie met kwantitatief onderzoek en/of diepte-interviews
DR. CAROLINE DEWILDE (Welvaartsstaat & Sociale Ongelijkheid) Spreekuur donderdag op afspraak, email:
[email protected] . Telefoon: 020 - 525 8654 A-onderwerpen 1. Structurering van sociale ongelijkheid in vergelijkend perspectief 2. Impact van welvaartsinstituties op sociale ongelijkheid en armoede 3. Inkomensongelijkheid (meting, trends, oorzaken, gevolgen) 4. Housing research in relatie tot sociale ongelijkheid (eigenwoningbezit, toegang tot segmenten van woningmarkt) 5. Levenslooptrajecten: determinanten en gevolgen B-onderwerpen 1. Gevolgen (eventueel ook oorzaken) van relatie-ontbinding: financieel en materieel 2. Meting van armoede en sociale uitsluiting 3. Dynamiek van armoede & life events 4. Child poverty Theoretische voorkeuren Historisch-comparatief (landenvergelijkend), levensloopsociologie, relatie tussen macro-instituties en gedrag op micro-niveau, stratificatie-onderzoek Methodische voorkeuren Alles, behalve geavanceerde of meer specifieke vormen van kwalitatieve analyse
Scriptiereglement master Sociologie
13
PROF. DR. JAN WILLEM DUYVENDAK (Algemene Sociologie, Verzorging & Beleid) Spreekuur op afspraak, tel. 020 - 525 2940, email:
[email protected]. A-onderwerpen 1. Sociaal-culturele verschillen (multiculturaliteit) en sociaaleconomische ongelijkheid, met name in de grote stad 2. Sociaal beleid, sociale en politieke vernieuwing, sociale interventies 3. Participatie en mobilisatieprocessen; sociale bewegingen in internationaal-vergelijkend perspectief 4. Politieke, sociale en ideeënhistorische geschiedenis (en actualiteit) van Nederland B-onderwerpen 1. Politieke, sociale en ideeënhistorische geschiedenis (en actualiteit) van Frankrijk; Franse sociologie 2. Professionaliseringsvraagstukken, met name in de sociale sector 3. Emancipatieprocessen op terrein van gender en (homo)seksualiteit Theoretische voorkeuren Historische en vergelijkende sociologie, collectieve actie-theorieën, ‘relational sociology’, Franse sociologie Methodische voorkeur Kwalitatief onderzoek
DR. LOUISE ELFFERS (Onderwijssociologie) Spreekuur op afspraak, telefoon 020 – 525 2080, email:
[email protected] A-onderwerpen 1. Onderwijskansen, onderwijsongelijkheid, onderwijsachterstanden 2. Kenmerken van onderwijssystemen en hun invloed op verschillende onderwijsuitkomsten 3. Sociale en onderwijs-gerelateerde processen en transities in schoolloopbanen 4. De verhouding en wisselwerking tussen pedagogische, sociale, maatschappelijke en economische functies van het onderwijs 5. Onderwijsbeleid en –organisatie B-onderwerpen 1. Sociale ongelijkheid, maatschappelijke kansen en emancipatie van jongeren in bredere zin 2. Jeugdbeleid in bredere zin Theoretische voorkeuren Onderwijssociologie, stratificatie, levensloopsociologie, interactionele theorieën (individu - systeem) Methodische voorkeuren Kwalitatieve en kwantitatieve methoden (m.n. survey-onderzoek: instrumentontwikkeling, dataverzameling, dataverwerking en -analyse, longitudinale en multilevel analysetechnieken)
Scriptiereglement master Sociologie
14
DR. KLARITA GERXHANI (Algemene Sociologie, Arbeid, Organisatie & Beleid) Spreekuur op afspraak, tel. 020 - 525 4113, email:
[email protected] Onderwerpen 1. Het ontstaan van instituties, sociale normen en regelgeving 2. De invloed van instituties, sociale normen en regelgeving, met name op de arbeidsmarkt 3. Social embededdness, het functioneren van de economische activiteiten binnen een sociale context, en het sociaal kapitaal 4. Het verband tussen micro en macro processen, met name op de arbeidsmarkt 5. Kenmerken en ontwikkeling van de zwarte markt in de samenleving 6. Economische, politieke en sociale processen in de ontwikkelingslanden, met name de voormalige communistische landen 7. Ontwikkelingsprocessen in de welvaartstaten 8. Immigratievraagstukken, met name in de sociale en economische sector 9. Armoede en sociale ongelijkheid Theoretische voorkeuren Institutionalisme en neo-institutionalisme vanuit sociologisch, economisch en politicologisch perspectief; economische sociologie; sociale-netwerktheorie; methodologisch individualisme; rationele-keuzetheorie; principal-agent-client theorie; collectieve-actietheorie. Methodische voorkeur Kwantitatief: veldonderzoek en experimenteel onderzoek
DR. DANIELA GRUNOW Spreekuur op afspraak, tel. 020 - 525 2206, email:
[email protected]. NB For now, Grunow is only supervising theses written in English or German. A-onderwerpen 1. Social stratification and institutional change in international comparative perspective 2. Life course, gender, labor market 3. Employment careers and employment interruptions 4. Occupational mobility 5. Cohort comparisons 6. Globalization 7. Household division of labor and family sociology 8. Transition to parenthood Theoretische voorkeuren Intermediate theory building, welfare state theory, life course theory, economic theory, feminist theory, rational action theory and theory of bounded rationality. Methodische voorkeur Quantitative and qualitative methods, esp. longitudinal data analysis.
Scriptiereglement master Sociologie
15
DR. BART VAN HEERIKHUIZEN (Algemene Sociologie, Cultuursociologie) Spreekuur maandag 12:00-13:00 uur, tel. 020 - 525 2245, email:
[email protected]. A-onderwerpen 1. Geschiedenis van de sociale wetenschappen, in het bijzonder van de sociologie 2. Geschiedenis van sociologiebeoefening in Nederland, in het bijzonder in Amsterdam 3. Algemene Theoretische Sociologie B-onderwerpen 1. Cultuursociologie/Kunstsociologie 2. Sociologisch onderzoek naar de relatie tussen mensen en dieren 3. Protestbewegingen in Nederland in de jaren '60-'70 Theoretische voorkeuren Processociologie of figuratiesociologie; Bourdieu; Wallerstein Methodische voorkeuren Historisch-comparatief onderzoek; kwalitatieve onderzoeksmethoden
DR. GERT HEKMA (Homostudies) Spreekuur donderdag 15:00-16:00 uur, tel. 020 - 525 2226, email:
[email protected] l. A-onderwerpen 1. Seksualiteit, homoseksualiteit B-onderwerpen 1. Lichaam (geweld, sport, sekse, mode, consumptie) 2. Stedelijk leven, c.q. Amsterdam Theoretische voorkeuren Postmodernisme Methodische voorkeuren Kwalitatief
Scriptiereglement master Sociologie
16
DRS. RENÉ HULST (Arbeid, Organisatie & Beleid) Spreekuur op afspraak via tel. 020 - 679 5868 t, 020 -525 2623 w, email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Human resources management: beoordelen, belonen, loopbaanontwikkeling, planning, plaatsing, selectie, verzuim- en arbobeleid, reïntegratie, diversiteitsbeleid, retentiemanagement; sociotechniek. Combinaties van deze HR-onderdelen met elkaar en met het strategisch beleid. 2. Beleid jegens oudere werknemers 3. Vergelijken en beoordelen (audit) van personeelsbeleid in ondernemingen en bedrijfstakken 4. Kwantificeren van (onderdelen van) personeelsbeleid; ken- en stuurgetallen; personeelseconomie 5. Personeelsbeleid en typen organisaties, bijvoorbeeld professionele organisaties B-onderwerpen 1. Organisatieadvisering: meten van werkbelasting, productie en effectiviteit; methoden van adviseren; kwaliteitszorg 2. Empirisch toetsen van nieuwe adviesmethoden 3. Arbeidsverhoudingen, arbeidsmarkt en arbeidsbemiddeling 4. Organisatieverandering 5. Aandeelhouderschap werknemers; medezeggenschap en ondernemingsraden. Theoretische voorkeuren Machts- en afhankelijkheidsrelaties; contingentie-theorieën; historische studies; economische sociologie. Methodische voorkeuren Kwalitatieve en kwantitatieve methoden, liefst in combinatie. Lichte voorkeur voor kwantitatieve data. Extra aandacht voor goede dataverzameling en voor mogelijke combinaties van het scriptieonderzoek met bestaande organisatie-data.
DR. MARIE-LOUISE JANSSEN (Gender en Seksualiteit) Spreekuur op afspraak, email:
[email protected] A-onderwerpen 1. Gender en seksualiteit: 2. Seksindustrie: prostituees, klanten, stigma, prostitutiebeleid 3. Mensenhandel, mensensmokkel, migratieprocessen, arbeidsuitbuiting 4. M&T: kwalitatieve onderzoeksmethoden en technieken, etnografisch veldwerk, oral history
B-onderwerpen 1. Latijns-Amerika en Caribisch gebied 2. China
Theoretische voorkeuren Feministische en gender kritische theorievorming, migratietheorieën
Methodische voorkeur Kwalitatieve onderzoeksmethoden en technieken
Scriptiereglement master Sociologie
17
DR. GISELINDE KUIPERS (Cultuursociologie, stadssociologie) Spreekuur op afspraak, tel. 020 - 525 2620, email:
[email protected] A-onderwerpen 1. Cultuursociologie: smaak, culturele consumptie, identiteit, levensstijlen 2. Culturele industrie: media, culturele productie, creatieve industrie, werk in de culturele industrie, transnationale culturele industrieën 3. Stadscultuur: stedelijke levensstijlen en subculturen, culturele diversiteit in de stad, jeugdcultuur, de rol van culturele industrieën in stedelijke context 4. Culturele globalisering, internationale uitwisseling van cultuur, transnationale culturele industrieën B-onderwerpen 1. Internetsociologie 2. Sociologie van de publieke sfeer: regulering van publieke normen en debatten, morele paniek en morele regulering van de publieke ruimte 3. Historische sociologie, civilisatietheorie, informalisering Theoretische voorkeuren Historische en vergelijkende sociologie, relationele sociologie/veldtheorie, neo-institutionalistische cultuursociologie, microsociologie, globaliseringstheorie Methodische voorkeuren Alles behalve geavanceerde statistiek.
DR. FLIP LINDO Spreekuur op afspraak, tel. 020- 525 2663, email:
[email protected]. A-Onderwerpen 1. Immigranten jongeren 2. Interetnische relaties, contact theorie, conflict theorie (kritische houding vereist); 3. Review van papers met (in het algemeen) een Durkheimiaans perspectief 4. Milli Görüs, Ayasofya, Westermoskee 5. Multi-etnische buurten, maar alleen als de student bereid is etnografisch onderzoek te doen: * De Baarsjes, Amsterdam * Afrikaanderbuurt, Rotterdam * Schiemond, Rotterdam * Westpunt, Rotterdam * Greece Methodische voorkeuren 1. Etnografie 2. Statistische analyse. Maar alleen als de student de vereiste vaardigheden bezit en bereid is te werken met de Geitonies dataset (http://geitonies.fl.ul.pt/);
PROF. DR. A. MOL (bijzonder hoogleraar Antropologie van het Lichaam) Spreekuur op afspraak, email:
[email protected]. A-onderwerpen 1. Daily life drinking 2. Recycling human bodily waste 3. Eating in research practices 4. Tinkering with food Zie voor nadere omschrijving: de masterscriptiesite
Scriptiereglement master Sociologie
18
DRS. OTTO NUYS (Arbeid, Organisatie & Beleid) Spreekuur op afspraak via email:
[email protected] . Telefoon: 020 - 525 2252. Werkdagen: woensdag en donderdag A-onderwerpen 1. Organisatieverandering en innovatieprocessen 2. Industrie- en innovatiebeleid 3. Corporate governance modellen 4. Sociale innovatie en lokale sociale partnerschappen 5. Levenscycli van organisaties 6. Interorganisationele netwerken B-onderwerpen 1. Sociaal beleid, verzorgingsstaten en verzorgingsregimes 2. Europees sociaal beleid 3. Human Resources Management / personeelsbeleid 4. Arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt Theoretische voorkeuren Institutionele economische en organisatietheorieën; economische sociologie; historische studies en benaderingen; innovatietheorieën (nationale en regionale innovatiesystemen); politiek sociologische en politiek economische benaderingen Methodische voorkeur Combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, met de nadruk op kwalitatief. Geen kennis van geavanceerde statistische analysetechnieken.
DR. BOWEN PAULLE (Algemene Sociologie, Verzorging & Beleid) Spreekuur donderdag, 13:00-14:00 uur, Spinhuis 1.16, email:
[email protected] . Research interests 1. Educational (de-)segregation; the reproduction and transformation of mechanisms of exclusion more generally. 2. Forms of violence and aggression; "race" and "ethnicity" as principles of social vision and division; bodily behavior and (collective) emotions as modalities of group formation (e.g. in relation to religion); gender dynamics. Theoretical orientation Relational theory, interaction ritual theory, classical theory (especially Durkheim). Methodological preferences Ethnography, comparative, historical, field/institution based qualitative case studies.
Scriptiereglement master Sociologie
19
DRS. INEKE TEIJMANT (Stadssociologie) Spreekuur vrijdag 14:00-15:00 uur, tel. 020 - 525 2202, email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Krachtwijken en naoorlogse wijken 2. Volkshuisvestingsbeleid 3. Organisaties in de volkshuisvesting en de bouwnijverheid 4. Creatieve steden en culturele industrieën 5. Eigendomsverhoudingen en grondpolitiek 6. Stadsontwikkeling/stedenbouw/herstructurering 7. Migranten B-onderwerpen 1. Lokale gemeenschappen/buurtstudies
DR. STEPHANIE STEINMETZ (Sociale Ongelijkheid & Empirische sociologie) Spreekuur op afspraak, tel. 020 - 525 2541, email:
[email protected] . I can supervise both English and Dutch. A-onderwerpen 1. Structuur van sociale ongelijkheid in vergelijkend perspectief 2. Geslacht en arbeidsmarkt, (beroepssegregatie en inkomensongelijkheid) 3. Onderwijs en arbeidsmarkt, transitie van school naar werk 4. Vergelijkend arbeidsmarktonderzoek 5. Politieke participatie van vrouwen 6. Houding t.a.v. (homo)seksualiteit in vergelijkend perspectief B-onderwerpen 1. Etnische ongelijkheid (onderwijs en arbeidsmarkt) 2. Onderzoek naar instituties in vergelijkend perspectief Theoretische voorkeuren Ontwikkeling van intermediaire theorieën, verzorgingsstaat theorie, economische theorie, feministische theorie, methodologisch individualisme, relatie tussen macro-instituties en gedrag op microniveau. Methodische voorkeuren Alles, behalve geavanceerde of meer specifieke vormen van kwalitatieve analyse. Voorkeur voor kwantitatieve analyse (bijv. secundaire analyse van grootschalige enquêtes), kennis van geavanceerde statistische technieken, zoals multilevel analyses.
Scriptiereglement master Sociologie
20
DR. LEEN STERCKX Spreekuur op afspraak, tel: 020 - 525 2275, email:
[email protected] A-onderwerpen 1. Gemengde huwelijken, intermarriage, exogamie 2. Partnerkeuze en gezinsvorming 3. Levensloopkeuzes Turkse en Marokkaanse jongeren 4. Gezinssociologie 5. Huwelijksmigratie 6. Integratie en emancipatie in relatie met gezin 7. Islam B-onderwerpen 1. Amsterdam 2. Werken in de wetenschap 3. Werkgelegenheid voor allochtonen in de openbare sector 4. Vakbonden en diversiteit 5. Godsdienstsociologie Theoretische voorkeuren relationele sociologie, interaction ritual chains-theorie Methodische voorkeuren kwalitatief, casestudies, vergelijkend
PROF. DR. E.H. TONKENS (Verzorging & Beleid; bijzonder hoogleraar Actief burgerschap) Spreekuur op afspraak, tel. 020 - 525 2425, email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Actief burgerschap: idealen, concepten en praktijken van maatschappelijke participatie en (mede)zeggenschap 2. Burgerschap in de multiculturele samenleving: verhoudingen tussen bevolkingsgroepen, noties van integratie en participatie, 3. Professionaliseringsvraagstukken: veranderingen in de verhouding tussen burgers, professionals en overheid/ maatschappelijke organisaties, 4. Sociologie van gezondheidszorg en welzijn: met name vermaatschappelijking van de zorg, informele zorg, WMO en de recente geschiedenis van sociale interventies en achterliggende idealen (na 1950). B-onderwerpen 1. Maatschappelijke ongelijkheid, meritocratie. 2. Sekse(on)gelijkheid, in het bijzonder algemene theoretische vraagstukken, arbeid en zorg en huiselijk geweld. Theoretische voorkeuren Historische en vergelijkende sociologie, emotiesociologie (Hochschild). Methodische voorkeur Kwalitatief onderzoek.
Scriptiereglement master Sociologie
21
DR. ALEX VAN VENROOIJ (Cultuursociologie) Spreekuur op afspraak, email:
[email protected]. , tel. 020 - 525 2465 A-onderwerpen 1. Productie van cultuur: velden van culturele productie, muziekindustrie, media en kranten, critici, poortwachters, carrières van kunstenaars, selectie- en waarderingsprocessen 2. Consumptie van cultuur: smaakvoorkeuren, identiteit, levensstijlen 3. Culturele classificaties en symbolische grenzen: culturele hiërarchieën, legitimatie van genres, grensvervaging binnen de kunsten 4. Culturele globalisering: internationale uitwisseling van cultuur, transnationale culturele industrieën, crossnationaal comparatief onderzoek B-onderwerpen 1. Cognitieve sociologie 2. Sociologie van de filosofie 3. Historische sociologie: processen van civilisatie, rationalisering, differentiatie, individualisering, informalisering Theoretische voorkeuren Relationele sociologie/veldtheorie, neo-institutionalistische cultuursociologie, historische en vergelijkende sociologie Methodische voorkeuren Inhoudsanalyse van documenten, discoursanalyse, netwerk & relationele technieken
PROF. DR. A. VERHOEFF (bijzonder hoogleraar medische sociologie) Spreekuur op afspraak, email:
[email protected] en
[email protected] A-onderwerpen 1. Verschraling van de verzorgingsstaat, ten gunste van de eigen verantwoordelijkheid van de burgers: wat betekent dit voor de ontwikkeling van juist de kwetsbare groepen binnen de stedelijke populatie als het gaat om gezondheid en participatie? Dreigen zij tussen wal en schip te gaan vallen? Naast het monitoren van de gezondheid van deze kwetsbare groepen, vraagt dit om sociaal wetenschappelijk onderzoek om inzicht te krijgen in de ervaringen van de kwetsbare burgers en hun omgeving (mantelzorgers). 2. Het organiseren van zorg en welzijn, meer integraal en dicht bij huis. Uitgangspunten daarbij zijn onder meer: generalistische - langdurige - zorg en welzijn laagdrempelig aanbieden in wijk/buurt, rekening houdend met kenmerken van een wijk (gebiedsgericht). Wat betekent dit voor juist de bevolkingsgroepen in achterstandssituaties in een stedelijke omgeving? 3. Diversiteit binnen de langdurige zorg: nut en noodzaak. Betekent diversiteit in het aanbod van langdurige zorg een verbetering van de kwaliteit van leven van cliënten in de langdurige zorg? Diversiteit wordt hierbij breed gedefinieerd: leeftijd, sekse, sociaal economische positie, seksuele oriëntatie, etnische/culturele achtergrond. Theoretische voorkeuren Aangezien ik zelf geen achtergrond heb ik de sociologie (ik ben van huis uit bioloog/epidemioloog), begeleid ik een student altijd samen met een collega die juist wel goed thuis is in de sociologie. Methodische voorkeuren Zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden.
Scriptiereglement master Sociologie
22
PROF. DR. HERMAN VAN DER WERFHORST (Empirische sociologie) Spreekuur dinsdag 9:30-10:30 op afspraak, tel. 020 - 525 7376, email:
[email protected] . A-onderwerpen 1. Sociale stratificatie en mobiliteit 2. Onderwijssociologie 3. Onderwijs en arbeidsmarkt, transitie van school naar werk B-onderwerpen 1. Vrijetijdsgedrag, leefstijlen, politieke opvattingen 2. Gezinssociologie, relatie gezin en arbeidsmarkt 3. Landenvergelijkend onderzoek naar instituties Theoretische voorkeuren Methodologisch individualisme, ‘middle range’ theorieën Methodische voorkeuren In principe altijd hypothese-toetsend. Bij voorkeur (maar niet noodzakelijk) met kwantitatieve data op individueel niveau (bijv. secundaire analyse van grootschalige enquêtes). Kennis van geavanceerde statistische technieken, zoals event-history analyse, lineaire en loglineaire modellen.
Scriptiereglement master Sociologie
23