LiteRAR en Muziek 17
23 februari 2014
Koos Verkerk
Poëzie en Beeldende kunst “Schilderen is poëzie die eerder gezien wordt dan gevoeld. Poëzie is schilderen dat eerder gevoeld wordt dan gezien”. “Painting is silent poetry, and poetry is painting that speaks.”
Leonardo da Vinci Simonides
Poëzie en niet in mindere mate proza vormen voor vrijwel alle vormen van beeldende kunst een haast onuitputtelijke inspiratiebron en uiteraard omgekeerd. Een paar voorbeelden: Paul van Ostayen -‐ gedichten die door de keuze van typografie welhaast grafiek worden. “Niet de dichter is gewichtig, wel het gedicht. Het Ik blijft het hoogste goed, doch niet het Ik van de dichter, maar het Ik van het gedicht.”
Lucebert -‐ “Alles van waarde is weerloos”
Tsead Bruinja -‐ o.a. gedichten op de overkapping van het station in Leeuwarden en langs de vaarweg van Delfzijl naar Lemmer.
Visual Poetry
Dichters schreven gedichten bij schilderijen en grafiek Bij Eschers houtsnede Lucht en water schreef Lucebert Visser van Ma Yuan onder wolken vogels varen onder golven vliegen vissen maar daartussen rust de visser golven worden hoge wolken wolken worden hoge golven maar intussen rust de visser
Daan Zonderland schreef bij de Nachtwacht van Rembrandt In afwachting Een nachtwacht zat des nachts te wachten Nooit had een nachtwacht zo’n verdriet. Want, schoon hij wist dat hij moest wachten Waarop hij wachtte wist hij niet. En als niet Rembrandt was gekomen Getooid met een fluwelen hoed Dan had die nachtwacht nooit geweten Waarop een nachtwacht wachten moet.
J.Emmens schreef bij David speelt harp voor Saul van Rembrandt
Meesterwerk Wat nu de Saul van Rembrandt betreft, mij ontbreekt het wel eens aan een tulband en iemand die harp of harpsichord speelt, aan een scepter en een bescheiden gordijn waarmee ik tranen kan drogen
Edith de Gilde schreef bij Annunciatie van Fra Filippo Lippe
Annunciatie
Het zal je maar gebeuren leef je gewoon je meisjesleven knielt er ineens een engel aan je deur. Je draait je lichaam heft de handen in afweer, vindt elke vluchtweg afgesneden. Het goed is al geschied en jij krijgt het te dragen
Een van de meest aansprekende voorbeelden van beeldhouwers, die hun inspiratie ontlenen aan de poëzie, is voor mij Gerhard Lentink. Hij maakt prachtige grote houten beelden die vrijwel allemaal geïnspireerd zijn door gedichten, dichtregels en/of teksten. Zijn werken stralen diepte en een groot vakmanschap uit. Zijn catalogi lezen als een avontuurlijke zoektocht door de geschiedenis, de wereld van de filosofie en de wereld van proza en poëzie. Opus 34: Zwei Seelen ach Du bist dir nur des einen Triebs bewußt; O lerne nie den andern kennen! Zwei Seelen wohnen, ach! In meiner Brust, Die eine will sich von der andern trennen; Die eine hält, in derber Liebeslust , Sich an die Welt, mit klammernden Organen; Die andre hebt gewaltsam sich vom Dust Zu den Gefilden hoher Ahnen. O gib es Geister in der Luft, Die zwischen Erd’ und Himmel herrschend weben So steiget nieder aus dem goldnen Duft Und führt mich weg, zu neuem bunten Leben!
uit: Faust – Johann Wolfgang von Goethe
Opus 26: De Circassische
“Toen de nevel in mijn geest langzaam was opgetrokken -‐ ik moest daar wel een uur gezeten hebben -‐ zag ik de Circassische binnenkomen. uit: Leo Africanus – Amin Malouf
Opus 37: Sappho
Gelukkig als de goden lijkt mij de man te zijn die vlak tegenover jou zit en luistert naar je mooie stem
en lieve lach, zodat plots mijn hart in mijn borst bonst. Zodra ik naar je kijk stokt mijn stem, mijn tong is gebroken, een licht vuur loopt door mijn huid, ik zie niets meer, mijn oren suizen, zweet stroomt van mij af, een beven bevangt me, ik voel me klammer dan gras, het lijkt of ik dood ga, maar alles is te dragen als… Sappho – vertaling Paul Claes
Sappho – Griekse dichteres – leefde van ca. 612 tot ca. 570 v. Chr. op het eiland Lesbos. Er is van haar slechts één compleet gedicht bewaard gebleven, naast tien langere en twintig kortere fragmenten, losse regels of een enkel woord. In het beeld is een lang fragment, wellicht een vrijwel compleet gedicht vormgegeven. De Griekse tekst bestaat uit 390 lettertekens. Het beeld bestaat uit ca. 450 multiplex onderdelen en ca. 2600 merbau delen.
Opus 13: Iconoclast
Klinkerwerper – Lentink geeft de voorkeur aan het werpen van klinkers uit het alfabet boven het werpen van straatklinkers.
Opus 5: Sebastiaan Martyr
Wie ein Liegender so steht er; ganz hingehalten von dem großen Willen. Weitentrückt wie Mütter, wenn sie stillen, und in sich gebunden wie ein Kranz. Und die Pfeile kommen: jetzt und jetzt und als sprängen sie aus seinen Lenden, eisern bebend mit den freien Enden. Doch er lächelt dunkel, unverletzt. Einmal nur wird seine Trauer groß, und die Augen liegen schmerzlich bloß, bis sie etwas leugnen, wie Geringes, und als ließen sie verächtlich los die Vernichter eines schönen Dinges
Reiner Maria Rilke
Opus 22: Immer leiser wird mein Schlummer
Immer leiser wird mein Schlummer nur wie Schleier liegt mein Kummer zitternd über mir. Oft im Traume hör’ ich dich rufen draus vor meiner Tür, niemand wacht und öffnet dir ich erwach‘ und weine bitterlich.
Ja, ich werde sterben müssen, eine Andre wirst du küssen, wenn ich bleich und kalt. Eh‘ die Maienlüfte weh’n, eh‘ die Drossel singt im Wald: Willst du mich noch einmal seh’n, komm‘, o komme bald! tekst: Hermann von Lingg muziek: Johannes Brahms
Opus 25a: La berceuse
Een eindeloos stil concert. Wiegen en troosten liggen in elkaars verlengde Een wiegeliedconcert. Bercer = wiegen “het in slaap wiegen van een kind” “zachtjes heen en weer gaan” Berceuse betekent zowel wiegelied als schommelstoel
Opus 8: Noet-‐poort Noet is de godin van de hemel de hemel is vrouwelijk Geb is de god van de aarde de aarde is mannelijk
O God, liefje, Ik dompel me zo graag onder water, Baad me zo graag voor je ogen, Om je mijn schoonheid te tonen onder mijn kleed van lijnwaad, Van zeer fijn koninklijk lijnwaad, als dat nat en bespat is. Met jou daal ik af in het water; Naar jou klim ik op uit het water, Een rode vis op mijn vingers, Schitterend op mijn vingers… Ach, kom dan toch. Bekijk me! Hertaling: Bertus Aafjes
Opus 30: Walters Huis
` Woningloze Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Nooit vond ik ergens anders onderdak Voor de eigenhaard gevoelde ik nooit een zwak, Een tent werd door de stormwind meegenomen. Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. Zolang ik weet dat ik in wildernis, In steppen stad en woud dat onderkomen Kan vinden, deert mij geen bekommernis. Het zal lang duren, maar de tijd zal komen Dat vóór de nacht mij de oude kracht ontbreekt En tevergeefs om zachte woorden smeekt, Waarmee 'k weleer kon bouwen, en de aarde Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de Plek waar mijn graf in 't donker openbreekt.
J. Slauerhoff