Schoolgids 2004-2008
Asvo-school
Frederiksplein 37
1017XL Amsterdam
020-6269005
[email protected]
www.asvo.nl
Inhoud: Voorwoord
Blz. 3
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10. 1.11. 1.12. 1.13. 1.14. 1.15. 1.16. 1.17. 1.18.
Blz. 4
Algemeen Gegevens Schooltijden Bestuur Lidmaatschap en ouderbijdrage Medezeggenschapsraad Ouderpanel Ouderhulp Klachtenregeling Overblijven Ziekmelding Schoolverzuim Aanmeldingsprocedure Naschoolse opvang Verzekering Bedrijfshulpverlening Verjaardagen Website Computers
2. Waar we voor staan
Blz. 12
3. Zorg en begeleiding
Blz. 15
4. De reguliere afdeling
Blz. 17
5. De Montessori afdeling
Blz. 19
6. Nawoord
Blz. 24
Asvo en ICT-beleid 2004-2008, bijlage
Blz. 25
2
Voorwoord. Hierbij bieden wij u de schoolgids aan van onze basisschool, de Asvo-school. De gids bevat zo veel mogelijk informatie over de school en is bestemd voor ouders en verzorgers die hun kinderen bij ons op school hebben, die op zoek zijn naar een school en voor andere belangstellenden. Onze school is gelegen in het centrum van Amsterdam en omdat er een postcode beleid gehanteerd wordt, wordt zij voornamelijk bezocht door kinderen uit de omgeving. Bij het ter perse gaan van deze gids heeft de school 350 leerlingen, die verdeeld zijn over twee afdelingen: een vernieuwingsafdeling ( regulier)en een montessori-afdeling. Binnenkort wordt de school ingrijpend verbouwd, wat aan het eind van dit schooljaar moet resulteren in een nieuwe bibliotheekruimte, een nieuwe multifunctionele ruimte die bestemd is voor het werk van intern begeleiders,RT’ers, ambulante begeleiders enz. en een nieuw computerlokaal. De school dan tevens voorzien van een aan de nieuwste veiligheidseisen aangepaste garderobe, vluchtwegen en brandalarminstallatie. Bij deze gids hoort een schooljaarkalender, waarin alle data opgenomen zijn die voor het lopende schooljaar van belang zijn. Deze kalender wordt elk jaar weer opnieuw aangepast. De schoolgids zelf geldt in principe voor 4 jaar. De uitgave ervan loopt gelijk aan de uitgave van een nieuw schoolplan. Actuele informatie en andere vermeldenswaardigheden over de school vindt u op onze website: www.asvo.nl. Wij hopen dat u, in het geval u nog niet met ons bekend bent, door het lezen van deze gids een goed beeld krijgt van onze school en voor degenen die onze school al bezoeken hopen wij op een plezierige voortzetting van de kennismaking en samenwerking. Namens team en bestuur van de Asvo,
Trix Derriks, Directeur a.i. September 2004
3
1. Algemeen. 1.1. Gegevens: Asvo-school Frederiksplein 37 1017 XL Amsterdam Telefoon: 020-6269005 Fax: 020-6275198 E-mail:
[email protected] www.asvo.nl T. Derriks, directeur a.i. V. Arents, adjunct directeur De school is gehuisvest in een gebouw van 4 verdiepingen. Op de bovenste verdieping bevindt zich de gymzaal. De school staat in het centrum van de stad en heeft geen eigen schoolplein. Er wordt gespeeld op het Frederiksplein, wat openbaar terrein is. De school heeft 14 groepen van gemiddeld 26 á 27 leerlingen. De groepen zijn verdeeld over twee afdelingen; de vernieuwings afdeling telt 8 groepen, de Montessori afdeling heeft er zes. Aan de school zijn behalve de groepsleerkrachten ook vakleerkrachten verbonden. Er zijn vakleerkrachten voor gymnastiek, beeldende vorming, drama en ICT. De school heeft voor elke afdeling een intern begeleider, die naast de normale IB werkzaamheden ook een beperkt aantal uren beschikbaar heeft voor R.T. Daarnaast heeft de school ook onderwijs ondersteunend personeel in dienst, te weten een conciërge voor de ochtend- en een voor de middaguren, een administratief medewerker en een aantal onderwijs assistenten. Deze laatsten werken bij ons in ID-banen. Het is nog onduidelijk hoe lang deze regeling nog blijft bestaan. Het zou dus kunnen dat hier in de komende periode verandering in komt.
4
1.2. Schooltijden:
Groep 1 t/m 4:
ma, di, do, vr, 8.45 – 14.45u wo 8.45 – 12.00u Gemiddeld 1x per maand zijn de leerlingen van deze groepen vrij op woensdag. Voor de actuele data: zie de schooljaarkalender of de website. Groep 5 t/m 8:
ma, di, do, vr, wo
8.45 – 14.45u 8.45 – 13.00u
1.3. Bestuur. Asvo staat voor: Amsterdamse Schoolvereniging voor Opvoeding en Onderwijs. De vereniging heeft één neutraal bijzondere basisschool onder haar hoede. De ouders zijn wanneer hun kind op school geplaatst is, automatisch lid van de vereniging. De leden kiezen het bestuur, dat wordt gevormd door ouders van de school. Twee keer per jaar is er een algemene leden vergadering waarbij het bestuur verslag doet van haar activiteiten in de afgelopen periode. Het bestuur voert alle taken uit die volgens de wet bij een schoolbestuur berusten. Daar onder vallen o.a. het uitzetten van een meerjarenbeleid, het bewaken van de wettelijke voorschriften op diverse terreinen en het voeren van overleg met de diverse geledingen van de school.
1.4. Lidmaatschap Asvo-vereniging en ouderbijdragen. Na plaatsing van uw kind als leerling van de school schrijft u zich in voor het lidmaatschap van de vereniging. Het inschrijfgeld voor het lidmaatschap wordt ingezet voor het ondersteuningsfonds. Naast het eenmalige inschrijfgeld wordt er jaarlijks een ouderbijdrage gevraagd, waarvan de hoogte afhankelijk is van uw inkomen. U ontvangt daarvoor jaarlijks een acceptgiro. De school heeft een continurooster. Alle kinderen blijven tussen de middag op school over. De school heeft mensen in dienst die tijdens deze periode toezicht houden op de kinderen. Hiervoor wordt jaarlijkse een bijdrage gevraagd. Overige kosten die u nog kunt tegenkomen zijn: in groep 4 een bijdrage voor het schoolzwemmen en in groep 6 voor de schooltuinen. En een bijdrage voor het jaarlijkse schoolreisje. De kosten van dit laatste zijn afhankelijk van de groep waarin uw kind zit en hebben verband met het feit of de kinderen één of meerdere dagen op schoolreis gaan. Voor de actuele hoogte van de hierboven genoemde bijdragen verwijzen wij naar de leerkracht van uw kind. Ouders met een inkomen op of rond bijstandsniveau kunnen via het Asvo ondersteuningsfonds een tegemoetkoming aanvragen voor de kosten. Dit geldt overigens ook voor kosten verbonden aan de ouderbijdrage en het continurooster. Formulieren voor het aanvragen van deze tegemoetkoming zijn verkrijgbaar bij de conciërge.
5
1.5. Medezeggenschapsraad. De Asvo heeft een medezeggenschapsraad die bestaat uit ouders en teamleden. De MR bespreekt het beleid van het bestuur en ziet er op toe dat het wordt uitgevoerd, brengt zelf nieuwe items naar voren en onderhoudt contact met de verschillende geledingen binnen de school. De ouderleden worden gekozen door de ouders, de teamleden door het team. Omdat de Asvo twee afdelingen heeft zijn van beide zowel ouders als personeelsleden evenredig vertegenwoordigd.
1.6. Ouderpanel. Sinds een jaar is op onze school ook een ouderpanel actief. Het streven is dat er in dit panel ouders uit alle groepen van de school zitting hebben. In het panel kunnen allerlei zaken besproken worden die de ouders na aan het hart liggen. Eventuele ideeën die hier uit voort komen kunnen dan gepresenteerd worden aan de directie, het bestuur of de MR. Zo fungeert het ouderpanel als klankbord en denktank voor de diverse oudergeledingen binnen de school. Het panel heeft zelf geen bevoegdheden.
1.7. Ouderhulp. Zoals uit het bovenstaande blijkt zijn de ouders van Asvo leerlingen in allerlei geledingen goed vertegenwoordigd. Gelukkig komen we ze ook tegen in de klassen waar hulp geboden wordt bij het lezen, knutselen, het maken van werkstukken enz. Daarnaast wordt onze bibliotheek geheel door de ouders gerund en helpen ouders mee bij het begeleiden van leerlingen tijdens zwemles, excursies en schoolreisjes. De school heeft de hulp hard nodig om deze zaken mogelijk te maken en veilig te laten verlopen. Daarom zijn we ieder jaar weer heel blij met alle ouders die ons een helpende hand aanreiken. We hechten er grote waarde aan dat ouders zich betrokken voelen bij de school en het onderwijs aan hun kinderen en dat de communicatie over en weer zo optimaal mogelijk verloopt.
6
1.8. Klachtenregeling. Toch kan er wel eens iets mis gaan en is het mogelijk dat u een klacht in wilt dienen. Hiervoor hanteert de school een klachtenregeling. Wij gaan er van uit dat u een klacht in eerste instantie bespreekt met de leerkracht van uw kind en/of de directie. Wij leren de kinderen dat ze in geval van onenigheid met elkaar moeten praten en verwachten dat ook van ouders en leerkrachten. Agressie en geweld willen we buiten de school houden. We kennen de realiteit, maar binnen onze schoolmuren willen we zorg dragen voor een veilige en vriendelijke omgeving. Mocht bovenstaande niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, dan zijn er op school twee contact personen bij wie er een klacht ingediend kan worden. Dit mag zowel mondeling als schriftelijk. De klachtencommissie bestaat uit Nellie Laan (groep G), Irene van Meeuwen (groep D) en een externe vertrouwenspersoon. De commissie bespreekt de klacht en neemt daarna contact op met de klager over de verder te volgen procedure. Uiteraard zal bij deze procedure de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht worden genomen.
1.9. Overblijven. Onze school heeft een continurooster. Dit betekent dat alle leerlingen tussen de middag op school overblijven. Eerst eten ze in hun klas o.l.v. de groepsleerkracht, daarna spelen ze een half uur buiten onder het toezicht van speciaal hiervoor ingehuurde krachten, van de stichtingTussen de Middag Opvang.(TMO). Als het slecht weer is komen deze mensen toezicht houden in de groepen, zodat de leerkracht ook even tijd heeft om te pauzeren. De kinderen nemen zelf brood, fruit en drinken mee voor de lunch. Het is mogelijk om voor uw kind schoolmelk te bestellen. Dit geldt alleen voor halfvolle melk. Indien u van deze mogelijkheid gebruik wilt maken, kunt u een aanvraagformulier verkrijgen bij de conciërge. Wilt u uw kind geen snoep meegeven en ook geen blikjes.
7
1.10. Ziekmelding. Wanneer uw kind ziek is en niet op school kan komen kunt u dit tussen 8.15 – 8.45u telefonisch doorgeven aan de conciërge. Deze zorgt er dan voor dat de melding tijdig bij de desbetreffende leerkracht terecht komt. Wanneer wij niets horen maken we ons zorgen en kunt u gebeld worden door leerkracht of conciërge met de vraag waarom uw kind niet op school is.
1.11. Schoolverzuim. In Nederland geldt vanaf de leeftijd van 5 jaar een leerplichtwet. Dit betekent dat u uw kind niet zo maar thuis kunt houden, ook niet voor een dagje. De directeur kan voor “gewichtige omstandigheden” ten hoogste 10 dagen* extra verlof per jaar verlenen. Onder gewichtige omstandigheden wordt verstaan: familie aangelegenheden, verplichtingen betreffende het werk van(een van) de ouders, verhuizing e.d. Extra vakantie kan alleen worden toegestaan als het gaat om bedrijfsregelingen. U dient, indien u extra verlof wilt aanvragen,een aanvraagformulier te halen bij de leerkracht van uw kind of de conciërge. Het ingevulde formulier moet ruim van te voren (indien mogelijk) worden ingeleverd bij de groepsleerkracht. De directeur toetst de verlof aanvraag bij de leerkracht en zendt deze indien nodig door aan de leerplichtambtenaar. Dit laatste kan het geval zijn wanneer er in het lopende schooljaar al regelmatig door ouders/verzorgers een verzoek tot extra verlof is ingediend. Het standpunt van de school in deze is dat er zeer terughoudend met deze regeling omgegaan dient te worden ten einde de continuïteit van het leerproces zo min mogelijk te onderbreken. Het is van belang voor uw kind en de sfeer in de groep, de verlof aanvragen tot een minimum te beperken. Ongeoorloofd verzuim kan door de leerplicht ambtenaar bestraft worden met een boete. * Indien door omstandigheden de 10 dagen moeten worden overschreden, wordt de leerplichtambtenaar altijd ingelicht.
1.12. Aanmeldingsprocedure. De ASVO hanteert een postcode beleid. Het gaat hierbij om de volgende postcode gebieden: 1011 1017 1018 1072 1073 1074
tot aan de Antonie Breestraat en Nieuwe Hoogstraat geheel tot de Weesperstraat tot de Ferdinand Bolstraat tot de Ceintuurbaan tot de Ceintuurbaan
Aannamebeleid ASVO Kinderen die kunnen worden aangemeld wonen binnen het postcodegebied van de ASVO en: 1. zijn jonger dan vier jaar (ook wel genoemd: onderinstromers) of 2. zijn jonger dan vier jaar en krijgen of hebben een indicatie voor een leerlinggebonden financiering (ook wel genoemd: ‘rugzakje’ )
8
Aanmelding d.m.v. aanmeldingsverklaring uiterlijk op 31 maart voorafgaand aan het nieuwe schooljaar. Lotingsprocedure Deze vindt plaats in april voorafgaand aan het nieuwe schooljaar. De ouder(s) krijgen schriftelijk bericht over de uitslag Een kind dat al een broertje of zusje heeft dat op de ASVO geplaatst is hoeft niet deel te nemen aan de lotingsprocedure tenzij het aantal broertjes/zusjes dat voor het betreffende schooljaar is aangemeld het aantal open plaatsen overschrijdt. Bij zij-instromers voor de montessori-afdeling geldt dat kinderen afkomstig moeten zijn van een andere montessorischool. Na inloting is het kind in principe plaatsbaar. Om dit te bepalen werken wij als volgt: Plaatsingsprocedure: stap 0 start • ouders van kinderen die zijn ingeloot en ouders van kinderen die een kind hebben dat al eerder op de ASVO geplaatst is, ontvangen een entreeformulier. Het formulier vormt het uitgangspunt om in overleg met de ouders te kunnen bepalen wat de pedagogisch-didactische behoeften zijn van het kind dat bij ons op school komt. Ouders retourneren het formulier t.a.v. de interne begeleider van de betreffende afdeling (regulier of montessori). • De interne begeleider van de betreffende afdeling vraagt (indien van toepassing) informatie bij derden op. stap 1 gesprek • gesprek met de ouders in aanwezigheid van het kind dat is aangemeld en de intern begeleider waarin: o het entreeformulier gezamenlijk wordt besproken o de visie (en indien van toepassing het zorgprofiel1) van de school wordt besproken o de vervolgstappen van de plaatsingsprocedure worden toegelicht en afgesproken stap 2 plaatsingsadviesbeslissing • De plaatsingsadviescommissie geeft een advies over de plaatsing aan de directie. De directie stelt de ouders hiervan schriftelijk op de hoogte. stap 3a plaatsing • het kind kan vanaf de afgesproken datum komen wennen en zal na die periode normaal gesproken dagelijks naar school komen. Het kind wordt natuurlijk in zijn/haar ontwikkeling gevolgd. De manier waarop staat beschreven in de schoolgids. stap 3b plaatsing voor de duur van één schooljaar. o Hiervan zal meestal alleen sprake zijn wanneer een kind een indicatiestelling voor het speciaal onderwijs heeft en de ouders te kennen hebben gegeven dat zij hun kind met een leerlinggebonden financiering (‘rugzakje’) in het reguliere basisonderwijs willen plaatsen. De plaatsingscommissie beslist ieder jaar opnieuw
1
Voor een uitgebreide versie van de (on)mogelijkheden van onze zorg aan kinderen met een handicap verwijzen wij naar onze website
9
of de school2 de noodzakelijke zorg aan het desbetreffende kind en de rest van de groep nog zal kunnen bieden. stap 4 inschrijving Na een positief advies omtrent de plaatsing worden ouders verzocht om de volgende bijdragen te betalen: • het inschrijfgeld, • de ouderbijdrage, • de bijdrage voor het continurooster en • de bijdrage voor het schoolreisje.
1.13. Naschoolse opvang en activiteiten. Er is op school geen naschoolse opvang. U kunt uw kind opgeven bij: Naschoolse opvang MAX, via Binnenstad Welzijn in de Nieuwe Looierstraat. Aanmelden voor gesubsidieerde plaatsen bij de centrale wachtlijstadministratie van Stichting Welzijn Binnenstad: telefoonnummer 020-5210264. Bedrijf- en particuliere plaatsen kunnen zich wenden tot het bemiddelingsbedrijf Kidsconcern telefoonnummer: 020-5246400. Na schooltijd vinden er in de school diverse activiteiten plaats waarvoor ouders hun kind kunnen opgeven. De school draagt geen verantwoordelijkheid voor deze activiteiten, maar stelt slechts de ruimte beschikbaar. Vragen over tijden, contributie, bereikbaarheid, afspraken enz. kunnen niet aan leerkrachten of conciërge gesteld worden. U kunt hierover rechtstreeks communiceren met degene die de activiteit/cursus leidt. Aan het begin van elk schooljaar wordt bekend gemaakt welke activiteiten er voor het lopende schooljaar gepland zijn, op welke dagen en hoe u uw kind hiervoor eventueel op kunt geven.
1.14. Verzekering. De school heeft voor alle leerlingen en leerkrachten een secundaire ongevallen- en WA verzekering. Dit wil zeggen dat ouders kosten altijd eerst op de eigen verzekering dienen te verhalen. Als deze niet kan/wil betalen of als er geen dekking is, kan de schoolverzekering aangesproken worden.
2
= de leerkracht, het team, de interne begeleiding, eventueel de remedial teacher en ambulante begeleider
10
1.15. Bedrijfshulpverlening. Twee collega’s van onze school zijn geschoold als bedrijfshulpverlener. De scholing behelst de onderdelen brand en eerste hulp bij ongelukken. Jaarlijks krijgen zij een bijscholing op deze onderdelen. De school heeft een ontruimings/ calamiteiten plan. Elk schooljaar wordt dit bijgesteld volgens de laatste veiligheidseisen, opnieuw met de kinderen geoefend en geëvalueerd met de plaatselijke brandweer. In ieder lokaal hangt een vluchtroute. De brandweer controleert het gebouw regelmatig en geeft ons aanwijzingen. 1.16 Verjaardagen. Wie jarig is viert feest en mag trakteren. Na het feest vieren in de klas mag de jarige de klassen rond op de eigen afdeling om iets lekkers uit te delen. Wij vragen u de kinderen zoveel mogelijk een gezonde traktatie mee te geven.
1.17. Website. De Asvo heeft een eigen website die steeds vernieuwd wordt. Neemt u eens een kijkje op www.asvo.nl U vindt er allerlei informatie. De montessori afdeling van de school heeft een website waarop verslag wordt gedaan over de ontwikkeling van het kosmisch onderwijs op de afdeling. Neemt u hier regelmatig een kijkje voor het laatste nieuws. www.asvo-montessori.nl
1.18. Computers. Computergebruik is zo veel mogelijk in ons onderwijs geïntegreerd. Daarnaast heeft de school een computerlokaal waar ook les wordt gegeven. Omgaan met internet wordt door ons gezien als een leerpunt binnen de school. Wij kiezen voor wat het gebruik van internet aangaat voor een “pedagogisch filter”. Dat wil zeggen dat ongewenst uitingen van seks, racisme en geweld zo veel mogelijk moeten worden voorkomen, zonder de leerlingen hierbij ook hun eigen verantwoordelijkheid in deze uit handen te nemen. Daarom zijn er regels en afspraken over het gebruik van internet en is msn-en en chatten niet goed binnen de school. Voor ons volledig ict beleid verwijzen we naar het schoolplan.
11
2. Waar staan we voor. In het schoolplan van de Asvo wordt de werkwijze van de school uitvoerig beschreven. Het bestaat uit: een deelschoolplan voor de montessori afdeling, een deelschoolplan voor de vernieuwings (reguliere) afdeling en een aparte ICT bijlage. De deelschoolplannen worden 1x per 4 jaar herschreven en uitgereikt aan de ouders van de desbetreffende afdelingen. Ook via de website is het schoolplan dan voor iedereen te lezen. Onderstaand geven wij een korte samenvatting, waarin op hoofdlijnen de visie van beide afdelingen wordt beschreven. Voor uitgebreide informatie verwijzen wij naar het schoolplan zelf, wat na het uitkomen van deze gids via onze website beschikbaar komt. Voor beide afdelingen geldt dat wij veel aandacht besteden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, maar ook op cognitief gebied streven we het maximaal bereikbare voor een kind na. We vinden het belangrijk dat er aandacht is voor verschillen tussen mensen en dat iedereen respectvol met elkaar omgaat. Ons streven is een veilig leer- en leefklimaat waar leerlingen op prettige wijze leren. In de dagelijkse onderwijspraktijk betekent dit dat er regels zijn op allerlei gebieden, waarvan van iedereen verwacht wordt dat deze gerespecteerd en nageleefd worden. Leerlingen, leerkrachten en ouders. De “regels” handelen over: • Verdraagzaamheid, omgaan met anderen / conflict hantering • Verantwoordelijkheid • Rekening houden met je omgeving • Respect voor anderen en jezelf • Gelijke behandeling voor iedereen • Betrokkenheid • Behulpzaamheid • Solidariteit • Weerbaarheid ( fysiek en mentaal) • Beleefdheid • Je grenzen kennen 2.1 De resultaten van ons onderwijs. Elke basisschool in Nederland moet voldoen aan landelijk vastgestelde kerndoelen en eindtermen en onze school vormt daarop geen uitzondering. Als team hechten wij minstens evenveel waarde aan de positieve resultaten van jarenlange begeleiding van een kind, dat ondanks allerlei problemen, met veel plezier de basisschool bij ons heeft doorlopen en daarna een passende vorm van voortgezet onderwijs gaat volgen, als aan het uitstekende resultaat van een leerling die aan het eind van groep 8 doorstroomt naar het gymnasium. Daarom vinden wij de resultaten die jaarlijks behaald worden in de CITO eindtoets, niet het allerbelangrijkste. Dit vertelt immers niets over de kleine stapjes voorwaarts die voor een moeilijk lerende leerling en zijn/haar leerkracht minstens zo’n goed resultaat betekenen als een grote sprong vooruit voor een leerling bij wie het leren zonder problemen verloopt. We vermelden hier dan ook alleen dat wij elk jaar meedoen aan de CITO eindtoets, omdat dat in de gemeente Amsterdam verplicht is en dat de inspectie, team en ouders dik tevreden zijn met de resultaten die behaald worden.
12
2.2. Kwaliteitbewaking. De aandacht voor zelfevaluatie is voor de basisscholen in Nederland relatief recent. De beoordeling van de kwaliteit van het geboden onderwijs gebeurt tot op heden hoofdzakelijk door de inspectie, onder meer door het uitvoeren van schooldoorlichtingen. De doorzettende deregulering en de toenemende autonomie van scholen impliceren echter dat de school de eerste verantwoordelijke is voor de kwaliteit van haar onderwijs- en leerproces en van de geboden opvoeding. Op basis van reflectie over en onderzoek aangaande verschillende aspecten van de schoolwerking en de onderlinge relaties, kunnen schoolteams hun onderwijs en vorming verbeteren. In de nabije toekomst zullen de externe kwaliteitsbewaking door de inspectie en de zelfevaluatie door de school elkaar aanvullen en resulteren in een voor de school ontwikkelingsgericht beleid betreffende kwaliteit. De instrumenten die hiervoor door beide afdelingen gehanteerd worden zijn: een kwaliteits analyse waarmee elke 4 jaar alle aspecten van ons onderwijs doorgelicht worden, gerelateerd aan de kerndoelen. Een ouder tevredenheids onderzoek wat 2 jaarlijks door het bestuur gehouden wordt. Beide kwaliteitsinstrumenten zijn vorig schooljaar voor het eerst gehanteerd. Voor meer informatie verwijzen wij naar de hoofdstukken over onze beide afdelingen,naar de deelschoolplannen en naar de website
2.3.Het team.
Het team op de Asvo is als volgt samengesteld: •
•
•
•
De directie: bestaande uit een directeur, die eindverantwoordelijke is voor de gehele school en die het onderwijsinhoudelijke beleid van de vernieuwingsafdeling aanstuurt. Een adjunct directeur, die verantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van de montessori afdeling en voor het ICT beleid van de school. De adjunct geeft in de hoedanigheid van ict-coördinator ook computerles aan de twee hoogste leerjaren van beide afdelingen. De groepsleerkrachten: deze zijn onderverdeeld in twee onderwijsteams die de beide afdelingen bemannen/bevrouwen. Een gedeelte van deze leerkrachten werkt parttime. Interne begeleiders: elke afdeling heeft zijn eigen IB’er die de leerkrachten ondersteund m.b.t. leerlingen die zorg behoeven en die voor een beperkt aantal uren R.T. werkzaamheden verricht. Daarnaast ondersteunen de IB’ers hun collega’s ook bij groepsprocessen en bij hun eigen functioneren. Het kan voorkomen dat de intern begeleider ook bij oudergesprekken met de leerkracht aanwezig is, als dit gewenst is. Vakleerkrachten: o Bewegingsonderwijs: door de gymnastiek leerkracht wordt lesgegeven aan alle groepen van de school inclusief de kleuters. De kinderen maken kennis met allerlei takken van sport en spel en de mogelijkheden die de diverse
13
o
o
o
gymtoestellen bieden. De school beschikt over een eigen gymnastiek lokaal en een apart speellokaal voor de onderbouwgroepen. Voorop staat het plezier in bewegen en daarom wordt er tijdens de lessen ook veel aandacht besteed aan de sociale vorming van de kinderen. Naast de gymnastieklessen, zijn er ook sportdagen, wordt er geschaatst in de winter en geoefend voor en meegedaan aan sporttoernooien zoals b.v. het schoolvoetbal. Beeldende vorming: onze vakleerkracht geeft les aan alle leerlingen uit groep 3 t/m 8.Bij beeldende vorming gaat het om allerlei vormen van tekenen en handvaardigheid. De kinderen krijgen te maken met verschillende beeldaspecten zoals: kleur, vorm, ruimte en compositie, waarbij gebruik gemaakt wordt van diverse materialen. Zo komen diverse stromingen en thema’s aan bod. Een combinatie van handarbeid en kunstzinnige vorming. ICT: aan de beide afdelingen wordt in groep 7 en 8 lesgegeven in computer onderwijs. De leerlingen leren verantwoord en doelbewust gebruik maken van communicatiemiddelen. Dat houdt in dat ze een tekstverwerker kunnen hanteren bij het maken en bewerken van teksten en dat ze kennis hebben over mogelijkheden van digitale informatiemedia. ICT beleid is een onderdeel van het totale schoolbeleid. De visie hierop heeft te maken met pedagogiek en didactiek. De inzet van ICT heeft invloed op de inrichting en organisatie van leerprocessen en omgekeerd. We hebben immers te maken met verschillen tussen kinderen in aanleg, tempo en interesses. Computers zijn in de school te vinden in alle groepen. Daarnaast is er ook een apart computer lokaal. Drama: deze vakleerkracht geeft les in de bovenbouw van beide afdelingen. In de dramalessen komen de volgende onderdelen aan bod: - Vaardigheden: de leerlingen leren in hun spel gebruik maken van stem, taal beweging en mimiek. Daarnaast leren de kinderen om hun aandacht gericht te houden op hun rol, maar ook op hun medespelers. Op basis van informatie die ze aangereikt krijgen leren ze improviserend spelen. - Verbeelden: Er worden relaties gelegd tussen het spel en de dagelijkse werkelijkheid. - Vormgeven: de kinderen leren gebruik te maken van diverse verhaalelementen. Hierbij kunnen ze middelen als decor, rekwisieten en schmink in het spel herkennen en gebruiken. Aan het einde van groep 8 resulteert dit alles in een eindstuk wat door de kinderen niet alleen zelf gespeeld wordt, maar grotendeels ook verzonnen, geschreven en vorm gegeven.
•
•
Onderwijs ondersteunend personeel: dit zijn de mensen die zowel de directie als team bijstaan in de dagelijkse praktijk en die er voor zorgen dat allerlei zaken op praktisch gebied goed lopen. De school heeft twee conciërges ( een voor de ochtend en een voor de middag), een administratief medewerker en drie onderwijsassistenten. Deze laatsten zijn werkzaam in de z.g. Instroom/Doorstroom(ID) banen en gezien de huidige ontwikkelingen op dit gebied is het onzeker hoe lang wij hen nog kunnen behouden. Continurooster medewerkers: zij houden toezicht op de kinderen tijdens het overblijven en spelen in de middagpauze.
Daarnaast zijn er op school regelmatig stagiaires te vinden van de PABO, de opleiding tot klassenassistent of de ICT-academie.
14
3. Zorg voor kinderen. Zorg voor kinderen hoort vanzelfsprekend thuis in ons onderwijsconcept. Kinderen die voor het eerst bij ons op school komen als ze 4 jaar zijn, mogen in de daaraan voorafgaande periode een paar ochtenden op bezoek komen om al vast een beetje kennis te maken met de leerkracht, de kinderen en de omgeving.
3.1. Het volgen van de ontwikkeling van kinderen. Beide afdeling heeft een leerling volgsysteem, waarin systematisch de ontwikkeling van een kind wordt bijgehouden. De ontwikkeling van een kind wordt bijgehouden door middel van: • • • •
Observaties van het kind Registratie van het werk Correctie van het werk Het afnemen van toetsen
Voor meer gedetailleerde informatie hierover, zie de beschrijvingen van beide afdelingen verderop in de gids en de deelschoolplannen. 3.2. Hoe weet u hoe het met uw kind gaat. Van de leerkracht ontvangt gedurende het jaar verschillende malen een uitnodiging om op gesprek te komen, wel of niet naar aanleiding van een verslag. Hierbij gaat het zowel om de leerprestaties van het kind, als om het sociale gedrag en de emotionele ontwikkeling. Tevens worden besproken: de motivatie, de werkhouding en de zorg voor de omgeving. Uiteraard hoeft u zo’n gesprek niet af te wachten. Als u tussentijds wilt weten hoe het met uw kind gaat of als u de groepsleerkracht iets wilt vertellen wat van belang kan zijn voor het welbevinden van uw kind op school, kunt u altijd een afspraak maken met de leerkracht na schooltijd.
3.3. De zorgstructuur. Om te garanderen dat alle kinderen de nodige zorg ontvangen heeft de Asvo een speciale structuur ontwikkeld. In het kort komt die structuur hier op neer: 1. registreren Op onze school wordt de ontwikkeling van alle kinderen dagelijks gevolgd. De leerkrachten observeren kinderen tijdens het werken maar ook tijdens het buitenspelen, gymnastiek, beeldende vorming enzovoorts. Verder kijken de leerkrachten naar het werk dat kinderen doen en worden door kinderen toetsen gemaakt. Al deze gegevens worden in de administratie van de leerkracht vastgelegd en vormen de basis voor het verslag dat ouders tweemaal per jaar meekrijgen. Voor de meeste kinderen is deze voldoende. 2. signaleren
15
Het kan zo zijn dat leerkrachten en/of ouders in de gaten hebben dat de ontwikkeling van een kind niet optimaal verloopt. Hierbij kan de leerkracht overleggen met de intern begeleider (eenmaal per twee weken) en in de kindervergadering (eenmaal per zes weken). Na overleg en toestemming van de ouders kan ook het Groot Kinder Overleg (GKO) worden geraadpleegd over te nemen stappen. Het groot Kinder Overleg komt vijfmaal per jaar bijeen en is samengesteld uit de schoolarts, een medewerker van het Advies- en Begeleidings Centrum (A.B.C.), de preventief ambulant begeleidster (P.A.Bber) en beide intern begeleiders. 3. diagnosticeren Als blijkt dat het verstandig is nader onderzoek te doen, kan dat verricht worden door de leerkracht, de intern begeleider of de PAB-ber en, na toestemming van de ouders, ook door het A.B.C. Dit onderzoek is voor de ouders kosteloos maar ook beperkt beschikbaar. U wordt altijd op de hoogte gesteld van het uitgevoerde onderzoek en ook de school wil hiervan de resultaten weten ten einde hier in goed overleg met alle partijen op voort te kunnen borduren. Indien de school een dergelijk onderzoek* bekostigt vragen wij van tevoren schriftelijke toestemming aan de ouders voor inzage van de onderzoeksresultaten (*zoals intelligentieonderzoek en sociaal-emotioneel en/of pedagogisch didactisch onderzoek ). Soms besluiten ouders hun kind door een externe deskundige te laten onderzoeken. De kosten hiervan komen dan voor rekening van de ouders. Als school horen wij ook graag de resultaten van dit onderzoek. 4. hulpverlenen Na het doen van onderzoek is meestal duidelijk(er) wat er gedaan kan worden om het kind beter te begeleiden in zijn ontwikkeling. Hiervoor wordt dan meestal een handelingsplan opgesteld. Hierin staat beschreven wat er door wie wordt gedaan. Na een aantal weken wordt bekeken of de ingeslagen weg de juiste is en op welke manier we verder gaan. Het kan zijn dat de leerkracht met het kind op een speciale manier werkt maar in de groepen 1 tot en met 4 kan soms ook onze remedial teacher worden ingeschakeld. Omdat het aantal uren hiervoor beperkt is en de vraag meestal groter dan wat we kunnen aanbieden, hebben we speciale criteria opgesteld wanneer een kind voor RT in aanmerking komt. U wordt over de hulpverlening altijd geïnformeerd. Soms besluiten ouders hun kind door een externe remedial teacher te laten helpen. De kosten hiervan komen dan voor rekening van de ouders. Als school blijven wij graag op de hoogte van de voortgang van deze hulp. 5. ambulante begeleiding Kinderen met een handicap kunnen sinds augustus 2003 soms ook geplaatst worden op onze basisschool. We hebben hiervoor een zorgprofiel opgesteld waarin precies vermeld staat welke zorg wij wél en welke zorg wij niet kunnen bieden. Wanneer ouders hun kind met een handicap graag op onze school geplaatst zien, nemen wij hierover van tevoren als team een beslissing. Als we positief besluiten, stellen we samen met de ouders een handelingsplan op dat regelmatig zal worden geëvalueerd. Ook zal zeer regelmatig opnieuw de beslissing genomen moeten worden of de school nog de beste ontwikkelingskansen biedt voor dit kind. Kinderen met een handicap krijgen direct of indirect begeleiding vanuit een Regionaal Expertise Centrum (REC). Dit betekent onder andere dat er met enige regelmaat een ambulant begeleider op school komt die soms met het kind werkt of die met de leerkracht / IB-er en ouders praat over de ontwikkeling van het kind en hoe die zo goed mogelijk te laten verlopen.
16
6. verwijzen Soms is het voor het kind écht de beste oplossing om naar een speciale vorm van onderwijs te gaan waar de mogelijkheden van de school beter aangepast zijn aan de behoeften van het kind. Als dit het geval blijkt te zijn dan kan het Zorgplatform Zuid hierbij behulpzaam zijn. Dit is een door de gemeente Amsterdam ingesteld orgaan dat probeert om de zorg aan kinderen in het Amsterdamse basis- en voortgezet onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen. De verwijzing en aanmelding voor het speciaal basisonderwijs verloopt dan ook via dit Zorgplatform.
4. De reguliere afdeling. Het doel van de Asvo, vastgelegd in de statuten van de vereniging, is het bieden van goed en aantrekkelijk basisonderwijs. Dat doel is als volgt uitgewerkt in onze missie: De school stelt zich ten doel dat ieder kind op cognitief, sociaal, emotioneel, fysiek en creatief gebied wordt gestimuleerd om het niveau van functioneren te bereiken, dat in overeenstemming is met zijn of haar talenten. Het onderwijs richt zich op de zelfstandigheid en persoonlijke verantwoordelijkheid van het kind en wil een aantrekkelijke werkplek bieden met een gevarieerd en gedifferentieerd aanbod voor leerlingen. De leerling moet zich veilig, gewaardeerd en geaccepteerd voelen. Het team van de reguliere afdeling heeft er behoefte aan om zich te bezinnen op haar uitgangspunten en onderwijsconcept. Door wisselingen binnen het team en in directie en bestuur is de erfenis uit het verleden niet duidelijk meer en leeft de wens om deze erfenis te verhelderen en te toetsen aan nieuwe onderwijskundige inzichten. Dit proces van samen bepalen wat we willen en daar ook voor gaan staat in het schooljaar 20042005 als prioriteit nummer een op de agenda van het team. In de jaren daarna wordt hier vervolg aan gegeven. 4.1.Onderwijs op de reguliere afdeling. De ASVO werkt in de groepen 3, 4, 5 en 6 volgens het leerstofjaarklassensysteem. Vanaf het schooljaar 2006-2007 geldt dit ook voor groep 7 en 8. Groep1-2 zijn combinatieklassen met daarbinnen behoud van het klassikale systeem. Leerlingen van dezelfde leeftijd krijgen dezelfde leerstof aangeboden: het zogenaamde leerstofjaarklassensysteem. Het klassikale systeem heeft voordelen als gezamenlijke leerervaringen, effectieve leerstofoverdracht, een duidelijke structuur, overzichtelijke organisatie. Om tegemoet te komen aan de verschillen tussen leerlingen is een ontwikkeling in gang gezet die differentiatie in de groepen mogelijk maakt. In deze ontwikkeling neemt zelfstandig werken een belangrijke plaats in. Wanneer leerlingen gestimuleerd worden zelfstandig te werken en hun eigen oplossingen te zoeken, kan de leerkracht meer aandacht besteden aan individuele leerlingen of kleine groepjes leerlingen. Zelfstandig werken vraagt om duidelijke afspraken en regels op klassen- en schoolniveau. In de groepen moet er sprake zijn van goed klassenmanagement. Afspraken over gedrag, gebruik van materialen, de momenten waarop de leerlingen of leerkracht wel of niet gestoord mogen worden etc. moeten voor iedereen duidelijk zijn.
17
Leerlingen praten daarin mee. Klassenregels worden samen met de leerlingen opgesteld. Het doel van afspraken en regels op schoolniveau wordt met de leerlingen samen besproken. Waar nodig worden afspraken en regels aangepast. De school tracht de ontwikkeling van de kinderen zoveel mogelijk in een doorgaande lijn te laten verlopen. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de persoonlijkheid van een kind. Op gezette tijden wordt de ontwikkeling van de kinderen vastgesteld en de problemen die de kinderen ondervinden in het leer- en ontwikkelingsproces besproken. De samenhang van de groep en de wijze van omgaan met elkaar zijn belangrijke elementen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Er wordt dan ook belang gehecht aan een veilig sociaal pedagogisch klimaat. In alle groepen wordt structureel aandacht besteed aan sociaal-emotionele zaken. In kringgesprekken of groepsopdrachten worden thema's behandeld als vriendschap, pesten, angst, veiligheid, omgaan met elkaar, omgaan met verschillen etc. Respect hebben voor de mening en opvatting van de ander wordt van groot belang geacht. Het team ziet het als haar taak om kinderen te begeleiden in een proces naar een positief kritisch denkend mens, waarbij ze leren zorg te dragen voor zichzelf en hun sociale omgeving. Betrokkenheid bij anderen wordt gestimuleerd door middel van gezamelijke projecten en onderwerpen bij spreekbeurten en werkstukken. Naast de groepsleerkrachten zijn er vakleerkrachten voor beeldende vorming, dramatische vorming en bewegingsonderwijs. De expressievakken worden gezien als een wezenlijk deel van het onderwijsleerproces. Het onderwijs in de onderbouw wordt ondersteund door een onderwijsassistent. Op aanwijzingen van de groepsleerkracht begeleidt de onderwijsassistent leerlingen bij de verwerving van bepaalde vaardigheden en levert een praktische/organisatorische bijdrage aan het klassenmanagement. De afdeling stelt zich ten doel om goed en gedegen onderwijs te geven: er wordt veel belang gehecht aan kennis en begrip van de basisstof. Er wordt gebruik gemaakt van gangbare, actuele methodes.
18
5. De Montessori afdeling. Onze missie is ongetwijfeld hetzelfde als die van u als ouders: de kinderen die ons zijn toevertrouwd de nodige hulp bieden, waardoor het kind zich kan ontwikkelen tot een zelfstandige persoonlijkheid die verantwoordelijkheid kan en wil dragen voor zichzelf, zijn omgeving en de samenleving waarvan hij deel uitmaakt. Voor deze afdeling is het gedachtegoed van Maria Montessori ( 1870-1952 ) daarbij een leidraad. Zij was een Italiaanse arts die zich haar leven lang heeft ingezet voor wat zij noemde: “de rechten van het kind”.Hieronder worden de kernpunten van haar visie toegelicht. Voor een meer uitgebreide beschrijving, verwijzen wij naar het montessori deelschoolplan. 5.1. Waar heeft het kind behoefte aan.
“Help mij het zelf te doen” Allerlei indrukken prikkelen het kind om zich te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze prikkels een positief karakter hebben en tegemoet komen aan de basisbehoeften van het kind. Een kind heeft behoefte aan veiligheid en liefde. Pas als een kind zich veilig voelt kan het zich ontwikkelen. Wij hechten daarom groot belang aan een vriendelijke en veilige sfeer op school. Wederzijds vertrouwen en acceptatie binnen de sociale relaties van de kinderen, zowel tussen henzelf en de volwassenen in hun omgeving, als in contacten met hun leeftijdgenootjes zijn van het grootste belang. Ook hebben kinderen behoefte aan uitdagingen die het leven de moeite waard maken en een appèl doen op inzet, verantwoordelijkheidsgevoel en creativiteit. Daarom vinden we het belangrijk dat er op school boeiend onderwijs wordt gegeven; onderwijs dat de kinderen uitdaagt nog onbekende terreinen te exploreren. De ontwikkeling van de kinderen moet leiden tot een evenwicht tussen hoofd, hart en handen. Wij als volwassenen hebben een belangrijke taak als cultuurdragers, want we kunnen kinderen vóórleven wat: wederzijds respect betekent, wat verdraagzaamheid, plichtsbetrachting en verantwoordelijkheidsgevoel betekenen. Wij willen graag een afspiegeling zijn van een samenleving, waarin samenwerken, solidariteit en gelijkwaardigheid geen holle frasen zijn, maar een werkelijkheid die in de samenwerking met alle betrokkenen vorm krijgt. Met alle betrokkenen! Daarom willen wij ons ook graag verzekeren van de betrokkenheid van de ouders die, daar gaan we van uit, bewust hebben gekozen voor onze montessori afdeling. Betrokkenheid bij onze uitgangspunten voor de steun aan hun kind als leerling, voor zijn of haar succes op school. Het eerste contact, de aanmelding, de ouderavonden, de activiteiten,de voortgangsgesprekken, en elke aanspraak daarna drukken uit: als wij niet op de wisselwerking met en steun van ouders kunnen rekenen, kunnen zij van ons niet vanzelfsprekend succes verwachten.
Zelfstandigheid. Maria Montessori was van mening dat aan de energie van het kind een onbewuste doelgerichtheid ten grondslag ligt: het kind wil zelf groot worden. Daarom moet het in alle
19
vrijheid zelf kunnen bepalen wat het wil leren, naar aanleg en tempo. Het moet daarvoor een zelfstandige en gedisciplineerde werkhouding ontwikkelen, waarbij alle schoolse vakken en zaken evenwichtig aan bod komen. Daarbij heeft het de hulp van de volwassenen in zijn of haar omgeving nodig
Vrije werkkeuze. Tijdens het dagelijks werken in de groepen, kiezen de kinderen hun eigen werk. Zo wordt tegemoet gekomen aan hun spontane belangstelling. In principe kunnen ze zelf bepalen wanneer en hoe lang ze met bepaalde werkjes bezig willen zijn. Het speciaal ontwikkelde montessori materiaal speelt daarin een belangrijke rol. Het is aantrekkelijk, meestal zelf corrigerend materiaal dat de kinderen stimuleert en hen de gelegenheid biedt langere tijd zelfstandig en geconcentreerd te oefenen. We spreken over “vrijheid in gebondenheid”. Dat wil zeggen, dat de groepsleerkracht daar waar nodig zal stimuleren, motiveren en sturen als het kind moeite heeft zijn keuze te bepalen. Het doel is het kind telkens op een hoger (leer)plan brengen en uit het kind te halen wat het in aanleg in zich heeft. Materiaal. In het Montessorionderwijs neemt het materiaal waarmee de kinderen leren en zich ontwikkelen, een belangrijke plaats in. Met concreet en symbolisch materiaal krijgt het kind inzicht in moeilijke en abstracte begrippen. Het materiaal nodigt uit om zoveel mogelijk zintuigen te gebruiken teneinde de stof te verwerken. Het nodigt ook uit tot spontane herhaling van de handeling(en). Hierdoor en door de manier waarop kinderen ermee kunnen werken, gaan ze echt in hun bezigheid op. Dit heeft een grote vormende waarde. Het materiaal is vaak ook zelfcorrigerend, waardoor de leerlingen zonder inmenging van de leid(st)er hun 'fouten' zelf kunnen ontdekken. Het materiaal ziet er aantrekkelijk uit. Het vormt dan voortdurend een uitnodiging en dat is precies waar het om gaat. Aan het eind van de midden-, begin bovenbouw begint het materiaal plaats te maken voor een meer abstracte wijze van omgaan met de leerstof. Het materiaal maakt een vloeiende overgang mogelijk van concreet, via symbolisch naar een abstract denkniveau. Die herhaling concreet, symbolisch, abstract is in elke bouw opnieuw zichtbaar maar van toepassing op andere ontwikkelingsgebieden. Omdat het voor ouders vaak niet duidelijk is waar bepaalde materialen voor dienen of hoe ze gebruikt worden, organiseren wij jaarlijks op de montessori afdeling een materiaalavond, c.q. thema avond waarop de verschillende aspecten en achterronden van diverse materialen worden uitgelegd. Hierna volgt dan de lesjesavond waarop kinderen “les” geven aan hun ouders met de materialen die zij dagelijks gebruiken.
5.2. De samenstelling van de groepen.
De ontwikkelingsfasen van het kind. Volgens Maria Montessori verloopt de ontwikkeling van de mens volgens een bepaald grondplan. Dit grondplan bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen, die ieder mens doorloopt. Elk van deze fasen staat niet op zichzelf, maar legt de basis voor de volgende.
20
In deze fasen zijn er perioden van verhoogde belangstelling voor bepaalde aspecten uit de omgeving. Deze perioden worden de gevoelige perioden genoemd.
De periode van 0-3 jaar.(De schepper) In deze periode neemt het jonge kind informatie op uit zijn/haar omgeving; het kind doet de indrukken onbewust op. Die omgeving moet dan ook zodanig zijn, dat het kind er van kan profiteren. Het is belangrijk dat het kind veel indrukken en ervaringen op kan doen.
De periode van 3-6 jaar.(De werker) Dit is de periode waarin kinderen bewust indrukken op doen. Het is de gevoelige periode van het opdoen van zintuiglijke ervaringen, voor waarnemingen in de omgeving, voor het leren van woorden en voor oefeningen uit het dagelijks leven. Het kind wil nu zelf handelen en heeft aandacht voor het precieze verloop van de handelingen.
De periode van 6-9 jaar.(De verkenner) In deze periode willen kinderen zich aansluiten bij anderen. Gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels is groot. Ze zijn in de gevoelige periode voor het verzamelen van kennis.
De periode van 9-12 jaar.(De wetenschapper) In deze periode gaat het kind verbanden zien tussen feiten waarmee het in aanraking komt en bouwt zo een wereldbeeld op. Het denkt na over de plaats van de mens in de wereld. De kinderen zijn in de gevoelige periode voor het verkrijgen van inzicht in de cultuur waarin ze leven. Montessorigroepen volgen de indeling zoals hierboven beschreven. We hebben dan ook geen verdeling over jaarklassen, maar spreken van onderbouw ( groep 1 en 2 leeftijd 4-6 jaar),
middenbouw ( groep 3, 4 en 5 leeftijd 6-9 jaar) en bovenbouw ( groep 6,7 en 8 leeftijd 9-12 jaar). Binnen één klaslokaal zitten dus kinderen van verschillende leeftijden en ontwikkeling. Ieder kind is dan ook meerdere keren in zijn/haar schoolloopbaan de jongste, middelste of oudste binnen een sociale groep. Hierdoor worden de sociale ervaringen breder en zijn de mogelijkheden om hulp te geven of te krijgen optimaal. Voor hulp kan het kind zowel bij de groepsleerkracht als bij zijn medeleerlingen terecht. Onze afdeling telt in totaal: 2 onderbouw groepen 2 middenbouw groepen 2 bovenbouw groepen
De leider/leidster. De taak van de leerkracht is kinderen helpen zelf te werken. Dit is de basishouding van de groepsleider of leidster. Hoewel kinderen kunnen leren door zelfwerkzaamheid, is de rol van de groepsleerkracht van grote betekenis. Deze is er op getraind er voor te zorgen dat het kind activiteiten ontplooit. Behalve het zorgen voor een uitnodigende en veilige omgeving is het aanbieden van materialen, leerstof en het gebruik ervan van groot belang. Door de o.a. 21
individuele vorm van les geven krijgt de leider of leidster een goed inzicht in de zwakke of sterke kanten van een kind. Observatie, registratie en toetsing vormen de peilers waarop de groepsleerkracht bouwt. De leerkrachten op onze afdeling hebben dan ook allemaal hun montessori diploma op zak, wat garant staat voor deskundigheid en professionaliteit in hun vakgebied. Activiteiten van de kinderen. Hoewel in een montessori klas de onderwijsgevende niet altijd prominent aanwezig is, zijn de kinderen toch druk bezig. Op de tafel van ieder kind kan iets anders liggen en er wordt druk samengewerkt, overlegd of gelopen. Dit geeft voor de buitenstaander soms een wat rommelige indruk, waardoor het lijkt of iedereen zo maar wat doet. Niets is minder waar. Het zijn activiteiten die voort vloeien uit de keuzevrijheid die ieder kind heeft zoals hierboven omschreven. Er zijn veel open kasten met daarin allerlei materialen die aansluiten op de gevoelige perioden van ieder kind. Deze perioden komen niet bij ieder kind op precies hetzelfde moment en daarom moet er een ruime keuze aan leermiddelen voor handen zijn. De vrijheid die kinderen hebben is echter niet absoluut, maar gebonden aan regels. Dit garandeert in elke groep een duidelijke structuur van waaruit de leerlingen tot zelfstandigheidontwikkeling kunnen komen. In de groep heerst een rust en een sfeer van helpen en onderlinge acceptatie.
5.3. Wat doen de kinderen bij ons op school. Onderbouw. In de onderbouw staan beweging en taalontwikkeling centraal. Beweging is behalve voor de motorische coördinatie ook belangrijk voor het daadwerkelijk ervaren van de wereld om je heen. Er is in de onderbouw veel bewegingsvrijheid, zowel in de klas als daar buiten. Naast de behoefte om te bewegen bestaat er bij kleuters ook een natuurlijke behoefte aan rust. In de montessori groep wordt aan deze behoefte tegemoet gekomen. Kleuters mogen op kleedjes op de grond werken, waardoor hun lichaam steeds een andere houding kan aannemen dan wanneer het kind op een stoel zit. De natuurlijke behoefte aan rust onderbreekt het voortdurende bewegen. De kleuter is gevoelig voor het opdoen van zintuiglijke ervaringen. Daarom treft men in de onderbouw een grote hoeveelheid zintuiglijk materiaal aan. Wat betreft de taalontwikkeling zijn kinderen in de onderbouw de hele dag met taal bezig. Ze praten met elkaar over het werk, tijdens het spel brengen ze hun gedachten over naar woorden, de werkjes die door de leidster worden aangeboden worden benoemd en het kind neemt de taal over die hoort van volwassenen en oudere kinderen. Kinderen in deze leeftijd zijn gevoelig voor het leren lezen van letters en cijfers. Kleuters die er aan toe zijn leren lezen met behulp van de schuurpapieren letters. Voor een kleuter die kan lezen gaat een wereld open. In deze leeftijdsfase leert het kind hoe vrijheid gebonden is aan grenzen en regels. Het leert zijn vrijheid te gebruiken, maar leert tegelijkertijd ook zien wat vrijheid voor de ander inhoudt. Dus rekening houden met elkaar. Zo mogen kinderen altijd samenwerken, maar wel zachtjes zodat een ander niet gestoord wordt. In de onderbouw heerst een enorme activiteit. Op deze leeftijd willen kinderen van alles ontdekken, maar hebben ze ook behoefte aan duidelijke afspraken. De leerkracht doet dit alles voor, waarna de kleuter dit graag imiteert. Als ouder zult u in deze periode thuis waarschijnlijk regelmatig horen dat het zo moet, omdat juf het zegt.
22
Middenbouw. Kinderen die in de onderbouw niet hebben leren lezen leren dit in de middenbouw. Ook ten aanzien van het rekenen geldt dat het kind in de middenbouw doorgaat met de leerstof waarmee het in de onderbouw geëindigd is. Bijvoorbeeld: als een kind in de onderbouw al sommen tot tien heeft gemaakt, gaat het hier in de middenbouw mee door en hoeft het de leerstof niet nog eens over te doen. In de middenbouw werken de kinderen veel met materiaal en zijn ze concreet en handelend bezig. Gedurende deze drie jaar gaan ze langzaam over naar de symbolische weergave van het concrete. Ze zijn heel leergierig en willen veel weten van de wereld om hen heen en hoe het allemaal ontstaan is. Ze tonen een natuurlijke interesse in kosmische thema’s zoals: dinosauriërs of het zonnestelsel. Ook proefjes zijn goed aan hen besteed. Kinderen in deze leeftijdsfase worden vaak “ de jonge onderzoekers “genoemd. Bovenbouw. In de bovenbouw wordt de werkomgeving steeds meer door de kinderen zelf vorm gegeven en georganiseerd. Zij brengen de wereld van buiten naar binnen. In die jaren ontwikkelen ze zich steeds meer tot zelfstandige individuen, die de ontwikkeling van concreet(onderbouw) via symbolisch(middenbouw)naar abstract(bovenbouw)volledig hebben doorgemaakt. Net als op de reguliere afdeling voldoen onze achtste groepers aan de kerndoelen van het basisonderwijs. Sterker nog, het kind is in de meeste gevallen tot zijn maximale kunnen gekomen en met een bagage aan zelfstandigheid en mondigheid gaat het naar het voortgezet onderwijs. In het montessori onderwijs worden de vakken biologie, natuurkunde, aardrijkskunde en geschiedenis tezamen met nog een aantal andere aspecten samengevat onder de term: Kosmische opvoeding en onderwijs. Scheiding tussen de verschillende vakken is eigenlijk een kunstmatige. De bedoeling van K.O.O. is de leerlingen verbanden laten zien en ervaren in al het bestaande om ons heen. Zo krijgen vorm: • Relaties tussen begrippen • Relaties in de tijd • Relaties in de ruimte Het is belangrijk dat de leerlingen leren medeverantwoordelijkheid te dragen voor het grote geheel. Zo is K.O.O. tevens milieueducatie en heeft het ook vele aspecten in zich die betrekking hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling.
5.4.Het volgen van de ontwikkeling van kinderen. De leerkrachten observeren de kinderen tijdens de werkperiode, tijdens groepsactiviteiten en tijdens buitenspelen, uitstapjes enzovoort. Want als alle kinderen tijdens bijvoorbeeld de werkperiode iets anders doen is het zaak om als leerkracht extra goed op te letten. De leerkracht zal namelijk steeds proberen aanbiedingen te doen die aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het individuele kind. Daarvoor moet je goed kijken naar kinderen. De leerkrachten kijken niet alleen naar de zintuiglijke- en motorische ontwikkeling, het niveau van het werk (de cognitieve ontwikkeling), de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling maar ook naar de werkhouding en de zelfstandigheid.
23
De kinderen en leerkrachten hebben in de midden- en bovenbouw een eigen registratiesysteem waarin zij hun werk plannen (soms per dag, soms per week soms over een langere periode, afhankelijk van wat bij het kind past) en waarin zij werk dat afgerond is bijhouden. De leerkracht bespreekt bovendien regelmatig de planning en de vorderingen met het kind. Zo kan het kind het advies krijgen om wat meer aandacht te besteden aan…. De kinderen kijken hun werk zelf na maar de leerkracht bekijkt ook hoe het werk gemaakt is. Deze informatie samen met de observaties bieden een goed overzicht van het vaardigheidsniveau van het kind. Op grond hiervan kan de leerkracht besluiten om het kind bepaalde aanbiedingen van materiaal of oefeningen te bieden. De ouders worden tenminste tweemaal per jaar uitgenodigd om op school te komen praten over de ontwikkeling van hun kind. Ze krijgen hiervoor van tevoren een verslag mee naar huis waarin die ontwikkeling staat beschreven. De gymleerkracht en de leerkracht beeldende vorming geven in dit verslag ook hun bevindingen weer. Naar aanleiding van dit verslag voeren ouders en leerkracht een gesprek. ( Zie ook 3.3)
Binnen het montessorionderwijs houden we al rekening met verschillen tussen de leerlingen in aanleg, tempo en interesse. Onze visie is dan ook dat een kind binnen de eigen groep zo veel mogelijk onderwijs op maat krijgt. Daarbij is binnen ons onderwijs zelfstandigheid en het samenwerken ook van belang. Wij maken daarom in de groepen dan ook veel gebruik van de computer die daarbij uitstekend kan worden ingezet.
6.Nawoord. Scholen verschillen steeds meer; in manier van werken, in sfeer en in wat kinderen er leren. Scholen hebben verschillende kwaliteiten. Om een verantwoorde schoolkeuze te kunnen maken is het noodzakelijk om te weten wat een school te bieden heeft. Wij hopen dat deze gids duidelijk heeft kunnen maken waar de Asvo en haar beide afdelingen voor staan.
24
ASVO en ICT-beleid 2004-2008 (bijlage bij het schoolplan 2004-2008)
Voorwoord. Voor u ligt het ICT beleidsplan voor de Asvo, voor de bovenstaande periode. Dit plan maakt deel uit van het totale schoolplan voor de komende tijd. In onze huidige maatschappij is de computer niet meer weg te denken en uiteraard heeft dit zijn invloed op ons onderwijs. In het voorgaande beleidsplan lag de nadruk vooral op het ontwikkelen van een goede technische infrastructuur, de kennis en vaardigheden van leerkrachten en de keuze van software. De computer heeft zijn intrede gedaan in de klassen en in de computerlessen en de visie die aan dit alles ten grondslag ligt is vele malen geëvalueerd en bijgesteld. Zowel op de reguliere(voorheen vernieuwings) als op de montessori afdeling. Momenteel bevinden wij ons te midden van een digitale revolutie waarvan de mogelijkheden nog lang niet te overzien zijn. Dagelijks worden wij door de media op de hoogte gesteld van de allernieuwste uitvindingen op dit gebied.En dit is de wereld waarin onze kinderen opgroeien.Daarom is het belangrijk om je als je school voortdurend op je visie hierover te bezinnen. Veranderingen kosten veel tijd en gaan vaak met kleine stapjes. Maar de wereld van de computer verandert voortdurend en zeer snel. Daarom is het moeilijk om een planning te maken op lange termijn.Dit beleidsplan wordt daarom elk jaar geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Zo proberen we ook met ons ICT-beleid up to date te blijven en aan te sluiten bij de maatschappelijke veranderingen en inzichten op dit gebied. In de schoolpraktijk kan de inzet van de computer bij het onderwijs op onze beide afdelingen verschillen. Immers het gebruik er van hangt nauw samen met de onderwijskundige uitgangspunten die gehanteerd worden. Aan de basis hiervan ligt echter een gezamenlijk beleid ten grondslag en dat is hetgeen u op de volgende pagina’s beschreven zult vinden. September 2004, Vera Arents, Ict-coördinator
25
1. Doelstelling van het ICT-beleidsplan Omdat ICT zich kenmerkt door snelle veranderingen, is het nodig een goed plan op te stellen. Het ICT-beleidsplan maakt het proces van ICT-ontwikkeling in de eigen school inzichtelijk en daarmee beter uitvoerbaar. Niet het papieren product is belangrijk, maar het proces van oriëntatie, het maken van keuzen en het gezamenlijk ten uitvoer brengen van ICT mogelijkheden ten dienste van het onderwijs. Daarnaast vervult het beleidsplan andere functies die de schoolontwikkeling beïnvloeden: o
o o o o o o
Het is een geïntegreerd onderdeel voor de kerninnovaties: het jonge kind, omgaan met verschillen, vernieuwing van het onderwijs in het bijzonder functieontwikkeling, lezen, taal, rekenen, lezen en de zaakvakken. het geeft inzicht in de benodigde tijd en middelen; het geeft inzicht in de voortgang van het proces; het maakt duidelijk wie waar verantwoordelijk voor is; het kan mede dienen om het schoolbeleid te verantwoorden aan besturen, medezeggenschapsraden en ouders; het geeft inzicht in hoeverre de school voldoet aan de gestelde eisen; het kan nuttig zijn als wordt aangesloten bij een samenwerkingsverband.
1.1.
Schoolbeleidsplan ten aanzien van ICT
In de kerndoelen basisonderwijs staat een aantal leergebiedoverstijgende doelen waaraan ICT een bijdrage kan leveren. o o o o o •
werkhouding; werken volgens een plan, waaronder zelfstandig werken; gebruik van uiteenlopende leersstrategieën; zelfbeeld; nieuwe media.
Werkhouding: De leerlingen hebben belangstelling voor de wereld om hen heen en
ze zijn gemotiveerd deze te onderzoeken. Ze hebben plezier in het leren van nieuwe dingen en kunnen relevante informatie zoeken en gebruiken. We leven in een informatie- en communicatiemaatschappij en computers spelen een steeds grotere rol in het dagelijkse leven van de kinderen. ICT is een uitstekend middel om nieuwe dingen te leren en op zoek te gaan naar informatie op internet en softwarepakketten. De motivatie om dit te doen is bij bijna alle kinderen aanwezig.
•
Werken volgens een plan: De kinderen kunnen een plan opstellen en ernaar
handelen. Kinderen maken een werkstuk waarbij ze zich oriënteren op een onderwerp. Ze moeten leren om hun activiteiten stap voor stap in te delen. Het uitwerken en presenteren van het werkstuk is uitstekend te verwezenlijken met behulp van de computer 26
•
Gebruik van uiteenlopende leerstrategieën: Kinderen kunnen relevante informatie
opzoeken, verwerken, met elkaar overleggen en tot oplossingen komen. Ook bij dit kerndoel kan ICT een ondersteunende rol vervullen en een geschikt hulpmiddel zijn. •
Zelfbeeld: Kinderen leren met hun eigen mogelijkheden en grenzen om te gaan en
hebben zelfvertrouwen. Werken met programma’s op de computer levert altijd wel vragen en problemen op. Indien die worden opgelost, al of niet met behulp van anderen, is dit positief voor het zelfbeeld van het kind. Door het werken met ICT krijgen kinderen meer mogelijkheden zelf ontdekkend en op eigen niveau te werken. Veel computerprogramma’s zijn zelfcorrigerend. Kinderen zijn daardoor minder passief en spelen zelf een actieve rol binnen de kennisoverdracht. •
Nieuwe media: Leerlingen maken verantwoord en doelbewust gebruik van communicatiemiddelen waaronder nieuwe media. Ze kunnen een tekst maken en bewerken met een tekstverwerkingsprogramma, ze kennen de mogelijkheden van digitale informatiemedia en ze kunnen digitale leermiddelen gebruiken. Het zal duidelijk zijn dat deze doelstelling niet te realiseren is zonder ICT.
•
Zorgverbreding: Ook biedt ICT de mogelijkheid om leerlingen die uitvallen onder supervisie van de IB’er en in overleg met de ICT-er en groepsleerkracht te werken met programmatuur die op een gevarieerde en doelmatige wijze de problemen aanpakt. Ook voor meer begaafde leerlingen kan met behulp van ICT een leerlijn worden uitgestippeld die het onderwijs voor deze leerlingen meer uitdagend maakt.
Daarnaast blijft natuurlijk één van de hoofddoelstellingen van het onderwijs de kinderen voor te bereiden op de maatschappij waarvan zij later deel uit gaan maken. In onze huidige maatschappij is ICT niet meer weg te denken, zelfs jonge kinderen komen daar dagelijks mee in aanraking
2. COMPUTERGEBRUIK LEERLINGEN Onderbouw groepen 1-2: Kinderen moeten leren omgaan met bepaalde hard- en software o.l.v. de onderwijsassistente. Ze moeten de muis en zonodig het toetsenbord kunnen bedienen om zelfstandig met de programmatuur van hun groepen te kunnen werken. Middenbouw groepen 3-4-5: Ieder kind kan de computer bedienen en de software bestemd voor zijn groep levert wat betreft het gebruik ervan geen problemen meer op. Gebruik van de computer mag geen problemen meer opleveren. Kinderen kunnen in principe de computer zelf opstarten en afsluiten en ze kunnen zelfstandig, na geleide en gerichte instructie, werken met de educatieve programma’s van hun groep. Bovenbouw groepen 6-7-8: Ieder kind kan de computer bedienen en de software bestemd voor zijn groep levert wat betreft het gebruik ervan geen problemen meer op. Hij kan vanaf groep 6 inloggen op het interne netwerk en weet verbinding te zoeken met externe onbegrensde informatiebronnen
27
zoals Encarta en Internet. Hij kan dan ook e-mail verzenden, ontvangen en beantwoorden. Daarnaast bezit hij een aantal basisvaardigheden om zelfstandig te kunnen werken met het tekstverwerkingsprogramma Word zoals: een tekst typen, tekst bewerken, een eenvoudige tabel maken, werken met WordArt, plaatjes invoegen en een document afdrukken. Hij kan documenten openen en opslaan. Achteraan treft u een bijlage aan, waarin nader omschreven wordt welke vaardigheden de kinderen zich per leerjaar, ongeveer eigen gemaakt moeten hebben.
•
Remediëren Sommige kinderen dreigen tegen een onderwijsachterstand aan te lopen, of hebben al een achterstand op een specifiek gebied. Om deze achterstand te verkleinen/weg te nemen is de computer zeer goed inzetbaar. De keuze van het computerprogramma is hierbij erg belangrijk. Het programma moet zelfcorrigerend zijn. Bij voorkeur laat het programma aan het kind zien wat hij goed of fout heeft gedaan. Daarnaast is het van belang dat de leerkracht kan beschikken over de behaalde scores om de vorderingen van het kind bij te houden. De leerkracht overlegt met de IB-er over de keuze van het programma.
•
Automatiseren Als in een groep nieuwe leerstof wordt aangeboden zal dat vaak geautomatiseerd moeten worden. Denk hierbij aan tafelsommen, optel-, aftrek-, deelsommen. De computer is een geduldige oefenpartner voor de leerling. Deze software is op het netwerk geïnstalleerd en is afhankelijk van de afdeling al dan niet methode gebonden.
•
Leermachine De computer als meerwetende partner. Kinderen leren op welke manier ze informatie kunnen verzamelen en verwerken op de computer. Per groep zijn tussendoelen beschreven die de kinderen moeten behalen om mét en van de computer te kunnen leren.
•
Ontdekmachine Leren van/met de computer is voor kinderen nieuw, uitdagend en voor de meesten een echte ontdekplek. Internet is een groot onderdeel van de ontdekmachine. o
Kinderen kunnen zelfstandig én verstandig (gericht) zoeken op Internet volgens de instructies voor de leerlingen.
2.1. Computergebruik leerkrachten. In de leerkrachtenkamer kan de leerkracht gebruik maken van een netwerkcomputer met printer en CD brander.
28
Iedere groep vanaf groep 1 beschikt over meerdere computers die verbonden zijn met het schoolnetwerk. Hierop kan de leerkracht persoonlijk inloggen. Op groepsniveau zal iedere leerkracht op de hoogte van de mogelijkheden moeten zijn, die de educatieve programma’s voor zijn/haar groep bieden en hij/zij kan de kinderen instructies geven om met de software te kunnen werken. De leerkracht bezit de vaardigheid en kennis die nodig is om kinderen te instrueren in het werken met Word, Internet, E-mail en softwareprogramma’s zoals Encarta en programma's voor de leerlingen. In de komende jaren zal de leerkracht ook in staat moeten zijn om de gegevens van het leerlingvolgsysteem digitaal bij te houden. 2.2. Ict-coördinator: De Ict-coördinator beheerst de vaardigheden die nodig zijn om leerkrachten en directies te begeleiden bij het uitvoeren van hun dagelijkse ict-werkzaamheden zoals hierboven omschreven. Hij/zij ondersteunt de leerkrachten bij de inzet van ICT in de klas. Hij/zij is in staat dagelijks beheer zelf uit te voeren en kleine problemen op te lossen. Hij/zij is op de hoogte van de belangrijkste mogelijkheden van een netwerk en neemt zonodig contact op bij problemen met de leverancier van de hardware of software, of met het bedrijf dat voor de school het systeem beheert. Daarnaast geeft hij/zij leiding aan de Ict-werkgroep waarin verschillende disciplines zitting hebben. Op onze school behoort het ook tot de taken van de ict-coördinator om ict lessen te verzorgen voor de hoogste twee groepen van beide afdelingen. 2.3. Hardware. Computers: •
Er zijn inmiddels zo’n 50 computers verdeelt over de groepen en het computerlokaal (gemiddeld 1 op de 7 l.l.), in sommige groepen wordt gewerkt met laptops en een draadloos systeem. Uiteraard beschikken ook de administratie, IB’ers en directie over een computer. Netwerk:
•
Het patchkabelnetwerk is van hoge kwaliteit met 100 MB aansluiting en een draadloos netwerk kan eveneens op alle verdiepingen van de school gebruikt worden. De school heeft een ADSL aansluiting.
Randapparatuur: • • • •
Er zijn 4 laserprinters(op elke verdieping 1en een digitale kopieermachine Er is vier digitale camera , en een digitale videocamera .Dat is ruim voldoende. Er zijn 2 webcams
2.4. Educatieve software.
In de deelschoolplannen van de beide afdelingen staat beschreven welke( methode gebonden) software er specifiek gebruikt wordt. Daarnaast gebruikt de school het besturingssysteem Windows en het office pakket van Microsoft.
29
Ook algemene software zoals b.v. de Encarta encyclopedie zijn in de school te vinden, alsmede diverse remediërende programma’s. Ook deze zijn afdelings gebonden. 2.5. Taken en verantwoordelijkheden. Directie: Beleidsontwikkeling op directieniveau. Voortgangsrapportage aan schoolbestuur, schoolcommissies, mr en ouders. Bewaking van de planning. Overleg met de Ict-coördinator. Besluitvorming inzake aanschaf hard- en software na advisering van ict-coördinator. Risicobeheersing (bijv. bij langdurige ziekte ict-er). Zorgdragen voor de voortgang van het ICT-beleid op school. Ondersteuning en overleg bij de uitvoering van het beleidsplan. Het opstellen en bewaken van de ict-begroting. De Ict-coördinator: Uitwerken van het ict-beleidsplan op schoolniveau en vergaderingen bijwonen. Het doen van voorstellen voor invoeringsstrategieën. Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen en relevante informatie doorspelen. Zorgdragen voor regelmatige evaluatie. Aanschaf benodigde software en hardware. Het bewaken met een goed beveiligingssysteem. Verrichten van kleine reparaties; verhelpen van eenvoudige storingen. Installeren van programma’s. Een dag per week een lesgevende taak. Aansturen van de Ict-werkgroep. Zorg voor het blijven ontwikkelen van de eigen vaardigheden middels scholing. Begeleiden, instrueren en stimuleren van leerkrachten (en directie). bij de implementatie van het ICT in het dagelijkse onderwijs IB / RT: In overleg met ict-er uitwerken van een deelbeleid ict/zorg. Zorgdragen voor een adequate communicatie tussen de betrokkenen. Begeleiden van projecten betreffende de zorgstructuur. Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen en relevante informatie doorspelen. Zorgdragen voor regelmatige evaluatie binnen de zorgstructuur. Is verantwoordelijk voor organisatie en beheer van leerlingvolgsysteem. Doet voorstellen inzake aanschaf van remediërende software. Kan de betreffende programma’s toepassen en opnemen in een handelingsplan. Assisteren van gebruikers.
Leerkrachten: Doen voorstellen over aanschaf software betreffende zijn/haar groep c.q. bouw. Kunnen programma’s toepassen op groepsniveau. Storingen en problemen betreffende hard- en software doorgeven aan de verantwoordelijke ict-er. Participeren in de overlegsituaties die voor hun groep van belang zijn. Kunnen hun klas zodanig managen dat flexibel gebruik van computers mogelijk is. Externe ondersteuning. Bedrijven: Het beheer en onderhoud van het netwerk is uitbesteed aan de fa. Stampei
30
2.6. Ingezette middelen. 2.6.1. Financieel •
•
De begroting wordt aan het begin van elk kalenderjaar opgesteld door de directie in overleg met de ict-coördinator. Er zijn inkomsten op basis van een ICT bedrag per leerling en een bijdrage vanuit het bestuur. De directie bewaakt het budget
2.6.2 Personeel •
Personeel: Al het personeel heeft intern of extern meerdere cursussen gevolgd. Indien trainingen en/of cursussen nodig zijn voor het goed functioneren van het personeel zal er uit het PKI scholingsbudget geld voor vrij worden gemaakt.
2.6.3 Schoolwebsite Deze wordt regelmatig geactualiseerd en het onderhoud is in handen van een ouder van de school. In deze periode zal de school dit zelf moeten gaan overnemen.
Knelpunten •
•
Implementatie: de technische voorwaarden voor het ICT onderwijs zijn grotendeels gerealiseerd. Aan de implementatie van ICT in het dagelijkse onderwijs zal nu de komende jaren de meeste tijd besteed moeten worden. De leerkrachten zullen zich hiervoor op studiedagen, studieochtenden, bouwvergaderingen en scholingstijden in de mogelijkheden van de software voor het onderwijs in hun groep moeten verdiepen. De rol van ICT coördinator, die nu nog v.n.l. beheersmatig is, zal hierop aangepast moeten worden. Communicatie: ICT wordt steeds meer maar nog onvoldoende gebruikt in de communicatie tussen directie - team, school - ouders en school – bestuur. In de komende jaren zal hier nog veel in verbeterd moeten worden, waarbij de website een centrale rol kan spelen.
4. Aanschaffen. 4.1. Software Om de onderwijsontwikkelingen te kunnen volgen zal er beperkt, selectief nieuwe software aangeschaft moeten worden, die een duidelijke verbetering van de bestaande software inhoudt, of een aanvulling is. Via het APS, of direct zullen ook de licenties voor de gebruikte software aangeschaft worden. 4.2. Criteria bij aanschaf Nieuwe en gebruikte computers die worden gekocht, moeten moeiteloos in een netwerk kunnen meedraaien. Het accent zal de komende jaren meer liggen op het extra gebruik in de groepen, door de aanschaf van notebooks, die gebruik maken van ons draadloos netwerk. De aanschaf van nieuwe software moet uitnodigend zijn voor kinderen, passen binnen de leerstof aan wat we al hebben en liefst methodeondersteunend zijn. Kinderen moeten er zelfstandig mee kunnen werken en er moet registratie en differentiatie mogelijk zijn. De netwerkversie krijgt de voorkeur, tenzij het niet mogelijk is en de software essentieel is voor
31
ons onderwijs. In alle bouwen dienen we ervoor te zorgen dat software aanwezig is voor zorgleerlingen en meer begaafde kinderen. 4.3. INRICHTING Op onze school beschikken wij over een mediatheek en een computerlokaal. Het lokaal beschikt krijgen over desktop computers en een beamer. De inrichting ervan is zodanig dat zowel de ict lessen aan groepen ( + 20leerl. tegelijk) als het individuele gebruik door leerlingen en leerkrachten mogelijk is.Alle groepen kunne middels een rooster van het lokaal gebruik kunnen maken. 4.4. Faciliteiten. De Ict-coördinator krijgt ambulante tijd om de nodige taken te vervullen. Momenteel wordt deze functie gecombineerd met het adjunct directeurschap, waardoor de lijn naar directieoverleg kort is. De directeur is eindverantwoordelijk voor het beleid en stuurt daar waar nodig de ict-coördinator aan. De laatste onderhoudt het contact met leerkrachten, die een ICT coördinerende taak hebben in de Ict-werkgroep. In de werkgroep zijn beide afdelingen en de IB vertegenwoordigd. 4.5. BEHEER Bij het beheer is een aantal aspecten belangrijk: • • •
eigen kennis beschikbare tijd kwaliteit en uniformiteit apparatuur.
Het beheer wordt door de Ict-coördinator in samenwerking met de Ict-werkgroep gedaan. Er wordt aan risicospreiding gedaan wat wil zeggen, dat naast de ict-coördinator ook een lid van de werkgroep wordt/is ingevoerd in het onderhoud en beheer van netwerk en apparatuur. In de toekomst zullen ook meerdere taken aan de leden van de werkgroep gedelegeerd worden in het kader van bovengenoemde risicospreiding. Verder kan er te allen tijde een beroep gedaan worden op Stampei, de firma die het onderhoud van onze apparatuur onder zijn hoede heeft. 5. Evaluatiemomenten. Regelmatig maar minstens 1 x per kwartaal vindt er een (tussentijdse) evaluatie plaats tussen ict-coördinator en leden van de werkgroep. Hiervan wordt rapport uitgebracht aan de directeur. Elk jaar wordt er een tussentijdse evaluatie gemaakt om te bekijken of de gestelde doelen gehaald zijn(zie hiervoor ook de deelschoolplannen) en of er veranderingen in de planning noodzakelijk zijn. Dit verslag is ter inzage voor alle geledingen binnen de school. Na de eindevaluatie worden er weer nieuwe doelen geformuleerd en zal een nieuw beleidsplan voor de jaren daarna worden ontworpen.
7. Tot slot.
32
ICT en het werken met kinderen, wat levert dit op ? Kinderen die nu opgroeien, komen bijna altijd op enig moment in aanraking met een computer ofwel in de bibliotheek ofwel op school ofwel thuis. Ze vinden het een spannend en uitdagend apparaat, want ze kunnen er zelf iets mee. Ze kunnen de computer ( lees de software) beïnvloeden, ze kunnen zelf sturing geven aan wat ze kunnen en willen doen. Dit geeft zelfvertrouwen en helpt om een goed gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen. Bovendien wordt de computer niet boos of chagrijnig als je iets fout doet of nog niet kunt. Je krijgt veelal positieve feedback, je krijgt oefeningen op je eigen niveau, je mag herhalen zo vaak je wilt. Als er twee kinderen achter de computer aan het werk zijn, geeft dit nog extra sociale - en interactieve taalmogelijkheden. Faalangstige kinderen hebben er een veilige, rustige oefenpartner aan. We kunnen de computer niet meer weglaten uit het leven van kinderen, dit hebben we vroeger ook niet gekund met de telefoon en de televisie. Wel kunnen we zorgen dat we kinderen leren dat de computer en dan met name de software een hulpmiddel is dat je gebruikt als het zinvol is om dit te doen, als het een meerwaarde biedt. Leerkrachten hebben hierin ook een voorbeeldfunctie naar kinderen toe. Mogen kinderen alleen in de pauze op de computer spelletjes spelen dan geef je kinderen
33
een beeld mee dat de computer een spelletjesapparaat is en dan ook nog vaak voor bepaalde spelletjes. Laat je de kinderen werken met een kindertekstverwerker of met open computerprogramma’s waar de kinderen zelf op hun eigen niveau een rol in kunnen vervullen, dan geef je ze een heel andere beeld mee. Dit geldt ook voor het gebruik van internet. Als leerkracht zet je hulpmiddelen in om de onderwijskansen van kinderen te vergroten. Je houdt daarbij rekening met de verschillende manieren waarop kinderen leren. Je hebt als leerkracht een bepaald doel voor ogen en zoekt daar de passende hulpmiddelen bij b.v. ontwikkelingsmateriaal, muzikale ondersteuning, talige activiteiten enz. In dit rijtje van hulpmiddelen moet ook de computersoftware een plek kunnen krijgen.
Het is dus van groot belang dat leerkrachten van een team nadenken over de functie en de inzetmogelijkheden van computerprogramma’s tijdens het werken met kinderen. Het geeft richting aan de wijze waarop de computer als hulpmiddel ingezet gaat worden en geeft richting aan het soort software dat voor de computer gezocht en aangeschaft moet worden. Een proces waarop wij ons op onze school voortdurend bezinnen.
Asvo schoolgids 2004 - 2008
34