Schoolondersteuningsplan CS De Hoven, locatie Calvijn
Mei 2015 Pagina 1
Inhoud
1.
Visie en kaders
1.1.
Visie vanuit de stichting
1.2.
Visie vanuit de school
2.
De inrichting van ons onderwijs
2.1.
Aannamebeleid
2.2.
Indeling op niveau, streaming
2.3.
Differentiëren naar niveau, bevorderingsnormen
2.4.
Pedagogisch en didactisch concept
2.5.
Loopbaanbegeleiding
2.6
Differentiatie binnen de lessen
2.7
Ouderparticipatie
2.8
Ambitie
3.
De basisondersteuning die u mag verwachten
3.1.
Zorgstructuur
3.2.1 Mentoraat 3.2.2. Peersupport 3.2.3 Mentavergadering 3.3.1 Zorgcoördinator 3.3.2 IOO 3.3.3 Vertrouwenspersoon 3.3.4 Dyslexie 3.3.5 Hulpmiddelen ICT
3.4
Mogelijkheden binnen de school als extra ondersteuning
Pagina 2
3.4.1. Huiswerkklas 3.4.2. Faalangstreductietraining 3.4.3. Sociale vaardigheidstraining 3.4.4. Individueel mentoraat
3.5.1 Het Zorgadviesteam (ZAT) 3.5.2 Ambulante begeleiding voor leerling met een beperking 3.5.3 Gezondheidsproblemen 3.5.4 Ambitie
4.
Protocollen: (kort benoemen, document kan in de bijlage)
4.1.
Pestprotocol
4.2.
Protocol bij overtreding Gedragsregels
4.3.
Protocol Dyslexie
4.4.
Protocol Dyscalculie
4.5
Veiligheidsplan
5.
Mogelijkheden die er zijn als er meer nodig is dan de school kan bieden
5.1.
Samenwerkingsverband VO: SCP, ATLV (voormalig KPCL)
5.2.
Scala: Rebound
5.3.
Scala: Op de Rails
5.4.
Onderlinge uitwisseling tussen de scholen
5.5.
VSO scholen
Bijlagen; -
Protocollen
1.1. Visie vanuit de Stichting
Pagina 3
Op basis van haar statutaire grondslag ziet de stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs voor de regio Alblasserwaard- Vijfheerenlanden (CVO-AV) het als haar missie om Voortgezet Onderwijs vorm laten geven, • waarbij Christelijk geloof als inspiratiebron voor leven en opvoeden wordt gehanteerd, • dat gericht is op de maximale versterking van talenten en kwaliteiten van leerlingen en medewerkers en • dat zowel in de organisatie als de inhoud is gericht op de eisen en behoeften van mens, maatschappij en omgeving. Het is de uitwerking van deze missie in visies (op verschillende niveaus) en praktijk, waar het CvB zich verantwoordelijk voor voelt, verantwoordelijkheden voor mandateert en verantwoording voor aflegt in de richting van de Raad van Toezicht, de overheid en de overige interne en externe stakeholders of belanghebbenden van de Stichting. Het CvB hanteert als centrale toetssteen voor de uitwerkingen van de bovenstaande missie in visie en praktijk, het door Prof. Stevens benadrukte (voor goed onderwijs essentiële) begrippendrietal Relatie Autonomie Competentie Het CvB ziet alle bovenstaande missiekenmerken vervat in de samenhang van deze drie begrippen. Relatie heeft betrekking op: -
het voor de stichting wezenlijke aspect van het opvoeden en samenwerken vanuit de Christelijke inspiratiebron en het mogelijk ervaren van een relatie met God;
-
het essentiële van een goede relatie tussen een leerling en zijn leraar/begeleider om tot optimale ontwikkeling te kunnen komen (“zonder relatie geen prestatie”), evenals van die tussen een medewerker en zijn of haar leidinggevende, de relatie tussen leerlingen onderling, de medewerkers onderling en de relatie die men heeft tot zichzelf;
-
het belang van een goede verbondenheid met de omgeving en de wereld, opdat de juiste inhoudelijke keuzen gemaakt worden (waar bereiden we de kinderen op voor; welke steun en betrokkenheid krijgen we in ons werk uit de omgeving en tonen we aan de omgeving). Autonomie: Als er een mate van “regelruimte” oftewel keuzemogelijkheid is, blijkt er minder stress en meer motivatie en creativiteit (en bij leerlingen: betere leerresultaten) te zijn. Competentie: Wezenlijk voor groei, zelfbewustzijn en plezier in je werk is, dat je bewust ervaart dat je iets kunt, of iets hebt geleerd, wat je eerder niet kon, of iets kan wat anderen niet kunnen. Belangrijk is enerzijds dat dingen kunt of leert “die er toe doen” en anderzijds, dat je het gevoel heb dat je je kernkwaliteiten (verder) kunt ontwikkelen. Gerichtheid op ontwikkeling, op groei en leren en op aansluiten bij iemands kracht zijn derhalve zaken waar de hele schoolorganisatie van doordrongen dient te zijn.
In de “CVO-AV visie” is het op bovenstaande wijze gericht zijn op deze drie begrippen essentieel voor het creëren van een optimaal geheel van welbevinden, persoonlijkheidsontwikkeling en leerresultaten. 1.2. Visie vanuit de school Pagina 4
Calvijn is een niet al te grote school voor vmbo-gl/tl en voor de eerste drie leerjaren van HAVO en VWO. De school telt ongeveer 530 leerlingen en 65 personeelsleden. De christelijke identiteit is een belangrijk uitgangspunt voor het onderwijs op Calvijn, evenals de begeleiding van leerlingen. Wij willen gedegen, maar ook vernieuwend onderwijs bieden. Ons motto is: christelijke inspiratie, persoonlijke aandacht, gedegen en eigentijds onderwijs. De Bijbel is een belangrijk uitgangspunt voor ons werk. We doen ons best om onze leerlingen tot hun recht te laten komen en hun persoonlijke aandacht te geven. Onze christelijke inspiratie proberen we door te geven aan de leerlingen. Hierop zijn we aanspreekbaar. Calvijn is een doorstroomschool. Met de basisscholen en vervolgonderwijs is dan ook op diverse momenten in het jaar overleg. Een voorbeeld hiervan is het overleg met de basisscholen over het vak Engels. Resultaten worden aan elkaar doorgegeven. In overleg met de basisscholen proberen we zo veel mogelijk aan te sluiten op de kennis die de leerlingen al hebben. We hechten aan een warme overdracht. Niet alleen binnen Calvijn, maar ook bij instroom in de brugklas. Teamleiders en zorgcoördinator hebben al voor het begin van de cursus overleg met de leerkrachten van groep 8 en informeren de mentoren. Deze zien hun mentorleerlingen al op de kennismakingsmiddag en vervolgens op de startdag. Zo bouwen ze al snel een goede band op met hun leerlingen. Ook bezoeken ze, zo nodig, aan het begin van de cursus de leerling thuis. Als leerlingen zich inschrijven op Calvijn draagt de school de verantwoordelijkheid om hen zo goed mogelijk te begeleiden, waardoor de geleverde prestaties overeenkomen met de aanwezige kwaliteiten. Leren leren krijgt vooral in de brugklas extra aandacht. ICT wordt o.a. ingezet om goed om te kunnen gaan met verschillen in de klas. In cursusjaar 2015-2016 werken alle havo/vwo klassen en de vmbo brugklas met een tablet. Bij de begeleiding staat naast het presteren het welbevinden van de leerlingen centraal. Zo bereidt Calvijn de leerlingen voor op een hen passende vervolgopleiding.
Pagina 5
2. De inrichting van ons onderwijs 2.1. Aannamebeleid Met de basisscholen is goed overleg over plaatsing van de leerlingen in de brugklas. Het advies van de leerkracht van de basisschool is leidend voor plaatsing. De citoscore en het drempelonderzoek geven aanvullende informatie. 2.2. Indeling op niveau Het eerste leerjaar In het eerste leerjaar wordt ernaar gestreefd de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen. In de mentorlessen, die gedurende het schooljaar één uur per week gegeven worden, wordt aandacht besteed aan de kennismaking met de nieuwe school en elkaar, het leren studeren en een goede werkhouding. Daarnaast wordt er in de periode van oktober tot en met mei waar nodig (vakgericht) begeleiding gegeven (dit geldt ook voor de leerjaren 2 en 3, daar waar het rooster dit toelaat). Er is bewust gekozen voor niet te veel leervakken in de brugklas en ruime aandacht voor de kunstzinnige vorming: muziek, tekenen en handvaardigheid. Het eerste brugjaar is in twee afdelingen verdeeld: enerzijds de VMBO/HAVO–afdeling en anderzijds de HAVO/VWO–afdeling. In de loop van het eerste brugjaar wordt bekeken a. welke leerlingen in de VMBO/HAVO– afdeling geschikt zijn voor het 2e leerjaar VMBO; b. welke leerlingen in de VMBO/HAVO– afdeling geschikt zijn voor het 2e leerjaar Havo; c. welke leerlingen in de HAVO/VWO–afdeling beter eerst een VMBO–opleiding kunnen volgen; De overige leerlingen gaan door naar het tweede leerjaar HAVO of VWO.
Het tweede leerjaar Het tweede leerjaar bestaat uit drie afdelingen: a. VMBO b. HAVO c. VWO
Het derde leerjaar
Pagina 6
Het derde leerjaar bestaat uit drie afdelingen: a. VMBO b. HAVO c. VWO
Het derde leerjaar VMBO is een zogenaamd voorexamenjaar. Hierdoor tellen sommige resultaten mee voor het eindexamen. Alle leerlingen volgen een beroepsgericht vak om zich te oriënteren op een bepaalde sector c.q. beroepsgroep. In het examendossier worden in ieder geval de vakken maatschappijleer, KV1 (kunstvakken 1) en lichamelijke opvoeding opgenomen. Daarnaast is er nog een aantal verplichte en keuzevakken voorgeschreven. Aan het eind van het derde jaar wordt een definitief examenpakket gekozen voor het vierde leerjaar.
De lessentabellen voor het derde leerjaar HAVO en VWO zijn vrijwel gelijk. De leerstof in het derde leerjaar HAVO wijkt weinig af van die in het derde leerjaar VWO. Inhoudelijk wordt er in het VWO dieper op de onderwerpen ingegaan en ligt het tempo hoger. In de loop van het derde leerjaar VWO vindt de keuze plaats voor de in het vierde leerjaar te volgen vakken en profielen; ook voor het HAVO wordt er in dit derde leerjaar een keuze gemaakt voor één van de profielen in de bovenbouw. Om de keuze te vergemakkelijken, verzorgt de decaan een uitvoerige voorlichting door middel van circulaires, voorlichtingsbijeenkomsten en gesprekken met zowel leerlingen als ouders. De leerlingen die geschikt zijn voor de HAVO– en VWO bovenbouw kunnen deze opleiding volgen op locatie Lyceum Oudehoven aan de Hoefslag te Gorinchem.
Het vierde leerjaar VMBO In het eindexamenpakket zitten de verplichte vakken Nederlands, Engels en maatschappijleer. Alle leerlingen volgen in het eindexamenjaar een achtste vak, namelijk technologie. De leerlingen die aangeven na het examen verder te willen gaan in de Tweede Fase kunnen in plaats van technologie een theorievak extra meenemen. Daarnaast hebben leerlingen die binnen de vakken van hun nieuwe vakkenpakket gemiddeld het cijfer 7.0 halen op het overgangsrapport naar VMBO4 ook de mogelijkheid om een vak te kiezen. De mogelijkheid hiertoe hebben ook die leerlingen die binnen genoemd vakkenpakket 6.8 of 6.9 gemiddeld halen. Zij hebben, als de overgangsvergadering hen een positief advies meegeeft, ook de mogelijkheid om te kiezen voor een theorievak, mits er ruimte is bij het gekozen vak. Voor de leerwegen in het vierde leerjaar moet het vakkenpakket passen in één van de sectoren.
Pagina 7
De samenstelling van de sectoren is: sector economie: economie + Frans of Duits of wiskunde sector techniek: wiskunde + nask 1 sector zorg en welzijn: biologie + geschiedenis of aardrijkskunde of wiskunde sector landbouw: wiskunde + nask 1 of biologie
2.3. Bevorderingsnormen Zie hiervoor de jaargids.
2.4 Pedagogisch en didactisch concept Calvijn biedt gedegen en eigentijds onderwijs aan. Docenten worden gestimuleerd om kennis te nemen van de nieuwste didactische ontwikkelingen en om onderwijsvernieuwingen door te voeren als deze ook een verbetering zijn. Bij de keuze voor bepaalde didactiek laten we ons leiden door de verschillen die er zijn tussen leerlingen, klassen en onderwijsniveau. Deze kennis halen docenten o.a. uit deelname aan de Regio- en de CVO-academie. Daarnaast nemen collega’s binnen de verschillende secties deel aan cursussen op dit gebied die buiten de school worden aangeboden door o.a. CPS, KPC enz. Op Calvijn hebben de secties goede afspraken over de te behandelen stof per leerjaar. In sectievergaderingen wordt dit geëvalueerd en zo nodig aangepast. Er zijn afspraken over lesopzet en aanpak. Zo is er bij veel vakken de mogelijkheid dat de laatste 10 minuten van de les gebruikt worden voor het opgegeven huiswerk. Ook is er overleg met de basisscholen over de doorlopende leerlijnen van de vakken Engels, Nederlands en wiskunde. Daarnaast is er specialistische kennis beschikbaar via het SWV. In het kader van passend onderwijs praten de ambulant begeleider van Yulius, SMW en de orthopedagoog, collega’s regelmatig bij over de ondersteuningstrajecten die binnen onze school lopen. Zo worden de kennis en kunde van de docenten vergroot en blijven ze toegerust om aan leerlingen de stof op een adequate manier aan te bieden. 2.5
Loopbaanbegeleiding
De decaan geeft hulp bij het kiezen van een beroep of vervolgopleiding. Naast deze hulp wordt er ook geadviseerd bij het kiezen van de juiste vakken voor het vakkenpakket en bij de profielkeuze. Het decanaat beschikt hiervoor over ruime documentatie. In de leerjaren twee, drie en vier worden er keuzebegeleidingslessen gegeven.
Pagina 8
2.6
Differentiatie
Bij passend onderwijs is de individuele leerling het uitgangspunt voor de manier waarop de lesstof wordt aangeboden. Het docententeam is ervan overtuigd dat differentiëren daarbij essentieel is. In april is voor het hele team de kickoff voor de aanpak van differentiëren gegeven d.m.v. een studiedag, georganiseerd door het KPC. Bij veel vakken wordt hiermee al langer geëxperimenteerd. Enkele collega’s hebben in de cursus 2014-2015 de training van het Tiener College gevolgd. Een aantal docenten heeft via de CVO-academie een workshop differentiëren gevolgd en is hiermee aan het experimenten. Bij de determinatie binnen de havo/vwo-afdeling wordt, naast de resultaten, ook gekeken naar de persoonlijke en studievaardigheden van leerlingen.1
Voor elk vak gaan we een leerlijn opstellen waarin is aangegeven hoe we omgaan met leerlingen die meer of minder dan gemiddelde capaciteiten hebben in een bepaald vak. Bij alle theorievakken worden digitale middelen, zoals methodesites, ingezet om leerlingen die zwakker scoren dan gemiddeld op niveau te krijgen. Door te differentiëren zijn er allerlei manieren bedacht om zwakke leerlingen extra te ondersteunen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van Flipping the classroom, Edmodo, Classmint enz. Leerlingen
die bovengemiddeld scoren worden uitgedaagd door hun verdiepingsstof aan te bieden.
Bij de determinatie binnen de havo/vwo-afdeling wordt, naast de resultaten, ook gekeken naar de persoonlijke en studievaardigheden van leerlingen. 1
2.7
Ouderparticipatie
De mentor is het eerste aanspreekpunt voor ouders. Daarnaast worden ouders geïnformeerd op ouderavonden, lerarenspreekuur en diverse thema-avonden. Calvijn heeft een ouderklankbordgroep. Deze groep ouders komt 3 keer per cursus bij elkaar. Samen met het lmt praten zij over allerlei zaken betreffende school. Zij hebben een adviserende rol. Daarnaast is er de oudergeleding van de deelraad. In de OPR (Ondersteuningsplanraad), controlerend orgaan van het Samenwerkingsverband zijn ook ouders van Calvijn vertegenwoordigd. Tenslotte zijn er enkele ouders als vrijwilliger bezig in de mediatheek en ondersteunen zij de docenten door deel te nemen aan excursies, te assisteren bij een klassenfeest, klusjes te doen binnen de school enz.
1
Zie bijlage 1: Determintatieformulier.
Pagina 9
2.8
Ambitie
Door gedifferentieerd les te geven werken we er als team aan elke leerling zo goed mogelijk aansluitend bij zijn/haar behoefte onderwijs te bieden. Dit is het tweede en tevens laatste jaar dat collega’s buiten de les om hun bijdrage leveren aan het begeleiden van individuele leerlingen op het gebied van plannen, leren samenvatten, begrippen oefenen enz. Dit ‘Samen Leren’ traject zal volgend jaar geïntegreerd worden in de lestijd. Dit traject wordt uitgelegd in 3.6 Het extra mentoruur/begeleidingsuur geeft voor deze ondersteuning dit jaar, maar ook het komend schooljaar meer ruimte. Met het oog op passend onderwijs is gedifferentieerd lesgeven, om zo beter de individuele leerling te bereiken voor alle secties een belangrijk streven. De komende jaren gaan we proberen ook doorlopende leerlijnen op te stellen, kijkend naar het MBO. Hiervoor gaan we in overleg met het MBO ( het overleg met het PO is al gestart, zie pedagogisch-didactisch concept blz 15) De binassectie is in de cursus 2014-2015 begonnen met het vak science in de brugklas. In de komende cursus wordt de uitbreiding naar leerjaar 2 voorbereid.
Pagina 10
3 3.1
Wat mag u als basisbegeleiding van ons verwachten? Zorgstructuur
De zorgstructuur op Calvijn kunnen we onderverdelen in eerste-, tweede- en derdelijns zorg. De eerste lijn bestaat uit de mentoren, vakdocenten en het onderwijsondersteunend personeel. Een goede relatie, duidelijke structuur, heldere regels en aansluiten bij de leerling (wat werkt wel en niet) zijn voor ons heel belangrijk in de omgang met de leerlingen. Het tijdig signaleren van leer- en gedragsproblemen is een belangrijke taak van mentoren, vakdocenten en onderwijsondersteunend personeel. De mentor is de spil in de ondersteuning van de leerlingen. Hij/zij is de contactpersoon tussen leerling, ouders en school en houdt dossier bij in SOM. De tweede lijn omvat alle extra ondersteuning die we binnen school bieden. Te denken valt aan het bieden van extra vakondersteuning binnen de extra begeleidingsuren, de begeleiding door een dyslexie-coach, ICT-voorzieningen, de begeleiding van leerlingen met sociaal-emotionele problematiek, enzovoort. De zorgcoördinator is degene die alle extra ondersteuning coördineert. In het IOO (intern ondersteuningsoverleg) worden leerlingen besproken die extra ondersteuning nodig hebben. De derde lijn zijn alle externe personen en instanties die bij de begeleiding en ondersteuning van onze leerlingen betrokken zijn. Het gaat hierbij om het ZAT (zorgadviesteam) de ambulant begeleiders van SPON (cluster 3) en Yulius (cluster 4) die opgenomen zijn in het SWV, de leerplichtambtenaar, de orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werk, Edumind, de GGD n de Jeugdteams in de verschillende gemeenten van Zuid-Holland Zuid. 3.2
Eerste lijn
3.2.1 Mentoraat De mentor is de spil in de begeleiding van de leerlingen. Hij/Zij begeleidt gedurende het hele schooljaar de leerlingen in hun sociale ontwikkeling en bij studievaardigheden. Gedurende die periode is de mentor de vaste contactpersoon tussen leerling, ouders en school. De mentor ziet zijn/haar mentorleerlingen minimaal 2 lesuren in de week. Het klassieke mentoruur wordt gebruikt om te praten over allerlei zaken betreffende school, maar ook stimuleert de mentor hierin de sociaal-emotionele vaardigheden en de studievaardigheden van de leerlingen. In het rooster staat een extra mentoruur ingeroosterd (MG) waarin er mentorgesprekken gevoerd worden. De mentor streeft ernaar drie maal per jaar met iedere leerling zo’n gesprek te hebbenDe mentor is niet de enige die zich bezighoudt met de begeleiding van leerlingen. Veel zaken kan hij/zij zelf afhandelen, maar er zijn ook personen binnen en buiten de organisatie naar wie de mentor kan doorverwijzen. Voor de nieuwe mentoren is er jaarlijks de training vanuit het samenwerkingsverband. Het lmt stimuleert de mentoren om bij te blijven en uit te kijken naar mogelijke bijscholing. De Regio- en CVO-academie kunnen hierin een rol spelen. In de domeinbijeenkomsten is er aandacht voor intervisie.
Pagina 11
3.2.2 Peer Support Bij Peer Support gaat het om begeleiding van leerlingen door leerlingen. Er is geen sprake van een gezagsverhouding. Zo worden leerlingen geholpen die problemen hebben zoals ruzie, conflicten, roddelen en pesten. Zo’n helpende leerling noemen we een lentor. Maar ook als leerlingen zich eenzaam voelen of verdrietig kunnen leerlingen naar de lentor toe gaan. 3.2.3 Mentavergadering Tijdens de mentavergadering staat het gedrag van de leerling centraal. In deze vergadering richten we ons op leerlingen die gedragsmatig problemen hebben of geven of over wie we ons zorgen maken. Vragen die hierbij gesteld worden, zijn: Hoe zit de leerling in zijn vel? Hoe ligt een leerling binnen de klas? Wordt er binnen een klas gepest? Aan welke ongewenste situatie moeten we als school iets gaan doen? Wat zou een goede aanpak kunnen zijn? Ter voorbereiding op deze vergadering wordt aan alle docenten, OOP en begeleiders gevraagd om leerlingen aan te melden die opvallen in of buiten de les. Bij de aanmelding wordt vermeld wat de aanleiding is om deze leerling te bespreken, wat de betreffende persoon zelf al gedaan heeft en wat hij/zij denkt dat er zou moeten gebeuren. Tijdens de bespreking van de leerlingen worden belemmerende en stimulerende factoren verzameld en wordt de ondersteuningsbehoefte vastgesteld. Dit wordt vastgelegd in SOM en in de volgende vergadering geëvalueerd en ev. bijgesteld. Deze mentavergaderingen worden twee maal per jaar gehouden, zowel voor de onder- als bovenbouw.
3.2.4 Opvang voor leerlingen die te laat komen of zich niet aan de regels houden De opvang van leerlingen die te laat komen of zich niet aan de regels houden wordt gedaan door het OOP. Zij registreren de ongeregeldheden en laten de leerlingen hun verhaal doen. Wij vinden het heel belangrijk dat onze leerlingen zich houden aan de regels die we als school hebben opgesteld. Als leerlingen zich niet aan deze regels houden, handelen wij volgens ons afgesproken beleid. 2
3.3
Tweede lijn
3.3.1 Zorgcoördinator De zorgcoördinator stuurt de leerlingbegeleiding door mentoren aan en coacht hen zo nodig. Hij/Zij is verantwoordelijk voor het bijhouden van de zorgdossiers. Zij organiseert scholing voor docenten m.b.t. leerlingbegeleiding. De zorgcoördinator maakt deel uit van het samenwerkingsverband en zorgt voor een goede communicatie tussen zorgaanbieders en betrokkenen. De zorgcoördinator is aanwezig bij het IOO en het ZAT en houdt in de gaten of afgesproken acties nagekomen worden. De zorgcoördinator is het
2
Zie bijlage 3: Protocol bij overtreding gedragsregels Pagina 12
aanspreekpunt voor de eerste-, tweede- en derdelijnszorg binnen Calvijn. In overleg met het SWV en het LMT evalueert de zorgcoördinator het zorgplan en past dit zo nodig aan. Hij/zij stimuleert en ontwikkelt nieuwe manieren van ondersteuning indien dat nodig is. Met name door de invoering van passend onderwijs komen er elke keer weer nieuwe mogelijkheden voor de zorgcoördinatoren om docenten te ondersteunen bij het aanbieden van hun vak. 3.3.2 Het Intern Ondersteuningsoverleg (IOO) Op Calvijn is er zowel een intern als een extern zorgteam. Het interne ondersteuningsoverleg vindt elke drie weken plaats en bestaat uit de teamleider zorg en de zorgcoördinatoren onder- en bovenbouw. Als een mentor vragen heeft over de begeleiding en of aanpak van een leerling en zelf al een aantal acties ondernomen heeft die nog niet tot het gewenste resultaat leiden, kan hij een leerling aanmelden bij de zorgcoördinator. Na bespreking in het IOO volgt er een verslaglegging in SOM door de mentor. 3.3.3 Vertrouwenspersoon Op Calvijn hebben we twee counselors, vrouwelijk en mannelijk, die leerlingen met sociaal-emotionele problematiek begeleiden. De counselor voert gesprekken met leerlingen die zijn/haar hulp zoeken of die op verzoek van ouders of mentoren aangemeld worden. Hij/zij bepaalt, nadat hij/zij daarover met de betrokken leerling afspraken heeft gemaakt, in overleg met het IOO, de ouders, het schoolmaatschappelijk werk, de schoolarts of een andere externe hulpinstantie hoe verder hulp geboden kan worden. Hij/zij begeleidt en volgt die leerlingen gedurende de periode dat zij extra zorg nodig hebben. 3.3.4 Dyslexie4 Om dyslectische leerlingen te kunnen herkennen en te helpen, worden alle brugklasleerlingen aan het begin van het cursusjaar gescreend m.b.v. genormeerde tests. Als blijkt dat een leerling uitvalt, ontvangt deze een half jaar RT op het gebied van lezen of spellen of beide. Als na dit half jaar blijkt dat deze leerlingen nog steeds onder de norm scoren, worden zij onderzocht door een orthopedagoog van het SWV. Leerlingen met een officiële dyslexieverklaring krijgen extra begeleiding. De RT-lessen worden voor iedere leerling op maat gemaakt. Zo nodig worden deze hulplessen gedurende het eerste, tweede en derde leerjaar gegeven. Daarnaast maken zij gebruik van de faciliteiten voor dyslectische leerlingen. 3.3.5 Hulpmiddelen(5) Op Calvijn vinden wij de inzet van ICT bij de lessen heel belangrijk. Wij werken met het principe van ‘Bring your own device’. Leerlingen werken met behulp van hun eigen laptop, tablet of smartphone aan opdrachten waarbij ICT-middelen ingezet mogen worden. De docent is degene die dit bepaalt. Leerlingen in de brugklassen havo/vwo en de tweede klassen h/v werken nu op eigen laptops. In 2015-2016 wordt dit uitgebreid met de klassen 3 havo/vwo en ook de brugklassen van het vmbo maken daar een start mee. 4 5
Zie bijlage 2: Dyslexieprotocol Zie bijlage 4: ICT op Calvijn Pagina 13
3.4
Welke mogelijkheden zijn er binnen de school als er meer nodig is dan de basisbegeleiding?
Op Calvijn hebben we oog voor leerlingen die niet goed kunnen meekomen in het reguliere onderwijsproces. Indien de mentor of vakdocenten merken dat een leerling niet meer optimaal meedraait binnen school, dan zijn er verschillenden vormen van remediale hulp die wij onze leerlingen kunnen bieden. 3.4.1 De huiswerkklas Sommige leerlingen hebben behoefte aan een ruimte waar zij ongestoord en geconcentreerd met hun schoolwerk bezig kunnen zijn. Voor deze leerlingen is de huiswerkklas binnen onze school ingericht. In een speciaal daarvoor bestemd lokaal kunnen leerlingen op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag van 13.00 – 16.30u schoolwerk maken en leren. De huiswerkklas is voor iedere leerling vrij toegankelijk. Wij starten met een pilot voor de eerste en tweede klassen in mei 2015 – zomervakantie, waarbij het gaat om leerlingen bij wie 1. steeds weer blijkt dat het huiswerk niet op orde is 2. resultaten voor bepaalde vakken tegenvallen door onvoldoende inzet; bij 3 onvoldoendepunten wordt een leerling aangemeld bij de huiswerkklas door de mentor totdat er twee van de drie zijn weggewerkt. 3. thuis niet de mogelijkheid biedt om in alle rust met het schoolwerk bezig te zijn. Het doel van de huiswerkklas is om leerlingen, op tijdelijke basis, door de geboden structuur en begeleiding, de gewenste huiswerkattitude te laten ontwikkelen, zodat zij in staat zullen zijn om op hun eigen niveau te werken en te leren. De huiswerkklas is nadrukkelijk niet bedoeld om leerlingen kunstmatig op een te hoog niveau te laten functioneren, vandaar ook het tijdelijke karakter ervan. De aanmelding voor de huiswerkklas wordt door de mentor (op aanraden van eventueel vakdocent) gedaan, door ouders of door de leerling zelf bij de schoolassistente. Binnen het zorgvierkant van de leerling zal melding worden gemaakt van het feit dat de leerling de huiswerkklas bezoekt. De mentor blijft op de hoogte van de ontwikkelingen binnen de huiswerkklas. 3.4.2 Faalangstreductietraining Vanaf het cursusjaar 2014-2015 wordt er een faalangstreductietraining gegeven door twee docenten van Calvijn die hiervoor opgeleid zijn. Aan deze training doen leerlingen uit de eerste twee leerjaren mee. Vóór de kerstvakantie is dit traject afgerond. Aan de hand van de Saqi-test die in de brugklas is afgenomen en op basis van de bevindingen van de mentoren wordt ook bij alle tweedeklassers nagegaan of deze training zinvol zou kunnen zijn. Voor leerlingen in het vierde leerjaar die examen moeten doen, is er een faalangstreductietraining tijdens het tweede gedeelte van het schooljaar. 3.4.3 Sociale vaardigheidstraining Vanaf dit schooljaar volgen alle brugklassen gedurende de LO-lessen de training ‘Rots en Water’. Vanaf maart 2015 zijn er twee groepen in de brugklas gestart met sova-training. Pagina 14
Deze leerlingen zijn gescreend vanuit de SAQI-test die bij de brugklassen wordt afgenomen in september. De leerlingen die laag scoren in sociaal emotioneel inzicht worden besproken met de mentor en bij een positief advies van de mentor start de procedure van aanmelding. Aan het einde van de training krijgen alle leerlingen een bewijs van deelname aan de sovatraining en wordt een afsluitend gesprek gevoerd met de leerling en de ouder. Er worden 2 trainingen per jaar gegeven. De eerste start in oktober en de tweede in maart. De eerste training wordt gegeven aan leerlingen uit de derde en vierde klassen, de tweede aan leerlingen uit de brugklas en de tweede klas. Er draaien één of twee groepen per training. 3.4.4 Individueel mentoraat Een aantal zorgleerlingen heeft naast de klassenmentor ook een individuele mentor. Dit schooljaar werken we voor het tweede jaar met een individueel mentoraat voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Deze vorm van individueel mentoraat werkt goed en dit breiden we komend schooljaar verder uit. 3.5
Derde lijn
3.5.1 ZAT Wanneer een handelingsplan dat door het IOO ontwikkeld is, bij een leerling niet tot gewenste resultaten leidt, wordt een leerling in het ZAT besproken. De mentor vult het hulpvraagformulier voor het ZAT in en vraagt toestemming aan de ouders om de leerling in het ZAT te bespreken. Het ZAT vergadert 5 keer per jaar. Vaste aanwezigen zijn de teamleider zorg, de zorgcoördinatoren, de SCP van het SWV, de ambulant begeleider, de leerplichtambtenaar, iemand van Stichting Jeugdteams Zuid-Holland Zuid, de schoolarts, schoolmaatschappelijk werk en de mentor. Bij het ZAT vindt er verslaglegging plaats. De mentor bespreekt de uitkomst van het ZAT met de ouders. Tijdens het volgende ZAT wordt het plan van aanpak geëvalueerd en worden eventuele nieuwe acties besproken. Als in het ZAT blijkt dat we als school handelingsverlegen zijn en de problematiek van een leerling zo complex is dat we niet weten hoe we verder moeten, wordt deze leerling besproken in de KPCL (een multidisciplinair overleg van het samenwerkingsverband).
3.5.2
Ambulante begeleiding voor leerling met een beperking
Leerlingen met een LGF ontvangen ambulante begeleiding van experts binnen het SWV. Regelmatig vinden er gesprekken plaats binnen school, waarbij de ouders, de mentor, de zorgcoördinator en de ambulant begeleider aanwezig zijn. Als een leerling een persoonlijk mentor heeft, is deze ook aanwezig en in veel gevallen de leerling ook. Naast deze besprekingen is het ook mogelijk dat de ambulant begeleider voorlichting geeft aan docenten of aan een klas over de problematiek van de leerling.
Pagina 15
3.5.3 Gezondheidsproblemen De GGD doet een screening onder alle tweedeklassers waarbij de lichamelijk en sociaalemotionele ontwikkeling bekeken wordt. Als er problemen gesignaleerd worden, wordt dit doorgegeven aan school en wordt er zo nodig doorverwezen naar bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk. Als er sprake is van langdurig verzuim wordt een leerling gemeld bij DUO waarna de schoolarts en of leerplicht worden ingeschakeld. Als een leerling door gezondheidsproblemen niet het reguliere lesrooster kan volgen, kan er een aangepast rooster gemaakt worden. In geval van langdurig verzuim als gevolg van ziekte kan de webchair ingezet worden. Verder is er een invalidentoilet en een lift. Er zijn aanpassingen mogelijk voor leerlingen met visuele of auditieve beperkingen.
3.6
Ambitie
Protocol Dyscalculie Dit is in ontwikkeling. Hierbij volgen we nauw wat het Samenwerkingverband voorstelt. Voor de enkele leerling waarbij dyscalculie officieel is vastgesteld, wordt een programma op maat geschreven. De komende jaren streven we naar een duidelijk beleid, gebaseerd op informatie en eisen van Samenwerkingsverband, Balans en ministerie. Een soortgelijke opzet als bij dyslexie is hierbij het einddoel. Twee collega’s wiskunde zijn concreet met het verder ontwikkelen van een programma aan de slag geweest. De bedoeling is dat dit doorgang zal vinden. Dossiervorming in SOM (leerlingvolgsysteem) door mentoren en andere interne betrokkenen heeft onze aandacht. In de weekbrief en mondeling herinneren we docenten hieraan. Het zal een blijvend aandachtspunt zijn komend jaar. Het is onze ambitie dat docenten meer kennis krijgen over gedragsproblemen en stoornissen die leerlingen kunnen hebben en vaardigheden ontwikkelen om met deze leerlingen in de klas te kunnen omgaan. Dit willen we blijven doen door scholing aan te bieden. Het traject Samen Leren dat we als team met elkaar de afgelopen twee jaren hebben doorlopen, waarbij docenten leerlingen op individuele basis ondersteunden bij leer- en gedragsproblemen, heeft als doel gehad dat docenten zich in de leerling leerden verplaatsen, om zo beter om te kunnen gaan met verschillen tussen leerlingen en dit wordt dit jaar als traject afgerond. Het hoofddoel van dit traject was dat docenten bekwamer zouden worden in het differentiëren in de klas. Wij denken dat dit een goede input heeft gegeven aan collega’s bij het meer oog krijgen voor de individuele behoeftenvan leerlingen. Vandaar ook dat deze individuele ondersteuning van leerlingen komend schooljaar geïntegreerd gaat worden in de vaklessen en in het begeleidingsuur. Het is een proces, iedere docent volgt hierin zijn eigen weg. Dit zal ook zeker een punt van evaluatie worden einde van schooljaar 2015-2016. Te kunnen differentiëren in de lessen is een behoefte die bij de meeste collega’s is gegroeid. Met name ook doordat men inziet dat door de invoering van passend onderwijs men er niet meer omheen kan. Door de themadag over dit onderwerp, gehouden in april, is het ook concreter en zichtbaarder geworden hoe hier handen en voeten aan te geven in de les. Onze ambitie is dat steeds meer collega’s zich het gedifferentieerd aanbieden Pagina 16
van leerstof eigen gaan maken. Het streven is om meer lesbezoeken bij elkaar te doen om op deze manier ideeën te krijgen. Ook vinden we het belangrijk meer aandacht aan intervisie te besteden. De huiswerkklas in zijn nieuwe opzet zal aan het einde van dit schooljaar geëvalueerd worden, worden bijgesteld en het plan is om in 2015-2016 ook de leerlingen van klas 3 en 4 de mogelijkheid te geven deel te nemen hieraan. We beseffen dat het een proces zal zijn waarbij leerlingen langzaam zullen gaan ervaren dat een echt leerklimaat zal bijdragen aan betere resultaten. Het doel voor 2015-2016 in om het pestprotocol te gaan updaten en te gaan toetsen aan de voorwaarden die landelijk (door het Ministerie van Onderwijs) gesteld worden. Intervisie zou een prominentere plaats binnen de secties /domeinen moeten krijgen. Komend schooljaar willen we dit concreet gestalte gaan geven, in overleg met LMT en de coach van Calvijn.
Pagina 17
Protocollen
4 4.1
Pestprotocol
In het pestprotocol van Calvijn staan richtlijnen hoe wij als school omgaan met pestgedrag. Daarnaast staan er ook voorwaarden en activiteiten in die pesten kunnen voorkomen. Dit protocol is erop gericht om volwassenen (personeel en ouders) en jongeren op de hoogte te brengen van alles wat de school wil doen om een zo veilig mogelijk schoolklimaat te scheppen. Het heeft als belangrijkste doel om het vertrouwen van allen te winnen op een gebied waar nog te vaak wantrouwen overheerst. 3 4.2
Protocol bij overtreding gedragsregels
In het protocol bij overtreding van gedragsregels staat beschreven wat ons beleid is ten aanzien van leerlingen die te laat komen, spijbelen, hun huiswerk niet in orde hebben, spullen niet bij zich hebben of zich niet houden aan de regels tijdens de lessen. 4 4.3
Protocol Dyslexie
In ons dyslexieprotocol staat precies omschreven wat er op Calvijn gebeurt met leerlingen die dyslexie hebben of bij wie er een vermoeden van dyslexie bestaat. 5
4.4
Protocol Dyscalculie
Dit is in ontwikkeling. Zie 3.6
4.5
Veiligheidsplan
Een ieder die op school werkt of leert, kan te maken krijgen met onveilige situaties. Deze onveilige situaties kunnen variëren van het zich niet opgenomen voelen in de groep tot het meemaken van een levensbedreigende situatie. In de missie van de CS de Hoven geven we aan dat de leerling graag op school is als deze veiligheid, waardering en verbondenheid ervaart. Geborgenheid is het achterliggende begrip uit de missie. Daarbij gaat het om een aangename en veilige leeren werkomgeving, waarin respect en ontmoeting centraal staan. Het veiligheidsplan heeft ten doel het gevoel van veiligheid op school te optimaliseren en te bewaken. Het doet tevens recht aan de specifieke kenmerken van de locatie en aan de eigenheid van de leerling. 6 De BHV’ers op locatie spelen hierin een belangrijke rol. Om het jaar volgen zij de verplichte bijscholing. Twee maal per jaar is er een ontruiming van de school. Binnen de teams wordt dit plan jaarlijks geëvalueerd. 3 4 5 6
Bijlage 5: Pestprotocol
Bijlage 3: Protocol bij overtreding gedragsregels Bijlage 2: Dyslexieprotocol Bijlage 6: Veiligheidsplan
Pagina 18
5. Welke mogelijkheden zijn er als er meer nodig is dan de school kan bieden? Hiervoor verwijzen we naar het Ondersteuningsplan 2014 - 2018 van het Samenwerkingsverband VO Passend Onderwijs Gorinchem e.o.. 4.5
Samenwerkingsverband VO: SCP, ATLV(voorheen KPCL)
5.2
Scala: Rebound
5.3
Scala: Op de Rails. ?
5.4
Onderlinge uitwisseling tussen de scholen
5.5
VSO scholen
Pagina 19
Bijlagen Bijlage 1: Determinatieformulier
Pagina 20
Bijlage 2: Dyslexieprotocol
Sop dyslexie 2015-2016
Dit document omvat een basisprotocol omtrent dyslexie, samengesteld door de dyslexiecoaches werkzaam binnen stichting CVO-AV i.s.m. het Samenwerkingsverband VO 28.14 te Gorinchem. Het omvat een korte omschrijving van dyslexie, het testprotocol, faciliteiten, hulpmiddelen en de verwachtingen van de leerling. Onder dyslexie verstaan wij het volgende:
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van de woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen). Dit betekent dat het gaat om een ernstige lees- en/of spellingsachterstand die hardnekkig is, ondanks voldoende gelegenheid tot leren. Het automatiseringstekort uit zich vooral bij complexe taken (lange teksten, functionele schrijfopdrachten) en moderne vreemde talen. Bij het leren lezen wordt gebruik gemaakt van de rechter hersenhelft. Als de systematiek van het lezen een automatisme wordt, vindt er vanzelf een verschuiving plaats waardoor de linker hersenhelft gebruikt wordt bij het lezen. Bij dyslectici is deze verwerking verstoord. Gericht oefenen helpt wel om het maximale aan lees- of spellingvaardigheid eruit te halen, maar het zal het probleem nooit wegnemen.
Pagina 21
Testprotocol stichting CVO-Av
1. Screening van alle brugklasleerlingen volgens het protocol van het Masterplan Dyslexie a. dictee “Het wonderlijke weer” b. leestempotoets “De tekenbeet”
2. Leerlingen die hierbij laag scoren, worden aanvullend getest. In samenspraak met de orthopedagoge van het Samenwerkingsverband wordt bepaald of er sprake is van uitval. Indien er uitval aanwezig is, moet er worden er bekeken of er reeds een half jaar Remedial Teaching (RT) op lezen en/of spelling op de basisschool heeft plaatsgevonden. a. Zo ja, dan wordt de leerling op een wachtlijst gezet voor een dyslexieonderzoek. b. Zo nee, dan moet er een half jaar RT plaatsvinden op lezen en/of spelling.
3. Na de RT vindt er een nameting plaats. In samenspraak met een orthopedagoge van het SWV worden de uitslagen beoordeeld.
4. De dyslexiecoördinator neemt opnieuw contact op met de ouders. Op advies van de orthopedagoge van het SWV worden ouders en docenten gevraagd een aantal observatielijsten in te vullen wanneer er na de RT onvoldoende vooruitgang heeft plaatsgevonden.
5. Indien nodig neemt de orthopedagoge van het SWV een dyslexieonderzoek af, waarna al dan niet een dyslexieverklaring wordt afgegeven. Voor dit onderzoek moeten ouders schriftelijk toestemming geven. Het hele traject duurt ruim een jaar. De eigen bijdrage van de ouders bedraagt €250,-.
6. De uitkomst van het dyslexieonderzoek wordt met ouders, leerling en in principe de dyslexiecoördinator besproken, waarbij faciliteiten/hulpmiddelen genoemd worden. Let op: school mag geen dyslexieverklaring afgeven.
Pagina 22
Faciliteiten en hulpmiddelen 1. Een leerling krijgt extra tijd bij toetsing of de docent biedt aangepaste toetsen aan. 2. Toetsen en overhoringen worden bij voorkeur aangeboden in Arial 12 met regelafstand 1.5. 3. De lay-out van toetsen en overhoringen is duidelijk en overzichtelijk. 4. Een soepeler spellingsnormering bij toetsing daar waar nodig wordt geacht. 5. Ondersteunende hulpmiddelen zijn in overleg met de dyslexiecoördinator toegestaan. De school zelf levert geen hulpmiddelen. 6. Mondeling afnemen van toetsen i.o.m. de betreffende docent. 7. Dyslectische leerlingen mogen gesproken leesboeken lezen en luisteren. 8. Ouders kunnen de via Dedicon aangeschafte Daisyboeken declareren. 9. Tijdens de examens biedt de school faciliteiten volgens het examenreglement.
wat verwachten we van de leerling en ouder(s) / verzorger(s)? Van de leerling wordt een serieuze werkhouding verwacht. Een stimulerende houding van ouders is hierbij gewenst. dyslexieprotocol per domein Op de Calvijn werken we met vier domeinen. Voorheen had elke vaksectie een eigen protocol, maar deze protocollen zijn verouderd. In het schooljaar 2015 – 2016 zal elk domein een eigen protocol opstellen. Tot dan toe volgen we nog de protocollen per sectie.
Pagina 23
Bijlage 3: Protocol bij overtreding gedragsregels Telaatkomers Vanaf -
-
Als een leerling te laat komt, wordt hij/zij toegelaten in de les In SOM geeft de docent aan dat de leerling te laat is. Deze melding gaat automatisch naar de schoolassistent De leerling meldt zich dezelfde dag nog bij de schoolassistente, indien hij/zij zich niet meldt wordt hij/zij opgeroepen via het mededelingenscherm. Eén keer te laat komen wordt geaccepteerd, maar er wordt wel een waarschuwing afgegeven de tweede keer te laat komen zijn er consequenties: Als een leerling het eerste uur les heeft, meldt hij/zij zich de volgende ochtend om 07:45 uur bij Dick (bij afwezigheid vangt een teamleider de leerling op) Als leerling op een later tijdstip begint, een half uur eerder melden dan op het rooster staat De consequentie van niet of te laat melden: de volgende dag een herkansing om te laten zien dat hij/zij wel op tijd kan komen; komt het dan nog niet goed dan moet de leerling zich drie opeenvolgende dagen een half uur voor aanvang van de lessen melden Bij drie keer te laat krijgen ouders een brief thuis Bij zes keer te laat krijgen ouders een brief thuis met daarin de melding dat bij 9x te laat de leerplichtambtenaar wordt ingelicht Bij negen keer te laat, wordt leerling aangemeld bij leerplichtambtenaar Dit aantal keren geldt zowel bij het eerste uur van de leerling als bij leswisselingen Wanneer een leerling op 31 december van het schooljaar 1 of 2 maal te laat is gekomen worden deze kwijtgescholden en mag de leerling weer opnieuw beginnen vanaf 1 januari. SOM herkent dit niet waardoor het voor kan komen dat SOM niet klopt met de uitvoering, daar waar het gaat om vroeger melden of brieven naar huis sturen
Gedrag 1x eruit = 1 uur nakomen bij de desbetreffende docent 2x eruit = 2 uur nakomen. 1 uur bij de schoolassistente en 1 uur bij de desbetreffende docent 3x eruit = 3 uur nakomen + brief naar huis namens mentor + gesprek met mentor 4x eruit = blokweek + brief naar huis namens de mentor en gesprek met mentor Hierna wordt er weer met een schone lei begonnen. Bij de eerstvolgende keer eruit, neemt de mentor contact op met de teamleider om de leerling te bespreken. - Bij verwijdering uit de les moet de docent de leerling als verwijderd invoeren in SOM. Hierdoor is voor iedereen duidelijk dat deze leerling eruit is gestuurd. - De leerling krijgt de opdracht zijn tas mee te nemen en zich te melden bij een schoolassistente. - De docent geeft de leerling een opdracht mee om verder in dat lesuur te maken.
Pagina 24
Spijbelen -
Leerling haalt de gemiste lessen dubbel in bij de schoolassistente. De schoolassistente informeert mentor door middel van een brief in postvak. De mentor heeft een gesprek met de leerling (informeert naar reden en biedt zo nodig hulp) en maakt afweging of contact met ouders al nodig is. De mentor informeert teamleider Niet aanwezig zijn bij tussenuren of sw-uren telt ook mee als spijbelen
Pagina 25
Bijlage 4 ICT op Calvijn
Onze visie op het werken met een ‘device per leerling’ Er is in januari 2014 besloten de pilot te continueren en uit te breiden naar de 2deklas havo / vwo. Er is in dit schooljaar van een voorlopige onderwijsvisie m.b.t. het werken met devices naar een formele onderwijsvisie toegewerkt. Geformuleerd in korte, eenvoudige bewoordingen. Hieronder respectievelijk een weergave van de voorlopige onderwijsvisie naar de onderwijsvisie zoals hij is vastgelegd in het jaar 2014-2015. Voorlopige onderwijsvisie In ons onderwijs richten wij ons op drie elementen: vaardigheden, attitude en kennis. Het wordt steeds duidelijker, o.a. uit onderzoek bij vervolgonderwijs en het bedrijfsleven, dat kennis alleen niet volstaat. Vaardigheden en een juiste attitude - een juiste studie-, beroeps- en levenshouding- zijn eveneens van groot belang om goed te kunnen functioneren. De inhoud van het onderwijs krijgt vorm binnen een pedagogisch- didactisch concept: de manier waarop wij denken het beste met leerlingen om te kunnen gaan (het pedagogische deel) en de wijze waarop wij denken het onderwijs het beste vorm te kunnen geven (het didactische deel). Het doel daarvan is leerlingen te inspireren, te motiveren, uit te dagen en ervoor te zorgen dat hetgeen ze geleerd hebben ook langdurig onthouden en toegepast wordt. We leveren zo veel mogelijk maatwerk. Niet alle leerlingen zijn en leren hetzelfde. Calvijn erkent de verschillen tussen leerlingen en speelt daarop in door een aanpak op maat. Daarbij is de relatie tussen docent en leerling van het grootste belang. De docent stimuleert en beïnvloedt het leer- en ontwikkelproces van de leerling. De docent gebruikt daarvoor een breder scala aan vaardigheden, dan het alleen klassikaal doceren. Wat leerlingen leren op school wordt door hen vaak alleen geleerd voor proefwerken of (school)examens. Veelal weten leerlingen niet welke relatie hetgeen ze geleerd hebben voor het ene vak heeft met hetgeen ze leren voor andere vakken. Ook weten ze meestal niet wat het belang van het geleerde voor hun verdere leven is. Daarom zijn ze de leerstof vaak na een proefwerk of examen voor een groot deel snel weer vergeten. Onderzoek leert dat als de lesstof van vakken met elkaar in verband wordt gebracht en er een relatie met de maatschappelijke werkelijkheid wordt gelegd bij leerlingen de lesstof blijft hangen. We noemen dat contextrijk en betekenisvol leren. Positief didactisch klimaat: Wij vinden het van belang dat leerlingen positief benaderd worden: vanuit hetgeen ze wel kunnen en niet vanuit hetgeen ze niet kunnen. Wij zijn ervan overtuigd dat leerlingen daardoor positiever over zichzelf gaan denken en daardoor beter presteren. Wij zijn er ook van overtuigd dat ze daardoor later ook met een positieve houding in onze maatschappij staan. Informatie- en communicatietechnologie is als hulpmiddel niet meer weg te denken in onze maatschappij en zal in hoog tempo een nog grotere plaats gaan innemen. Het onderwijs dient leerlingen daarop voor te bereiden. Bovenstaande uitgangspunten, die ook terug te vinden zijn in de Perspectievennota, met als een van de subtitels ‘Eigentijds onderwijs’,van de school willen we op Calvijn vertalen door de inzet van meer ICT. Twee speerpunten voor de komende jaren, buitenschools leren en differentiëren, kunnen gerealiseerd worden met de inzet van ICT. Denk daarbij aan een flexibele organisatie van het leren: leerstof is overal en op elk moment beschikbaar; het aanbieden van individuele leerroutes via een ELO; het gerichter gebruik van (adaptieve) digitale leermiddelen en optimale manieren van communicatie tussen alle betrokkenen: leerlingen, ouders en docenten. Wij verwachten dat in 2015 onze leerlingen 30% van hun tijd digitaal zullen werken.
Pagina 26
Onderwijsvisie 2014-2015 Calvijn wordt C@lvijn? De toekomst digitaliseert, steeds meer leerlingen werken met allerlei digitale (hulp)middelen en zijn georiënteerd op de digitale wereld. Met andere woorden, leerlingen brengen heel wat tijd door op het ‘wereldwijdeweb’. Leerlingen anno 2000 en verder, zijn connectionisten; ‘dat zoek ik wel even op meneer’, is een veel gehoorde uitspraak tegenwoordig. Zou het niet mooi zijn als we deze interesse in de digitale wereld kunnen inzetten als hulpmiddel bij het bereiken van de kerndoelen van het onderwijs? Kunnen we ons onderwijs op Calvijn laten aansluiten bij de constant veranderende wereld van onze leerlingen, kunnen we hen uitdagen om met een meer eigentijds gevormd onderwijs, hen de nodige kennis en vaardigheden te laten opdoen om goed toegerust de maatschappij in te gaan. Wij op Calvijn willen dat proberen! Maar hoe ga je dat dan aanpakken, wat wil je ze leren en hoe past het bij de individuele leerling en zijn leerstijl? Allereerst is het belangrijk om verantwoord om te gaan met internet en alle sociale media. Daarnaast wil je in je lessen aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, hen uitdagen verder te kijken en bepaalde (vak)kennis te verwerven. Werken met een eigen device biedt als voordeel dat je de wereld via het ‘world-wide-web’ in de school kunt halen en als docent kun je invloed uitoefenen op wat je wel of niet binnenhaalt. Op Calvijn willen we de leerlingen een zogenaamde contextrijke leeromgeving bieden, waarin we de lesstof zo aanbieden, dat leerlingen gaan zien hoe je de geleerde kennis kunt toepassen in de maatschappij. Wat je leert moet zo betekenisvol mogelijk zijn, zodat de leerling zich de stof beter eigen kan maken. Een tweede voordeel van het ‘eigen device’ is de mogelijkheid tot differentiatie, naar tempo, naar interesse, naar werkvorm, vakoverstijgend en projectmatig werken en ga zo maar door. Differentiatie zowel voor de leerling als voor de docent. Het eigen device biedt docenten de mogelijkheid om tegelijkertijd verschillende werkvormen aan te bieden voor dezelfde lesstof. Op die manier kan de leerling zelf een keus maken voor de voor hem (of haar natuurlijk) meest prettige methode, terwijl ze toch allemaal dezelfde stof doorwerken, maar ieder op zijn manier, aansluitend bij zijn eigen leerstijl. Door de leerlingen te laten werken met hun eigen device willen we op Calvijn aansluiten en voorbereiden op de digitale toekomst. Docenten op Calvijn hebben zich tot doel gesteld om in 2015 ongeveer 30% van de lestijd, digitale lestijd te laten zijn, waarbij leerlingen (begeleid) zelfstandig aan hun leerdoelen werken. Daarbij gebruikmakend van het leren van elkaar en leren met elkaar. Vaardigheden en kennis, al eerder genoemd zijn belangrijke speerpunten. Calvijn voegt daar nog een derde speerpunt aan toe: attitude. Deze drie begrippen zijn, in willekeurige volgorde, de drie grote speerpunten waar we ons als Calvijn op willen richten. Het vergaren van (vak)kennis blijft altijd belangrijk, maar ook de vaardigheden om de kennis toe te passen in de maatschappij is onontbeerlijk. Tot slot is het aanleren van een juiste attitude ten opzichte van leren en werken van groot belang om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Wij verwachten dat we, door aan te sluiten bij de digitale leefwereld van de huidige en vooral de toekomstige generatie en hen met die digitale wereld verantwoord om te leren gaan een hoger leerrendement zullen bereiken. Concluderend: Calvijn gaat de uitdaging aan en surft samen met de leerlingen de toekomst in. Dus Calvijn wordt C@lvijn!
Pagina 27
Bijlage 5: Pestprotocol Voorwoord Dit is het pestprotocol van Calvijn. Enerzijds bevat het richtlijnen bij geconstateerd pestgedrag, anderzijds staan er ook voorwaarden en activiteiten in die pesten kunnen voorkomen. We hebben gemerkt dat alles wat we willen doen voor onze leerlingen staat of valt bij de signalering en/of melding van pestgedrag. En die signalering en melding schieten nog te vaak tekort, zodat de leerling met zijn probleem alleen blijft staan. Dit protocol is erop gericht om volwassenen (personeel en ouders) en jongeren op de hoogte te brengen van alles wat de school wil doen om een zo veilig mogelijk schoolklimaat te scheppen. Het heeft als belangrijkste doel om het vertrouwen van allen te winnen op een gebied waar nog te vaak wantrouwen overheerst. Voor de tekst van dit protocol is gebruik gemaakt van het pestprotocol van diverse scholen voor voortgezet onderwijs en de site van centrum School en veiligheid. 1. Plagen We spreken over plagen wanneer de effecten van dat gedrag niet onaangenaam zijn voor anderen. Het gaat dan om een spel, dat door geen van de betrokkenen als echt of vervelend wordt ervaren. Plagen heeft geen nadelige gevolgen voor degene die het ondergaat. De pedagogische waarde van plagen is de speelse wijze van omgaan met “conflictsituaties”. Hierdoor ontwikkelen de leerlingen een vaardigheid, die hen later in hun leven van pas komt bij conflicthantering. 2. Pesten We spreken van pestgedrag als dezelfde leerling regelmatig en systematisch bedreigd en geïntimideerd wordt. Basiswaarden worden bewust overschreden, met negatief gevolg voor deze leerling. Dit kan zijn op school of onderweg van huis naar school en visa versa. Pesten is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend en zeer bedreigend. Een klimaat waarin gepest wordt, tast iedereen aan. In een klas waar gepest wordt, kunnen alle leerlingen slachtoffer worden. Pestgedrag moet dan ook door iedereen serieus worden genomen. Het lastige is dat veel pestgedrag zich in het verborgene afspeelt, zodat het moeilijk is om er greep op te krijgen. En zelfs als het pestgedrag wordt opgemerkt, weten leerkrachten en anderen niet altijd hoe ze ermee om kunnen gaan. Docenten en onderwijsondersteunend personeel hebben echter een taak (samen met de ouders en de leerlingen zelf) bij het tegengaan van pesten. Leerlingen moeten weten dat ze hulp kunnen krijgen van volwassenen in de school en hierom durven vragen. Volwassenen dienen oog te hebben voor de signalen van leerlingen. Ze dienen interesse te tonen en te luisteren naar wat de leerlingen te vertellen hebben. Voor mentoren betekent het dat ze klassengesprekken houden, aandacht hebben voor de sfeer in de klas en het functioneren van individuele leerlingen in de groep. Ze maken afspraken met de klas en zorgen ervoor dat deze afspraken nagekomen worden. 3. Voorbeelden van specifiek pestgedrag Hieronder volgen 5 categorieën met voorbeelden van de genoemde vorm. Verbaal Bijv. schelden, dreigen, belachelijk maken, uitlachen of een bijnaam geven op basis van lichaamskenmerken, (etnische) afkomst, geloof of seksuele voorkeur of n.a.v. een verkeerd antwoord in de klas, ongewenste sms’jes sturen, via mail of Pagina 28
chatprogramma’s opmerkingen verspreiden, het gebruiken van mobiele telefoons of websites met de bedoeling iemand zwart te maken door het verzenden van opmerkingen en/of foto’s of filmpjes. Fysiek Bijv. trekken, duwen, spugen, schoppen, slaan, laten struikelen, krabben, bijten, aan de haren trekken. Intimidatie Bijv. een leerling achterna blijven lopen of ergens opwachten, iemand in de val laten lopen, de doorgang versperren of klem zetten tussen de fietsen, dwingen om bezit af te geven of geld of andere zaken mee naar school te nemen, seksuele intimidatie. Isolatie Bijv. uitsluiten door klasgenoten, voortdurend duidelijk maken dat hij / zij niet gewenst is, doodzwijgen. Stelen of vernielen van bezittingen Bijv. afpakken, beschadigen en kapotmaken van spullen. 4. Partijen bij het pestprobleem In het geval van pesten zijn meerdere partijen betrokken: de gepeste leerling(en), de pestende leerling(en), de zwijgende middengroep, het personeel en de ouders. Om het pesten zowel in preventieve als in curatieve zin aan te pakken is het nodig dat alle partijen betrokken worden bij de uitvoering van het beleid. De gepeste leerling Leerlingen die gepest worden hebben vaak andere interesses dan de meeste leeftijdgenoten of ze doen dingen anders. Ze zijn goed in vakgebieden of juist niet. Veel leerlingen die gepest worden hebben een beperkte weerbaarheid. Ze zijn niet in staat daadwerkelijk actie te ondernemen tegen het pesten en stralen dat ook uit. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep en durven weinig of niets te zeggen, omdat ze bang zijn afgewezen te worden. Deze angst en onzekerheid worden verder versterkt door het ondervonden pestgedrag, waardoor de gepeste leerling in een vicieuze cirkel komt waar hij zonder hulp zeker niet uit komt. Gepeste leerlingen voelen zich vaak eenzaam, hebben in de omgeving waarin zij gepest worden geen vrienden om op terug te vallen en kunnen soms beter met volwassenen opschieten dan met hun leeftijdgenoten. Jongens die worden gepest behoren bijna nooit tot de motorisch sterk ontwikkelde leerlingen. De pestende leerling Pestende leerlingen zijn vaak fysiek en /of verbaal sterker dan de gepeste leerling. Meisjes pesten in drie kwart van de gevallen door middel van psychisch geweld (buitensluiten, roddelen) en voor de rest door middel van fysiek geweld. Bij jongens is het net andersom: in driekwart van de gevallen door middel van fysiek geweld en voor de rest door middel van psychisch geweld. Pestende leerlingen stellen zich vaak agressief op en reageren dan met dreiging van geweld of de indirecte inzet van geweld. Ze lijken populair te zijn in een klas, maar dwingen hun populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Agressieve pestende leerlingen zijn niet alleen fysiek sterker dan de rest van de klas, ze hebben ook vaak een slecht ontwikkeld empathisch (invoelend) vermogen, zijn impulsief en domineren graag andere kinderen.
Pagina 29
Een pestende leerling heeft niet geleerd zijn agressie op een andere manier te uiten dan door het ongewenste pestgedrag te vertonen. Ook pestende leerlingen hebben op de langere termijn last van hun pestgedrag. Door hun verkeerde en vooral beperkte sociale vaardigheden hebben ze vaak moeite om een vriendschap op te bouwen en te onderhouden op andere gronden dan die van macht en het delen in die macht. Pestende leerlingen maken geen normale sociale ontwikkeling door met alle gevolgen van dien, ook voor henzelf. De zwijgende middengroep De meeste leerlingen zijn niet direct betrokken bij het actief pesten. Sommigen behouden enige afstand en andere leerlingen doen, uit angst of uit berekening, mee. Dit zijn de zogenaamde “ meelopers “. Er zijn ook leerlingen die niet merken dat er gepest wordt. Heel af en toe durft een leerling of een klein groepje leerlingen het op te nemen voor de gepeste leerling. Het specifieke kenmerk van een meeloper is de grote angst om zelf slachtoffer te worden. Maar het komt ook voor dat meelopers stoer gedrag wel interessant vinden en denken daardoor op de populariteit van de pestende leerling in kwestie mee te kunnen liften. Het personeel Pesten is vaak een goed bewaard groepsgeheim: veel leerlingen weten dat in de groep wordt gepest, toch durft niemand het aan de docent of ouder te vertellen. Het personeel weet dus ook vaak niet dat er in de groep wordt gepest. En zien ze ongewenst gedrag, dan wordt het lang niet altijd als pesten geïnterpreteerd. De ouders Wanneer leerlingen worden gepest, durven ze dit in de meeste gevallen niet aan hun ouders te vertellen. Ze kunnen bang zijn dat hun ouders naar school gaan, het aan de mentor/mentrix vertellen en dat deze het verkeerd aanpakt. Ze schamen zich vaak dat hen dit overkomt. Soms denken ze dat ze het gedrag van de pestende leerling zelf hebben uitgelokt en het dus verdienen gepest te worden. 5. Preventieve aanpak De mentor De mentor speelt een belangrijke rol in het tot stand brengen van een veilig klassenklimaat vanaf de allereerste kennismaking. In klas 1 is dat begin juni. Op de introductiedag in augustus / september is er een programma waarin de kinderen elkaar leren kennen. De nadruk ligt op het goed leren omgaan met elkaar. Ook in de mentorlessen van de eerste schoolweken is het veilig klassenklimaat een gespreksonderwerp. De methode voor de mentorlessen geeft hiervoor voldoende houvast. Na deze introductie kan verder aandacht besteed aan het sociale klimaat door middel van o.a. klassengesprekken en gezamenlijke opdrachten etc. In de mentorlessen is er ruimte voor individuele gesprekken met de mentor. De medewerker Het voorbeeldgedrag van de docent in de les en van de medewerkers van de school is belangrijk. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar acceptatie van verschillen wordt aangemoedigd, waar ruzies niet met geweld worden opgelost, maar uitgesproken, waar leerlingen gerespecteerd worden in hun eigenheid, waar agressief gedrag niet wordt geaccepteerd en waar docenten, onderwijsondersteunend personeel en schoolleiding duidelijk stelling nemen tegen dergelijke gedragingen. Pagina 30
Het beleid Het is belangrijk om het antipestbeleid, een onderdeel van het schoolveiligheidbeleid, bij leerlingen , ouders en personeel bekend te maken. Het antipestbeleid is toegankelijk door er naar te verwijzen in de schoolgids en het te publiceren op de website. Het is onderdeel van de beleidscyclus van de school waardoor het regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld wordt. 6. Curatieve aanpak Steun bieden aan de leerling die gepest wordt Het is belangrijk de leerling die gepest wordt serieus te nemen en een luisterend oor aan te bieden. Neem duidelijk stelling tegen het pestgedrag en geef advies hoe te reageren op het pesten. Geef de leerling die gepest wordt een duidelijk perspectief en laat weten dat het probleem serieus aangepakt wordt door duidelijk te maken dat je andere instanties binnen (en eventueel buiten) de school erbij betrekt. Betrek de leerling die gepest wordt in het traject dat je wilt volgen: leg uit welke stappen je wilt nemen en wanneer je hem/haar er actief bij wilt betrekken. Mogelijke stappen zijn: − Een gesprek organiseren tussen degene die pest en degene die gepest wordt. − Een klassengesprek en andere activiteiten organiseren met als doel de veiligheid in de klas weer te herstellen door de zwijgende meerderheid te mobiliseren. Dit moet niet op basis van het individuele geval maar moet een algemeen karakter hebben zodat de leerling die gepest wordt er niet op aangekeken kan worden (zie beneden bij ‘de klas’). Het onderwerp de veilige school kan als maatschappelijk item besproken worden. − Een gesprek met de leerling die gepest wordt en zijn / haar ouders. − Een gesprek tussen de ouders van de leerling die gepest wordt en van degenen die pesten stimuleren. In overleg kan worden besloten een sociale vaardigheidstraining te volgen of mee te doen aan het “Vriendenprogramma”. Verwijzing loopt via de mentor en zorgcoördinator. Aanspreken van de leerling die pest In een eerste gesprek wordt de leerling die pest, geconfronteerd met de beschuldiging van pesten en wordt zij/hij herinnerd aan de afspraken en de consequenties daarvan. Naar gelang de ernst van het vertoonde gedrag wordt er afgesproken dat het bij een gesprek en excuses tegenover de leerling die gepest is, blijft. Bij herhaling zal het alternatief voor straffen toegepast worden. De leerling die gepest heeft biedt zijn / haar excuses aan in een gesprek met de leerling die gepest is. Of eventueel in een brief, als een gesprek niet mogelijk is. De situatie wordt vastgelegd in het leerling-dossier en gecommuniceerd naar de ouders in een gesprek of eventueel een brief. In een vervolggesprek wordt nagegaan of er verbetering in het gedrag is opgetreden. Eventueel wordt een aantal nagesprekken gevoerd met als doel: - Achter de mogelijke oorzaak van pesten te komen. - Het empathisch vermogen van de leerling die pest verder te ontwikkelen. Blijft de leerling pesten, dan volgen de volgende mogelijke straffen: strafwerk, nakomen (extra uren op school), schorsingen zelfs verwijdering. Dit al naar gelang de ernst van de situatie. Eventueel worden de ouders met hun kind bij dit gesprek op school uitgenodigd door de mentor. Doel is de ouders inzicht te geven in het gedrag van hun kind en te komen tot een gezamenlijke aanpak door de school en de ouders. In overleg kan externe deskundigheid ingeroepen worden om de leerling die pest Pagina 31
verder te helpen zijn/haar gedrag te veranderen. De school kan als voorwaarde stellen dat er een training gevolgd wordt, om de leerling binnen de veiligheid van de school te kunnen houden. De klas Deze groep bestaat uit: - Leerlingen die mee pesten omdat ze met soortgelijke problemen worstelen, als degene die pest. - Leerlingen die mee pesten uit zelfbescherming. - Leerlingen die niet mee pesten maar die machteloos toezien; of ook over een minder goed ontwikkeld empathisch vermogen beschikken. - Leerlingen die het opnemen voor degene die gepest wordt. Hoewel er gelukkig ook klassen zijn waarin een (groep) leerling(en) het opneemt voor degene die gepest wordt, zijn er ook klassen waarin (bijna) iedereen weet dat er wordt gepest, maar dat niemand het aan ouder of docent durft te vertellen. Ook machteloosheid en een gebrekkig ontwikkeld empathisch vermogen kunnen oorzaak zijn dat een pestgeval niet gemeld wordt. Soms zetten daders slachtoffers of klasgenoten onder druk er met niemand over te praten. Deze zwijgende groep kan bewust gemaakt worden van hun medeverantwoordelijkheid bij het doen stoppen van het pesten; door de leerlingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid en dat het melden niet gelijk is aan ‘klikken’ . Zo kunnen ze allen gaan letten op de aangegeven gedragingen van degenen die pesten en op de opgegeven plaatsen. Zodra één van hen iets ziet wat op pestgedrag lijkt, dient hij/zij het door te geven aan de hiervoor verantwoordelijke persoon (mentor). Deze voert een bewustmakingsgesprek met de betreffende leerling. Op deze manier kan worden voorkomen dat de gepeste leerling het verwijt krijgt, dat hij/ zij 'geklikt' heeft. Immers, anderen hebben het gezien en hun verantwoordelijkheid genomen. Als je als docent / mentor in de klas wilt praten over pesten, kan het raadzaam zijn om een actuele pestsituatie te bespreken. De medewerkers Alle medewerkers dienen op de hoogte te zijn van het fenomeen pesten en de aanpak hiervan. Zij dienen uitingen van gedrag zoals beschreven onder “Voorbeelden van specifiek pestgedrag” te herkennen en er stelling tegen te nemen. Zij geven signalen van pesten door aan de mentor. Van medewerkers kan gevraagd worden extra op een leerling te letten en mee te helpen uit te vinden wie degenen zijn die de betrokken leerling lastig vallen. De ouders De ouders, van zowel de gepeste leerling als de leerling die pest, dienen ondersteund te worden. Het is belangrijk om de ouders die zich zorgen maken over het gedrag van hun kind, serieus te nemen. Zij moeten betrokken worden bij de aanpak van het pestgedrag zoals boven beschreven. Ouders moeten op de hoogte gesteld worden van het Schoolveiligheidsbeleid waar het antipestbeleid een onderdeel van is. Dit kan via de schoolgids en de website van de school. Ouders moeten informatie en advies krijgen over pesten en de manieren waarop het pesten kan worden aangepakt. Zie bijlage 1 voor een gedetailleerde beschrijving van signalen en adviezen. 7. Stappenplan bij pestgedrag. Wanneer leerlingen elkaar pesten, gelden de volgende afspraken: Stap 1: Er eerst zelf (samen) uitkomen. Stap 2: Pagina 32
Op het moment dat een van de leerlingen er niet uitkomt heeft deze het recht het probleem aan de mentor voor te leggen. Het is knap als hij of zij dat doet. Stap 3: De mentor gaat met beide (of meer) leerlingen praten en probeert samen met de leerlingen de pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Bij herhaling van pesterijen tussen dezelfde leerlingen volgen sancties. (strafwerk, nablijven, schorsing, verwijdering) Stap 4: Bij herhaaldelijk pestgedrag van een leerling neemt de mentor duidelijk stelling en houdt een gesprek. De mentor biedt altijd hulp aan de gepeste en begeleidt de pester, indien nodig in overleg met de ouders en/of teamleider. Ook is er de mogelijkheid externe deskundigen in te schakelen. Afhankelijk van hoelang de leerling door blijft gaan met zijn/haar gedrag en geen verbetering toont, zal dit bepaalde consequenties inhouden voor de desbetreffende leerling. In het leerling-dossier van gepeste en pester worden aantekeningen gemaakt. Bijlage 1 Ouders Informatie voor ouders van gepeste leerlingen. Wat kunnen signalen zijn van pesten? Niet meer naar school willen. Niets meer over school vertellen. Nooit meer andere kinderen mee naar huis nemen of niet meer bij anderen gevraagd worden Slechtere resultaten op school dan vroeger. Vaak dingen kwijt zijn of met kapotte spullen thuiskomen. Vaak hoofdpijn of buikpijn hebben. Blauwe plekken hebben op ongewone plaatsen. Niet willen gaan slapen; vaker wakker worden of nachtmerries hebben; bedplassen De verjaardag niet willen vieren. Niet buiten willen spelen. Niet alleen een boodschap durven doen. Niet meer naar een club willen / durven gaan. Bepaalde kleren niet meer aan willen. Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig zijn. Zelf blessures creëren om niet naar school te hoeven. Wat ouders zelf kunnen doen: Neem uw kind serieus en zeg dat u met anderen vertrouwelijk gaat praten om het pesten te stoppen. Pesten op school kunt u het beste direct met de mentor bespreken. Praat erover met uw kind of vraag uw kind op te schrijven wat het heeft meegemaakt. En garandeer uw kind, dat u zorgvuldig en vertrouwelijk hiermee zult omgaan. Leg uw kind uit hoe het komt dat kinderen pesten. Samen praten over pesten kan ook via een boek of dvd over het onderwerp. Vertel dat als volwassenen niets doen, zij niet zien dat er gepest wordt of dat ze niet weten hoe het probleem moet worden opgelost. Waarschuw uw kind dat het mogelijk is dat het pesten niet meteen ophoudt als er beter op wordt gelet. De problemen van het kind dat pest zijn soms erg groot en moeilijk op te lossen op korte termijn. Houd het onderwerp bespreekbaar, informeer regelmatig hoe het gaat. Als u er van uw kind met niemand over mag praten, steun dan uw kind, geef achtergrondinformatie en maak duidelijk dat de school het zorgvuldig zal aanpakken. Voordat u dit belooft, is het raadzaam te vragen wat de school Pagina 33
doet. Beloon uw kind en help het zijn / haar zelfrespect terug te krijgen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een (team) sport. Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Doe dat niet met een negatieve insteek, maar geef adviezen om aan het pesten een einde te maken. Houd regelmatig en intensief contact met de mentor van uw kind. Als uw kind echt lijdt onder het pesten en dat ten koste gaat van het zelfvertrouwen, kan hulp van een deskundige nodig zijn. Dit kan individueel of mogelijk in een sociale vaardigheidstraining. Houd het niet stil, maar onderneem actie, door iemand in vertrouwen te nemen Informatie voor ouders van pestende leerlingen. Wat ouders zelf kunnen doen: Neem het probleem serieus. Raak niet in paniek: elk kind kan in de verleiding komen te gaan pesten. Probeer achter de mogelijke oorzaak en aanleiding van het pesten te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het gedrag anderen doet. Besteed aandacht aan uw kind, door te laten merken dat u veel waarde hecht aan wat voor hem/haar belangrijk is. En door te laten merken dat u het belangrijk vindt dat het zich niet rot voelt. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Bekijk samen met uw kind een dvd over pesten Houd de communicatie open, blijf in gesprek met uw kind. Geef adviezen over andere manieren om met elkaar om te gaan. Houd regelmatig en intensief contact met de mentor van uw kind. Ook zijn er mogelijkheden om uw kind aan een sociale vaardigheidstraining te laten meedoen. Informatie hierover is op te vragen bij de mentor en zorgcoördinator. Bijlage 2 Digitaal pesten Wat kun je doen om digitaal pesten te voorkomen? Zet voor jezelf de argumenten waarom je op internet wilt op een rijtje. En bespreek, met iemand die je vertrouwt en die er verstand van heeft, hoe je dat op een veilige en verantwoorde manier kunt bereiken. Bedenk dat niet alles waar is, wat je op het internet tegenkomt. Gebruik een apart hotmail-adres om jezelf te registreren op websites. Kies een e-mailadres dat niet je eigen voor- en achternaam volledig weergeeft. Gebruik altijd een bijnaam als je chat. Als je je vervelend voelt door iets wat je hebt gezien, vertel dat dan aan iemand die je vertrouwt. Blijf altijd vriendelijk en eerlijk en scheld niet (terug). Verwijder onbekende mensen uit je contactlijst. Ga weg uit de chat als er iets vervelends gebeurt. Bel of mail niet zomaar met kinderen die je van internet kent, en spreek niet met ze af zonder dat je ouders dat weten. Verstuur geen flauwe grappen, dreigmail of haatmail. Geef geen persoonlijke informatie aan mensen die je alleen van het chatten kent. Dus: geen e-mailadressen, gewone adressen, namen (ook niet van school), telefoonnummers, wachtwoorden enz. geven. Let vooral op bij foto’s van jezelf: als je een foto op internet zet, kan deze gemakkelijk gekopieerd en op een andere website geplaatst worden. Zo kan hij jarenlang terug te vinden zijn, ook als jij hem al weggehaald hebt. Foto’s kunnen ook bewerkt worden zonder dat jij dat weet of wilt. Houd daar rekening mee. Wees voorzichtig met het gebruik van je webcam. Gebruik deze niet bij personen die je niet kent of vertrouwt. Jouw beelden kunnen worden Pagina 34
opgeslagen en gebruikt worden om ze aan andere personen te laten zien. Ze kunnen ook voor andere doeleinden gebruikt worden dan waarvoor jij ze gemaakt hebt. Wat kun je tegen digitaal pesten doen? Realiseer je dat dit gebeurt door iemand, die het persoonlijk moeilijk heeft en niemand heeft die hem/haar daarbij kan helpen. Niet altijd persoonlijk opvatten. Als het pesten komt van mensen die je niet kent, vat scheldpartijen of beledigingen dan niet persoonlijk op. Vaak maken mensen negatieve opmerkingen uit verveling. De anonimiteit van internet maakt dat mensen makkelijk gaan schelden. Negeer de pestmails, - sms, -chat. Je kunt het beste niet reageren op haatmailtjes of andere digitale pesterij. Verwijder de mail zonder hem te openen. Onderdruk je nieuwsgierigheid! Het negeren is effectief in de beginfase van pesten, dus als de pester nog niet zolang aan het pesten is. Pestkoppen willen vaak aandacht. Als je niet reageert, gaan pesters op zoek naar iemand anders om te pesten. Dat geldt ook voor chatrooms. Als daar vervelende opmerkingen worden gemaakt, stop dan met chatten en verlaat de chatroom. Blokkeer de afzender. als het gaat om berichten op je mobiele telefoon, dan heb je soms de mogelijkheid om bepaalde nummers te blokkeren. Dit werkt alleen als vanaf een andere telefoon met nummervermelding het bericht wordt verzonden, waarmee de dader zich bloot geeft. Wanneer hij of zij echter de telefoon van iemand anders gebruikt is weliswaar de telefoon, maar niet de dader te achterhalen. Er is dan weer sprake van anonimiteit. Het nummer kan vervolgens wel worden geblokkeerd. Wanneer andere methoden niet helpen, kan uiteindelijk alleen de sms-functie worden uitgeschakeld. In het ergste geval moet een nieuw (eventueel geheim) nummer worden aangevraagd. Praat erover. Erover praten met je vrienden, je ouders of een leraar die je vertrouwt is belangrijk. Zeker als het pesten al een tijdje duurt en je je er bedreigd door voelt. Liefst met iemand die veel van computers en internet weet en die niet doorvertelt dat je gepest wordt. Bewaar de bewijzen. Als de pesterijen al in een verder gevorderd stadium zijn en er via de sms, chat of mail bedreigingen worden geuit, bewaar deze dan. Hoe vervelend de mailtjes ook zijn, gooi ze niet weg. Maak een printje van de pestmail of sla de berichten op. Het zijn bewijzen die tegen de pester gebruikt kunnen worden. Aan het IP adres van de mail kan soms afgeleid worden van welke computer deze verzonden is. Een provider heeft vaak een helpdesk die klachten over nare mail, sms’jes e.d. aan kan nemen. Daar heeft men ook de technische mogelijkheden om na te gaan wie het verstuurt. Bel de helpdesk op! Je kunt naar een van de contactpersonen op school gaan die speciaal zijn aangesteld om je te helpen bij vormen van ongewenst gedrag. Zij kunnen je vertellen wat je nog meer kunt doen om het vervelende gedrag te stoppen. Zij kunnen je ook helpen als het vervelende gedrag misschien al gestopt is, maar je er nog steeds last van hebt. Aangifte doen bij de politie. In bepaalde gevallen kun je naar de politie om aangifte te doen. Pesten kan zo hardnekkig zijn dat het pesten ‘stalken’ wordt genoemd. Dit is strafbaar. Voor meer informatie over aangifte doen: www.pestenislaf.nl Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. het is niet jouw schuld. Wees zuinig op je wachtwoorden. Zorg dat je je wachtwoorden en inlognamen niet doorgeeft aan anderen of dat ze makkelijk te raden zijn. Zo kunnen anderen niet bij je website of e-mail. Als dit wel gebeurd is, neem dan contact op met de beheerder van de site. Pagina 35
Kort samengevat: • • • •
Negeer pesters! Blokkeer in je mailbox of je telefoon de afzender. Zeg op internet geen dingen zie je ook niet rechtstreeks tegen iemand zou zeggen! Doe voor je computer geen dingen die je ook niet in het openbaar zou doen. Bedenk dat internet een heel lang geheugen heeft dat door iedereen kan worden bekeken, dus ook de foto die jij er vandaag op zet.
Pagina 36
Bijlage 6: Veiligheidsplan INLEIDING
Een ieder die op school werkt of leert, kan te maken krijgen met onveilige situaties. Deze onveilige situaties kunnen variëren van het zich niet opgenomen voelen in de groep tot het meemaken van een levensbedreigende situatie. In de missie van de CS de Hoven geven we aan dat de leerling graag op school is als deze veiligheid, waardering en verbondenheid ervaart. Geborgenheid is het achterliggende begrip uit de missie. Daarbij gaat het om een aangename en veilige leeren werkomgeving, waarin respect en ontmoeting centraal staan.
Dit veiligheidsplan heeft ten doel het gevoel van veiligheid op school te optimaliseren en te bewaken. Het doet tevens recht aan de specifieke kenmerken van de locatie en aan de eigenheid van de leerling. Het document geeft vorm aan de wettelijk vastgestelde verplichtingen van de werkgever. Het beleidskader van de scholengroep stelt dat een veiligheidsplan uit een aantal beschreven preventieve en curatieve maatregelen bestaat. Voorts worden een aantal wettelijk vereiste aandachtspunten opgesomd, welke locatiegebonden zijn en onder verantwoordelijkheid van de directeur uitgewerkt worden.
Personele/sociale veiligheid. Een aantal veiligheidsaspecten m.b.t. de personeel en leerlingen zijn separaat in andere regelingen vastgelegd. Voorbeelden zijn het zorgplan, de schoolgids en het vademecum. Fysieke veiligheid. In het kader van de fysieke veiligheid wordt in een 4-jaarlijkse cyclus per locatie een risico inventarisatie gedaan.
1. PREVENTIEVE MAATREGELEN 1.1kennismakingsdag van de brugklas wordt samenwerken en sociaal gedrag naar elkaar behandeld. In de mentorlessen wordt o.a. geleerd hoe om te gaan met conflicten en gedrag in groepen. Bij Veilige “sociale” werkomgeving Calvijn heeft schoolregels die gekenmerkt worden door waarden als: veiligheid, respect, samenwerking en kwaliteit in het onderwijs. Het streven zal er op gericht zijn dat ieder zich met respect en gelijkwaardig behandeld voelt. Aandacht zal besteed worden aan het zorgvuldig omgaan met elkaar. Er zal gelet worden op goede communicatie, aanleren en onderhouden van sociale vaardigheden.
Uitvoeringsverplichting:
Pagina 37
1. Elk jaar legt de scholengroep/CMT vast welke thema binnen de preventieve maatregelen op alle locaties een item is. Daarbij kan men kiezen voor een gezamenlijk thema dan wel voor een thema per locatie. Dit wordt bij alle locaties gemeten en geëvalueerd. Tijdens de leerlingen die ongewenst gedrag vertonen kan door sociale vaardigheidstraining worden geïntervenieerd. 2. Daarnaast legt Calvijn jaarlijks in zijn BSC vast welke overige initiatieven worden genomen om een sociaal veilige omgeving voor personeel en leerling te behouden c.q. te vergroten. Er is dus jaarlijks een meting naar het welbevinden van leerlingen en docenten. De resultaten van de verslaglegging worden besproken met de doelgroep en leiden tot nieuwe actiepunten. De schoolvragenlijst (Saqi) wordt jaarlijks afgenomen onder de brugklasleerlingen. 1.2 Schoolregels in het kader van veiligheid.
“Uitgangspunt(en): Wij willen dat onze school een veilige leeromgeving is voor zowel leerlingen als personeel. Dit betekent onder andere, dat iedereen respect heeft voor de meningen van de ander. Het is bovendien de verantwoordelijkheid van iedereen, dat anderen niet gekwetst worden. Dat betekent dat wij ons inzetten voor het welzijn van elkaar en de Bijbel vormt daarbij onze inspiratiebron”.
Voor de praktijk van alle dag betekent dit, dat allen de volgende afspraken naleven: 1. De leerlingen en het personeel zetten zich in om de waarden, die de school heeft geformuleerd in haar missie, na te leven en in te vullen. 2. De leerlingen tonen respect aan alle personeelsleden en zijn hun daarvoor verantwoording schuldig 3. De leerlingen tonen respect voor alle medeleerlingen. 4. Om een rustige en veilige leeromgeving te garanderen, is het belangrijk dat leerprocessen en leeractiviteiten niet verstoord worden. 5. De leerlingen zijn medeverantwoordelijk voor alle schooleigendommen. Daaronder worden onder andere het gebouw, het interieur, boeken en andere materialen verstaan. In de schoolregels, wordt aandacht geschonken aan gedragsnormen die er op gericht zijn agressie en geweld tegen te gaan. Hierbij gaat het ondermeer om het verbod van het dragen van wapens en messen of het verbergen van dergelijke artikelen in schooltas of kluisje, het verbod op gebruik van alcohol of drugs, als ook het verbieden van schelden, het gebruik van grove taal en het verbod op discriminatie op grond van ras, religie of seksuele geaardheid.
Uitvoeringsverplichting: Calvijn heeft schoolregels, waarbij normen en waarden, gerelateerd aan geborgenheid en eigenheid richtinggevend zijn. Deze richtinggevende principes zijn onderliggend en verklaren “het waarom”. Deze huisregels worden jaarlijks opnieuw getoetst. De huisregels gelden voor alle personen die deel uit maken van de locatie.
Pagina 38
1.2.1 Het bezit van wapens en messen. Het bezit en gebruik van wapens en messen is onverenigbaar met de veiligheid van leerlingen en personeel van Calvijn. Procedure.
a. Bij overtreding van de regel(s) wordt dit aan het LMT gemeld. Het LMT treft maatregelen en sancties. b. Bij overtreding van de regel(s) van het bezit van wapens en messen worden de ouders/verzorgers door de school geïnformeerd. c. Daar dit altijd een strafbaar feit oplevert, wordt door of namens het LMT de politie ingeschakeld. d. Er wordt aantekening gemaakt in het lvs. Preventie. Tijdens de introductie van de schoolregels wordt het bezit van en de daaraan verbonden gevaren besproken door de mentor.
Sanctie. Bij constatering van het bezit van messen en wapens wordt overgegaan tot schorsing en eventueel verwijdering door de directeur. Zie procedure verwijdering.
1.2.2 Het gebruik van alcohol. Het is verboden om naar school, schoolfeesten, werkweken en andere, onder de verantwoordelijkheid van de school georganiseerde bijeenkomsten, alcoholhoudende drank mee te nemen en/of bij zich te hebben of te schenken. Volgens de wet is het verboden om alcohol te verkopen aan personen onder de 18 jaar. Uitzonderingen. Per moment wordt door het LMT een afweging gemaakt over het wel of niet toestemming geven voor het gebruik van alcoholhoudende dranken.
a. Tijdens personeelsbijeenkomsten die een gezelligheidskarakter dragen kan alcohol worden geschonken. b. In alle gevallen buiten de hierboven genoemde (jubilea, afscheidsbijeenkomsten, diploma-uitreikingen, congressen en degelijke) beslist het LMT na overleg met de organisatoren over het schenken van alcohol. De organisatoren zorgen altijd voor voldoende toezicht en een aantrekkelijk aanbod van alcoholvrije dranken. Procedure.
a. Bij overtreding van de regel(s) voor alcohol wordt dit bij het LMT gemeld. Het LMT neemt maatregelen/bepaalt de sanctie b. Bij overtreding van de regel(s) voor alcohol door leerlingen worden ouders/verzorgers door de school geïnformeerd. c. Er wordt aantekening gemaakt in het lvs.
Pagina 39
Preventie. In de lessen biologie wordt de verslavende werking en de gevolgen voor de gezondheid onderwezen. In de lessen maatschappijleer worden de maatschappelijke effecten behandeld. Ook wordt er regelmatig voorlichting gegeven door stichting De Hoop.
Sanctie. Wanneer iemand de alcoholregels overtreedt, wordt hij of zij hierop aangesproken en kan een sanctie volgen. Bij herhaalde overtreding van de regel(s) over alcohol kan dit leiden tot schorsing of verwijdering door de directeur. Zie procedure verwijdering.
1.2.3 Het gebruik en verhandelen van drugs. Bij alle activiteiten die plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de school (in of buiten het schoolgebouw) is het in bezit hebben, doorgeven, verhandelen of gebruiken van drugs niet toegestaan.
Procedure.
a. Bij overtreding van de regel(s) voor drugs wordt dit bij het LMT gemeld. b. Het LMT neemt maatregelen/ bepaalt de sanctie. c. Bij overtreding van de regel(s) voor drugs worden ouders/verzorgers door de school geïnformeerd. d. Als er sprake is van handel of doorgeven (dealen) op school, schoolterrein of directe omgeving of tijdens schoolactiviteiten, wordt door of namens het LMT de politie ingeschakeld. e. Er wordt aantekening gemaakt in het lvs. Preventie. In de lessen verzorging en maatschappijleer wordt de problematiek onderwezen. Ook wordt er regelmatig voorlichting gegeven door diverse stichtingen.
Sanctie. Wanneer iemand de drugsregels overtreedt, wordt hij of zij hierop aangesproken en kan een sanctie/strafmaatregel volgen. Handel in of het doorgeven van drugs leidt onherroepelijk tot verwijdering van de school door de directeur. Zie procedure verwijdering.
1.2.4 Taalgebruik. Op school gelden de algemeen aanvaarde fatsoensnormen. Godlasterende taal is ongewenst. De identiteit van onze school en de omgangsregels omtrent respect en kwetsen geven aan dat het personeel van Calvijn, de ouders en de leerlingen fatsoenlijk taalgebruik als norm zien.
Procedure.
Pagina 40
a. Aan het begin van de cursus bespreken de mentoren dit met hun leerlingen. Lopende het cursusjaar blijft dit zo nodig onderwerp van gesprek. b. Personeel van Calvijn spreekt leerlingen aan op ongewenst taalgebruik. c. Bij (herhaalde) overtreding worden door de mentor de ouders/verzorgers geïnformeerd. Preventie. Tijdens de mentorlessen en de lessen in het algemeen wordt het gebruik van ongewenst taalgebruik besproken. Bij de introductie van de schoolregels komt het aan de orde.
Sanctie. Als bij herhaling het taalgebruik van dien aard is dat anderen hierdoor gekwetst worden of als correctie geen resultaat oplevert dan kan de betrokken teamleider een sanctie opleggen. Een gesprek met de leerling en/of diens ouders kan dan noodzakelijk zijn.
1.2.5 Verbod op discriminatie. In de omgangsregels is duidelijk gesteld dat we respectvol met anderen omgaan, niet storen, kwetsen of discrimineren. Procedure.
a. Bij (herhaalde) overtreding worden door de mentor de ouders/verzorgers geïnformeerd. b. In geval van discriminatie meldt de mentor dit aan het LMT. c. Bij discriminatie wordt door tussenkomst van het LMT de politie ingeschakeld. Preventie. Aan het begin van het schooljaar wordt dit door de mentor besproken. In de lessen maatschappijleer en godsdienst komt dit ook aan de orde.
Sanctie. Als bij herhaling het taalgebruik van dien aard is dat anderen hierdoor gekwetst of als discriminatie plaatsvindt dan kan de betrokken leerling een sanctie worden opgelegd. Een gesprek met de leerling en/of diens ouders kan noodzakelijk zijn. Bij (herhaalde) constatering van een strafbaar feit op dit gebied kan schorsing en/of verwijdering plaatsvinden. Zie procedure verwijdering.
1.2.6 Gokken. Gokken om geld of goederen in welke vorm dan ook (kaartspelen, dobbelen enz.) is verboden in de school en op het schoolterrein. Procedure.
Pagina 41
a. Bij (herhaalde) overtreding van de regel(s) wordt dit bij het LMT gemeld. b. Het LMT neemt maatregelen/ bepaalt de sanctie. c. Bij (herhaalde) overtreding worden ouders geïnformeerd. Sanctie. Wanneer iemand de regel(s) overtreedt, wordt hij/zij hierop aangesproken en kan een sanctie/strafmaatregel volgen. Bij herhaalde overtreding van de regel(s) kan dit leiden tot schorsing of verwijdering.
Uitzondering. Het LMT kan een uitzondering maken voor het organiseren van kansspelen, waarvan de opbrengst voor een goed doel bestemd is.
1.2.7 Pornografie. Het is verboden om naar school, klassenavonden, feesten, werkweken en andere onder de verantwoordelijkheid van de school georganiseerde bijeenkomsten pornografische afbeeldingen en/of pornografische lectuur mee te nemen, bij zich te hebben of te verspreiden. Procedure.
a. Bij (herhaalde) overtreding van de regel(s) wordt dit bij het LMT gemeld. b. Het LMT neemt maatregelen/bepaalt de sanctie. c. Bij (herhaalde) overtreding worden ouders geïnformeerd. Sanctie. Wanneer iemand de regel(s) overtreedt, wordt hij/zij hierop aangesproken en kan een sanctie/strafmaatregel volgen. Bij herhaalde overtreding van de regel(s) kan dit leiden tot schorsing of verwijdering.
1.2.8 Procedure schorsing/verwijdering. Het LMT is hiervoor gemachtigd/verantwoordelijk. De gebruikelijke gang van zaken is:
a. b. c. d. e. f.
De directeur schorst tot de maximaal toegestane duur Er vindt melding plaats bij de onderwijsinspectie De leerplichtambtenaar wordt benaderd, overleg over de vervolgprocedure Zo nodig bespreking in Intern Ondersteunings Overleg, met advies aan ZAT Zo nodig bespreking in (kleine) PCL (permanente commissie leerlingenzorg) Bij impasse het bestuur van de PCL
1.3 Scholing personeel
Pagina 42
Elk personeelslid dient zich bewust te zijn van de eigen reactie bij escalaties en hoe het eigen gedrag escalaties zou kunnen voorkomen.
Uitvoeringsverplichting. Als onderdeel van het scholingsplan omtrent de verhoging van de veiligheid en het preventief weerbaar maken van personeel vindt jaarlijks scholing plaats.
1.4 Inbedding in het onderwijsprogramma en de zorgstructuur Calvijn heeft een onderwijsprogramma en zorgstructuur waarin het item veiligheid is verwerkt.
Uitvoeringsverplichting: Calvijn geeft onderwijs en begeleiding in de veiligheidsthema’s. In de schoolgids, diverse vakleerplannen (natuurkunde, scheikunde, techniek) en het zorgplan komt dit terug. 2. CURATIEVE MAATREGELEN, INZAKE AGRESSIE, GEWELD, SEKSUELE INTIMIDATIE EN OVERTREDING VAN DE SCHOOLREGELS
2.1 Geweld. Hieronder verstaan wij alle handelingen waarbij sprake is van daadwerkelijke of vermeende kwalijke bedoelingen, die materiële of immateriële (psychische) schade en/of letsel toebrengen en waarbij formele en/of informele gedragsregels geschonden worden. De school maakt een onderscheid in fysiek geweld, sociaal geweld en materieel geweld. In de school, op het schoolterrein of bij activiteiten die onder verantwoordelijkheid van de school worden georganiseerd is elke vorm van geweld verboden. In de onderscheiden procedures bestaat een driesporen beleid. Dit is gericht op de dader, het slachtoffer en de ouders.
Vormen van sociaal geweld.
a. b. c. d.
Schending privacy. Zie privacyreglement. Schelden, pesten. Zie pestprotocol. Discrimineren. Zie 1.2.5 Afpersen, chantage, bedreigen.
Pagina 43
e. Het via internet, e-mail, of telefoon personen te pesten, te bedreigen of anderszins in diskrediet te brengen. Zonder toestemming beeld- of geluidsopnamen te maken of te verspreiden van personen. Vormen van materieel geweld.
a. Vernielen. b. Stelen, verduisteren, helen Vormen van lichamelijk geweld.
a. b. c. d.
Mishandelen, slaan, schoppen. Vechten. Seksuele intimidatie, seksuele handelingen. Zie 2.2. Het mee naar school nemen of in bezit hebben van wapens of voorwerpen die als wapens gebruikt kunnen worden, is verboden. Zie 1.2.1
Algemene procedure.
a. Bij overtreding van de regel(s) wordt dit bij het LMT gemeld. b. Het LMT neemt maatregelen/bepaalt de sanctie. c. Bij de constatering van enige vorm van geweld worden altijd de ouders/verzorgers geïnformeerd. d. In geval van schade a.g.v. materieel geweld wordt de dader aansprakelijk gesteld. e. In gevallen, waarin de wet wordt overtreden, doet de school aangifte bij de politie of stimuleert het doen van aangifte door het slachtoffer of de benadeelde. Preventie. In mentorlessen komt dit aan de orde. In de leerlingenraad is geweld op school onderwerp van gesprek.
Sanctie. Wanneer iemand geweld gebruikt, wordt hij hierop altijd aangesproken, waarna eventueel een sanctie/strafmaatregel kan volgen. Overtreding van de regels voor geweld kan leiden tot schorsing/verwijdering door het LMT. Zie procedure schorsing/verwijdering. In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet beslist de directeur, zonodig in overleg met CvB, raad van toezicht, klachtencommissie of welke instantie daar ook maar toe gemachtigd is.
2.2 Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik. In een wetswijziging van 28 juli 1999 t.a.v. seksuele intimidatie en misbruik is een klachtenregeling en meld- en aangifteplicht verplicht gesteld. De achtergrond Pagina 44
hiervoor was dat herhaald seksueel wangedrag het best bestreden kan worden door aangifte bij politie en justitie. CS de Hoven heeft een klachtenregeling met verwijzing naar vertrouwenspersonen en contactpersonen. Leerlingen, ouders en personeelsleden kunnen een klacht indienen bij de vertrouwenspersonen. Na onderzoek door de vertrouwenspersoon volgt rapportage en advies naar de raad van toezicht, die maatregelen neemt. Zwijgen over seksueel misbruik en intimidatie kan een schadeclaim opleveren.
Procedure.
a. Bij constatering meldt men dit aan de vertrouwenspersonen, eventueel na doorverwijzing van de contactpersonen. b. Het vergrijp zal geregistreerd worden in het persoonlijke dossier. c. De directeur draagt zorg voor adequate en zorgvuldige afhandeling richting dader, slachtoffer en eventueel de groep waarin het incident plaats vond. Preventie. Om seksueel misbruik en intimidatie te voorkomen werkt Calvijn aan een veilig schoolklimaat (zorg voor elkaar, respecteren van grenzen, afspraken maken over hoe je met elkaar omgaat, seksuele voorlichting, sociale weerbaarheidtraining)
Sanctie. De directeur, eventueel in overleg met de CvB, treft passende maatregelen in geval van constatering. Bij de constatering van een strafbaar feit wordt de politie op de hoogte gebracht.
Contactpersonen. De taak van de contactpersonen is voor de eerste opvang te zorgen en vervolgens de klager te wijzen op de vertrouwenspersoon. Het bevoegd gezag benoemt, schorst of ontslaat contactpersonen. Deze benoeming vindt plaats in overleg met de medezeggenschapsraad. Verdere informatie is in de klachtenregeling te vinden. Deze ligt in de personeelskamer en bij de teamleiders/zorgcoördinator.
Stappenplan seksuele intimidatie en misbruik in klachtenregeling locatie. (zie leerlingenstatuut)
3. MAATREGELEN BIJ PLOTSELINGE ONVEILIGHEID
Pagina 45
3.1 Situaties, waarin zich ogenschijnlijk onbekende mensen in het gebouw of op het terrein bevinden.
Procedure:
a. Docenten die gasten of ouders ontvangen melden het tijdstip en de naam van de bezoeker bij de conciërge. b. De conciërge neemt contact op met het betrokken personeelslid en begeleidt de gast. c. Na afloop van het contact begeleidt het personeelslid de gast weer naar de uitgang van het schoolterrein. d. De conciërge is op de hoogte van het verblijf van personen die werkzaamheden moeten verrichten op Calvijn. e. Bij constatering van een ongewenste bezoeker spreekt men deze aan en verzoekt men hem of haar het schoolterrein te verlaten. f. Bij (herhaalde) weigering om aan dit verzoek te voldoen wordt door tussenkomst van het LMT contact opgenomen met de politie. g. In geval van dreiging wordt de ongewenste bezoeker gescheiden van de leerlingen. h. Tijdens activiteiten zoals schoolfeesten, open dagen en ouderavonden worden passende maatregelen genomen om ongewenste bezoekers te weren. Uitvoeringsverplichting: Het LMT draagt er zorg voor dat gemaakte afspraken binnen bovenstaand protocol gecommuniceerd wordt naar leerlingen en personeel en uitgevoerd kan worden.
3.2 Situatie waarin verdachte voorwerpen in of rond het gebouw worden gesignaleerd, dan wel gemeld.
Procedure.
a. Het verdachte voorwerp mag niet worden aangeraakt of verplaatst. b. Het verdachte voorwerp wordt gemeld aan de verantwoordelijke BHV functionaris, denk hierbij aan informatie over kleur, afmetingen en exacte locatie. c. De politie wordt door het LMT geïnformeerd. d. Na overleg met het LMT wordt eventueel overgegaan tot ontruiming. e. De procedure tot ontruiming is identiek aan de procedure bij brandalarm. Zie ontruimingsplan. Uitvoeringsverplichting. Het LMT draagt er zorg voor dat gemaakte afspraken binnen bovenstaand protocol gecommuniceerd wordt naar leerlingen en personeel en uitgevoerd kan worden. Mentoren bespreken aan het begin van het schooljaar de procedure met de leerlingen. In de teams worden de docenten op de hoogte gesteld. Tijdens de praktische oefening wordt de werking van het ontruimingsplan geëvalueerd. Pagina 46
4. ALGEMENE MAATREGELEN Calvijn kent een aantal zaken die (mede) het beleid ondersteunen dat beoogt een veilig en positief sociaal- en leerklimaat te scheppen. Hiertoe behoort o.a.: a. het zorgplan waarin speciale maatregelen zijn vastgelegd voor leerlingen die extra zorg en aandacht behoeven b. maatregelen en procedures die er bestaan met het oog op de veiligheid in de scholengroep en/of de locatie zijn o.a. ondergebracht in het leerlingenstatuut, de schoolgids, en de website. c. een uitgewerkt begeleidingssysteem van leerlingen is in het zorgplan beschreven d. de arbo preventiemedewerker/veiligheidscoördinator op locatie ter ondersteuning van de operationele maatregelen in het kader van de veiligheid e. contacten met externe organisaties: 1. Gemeente. Met de gemeente vindt overleg plaats over huisvesting, financiën en onderwijskundige zaken. In Netwerk 12+ vindt overleg plaats over allerlei zaken betreffende de jeugd. 2. Politie. De buurtagent behartigt zaken op het gebied van preventie, voorlichting en opsporing van strafbare feiten. Hij neemt op afroep plaats in het zorgadviesteam (zat). Hij adviseert de school op het gebied van veiligheid. 3. GGD. De GGD geeft voorlichting en adviseert op het gebied van fysieke gezondheid en welbevinden. De GGD speelt een rol in de hulpverlening. De GGD neemt op afroep plaats in het zat. 4. RBL+. De leerplichtambtenaar is deelnemer in het zat. Elke externe organisatie heeft zijn specifieke inbreng, wanneer het gaat om voorkoming van onveilige situaties. Wanneer sprake is van agressie, geweld of seksuele intimidatie wordt eveneens gebruik gemaakt te worden van de expertise van de externe organisaties. Indien van toepassing is ook dan die aanpak gericht op dader, slachtoffer en anderen die met het incident te maken hebben gehad. f.
Beleidsevaluatie. Schoolregels en de verschillende protocollen worden jaarlijks geëvalueerd op bruikbaarheid en handhaving. De school neemt veiligheid op in haar BSC.
Uitvoeringsverplichtingen: 1) De arbo preventiemedewerker/veiligheidscoördinator. Calvijn heeft de beschikking over een medewerker, die verantwoordelijk is voor de bewaking van de in dit beleidskader genoemde maatregelen. Deze functie wordt vervuld door Dhr. J. E. de Man. Tot de taken en bevoegdheden van deze medewerker behoren: a) b) c) d) e)
signaleren van onveilige situaties; het toezicht/bewaken m.b.t. de uitvoering van het veiligheidsbeleid op de locatie; organiseren van de evaluatie o.l.v. de locatiedirectie verwerken van de evaluatie en advisering t.a.v. de beleidsverbeteringen de VC is bevoegd personeelsleden die niet conform het veiligheidsbeleid handelen hierop aan te spreken
2) Bij de beschrijving van de maatregelen is aangegeven wanneer en door wie deze externe instanties er bij worden betrokken. 3) Calvijn verplicht zich jaarlijks tot een evaluatie waarvan verslag wordt gemaakt. Bij deze evaluatie worden zowel personeelsleden, (oud)leerlingen en ouders gehoord. Dit gebeurt in de vorm van enquête of interviews.
Pagina 47
4) In het jaarverslag van de locatie wordt in algemene bewoordingen vermeld of er sprake was van onveilige situaties en van welke aard deze waren. De evaluaties op de locatie richten zich op: a. Aantal gemelde gevallen van seksuele intimidatie, agressie en geweld. De veiligheidscoördinator houdt dit bij. Hij krijgt zijn informatie van de teamleiders. b. Hoe omgegaan is met de melding, waarbij uitdrukkelijk vermeld wordt of de melding als afgedaan kan worden beschouwd. c. Wat de positieve en negatieve ervaringen met c.q. effecten van zijn, t.a.v. de genomen maatregelen of gevolgde procedures. d. Welke schoolregels en protocollen dienen te worden gewijzigd, aangescherpt of kunnen komen te vervallen. Op Centraal niveau is een functionaris aangewezen die deze gegevens verzamelt en voor de gehele scholengroep in kaart brengt.
5) De maatregelen en procedures en/of de beschikbaarheid van het veiligheidsplan a. b. c. d.
is vermeld in de schoolgids, het leerlingenstatuut en (eventueel) het ouderstatuut ligt ter inzage in de personeelskamer zit in het vademecum staat op de website van school.
6) Gedetailleerde uitwerkingen van veiligheidsitems staan o.a. in: a. b. c. d. e. f. g. h.
de schoolgids pestprotocol klachtenregeling Calvijn model incidenten registratie formulier leerlingenstatuut ontruimingsplan privacyreglement vademecum
Pagina 48