Schoolplan Van de School met de Bijbel ‘Ruitenbeek te Lunteren 2015-2019
Dit is het schoolplan van: De School met de Bijbel ‘Ruitenbeek’ Ruitenbeekweg 111 6741 HB Lunteren Tel.: 0342-41 72 22 Email-adres:
[email protected] Admin. nr. : 04 WM
De School met de Bijbel ‘Ruitenbeek’ gaat uit van de Vereniging tot het stichten en instandhouden van scholen met de Bijbel te Overwoud bij Lunteren. p/a Kosterijweg 2-a, 3774 BH Kootwijkerbroek 3772 HV Barneveld Directeur: Dhr. L. van Dijk Laan 33-10 8071 JG Nunspeet Tel.: 0341- 26 19 93
Het schoolplan is vastgesteld in de bestuursvergadering van het bestuur van de bovengenoemde vereniging d.d. juli 2015 en heeft betrekking op de periode augustus 2015 tot en met juli 2019. Handtekening voorzitter
2
Handtekening secretaris
Versie december 2014
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Algemene informatie Een schoolplan Maatschappelijke achtergronden Het schoolplan van De school met de Bijbel
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Schoolconcept De grondslag van de school Mens- en kindbeeld Visie op opvoeding en onderwijs School, cultuur en maatschappij De missie van de school Onderwijskundig concept van de school
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
Een systeem voor kwaliteitszorg Algemene inleiding Kwaliteitszorg in schema De managementmiddelen bij kwaliteitszorg Beleidsvoornemens
4. 4.1 4.2 4.3
Onderwijskundig beleid Onderwijsinhouden De zorg voor de leerlingen Leerlingen met een arrangement
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Personeelsbeleid Formatiebeleid Taakbeleid Werkbegeleidingsbeleid Arbeidsomstandighedenbeleid Beleidsvoornemens
6.
Communicatiebeleid
7.
Financieel beleid
8.
Alle beleidsvoornemens op een rij
3
Versie december 2014
1.
Inleiding
1.1
Algemene informatie
1.1.1 Ontstaan De Vereniging tot het stichten en instand houden van scholen met de Bijbel te Overwoud bij Lunteren is opgericht in 1928 en heeft een school onder haar beheer, namelijk de school met de Bijbel ‘Ruitenbeek’. De vereniging heeft als grondslag het eeuwig blijvend onveranderlijk Woord van God, te weten de Heilige Schrift, overeenkomstig de erkende belijdenisgeschriften (Formulieren van Enigheid) der Gereformeerde Kerken in Nederland, in 1618/1619 door de Dordtse Synode vastgesteld. 1.1.2 Doelgroep en voedingsgebied De school is een school in het buitengebied van Lunteren. Zij ligt in de buurtschap Overwoud en is daar de enige school. De school wordt bezocht door leerlingen uit het buitengebied Overwoud. Daarnaast komt een groeiend aantal leerlingen uit Barneveld. Deze leerlingen behoren overwegend tot de Hersteld Hervormde Kerk te Barneveld. 1.1.3 Schoolgrootte De school werd per 1 oktober 2014 bezocht door 93 leerlingen. Het leerlingenaantal blijft redelijk stabiel en vertoont een lichte groei. 1.1.4 Verdeling naar leerlinggewichten Op de school heeft ongeveer 20 % van de leerlingen een leerling-gewicht van 0,3. 1.1.5 Het schoolgebouw Het schoolgebouw is passend voor het aantal leerlingen dat de school bezoekt. Een lokaal wordt gebruikt voor de kansklas. Er is één lesruimte over. Deze ruimte wordt gebruikt door de onderwijsassistentes en wordt tijdelijk ingezet voor de instroomgroep (groep 0). Een lokaal wordt verhuurd aan Welstede. In dat lokaal is de voorschool De Woelwaters gehuisvest. 1.2
Een schoolplan
1.2.1 Strategische beleidskeuzes In dit schoolplan geven we verantwoording van ons onderwijs en de vernieuwingen die we de komende jaren willen realiseren. Deze verantwoording is bedoeld voor het personeel, de inspectie, het bestuur, de ouders, de MR en de commissie van toezicht. De inrichting en vernieuwing van ons onderwijs dient in overeenstemming te zijn met de wetgeving, personeelsbeleid in samenhang met de rechtspositiebescherming en de inzet van financiële middelen. Strategische beleidskeuzes richten zich met name op drie zaken: a. Het doorvertalen van onze identiteit b. Het leveren van kwaliteit c. Het reageren op ontwikkelingen en tendensen in onze maatschappij die de koers van de school mede bepalen. In wezen richten alle punten zich op het bewaren en verwezenlijken van de schoolidentiteit.
4
Versie december 2014
Het schoolplan van onze school gaat uit van het handhaven van datgene wat er is en maakt verantwoorde keuzes voor de komende vier jaren. 1.3.
Maatschappelijke achtergronden
1.3.1 Maakbaarheidsdenken We moeten er voor waken ons handelen te laten domineren door de gedachte van de ‘maakbare’ samenleving. Deze gedachte is gevoed door de voortgaande ontwikkeling op technologisch terrein, gedachten over zelfbeschikking en zelfverwerkelijking en een groeiende praktijk van uiterlijke ordening en beheersing. Ook in het onderwijs krijgt de maakbaarheidgedachte steeds meer vorm. Door de juiste sturingsinstrumenten (strategische beleidsinstrumenten) te hanteren moet er verbetering optreden. Vanuit onze levensbeschouwing gaan wij genuanceerd om met dit maakbaarheiddenken. Verantwoorde beleidsinstrumenten die dienstbaar zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren gebruiken we voor onze school. Daarbij beseffen we dat de ‘maakbare’ samenleving een utopie is. De maakbaarheid van de samenleving is voor ons ‘een als God willen zijn’. Daarmee overschrijden we de grenzen van de opdracht om te ‘bouwen en te bewaren’. Het geheel van de samenleving is niet maakbaar. Er zijn onderdelen waar wij intensief aan bouwen. Het zijn van een identificatiefiguur en werken aan een goed pedagogisch klimaat. Kinderen zijn leerbaar. Vanuit onze identiteit weten we dat alles hier ten dele is. Dat behoedt ons voor teleurstellingen, maar doet ons anderzijds beseffen dat we aanwezige talenten moeten ontplooien. 1.3.2 Economisch denken Het begrip ‘onderwijskwaliteit’ staat centraal in het denken over een schoolplan. Indien de kwaliteit van het onderwijs bepaald wordt door het rendementsdenken, kan dit leiden tot eenzijdigheid. Tegenover het rendementsdenken willen wij benadrukken dat: a. kwaliteit in de kern gelijk is aan identiteit, deze twee kunnen niet ontkoppeld worden; b. vanuit onze identiteit hebben wij vorm te geven aan een pedagogische opdracht; c. de beheerskant, de bedrijfsmatige kant van de school moet dienstbaar zijn aan de verwezenlijking van de identiteit en de pedagogische opdracht. 1.3.3 Procesmatig denken Het schoolplan gaat uit van een procesmatig denken: beleidsvoornemens worden geformuleerd, doelen worden gesteld, nieuw beleid wordt geïmplementeerd, de voortgang van het proces wordt bewaakt, de resultaten geëvalueerd en van daaruit worden nieuwe beleidsdoelen geformuleerd. Processen kennen een zekere mate van complexiteit. Daarmee een samenhang van elementen die los van elkaar bezien nooit tot het realiseren van de gestelde doelen zouden kunnen leiden. Procesdenken is dus planmatig werken en werken in samenhang. Bij een goede procesgang behoren ook sturings-, koppelings- en controlemechanismen als instrumentarium. Zij vormen de managementgereedschappen. Dit zijn op zich goede zaken, toch dienen wij ervoor te waken dat:
5
Versie december 2014
a. Hiermee het maakbaarheidsdenken en het economisch denken(rendementsdenken) gaat overheersen; b. Het sturen, koppelen en controleren ten koste gaat van spontaniteit en persoonlijk initiatief (toch kenmerkend voor een lerende en ‘levende’ organisatie!); c. Alles is te organiseren en te regelen. Er moet voor gewaakt worden dat door al het reguleren en organiseren het wezen van onze opdracht: ‘opvoeden in en tot de vreze des Heeren’ niet uit het oog verloren wordt. 1.4 Het schoolplan Bij het opzetten en vaststellen van het schoolplan gaat het om het bepalen, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Van groot belang is daarbij de vulling van het begrip kwaliteit. Kwaliteit is voor ons alleen kwaliteit indien deze verankerd is in en voortkomt vanuit de identiteit. De beoogde kwaliteit bestaat uit: - het scheppen van een goed pedagogisch klimaat - het optimaal functioneren van de school (onderwijskundig en organisatorisch) - het helder beschrijven van processen en procedures - het behalen van een optimaal leerrendement voor iedere leerling De identiteit van de scholen ligt verankerd in Gods Woord. In Spreuken 22:6 wordt ons de opdracht gegeven: 'Leer de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs.' Deze opdracht geldt in de eerste plaats de Godsdienstige opvoeding, maar heeft evenzeer betekenis voor het hele leven en daarmee voor het onderwijs. In Mattheüs 25:14-30 lezen wij de gelijkenis van de talenten. Duidelijk blijkt uit deze gelijkenis dat er verschil is tussen de talenten die ieder krijgt. Voor ieder geldt echter dezelfde opdracht, namelijk de talenten ten volle gebruiken naar de mate die God gegeven heeft. Vanuit deze en ook andere plaatsen uit Gods Woord wensen wij vorm te geven aan de opdracht om de identiteit en kwaliteit op de scholen te bewaken en te bevorderen.
6
Versie december 2014
2.
Het schoolconcept
2.1. De grondslag van de school De grondslag van de school luidt als volgt: De vereniging heeft als grondslag het eeuwig blijvend onveranderlijk Woord van God, te weten de Heilige Schrift, overeenkomstig de erkende belijdenisgeschriften (Formulieren van Enigheid) der Gereformeerde Kerken in Nederland, in 1618/1619 door de Dordtse Synode vastgesteld. Het onderwijs is er op gericht de leerlingen te leiden tot Christus. Alleen in Hem zijn we een nieuw schepsel. 2.1.1. Vanuit een opdracht De opdracht tot het geven van onderwijs vinden wij in de Heilige Schrift. Ps. 78 : 1 - 7 noemt daar in het kort weergegeven de volgende zaken: a. De opdracht tot ‘lering’(= onderwijs); b. De onderwijsinhoud kritisch benaderen en toetsen aan Gods Woord; c. De nadruk op de continuïteit in ‘overdracht’; d. Het doel van het onderwijs: Opdat zij hun hoop op God zouden stellen; e. De waarschuwing voor de gevolgen van ongehoorzaamheid. 2.1.2. Een Bijbels fundament De Bijbel is de bron en het fundament voor onze levensbeschouwing, voor opvoeding en onderwijs. Deze bron heeft Goddelijk gezag. De belijdenisgeschriften, zoals de Drie Formulieren van Enigheid, zijn van grote betekenis voor een Bijbelse levensbeschouwing. Daarin wordt o.a. ingegaan op de Bijbelse antropologie, welke van belang is voor opvoeding en onderwijs. Het is de taak van de school om vanuit deze Bijbelse levensbeschouwing een visie op onderwijs te ontwikkelen en in de praktijk vorm te geven. Een Bijbelse levensbeschouwing grijpt terug op het wezen, dat gegeven is in de drie belangrijke thema’s van de Reformatie. In deze thema’s wordt de weg tot de zaligheid nader omschreven: a. Het sola scriptura: de Schrift alleen; b. Het sola gratia: door genade alleen; c. Het sola fide: door het geloof alleen. De Reformatie heeft de Heilige Schrift herontdekt in haar unieke betekenis voor heel het leven. Hiermee is de gereformeerde traditie begonnen, die bestaat en herkenbaar is aan: - het belijden van het gezag van de Bijbel over heel het leven; - het uitdragen van waarden en normen, ontleend aan Schrift en belijdenis. De grondslag van onze school openbaart zich in het mens- en kindbeeld en heeft daardoor alles te maken met de visie op opvoeding en onderwijs. Vanzelfsprekend komt de grondslag naar voren in het toelatingsbeleid van leerlingen, benoemingsbeleid van de leerkrachten, uit zich in het pedagogisch klimaat van de school en is de bron van waaruit vorm gegeven wordt aan het primaire proces.
7
Versie december 2014
2.2. Mens- en kindbeeld Vanuit Gods Woord verwoorden wij een Bijbels mens- en kindbeeld. Dit is van belang omdat de Bijbelse leer aangaande de mens (antropologie) als basis dient voor een aan de bijbel genormeerde pedagogiek en een noodzakelijke voorwaarde is voor een verantwoord opvoedkundig handelen in de school. Het kindbeeld is een verbijzondering van het mensbeeld. Het kind is een mens 'op opvoeding aangewezen'. In het Bijbels mensbeeld zijn de volgende uitgangspunten fundamenteel: a. De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Dat geldt ook voor het kind. Dat heeft betekenis, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden: - Het aanspreken van alle door God geschonken gaven en talenten. Het gaat dan niet alleen om de cognitieve gaven. Behalve het hoofd, dient ook het hart en de handen hun geëigende plaats te krijgen. Daarbij dient de eenheid van de mens benadrukt te worden. - De (jonge) mens moet als relationeel wezen benaderd worden. Daarmee wordt bedoeld dat hij of zij nooit mag worden gezien, los van de relatie tot God, de naaste en het geschapene. - Het geeft een duidelijk zicht op de menselijke verantwoordelijkheid. Deze is altijd persoonlijk. Het verantwoordelijkheidsbesef ontstaat door de leerling de eis van Gods Woord voor te houden, hem te leren verantwoordelijkheid te dragen overeenkomstig leeftijd en mogelijkheden en door in gezin en school mogelijkheden voor het dragen van eigen verantwoordelijkheid te bieden. b. Door de zondeval is de schepping ten diepste verwoest. De mens is het beeld van God in engere zin verloren, te weten kennis, gerechtigheid en heiligheid. De gevolgen van de zondeval zijn ingrijpend: er is sprake van een onwil en een onmacht ten goede. De verhouding tot God is totaal verstoord. De omgang met elkaar wordt getekend door de doorwerking van de vloek van de zonde. Ook de omgang met de schepping wordt gekenmerkt door de gebrokenheid. De zondeval en de doorwerking daarvan hebben betekenis, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden: - Als kinderen verkeerd doen, kunnen wij het gedrag niet goedkeuren. Maar vanuit het Bijbels gegeven dat wij geneigd zijn tot het kwade kan er wel 'Bijbels' begrijpen zijn. c. Door Gods algemene genade wordt de doorwerking van de zonde getemperd. Door Gods bijzondere genade, in het zenden van Zijn Zoon Jezus Christus, Wiens bloed reinigt van alle zonden en Die ook de kinderen tot Zich nodigt, kan de verhouding tot God weer hersteld worden. Deze visie op Gods bijzondere genade leidt tot een opvoedingsdoel, dat aangeduid wordt als 'het opvoeden in de vreze des Heeren en tot de vreze des Heeren'. Het opvoedingsdoel kan nooit bereikt worden door menselijke inspanningen: het is afhankelijk van Gods zegen. Het opvoedingsdoel wordt wel nagestreefd in de weg van het gebruik van de middelen. In dat opzicht is er sprake van een grote verantwoordelijkheid. De leerlingen moeten worden opgevoed om aangesproken te kunnen worden op hun verantwoordelijkheid voor de gezindheid van het hart, voor hun houding en voor alle uitingsvormen. Het Bijbels mens- en kindbeeld legt de basis voor het juiste verstaan van de kinderen. Dat betekent niet dat een (ontwikkelings)psychologische, pedagogische of sociologische benadering terzijde gelegd wordt. De kennis die vanuit deze wetenschap voortkomt, dient het opvoeden en onderwijzen te ondersteunen.
8
Versie december 2014
2.3. Visie op opvoeding en onderwijs De noodzaak van opvoeding wordt bepaald door de hulpeloosheid en afhankelijkheid waarin het kind geboren wordt. Hierbij komt de noodzaak van opvoeding vanwege de zondige aard, waarvan wij belijden dat deze ook de kinderen eigen is. Er is ook de opdracht van God om het kind te onderwijzen ( te doen of te helpen onderwijzen) in de inzettingen Gods. Het is Gods wil, dat het kind van Hem zal horen, opdat het al als kind Hem zal leren kennen, liefhebben en vrezen. Christelijke opvoeding dient daarom te worden beheerst door inzichten en beslissingen die voortvloeien uit de gehoorzaamheid aan het Woord van God. Als schepsel Gods heeft ieder kind unieke talenten, gaven en hoedanigheden meegekregen. Hierdoor zijn alle kinderen wel gelijkwaardig, maar geenszins gelijk. De school heeft dan ook de Bijbelse opdracht mede te werken aan de optimale ontplooiing van de talenten van de kinderen, die aan haar zorgen zijn toevertrouwd. Hierbij moet rekening gehouden worden met de individualiteit van de leerling, zodat er plaats moet zijn voor individualisatie en differentiatie. Ook kan de christelijke school niet voorbijgaan aan leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Een en ander houdt o.a. in dat er hoge eisen gesteld worden aan de kwaliteit van het onderwijs en dat de sfeer, waarin gewerkt wordt uitermate belangrijk is. 2.3.1 Pedagogische uitgangspunten De volgende pedagogische uitgangspunten dienen als leidraad: Het doel van de opvoeding is de vreze des Heeren. Alleen dan kan er sprake zijn van een Bijbelse volwassenheid, die gericht is op verantwoordelijkheid in afhankelijkheid. De school is het opvoedingsmilieu met een eigen taak en verantwoordelijkheid. Het gezin is het eerste en natuurlijke opvoedingsmilieu. De school dient rekening te houden met de grote invloed van 'medeopvoeders' van de jeugd. Daarbij denken wij aan de invloeden van vrienden, leeftijdgenoten, de invloed van 'de straat', van de media, enz.. De taak van de school ligt op het terrein van het opvoeden en onderwijzen. Opvoeden en onderwijzen zijn niet te scheiden. Het onderwijzen is niet mogelijk zonder dat we daarin en daardoor opvoeden. Opvoeden wordt hierin begrepen als het (bege)leiden tot een zelfstandige, God naar Zijn woord dienende persoonlijkheid. Het is een leiden tot de volwassenheid. Daaronder vallen het opvoeden van de mens vanuit de Bijbelse levensbeschouwing, het ontwikkelen van een gezindheid, werken aan houding en gedrag, het ontwikkelen van de mens als relationeel wezen met normen en waarden, maar ook het ontwikkelen van een kritisch vermogen. Het is een ontwikkelen van een levenshouding, overeenkomstig de normen en waarden vanuit Gods Woord, bij kinderen door er over te spreken, door voorbeelden te geven. In opvoeding en onderwijs dient het kind de gelegenheid te krijgen zich hierin te oefenen, opdat het zijn levenshouding kan worden. De normen en waarden die wij in onderwijs en opvoeding de leerlingen willen overdragen ontlenen wij aan Gods Woord. De hoofdregels vinden wij in de ‘Wet der tien geboden’, zoals we deze in Exodus 20 lezen. Samengevat in één hoofdsom: God liefhebben boven alles en onze naaste liefhebben als onszelf.
9
Versie december 2014
De onderwijs- en opvoedingsrelatie houdt een gezagsrelatie in. Onderwijzen en opvoeden zijn doelgerichte activiteiten. Dit vereist een uitoefenen van tucht. Tucht staat hier in verband met ‘teugel’, het in de juiste banen leiden. Dit betreft zowel de onderwijskundige als ook de opvoedkundige ontwikkeling van het kind. Het pedagogisch klimaat van de school moet van dien aard zijn dat het kind ervaart dat de levensbeschouwing in de praktijk functioneert. Dit zal merkbaar zijn in een wederzijds gevoel van vertrouwen, het bieden van een juist gedoseerde ondersteuning en het ervaren van een uitdaging om te willen leren. Om de onderscheiden gaven en talenten van de leerlingen tot volle ontplooiing te laten komen en de goede vorming van de leerling als persoon te bevorderen is het nodig de volgende basisvoorwaarden voor een actieve en gemotiveerde leerhouding van het kind te bieden: - competentie: het gevoel dat ik de opgedragen opdracht aankan; - relatie: het gevoel dat er een goede verhouding en/of een band is met degenen die je omringen, thuis, op school en in de groep; - zelfstandigheid: het gevoel dat je iets kunt ondernemen zonder daarbij (teveel) van anderen afhankelijk te zijn. 2.4
School, cultuur en maatschappij
2.4.1 School en cultuur Onze school kiest voor een cultuuropvatting, waarin geestelijke, materiële en religieuze elementen met elkaar verbonden zijn, waarbij - vanuit de Bijbelse levensbeschouwing de betekenis van Gods Woord centraal dient te staan. De school heeft de taak de leerlingen in te leiden in de cultuur. De school kan dit maar ten dele doen en zal daarbij dus keuzes moeten maken. De school geeft de cultuur niet alleen door, maar geeft daarbij - vanuit het levensbeschouwelijk kader - aan hoe bijvoorbeeld: - Gods vinger de geschiedenis schrijft; - God de orde in de natuur gelegd heeft en wij deze vanuit onze cultuuropdracht mogen gebruiken. 2.4.2 School en maatschappij De school is een maatschappelijk instituut. Dat houdt in, dat de school voor de maatschappij van betekenis is, maar dat de maatschappij ook van invloed is op de school. De maatschappij - belichaamd door de overheid - biedt de school de formele, financiële en materiële mogelijkheden om de taken te verrichten. De school heeft in de verhouding tot de maatschappij - dus ook tot de overheid - een relatief autonome positie. Het autonome komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de vrijheid van oprichting, richting en inrichting van het onderwijs, zoals deze in artikel 23 van de grondwet verankerd is. Het relatieve komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de deugdelijkheidseisen die de overheid aan het onderwijs mag stellen, zoals dat o.a. bij de kerndoelen gebeurd is. Het autonome van de school komt tot uitdrukking in het - binnen de kaders van de deugdelijkheidseisen - vaststellen van een eigen curriculum. Het relatieve komt tot uitdrukking in de vraag van de maatschappij om de maatschappelijke vaardigheden die in deze tijd en op deze plaats nuttig en nodig zijn aan te leren. Een duidelijk voorbeeld daarvan is het aanleren van vaardigheden in het gebruiken van de computer.
10
Versie december 2014
Zoals de school vanuit de levensbeschouwing zicht geeft op de cultuur, zo geeft de school ook vanuit de levenbeschouwing zicht op de maatschappij. Dit betekent dat de economisering van de samenleving, de maakbaarheid van de samenleving, de technologisering, de emancipatie vanuit deze levensbeschouwing besproken wordt. 2.5
De missie van de school
De opdracht of missie van onze scholen is terug te vinden in de volgende omschrijving:
“Eenheid in verscheidenheid” Identiteit: De eenheid van de school ligt vast in de grondslag van de school. De grondslag is de Bijbel en de drie belijdenisformulieren. Dat bepaalt de identiteit van de school. Gods Woord is de basis van al ons handelen. Het leert ons ook de weg tot (eeuwig) behoud, door het geloof in de Heere Jezus Christus. Veiligheid: We streven naar een goed pedagogisch klimaat. Dat schept namelijk een goede basis om kwalitatief goed werk te leveren. Kwaliteit: Het onderwijs dient te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen die zowel de leerlingen als de leerkrachten ten goede komen. Verscheidenheid: Bij al deze aspecten willen we rekening houden met de verscheidenheid die er is tussen mensen en daar ook ruimte voor bieden. Vanuit de gemeenschappelijke basis wordt er recht gedaan aan de verschillen tussen mensen. Dit geldt voor leerkrachten, leerlingen en ouders. - Integraal personeelsbeleid is het middel om de leerkrachten op didactisch en pedagogisch gebied ontwikkelingskansen te geven om op eigen niveau te werken aan professionalisering. Vanuit onze identiteit streven we naar een goede kwaliteit. - De leerlingen bieden we optimale kansen om zich te ontwikkelen. Hiervoor is een goed pedagogisch klimaat een voorwaarde (veiligheid). Daarnaast is een goed didactisch klimaat belangrijk (kwaliteit). De kenmerken Relatie(dienstbaarheid), Zelfstandigheid en Competentie vormen daarbij de basiselementen. We hebben de opdracht om rekening te houden met verschillen tussen leerlingen. Adaptief onderwijs houdt voor ons in dat wij steeds naar de mogelijkheden zoeken om recht te doen aan het omgaan met deze verschillen en het bieden van onderwijs op maat. 2.6
Onderwijskundig concept van de school
2.6.1 Opdracht vanuit Gods Woord Vanuit Gods Woord is het de opdracht om de gaven en talenten die de leerlingen gekregen hebben ten volle te ontplooien, Matt. 25 : 14 - 30. Vanuit ditzelfde Schriftgedeelte blijkt het verschil in gaven en talenten. Christelijk onderwijs dient uit te gaan van verschillen in mogelijkheden tot leren bij kinderen en dient in het geven van onderwijs daar rekening mee te houden. 2.6.2 Opvoeden en onderwijzen Het opvoeden en onderwijzen van kinderen staat centraal op school. De vraag is op welke wijze de school dat het best kan organiseren en hoe zij opvoeding en onderwijs gestalte geeft in het handelen. Essentieel is dat opvoeden en onderwijzen gebeurt in een interactie met een leerkracht. De leerkracht heeft een centrale plaats in de begeleiding van de leerlingen tot zelf-
11
Versie december 2014
standige, God naar zijn Woord dienende persoonlijkheid. De leerkracht stuurt, hij ontsluit, hij brengt verdieping aan, hij corrigeert, hij neemt verantwoordelijkheid op zich en leert verantwoordelijkheden over te nemen. Dit houdt in dat er een goede onderlinge relatie vereist is. De leerkracht dient kennis van en inzicht te hebben in de opvoedingsen onderwijsdoelen en moet de vaardigheden hebben om deze in het dagelijks handelen te gebruiken. En verdere uitwerking hiervan is te vinden in het krachtprofiel. De leerkracht moet in staat zijn onderwijs- en opvoedingssituaties te creëren, te organiseren en te begeleiden. 2.6.3 Ontwikkelings- of programmagericht onderwijs Het onderwijs dient aan te sluiten bij de ontwikkeling van het kind. Dat betekent voor onze scholen dat zij in de groepen 1 en 2 sterk ontwikkelingsgericht werken: leiding geven aan de ontwikkeling van het kind, uitgaande van de omgeving die als één geheel ervaren wordt. In groep 2 en 3 vindt een geleidelijke overgang plaats naar meer programmagericht werken. De ontwikkeling van het kind maakt het mogelijk met de instrumentele vaardigheden aan de slag te gaan. De individuele vraag van het kind krijgt hier binnen gestalte. Het programmagericht werken in aparte vakken zien wij niet in alle opzichten als een noodzaak, maar meer als een structuur in het totaalpakket van de na te streven onderwijsdoelen om binnen het vakgebied een logische opbouw mogelijk te maken. 2.6.4 Organisatie De school hanteert een leerstofjaarklassensysteem. Deze organisatievorm vloeit in eerste instantie voort uit de vaste relatie die een leerkracht en een leerling gedurende een langere tijd in het primair onderwijs nodig hebben. In de tweede plaats vloeit deze vorm voort uit het centraal stellen van het leerproces en de instructiefases die daarin essentieel zijn. 2.6.5 Adaptief onderwijs Ontwikkelingsgericht onderwijs heeft de mogelijkheid in zich om aan te sluiten bij de individuele ontwikkeling van het kind. Zoals gezegd maken wij daar in de groepen 1 en 2 gebruik van. Vanaf groep 3 komt het programmagericht werken meer centraal te staan. Het leerstofjaarklassensysteem draagt er zorg voor dat we zoveel mogelijk gemeenschappelijk werken en leerlingen een vaste structuur bieden. Binnen dit systeem komen we tegemoet aan de verschillen tussen de leerlingen. Vanuit het centraal stellen van de instructie bij het aanleren van met name de instrumentele vaardigheden achten wij de klassikale vorm de meest passende. Het interactief onderwijzen, werkend naar het model effectieve instructie, moet in deze organisatievorm zorg dragen voor het recht doen aan de verschillen. Van de leerkracht verwachten wij een goede kennis van de leerlijnen en een kennen van de leerlingen en van de vorderingen van de leerling in zijn/haar leerproces. Op basis van deze kennis moet de leerkracht bepalen welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben. Leerkrachten gaan gedifferentieerd met instructies om en werken binnen de groep aan de betrokkenheid van de leerlingen bij de instructie. Binnen het leerstofjaarklassensysteem wordt bij de vakken voor de instrumentele vaardigheden gewerkt met leerstofeenheden die bijvoorbeeld bij rekenen een periode van ongeveer twee weken in beslag nemen. Aan het einde van deze periode wordt herhalingsen verrijkingsstof geboden op basis van de uitslag van een diagnostische toets. Toetsen worden geregistreerd in Parnassys. Naast de hierboven genoemde vorm van differentiatie (binnen een onderwerp) wordt ook de leerstofinhoud gedifferentieerd. Leerlingen krijgen een aangepast programma als
12
Versie december 2014
blijkt dat het klassikale programma niet haalbaar is. Als leerlingen het programma al beheersen kan er ook gekozen worden voor een aangepast programma. 3.
Een systeem voor kwaliteitszorg
3.1. Algemene inleiding Identiteit en kwaliteit zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Beide aspecten komen op uit de grondslag van de school. Vanuit onze levensbeschouwing geven we gestalte aan opvoeding en onderwijs. Kwaliteitszorg heeft vier wezenlijke kenmerken: - zij dient systematisch te zijn; - het is een voortdurend proces; - het is gericht op verbetering; - en er is sprake van reflectie. Dit maken wij zichtbaar door de kwaliteitszorg in schema uit te beelden en de managementmiddelen te beschrijven die bijdragen aan het bewaken en bevorderen van de kwaliteit. 3.2.
Kwaliteitszorg in schema INTERNE KWALITEITSZORG
KWALITEITSBEPALING -
OVERHEID SCHOOL
KWALITEIT BESCHRIJVEN
VERBETERPLAN
KWALITEIT (LATEN) BEOORDELEN
VERBETERPLAN MAKEN
REALISEREN
3.2.1 Kwaliteitsbepaling De grondslag van de school is bepalend voor de doelstelling van ons onderwijs. Daar ligt de motivatie voor het geven van kwalitatief goed onderwijs.
13
Versie december 2014
De identiteit vertalen we in het dagelijks handelen in opvoeden en onderwijzen. Het pedagogisch klimaat van de school moet een vertaling zijn van de gehanteerde Bijbelse normen en waarden. De leerinhouden moeten in overeenstemming zijn met de grondslag en het onderwijzen ervan moet vanuit de grondslag plaatsvinden. De overheid geeft een aantal kwaliteitscriteria: - deugdelijkheideisen krachtens artikel 23 van de Grondwet (kerndoelen) - Passend onderwijs - opvoeden tot burgers van een multiculturele samenleving. Ook vanuit de schoolcontext, de ouders en de maatschappelijke omgeving, waaronder het voortgezet onderwijs, worden kwaliteitseisen aan de school gesteld. Aan de deugdelijkheideisen vanuit de overheid wordt voldaan vanuit de eigen levensovertuiging. Daar waar de eisen strijdig zijn met de grondslag, wordt ontheffing gevraagd of naar substitutie gezocht. Aan de eisen vanuit de context wordt voldaan mits zij niet strijdig zijn met de grondslag, zij de essentie van het opvoeden en onderwijzen niet in gevaar brengen en er ruimte is om maatschappelijke vaardigheden aan te leren. De kwaliteit van onze school wordt dus bepaald door de grondslag van de school. Het overdragen van de reformatorische levensbeschouwing, het creëren en handhaven van een daaruit voortvloeiend pedagogisch klimaat en het optimaal ontplooien van de talenten van de leerlingen door het bieden van adaptief onderwijs zijn daarin belangrijke elementen. 3.2.2 Kwaliteitsbewaking Bestuur en directie Bestuur en directie bewaken de identiteit en de kwaliteit van het onderwijs. De identiteit dient gerelateerd te zijn aan Gods Woord. Op de volgende wijze wordt daaraan gestalte gegeven. - leden van de vereniging dienen de identiteit te onderschrijven - het voeren van een toelatingsbeleid voor leerlingen, waarbij van ouders verlangd wordt de grondslag en de doelstelling van de school te onderschrijven dan wel te respecteren - het hanteren van een benoemingsbeleid voor personeel, waarbij van hen verlangd wordt de grondslag en de doelstelling van de school te onderschrijven en in leer en leven gestalte te geven - Tijdens de sollicitatieprocedure wordt nagegaan of de sollicitant past bij de identiteit en kwaliteit in het team van de school - de beschrijving van de identiteit in het schoolplan - het letten op de identiteit bij het aanschaffen van nieuwe methoden - het bijwonen van lessen - het bespreken van onderwerpen die te maken hebben met de identiteit tijdens teamvergaderingen - het bespreken van de identiteit in functioneringsgesprekken - pedagogische en didactische onderwerpen aan de orde stellen en evalueren - het toepassen van verbeteringsmiddelen Directie en team Op zowel onderwijskundig als pedagogisch gebied wordt de kwaliteit bewaakt middels toetsinstrumenten. Nieuwe onderwerpen worden getoetst aan de grondslag en de doelstelling van de school.
14
Versie december 2014
Onderwijskundige kwaliteitsbewaking Binnen de school wordt veel aandacht gegeven aan de bevordering van kennis, inzicht en vaardigheden van de leerkrachten. De kwaliteitsbewaking van het proces bij leerlingen vindt plaats door het hanteren van een leerlingvolgsysteem. Het leerlingvolgsysteem is opgebouwd uit een observatie- en toetssysteem in combinatie met een registratie van bijzonderheden in een klassenmap en op schoolniveau. De kwaliteitsbewaking van het proces gebeurt primair door de leerkracht. De I.B.-er stuurt en bewaakt dit proces door middel van periodieke besprekingen. Bij de kleuters is het toetssysteem en het observatie-instrument gericht op het volgen van alle ontwikkelingsgebieden. Gedurende de looptijd van het schoolplan worden de knelpunten per vak geïnventariseerd en wordt er tijdens een personeelsvergadering besloten wat hier aan gedaan wordt. Ook toetsuitslagen kunnen knelpunten weergeven. Afspraken worden vastgelegd. Aan het eind van de basisschool moeten de leerlingen voldoen aan de eisen van de kerndoelen. De leerresultaten worden gemeten door het afnemen van de Cito-entree- en eindtoets. De zorgstructuur is uitvoerig beschreven (zie schoolgids en kwaliteitshandboek). Passend onderwijs De school is aangesloten bij het samenwerkingsverband Berseba. In samenwerking met Berseba wordt vorm gegeven aan Passend onderwijs. In de afgelopen jaren is dit in onze school gestalte gegeven. De schoolontwikkeling met het BAS-project heeft ons daarbij goede diensten bewezen. Aan de voorwaarden om in de groepen praktisch vorm te geven aan passend onderwijs worden met behulp van het BAS-project voldaan. Kansklas Door subsidies van de gemeente Ede hebben we in de afgelopen jaren vorm kunnen geven aan een kansklas in onze school. Leerlingen met extra leerbehoefte krijgen in deze klas de ondersteuning die zij nodig hebben. We hopen dat de gemeente de komende jaren opnieuw deze subsidie wil blijven verstrekken. Voor een beschrijving van de werkwijze van de kansklas zie de notitie Kansklas. Pedagogische kwaliteitsbewaking Een aantal elementen uit het pedagogisch klimaat laat zich ‘meten’ middels o.a. de SVL, Eggo gedragskaarten, het sociogram en het pestprotocol. Bij de kleuters wordt gebruik gemaakt van een observatiesysteem om de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen te volgen. Aan het eind van de schoolloopbaan van de leerlingen is het de vraag of wij de beoogde doelen bereikt hebben. Cognitieve leerdoelen zijn ‘meetbaar’. Het overdragen van een levensovertuiging overeenkomstig de grondslag, het opvoeden van de leerlingen zijn niet toetsbaar met papier en pen. De resultaten hiervan moeten vooral merkbaar en voelbaar zijn en komen tot uitdrukking in denken, spreken en handelen. 3.2.3 Kwaliteitsverbetering a. Verbetering aanpak Op basis van de gegevens uit de bewaking van de kwaliteit wordt jaarlijks een werkplan opgesteld. In dit schoolplan vindt u dit terug bij de beleidsvoornemens. b. Bijstelling van doelstellingen
15
Versie december 2014
Bijstelling van de doelstellingen van het werkplan vindt jaarlijks plaats aan de hand van een evaluatie van de invoering van de verbeteringsdoelen. 3.3. De managementmiddelen bij kwaliteitszorg Bij het bewaken en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs op de school wordt van de volgende managementmiddelen gebruik gemaakt: 3.3.1. De proceduremiddelen Bij de proceduremiddelen vormt het schoolplan een centraal uitgangspunt in een cyclisch proces van beleidsbepaling, -bewaking en -verbetering.
Schoolplan (4 jaar)
werkplan 1e jaar
jaarverslag
schoolgids
werkplan 2e jaar
jaarverslag
schoolgids
werkplan 3e jaar
jaarverslag
schoolgids
werkplan 4e jaar
jaarverslag
schoolgids
Het schoolplan wordt geoperationaliseerd in een jaarlijks vast te stellen werkplan. Hierin wordt beschreven op welke wijze de beleidsvoornemens voor dat jaar gerealiseerd worden. Het werkplan is een geïntegreerd document betreffende alle beleidsterreinen. De uitvoering van het werkplan wordt geëvalueerd (managementsrapportages) en op basis van de uitslag worden de beleidsdoelen voor het komende jaar (zo nodig) bijgesteld. Het jaarverslag geeft een weergave van de stand van zaken over alle beleidsterreinen. Hierin wordt een evaluatie van de beleidsdoelen die in het werkplan verwoord zijn, opgenomen. Het uitgevoerde beleid wordt in de schoolkrant beschreven. Op deze manier zijn de ouders op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen op school. 3.3.2. De besluitvormingsmiddelen Het schoolbeleid wordt vastgesteld in de volgende overlegsituaties: - De bestuursvergadering Het bestuur heeft een beleidsbepalende taak en heeft een strategisch beleidskader opgesteld. Dit vloeit voort uit het principe “besturen op hoofdlijnen”. De directie is op veel punten belast met de beleidsuitvoering. De controle over de beleidsuitvoering berust bij het bestuur. Een uitwerking van de taakverdeling en het dragen van een (gedelegeerde) verantwoordelijkheid tussen bestuur en directie is vastgelegd in het managementstatuut, vastgesteld in de bestuursvergadering en is te vinden in de directiekamer.
16
Versie december 2014
- De teamvergadering 1 à 2 keer per maand wordt er een teamvergadering gehouden over het schoolbeleid, het onderwijs en de goede gang van zaken. Er wordt vergaderd n.a.v. een van tevoren uitgereikte agenda. Iedere vergadering wordt er genotuleerd. In de tweede helft van het schooljaar wordt twee keer vergaderd over mogelijke zittenblijvers in een rapportenvergadering. Om beleid nader uit te werken worden ook externe deskundigen ingeschakeld. Een nadere uitwerking van het vergaderschema, de beslissingsprocedures, de notulen e.d. is vastgelegd in het kwaliteitshandboek. - Medezeggenschapsraad Onze school heeft een MR. Beleidsmatige zaken worden aan de MR voorgelegd. - Oudercommissie De school kent een contactcommissie waarin een vijftal moeders zitting hebben. Zij verlenen hand en spandiensten bij activiteiten. - Commissie van Toezicht Vanuit de ledenvergadering is er een commissie van toezicht ingesteld. Haar voornaamste taak is toezicht houden op het bestuur. Daarbij speelt het financiële aspect een belangrijke rol. 3.3.3. De onderzoeksmiddelen Om vast te stellen wat het kwaliteitsniveau van de school is, wordt gebruik gemaakt van de volgende onderzoeksmiddelen: Cito-toetsen - Methodegebonden toetsen - SVL voor de groepen 6, 7 en 8 - Eggo-gedragskaarten en het sociogram - GOVK Observatie-instrument bij de kleuters. - Bespreking knelpunten vakgebieden - Het gebruik van evaluaties van BAS-slotdocumenten - Leerkrachtprofiel - Uitvoeren van IPB (Integraal Personeelsbeleid) 3.3.4. De verbeteringsmiddelen De verbeteringsmiddelen die in onze school gehanteerd worden, zijn vooral gericht op versterking van het primaire proces en op het welbevinden van een ieder in de organisatie. Op school worden de volgende middelen daartoe aangewend: - P.O.P.-gesprek - Structureel overleg - Personeelsvergaderingen - Leerlingbesprekingen - Klassenconsultaties - Bieden van coaching (door directie, I.B. , teamgenoten en/of derden) - het volgen van nascholing is gericht op het bewerken van de verbetering van de kwaliteit - Tussentijds evaluaties - Eindgesprek/beoordelingsgesprek - IPB heeft een vaste plaats binnen de school
17
Versie december 2014
3.4. Beleidsvoornemens Ten aanzien van de kwaliteitszorg zijn onze beleidsvoornemens: 1. De kwaliteitszorg wordt gehandhaafd en uitgebouwd door middel van de in de school aanwezige kwaliteitshandboeken. 2. IPB continueren 3. Leerkrachtprofiel verankeren in IPB 4. Gebruik Parnassys 5. I.C.T.: Oriëntatie op de toekomst (gebruik tablets) in verband met vervangen computers in het computerlokaal 6. Zoveel mogelijk werken op vijf niveaus. (1.-stroom, 2. minimale basisstof, 3. basisstof, 4. basisstof+verdieping, 5. +stroom. Verder bieden de leerkrachten van de kleuters een gedifferentieerd aanbod aan de leerlingen. 7. Het vernieuwen van methoden 8. Actueel houden van de orthotheek. 9. Bij alle vakken wordt aan de kerndoelen voldaan. 10. Werken aan pedagogisch klimaat 11. Scholing op het gebied van vakdidactiek 12. Ontwikkelen van een map waarin de schoolpraktijk is vastgelegd (uitvoeringsdeel Schoolplan). 13. Integratie van Peuterspeelzaal in de school 14. Positief kritisch volgen van de ontwikkelingen op gemeentelijk niveau 15. Besturen op hoofdlijnen
18
Versie december 2014
4
Onderwijskundig schoolbeleid
Introductie In het schooljaar 2008-2009 hebben we besloten te gaan beginnen met de ontwikkeling van de school met behulp van het BAS-project. Het BAS-model bevat een blauwdruk van een school. Het model is opgebouwd uit zeven poten ieder bestaand uit vier niveaus. De heer K. Dol, medewerker van het Seminarium voor orthopedagogiek, heeft aan het begin van het schooljaar 2009-2010 de beginsituatie in kaart gebracht. Daarna zijn we begonnen met teambijeenkomsten om met elkaar na te denken over de invulling van ons onderwijs. Voor de zomervakantie hebben we de cel regels en routines behandeld. Dit resulteerde in duidelijke afspraken zodat voor iedereen duidelijk is wat er verwacht wordt. De belangrijkste regels zijn gevisualiseerd middels foto’s. Hierdoor worden de regels onbewust steeds onder de aandacht gebracht. De directeur geeft leiding aan het veranderproces en heeft tot taak al de verschillende ideeën tot een voor iedereen acceptabele oplossing te brengen. Het eindresultaat wordt vastgelegd in een slotdocument. Deze documenten komen in een map die iedere leerkracht heeft. De map moet gevuld gaan worden met deze documenten en eventuele bijlagen. Naast deze ontwikkelingen willen we ons als school beziggehouden met de aanpak van het pedagogisch klimaat. Een Pedagogisch Leerlingvolgsysteem zorgt voor een meetmoment. Daarmee viel uitval vast te stellen. We kiezen voor een preventieve aanpak. De curatieve aanpak is er ook maar heeft zeker niet het hoofdaccent. We gebruiken een leergang sociale vaardigheden. Iedere week wordt er een les uit gegeven in alle groepen van de school. In de bovenbouw houden de leerkrachten gesprekken met de leerlingen. Deze gesprekken vinden plaats om het welbevinden van de leerlingen te bevorderen. De uitkomsten van de SVL worden meegenomen tijdens deze leerlinggesprekken. Naast de aandacht voor leerkrachten en leerlingen is het ook belangrijk aandacht te besteden aan de ouders. Om de vier jaar wordt de mening over de school gevraagd aan de ouders middels een enquête. Daarnaast worden ouders zoveel mogelijk betrokken bij uiteenlopende activiteiten die er in en om de school plaatsvinden. Aan de school is een contactcommissie verbonden. Daarin heeft een aantal moeders zitting. Zij staan het team bij als er in school zaken georganiseerd moeten worden. Te denken valt aan de uitleen van de boeken van de schoolbibliotheek, catering bij diverse activiteiten, e.d. Het bestuur heeft regelmatig overleg met de commissie van toezicht en de MR over de gang van zaken in school. De mening van alle geledingen van de school komen zo aan bod. We hopen op deze manier een transparant beleid te voeren waarin voldoende inspraak is voor iedereen zonder dat we onze eigen koers uit het oog verliezen.
19
Versie december 2014
We willen op deze manier een school vormgeven die voldoet aan de eisen van de tijd en voor de leerlingen een veilige haven is, waar ze rust en orde vinden om zich optimaal te ontplooien. We willen leerlingen toerusten voor de maatschappij waarin ze leven. Bovenal is het onze taak de leerlingen te leiden tot de Heere Jezus. Zijn oproep: ‘Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet’ is daarbij het leidende principe. De vorming die we de leerlingen willen geven is primair bedoeld om ze gereedschappen te geven om te leven als een christen. Aandacht voor de godsdienstige opvoeding is daarom een vanzelfsprekendheid. We spreken de wens uit dat onze school een planthof mag zijn van de HEERE en dat we daarvoor een bescheiden bijdrage mogen leveren door een zo goed mogelijke kwaliteit te leveren. Dat maakt mede deel uit van onze identiteit. In dit hoofdstuk komen de belangrijkste keuzen en voornemens op onderwijskundig terrein aan bod. Per vak wordt een overzicht gegeven van de methoden en materialen die gebruikt worden om de kerndoelen te realiseren. Verder is aangegeven wat de belangrijkste voornemens zijn ter verbetering. De borging van de voornemens wordt beschreven bij 4.1.14. Daarnaast wordt aangegeven hoe er gecontroleerd wordt dat leerlingen tussendoelen en einddoelen bereiken en hoe gezorgd wordt voor een ononderbroken ontwikkelingsgang. Aan het eind van dit hoofdstuk is beschreven hoe er wordt omgegaan met preventie en bestrijding van onderwijsachterstanden. De vakken worden zoveel mogelijk vanuit de eigen identiteit gegeven.
20
Versie december 2014
4.1 Onderwijsinhouden 4.1.1. Godsdienstonderwijs * Kerndoelen godsdienstonderwijs: Voor dit vak zijn geen speciale kerndoelen opgesteld door de overheid. We willen als school de volgende doelen nastreven: - De leerlingen vertrouwd maken met de inhoud van Gods Woord, waarin het gaat om zonde, verlossing en dankbaarheid. - Het leren van feiten uit de Bijbel. - Het laten leren van enige Bijbelteksten. - De leerlingen in aanraking brengen met de Kerkgeschiedenis. - Het laten leren van feiten uit de Kerkgeschiedenis. - De leerlingen door zingen in aanraking brengen met geestelijke liederen. - Het uit het hoofd leren van geestelijke liederen. - De leerlingen in aanraking brengen met zendingsverhalen/-geschiedenis. - Het leren van enige kaartkennis. - Het leren hanteren van de Bijbel als boek. - Het leren van formuliergebeden. - De leerlingen in aanraking brengen met de Catechismus. - Het laten leren van enige vragen en antwoorden uit de Catechismus. * Methoden/aanbod: We maken gebruik van de methode: Hoor het Woord Iedere schoolmorgen en - middag wordt met gebed en het zingen van een psalm geopend en gesloten. Hierna wordt er minstens 3 keer per week uit de Bijbel verteld. De resterende tijd gebruikt men voor het overhoren van een psalmvers of Catechismus en voor het maken van een verwerking. De middag wordt begonnen met een Bijbeltekst. Hier wordt kort over gepraat met de leerlingen. Deze tekst geeft ook inhoud aan het gebed aan het begin van de middag. * Vergelijking kerndoelen/praktijk: Er zijn voor dit vak geen kerndoelen opgesteld, we houden ons aan de afspraken zoals die binnen de school vastgesteld zijn. * Beleidsvoornemens Bijbelse Geschiedenis - Evalueren van het vak Bijbelse Geschiedenis - We willen nagaan of er voldoende kennisverwerving is - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier graag een lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. 4.1.2. Nederlandse taal * Kerndoelen Nederlandse taal: Kerndoelen: Mondeling onderwijs: - De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.
21
Versie december 2014
-
De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. De leerlingen leren informatie te boordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.
Schriftelijk onderwijs: - De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. - De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. - De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. - De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. - De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. - De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Taalbeschouwing, waaronder strategieën - De leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondeling taalonderwijs’ en ‘schriftelijk taalonderwijs’ strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. - De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen regels voor het spellen van werkwoorden; regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; regels voor het gebruik van leestekens. - De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. * Methoden/aanbod: Groep 1 en 2: In de kleutergroepen wordt er vooral aandacht besteed aan de taal-denkontwikkeling. De volgende aspecten worden daarbij aangeboden: - taal-spraakontwikkeling (actief en passief) - wereldverkenning - woordenschatuitbreiding Als handleiding bij de taalontwikkeling gebruiken we: - opgestelde doelen n.a.v. GOVK - Idee - Map Fonemisch bewustzijn Regelmatig wordt er gebruik gemaakt van: - Ik ben Bas (+ praatplaten) - Bas gaat digitaal (taal)
22
Versie december 2014
-
Diverse rijm en liedboekjes Allerlei ontwikkelingsmaterialen Diverse didactische werkvormen Activiteiten in het kader van voorbereidend lezen en het bezig zijn met letters en lezen Letters en gebaren van Lezen moet je doen Er wordt structureel gebruik gemaakt van ontwikkelingsmaterialen (met niveauaanduiding) voor rijmen, auditieve analyse en synthese, letterherkenning
Groep 3: - Er wordt gewerkt met de methode Veilig leren lezen (Kim-versie ). Groep 4 t/m 8: - Er wordt gewerkt met de methode Taal actief (4e versie). Groep 4 t/m 8: - Woorden totaal (Ambrasoft) - Pluskaarten (Taal Actief) * Vergelijking kerndoelen – praktijk: De methode Taal Actief bestrijkt de kerndoelen. Daarmee voldoen we aan de wettelijk gestelde eisen. * Beleidsvoornemens Nederlandse taal - Differentiatie tijdens de taallessen verder uitwerken - In deze schoolplanperiode gaan we een nieuwe Leesmethode invoeren voor groep 3 - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. 4.1.3. Nederlandse taal: Onderdeel Technisch en Begrijpend lezen: Kerndoelen technisch en begrijpend lezen: Voor de kerndoelen verwijzen we naar de map “Kerndoelen reformatorisch primair onderwijs” in de directiekamer. * Methoden/aanbod: Groep 1 en 2: - Bas-boeken - Bas gaat digitaal De kinderen worden door middel van verhalen, voorleesboeken, prentenboeken met allerlei teksten in aanraking gebracht. Ook krijgen ze de mogelijkheid hun leesvaardigheid te ontwikkelen. Groep 3: - Veilig leren lezen (kim-versie) Aandacht voor het ontwikkelen van leesvaardigheden middels leesactiviteiten (zie uitvoeringsdeel van het schoolplan onderdeel technisch en begrijpend lezen) Groep 4:
23
Versie december 2014
-
Het technisch lezen staat in deze groep centraal. Om het niveau te bevorderen besteden we veel aandacht aan leesbegeleiding. (zie uitvoeringsdeel van het schoolplan onderdeel technisch en begrijpend lezen) Deze leesbegeleiding gebeurt door middel van tutorbegeleiding. (BAS-map coöperatief leren, kinderen begeleiden kinderen).
Voor begrijpend lezen gebruiken we de methode ‘Goed Gelezen’. Groep 5 t/m 8: Voor begrijpend lezen gebruiken we de methode ‘Goed Gelezen’. * Vergelijking kerndoelen/praktijk Door het gebruik maken van bovengenoemde methodes en het aanbieden van het leesonderwijs voldoet het leesonderwijs bij ons op school aan de kerndoelen * Beleidsvoornemens Begrijpend lezen: - komen tot een uniform systeem van beoordelen bij begrijpend lezen - systematisch zwakke leerlingen ondersteunen - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument - Oriëntatie op een nieuwe methode voor begrijpend lezen 4.1.4. Engels: Kerndoelen: - De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. - De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in de taal. - De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen - De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. Methoden/aanbod: Groep 5 - 8: - Stepping up Vergelijking kerndoelen-praktijk: De methode Stepping Up voldoet aan de kerndoelen. * Beleidsvoornemens Engels: - Oriëntatie op het geven van Engels in de onderbouw - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument.
24
Versie december 2014
4.1.5. Rekenen en wiskunde * Kerndoelen rekenen en wiskunde Wiskundig inzicht en handelen: - De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken - De leerlingen leren praktische en formele rekenwiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven. - De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van rekenwiskunde-problemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen. Getallen en bewerkingen: - De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. - De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn. - De leerlingen leren schattend tellen en rekenen. - De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. - De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures. - De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken. Meten en meetkunde: - De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. - De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temparatuur * Methoden/aanbod Groep 1 en 2: - begripsontwikkeling (ruimtelijke orientatie, ordenen, getal-/hoeveelheidsbegrip, meten/meetkunde en kwalitatieve begrippen Er wordt gebruik gemaakt van de volgende materialen: - Doelen GOVK - Idee (Malmberg) - De Wereld in getallen (ideeenboek voor groep 1 en 2) (Malmberg) - Bas telt mee - Schatkist rekenen Er wordt structureel gebruik gemaakt van ontwikkelingsmaterialen niveauaanduiding) voor tellen, ordenen en getal/hoeveelheidsbegrip.
(met
Groep 3 t/m 8: We gebruiken de methode Wereld in Getallen (WIG nieuwste versie). Tijdens de rekenlessen wordt dagelijks gebruik gemaakt van computerprogramma’s, waaronder Maatwerk. Het programma Hoofdwerk wordt structureel gebruikt. Verder beschikken we over een tafelprogramma, en een programma van de Wereld in Getallen.
25
Versie december 2014
* Vergelijking kerndoelen – praktijk De methode WIG voldoet aan de kerndoelen. * Beleidsvoornemens Rekenen en wiskunde: - We gaan na of de methode zo optimaal mogelijk wordt gebruikt - De komende jaren letten we meer op de verschillen tussen kinderen. Differentiatie in instructie, verwerking en tijd vragen blijvend aandacht. - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. 4.1.6. Schrijven * Kerndoelen schrijven Voor de kerndoelen verwijzen we naar de map “Kerndoelen reformatorisch primair onderwijs” in de directiekamer. Methoden/aanbod We maken gebruik van de methode Handschrift. Deze methode gaat uit van een aantal voorwaarden die van belang zijn voor een goed leesbaar handschrift, dat er verzorgd uitziet en in een behoorlijk tempo geschreven kan worden. In iedere les komen er een aantal van deze voorwaarden naar voren. Groep 1 en 2: De nadruk ligt op de grove en de fijne motoriek, ruimtelijke oriëntatie, waarneming, en directe schrijfvoorwaarden. Allerlei schrijfactiviteiten komen aan bod om de leerlingen te stimuleren in hun ontwikkeling. Groep 3: - inoefenen van bewegingsvormen - aanleren van het schrijven van cijfers - aanleren van schrijfletters - letterverbindingen Groep 4: - aanbieden van hoofdletters - letters en letterverbindingen worden toegepast in woorden van een complexere samenstelling - nadruk op schrijfhouding Groep 5: - afronding aanvankelijk schrijven - automatisering van alle letters/tekens - leren schrijven zonder hulplijnen - aandacht voor schrijfgedrag Groep 6: - begin van het voortgezet schrijven - allerlei facetten van schrijven komen aan bod zoals: - ritmische patronen - eigen tekst schrijven
26
Versie december 2014
-
leesbaar schrijven tempotraining enz.
Groep 7 en 8: Regelmatig worden er schrijflessen gegeven waarbij dictaatschrift, kalligrafisch schrift enz. worden behandeld. Het schrijven van de leerlingen in hun schriften wordt dagelijks beoordeeld. Vergelijking kerndoelen – praktijk De methode Handschrift is een goed opgezette methode en voldoet aan de kerndoelen * Beleidsvoornemens Schrijven: - De kwaliteit van het handschrift van de leerlingen gedurende hun schoolloopbaan blijven bewaken - Vervanging van de methode is gekoppeld aan de vernieuwing van de taal/leesmethode. Bij het vervangen van de leesmethode in groep 3 zal ook gekeken worden naar de schrijfmethode. - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument.
4.1.7. Aardrijkskunde * Kerndoelen aardrijkskunde Oriëntatie op jezelf en de wereld Ruimte: - De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland. Vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. - Kinderen leren over de maatregelen de in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. - De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. - De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld. * Methoden/aanbod: Groep 1 en 2: - Idee – wereldoriëntatie Groep 3 t/m 8: - Geobas
27
Versie december 2014
* Vergelijking kerndoelen-praktijk: Bij de opzet van Geobas zijn de kerndoelen voor aardrijkskunde als leidraad genomen. Waar de kerndoelen ontbraken of niet operationeel geformuleerd waren, zijn de inhouden gebaseerd op de handreiking van het Instituut Leerplanontwikkeling. In Hier en daar is een leerlijn uitgezet om de kerndoelen te bereiken. * Beleidsvoornemens Aardrijkskunde: - Topoprogramma’s aanpassen aan de methode We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument - Orientatie op nieuwe methodes die op de markt zijn 4.1.8. Biologie/gezond gedrag/techniek * Kerndoelen biologie/gezond gedrag Oriëntatie op jezelf en de wereld Natuur en techniek: - De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. - De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. - De leerlingen leren onderzoek doen naar materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. - De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. - De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en met materiaalgebruik. - De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. - De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen, dag en nacht veroorzaakt. * Methoden/aanbod Groep 3 t/m 8: - Natuurlijk
Techniek Er zijn techniektorens aanwezig op school. De leerlingen kunnen daarmee allerlei technische vaardigheden ontwikkelen en oefenen. * Vergelijking kerndoelen – praktijk De methode Natuurlijk voldoet aan de kerndoelen voor biologie. * Beleidsvoornemens Biologie: - Techniek een vaste plek in het programma geven - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben
28
Versie december 2014
-
Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument Orientatie op nieuwe methodes voor Biologie
4.1.9. Geschiedenis/samenleving Kerndoelen geschiedenis en samenleving: Oriëntatie op jezelf en de wereld Tijd: - De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. - De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en Holocaust; televisie en computer. - De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. - De canon van Nederland Methoden/aanbod: Groep 1 en 2: * De leerstof die het vak geschiedenis voorbereidt, komt voor deze groepen neer op het bezig zijn met tijd en tijdsbegrippen. * Wat betreft maatschappelijke verhoudingen worden er lessen gegeven over de thema’s: Groep 1: - mensen - kinderen in andere landen - zorg dragen voor Groep 2: - gezin - familie - beroepen Groep 3: In deze groep wordt hierop verder geborduurd door begrippen die op “tijd” betrekking hebben uit te diepen en uit te breiden. * Maatschappelijke verhoudingen: - het koninklijk huis - omgaan met oud worden Groep 4: Hetzelfde geldt voor deze groep, waar het bezig zijn met tijd verder vervolgd wordt. Met rekenen komen de maanden van het jaar aan de orde, klokkijken enz. * Maatschappelijke verhoudingen: - regering - prinsjesdag - rijk en arm Groep 5: We maken gebruik van de methode ‘Er is geschied’.
29
Versie december 2014
Groep 6 t/m 8: Er wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Er is geschied’. Burgerschapskunde Burgerschapskunde houdt in dat op school aandacht wordt gegeven aan de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. Een uitwerking hiervan is te vinden in de bijlage burgerschapskunde. Zie uitvoeringsdeel schoolplan. Vergelijking kerndoelen-praktijk: De methode voldoet grotendeels aan de kerndoelen * Beleidsvoornemens Geschiedenis: - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - We willen de methode in deze schoolplanperiode vervangen. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. - Samenwerking met Cultura Ede in het kader van het opzetten van een leerlijn voor Erfgoed. 4.1.10. Bewegingsonderwijs: * Kerndoelen bewegingsonderwijs De leerlingen leren op en verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden. Methoden/aanbod Groep 1 en 2: We maken gebruik van de leergang “Basislessen Bewegingsonderwijs” (acco Amersfoort) en “Basislessen Spel”. Groep 3 t/m 8: We maken gebruik van de leergang “Basislessen Bewegingsonderwijs” en “Basislessen Spel”. . Uit deze leergang komen in twintig lessen de volgende zaken aan de orde: - banken, matten, bewegingsbaan, conditiecircuit, steunspringen, klim- en klauterbaan, touwen, ringen, atletiek, speeltuin, toestellenbaan, spel en spelonderdelen. Vergelijking kerndoelen-praktijk De methodes die we hanteren voldoen aan de aangepaste kerndoelen die opgesteld zijn door onze schoolbegeleidingsdienst. Daar verwijzen we dan ook naar.
30
Versie december 2014
* Beleidsvoornemens Bewegingsonderwijs: - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. 4.1.11. Sociale redzaamheid * Kerndoelen sociale redzaamheid Oriëntatie op jezelf en de wereld Mens en samenleving: - De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. - De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. - De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. - De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. - De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. - De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu. Wat betreft het vormingsgebied sociale redzaamheid: Groep 1 t/m 8: - methode sociale vaardigheden. Dit is een losbladig systeem waarin allerlei aspecten rond sociale redzaamheid de aandacht krijgen. In iedere groep wordt hier minstens 1 kwartier per week aandacht aan besteed. In alle groepen zijn de lessen opgezet rond 3 aspecten die de aandacht krijgen: - sociale kennis (zoals bijvoorbeeld sociaal-emotionele begrippen als “trots” of “eenzaam” - sociaal-emotionele attitude (zoals denkfouten die kinderen kunnen maken bij het omgaan met elkaar) - sociaal-emotionele vaardigheden (zoals iemand een hand geven, hoe begin je een telefoongesprek enz.) Verdere activiteiten op het terrein van sociaal-emotionele ontwikkeling zijn beschreven in het kwaliteitshandboek. Wat betreft het vormingsgebied verkeer: Groep 3-8: - Veilig door het verkeer Groep 8 - Website VVN proefexamens - Oefenen van verkeersborden - Theoretisch en praktisch verkeersexamen * Vergelijking kerndoelen – praktijk: De onderdelen die in de kerndoelen genoemd worden komen in de bovengenoemde lessen voldoende aan de orde
31
Versie december 2014
* Beleidsvoornemens Sociale redzaamheid: - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. - Oriëntatie op en aanschaffen van een nieuwe methode voor sociale vaardigheden. 4.1.12. Muziek * Kerndoelen muziek Kunstzinnige oriëntatie: - De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. - De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren - De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed * Methoden/aanbod We gebruiken de methode Meer met muziek in de groepen 1 t/m 8. Daarnaast gebruiken we de methode Luisterland. Dat is een leergang over klassieke muziek. Deze wordt gebruikt in de groepen 3 t/m 8 * Vergelijking kerndoelen-praktijk De methode voldoet aan de kerndoelen. * Beleidsvoornemens Muziek: - Aanschaffen van instrumenten om de methode goed te kunnen gebruiken - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. 4.1.13. Tekenen en Handvaardigheid: * Kerndoelen tekenen en handvaardigheid Kunstzinnige oriëntatie: - De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. - De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren - De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed * Methode/aanbod We gebruiken de methode ‘Uit de kunst’ in alle groepen. De lessen hebben in de onderbouw een grotere plaats binnen het totale onderwijsgebeuren, terwijl de lessen in de midden- en bovenbouw meer op zichzelf komen te staan. Voor de praktische uitwerking zijn de handvaardigheidslessen verdeeld over drie niveaus: De onder, de midden- en de bovenbouw.
32
Versie december 2014
Vergelijking kerndoelen – praktijk In de lessen die gegeven worden komen de meeste onderdelen uit de kerndoelen wel aan bod. * Beleidsvoornemens Tekenen en handvaardigheid: - Werken met de leergang Uit de kunst vasthouden - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. 4.1.14. ICT Ict wordt zoveel mogelijk vakintegraal toegepast. * Beleidsvoornemens ICT ICT geïntegreerd in het onderwijs aanbieden. Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. Oriëntatie op toekomstig gebruik van ICT (gebruik computerlokaal, tablets e.d.) 4.1.15. Borging:
Door middel van het afnemen van methodegebonden toetsen en nietmethodegebonden toetsen, bewaken wij de kwaliteit van het onderwijs. Door middel van integraal personeelsbeleid zorgen we ervoor dat iedereen volgens afspraak blijft werken. Iedere leerkracht is coördinator van een (of meerdere) vakken. In de loop van een schoolplanperiode worden de vakken geëvalueerd tijdens een teamvergadering. De manier van werken wordt vergeleken met de afspraken die gemaakt zijn. Ook wordt dit getoetst aan wat in het schoolplan omschreven is. Tijdens deze vergadering worden knelpunten geïnventariseerd en besproken. Nieuwe afspraken worden gemaakt en vastgelegd. De coördinator houdt in de gaten of deze afspraken ook nagekomen worden.
4.2. De zorg voor de leerling 4.2.1. Zorg op maat Zorgverbreding heeft de afgelopen jaren op onze school veel aandacht gehad. Vooral op het gebied van rekenen, spelling en lezen zijn wij intensief aan het werk geweest om de zorgverbreding uit te bouwen. De kansklas speelt daarin een spilfunctie. Door een subsidie van de gemeente Ede hebben we een kansklas opgezet. Leerlingen uit met name de groepen 2 t/m 5 krijgen extra ondersteuning voor de hoofdvakken. In de notitie kansklas is dit verder uitgewerkt. De groepsleerkrachten hebben meer mogelijkheden hun aandacht te geven aan leerlingen uit de middenmoot. Het proces van zorg wordt intensief begeleid door de I.B.-er. We gebruiken Parnassys om alle leerling- en schoolgegevens te registreren. De zorg voor de leerlingen is op de volgende niveaus gestructureerd: Niveau 1: Hulp in de groep Binnen de groep vindt een groot gedeelte van de leerlingenzorg plaats:
33
Versie december 2014
-
bij uitval in de klas dient een leerkracht gebruik te maken van een hulpplan bij regelmatige uitval (als een leerling meerdere keren op een hulpplan voorkomt) dient een handelingsplan te worden gemaakt waarmee zeven weken wordt gewerkt afname van signaleringstoetsen registratie van ontwikkelingen en resultaten gebruik van een klassenmap voor alle belangrijke gegevens over de leerlingen uitvoering van het handelingsplan door de leerkracht
Om in de groepen zoveel mogelijk "zorg op maat" te bieden ligt de nadruk op goed klassenmanagement. In de eerste twee groepen wordt er gewerkt aan de hand van ontwikkelingslijnen. Het onderwijs wordt afgestemd op het niveau en de ontwikkeling van het kind. Vanaf groep 3 werken we klassikaal, maar differentiëren wanneer het nodig is. Er wordt gewerkt met het model “effectieve/directe instructie", waar alle leerkrachten in geschoold zijn. Verder maken we gebruik van coöperatief leren. Leerlingen leren elkaar te helpen en voor elkaar klaar te staan. Omdat de leerlingen door dit systeem meer zelfstandig werken en doordat ze elkaar hulp moeten bieden, heeft de leerkracht meer tijd om aan een instructietafel een groepje kinderen te helpen. Hiervoor worden dagelijks handelingsplannen geschreven. We werken met combinatiegroepen. Dit heeft te maken met de schoolgrootte. Voor elk ontwikkelings/leergebied zijn er doelen gesteld en met behulp van methodegebonden toetsen en signaleringsinstrumenten die bij het leerlingvolgsysteem horen, wordt nagegaan welke leerlingen deze doelen niet halen. Bij uitval verrichten de groepsleerkracht, de I.B.-er of de R.T.-er nader onderzoek en stellen in de meeste gevallen een handelingsplan op om dit vervolgens in de klas uit te voeren. (0ok kinderen die opvallend hoger presteren kunnen een op onderdelen aangepast programma krijgen). Verder geven we gerichte aandacht aan het pedagogisch klimaat in de groep. Door middel van een pedagogisch leerlingvolgsysteem sporen we problemen vroegtijdig op, zodat er ook via een handelingsplan in de groep hulp geboden kan worden. We hebben een leergang sociale vaardigheden, die in alle groepen ingevoerd is. Hier wordt wekelijks mee gewerkt. Om voldoende preventief te werken wordt gebruik gemaakt van een orthopedagoog die leerkrachten extra ondersteuning biedt in de zorg voor de leerlingen. De volgende signaleringsinstrumenten worden gebruikt: Groep 1 en 2: Observatiesysteem GOVK Rekenen voor kleuters (Cito) Taal voor kleuters (Cito) Groep 3 t/m 8 Rekenen en Wiskunde (Cito) DMT (Cito)
34
Versie december 2014
Cito Avi Spelling (Cito groep 3 t/m 8) Begrijpend lezen (Cito groep 3 t/m 8) Entreetoets Cito (Cito groep 7) Centrale Eindtoets Cito (groep 8)
Groep 1 t/m 8: Eggo gedragskaarten Sociogram Groep 6 t/m 8 School Vragen Lijst Verder zijn er uiteraard methodegebonden toetsen bij diverse methodes. Voor leerlingen met specifieke problemen maken we ook gebruik van diagnostische toetsen. Op school is een toetskalender aanwezig waarop het tijdstip van de afname van de toetsen vastgesteld staat. In alle groepen zijn er geplande leerlingbesprekingen met de directie of de I.B.-er en de Kansklasleerkracht en/of Rt-er. Al deze besprekingen worden geregistreerd en bewaard in de dossiers. Structureel zijn er teambesprekingen over zorgleerlingen. Aan het eind van ieder schooljaar is er een geplande overdracht van gegevens van leerlingen van groep naar groep. Niveau 2: Hulp buiten de groep: Wanneer de inspanningen van de groepsleerkracht niet voldoende zijn om de gesignaleerde problemen op te lossen, wordt de leerling aangemeld voor de kansklas (Dit kan alleen als aangetoond kan worden dat de inspanningen in de groep geen gewenst resultaat hebben.) De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld. De I.B.-er bepaalt in overleg met de kansklasleerkrachten en de groepsleerkrachten wie er deel uit maken van de kansklas. De resultaten worden om de zeven weken geëvalueerd door de I.B.'-er, groepsleerkracht, en kansklasleerkrachten. Hierna worden de evaluaties besproken met de directie. De groepsleerkracht brengt de ouders telefonisch op de hoogte van de resultaten. Als blijkt dat er nog problemen zijn die niet opgelost kunnen worden binnen de groep, kan een leerling opnieuw worden aangemeld voor de kansklas. Als dit niet meer nodig is, wordt de leerling de eerstvolgende weken in de groep nog wel extra in de gaten gehouden. Niveau 3: de schoolbegeleidingsdienst: Mocht alle zorg tot nu toe tevergeefs zijn, dan zorgt de I.B. '-er voor contacten met de orthopedagoog en/ of de schoolbegeleidingsdienst. De orthopedagoog geeft adviezen die van belang zijn voor het werk in de groep of op R.T. Niveau 4: leerlingbespreking in het team: Er wordt een aparte leerlingbespreking met het hele team volgens de incidentmethode belegd. ledereen kan suggesties aandragen. Leiding en coördinatie berusten bij de I.B. 'er. Deze leerlingbesprekingen vinden plaats naar aanleiding van het Pedagogisch
35
Versie december 2014
Leerlingvolg-systeem, maar ook incidenteel op aanvraag van de groepsleerkracht, de I.B. '-er of de R.T.'-er. Niveau 5: Onderzoek en evt. verwijzing: In dit stadium wordt er een beroep gedaan op de orthopedagoog en/of de schoolbegeleider van de schoolbegeleidingsdienst, wat kan resulteren in het afnemen van een onderzoek of een advies naar ouders om een onderzoek uit te laten voeren bij een instantie die school aanbeveelt of naar keuze van ouders. Het ondersteuningsteam bespreekt met ouders, orthopedagoog en andere belanghebbenden de vervolgstappen. Dit kan resulteren in een mogelijke aanvraag voor een arrangement licht, medium of intensief op verschillende gebieden: medisch, cognitief, gedrag. Wanneer de geboden mogelijkheden niet toereikend zijn kan een Toelaatbaarheidsverklaring voor plaatsing op een speciale school voor basisonderwijs worden aangevraagd. Deze aanvraag loopt via het Loket Berséba-regio Midden. De orthotheek: Er is een orthotheek op school. Deze bevindt zich in de personeelskamer en bestaat voornamelijk uit remediërend materiaal op het gebied van rekenen, spelling, lezen en motoriek. Ook zijn er remediërende materialen voor het onderwijs in groep 1 en 2. De orthotheek wordt niet alleen gebruikt door de R.T. '-er, ook groepsleerkrachten kunnen er terecht voor materiaal ten behoeve van de extra zorg die ze in de groep verlenen. De laatste tijd maken we steeds meer gebruik van de computer bij het ondersteunen van leerlingen die op een bepaald onderdeel van een leergebied uitvallen. Privacy: Leerlingendossiers worden bewaard in een speciale kast en zijn slechts toegankelijk voor direct betrokkenen. De dossiers zijn op een systematische manier opgeborgen. Contacten met de ouders: De contacten met de ouders over de vorderingen van hun kinderen bij ons op school worden op de volgende wijze onderhouden: Tweemaal per jaar (in de kleutergroepen een of tweemaal per jaar) ontvangen de ouders een schriftelijke rapportage van de vorderingen van hun kind. Tweemaal per jaar worden de ouders uitgenodigd om met de groepsleerkracht het rapport van hun kind te bespreken in een 10-minutengesprek. Ouderbezoeken worden jaarlijks voor de herfstvakantie bij alle kinderen in de oneven groepen door de leerkracht afgelegd. Ouders weten dat ze altijd op school welkom zijn om over hun kinderen te praten of om het gemaakte werk in te zien. Verder ontvangen ze informatie door de schoolgids (1x), de schoolkrant (2x) en de nieuwsbrieven (40x) Eén keer in de 2 jaar is er voor de hele school een informatieavond. Het andere jaar wordt een spreker uitgenodigd om een onderwerp uit te diepen voor de ouders. Voorlichtingsavond voor ouders van groep 3 vindt jaarlijks plaats Website met schoolgids gegevens en wekelijkse nieuwsbrief. De contacten met ouders van kinderen met leer- en ontwikkelingsproblemen verlopen als volgt: Uitgangspunt is altijd mondeling contact met de ouders over de gesignaleerde problemen in een zo vroeg mogelijk stadium.
36
Versie december 2014
-
Ouders worden telefonisch geïnformeerd als hun kind extra hulp krijgt door middel van de kansklas. Als er met een handelingsplan gewerkt wordt, worden ouders na zeven weken op de hoogte gesteld van de resultaten. Er kan eventueel een extra ouderbezoek worden afgelegd. Ouders worden nader geïnformeerd en geven schriftelijke toestemming voor nader onderzoek door een externe deskundige, in de meeste gevallen de schoolbegeleider of een orthopedagoog van de schoolbegeleidingsdienst. Ouders worden begeleid bij eventuele verwijzing naar het speciaal onderwijs.
Betrekkingen met de schoolbegeleidingsdienst. We werken veel samen met: Centraal Nederland Veenendaal Kerkewijk 65b 3901 EC Veenendaal 0318-521807 Onze vaste schoolbegeleider is mw I. Vooys. Verder werken we samen met de orthopedagoog mw. C. ten Hoor (MOOS) die zitting heeft in het OT en begeleiding geeft. De begeleiding wordt op onze school als volgt ingezet: geplande consultaties met de orthopedagoog. Tijdens deze consultatiemomenten worden met de I.B.-er en eventueel individuele leerkrachten een aantal problemen over zorgleerlingen binnen de school doorgenomen en waar nodig klassenobservaties en kleine onderzoeken uitgevoerd. Hierdoor wordt de kwaliteit van de hulpverlening aan zorgleerlingen binnen de groep vergroot. Betrekkingen met scholen voor speciaal onderwijs. Om ons onderwijs aan zorgleerlingen te ondersteunen neemt onze school deel aan het Reformatorisch samenwerkingsverband primair onderwijs "Berseba" regio Ede. Dit betreft in ons geval een samenwerking van: 30 scholen voor basisonderwijs 2 speciale scholen voor basisonderwijs (Rehobôthschool voor (VSO-)MLK en ZMLK en de Detmarschool voor LOM) De procedure voor consultaties met het speciaal onderwijs over de aanpak van "zorgleerlingen" ter voorkoming van verwijzing, evenals de procedures voor consultaties met het speciaal onderwijs over de aanpak van "zorgleerlingen" in geval van terugplaatsing uit het speciaal onderwijs staan beschreven in het Zorgplan WSNS. Aantallen verwijzingen naar het speciaal onderwijs. In de afgelopen 4 jaar zijn er 4 leerlingen verwezen naar het speciaal onderwijs, gemiddeld 2% per jaar. Samenwerking met andere instellingen: Onze school onderhoudt verder nog contacten met de volgende instellingen over de begeleiding/verwijzing van leerlingen: - de GGD (schoolarts en schoolverpleegkundige) - incidenteel: therapeute voor senso-motorische training, logopediste - Ambulante begeleiding voor leerlingen met arrangement - Landelijk logopedie bedrijf Effecten en resultaten:
37
Versie december 2014
De resultaten van onze inspanningen (samenwerking Berseba, scholing en begeleiding) zijn onder andere: - betere begeleiding van kinderen met leer-en ontwikkelingsbelemmeringen - snellere en betere signalering/diagnostisering - het frequenter opstellen van hulpplannen/handelingsplannen binnen de groep - het beter omgaan met differentiatie bij het aanbieden van de leerstof - het verbeteren van het pedagogisch klimaat binnen de school. 4.2.2. Achterstandsbestrijdingen In groep 2 is de R.T. – tijd vooral gericht op taalontwikkeling en voorbereidend rekenen. Begeleiding van leerkrachten gebeurt via het IPB. Externe ondersteuning vindt plaats door een schoolbegeleider. Alle leerkrachten nemen hieraan deel. Verder bouwen we het kwaliteitshandboek verder uit. Huiswerkopdrachten Inzet van ICT Gebruik maken van gemeentelijke maatregelen in het kader van OAB Om de taalontwikkeling bij jonge kinderen te stimuleren is er op school een uitleenbibliotheek voor prentenboeken. 4.2.3. Beleid Met R.T. meer preventief werken in de vorm van pré-teaching. Vasthouden van differentiatie in de groepen. Het uitbreiden van de extra hulp in de groep zelf en meer zorg op maat bieden. Borging: Wij hanteren verschillende middelen om ervoor te zorgen dat alles wat afgesproken is en gedaan wordt op het gebied van zorgverbreding verankerd blijft in de dagelijkse praktijk: jaarlijkse evaluatievergadering met het team jaarlijks opstellen van een dwarsdoorsnede van de toetsresultaten, een trendanalyse (Cito) en het maken van een schoolrapport naar aanleiding van de entreetoets de jaarlijkse toetskalender leerlingbesprekingen waarin probleemleerlingen telkens terugkomen IPB (begeleiding van nieuwe en beginnende leerkrachten, klassenbezoeken door de directie) bespreking van toetsresultaten met groepsleerkrachten en in teamvergaderingen opstellen en bijhouden van het schoolplan 4.3 Leerlingen met een arrangement We bieden de mogelijkheid aan leerlingen met een arrangement om onderwijs te volgen op onze school. De toelating van deze categorie leerlingen is echter wel aan een aantal voorwaarden gebonden.
38
Versie december 2014
1. De ouders dienen de identiteitsverklaring van de school te ondertekenen of te respecteren 2. De zorg voor de toegelaten leerling mag niet ten koste gaan van de zorg voor de andere leerlingen 3. De betreffende leerling mag geen onevenredig grote belasting voor het onderwijs vormen. Dit geldt zowel didactisch, pedagogisch als voor de organisatie 4. De veiligheid van de leerlingen en het team mag door de aan te nemen leerling niet in gevaar komen 5. De leerling moet mee kunnen draaien in een groepsprogramma
39
Versie december 2014
5.
Personeelsbeleid
Het personeelsbeleid van onze school sluit aan bij de CAO voor het reformatorisch primair onderwijs, vastgesteld door de V.G.S. en de RMU als besturenorganisatie, nadat zij daarover in het Overkoepelend Decentraal Georganiseerd Overleg ten behoeve van het reformatorisch primair onderwijs overeenstemming hebben bereikt. 5.1
Formatiebeleid
5.1.1 Meerjarenformatieplan Uitgangspunten Onze school heeft een stabiele leerling-situatie. Dat betekent dat de meerjarenformatieplanning, zoals dit in het jaarlijkse lumpsummodel opgenomen is, gekenmerkt wordt door continuïteit. De laatste jaren kunnen we weer enige groei constateren. De meerjarenformatieplanning is tot stand gekomen aan de hand van de volgende keuzes: 1. Gezien ons leerlingaantal streven wij ernaar het aantal onderwijsgevenden te stabiliseren op 7 fte’s. Door lichte groei zal er meer ruimte komen voor extra ondersteuning in de groepen. 2. Er zijn onderwijsassistentes in dienst om de zorgleerlingen te begeleiden 3. De directeur en de IB-er zijn belast met het initiëren en implementeren van nieuw beleid Deeltijdbeleid Daar waar het wettelijk mogelijk is, wordt er door het bevoegd gezag naar gestreefd het aantal deeltijdfuncties beperkt te houden. Vanuit onderwijskundige overwegingen streeft het bevoegd gezag ernaar zoveel mogelijk één leerkracht de volledige lesgevende taak voor een groep op zich te laten nemen en maximaal twee leerkrachten in een groep te laten werken. Beleid betreffende benoeming personeel bij groei of krimp Naar verwachting zal de school de komende jaren te maken krijgen met een gestage groei. In het kader hiervan is er een beleidsnotitie opgesteld waarin is vastgelegd hoe er om zal worden gegaan met de personele bezetting. Zie hiervoor de notitie 4.11 Begrotingsbeleid. 5.1.2 Benoemingsbeleid Uitgangspunten Indien zich op grond van het lumpsummodel een situatie voordoet, waarin overgegaan kan worden tot benoeming van een personeelslid hanteert het bevoegd gezag daarbij de volgende uitgangspunten: 1. Een te benoemen personeelslid moet de grondslag en de doelstellingen van de vereniging van harte onderschrijven; 2. Een personeelslid verklaart zich in leer en leven naar deze grondslag en doelstellingen te willen gedragen. Werkwijze De werving- en selectieprocedure is te vinden in de directiekamer. Hoofdpunten daaruit zijn: 1. Het bestuur hanteert de VGS-sollicitatiecode. 2. Bij de werving en selectie wordt altijd uitgegaan van een profielomschrijving bij de van toepassing zijnde vacature.
40
Versie december 2014
3. Bij het vervullen van een directiefunctie wordt (indien mogelijk) eerst intern gelegenheid geboden te solliciteren. 4. Het team heeft een adviserende stem in deze procedure. 5.1.3 Ontslagbeleid Indien het noodzakelijk is dat tot ontslag overgegaan wordt kan dit voortkomen uit formatieve redenen of voortvloeien uit het disfunctioneren van een personeelslid. Afvloeiing De regeling voor het ontslagbeleid en de daaruit voortvloeiende volgorde voor afvloeiing liggen vast in het ‘Beleidskader voor het reformatorisch onderwijs’. Mocht zich een situatie voordoen waardoor inkrimping van de personele formatie noodzakelijk is, wordt gebruik gemaakt van de afvloeiingslijst. Indien zich een afvloeiingssituatie voor gaat doen wordt het desbetreffende personeelslid tijdig geïnformeerd over plaatsing in het risicodragend deel van de formatie. Indien ontslag aangezegd wordt op grond van het disfunctioneren van een personeelslid kan dit alleen na het aflopen van een zorgvuldige procedure waar het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken, het bieden van begeleiding door in - en externe deskundigen en het zoeken naar eventuele herplaatsingsmogelijkheden onderdelen van zijn. 5.2
Taakbeleid
5.2.1 Functie- en taakomschrijvingen 5.2.1.1 Directeur Naast het gestelde in het Rpbo betreffende de functie van de directeur van de school heeft het bestuur in het managementstatuut een taakverdeling vastgelegd tussen de taken van het bestuur en de taken van de directeur. Het managementstatuut is te vinden in de directiekamer. Naast het leiding geven aan de dagelijkse gang van zaken betreffende het onderwijs heeft de directeur een belangrijke taak in de voorbereiding van het nemen van besluiten door het bestuur en in de uitvoering van die besluiten. 5.2.1.2 Groepsleerkracht In het Rpbo ligt vast wat van een groepsleerkracht verwacht mag worden. De verwachting van de school ten aanzien van een leerkracht wordt nader inhoud gegeven door het opstellen van een leerkrachtprofiel. 5.2.1.3 Onderwijsassistent De (stagiaire) onderwijsassistent heeft een onderwijsondersteunende taak. Op onze school wordt de (stagiaire) onderwijsassistent ingezet ter ondersteuning van het leerproces in de verschillende groepen. Gedurende de lestijden van de leerlingen heeft de (stagiaire) onderwijsassistent taken in de groepen of geeft onder toezicht leiding aan een kleine groep leerlingen of individuele leerlingen in het kader van remedial teaching. Naast de onderwijskundige taken verricht de (stagiaire) onderwijsassistent buiten de lestijden werkzaamheden in de school die tot doel hebben de goede gang van het onderwijs te bevorderen.
41
Versie december 2014
5.2.1.5 Administratieve kracht Op onze school hebben we een administratieve kracht voor een paar dagdelen. Er worden werkzaamheden verricht in het kader van managementondersteuning. 5.2.1.6 Intern begeleider De intern begeleider heeft tot taak vanaf niveau 2: de extra zorg voor leerlingen binnen de groep tot en met niveau 4: de speciale zorg vanuit het samenwerkingsverband te coördineren en te bewaken. Indien er sprake is van een eventuele verwijzing naar een school voor speciaal onderwijs betrekt zij de directeur bij de besprekingen hierover. De IB-er legt vast wanneer de toetsen afgenomen worden. De IB-er houdt vijf maal per jaar met alle leerkrachten een bespreking over de vorderingen van de leerlingen in de groep. Hierover rapporteert de IB-er de directeur. 5.2.1.7 ICT Het ICT bedrijf BoonIT verzorgt een eerste-lijnszorg bij storingen en problemen in de bediening en beheert het netwerk. 5.2.1.8 Stagiaires We maken gebruik van stagiaires die afkomstig zijn van PABO de Driestar, de CHE te Ede en het Hoornbeekcollege (OA). Stagiaires dienen zich te houden aan de regels die gelden binnen de school. Lio-stagiaires hebben een sollicitatiegesprek met de voorzitter van het schoolbestuur en de directeur. 5.2.2 Taakbelastingbeleid Het taakbelastingbeleid op onze school is erop gericht de verschillende taken die er in de school zijn, op evenwichtige wijze over de leerkrachten te verdelen. Hierbij wordt uitgegaan van een normjaartaakbelasting van 1659 uur bij een fulltime leerkracht. Er wordt gewerkt binnen de kaders van de regeling taakbeleid zoals deze voor het onderwijs van toepassing zijn: 10% nascholingstijd, max. aantal lesgevende uren en de ADV-lestijd regeling. De (niet-lesgebonden) taken worden zoveel mogelijk naar persoonlijke voorkeur, capaciteiten en draagkracht van de personeelsleden toegekend. Een beschrijving van deze extra taken is te vinden in de directiekamer. Het christelijk principe ‘draagt elkanders lasten’ vormt het uitgangspunt bij de taaktoedeling. Er zal in deze schoolplanperiode gestalte worden gegeven aan de afspraken die voortvloeien uit de nieuwe CAO. 5.2.3 Taakdifferentiatiebeleid Er wordt naar gestreefd een startende leerkracht de eerste jaren in te laten groeien in het werk als onderwijsgevende en in het functioneren in het geheel van de school. Na deze periode wordt er naar gestreefd elke leerkracht een extra uitdaging te bieden door op zijn minst ten nauwste betrokken te zijn met de ontwikkelingen van één vak en verder zo mogelijk speciale taken op te dragen of een ontwikkeling naar een specialisatie te stimuleren. Hierbij wordt gedacht aan de speciale zorg voor leerlingen, aan ICT in het onderwijs, of aan ander nieuw terrein binnen het onderwijs op school. Deze activiteiten hebben sterk betrekking op de uitbouw van de mogelijkheden ten aanzien van het werk. Er wordt naar gestreefd om leerkrachten met veel werkervaring in te zetten voor de begeleiding van stagiaires, leraren in opleiding en startende leraren binnen de school.
42
Versie december 2014
Binnen de mogelijkheden van de school wordt geprobeerd rekening te houden met het algeheel belang van de school en de voorkeur en bekwaamheden van de personeelsleden. 5.2.4 I.P.B. / Persoonlijke ontwikkelingsplannen We werken met een leerkrachtprofiel. De directeur voert met alle leerkrachten een aantal gesprekken (gesprekkencyclus) waarbij jaarlijks verschillende competenties extra onder de aandacht komen en er een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) opgesteld, zonodig bijgesteld en geëvalueerd wordt. Hierdoor werken de leerkrachten actief aan hun eigen ontwikkeling en proberen we deze ontwikkeling zoveel mogelijk te laten sporen met het beleid van de school. Afspraken op schoolniveau staan vermeld in het kwaliteitshandboek. 5.3
Werkbegeleidingsbeleid
5.3.1 Inwerkplan beginnende leraren Voor het eerste jaar van een startende leerkracht wordt een inwerkplan gebruikt. Hoofdpunten uit dit inwerkplan zijn: De introductie van de leerkracht in het team en in de school door de directeur; Het toewijzen van een maatje, met wie betrokkene alle werkproblemen kan bespreken; Het bekend maken met de formele zaken door de directeur; Het houden van een werkbespreking na een maand; Het bieden van extra ondersteuning door klassenconsultatie; Het houden van een tweede werkbespreking na zes maanden; 5.3.2 Functioneringsgesprekken Met ieder personeelslid wordt aan het begin van het jaar een startgesprek gehouden. Dit gesprek heeft het leerkrachtprofiel als uitgangspunt. Er wordt een P.O.P. geschreven met persoonlijke doelen van de leerkracht. De begeleiding is erop gericht de ontwikkeling en het welzijn van het personeelslid en de ontwikkeling en het welbevinden van het personeelslid in de schoolorganisatie te bevorderen. Voor de begeleiding wordt gebruik gemaakt van door de school ontwikkelde instrumenten. De directeur heeft jaarlijks een functioneringsgesprek met het dagelijks bestuur. 5.3.3 Professionaliseringsbeleid (POP) Het professionaliseringsbeleid vloeit zoveel mogelijk voort uit de POP gesprekken. Scholing vindt vooral plaats op teamniveau. Waar nodig kan ook individuele scholing worden toegepast. Bij professionalisering wordt gedacht aan begeleiding en coaching op de werkvloer, het gebruik maken van externe begeleiding in het kader van de vernieuwing of verbetering van het huidige onderwijs en het volgen van cursussen (nascholing). De richting van de nascholing die wij op onze school willen realiseren wordt gekenmerkt door de aandacht voor het versterken van de didactische vaardigheid van de leerkrachten. 5.3.4 Beoordelingsgesprekken Indien een verandering in de rechtspositie van het personeelslid plaatsvindt, heeft vooraf een beoordelingsgeprek plaats. Het eindgesprek aan het einde van het schooljaar heeft het karakter van een beoordelingsgesprek.
43
Versie december 2014
De criteria die gehanteerd worden bij het houden van een beoordelingsgesprek worden ontleend aan de functiebeschrijving in het Rpbo en de functie- en taakomschrijvingen uit het beroepsprofiel leraar reformatorisch primair onderwijs. 5.3.5 Beloningsbeleid Met ingang van 1 augustus 2011 is er aan school een leerkracht met een LB-functie benoemd. Deze leerkracht heeft een belangrijke rol in de school. Zij is anspreekpunt als de directeur afwezig is en heeft ook een duidelijk leidende rol binnen de school.
5.4
Arbeidsomstandighedenbeleid
5.4.1 Doelstelling van het arbobeleid De zorg voor arbeidsomstandigheden is gericht op de verbetering van veiligheid, de gezondheid en het welzijn op het werk, alsmede op het terugdringen van ziekteverzuim. Deze zorg is van toepassing op zowel het personeel als de leerlingen. 5.4.2 De organisatie van de arbozorg In het team is de directeur degene die het arbobeleid stimuleert, coördineert en bewaakt. De wijze waarop het arbobeleid vorm krijgt wordt beschreven in een arboplan. Het inventariseren van de knelpunten, het bepalen van de prioriteiten, het opstellen van een plan van aanpak, het nemen van maatregelen en het uitvoeren van voortgangscontrole vormen daarin de hoofdstukken. Tevens behoort het ontwerpen van diverse plannen, zoals het ontruimingsplan en het calamiteitenplan, tot de taak van de arbocoördinator en de BHVers. 5.4.3 Veiligheid, gezondheid en ergonomie Periodiek wordt een algemene schoolverkenning door de arbodienst uitgevoerd. Door middel van deze algemene schoolverkenning worden de knelpunten ten aanzien van veiligheid, gezondheid en ergonomie in kaart gebracht. Vanuit deze inventarisatie werd een plan opgesteld om aan te werken. De uitwerking is te vinden in het arboplan. Het ontruimingsplan is gereed en operationeel. Het calamiteitenplan is nog in ontwikkeling. De bedrijfshulpverlening is opgezet en de daarvoor aangestelde personen volgen de daarvoor bestemde cursussen. 5.4.4 Welzijn Het welzijn van de personeelsleden komt aan de orde in de functioneringsgesprekken. Op school wordt aandacht besteed aan de kwantitatieve werkdruk door te werken met een taakbelastingsbeleid n.a.v. taakinventarisatie. Het blijkt dat de kwalitatieve werkdruk als hoog ervaren wordt. Allerlei voorschriften en vernieuwingen vragen de nodige aandacht en energie. Verder wordt er van de leerkracht steeds meer registratie e.d. verwacht. Op school is een regeling vastgesteld rond seksuele intimidatie. Deze regeling is te vinden in de directiekamer. In dit kader is ook een vertrouwenspersoon aangesteld. Deze wordt genoemd in de schoolgids. 5.4.5 Ziekteverzuim Door het creëren van een prettige werksituatie, het letten op de kwantitatieve en de kwalitatieve werkdruk proberen we het ziekteverzuim, in het kader van de verzuimbeheersing, zo laag mogelijk te houden. Hoewel we beseffen dit niet in de hand te hebben, mogen we concluderen dat dit percentage de laatste 4 jaar laag is.
44
Versie december 2014
In het kader van de verzuimbegeleiding zijn er afspraken gemaakt over de ziekte- en herstelmeldingen. Er zijn regelingen getroffen voor het begeleiden en het bezoeken van zieke collega’s en zieke leerlingen. Vanzelfsprekend zijn er ook de contacten en besprekingen met de bedrijfsgezondheidsdienst over het ziekteverzuim en de ziektebegeleiding. 5.4.6 Algemene beleid betreffende gezondheid Rookbeleid Er mag in school niet worden gerookt. Het gebouw dient rookvrij te zijn. Leerlingen en collega’s kunnen hinder ondervinden van de rook. Deze klachten kunnen eenvoudig worden voorkomen door roken in het gebouw niet toe te staan. Beleid bijzondere groepen Medewerkers die kwetsbaar zijn verdienen bescherming bij de uitoefening van hun werk. Voor mensen met een handicap worden passende maatregelen genomen om hun werk uit te kunnen voeren. Mits dit binnen de grenzen van redelijkheid blijft. Voor zwangere vrouwen wordt zoveel als mogelijk is, gezorgd dat het werk hun belastbaarheid niet te boven gaat. In bovengenoemde gevallen geldt vanzelfsprekend wel dat de werknemers in staat zijn hun functie naar behoren uit te voeren. We streven naar een optimale situatie voor deze werknemers. Beleid tegen alcohol, medicijnen en drugs Het is verboden onder schooltijd alcohol te gebruiken. Het gebruik van drugs is in en buiten school niet gewenst. Bij problemen met alcohol en drugs wordt dit besproken met de werknemer. Als het gebruik van medicijnen de alertheid van werknemers vermindert, dient dit gemeld te worden bij de directie. Het gebruik van medicijnen mag geen onveilige situaties veroorzaken. Als dit wel het geval is, kan de werknemer zijn / haar functie niet uitoefenen. 5.4.7. Maatregelen tegen agressie en geweld Agressie en geweld willen we voorkomen en terugdringen met de volgende maatregelen: Voorlichting aan collega’s zodat zij op de hoogte zijn van het feit dat agressie en geweld niet geaccepteerd worden. Op agressief of gewelddadig gedrag volgen sancties. Dat begint met een berisping maar kan eindigen in een aangifte bij de politie.
45
Er is een klachtencommissie. Daar kunnen werknemers terecht met hun klachten over agressie en geweld. Via een klachtencommissie kan agressie en geweld in een vroeg stadium worden gesignaleerd. Werknemers kunnen praten met de directie als ze ergens mee zitten. Daar is tijd en ruimte voor. Ook kan de vertrouwenspersoon hiervoor ingeschakeld worden. De werknemers zijn op de hoogte wie de vertrouwenspersoon is (Zie schoolgids). Klachten over agressie en geweld worden verzameld in een rapport. De situatie in en rond het gebouw zijn dusdanig dat geweld en agressie snel opgemerkt kunnen worden. Werknemers kunnen eventueel een training volgen over hoe zij moeten omgaan met agressief gedrag. Bij een incident met agressie en geweld is het belangrijk dat de werknemer dit meldt bij de directie of de vertrouwenspersoon.
Versie december 2014
3.5
Beleidsvoornemens
Continuering van het ingezette proces van de gesprekkencyclus en de POP’s Dit is een doorgaand proces van verder professionaliseren. Nascholing laten samengaan met het beleid van de school. Verschillende documenten in het kader van personeelsbeleid actueel houden. Daar waar nodig aanpassingen doen. Arboplan opstellen
46
Versie december 2014
6.
Communicatie
De school staat in een maatschappelijk krachtenveld. Door Idenburg is dat weergegeven in een relatieschema. Na hem hebben anderen het bewerkt en aangepast. Hieronder geven we een aan de tijd aangepaste versie weer:
Het relatieschema geeft een overzicht van de externe relaties tussen verschillende maatschappelijke krachten en instituties enerzijds en het onderwijssysteem anderzijds. Het relatieschema geeft duidelijk aan dat de school geen op zichzelf staand, autonoom instituut is, maar een plaats heeft in een maatschappelijk bestel en op grond daarvan slechts een relatieve autonomie heeft. Het hoofdstuk wordt ingedeeld naar een beschrijving van interne- en externe communicatie.
47
Versie december 2014
6.1
Interne communicatie
De formele kant van de interne communicatie laat zich in kaart brengen door de volgende matrix: Bestuur
Directie
Ouders
MR
CvT
Schoolbezoek
Afscheidsavond Ledenvergadering
Adviseert bestuur Gezamenlijke vergaderingen Notulen
Gezamenlijk overleg
Gezamenlijk overleg
Bestuur
Dagelijks bestuur commissies
Directie
ManagementVerdeling van statuut directietaken Adviseur Functioneringsgesprek Schoolbezoek Personeelsbeleid Team
Personeels ver- Nieuwsbrief gaderingen Schoolkrant Schoolgids Spreekavonden
Vergaderingen bij wonen
Klachtencommissie
Spreekavonden Rapporten Ouderbezoeken
Personeelsgeleding in MR
Ouders
Schoolgids Ledenvergadering
Nieuwsbrief Schoolkrant
Rapporten Ouderavond Ouderbezoeken Schoolkrant
Klachtencommissie
Informatie
MR
Gezamenlijk overleg
Gezamenlijk overleg
Jaarverslag MRvergaderingen
Gezamenlijk overleg
CvT
Gezamenlijk overleg
Gezamenlijk overleg
Gezamenlijk overleg
CvT vergaderningen Jaarverslag
Personeel
Bestuursen vergaderingen en functioneringsgesprek
Personeel
6.1.1 Het bestuur Het bestuur Het bestuur van de vereniging kent een verdeling naar algemeen bestuur en dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter, de secretaris en de penningmeester. Er wordt gewerkt volgens het model Besturen op hoofdlijnen. Er is een strategisch beleidskader opgesteld en een managementstatuut. De directie zal een aantal keren een managementrapportage uitbrengen ten behoeve van het bestuur. De voortgang van het proces wordt dan geëvalueerd. De penningmeester is betrokken bij de financiële kant van de zaak. Het bestuur en de directie Het bestuur heeft de taken en bevoegdheden van het bestuur in relatie met de directie vastgelegd in een managementstatuut. In het managementstatuut is vastgelegd waar de verantwoordelijkheden liggen van de directie. Het bestuur en het personeel De rol van het bestuur ten opzichte van het personeel komt tot uitdrukking in het personeelsbeleid van het bestuur. De rol van het bestuur komt met name tot uitdrukking in de sollicitatieprocedure bij een vacature. Het contact met het personeel vindt plaats door schoolbezoeken en de kerstbijeenkomst.
48
Versie december 2014
De schoolbezoeken vinden vijf keer per jaar plaats. Iedere keer worden er twee leerkrachten bezocht. De bijgewoonde lessen worden met de desbetreffende leerkracht besproken. Het bestuur en de ouders Het bestuur communiceert met de ouders als de wettige vertegenwoordigers van de leerlingen op de school. De communicatie verloopt in de meeste situaties via de directie van de school. Het bestuur stelt documenten en regelingen vast. Door de directie worden deze gebruikt in de communicatie met de ouders. Hierbij gaat het om documenten als schoolgids, schoolplan en jaarverslag en om regelingen als klachtenregeling e.d.. Er is een MR aan onze school verbonden. Er is gekozen voor een MR als adviesorgaan. Het bestuur is verplicht voor- en naschoolse opvang te regelen. Geen van de ouders vraagt het bestuur om hierin te voorzien. Jaarlijks zal opnieuw geïnventariseerd worden of er behoefte bestaat voor voor- en naschoolse opvang. Als dit het geval mocht zijn, dan gaat het bestuur in gesprek met deze ouders om tot een passende oplossing te komen. 6.1.2 De directie De directie De directie wordt gevormd door de directeur. Een leerkracht is benoemd in een LBfunctie. Een van de verantwoordelijkheden is de directeur te vervangen bij afwezigheid. De directie en het personeel De directie heeft veel uitvoerende taken in het kader van het personeelsbeleid. Het gaat hierbij om het uitvoeren van IPB. De directie heeft tot taak goede arbeidsomstandigheden te creëren, zoals dat tot uitdrukking komt in het arbobeleid van de school. Hieronder vallen niet alleen de ergonomische omstandigheden, maar ook het omgaan met kwantitatieve en kwalitatieve werkdruk van de medewerkers door het voeren van een goed taakbelastingbeleid. De directie geeft met een gemandateerde taak vanuit het bestuur leiding aan de school en het team. In overleg met het team worden besluiten genomen over de uitvoering van het schoolbeleid in de dagelijkse schoolpraktijk. De directie en de ouders De ouders krijgen door middel van de schoolgids zicht op het onderwijs dat de school biedt en welke resultaten dat oplevert. In het schoolplan, dat op school ter inzage ligt voor de ouders, kunnen zij lezen welk beleid de school in de komende jaren voor ogen staat. Daarnaast worden de ouders door middel van de wekelijkse nieuwsbrief en de schoolkrant (drie keer per jaar) op de hoogte gehouden van allerlei onderwijszaken en het wel en wee op de school. De school heeft een website waarop de belangrijkste gegevens van de school te vinden zijn. 6.1.3 Het personeel Het personeel Eén van de personeelsleden is aangesteld als vertrouwenspersoon in het kader van de regeling seksuele intimidatie. De regeling seksuele intimidatie is te vinden in de directiekamer.
49
Versie december 2014
Het personeel en de ouders Drie maal per jaar wordt aan de ouders rapport uitgebracht over de vorderingen van de leerlingen. Dit gebeurt vanaf het einde van groep 1 schriftelijk in het rapport. Daarnaast is er twee maal per jaar een 10-minuten-spreekavond om met de ouders te spreken over de ontwikkeling en de vorderingen van de leerlingen. Tevens wordt bij de ouders van elke leerling een bezoek gebracht. Als de leerkracht een leerling twee jaar in de klas heeft, wordt in het tweede jaar geen ouderbezoek afgelegd, behalve als er zich bijzondere omstandigheden voordoen. Indien er extra zorg in de groep of speciale zorg in of buiten de groep aan een kind gegeven wordt, worden ouders hiervan op de hoogte gesteld. Is er hulp van buiten de school nodig voor een leerling, dan wordt hierover vooraf en tijdens de hulpperiode met de ouders overlegd. In deze situatie kan een handelingsplan voor het onderwijs aan deze leerling opgesteld worden, waarvan de ouders ook altijd in kennis gesteld worden. 6.1.4 De ouders De ouders De procedure voor klachtenbehandeling staat in de schoolgids. De regeling voor de klachtencommissie ligt ter inzage op school. De regeling voor de klachtencommissie is te vinden in de directiekamer. 6.2
Externe communicatie
6.2.1 De ouders van toekomstige leerlingen Aan de ouders van toekomstige leerlingen wordt een schoolgids overhandigd om hen in staat te stellen een beredeneerde schoolkeuze te kunnen maken op grond van het beeld dat in de schoolgids van de school geschetst wordt. De directeur voert met de ouders een gesprek om duidelijk te maken wat we voor een school zijn en wat er van ouders wordt verwacht. Van de ouders van toekomstige leerlingen wordt verwacht dat zij de grondslag en de doelstelling van de vereniging, zoals deze verwoord zijn in de artikelen 2 en 3 van de statuten onderschrijven of respecteren. 6.2.2 Ministerie van OC&W Het Ministerie van OC&W stelt de regelgeving vast waarmee de school te maken heeft. Zij bepaalt ook de kwaliteitseisen waaraan de school heeft te voldoen. Voor de uitvoering van het beleid worden contacten onderhouden met de afdeling DUO van het Ministerie van OC&W. 6.2.3 De gemeente Met de gemeente wordt op verschillende terreinen overleg gevoerd. Dit betreft de huisvesting, de schoolbegeleiding en het gemeentelijk onderwijs achterstandenbeleid. Verschillende vormen van overleg dienen op overeenstemming gericht te zijn. De directeur heeft contacten met de leerplichtambtenaar over in- en uitschrijvingen van leerlingen en over ongeoorloofd schoolverzuim. 6.2.4 Inspectie De onderwijsinspectie heeft de taak de onderwijspraktijk te toetsen aan de wettelijke voorschriften. De controle heeft vooral betrekking op de schooladministratie en op de kwaliteit van het onderwijs op de school. De inspectie toetst de inhoud van de documenten schoolgids (jaarlijks) en schoolplan (4jaarlijks).
50
Versie december 2014
6.2.5 Uitvoeringsorganisaties Vanuit het bestuur en de directie worden contacten onderhouden met diverse uitvoeringsorganisaties. Het betreft de arbodienst, het participatiefonds, het vervangingsfonds en het UWV/ABP. Elke organisatie heeft zo z’n regels waaraan de school zich heeft te houden. De contracten, voor zover deze afgesloten worden met de organisaties, zijn te vinden in de directiekamer. 6.2.6 Dienstverlenende organisaties Het bestuur en de directie onderhouden contacten met verschillende dienstverlenende organisaties: Het bestuur is aangesloten bij de VGS. De VGS ondersteunt het bestuur bij het uitvoeren van de besturende taak en financiële en personele administratie. Vragen betreffende de wet- en regelgeving kunnen daar gesteld worden, alsmede alle vragen op rechtspositioneel gebied. Het bestuur heeft een begeleidingscontract met Centraal Nederland. Centraal Nederland biedt schoolbegeleiding op de terreinen van onderwijsinnovatie en leerlingbegeleiding. Verder zijn er contacten met de G.G.D. in verband met het verlenen van jeugdgezondheidszorg en de mogelijkheid van een logopedische screening. 6.2.7 Samenwerkingsverbanden Het bestuur is aangesloten bij het reformatorische samenwerkingsverband WSNS Berseba. In dit samenwerkingsverband worden de maatregelen besproken die nodig zijn om te voorkomen dat leerlingen verwezen moeten worden naar het speciaal onderwijs. Het samenwerkingsverband geeft in samenwerking met de scholen gestalte aan Passend onderwijs. 6.2.8 Netwerken Op verschillende manieren wordt deelgenomen aan netwerkactiviteiten in de regio. De directeur bezoekt de bijeenkomsten van de directiekring. Binnen deze kring worden actuele zaken besproken en samen uitgewerkt. De intern begeleider maakt deel uit van een netwerk voor Intern Begeleiders. 6.3 -
51
Beleidsvoornemens Het bestuur peilt jaarlijks onder ouders de behoefte aan voor- en naschoolse opvang en neemt maatregelen als er ouders zijn die er gebruik van wensen te maken. Het bestuur stimuleert de mogelijkheden om meer samen te werken met andere besturen in het federatief verband. De school blijft ernaar streven alle vormen van communicatie zo helder mogelijk te houden. Schoolgids, schoolplan, schoolkrant, nieuwsbrief, website en de ouderbezoeken zijn in de communicatie met de ouders wel de belangrijkste middelen.
Versie december 2014
7.
Financieel beleid
De inhoud van dit hoofdstuk is gericht op de financiering van de beleidsvoornemens, zoals deze in de voorgaande hoofdstukken voor de verschillende beleidsterreinen geformuleerd zijn. Door de lumpsumfinanciering is er meer vrijheid om een eigen beleid te voeren. Het voeren van dit eigen beleid heeft positieve kanten. Hierbij weegt de verantwoordelijkheid meer dan voorheen. De verantwoordelijkheid wordt niet alleen gevoeld naar de inhoud van het te voeren beleid, maar ook naar de financiële gevolgen van het eigen beleid. Uitgangspunten van al het beleid zijn verwoord in het strategisch bestuursbeleidskader, dat in 2010 is opgesteld. Het bestuur voert een beleid dat wordt gevoed door een meerjarenvisie. Vanuit deze visie vindt deze schoolplanvorming plaats door de directie inclusief een daaraan gerelateerde begroting. Het door de directeur opgestelde jaarplan met de daaraan gekoppelde financiële begroting voor het komende jaar worden jaarlijks door het bestuur beoordeeld en vastgesteld. Voor wat betreft de exploitatie werkt het bestuur met een door directeur opgestelde en door het bestuur goedgekeurde vijfjaren begroting, waarbij de nadruk ligt op het eerste jaar en waarin tevens de investeringsbegroting opgenomen is. We maken in beginsel gebruik van het VGS-model. Het uitgangspunt is de jaarlijkse exploitatiebegroting sluitend te doen zijn, indien het weerstandsvermogen het toelaat. In deze meerjarenbegroting wordt, wat het onderhoud betreft op basis van het uitgebrachte onderhoudsrapport van Asset, indien nodig, een dotatie toegevoegd aan de betreffende voorziening. Tevens worden daar de onttrekkingen in opgenomen. Met betrekking tot de kengetallen voor liquiditeit, solvabiliteit, weerstandsvermogen en onderwijskwaliteit volgt het bestuur de gewenste normen die door de VGS worden geadviseerd. Het uitgangspunt is dat door de penningmeester en directeur een managementrapportage met verschillenanalyse tussen begroting en werkelijkheid aan het bestuur wordt uitgebracht. Minimaal drie keer per jaar zal deze rapportage worden gepresenteerd aan het bestuur. Bij dreigende budgetoverschrijding wordt dit gemeld aan het bestuur. Het beheer van de overtollige liquiditeit is aan de penningmeester. Er is gekozen voor een traditionele spaarregeling. Op de jaarlijkse ledenvergadering legt het bestuur aan de leden verantwoording af over het gevoerde financiële beleid door middel van de jaarrekening. Voor een verdere concretisering wordt verwezen naar de invulling van de bestuurlijke jaaragenda en de managementrapportages. Het bestuur en de directie laat zich zonodig adviseren door een Financieel Beleidsmedewerker. (FBM-er). Opgemerkt zij ook dat wij aangesloten zijn bij de V.G.S. = Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs te Ridderkerk. Zij behartigen in overleg met het bestuur en de directie voor een groot deel de financiële belangen van onze school.
52
Versie december 2014
7.1
Inkomstenbeleid
7.1.1 De rijksoverheid De school wordt gesubsidieerd vanuit de rijksoverheid. Door de invoering van lumpsum ontvangt de school een totaalbedrag dat op basis van de begroting ingezet wordt voor materiële zaken en de personeelsformatie. De gegevens zijn terug te vinden in de (meerjaren)begroting. 7.1.2 De gemeentelijke overheid De gemeentelijke overheid financiert de huisvesting van de school. Indien nodig zal er een aanvraag bij de gemeente gedaan worden om goede huisvesting te waarborgen. Het gehele onderhoud van de school is sinds 1 januari 2015 de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Daarnaast heeft de gemeente de taak de onderwijsverzorging op het gebied van onderwijsachterstanden op peil te houden. De gemeente heeft een regierol als het gaat over lokaal onderwijs beleid. Als besluitorgaan is het BO (Bestuurlijk Overleg) in het leven geroepen. Hierin participeren alle schoolbesturen van de gemeente Ede. 7.1.3 Overige inkomstenbronnen Collecten en ouderbijdragen Ieder jaar wordt een vrijwillige bijdrage aan de ouders gevraagd. De inkomsten van de ouderbijdrage komen in de kas van de school zelf. De school bekostigt hieruit bijzondere activiteiten zoals Koninginnedag, prijzen, e.d.. Sponsors Voor sommige projecten wordt gebruik gemaakt van financiering door sponsors. Indien sponsors geld beschikbaar stellen voor een project mag dit geen invloed hebben op de inhoud van het onderwijs. Daar waar het gewenst wordt en het mogelijk is, wordt de naam van de sponsor vermeld. De voornaamste vorm van sponsoring is het adverteren in de schoolkrant, waardoor de kosten van deze schoolkrant voor de school zelf, minimaal zijn. 7.2
Uitgavenbeleid
Vanuit de jaarlijkse inkomsten kunnen vanzelfsprekend de uitgaven gerealiseerd worden. Het bestuur heeft veel vaste verplichtingen. De uitgaven zijn terug te vinden in de (meerjaren)begroting. Voor de vervanging van methoden, meubilair, ICT e.d. is een investeringsoverzicht gemaakt. Het bestuur heeft het beleid om het max. aantal fte’s in stand te houden wat op basis van het leerlingenaantal verantwoord is. Daarnaast streeft het bestuur ernaar een (parttime) onderwijsassistente in dienst te hebben. De kosten van deze personeelsleden worden voldaan vanuit de lumpsum inkomsten. Daarnaast worden middelen vanuit de WSNS-gelden gebruikt om de formatie op dit niveau te handhaven. Het bestuur past geen beloningsdifferentiatie toe binnen dezelfde functie. Wel is er een leerkracht benoemd in een LB-functie.
53
Versie december 2014
Belonen zal in de eerste plaats moeten gebeuren door waardering van het werk en uitgeroosterde tijd. Nascholing De kosten voor de nascholing worden ook vanuit de lumpsumuitkering betaald en zijn ook opgenomen in de begroting. 7.2.1 Inzet zorgmiddelen WSNS De middelen die de school ontvangt in het kader van de zorg voor leerlingen via het samenwerkingsverband WSNS (regio Ede) worden besteed in overeenstemming met de doelen en activiteiten die gesteld zijn in het zorgplan van het samenwerkingsverband. 7.3
Beleidsvoornemens
Kwaliteitszorg De kosten voor de kwaliteitszorg zijn beperkt. We ontwikkelen hiervoor ons kwaliteitshandboek en het (IPB) leerkrachtprofiel. Nascholing staat zoveel mogelijk begroot. Onderwijskundig beleid De vervanging van de methoden e.d. staan in de begroting en het investeringsoverzicht vermeld. Personeelsbeleid We willen het aantal groepsleerkrachten optimaal houden. De onderwijsassistent wordt vanuit het lumpsumbudget en/of vanuit de WSNSmiddelen gefinancierd. De administratieve ondersteuning vanuit het lumpsumbudget.
54
Versie december 2014
8 Alle Beleidsvoornemens op een rij Hoofdstuk 3: Ten aanzien van de kwaliteitszorg zijn onze beleidsvoornemens: 1. De kwaliteitszorg wordt gehandhaafd en uitgebouwd door middel van de in de school aanwezige kwaliteitshandboeken. 2. IPB continueren 3. Leerkrachtprofiel verankeren in IPB 4. Gebruik Parnassys 5. I.C.T.: Oriëntatie op de toekomst (gebruik tablets) in verband met vervangen computers in het computerlokaal 6. Zoveel mogelijk werken op vijf niveaus. (1.-stroom, 2. minimale basisstof, 3. basisstof, 4. basisstof+verdieping, 5. +stroom. Verder bieden de leerkrachten van de kleuters een gedifferentieerd aanbod aan de leerlingen. 7. Het vernieuwen van methoden 8. Actueel houden van de orthotheek. 9. Bij alle vakken wordt aan de kerndoelen voldaan. 10. Werken aan pedagogisch klimaat 11. Scholing op het gebied van vakdidactiek 12. Ontwikkelen van een map waarin de schoolpraktijk is vastgelegd (uitvoeringsdeel Schoolplan). 13. Integratie van Peuterspeelzaal in de school 14. Positief kritisch volgen van de ontwikkelingen op gemeentelijk niveau 15. Besturen op hoofdlijnen Hoofdstuk 4: * Beleidsvoornemens Bijbelse Geschiedenis - Evalueren van het vak Bijbelse Geschiedenis - We willen nagaan of er voldoende kennisverwerving is - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier graag een lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens Nederlandse taal - Differentiatie tijdens de taallessen verder uitwerken - In deze schoolplanperiode gaan we een nieuwe Leesmethode invoeren voor groep 3 - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens Begrijpend lezen: - komen tot een uniform systeem van beoordelen bij begrijpend lezen - systematisch zwakke leerlingen ondersteunen - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument - Oriëntatie op een nieuwe methode voor begrijpend lezen * Beleidsvoornemens Engels: - Oriëntatie op het geven van Engels in de onderbouw
55
Versie december 2014
-
We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument.
* Beleidsvoornemens Rekenen en wiskunde: - We gaan na of de methode zo optimaal mogelijk wordt gebruikt - De komende jaren letten we meer op de verschillen tussen kinderen. Differentiatie in instructie, verwerking en tijd vragen blijvend aandacht. - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens Schrijven: - De kwaliteit van het handschrift van de leerlingen gedurende hun schoolloopbaan blijven bewaken - Vervanging van de methode is gekoppeld aan de vernieuwing van de taal/leesmethode. Bij het vervangen van de leesmethode in groep 3 zal ook gekeken worden naar de schrijfmethode. - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens Aardrijkskunde: - Topoprogramma’s aanpassen aan de methode We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument - Orientatie op nieuwe methodes die op de markt zijn * Beleidsvoornemens Biologie: - Techniek een vaste plek in het programma geven - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument - Orientatie op nieuwe methodes voor Biologie * Beleidsvoornemens Geschiedenis: - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - We willen de methode in deze schoolplanperiode vervangen. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. - Samenwerking met Cultura Ede in het kader van het opzetten van een leerlijn voor Erfgoed. * Beleidsvoornemens Bewegingsonderwijs: - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens Sociale redzaamheid: - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben.
56
Versie december 2014
-
Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. Oriëntatie op en aanschaffen van een nieuwe methode sociale vaardigheden.
* Beleidsvoornemens Muziek: - Aanschaffen van instrumenten om de methode goed te kunnen gebruiken - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens Tekenen en handvaardigheid: - Werken met de leergang Uit de kunst vasthouden - We willen ons verdiepen in de manier waarop de opgedane kennis getoetst en beoordeeld wordt. We willen hier één lijn in hebben. - Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. * Beleidsvoornemens ICT ICT geïntegreerd in het onderwijs aanbieden. Beschrijven van de werkwijze en dat vastleggen in een slotdocument. Oriëntatie op toekomstig gebruik van ICT (gebruik computerlokaal, tablets e.d.) * Zorg voor de leerling Met R.T. meer preventief werken in de vorm van pré-teaching. Vasthouden van differentiatie in de groepen. Het uitbreiden van de extra hulp in de groep zelf en meer zorg op maat bieden. Hoofdstuk 5: Personeelsbeleid * Continuering van het ingezette proces van de gesprekkencyclus en de POP’s Dit is een doorgaand proces van verder professionaliseren. * Nascholing laten samengaan met het beleid van de school. * Verschillende documenten in het kader van personeelsbeleid actueel houden. Daar waar nodig aanpassingen doen. * Arboplan opstellen Hoofdstuk 6: Communicatie Het bestuur peilt jaarlijks onder ouders de behoefte aan voor- en naschoolse opvang en neemt maatregelen als er ouders zijn die er gebruik van wensen te maken. Het bestuur stimuleert de mogelijkheden om meer samen te werken met andere besturen in het federatief verband. De school blijft ernaar streven alle vormen van communicatie zo helder mogelijk te houden. Schoolgids, schoolplan, schoolkrant, nieuwsbrief, website en de ouderbezoeken zijn in de communicatie met de ouders wel de belangrijkste middelen. Hoofdstuk 7: Kwaliteitszorg De kosten voor de kwaliteitszorg zijn beperkt. We ontwikkelen hiervoor ons kwaliteitshandboek en het (IPB) leerkrachtprofiel. Nascholing staat zoveel mogelijk begroot.
57
Versie december 2014
Onderwijskundig beleid De vervanging van de methoden e.d. staan in de begroting en het investeringsoverzicht vermeld. Personeelsbeleid We willen het aantal groepsleerkrachten optimaal houden. De onderwijsassistent wordt vanuit het lumpsumbudget en/of vanuit de WSNSmiddelen gefinancierd. De administratieve ondersteuning vanuit het lumpsumbudget.
58
Versie december 2014