Schets over de Wet Werk en Zekerheid en de gevolgen daarvoor voor de Commissies van Beroep van de VGS In deze notitie worden in het kort de procedure, de aanleiding, de ontwikkelingen rond de nieuwe Wet Werk en Zekerheid geschetst. Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis van deze wet voor de Commissies van Beroep van de VGS en wordt een aanzet gedaan in het onderzoek naar in hoeverre de nieuwe wet een al dan niet een bedreiging vormt voor het unieke ontslagrecht van het bijzonder onderwijs. Wat voor gevolgen heeft deze nieuwe wet? Welke stappen moeten er mogelijk gezet worden?
a. Politieke procedure Op 12 februari 2014 heeft de Tweede Kamer gedebatteerd over het wetsvoorstel Wet Werk en Zekerheid van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het gaat in het wetsvoorstel onder andere om modernisering van het ontslagrecht. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de kringenrechtspraak van bijzondere scholen. Op 18 februari 2014 is het wetsvoorstel aangenomen met daarbij een amendement van SGP (Dijkgraaf) en CU (Schouten), dat erin voorziet dat de commissies van beroep niet worden opgeheven, maar een rol krijgen in identitaire ontslagzaken. Op 4 maart 2014 is het wetsvoorstel voor de Wet Werk en Zekerheid behandeld in de Eerste Kamer. Naar verwachting wordt er in april meer duidelijk over de invoering van de wet. De Eerste Kamercommissie heeft besloten dat de Eerste Kamerfracties hun vragen gaan formuleren over het wetsvoorstel Wet Werk en Zekerheid. De vragen van de Eerste Kamerfracties worden verzameld in een voorlopig verslag en op 8 april 2014 aan de regering aangeboden. Vervolgens komt de regering met een memorie van antwoord.
b. Terug naar twee ontslagroutes Het wetsvoorstel Werk en Zekerheid verplicht werkgevers om ontslag van werknemers op grond van ziekte of om bedrijfseconomische redenen altijd voor te leggen aan het UWV en in andere gevallen aan de rechter. Het gaat om de zgn. preventieve ontslagtoets. Werkgevers kunnen op dit moment zelf kiezen welk van deze twee routes ze kiezen. En in het bijzonder onderwijs is er op dit moment nog een andere mogelijkheid: namelijk de beroepsmogelijkheid bij de eigen Commissie van Beroep. Deze oordeelt achteraf over een ontslag en dus niet vooraf. Het reformatorisch onderwijs heeft bijvoorbeeld een eigen Commissie van Beroep, die door de VGS in stand gehouden wordt. De achteraf-toetsing is met dit wetsvoorstel van de baan.
c. Gevolgen voor Commissies van Beroep Wat zijn de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de Commissies van Beroep in grote lijnen?
Alle werkgevers moeten voortaan toestemming aan het UWV vragen om het dienstverband van werknemers op te zeggen, als er sprake is van langdurige ziekte of bedrijfseconomische omstandigheden. Vindt het ontslag plaats op grond van andere redenen, dan moeten werkgevers naar de rechter. Wel voorziet het wetsvoorstel in een uitzondering om de rol van het UWV over te dragen aan de Commissies van Beroep, voor zover de commissies dit verzoek vooraf toetsen. Dan moet het wel gaan om ontslag op grond van langdurige ziekte of bedrijfseconomische redenen en de cao zal dan in een preventieve toetsing door de Commissie van Beroep moeten gaan voorzien. Als het ontslag ziet op identitaire zaken, dan mag de Commissie dit ontslag wel preventief toetsen. Deze uitzonderingsmogelijkheid is in het wetsvoorstel gekomen, nadat het amendement van SGP en CU is aangenomen.
Pagina 1 van 6
Als we deze consequenties in een overzicht samenvatten, levert dit het volgende overzicht op:
Langdurige ziekte UWV Bedrijfseconomische omstandigheden
Preventieve toets bij ontslagzaken
Kantonrechter
Overige ontslagredenen
Identiteit
Toetsing van ontslag achteraf
Commissie van Beroep
Mits bij cao geregeld: Langdurige ziekte
Niet meer mogelijk
Mits bij cao geregeld: Bedrijfseconomische omstandigheden
Voor bijzondere scholen vervalt dus het recht om een eigen ontslagprocedure te hanteren, met uitzondering van identitaire kwesties. De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel zegt over dat laatste het volgende: ‘Bij de beoordeling van het verzoek tot ontbinding zal de rechter als daartoe aanleiding is, vanzelfsprekend de vrijheid van onderwijs respectievelijk de godsdienstvrijheid betrekken.’ Als reformatorisch scholen ook ontslagzaken op grond van langdurige ziekte en bedrijfseconomische omstandigheden preventief via de Commissie van Beroep willen laten toetsen, dan zal dit in de cao moeten worden geregeld.
d. Visie VGS De VGS hecht sterk aan kringenrechtspraak dat de ruimte biedt om geschillen in eigen kring te beslechten. Hierbij is de gedachte dat identiteitsgebonden zaken het best kunnen worden beslecht door mensen die de kring goed kennen. De overheid dient hierbij op een afstand te staan. We vinden daarbij net als CU en SGP dat scholen zelf moeten kunnen beslissen over ontslag. Deze mogelijkheid functioneert decennialang naar tevredenheid en er zijn genoeg waarborgen voor werknemers om naar de rechter te stappen. Daarom heeft de VGS samen met de SGP onderzocht of het mogelijk is om in bepaalde gevallen voor het bijzonder onderwijs een uitzonderingspositie in de wet te regelen.
e. Uitzondering voor het bijzonder onderwijs bij identiteitskwesties SGP en CU wilden de uitzonderingspositie voor het bijzonder onderwijs ongewijzigd handhaven. Hiermee ging de minister niet akkoord. Daarop is een nieuw amendement door SGP en CU ingediend. Het amendement stelt voor dat als de reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst te maken heeft met de identiteit van de school een gang naar de rechter niet noodzakelijk is, waarbij een voorwaarde is dat voor de opzegging vooraf toestemming is verleend door een onafhankelijk commissie. Dit amendement is door de Tweede Kamer aangenomen. Voor de Commissies van Beroep blijft dus een rol bestaan om te mogen oordelen in ontslagzaken die te maken hebben met identiteit. Het is niet gelukt om ook een rol voor de Commissies van Beroep te laten in de ‘gewone’ niet-identitaire ontslagzaken. Pagina 2 van 6
De onderwijswerkgever zal in die gevallen toch naar de kantonrechter of het UWV moeten gaan voor de preventieve ontslagtoets.
f. Wat zijn identitaire ontslagzaken? In de brief van minister Asscher van 18 februari 2014 over het amendement van Dijkgraaf en Schouten wordt een omschrijving gegeven van identitaire ontslagzaken, nl.: ‘dat alleen als een ontslagvoornemen
gegrond is op gedrag van de werknemer dat onverenigbaar is met de uit de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag voortvloeiende identiteit van een school of instelling, behorend tot het bijzonder onderwijs, een afwijkend regime zal gelden, namelijk dat de werkgever kan opzeggen nadat een van hem onafhankelijke en onpartijdige commissie over dat voornemen heeft geoordeeld.’ De brief vermeldt verder dat hiermee de preventieve ontslagtoets, zoals voorzien in het wetsvoorstel, ook blijft gelden voor werknemers in het bijzonder onderwijs en voor deze specifieke ontslaggrond gebruik kan worden gemaakt van bestaande kennis en deskundigheid om over dergelijke ontslagen te oordelen. Voor een ontslag op andere gronden geldt voor deze werknemers het regime dat ook voor andere werknemers geldt.
g. Wat wordt de nieuwe wettekst? In het Burgerlijk Wetboek worden enkele nieuwe artikelen ingevoegd. Voor de commissies zijn de artikelen 7:671 en 7:671a BW van belang: Artikel 671 1. De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij: a. voor de opzegging toestemming is verleend als bedoeld in artikel 671a; b. de opzegging geschiedt gedurende de proeftijd; c. de opzegging geschiedt op grond van artikel 677, lid 1; d. de opzegging een werknemer betreft die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat, waarbij onder het verrichten van diensten mede wordt verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden; e. de opzegging een bestuurder van een rechtspersoon betreft waarvan herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet mogelijk is of een bestuurder van een vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon; f. de opzegging een werknemer die een geestelijk ambt bekleedt betreft; g. de opzegging geschiedt op grond van artikel 669, lid 4; of h. de opzegging een werknemer betreft, werkzaam bij een bijzondere school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1. van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de reden voor de opzegging is gelegen in handelen of nalaten van de werknemer dat onverenigbaar is met de uit de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag voortvloeiende identiteit van de desbetreffende school of instelling, mits voor de opzegging toestemming is verleend door een van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie waarop de regels, bedoeld in artikel 671a, lid 2, onderdelen a tot en met d, van overeenkomstige toepassing zijn. 2. De werknemer heeft het recht zijn instemming als bedoeld in lid 1 binnen veertien dagen na de dagtekening ervan zonder opgaaf van redenen door een schriftelijke, aan de werkgever gerichte, verklaring te herroepen. 3. Indien de werkgever de werknemer niet binnen twee werkdagen na de instemming schriftelijk wijst op het recht, bedoeld in lid 2, bedraagt de termijn, bedoeld in lid 2, drie weken. 4. Voor zover op grond van lid 1 de instemming vereist was voor een rechtsgeldige opzegging, wordt na een Pagina 3 van 6
herroeping als bedoeld in lid 2 de opzegging geacht niet te hebben plaatsgevonden. 5. De leden 2 tot en met 4 zijn niet van toepassing, indien de werknemer binnen zes maanden na een herroeping op grond van lid 2 opnieuw schriftelijk instemt met de opzegging van de arbeidsovereenkomst. 6. Elk beding waarbij de voorwaarde van de schriftelijke instemming, bedoeld in lid 1, of het recht, bedoeld in lid 2, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig. Artikel 671a 1. De werkgever die voornemens is de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel a of b, verzoekt hiervoor schriftelijk toestemming aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. 2. Indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan een van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie is aangewezen, verzoekt de werkgever, in afwijking van lid 1, de toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel a, aan die commissie. In de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin die commissie wordt aangewezen, worden regels gesteld met betrekking tot: a. hoor en wederhoor; b. de vertrouwelijke behandeling van overgelegde gegevens; c. redelijke termijnen voor reacties van werkgever en werknemer; en d. een redelijke beslissingstermijn. 3. De collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2, is afgesloten met een of meer verenigingen van werknemers die in de onderneming of bedrijfstak werkzame personen onder hun leden tellen, die krachtens hun statuten ten doel hebben de belangen van hun leden als werknemers te behartigen, die als zodanig in de betrokken onderneming of bedrijfstak werkzaam zijn en ten minste twee jaar in het bezit van volledige rechtsbevoegdheid. Ten aanzien van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten geacht kan worden een voortzetting te zijn van een of meer andere verenigingen van werknemers met volledige rechtsbevoegdheid, wordt de duur van de volledige rechtsbevoegdheid van die vereniging of verenigingen voor de vaststelling van de tijdsduur van twee jaar mede in aanmerking genomen. 4. De beslissing op het verzoek, bedoeld in lid 1 of lid 2, wordt gelijktijdig schriftelijk uitgebracht aan de werkgever en de werknemer onder vermelding van de datum waarop het volledige verzoek, bedoeld in lid 1 of lid 2, is ontvangen. 5. De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, lid 3, onderdeel a, wordt slechts verleend, indien de werkgever: a. de arbeidsrelatie met personen die niet op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn, heeft beëindigd; b. de arbeidsrelatie met personen die op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 628a op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn, heeft beëindigd; en c. de overeenkomsten met betrekking tot ingeleende personen die op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn, heeft beëindigd. 6. De toestemming voor opzegging is geldig gedurende vier weken na de dagtekening van de beslissing op het verzoek, bedoeld in lid 1 of lid 2. De werkgever zegt schriftelijk op onder vermelding van de reden voor de opzegging. 7. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen arbeidsrelaties of overeenkomsten met betrekking tot ingeleend personeel worden aangewezen waarop lid 5 niet van toepassing is. 8. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de procedure betreffende het verlenen van toestemming, bedoeld in lid 1. 9. Elk beding waarbij de verplichting tot het vragen van toestemming, bedoeld in lid 1 of lid 2, wordt uitgesloten of beperkt, is nietig evenals elk beding dat de termijn, bedoeld in lid 6, verruimt.
Pagina 4 van 6
Artikel 2 lid 2 Wet AVV In artikel 2, tweede lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten wordt na «De verbindendverklaring geschiedt, behoudens voor» ingevoegd: commissies als bedoeld in artikel 671a, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en.
h. Wat is de wettelijke en cao-basis voor de Commissies van Beroep? De Commissies van Beroep PO en VO van de VGS strekken haar werkzaamheden uit over basisscholen in het reformatorisch onderwijs die zich bij de Commissie hebben aangesloten. De wettelijke basis voor hun werkzaamheden is te vinden in de WPO, de WVO en de verlengde CAO Reformatorisch PO 2013.
i.
Wet Primair Onderwijs
De Commissie van Beroep PO is op grond van art. 60 WPO bevoegd kennis te nemen van beroepen die door personeelsleden worden ingesteld tegen besluiten van een schoolbestuur inhoudende: een disciplinaire maatregel schorsing het direct of indirect onthouden van promotie het verminderen van de omvang van de betrekking ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt de beslissing van het bevoegd gezag ten aanzien van een personeelslid op basis waarvan op termijn vermindering van de betrekkingsomvang kan plaatsvinden de beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband de aanwijzing als personeelslid boven de reguliere formatie voortvloeiend uit een algemeen verbindend voorschrift welke aanwijzing op termijn kan leiden tot ontslag, vermindering van de betrekkingsomvang of beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband de aanwijzing van een andere school of andere scholen waaraan een personeelslid werkzaamheden zal verrichten.
j. Wet Voortgezet Onderwijs De Commissie van Beroep VO strekt haar werkzaamheden uit over VO-scholen in het reformatorisch onderwijs die zich bij de Commissie hebben aangesloten. De Commissie is op grond van art. 52 WVO bevoegd kennis te nemen van beroepen die door personeelsleden worden ingesteld tegen besluiten van een schoolbestuur inhoudende: een disciplinaire maatregel schorsing het direct of indirect onthouden van promotie het verminderen van de omvang van de betrekking ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt de beslissing van het bevoegd gezag ten aanzien van een personeelslid op basis waarvan op termijn vermindering van de betrekkingsomvang kan plaatsvinden de beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband de aanwijzing als personeelslid boven de reguliere formatie voortvloeiend uit een algemeen verbindend voorschrift welke aanwijzing op termijn kan leiden tot ontslag, vermindering van de betrekkingsomvang of beëindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband de aanwijzing van een andere school of andere scholen waaraan een personeelslid werkzaamheden zal verrichten. Art. 52 lid 3 WVO bepaalt dat het bevoegd gezag zich onderwerpt aan de uitspraak van de Commissie.
Pagina 5 van 6
k. Verlengde CAO Reformatorisch Primair Onderwijs 2013 De cao bevat de volgende bepaling over het beroepsrecht in het PO: Artikel 12.1 cao 1. De werknemer kan in beroep gaan bij de Commissie van Beroep voor het basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en de onderwijsverzorging, ingesteld door de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs tegen een door de werkgever genomen besluit inhoudende: a. een disciplinaire maatregel; b. schorsing als ordemaatregel; c. het direct of indirect onthouden van promotie; d. is vervallen; e. ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt; f. de beslissing van de werkgever ten aanzien van de werknemer om diens functie in het risicodragend deel van de formatie (rddf) te plaatsen; g. de beëindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd; h. de aanwijzing als personeelslid boven de reguliere formatie voortvloeiend uit een algemeen verbindend voorschrift welke aanwijzing op termijn kan leiden tot ontslag of beëindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd; i. overplaatsing in het kader van de bestuursbenoeming; j. eenmalige inhouding periodieke verhoging en het niet toekennen van het schaal-uitloopbedrag; k. en overige zaken die bij of krachtens wet, voor beroep vatbaar zijn verklaard. 2. De werkgever deelt de werknemer bij aangetekende brief mee dat de werknemer in de gelegenheid is om in beroep te komen bij de Commissie van Beroep, onder vermelding van het adres van de voorzitter van de betrokken commissie en van de termijn binnen welke beroep open staat. 3. Het beroep bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk ingesteld binnen 6 weken nadat het besluit bij aangetekend schrijven aan de werknemer is meegedeeld. 4. De rechtsgang naar de rechter wordt niet uitgesloten.
l.
Nieuwe rol van de Commissies van Beroep
De Commissies van Beroep krijgen met de nieuwe WWZ een andere rol en taakstelling. De achteraftoetsing gaat verdwijnen en ontslagzaken zullen altijd vooraf getoetst moeten worden. Preventieve toets in identitaire ontslagzaken o Wettelijke grondslag: artikel 7:671 lid 1 sub h BW Mits bij cao geregeld: preventieve toets van opzegging bij langdurige ziekte o Wettelijke grondslag: artikel 7:671a lid 2 BW en cao Mits bij cao geregeld: preventieve toets van opzegging bij bedrijfseconomische omstandigheden o Wettelijke grondslag: artikel 7:671a lid 2 BW en cao In de overige ontslagzaken hebben de Commissies van Beroep geen rol meer. Dan moet de gang naar de rechter, of naar het UWV gemaakt worden. Ridderkerk, 1 april 2014, Tineke Mulder
Pagina 6 van 6