Scriptiehandleiding vakgroep Privaatrecht juni 2009 INHOUDSOPGAVE INLEIDING
2
HOOFDSTUK 1 1.1 Plaats van de scriptie in de civielrechtelijke afstudeerrichting 1.2 Doel van de scriptie 1.3 De soort scriptie 1.4 Aanmelden bij de scriptiecoördinator 1.5 Rol van de scriptiebegeleider 1.6 Het maken van een tijdsplanning
3 3 3 4 5 6 7
HOOFDSTUK 2 2.1 Het kiezen van een geschikt onderwerp 2.2 Een goede probleemstelling 2.3 Het maken van een globale opzet 2.3.1 Standaardopbouw van een artikel of scriptie 2.3.2 Hoofdstuk- en paragraaf indeling 2.4 Het doen van onderzoek 2.4.1 Probleemstelling als uitgangspunt 2.4.2 Literatuur- en jurisprudentieonderzoek 2.4.3 Rechtsvergelijking 2.4.4 Literatuur uit andere disciplines 2.4.5 Praktijkonderzoek 2.5 Het schrijfproces 2.5.1 Fase 1: plannen en voorbereiden 2.5.2 Fase 2: schrijven 2.5.3 Fase 3: herschrijven 2.5.4 Verwerk voetnoten meteen 2.5.5 Het schrijven van de conclusie
9 9 9 10 10 12 12 12 13 14 14 14 15 15 15 15 16 16
HOOFDSTUK 3 3.1 Vormaspecten 3.1.1 Schrijfstijl 3.1.2 Verwerken van bronnen, noten en citaten 3.2 Beoordelingscriteria 3.3 Het afstuderen 3.3.1 Aanvraagformulier afstuderen 3.3.2 Dubbele afstudeerrichting 3.3.3 Zaalreservering 3.3.4 Inleveren scriptie 3.3.5 Datering diploma 3.3.6 Met genoegen/cum laude
17 17 17 17 17 20 20 20 20 20 21 21
LITERATUURLIJST
23
1
INLEIDING Het schrijven van de afstudeerscriptie wordt door veel studenten zowel het meest interessante als het meest lastige onderdeel van de studie gevonden. Het leukste onderdeel, omdat u eindelijk vrij bent in de keuze van een onderwerp, uw eigen interesse kunt volgen, zelfstandig materiaal kunt verzamelen en naar hartenlust uw eigen (beredeneerde) mening kunt ventileren. Tegelijkertijd blijkt al die vrijheid de scriptie voor veel studenten ook tot het lastigste studieonderdeel te maken. Het valt niet mee om in een tijdsbestek van drie maanden een goede en boeiende scriptie te schrijven over een onderwerp naar eigen keuze. In deze scriptiehandleiding van de vakgroep privaatrecht wordt u een leidraad geboden bij het vervaardigen van een civielrechtelijke scriptie. Wij proberen u behulpzaam te zijn bij het zo goed en efficiënt mogelijk vervullen van uw scriptieverplichting. U kunt deze handleiding gebruiken naast het boek ‘Oefening baart kunst’, de vaardighedenhandleiding van de faculteit.1 In deze facultaire handleiding wordt uitgebreid ingegaan op het verrichten van onderzoek en schriftelijke presentatie. Met beide handleidingen kunt u uw voordeel doen. Wel geldt dat, wanneer in deze handleiding van de vakgroep privaatrecht uitdrukkelijk wordt afgeweken van de facultaire handleiding, u zich bij het schrijven van een privaatrechtelijke scriptie aan deze handleiding moet houden. Voorts stelt de vakgroep privaatrecht een “lijst met onderzoeksthema’s” ter beschikking, zodat u inzicht krijgt in de juridisch interessante, actuele thema’s waarnaar onderzoek wordt verricht door de medewerkers van de vakgroep privaatrecht. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het doel van de scriptie, de soort scriptie, de omvang van de scriptie en een goede tijdsplanning. Ook de rol van de scriptiecoördinator en scriptiebegeleider komen in dit hoofdstuk aan de orde. In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij het proces van het vervaardigen van de scriptie. In hoofdstuk 3 tenslotte wordt aandacht besteed aan aspecten die in de afrondende fase van de scriptie aan de orde komen.
1
M.G. IJzermans, Oefening baart kunst, drie basisvaardigheden voor juristen, Tilburg University Press 1999.
2
HOOFDSTUK 1 1.1
Plaats van de scriptie in de civielrechtelijke afstudeerrichting
In de masterfase van uw rechtenstudie zijn een behoorlijk aantal ECTS gereserveerd voor de scriptie. Daarmee is de scriptie het zwaarste onderdeel van de eindfase. De scriptie wordt zo belangrijk gevonden, omdat u daarmee kunt laten zien dat u zich daadwerkelijk bekwaamd heeft in het privaatrechtelijk vakgebied. Met de scriptie laat u zien dat u op een juridisch, volwassen wijze een niet al te eenvoudige juridische probleemstelling kunt analyseren. Uw juridische kennis en kritische oordeelsvorming worden getoetst, alsmede uw onderzoeksvaardigheden en uw schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. In de hiernavolgende paragraaf gaan we nader in op het doel van de scriptie.
1.2
Doel van de scriptie
Het doel van de scriptie als onderdeel van de civielrechtelijke afstudeerrichting is tweeërlei: a. de scriptie is een onderdeel van het leerproces; b. de scriptie is een eindtoets en afstudeerproject. Ad a. De scriptie als onderdeel van het leerproces Het schrijven van de scriptie is een onderdeel van de studie en maakt dus nog deel uit van het leerproces. Beoogd wordt dat de studenten de juridische schrijfvaardigheid die onontbeerlijk is voor de uitoefening van een juridisch beroep (verder) ontwikkelen. Wij gaan er van uit dat u uw schriftelijke vaardigheden al voor een groot deel heeft verkregen in het middelbaar onderwijs en tijdens de rechtenstudie, waarin op gezette tijden een paper vervaardigd moet worden over een juridisch onderwerp. Een behoorlijke schrijfvaardigheid mag dan ook worden verondersteld en dit komt ook in de beoordelingscriteria tot uitdrukking. Toch blijkt wel eens dat studenten in de afstudeerfase geconfronteerd worden met schrijfvaardigheidproblemen en behoefte hebben aan gerichte hulp op dat terrein. De mogelijkheid bestaat om u voor gerichte individuele hulp en adviezen te wenden tot het scriptorium (www.uvt.nl/scriptorium) van de universiteit. Wanneer u tijdens het schrijven aan de scriptie met schrijfproblemen wordt geconfronteerd, kunt u wellicht met uw scriptiebegeleider bespreken of het zinvol is dat u van deze mogelijkheid gebruik maakt. De vaardigheid in het schrijven van een juridisch betoog kent vele facetten. Ze heeft onder andere betrekking op: het formuleren van een probleemstelling; het verrichten van juridisch onderzoek; het schrijven van een logisch en samenhangend betoog (het aanbrengen van structuur), waarin verslag wordt gedaan van het verrichte onderzoek en waaruit moet blijken dat u kunt analyseren en argumenteren. Tot slot heeft deze vaardigheid betrekking op vormgeving, stijl en taalgebruik (schrijfvaardigheid). Ad b. De scriptie als eindtoets Aan de ene kant is de scriptie een voortzetting van het leerproces, aan de andere kant vormt de scriptie het sluitstuk van de studie, waarop de student wordt ‘afgerekend’. Er wordt beoordeeld of de student inderdaad het bedoelde geleerd heeft en nu beheerst. De scriptie is met andere woorden een proeve van bekwaamheid, waarbij wellicht het belangrijkste is, dat u in staat bent een helder juridisch betoog te schrijven aan de hand van een duidelijke en scherpe probleemstelling. In het vak “Leeronderzoek” bent u getraind in het formuleren van een dergelijke probleemstelling. De onderdelen a. en b. zijn niet goed van elkaar te scheiden. Al doende leert men immers. 3
De scriptiebegeleider begeleidt u in het leerproces en ziet tijdens dit proces ook waartoe u in staat bent. Hoe snel pikt u aanwijzingen op? Kunt u hoofdzaken van bijzaken onderscheiden? Heeft u helder voor ogen waar u naar toe wilt? Het is echt niet zo dat degenen die regelmatig hulp hebben gevraagd en gekregen van de scriptiebegeleider altijd maar een laag cijfer behalen voor de scriptie. Het gaat er meer om of u in staat bent, na goede aanwijzingen, zelfstandig weer verder te gaan.
1.3
De soort scriptie
Voordat u met het schrijven van de scriptie begint moet u een keuze maken wat voor soort scriptie u gaat schrijven. De drie mogelijkheden zijn: a. een scriptie in de vorm van een wetenschappelijk artikel; b. een "klassieke" scriptie; c. een scriptie geschreven in een circle. Hierna wordt duidelijk gemaakt wat deze drie mogelijkheden inhouden. Verder kan hierbij worden vermeld dat er sinds de invoering van de Bama meer nadruk is komen te liggen op het internationale karakter van de opleiding. Een internationale component kan uiteraard ook terug komen in de scriptie. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere een rechtsvergelijkende scriptie. a.
De scriptie in de vorm van een wetenschappelijk artikel
De vakgroep privaatrecht streeft ernaar om in de toekomst zoveel mogelijk studenten een scriptie te laten schrijven in de vorm van een artikel. De voornaamste reden voor deze voorkeur is, dat wij er zeer aan hechten dat u - in de slotfase van de studie - laat zien dat u de stof kunt benaderen aan de hand van een goede probleemstelling en hiervan kort en bondig in een artikel verslag kunt doen. Wij zijn ervan overtuigd dat de voordelen van het schrijven van een goed juridisch artikel voor u ook groter zijn in uw latere beroepspraktijk. U hoeft dan immers meestal geen uitgebreid verslag te doen van het geldende recht (wat vaak in de "klassieke scriptie" gebeurt), maar zult veeleer op juridisch, verantwoorde wijze (complexe) vraagstukken kort en bondig moeten analyseren. Onder een scriptie geschreven in de vorm van een artikel verstaan wij een betoog van ongeveer 15 pagina’s (maximaal 6500 woorden), waarin antwoord wordt gegeven op een duidelijke en het liefst zo concreet mogelijke probleemstelling (onderzoeksvraag). In het stuk wordt alleen het geldende recht beschreven, voor zover dit strikt nodig is om de onderzoeksvraag te beantwoorden. De bedoeling is iets nieuws te brengen, iets toe te voegen aan de rechtswetenschap. Uiteraard dient u zich wel in het geldende recht te hebben verdiept, waar dat van belang is voor het oplossen van de probleemstelling, maar in het artikel hoeft niet van alles wat u vindt verslag te worden gedaan. Voorbeelden van goede geschreven artikelen door studenten vindt u in het juridische studentenblad Ars Aequi. Waar wij in hoofdstuk 2 het proces van het tot stand brengen van een scriptie beschrijven, zijn we zoveel mogelijk uitgegaan van het proces dat doorlopen wordt bij het schrijven van een scriptie in de vorm van een artikel. Uitgebreide aanwijzingen vindt u aldaar. b.
De klassieke scriptie
De klassieke scriptie komt - kort gezegd - neer op een stuk dat omvangrijker is dan de scriptie in de vorm van een artikel (minimaal 20 en maximaal 40 pagina’s, dat is maximaal 18.000 woorden) waarin - in vergelijking met de artikelvorm - relatief meer geldend recht mag worden beschreven. 4
Zoals gezegd willen wij stimuleren dat meer studenten zullen gaan kiezen voor de scriptie in de vorm van een artikel. Hetgeen in deze handleiding wordt vermeld met betrekking tot het artikel, geldt zoveel mogelijk ook voor het schrijven van de klassieke scriptie. c.
De scriptie geschreven binnen een circle
Binnen een circle schrijven twee of meer studenten ieder individueel een scriptie binnen een overkoepelend thema. Zij werken samen voor wat betreft het proces, in die zin dat zij elkaar van feedback voorzien en zij de problemen waar zij tegenaan lopen (bijvoorbeeld met betrekking tot het zoeken van geschikte literatuur) met elkaar bespreken tijdens groepsbijeenkomsten. Het initiatief een scriptie te schrijven binnen een circle kan uitgaan van een docent of van een aantal studenten. Zij kiezen een onderzoeksthema dat te omvangrijk is om door een student individueel te worden aangepakt. Nadat de groep studenten en de docent elkaar hebben ontmoet en het eens zijn geworden over het onderzoeksthema, gaat de gehele groep zich - aan de hand van het onderzoeksthema inlezen. Vervolgens komen de groep en de docent regelmatig (in deze beginfase bijvoorbeeld tweewekelijks) samen om de bevindingen van een ieder te bespreken. Na afloop van deze fase wordt het centrale onderzoeksthema opgesplitst in deelonderwerpen. Iedere studentdeelnemer schrijft vervolgens zelfstandig een of meerdere hoofdstukken aan de hand van een eigen onderzoeksvraag rondom het onderzoeksthema. Deze hoofdstukken worden binnen de circle rondgemaild, en onderling van feedback voorzien. De verschillende onderwerpen dienen samenhang te vertonen. Alleen dan kunnen studenten binnen een circle samenwerken, en kan een en ander eventueel uitmonden in een (al dan niet te publiceren) boek. Bij het benaderen van de stof en het schrijven van de scriptie dienen de studenten zich zoveel mogelijk te houden aan deze handleiding. Er zal ook aan het begin van iedere circle een circlebeschrijving met korte uitleg beschikbaar zijn. Belangrijk kenmerk van dit type scriptie is de samenwerking. Deze is niet alleen leuk maar ook leerzaam. Voor de goede orde wordt benadrukt dat studenten die hun scriptie binnen een circle schrijven wel degelijk op hun individuele prestatie worden beoordeeld. Het is dus niet zo dat de studenten binnen een circle één cijfer krijgen. In deze individuele beoordeling wordt ook de bijdrage van de betreffende student aan het proces meegenomen. Het gaat hierbij met name om de feedback die deze student heeft gegeven op stukken van andere studenten binnen de circle. Kortom: op welke wijze heeft de student geparticipeerd in de circle? Binnen de vakgroep Privaatrecht is al een aantal keren in een circle (of een vorm die daarop lijkt) door studenten samengewerkt. Een enkele keer mondde dat uit in de publicatie van een boek. Zie de uitgave Berekening van schadevergoeding onder redactie van Barendrecht en Storm, Tjeenk Willink, Zwolle 1995. Of de bijdragen van de studenten binnen een circle tezamen zich lenen voor de publicatie in de vorm van een boek, kan meestal pas aan het einde van het traject worden beoordeeld door de scriptiebegeleider(s). Overigens verdient het binnen een circle aanbeveling om te kiezen voor een scriptie in de vorm van een wetenschappelijk artikel. Alleen dan is het gelet op de kwantiteit mogelijk om de bijdragen eventueel te bundelen in een boek.
1.4
Aanmelden bij de scriptiecoördinator
Net zoals de andere vakgroepen van de juridische faculteit heeft ook de vakgroep Privaatrecht een scriptiecoördinator. U komt bij één van de scriptiecoördinatoren terecht als u een aanvang wilt maken met het schrijven van een privaatrechtelijke scriptie. Voor
5
onderwerpen die op het terrein van familie en jeugdrecht liggen kunt u zich wenden tot mw. mr. R. de Jong (
[email protected]) en voor overige onderwerpen tot mw. mr. J.M.H.P. van Neer-van den Broek (
[email protected]). Het is de bedoeling dat u vóór uw aanmelding bij de scriptiecoördinator deze handleiding al hebt gelezen en u serieus hebt georiënteerd op een scriptieonderwerp. Bij de keuze van een onderwerp kunt u gebruik maken van de door de vakgroep beschikbaar gestelde lijst met onderzoeksthema’s (http://www.uvt.nl/faculteiten/frw/departementen/privaatrecht/onderwijs/scripties.html). Het is de bedoeling dat u de scriptiecoördinator een e-mail stuurt met als bijlage uw (voorlopige) opzet. Ook dient u zich in te schrijven via het digitaal scriptiedossier (https://scriptie.rechten.uvt.nl). De scriptiecoördinator beoordeelt of het door u gekozen onderwerp geschikt (lees: concreet genoeg) is om een scriptie over te schrijven. Als het onderwerp te breed is, zal de scriptiecoördinator u vragen het onderwerp te concretiseren. Als het onderwerp zich leent voor een scriptie, wordt u een scriptiebegeleider toegewezen. Bij de keuze van de scriptiebegeleider speelt een belangrijke rol of deze gespecialiseerd is op het terrein waarover de scriptie gaat. De verdere contacten over uw scriptie onderhoudt u met de aan u toegewezen scriptiebegeleider.
1.5
De rol van de scriptiebegeleider
Als aan u een scriptiebegeleider is toegewezen, maakt u een afspraak voor een eerste gesprek. Dit eerste gesprek zal in het teken staan van kennismaking. De begeleider zal trachten u een beetje te leren kennen en vice versa. In dit gesprek zal worden gesproken over het gekozen onderwerp, over de mogelijke probleemstelling (onderzoeksvragen), welke scriptievorm u kiest (zie 1.3) en er zullen afspraken voor de toekomst worden gemaakt. Belangrijk is in dit verband dat u aan de begeleider meedeelt hoeveel tijd u heeft begroot voor het schrijven van de scriptie. In deze fase kunt u ook een werkplan aan de begeleider voorleggen. Bij het maken van werkafspraken kan daar zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden. Het is goed om al een aantal gesprekken met de scriptiebegeleider vooruit te plannen. De ervaring leert dat de begeleiding beter functioneert als meerdere (zo’n 5 tot 6) kortere gesprekken met de scriptiebegeleider worden gehouden van zo’n 20 minuten tot een half uur, dan wanneer slechts enkele keren lange gesprekken plaatsvinden. Wanneer u als student meer dan zes gesprekken nodig heeft alvorens de scriptie te kunnen afronden, zal dit van invloed zijn op het cijfer dat voor de scriptie wordt gegeven. Na de kennismaking zult u met de begeleider een gesprek aangaan over de probleemstelling van uw artikel of scriptie (zie hierover ook 2.2.). Het is wenselijk dat u voor iedere afspraak iets op papier heeft gezet. In dit stadium volstaat een korte notitie over het door u gedachte werkplan. In deze fase wordt ook gesproken over de voor het onderwerp relevante literatuur en jurisprudentie. Overhandig uw begeleider een lijst met al door u gevonden literatuur. De begeleider kan u dan gericht van verdere hulp en verwijzingen voorzien als blijkt dat u moeite heeft met het vinden van literatuur en het formuleren van een goede probleemstelling. Als u een probleemstelling heeft geformuleerd en deze is door de begeleider goedgekeurd, maakt u een globale opzet (zie hierover 2.3.). U levert een stuk in van ongeveer 5 pagina' s waarin u per paragraaf (of hoofdstuk) in steekwoorden aangeeft waarover de betreffende paragraaf c.q. het betreffende hoofdstuk moet gaan. Deze globale opzet bespreekt u één of twee keer met de begeleider. Vervolgens zet u zich aan het schrijven van de eerste paragraaf en deze levert u in bij de begeleider (zie 2.5.). Deze paragraaf wordt inhoudelijk besproken. Als het gesprek aanleiding geeft tot wijzigingen voert u deze door en legt u de tekst opnieuw voor. Op deze wijze wordt paragraaf voor paragraaf (hoofdstuk voor hoofdstuk) besproken totdat het gehele artikel of de gehele scriptie af is, waarbij in latere fasen meerdere paragrafen of hoofdstukken tegelijk zullen worden besproken.
6
Uiteraard gaat het hier om een globale beschrijving van het scriptieproces. Het is mogelijk dat in onderling overleg met de scriptiebegeleider andere afspraken worden gemaakt. Het is belangrijk om gedurende het hele scriptieproces goede afspraken te maken. Geef duidelijk aan wanneer u iets zult inleveren en spreek met de begeleider af op welke termijn deze tijd heeft om een ingeleverd concept te bespreken. U moet er rekening mee houden dat een termijn van 5 werkdagen over het algemeen een redelijke periode is tussen inleveren en bespreken. De begeleider vervult tijdens het hele scriptieproces de rol van inhoudelijke begeleider, corrector, stimulator en procedurebewaker. Als u vragen of twijfels heeft of zaken u onduidelijk zijn kunt u dit met uw begeleider bespreken. Als u vastzit bij het schrijven moet u snel contact opnemen met uw begeleider. Als u afspraken niet na kunt komen, is het goed om even aan te geven wat de reden daarvan is. Meer in het algemeen is het goed om af en toe ook de wijze van begeleiding (coaching) met de scriptiebegeleider door te nemen. Dan kan de begeleiding beter op uw persoon en wensen worden afgestemd. De scriptiebegeleider is uiteindelijk ook (samen met een andere begeleider) de beoordelaar van de scriptie. Met name in de eindfase van de scriptie zal de begeleiding vaak al vooruitlopen op de beoordeling. De begeleider zal dan aangeven waar u bent geslaagd in het hele proces van schrijven en herschrijven, maar ook waar nog hiaten of zwakke plekken zitten. Er worden laatste suggesties gegeven voor de voltooiing van de scriptie. Bedenk dat u het eindcijfer voor uw scriptie pas te horen krijgt bij de uitreiking van het masterdiploma, maar de begeleider zal vaak wel bereid zijn al eerder een indicatie van het oordeel te geven. Dit cijfer wordt vastgesteld door de begeleider in samenspraak met de andere leden van de examencommissie. Voor studenten die hun scriptie schrijven binnen een circle geldt dat het proces van scriptiebegeleiding met name zal bestaan uit bijeenkomsten met alle studenten binnen de circle. Ook dienen deze studenten elkaars stukken van commentaar te voorzien. Een en ander is inherent aan het samenwerkingsverband dat zij samen zijn aangegaan.
1.6
Het maken van een tijdsplanning
Het is moeilijk aan te geven hoeveel tijd het schrijven van een scriptie kost. De faculteit gaat uit van een tijdsbeslag van drie maanden, maar de ervaring leert dat er (vaak) meer en (soms) minder tijd mee gemoeid is. De één schrijft wat makkelijker dan de ander en de scriptie van een student die puur een literatuurstudie betreft, vergt minder tijd dan het schrijven van een scriptie waarvoor bijvoorbeeld ook een praktijkonderzoek wordt gedaan. In ieder geval heeft u bij het schrijven van een scriptie een grotere vrijheid om uw tijd in te delen dan voorheen tijdens de studie, zeker omdat er niet een tentamendatum als deadline vaststaat. Toch werken veel mensen het beste onder een zekere tijdsdruk en, omdat u manager van uw eigen werk bent, zult u zelf voor de nodige tijdsdruk moeten zorgdragen. Dit kan door te werken met een tijdsplanning. Met een tijdsplanning legt u zichzelf een werkdruk op en maakt u het moeilijker om bepaalde werkzaamheden voor u uit te schuiven. Daarnaast kan het werken met een tijdsplanning ook in zekere zin ontspannend werken, doordat het schuldgevoelens en onrust wegneemt. U weet immers wat u moet doen en als u het die dag gedaan heeft, heeft u dus tijd om andere dingen te doen. Voor het maken van een goede tijdsplanning moet u wel weten hoeveel tijd u nodig heeft voor de verschillende activiteiten die voor het schrijven van een scriptie nodig zijn. Maak hiervoor een werkplan (aan de hand van paragraaf 2.5): zet alle activiteiten in chronologische volgorde en schrijf daarbij hoeveel tijd u nodig denkt te hebben per activiteit: bijv. inlezen: twee weken; 7
-
probleemstelling en bespreken: één week; globale opzet maken: één week etc. etc.
Houd er rekening mee dat bepaalde activiteiten elkaar kunnen overlappen. Ook kunnen een aantal dingen tegenzitten (paragraaf of hoofdstuk moet herschreven worden), dus plan niet te krap. Indien u dat wenst, kunt u het werkplan bespreken met uw scriptiebegeleider en vragen of dit een reële inschatting is. Vervolgens moet u met dit werkplan een tijdsplanning maken. Voor het maken van een goede tijdsplanning moet u met het volgende rekening houden: het tijdsbestek dat voor de scriptie beschikbaar is (dat betekent in veel gevallen de tijd vanaf nu tot een vast te stellen afstudeerdatum minus de periode van drie weken tussen goedkeuring en afstuderen (zie paragraaf 3.3.1); andere bezigheden die tussen het schrijven door gedaan moeten worden (werk, tentamens, sollicitaties); vakantieperiodes (ook van uw scriptiebegeleider!); het werkplan. Concreet betekent het: pak een kalender of agenda, streep de dagen door waarop u bezet bent. Schrijf op de dagen die resteren vervolgens de activiteiten die u volgens het werkplan moet doen. Blijkt dit werkplan niet te passen in de tijdsplanning dan zult u moeten kiezen: uw andere bezigheden verminderen en de tijd voor uw scriptie te verruimen of uw afstudeerdatum uitstellen. Tips om de tijdsplanning te volgen: beschouw de geplande data als deadlines: deze mogen niet overschreden worden; werk met externe druk; spreek met de scriptiebegeleider af, wanneer iets ingeleverd moet worden; laat uw omgeving meewerken: op "werkdagen" zijn vrienden niet welkom, op "vrije" dagen wel; werk met beloningen als u tegen iets opziet of als het een zeer saaie, lange dag lijkt te worden. Als u een paar uur goed gewerkt heeft mag u koffie drinken, surfen op het net, de krant lezen, muziek luisteren etc.
8
HOOFDSTUK 2 2.1
Het kiezen van een geschikt onderwerp
Het allerbelangrijkste bij de keuze van een onderwerp is dat u zich bij die keuze laat leiden door uw interesse. Het moet gaan om een onderwerp waarnaar u nieuwsgierig bent; waarin u zich gemakkelijk een paar maanden kunt verliezen. Voor het vinden van een geschikt onderwerp kunt u de ‘lijst met onderzoeksthema’s’ raadplegen die door de vakgroep Privaatrecht is opgesteld en op internet beschikbaar is. Deze lijst sluit aan bij het onderzoek dat binnen TISCO wordt verricht. Verder kunt u natuurlijk ook de laatste jaargang van de civielrechtelijke tijdschriften raadplegen of aansluiten bij de actualiteit (media). Zo waren in het verleden de veteranenziekte, de introductie van koophuur, de enorme risico' s in de optiehandel, geruchtmakende faillissementen of corporate governance geschikte aanleidingen voor levendige juridische beschouwingen. Ook de keuzevakken kunnen een bron van inspiratie zijn; vaak komen daar onderwerpen aan bod die nog niet uitgekauwd zijn, waar nog van alles over te zeggen valt. Het kan ook geen kwaad om uw licht eens op te steken bij de docent van het betreffende keuzevak. Hij of zij weet zeker ook naar welke onderwerpen nog onderzoek moet worden verricht; welke actuele ontwikkelingen de aandacht vragen etc. Ook nieuwe wetsvoorstellen zijn een dankbaar aanknopingspunt voor het schrijven van een scriptie. Via de bibliotheek en raadpleging van internet en tijdschriften kunt u op het spoor komen van nieuwe wetgeving en jurisprudentie. Een andere mogelijkheid om op het spoor te komen van een geschikt scriptieonderwerp is aansluiten bij het onderzoek dat aan onze universiteit wordt verricht. De actuele onderzoeksthema’s treft u als gezegd aan op de “lijst met onderzoeksthema’s” (te downloaden via http://www.uvt.nl/faculteiten/frw/departementen/privaatrecht/onderwijs/scripties.html).
2.2
Een goede probleemstelling
Veel problemen kunnen ontstaan als u niet trefzeker genoeg bent in de keuze van een probleemstelling. Eenvoudig gezegd is een probleemstelling een vraagstelling die u aan het onderwerp van uw keuze verbindt. Vaak komen studenten bij een docent met de mededeling dat ze ’iets’ willen schrijven over “beroepsaansprakelijkheid”, “schuldsanering”, “leasing” etc. Het probleem hierbij is dat deze onderwerpen in deze vorm helemaal niet geschikt zijn om daar een scriptie aan te wijden: ze zijn veel te ruim geformuleerd en er ontbreekt een goede vraag. Wat wilt u (en de lezer) precies over die onderwerpen weten? U moet het onderwerp dus inperken en er een goede vraagstelling aan verbinden (zie ook 1.4). Zo zou u zich bij het onderwerp beroepsaansprakelijkheid kunnen beperken tot bijvoorbeeld de aansprakelijkheid van de notaris en bij het onderwerp leasing tot de leasing van onroerende zaken. Maar dan nog zijn deze onderwerpen te ruim en te kleurloos. Vraag u af waarom het wetenschappelijk en maatschappelijk relevant is om iets over de aansprakelijkheid van de notaris te zeggen. U kunt zichzelf de volgende vragen stellen: Zijn er recente ontwikkelingen in wetgeving of jurisprudentie die u in kaart wilt brengen? Staat u kritisch tegenover deze ontwikkelingen? Wilt u onderzoeken of er beperkingen moeten worden gesteld aan de aansprakelijkheid van de notaris? Wilt u onderzoeken welke mogelijkheden tot beperking van aansprakelijkheid er zijn? Richt u zich daarbij op nieuwe juridische oplossingen? Kortom: voor een goede probleemstelling moet u niet alleen bedenken “wat” u wilt beschrijven of “waarover” u wilt schrijven, maar vooral ook “waarom”. Al deze vragen kunnen uiteindelijk leiden tot een goede centrale vraagstelling die mogelijk tot deelvragen valt te herleiden: 9
1. 2. 3.
Wat waren de belangrijkste ontwikkelingen in de rechtsvraag over de aansprakelijkheid van de notaris in de afgelopen 10 jaar? Wat zijn de argumenten voor en tegen beperkingen van de aansprakelijkheid van de notaris? Welk toetsingskader hanteert u hierbij? Wat zijn de juridische routes om tot beperkingen van de aansprakelijkheid van de notaris te komen? Welke route beveelt u aan?
Een probleemstelling kan ook het formuleren van een vraag zijn met betrekking tot de juistheid van een bepaalde stelling. Zo' n stelling kan bijvoorbeeld inhouden dat een zekere rechtsregel beter is dan de thans in Nederland geldende rechtsregel op dat terrein. Aanleiding tot het kiezen van zo' n probleemstelling kan een uitspraak zijn van de Hoge Raad waar u het niet mee eens bent (en zelfs een beetje kwaad over kunt worden). Stel bijvoorbeeld dat u het niet eens bent met de uitspraak van de Hoge Raad in het arrest Offringa/Vinck (HR 10-4-1998, NJ 1998, 666) waarin de Hoge Raad een vergaande mededelingsplicht legt op de verkoper van een huis met gebreken. In een noot onder dit arrest stelt een schrijver een andere rechtsregel voor dan de door de Hoge Raad gegeven rechtsregel. Uw probleemstelling komt er dan op neer dat u de juistheid van deze rechtsregel gaat onderzoeken. Bij dit onderzoek kunt u zich beperken tot Nederland, maar u kunt ook een rechtsvergelijkend onderzoek verrichten. U ziet dat u om tot een goede onderwerpskeuze en probleemstelling te komen al aardig wat voorkennis moet hebben opgedaan. U moet in deze fase al zodanig geschoold zijn, dat u uit de vakliteratuur, het collegeaanbod, etc. al kunt opmaken welke vraagstukken geschikt zijn voor behandeling in een scriptie. Het komt erop aan dat u zich bij de onderwerpskeuze, bij het formuleren van de probleemstelling en de beantwoording daarvan, realiseert wat u wel en vooral ook wat u niet gaat doen. U moet zich in de loop van het scriptieproces zo nauwgezet mogelijk aan uw onderwerp en probleemstelling houden, al kunnen er onderweg wel kleine veranderingen worden aangebracht. De probleemstelling moet in de gehele scriptie duidelijk herkenbaar aanwezig zijn. De daarin opgesloten vraag moet op heldere, gestructureerde wijze worden beantwoord en een wat gehaaste lezer moet door lezing van slechts inleiding en conclusies snel kennis kunnen nemen van uw antwoord op de opgeworpen probleemstelling.
2.3
Het maken van een globale opzet
2.3.1
Standaardopbouw van een artikel of scriptie
In hoofdstuk I is aangegeven dat de vakgroep er naar streeft dat meer scripties zullen worden geschreven in de vorm van een artikel. Maar ook voor de opzet van een meer traditionele scriptie zijn de gebruiken voor de opzet van een wetenschappelijk artikel van groot belang. In het hiernavolgend gaan we uit van de internationaal gebruikelijke standaardopbouw van een wetenschappelijk artikel. Deze ziet er als volgt uit: 1.
Een korte inleiding met een omschrijving van de probleemstelling en een eerste aanduiding van de belangrijkste (nieuwe) inzichten die in het artikel zullen worden gepresenteerd. Die inzichten kunnen bijvoorbeeld zijn: a. een nieuwe juridische oplossing voor een bestaand probleem; b. de oplossingen die het recht zou kunnen bieden voor een probleem dat tot nu toe in de rechtspraak en literatuur nog niet is opgelost; c. een theorie die wetgeving of rechtspraak verklaart of beschrijft; d. een theorie over hoe het recht zou moeten zijn, die is gebaseerd op argumenten van buiten het recht of op ’hogere’ rechtsbeginselen en die reden geeft om het geldende recht aan te passen. De inleiding wordt vooral ook geschreven voor de ' zappende’ lezer die in enige seconden wil kunnen zien waar het artikel meer precies over gaat en in een 10
minuut of twee de kern van het beweerde wil kunnen oppikken, zodat hij kan besluiten of hij het artikel echt gaat lezen. Het moet dus een wervend geschreven stuk zijn, waarmee de nieuwsgierigheid van de lezer wordt geprikkeld zonder valse verwachtingen te wekken. Vaak wordt de nieuwsgierigheid van de lezer gewekt door alvast iets te laten zien van het praktisch belang van het gevondene (hoeveel mensen zullen er hoeveel beter van worden als de nieuwe inzichten worden aanvaard) of de wetenschappelijke waarde van de nieuwe inzichten (hoe veranderen deze ons denken over wat?). Indicatie voor de omvang van de inleiding: 500-1000 woorden. 2.
Een omschrijving van de bestaande kennis waarbij wordt aangesloten. Beschreven wordt bijvoorbeeld (aansluitend bij de soorten nieuwe inzichten genoemd onder 1 a t/m d): a. wat de eerdere juridische oplossingen voor het probleem waren en wat de eerdere bezwaren waren die daartegen werden aangevoerd; b. wat de oplossingen zijn die het recht voor soortgelijke situaties biedt; c. wat de wetgeving of rechtspraak inhoudt die wordt beschreven of verklaard en welke eerdere verklaringen daarvoor zijn aangevoerd; d. hoe het geldende recht op het betrokken gebied luidt en welke argumenten of ’hogere’ rechtsbeginselen daartegen in te brengen zijn. De bedoeling is om de hoofdlijnen te laten zien van de kennis waarop wordt voortgebouwd en daarnaast om toegang te bieden tot die kennis voor degene die meer wil weten. Het is dus niet een complete herhaling van kennis die elders is te vinden. Rechtspraak en wetgeving worden over het algemeen in eigen woorden samengevat, tenzij het zeer precies op de formulering aankomt, of indien de gebruikte woorden zo sprekend zijn dat u het zelf onmogelijk mooier en kernachtiger zou kunnen zeggen. In dat laatste geval is het beter te werken met een kort citaat. Indicatie omvang: 500 tot 1500 woorden.
3.
Uiteenzetting van het centrale inzicht of de centrale inzichten met argumentatie. Beschreven wordt bijvoorbeeld: a. de nieuwe oplossing; b. de oplossingen die uit het recht voortvloeien; c. de verklarende theorie; d. de theorie over hoe het recht zou moeten luiden. Dit is de eigenlijke kern van uw artikel of scriptie. Belangrijk aandachtspunt is dat alle argumenten voor, maar ook tegen worden besproken. Daarbij zal het veelal niet alleen gaan om argumenten ontleend aan het recht (rechtspraak, literatuur) maar ook om argumenten die zien op de praktische aanvaardbaarheid van het bepleite resultaat. Soms zal de neiging ontstaan om te beschrijven hoe men tot een bepaald inzicht is gekomen. Voor de lezer is dit niet altijd even belangrijk. Indicatie voor de omvang: 1000 tot 2500 woorden.
4.
Discussie van de mogelijke praktische toepassingen en wetenschappelijke betekenis met eventuele zwakke plekken en aanduidingen van mogelijkheden voor verder onderzoek. Hier gaat het er vooral om het belang van het gevondene voor de rechtspraktijk of voor het rechtswetenschappelijk denken te laten zien. Wat zijn de gevolgen van het aanvaarden van de gepresenteerde inzichten? Gedacht moet niet alleen worden aan de gevolgen voor het gebied van het recht waarover men schrijft maar ook voor verwante rechtsgebieden. Indicatie voor de omvang: 500 tot 1000 woorden.
5.
Een korte conclusie. Hierin wordt weergegeven wat de schrijver als de allerbelangrijkste gevolgtrekkingen aan zijn lezers wil meegeven. De conclusie mag dus geen nieuwe materie bevatten. Indicatie voor de omvang: 100 tot 300 woorden. 11
Deze aanpak leent zich vooral voor een artikel of scriptie waarin een nieuw inzicht wordt gepresenteerd aan andere wetenschappers, aan de wetgever of aan de (hoogste) rechter. Bij rechtswetenschappelijk onderzoek komt het echter vaak voor dat een artikel mede een voorlichtend karakter heeft. De schrijver probeert dan niet alleen te overtuigen, maar maakt van de gelegenheid gebruik om de rechtspraktijk (rechters, advocaten, bedrijfsjuristen etc.) voor te lichten over het geldende recht. Dat zal vooral nuttig zijn als dit geldende recht niet al via één of enkele bronnen eenvoudig toegankelijk is. Ook kan het zijn dat het geldende recht goed een nadere ordening kan gebruiken, omdat er bijvoorbeeld veel rechtspraak is waarin moeilijk een systeem valt te ontdekken. In een meer beschrijvend artikel zal onderdeel 2 wat uitgebreider kunnen zijn. Maar het blijft niet de bedoeling om te herhalen wat elders gemakkelijk te vinden is. De hiervoor besproken basisopzet kan echter voor het overige behouden blijven, wanneer de hoofdlijnen uit het recht dat men beschrijft of de ordening die wordt geschapen worden gezien als het nieuwe inzicht dat in het artikel of in de scriptie uit de doeken wordt gedaan. Wel zullen de onderdelen 3 en 4 dan een iets ander karakter krijgen en wellicht ook korter worden. 2.3.2
Hoofdstuk- en paragraafindeling
Uitgaande van de bovenstaande (of een andere) basisindeling komt u tot een opzet van de inhoud van de hoofdstukken of paragrafen. In telegramstijl geeft u heel kort aan wat er in de (in bovenstaande indeling vijf) hoofdstukken moet komen te staan. Enkele regels per hoofdstuk volstaan, zodat u wellicht op één of twee pagina' s komt. Als het goed is weet u echter nog niet wat er precies zal komen te staan. Dat moet eerst uit het nog te verrichten onderzoek blijken. De opzet dient echter als een goede leidraad voor het onderzoek. Zodra er voldoende onderzoek is gedaan om de kern te kunnen weergeven, wat vaak langer zal duren wordt de volgende stap gezet. De volgende stap is de indeling van hoofdstukken in paragrafen (en later eventueel van paragrafen in subparagrafen). Die worden ook weer ingevuld met een paar regels in telegramstijl. Hiaten worden zo zichtbaar en die worden door nader onderzoek ingevuld. Hoofd- en bijzaken worden zo gescheiden. De aansluiting en de logische volgorde van de hoofdstukken en (sub)-paragrafen zijn een belangrijk aandachtspunt. Probeer voor u zelf de relatie te benoemen. Enkele voorbeelden: (deel)vraag – (deel)antwoord; argument 1 – argument 2 – argument 3 – argument 4; oplossing 1 – oplossing 2 – oplossing 3; methode 1 – methode 2; voorbeeld 1 – voorbeeld 2 - voorbeeld 3 De aldus opgestelde hoofdstuk- en paragraafindeling vormt de globale opzet voor uw artikel of scriptie. Deze bespreekt u met uw scriptiebegeleider. In par. 2.5. wordt verder uiteengezet hoe u vervolgens - al onderzoekende en schrijvende - de hoofdstukken en paragrafen verder invult.
2.4
Het doen van onderzoek
2.4.1
Probleemstelling als uitgangspunt
Bij het doen van onderzoek is de probleemstelling het uitgangspunt. Het gaat er steeds weer om te trachten de daarin opgenomen vragen van een antwoord te voorzien. Dat is het hoofddoel dat voorop moet staan.
12
Nevendoelen zijn te halen uit de bespreking van het maken van een globale opzet (par. 2.3.): het traceren van de bestaande kennis over de probleemstelling, waaronder de eerdere juridische oplossingen en hun bezwaren, de oplossingen voor soortgelijke situaties, de inhoud van rechtspraak en wetgeving die moet worden verklaard, de stand van het geldende recht en/of de hogere regels of beginselen die daarop invloed kunnen hebben. In de meeste gevallen zal dat antwoord moeten worden gevonden door literatuur en jurisprudentieonderzoek Dat vereist dat u een behoorlijke basiskennis heeft over de samenstelling van bibliotheken en de mogelijkheden om daarin te zoeken. Wij veronderstellen die basiskennis bekend. Overigens kunt u altijd de hulp inroepen van de bibliothecaris of van de begeleidende docent. 2.4.2
Literatuur- en jurisprudentieonderzoek
Het doel van het literatuur- en jurisprudentieonderzoek dat u in het kader van het schrijven van de scriptie gaat verrichten, is het vinden en selecteren van bronnen die u van nut kunnen zijn bij het beantwoorden van de in uw probleemstelling opgeworpen vraag. Hieronder volgen enige tips voor het efficiënt verrichten van onderzoek. 1. Probeer eerst (of in een zo vroeg mogelijk stadium) ook zelf een antwoord op de vragen te geven: hoe zou u de vraag beantwoorden en welke argumenten zou u daarvoor geven als u wetgever, rechter of schrijver was. Dat geeft een extra focus aan uw onderzoek. U zoekt als het ware of u gelijk heeft en of anderen uw argumenten hebben gevonden of argumenten waaraan u niet had gedacht. Maar uiteraard: bijt u niet vast in uw eigen visie en blijf open staan voor de argumenten en gedachten van anderen. 2. Begin vervolgens met het beste en meeste recente (en dikste) handboek of artikel dat over de materie te verkrijgen is (lang niet altijd in de UVT-bibliotheek). Dat verschaft u toegang tot andere relevante informatie. De weg beginnen met een gemakkelijk boekje of een algemener artikel en dan steeds diepgaander is vaak een lange weg met heel veel zijsporen. 3. Begin ook met de meest recente rechtspraak: die verwijst wel weer terug naar oudere rechtspraak, waaronder vaak een standaardarrest dat ook een belangrijk ankerpunt voor de onderzoekingen kan zijn. 4. Realiseert u zich bij het ter hand nemen van een boek, rechterlijke uitspraak of andere bron waarnaar u precies op zoek bent. Zoek dan ook gericht in het materiaal naar het antwoord op die vraag. En maak daarvan systematisch een kopie of aantekening, zodat u de bron later kunt terugvinden. Als u een gedeelte uit een boek kopieert, kopieer dan ook het voorblad met bibliografische gegevens. 5. Dit betekent dus dat u op een heel andere manier met een boek bezig bent dan tijdens de voorbereiding van een tentamen. Het gaat niet (primair) om het begrijpen van het systeem, het maken van een samenvatting of het kunnen reproduceren van de hoofdlijn, maar om het antwoord op een specifieke vraag. 6. Het is intussen wel belangrijk om wat ruimer om uw vragen heen te lezen. Dat kan inspirerend werken, een kader bieden of gewoon uw kennis vermeerderen. Maar realiseert u zich dat u dan niet echt met uw onderzoek bezig bent. Beperk de eromheen leestijd enigszins en doe het speelser en minder serieus dan u bij de voorbereiding van een tentamen gewend bent. 7. De onder 2 en 3 bedoelde bron werkt goed als sneeuwbal. Zij biedt toegang tot andere, relevante bronnen. Bedenk wel dat uw sneeuwbal bronnen gemist kan hebben: recentere bronnen of bronnen die deze schrijver niet heeft geraadpleegd, maar die wel interessant kunnen zijn. 8. Maak een goed onderscheid tussen formele argumenten die u tegenkomt (de schrijver of rechter vindt dat iets zo is, omdat een andere schrijver of rechter iets dergelijks vond) en inhoudelijke argumenten (waarom vindt de rechter of schrijver dat dit de beste oplossing voor het probleem is). Het is immers moeilijk om ongelijksoortige argumenten tegen elkaar af te wegen. 13
9.
Breng systeem aan in uw aantekeningen of kopieën. Mocht u moeite hebben met het vinden van literatuur en jurisprudentie, dan kan het scriptorium u wellicht helpen daarbij (zie paragraaf 1.2 van deze handleiding).
2.4.3
Rechtsvergelijking
Soms is een deel van het onderzoek rechtsvergelijkend. Op zichzelf geldt voor onderzoek van buitenlandse bronnen hetzelfde als hiervoor voor Nederlands bronnenonderzoek is vermeld, maar het is alleen veel moeilijker. Tips: 1. Juridisch taalgebruik went snel, ook in andere talen. Als u de krant in een taal kunt lezen, kunt u veel sneller dan u denkt ook juridische stukken in die taal lezen. 2. Vaak weet u niet hoe het probleem waar u een oplossing voor zoekt in het buitenlandse recht heet en waar in dat rechtssysteem dat wordt opgelost. Met wat zoeken in handboeken is dat meestal wel op te lossen, maar als dat niet binnen enkele uren lukt, zoek dan steun bij (bijvoorbeeld) uw scriptiebegeleider. Wees erop bedacht dat iets wat wij in Nederland als één probleem ervaren, soms in het buitenland over meerdere juridische leerstukken is verdeeld. 3. Om het antwoord op uw vraag dat volgens het buitenlandse recht wordt gegeven te kunnen plaatsen, is het soms nodig dat u iets meer van dat rechtssysteem weet. Het kan geen kwaad om globaal een handboek over het betreffende rechtsgebied door te nemen om te voorkomen dat u zoiets mist. Maar soms zit dat op onverwachte plaatsen, zoals het procesrecht of in de manier waarop mensen met elkaar omgaan in die rechtscultuur. Wees daarop bedacht en spreek over de problematiek met mensen die deze rechtscultuur beter kennen. Uw scriptiebegeleider kan u daarbij helpen. Als het antwoord op uw vraag naar buitenlands recht sterk afwijkt van dat wat u naar Nederlands recht vond, is het extra nodig (en ook interessant) om naar een verklaring te zoeken. 2.4.4
Literatuur uit andere disciplines
U kunt voor uw onderzoek ook bronnen van andere disciplines raadplegen, die u van nut kunnen zijn bij het beantwoorden van de in uw probleemstelling opgeworpen vraag. U kunt hier bijvoorbeeld denken aan rechtseconomische, rechtssociologische of rechtsfilosofische vakliteratuur. Op zichzelf geldt voor onderzoek van bronnen uit andere disciplines hetzelfde als vermeld onder paragraaf 2.4.2 ‘Literatuur en jurisprudentieonderzoek’, maar let bij het zoeken en gebruiken van de bronnen op de volgende zaken: 1. Elk vakgebied heeft een eigen manier van denken. 2. Wees erop bedacht dat iets wat juristen als een probleem ervaren, soms in andere disciplines helemaal niet als een probleem wordt gezien. Ook kan het zijn dat het probleem vanuit een andere invalshoek wordt bekeken. Voordat u de informatie uit andere disciplines gebruikt, is het aan te raden om globaal een handboek over het betreffende rechtsgebied door te nemen. 3. Realiseert u zich dat elke discipline zijn eigen vaktermen hanteert. Ga goed na wat deze vaktermen inhouden, zodat u de termen op de juiste manier gebruikt. 2.4.5
Praktijkonderzoek
Het kan ook zo zijn dat uw literatuur- en jurisprudentieonderzoek niet tot veel leidt. U krijgt maar een beperkt beeld van de wijze waarop er over het antwoord op uw vraag is nagedacht. Of het antwoord is niet erg bevredigend. Bijna altijd is het goed om ook na te gaan hoe in de rechtspraktijk over uw vragen wordt gedacht. Tips: 1. Bedenk welke personen door uw onderzoek het meest geraakt zullen worden: welke belangenvereniging, organisatie, jurist etc. 2. Ga ook hier uit van de beste en meest recente bron en begin niet allemaal gesprekken met mensen die u toevallig een beetje kent, maar die het fijne
14
6.
omtrent waarnaar u op zoek bent niet weten. Doe zo nodig navraag naar de beste bron. Bepaal (eventueel na overleg met uw scriptiebegeleider) of het zinvol is met die persoon te praten. Wees niet te bescheiden. Iedereen vindt het leuk om over zichzelf en zijn eigen werk te praten en daarom zullen in de meeste gevallen de door u benaderde gesprekspartners graag bereid zijn met u een gesprek te voeren. Mensen zijn mans genoeg om nee te zeggen als ze echt niet in zijn voor een gesprek. Dring dan ook niet aan. Stel uw gesprekspartner concrete vragen. Bereidt het gesprek tot in de puntjes voor. Vraag ook of er dingen zijn die verband houden met het onderzoek waarmee U hem/haar kunt helpen. Stuur uw gesprekspartners een exemplaar van uw scriptie.
2.5
Het schrijfproces2
2.5.1
Fase 1: plannen en voorbereiden
3. 4.
5.
Na het maken van de globale opzet en de hoofdstuk- en paragraafindeling én na het doen van voldoende onderzoek begint u met het schrijven van de eerste paragraaf resp. het eerste hoofdstuk. Voordat u kunt gaan schrijven, moet het voldoende duidelijk zijn wat u wilt zeggen. Volg daarbij de aanwijzingen die hiervoor in par. 2.3. over het maken van een globale opzet zijn gegeven. Heb bij het schrijven van een paragraaf steeds een plan. Weet wat u op papier wilt zetten, in welke volgorde en waar u naar toe wilt. Kortom: denk goed na voordat u begint te schrijven (fase 1: plannen, voorbereiden). Veel studenten beginnen aan het schrijven van een hoofdstuk of paragraaf zonder dat de tekst goed gepland is. Men begint te schrijven en hoopt dan maar dat de rest vanzelf komt. Vaak wordt al meteen te veel aandacht besteed aan de formulering zelf: Men schrijft en herschrijft iedere zin. Met een goed tekstplan kunt u dit moeizame geschrijf voorkomen. Voordat u begint met het schrijven van een paragraaf maakt u een notitie (stappenplan) waarin u in steekwoorden en halve zinnen aangeeft welke stappen in de desbetreffende paragraaf gezet moeten worden. Houdt u duidelijk voor ogen welke deelvraag of welk deelaspect in de paragraaf aan de orde is. Verdeel in de notitie de paragraaf in alinea’s. Doe dit in telegramstijl. De alinea' s zijn de belangrijkste bouwstenen van uw tekst. Zij behandelen steeds een afgebakend onderwerp. Iedere alinea heeft een bepaalde relatie tot de voorafgaande: uitwerking, volgende in de opsomming, argument voor het voorafgaande, volgend argument, tegenargument, samenvatting van het voorafgaande. Probeer de relatie tussen de verschillende alinea' s te benoemen en maak een notitie met de ruwe versie van de alinea' s. 2.5.2
Fase 2: schrijven
Leg de notitie met de ruwe versie van de betreffende paragraaf (maar dan ook alleen deze notitie) voor u neer. Alle boeken, arresten en kopieën moeten even uit het zicht naast uw computer en begin te schrijven (fase 2: schrijven). Besteed in dit stadium niet te veel aandacht aan mooischrijverij. Als in de eerste versie op papier zo ongeveer staat wat u wilt zeggen, is dat de ruwe versie waaraan u verder kunt gaan schaven. Soms is het verstandig om nu de geschreven tekst een paar dagen met rust te laten. Vaak ziet u niet onmiddellijk wat er nog aan mankeert; een paar dagen later wel! 2.5.3
Fase 3: herschrijven
2
Bij het schrijven van deze paragraaf is met name gebruik gemaakt van de methode die wordt aanbevolen door Heinze Oost in zijn boek Hoe schrijf ik een betere scriptie, een nieuwe methode voor het schrijven van scripties en andere teksten, Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact 1995.
15
Het schaven aan de tekst doet u weer volgens een plan. Noteer wat u bent vergeten of wat bij nader inzien in een andere alinea of paragraaf thuishoort en zet u opnieuw aan de computer (fase 3: herschrijven). Het is belangrijk om niet al te hoge verwachtingen te hebben van het eerste stuk tekst. Als alles meteen perfect op papier moet staan, kunt u geblokkeerd raken. Het belangrijkste is dat het betoog inhoudelijk klopt. Soms wringt daar echter juist de schoen en is een schrijfprobleem simpel te herleiden tot een kennisprobleem. U heeft wel een prachtige titel voor de paragraaf, maar u hebt deze inhoudelijk nog niet goed voor ogen. Dan is het goed om het schrijven op te schorten en terug te gaan naar de onderzoeksen voorbereidingsfase. Pas als de kennis en de bouwstenen voor de betreffende paragraaf er wel zijn, zet u zich weer aan het schrijven. Als u een paragraaf of hoofdstuk hebt geschreven én herschreven volgens bovenstaande methode maakt u een afspraak met de scriptiebegeleider om de tekst te bespreken. Deze bespreking geeft wellicht aanleiding tot nieuwe wijzigingen. Voer deze door en leg de tekst opnieuw voor. Het is verstandig om pas aan een nieuwe paragraaf te beginnen als de vorige naar tevredenheid (zowel qua inhoud als vorm) is afgerond. Hiermee wachten tot het einde van het hoofdstuk of zelfs scriptie is niet efficiënt. Daamaast is er op deze manier echt iets ' af’, wat psychologisch gezien stimulerend werkt. 2.5.4
Verwerk voetnoten meteen
Als u in de tekst verwijst naar een schrijver of een rechterlijke uitspraak maak dan direct de voetnoot aan waarin u de vindplaats preciseert. Dit voorkomt dat u pas veel later onevenredig veel tijd kwijt bent aan het opzoeken van bronvermeldingen. De wijze van bronvermelding in noten en literatuurlijst vindt u in de ‘Leidraad voor juridische auteurs’, een uitgave van Kluwer (ook op internet te vinden). Gebruik van deze leidraad is verplicht voorgeschreven (zie hierover nader paragraaf 3.1.2). Voetnoten hebben naast de functie van precisering van de vindplaats van de geraadpleegde bron ook soms de functie van het plaats bieden aan aanvullende mededelingen die het betoog te veel zouden verstoren. Wees zuinig met dit type noten en houdt de tekst beknopt. 2.5.5
Het schrijven van de conclusie3
Als paragraaf voor paragraaf en hoofdstuk voor hoofdstuk zijn geschreven en herschreven komt men toe aan het schrijven van een conclusie. De conclusie moet goed aansluiten bij de hoofdtekst en de in de inleiding opgeworpen probleemstelling. In de conclusies kunnen de uitkomsten naar aanleiding van het beschreven onderzoek duidelijk worden vastgelegd en de antwoorden op de gestelde vragen worden gegeven. Ook de eigen opvatting kan hier nog eens krachtig worden weergegeven en getoetst worden aan de resultaten van het onderzoek. Het is niet de bedoeling dat u in de conclusie nog nieuwe gegevens presenteert. De conclusie vormt immers het resultaat van het onderzoek dat u in de voorafgaande paragrafen of hoofdstukken heeft gepresenteerd. Soms is het goed aan de conclusie een beknopte samenvatting van de hoofdtekst vooraf te laten gaan.
3
Zie kernachtig over de conclusie, J.G. Brouwer en C.J.H. Jansen, ‘Over recht en krom schrijven’, Ars Aequi 1998/3, p. 176.
16
HOOFDSTUK 3 3.1
Vormaspecten
3.1.1
Schrijfstijl
Welke schrijfstijl u hanteert, is tot op zekere hoogte een persoonlijke keuze. Uiteraard moet u in uw scriptie correct Nederlands gebruiken en moet u bij twijfel te rade gaan bij gangbare woordenboeken, spelling- en schrijfwijzers.4 Het is raadzaam de volgende vuistregels in acht te nemen als het gaat om de te hanteren stijl.5 gebruik korte, niet te ingewikkelde zinnen; zorg voor consistent taalgebruik: geef moeilijke begrippen steeds dezelfde naam; zorg voor een goede indeling van de paragrafen, subparagrafen en alinea’s (zie hierover met name hoofdstuk 2. Met een goed gestructureerde tekst voorkomt u, dat u in herhalingen moet vervallen); verlevendig uw betoog waar dat kan met aansprekende voorbeelden, vergelijkingen etc. Soms is het ook verhelderend als u uw scriptie verlevendigt met schema’s of illustraties. 3.1.2
Verwerken van bronnen, noten en citaten
Bij ieder verslag van wetenschappelijk onderzoek, dus ook bij het schrijven van een scriptie wordt geput uit het werk van anderen. Het is dan wel uitermate belangrijk om te vermelden dat u uit andermans werk heeft geput en wie dat is geweest. U voorkomt zo dat u wordt beschuldigd van plagiaat, u vergroot de controleerbaarheid van uw werk en u geeft anderen de gelegenheid verder te zoeken in de literatuur die u vermeldt. De wijze waarop u uw bronnen moet vermelden behandelen wij niet in deze handleiding, omdat sinds enige jaren een boekje op de markt is waarin op heldere wijze wordt uiteengezet hoe een juridische auteur zijn bronnen verwerkt in voetnoten en literatuurlijsten. Dit boek is de ‘Leidraad voor juridische auteurs’. Bij het schrijven van een privaatrechtelijke scriptie is het hanteren van deze leidraad verplicht. De daarin opgenomen aanwijzingen over bronvermeldingen, voetnoten, literatuurlijsten en afkortingen dient u op te volgen. Voor wat betreft het gebruik van citaten geldt allereerst wat daarover in deze leidraad in par. 2.3.1 gezegd is. Een citaat moet u alleen opnemen als u het zelf echt niet beter, pregnanter kunt zeggen. Wanneer u gebruik maakt van een citaat moet u daarbij het volgende in acht nemen: het citaat mag niet te lang zijn. u moet letterlijk citeren. Ook als er een drukfout in de tekst staat moet u die citeren. Het spreekt voor zich dat u het citaat moet citeren uit de directe bron. Neem geen citaten over. Let op: de eindversie van uw scriptie zal via Urkund op plagiaat worden gecontroleerd. Zorg derhalve voor een goede bronverwijzing. Plagiaat wordt bestraft! (www.uvt.nl/fraude).
3.2
Beoordelingscriteria
Beoordelen komt er op neer dat bepaald wordt of studenten de doelstellingen hebben bereikt.6 In het hiernavolgende worden aanwijzingen gegeven bij de beoordeling van de kwaliteit van een scriptie. Het is niet de bedoeling standaardcriteria te geven. Een beoordeling van het schrijven, dat naast een vaardigheid toch ook de uitkomst is van een zekere mate van creativiteit, laat zich immers niet op standaardcriteria vastleggen.
4 5 6
Wij verwijzen hier naar J. Renkema, Schrijfwijzer, Den Haag: SDU uitgevers 2005. J.G. Brouwer en C.J.H. Jansen, ‘Over recht en krom schrijven’, Ars Aequi 1998, p. 174-174. M.J.A. Mirande en E. Wardenaar, Scriptieproblemen, Scriptieproblemen, Gronigen: Wolters-Noordhoff 1988, p. 41
17
De beoordelingscriteria kunnen onderverdeeld worden in een aantal groepen van factoren 7 die de kwaliteit van een juridisch betoog bepalen: 1. inhoud en onderzoek; 2. structuur en analyse; 3. creativiteit en originaliteit; 4. taal en stijl; 5. vorm en presentatie; 6. omvang; 7. zelfstandigheid. Via het leerproces gedurende de studie mag verondersteld worden dat een bepaalde basiskennis en vaardigheden bij iedere student aanwezig zijn. Dit leerproces houdt niet op na het afstuderen. In de verdere loopbaan zullen deze vaardigheden steeds verder ontwikkeld worden. Dit betekent dat bij de beoordeling van de scriptie gemeten wordt hoe ver de student in het leerproces is. Beoordeeld wordt of de student inderdaad het bedoelde geleerd heeft en daarbij voldoet aan de vereisten, zoals de UVT die stelt aan iemand die afstudeert aan de rechtenfaculteit. De nu volgende aandachtspunten bij de beoordeling van een scriptie, moet u tijdens het schrijfproces en vooral voordat u de scriptie inlevert, goed doornemen: Ad 1. Inhoud en onderzoek Hierbij gaat het vooral om de juistheid van het geschrevene en of er voldoende vakkennis aanwezig is. U kunt uzelf de volgende vragen stellen: Heb ik voldoende rechtsbronnen geraadpleegd? Heb ik relevante rechtsbronnen geselecteerd (wet, jurisprudentie, literatuur)? Heb ik de rechtsbronnen op de juiste manier uitgelegd/weergegeven? Wat is de kwaliteit van mijn argumentatie? Beredeneer ik consistent? Hanteer ik niet te veel opsomming en te weinig betoog? Maak ik gebruik van voorbeelden en eventueel van illustraties? Ad 2. Structuur en analyse Bij de structuur en analyse moet gedacht worden aan de volgende vragen: Leidt de inleiding in en wordt de lezer geprikkeld om het betoog te lezen? Bevat de inleiding een heldere probleemstelling? Is de probleemstelling voldoende afgebakend? Is het plan van aanpak/structuur in de inleiding aangekondigd? Is er een logische of systematische opbouw aanwezig? Komt de structuur tot uitdrukking in de indeling van hoofdstukken, paragrafen, tussenkopjes en alinea’s? Bevat het middendeel alles wat van probleemstelling naar conclusie leidt (zitten er geen "gaten" in het betoog, is het een samenhangend verhaal)? Bevat het slot een heldere conclusie? Vormt de conclusie een antwoord op de probleemstelling? Voegt de conclusie niet iets nieuws toe? Dekt de titel van de scriptie de inhoud? Zijn er te lange alinea’s, zodat een thema over twee alinea’s gespreid raakt? Juist onderscheid tussen hoofd- en bijzaken gemaakt? 7
J.G. Brouwer en C.J.H. Jansen, ‘Over recht en krom schrijven’, Ars Aequi 47 (1988) 3, p. 176-177.
18
-
Analyse van de hoofdzaken voldoende?
Ad 3. Creativiteit en originaliteit Creativiteit en originaliteit worden altijd toegejuicht. Hierbij kan gedacht worden aan het volgende: Heeft u een originele benadering van het onderwerp gekozen? Wordt in het betoog teveel een bepaalde auteur gevolgd? Worden de inzichten van meer auteurs tot een min of meer eigen combinatie aaneengevoegd? Komt de schrijver tot inzichten die niet eerder zijn geopperd (eigen mening)? Ad 4. Taal en stijl Van een jurist mag verwacht worden, dat deze ook voldoende taalkundig onderlegd is. Hierbij kunt u zichzelf de volgende vragen stellen: Juiste spelling toegepast? Interpunctie volledig? Grammatica op juiste manier toegepast? Worden dingen vaker ingewikkelder gezegd dan nodig? Komt het nogal eens voor dat de lezer een (lange) zin twee keer moet lezen, omdat hij onderweg de draad kwijt raakt? Voldoende verband tussen zinnen, (middels ‘verbindingswoorden’)? Taalgebruik niet te plechtstatig? Ad 5. Vorm en presentatie Uiteraard dient de scriptie er verzorgd uit te zien. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende vragen: Bevat het betoog veel typefouten? Zijn afkortingen juist en consequent gebruikt? Heeft de scriptie een goede lay out; ziet het betoog er verzorgd uit? Is er een inhoudsopgave opgenomen? Is de paginering aangebracht? Is de marge- of regelafstand consequent aangehouden? De gehanteerde margeafstand is 1,5 regelafstand. De grootte van het lettertype is 11 of 12. Is er een bronvermelding en literatuurlijst opgenomen? Is de vorm van literatuurverwijzingen correct, volledig en consequent? Is steeds een bron vermeld, waar dat vereist is? Ontbreken er aanhalingstekens waar die er hadden moeten zijn? Ad 6. Omvang Liefst tussen de 15 en maximaal 40 pagina’s. In overleg met de begeleider mag hiervan worden afgeweken. Ad 7. Zelfstandigheid Het spreekt voor zich dat de mate van intensiviteit en frequentie van de begeleiding invloed heeft op de uiteindelijke beoordeling van de scriptie. Dit moet los gezien worden van het vragen van adviezen aan en overleggen met de begeleider en (eventueel) de medestudenten binnen een circle, hetgeen juist raadzaam is als zich problemen voordoen. Het gaat erom dat de begeleider de student activeert (d.m.v. bijv. adviezen, suggesties) om zelf tot een oplossing te komen.
19
Wel zullen bij de beoordeling de volgende vragen de revue passeren: Heeft u het onderwerp zelf gekozen? Heeft u de probleemstelling zelf geformuleerd? Heeft u de structuurschets zelf opgezet? Heeft u de scriptie zelf "geschreven" ? Overigens is het zo dat er een nauw verband bestaat tussen de hierboven genoemde criteria. Tekortkomingen in taal en stijl hangen vaak nauw samen met een onvoldoende begrip van de stof. De student krijgt de neiging langs de kern heen te "fietsen", hetgeen zich wreekt in een slechte leesbaarheid van het betoog. Het bovenstaande kan dan ook niet worden opgevat als een analyse van de diverse beoordelingscriteria, maar meer als een lijstje van aandachtspunten.
3.3
Het afstuderen
3.3.1
Aanvraagformulier afstuderen
Het aanvraagformulier voor het afstuderen wordt door de Centrale Studenten Balie verstrekt. Alleen als aan alle onderdelen van de opleiding is voldaan (behoudens de afstudeerscriptie) en men op de juiste manier staat ingeschreven op de UVT, wordt het aanvraagformulier verstrekt. De onderdelen van het masterexamen staan vermeld in de ‘Onderwijs en Examenregeling’. Het aanvraagformulier voor afstuderen, dat ondertekend moet zijn namens de examencommissie, moet uiterlijk drie weken voor de afstudeerdatum weer bij de Centrale Studenten Balie zijn ingeleverd. Indien de uiterste datum van inleveren wordt overschreden, kan de scriptie wel worden verdedigd, maar kan er op die datum geen masterdiploma en cijferlijst worden uitgereikt. 3.3.2
Dubbele afstudeerrichting
Een dubbele afstudeerrichting binnen ‘Nederlands Recht’ verandert niets aan het bovenstaande. De student studeert slechts in één keer af, en zal dan ook één diploma en cijferlijst ontvangen. Anders wordt dit slechts indien men naast ‘Nederlands Recht’ tevens in een andere richting (bijvoorbeeld "Fiscaal Recht") wenst af te studeren. 3.3.3
Zaalreservering
In principe vindt de verdediging van de scriptie in het openbaar plaats. In overleg met de begeleiders kan worden besloten de verdediging achter gesloten deuren te laten plaats vinden. In het laatste geval dient dit aan de Centrale Studenten Balie bij het inleveren van het "aanvraagformulier afstuderen" kenbaar gemaakt te worden. Dit is van belang in verband met het reserveren van een zaal. Bij het inleveren van het "aanvraagformulier afstuderen" zal de zaal door de Centrale Studenten Balie bekend worden gemaakt. Binnen enkele dagen nadien ontvangt de student hiervan een schriftelijke bevestiging. 3.3.4
Inleveren scriptie
Conform artikel 56 van het Onderwijs- en Examenreglement dienen tenminste één week voor de datum van het afstuderen vier exemplaren van de scriptie bij de secretaris van de vakgroep Privaatrecht te worden ingeleverd. In de praktijk echter, maakt de scriptiebegeleider zelf met de student afspraken over het aantal in te leveren exemplaren en het inleveradres.
20
3.3.5
Datering masterdiploma
De dagtekening van het masterdiploma is gelijk aan de datum van afstuderen, als de examencommissie op de dag van het afstuderen het cijfer van het afstudeerwerkstuk vaststelt en de student daarmee tevens aan de laatste verplichting als onderdeel van het masterexamen voldoet. In dit geval is de datum van afstuderen gelijk aan de datum van de diploma-uitreiking. Ook kan (mag) het diploma gedateerd worden op de datum waarop aan het laatste onderdeel van het examen, conform de ‘Onderwijs- en Examenregeling’, is voldaan. Het voldaan hebben aan een onderdeel van het examen blijkt uit een gedagtekende schriftelijke verklaring waarop het onderdeel is afgelegd met vermelding van de uitslag en aantal studiepunten, ondertekend door de docent/examinator. 3.3.6
Cum laude/Met genoegen
In aritkel 4 van de REGELS EN RICHTLIJNEN VAN DE EXAMENCOMMISSIE VAN DE FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID staat de regeling opgenomen voor het toekennen van een judicium: Artikel 4 - cum laude/met genoegen 1. Als een student uitmuntend of met genoegen heeft gepresteerd, wordt een judicium toegekend. Bachelor 2. Een bachelorstudent heeft uitmuntend (cum laude) gepresteerd als hij/zij gemiddeld over alle onderdelen van het examen een cijfer van ten minste 8 heeft behaald en voor het eindvak (bij Fiscaal recht: het Oefenhof) een cijfer van ten minste 8. 3. Een bachelorstudent heeft ‘met genoegen’ gepresteerd als hij/zij gemiddeld over alle onderdelen van het examen een cijfer van ten minste 7,5 heeft behaald en voor het eindvak (bij Fiscaal recht: het Oefenhof) een cijfer van ten minste een 7,5. 4. Bij de bepaling van het gemiddelde wordt de studielast per onderdeel meegewogen. 5. Er wordt geen judicium toegekend als aan de student vrijstellingen zijn verleend ter waarde van 60 ECTS of meer. Master 6. Een masterstudent heeft uitmuntend (cum laude) gepresteerd als hij/zij gemiddeld over alle onderdelen van het examen een cijfer van ten minste 8 en geen cijfer lager dan 7 heeft behaald en voor de masterthesis een cijfer van ten minste 8. 7. Een masterstudent heeft ‘met genoegen’ gepresteerd als hij/zij gemiddeld over alle onderdelen van het examen een gemiddeld cijfer van ten minste 7,5 heeft behaald en voor de masterthesis een cijfer van ten minste een 7,5. Versie 1september 2008 2 8. Bij de bepaling van het gemiddelde wordt de studielast per onderdeel meegewogen. 9. Er wordt geen judicium toegekend als aan de student vrijstellingen zijn verleend ter waarde van meer dan 20% van het totaal aantal ECTS van de master. 10. De student die in het studiejaar 2007-2008 of eerder voor het eerst heeft ingeschreven voor een bacheloropleiding van de faculteit en vóór 1 september 2011 het bachelorexamen behaalt verkrijgt het judicium conform de oude regeling. 11. De student die in het studiejaar 2007-2008 of eerder voor het eerst heeft ingeschreven voor een masteropleiding van de faculteit en vóór 1 september 2009 het masterexamen behaalt verkrijgt het judicium conform de oude regeling.
21
De oude judiciumregeling luidt als volgt: 1. Indien een examinandus een examen heeft gehaald, wordt het predikaat 'cum laude' verleend indien hij voor alle examenonderdelen gemiddeld ten minste het cijfer acht (8) heeft behaald. 2. Indien een examinandus een examen heeft gehaald, wordt het predikaat 'met genoegen' verleend indien hij voor alle examenonderdelen gemiddeld ten minste het cijfer zeven (7) heeft behaald. 3. a. In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid wordt geen predikaat verleend indien een examinandus voor meer dan de helft van de onderdelen van het examen is vrijgesteld. b. Indien in het kader van de overgangsregeling van artikel 44 lid 3 van de Onderwijs- en ExamenRegeling van de bacheloropleidingen een vrijstelling wordt verleend voor een onderdeel van het Bachelor- en/of het Masterexamen telt voor het behalen van het predikaat het cijfer mee dat is gehaald voor het tentamen in het onderdeel op grond waarvan de vrijstelling is verleend. 4. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie een predikaat verlenen bij een gemiddelde dat afwijkt van de in lid 1 en 2 genoemde gemiddelden. Het is in de eerste plaats aan de docent het gemiddelde van alle examens uit te rekenen. Blijkt dat het predikaat "cum laude" verleend mag worden dan dient dit, zowel op de originele cijferlijst als op de kopie te worden bijgeschreven. De student kan op een later tijdstip Centrale Studenten Balie het predikaat "cum laude" op het diploma laten schrijven. Het predikaat "met genoegen" kan wel op de cijferlijst worden vermeld, maar niet op het diploma.
22
LITERATUURLIJST BOEKEN U. Eco, Hoe schrijf ik een scriptie, Amsterdam: Bert Bakker 1990. M.G. IJzermans en G.A.F.M. van Schaaijk, Oefening baart kunst. Drie basisvaardigheden voor juristen, Tilburg: University Press 2007. P.A. Kottenhagen-Edzes, P.J. van Koppen, R.J.P. Kottenhagen, Verslag doen van juridisch onderzoek, Arnhem: Gouda Quint 1988. Leidraad Leidraad voor juridische auteurs, Deventer: Kluwer 2001 M.J.A. Mirande en Wardenaar, Scriptieproblemen, Groningen: Wolters-Noordhoff 1988. P. Neerhoed, Helder rapporteren. Een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen in wetenschap en techniek, Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum 1996. H. Oost, Hoe schrijf ik een betere scriptie. Een nieuwe methode voor het schrijven van scripties en andere teksten, Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact 1995. W. Oosterbaan Het schrijven van een leesbare scriptie, Amsterdam: Uitgeverij Balans BV 1995. B. Overduin Rapporteren. Het schrijven van rapporten, nota’s, scripties en artikelen, Utrecht: Het Spectrum BV 1990. J. Renkema, Schrijfwijzer, Den Haag: Sdu uitgevers 2005 Tijdschriften J.G. Brouwer en C.J.H. Jansen, ‘Over recht en krom schrijven’, Ars Aequi 1998, p. 169 - 177. Internetadressen UvT.nl Het schrijven van een scriptie (algemeen) UvT.nl/scriptorium Informatie over begeleiding via het scriptorium https://scriptie.rechten.uvt.nl/ Het digitaal scriptiedossier van de rechtenfaculteit Scriptie.nl De website voor het schrijven van een scriptie Onze Taal 23
Onze taal, taaladviezen Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, directie Voorlichting, Het ABC van de nieuwe spelling
24