WEGWIJS IN DE WET WERK EN ZEKERHEID WEET U WAT ER SPEELT?
Leidraad voor de werkgever.
1 | WET WERK EN ZEKERHEID
WEET U WAT ER SPEELT? 2 | WET WERK EN ZEKERHEID
VOORWOORD Er wordt al lange tijd over een herziening van het ontslagrecht gesproken. Het gaat er nu dan daadwerkelijk van komen! De plannen zijn geconcretiseerd in de Wet werk en zekerheid. De veranderingen gaan verder dan alleen de wijziging van het ontslagrecht. Dit boek geeft in hoofdlijnen de wijzigingen weer die op stapel staan. Ten tijde van het schrijven van dit boek was duidelijk dat er nog een aantal onduidelijkheden in de wet zit. Deze onduidelijkheden zullen de komende tijd door de wetgever worden aangepast. Voorts zal naar verwachting de rechtspraak een belangrijke rol krijgen in de uitleg van de nieuwe wettelijke bepalingen. De komende tijd zal door werkgevers meer aandacht moeten worden besteed aan de toepassing van het arbeidsrecht binnen de onderneming. Wij zijn u hierbij graag behulpzaam! Berkel-Enschot/Oisterwijk, augustus 2014 Van Gelder Advocaten mr. Adriënne van Geel mr. Marieke van Gelder
3 | WET WERK EN ZEKERHEID
Lijst van afkortingen aok:
arbeidsovereenkomst
BV:
besloten vennootschap
IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers IOW:
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
NV:
naamloze vennootschap
WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
WW:
Werkloosheidswet
ZW:
Ziektewet
4 | WET WERK EN ZEKERHEID
INHOUDSOPGAVE 1. WET WERK EN ZEKERHEID 1.1. Doel 1.2. Overzicht wijzigingen
6 6 6
2. FLEXIBELE ARBEID 2.1. Overgangsrecht 2.2. Proeftijd bij bepaalde tijdcontracten en opvolgende overeenkomsten 2.3. Concurrentiebeding, relatiebeding en geheimhouding 2.4. Aanzegtermijn en -plicht 2.5. Ketenbepaling
8 6 6 10 12 12
3. WIJZIGING VAN HET ONTSLAGRECHT PER 1 JULI 2015 3.1. Preventieve toetsing bij ontslag 3.2. UWV-procedure 3.3. Cao-commissie 3.4. Kantonrechter 3.4.1. Billijke vergoeding 3.4.2. Hoger beroep en cassatie 3.5. Opzegtermijn 3.6. Transitievergoeding 3.6.1. Hoogte 3.7. Beëindiging met wederzijds goedvinden/instemmen met ontslag
17 17 17 18 19 20 20 21 22 23
4. VARIA 4.1. Uitzendarbeid 4.2. WW 4.2.1. Opbouw 4.2.2. Passende arbeid 4.2.3. Inkomensverrekening 4.3. IOAW 4.4. IOW
27 27 27 27 28 28 28 29
TOT SLOT
29
5 | WET WERK EN ZEKERHEID
25
1. WET WERK EN ZEKERHEID 1.1. Doel Arbeidsverhoudingen veranderen mee met de maatschappij en wetgeving. Het arbeidsrecht vraagt dus om continu onderhoud. Het ontslagrecht is sinds de Tweede Wereldoorlog in essentie ongewijzigd gebleven. De laatste grote hervorming van het flexibele arbeidsrecht dateert alweer van 1999. Met de Wet werk en zekerheid wenst de regering een nieuw evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt te bewerkstelligen. De regering wil voldoende flexibiliteit in de economie houden en kiest er daarom bewust voor om het pallet aan flexibele arbeidsvormen niet te beperken. Wel is zij van mening dat de balans tussen vast en flexibel werk moet worden verbeterd. Het kabinet is tevens van mening dat het huidige ontslagstelsel op een aantal punten tekortschiet. De aanpassingen van het ontslagrecht in de Wet werk en zekerheid hebben ten doel het ontslagstelsel eenvoudiger, sneller en eerlijker te maken. Met de Wet werk en zekerheid meent het kabinet het ontslag minder kostbaar voor werkgevers te maken. Daarbij is de nieuwe wet voor werknemers meer gericht op het vinden van een nieuwe baan. Het doel is daarnaast om de vergoedingen bij ontslag beter te benutten en (te) hoge vergoedingen te beperken. 1.2. Overzicht wijzigingen De onderdelen van de Wet werk en zekerheid treden op drie verschillende tijdstippen in werking. Onderstaand een overzicht. Per 1 januari 2015 treden maatregelen in werking ter bescherming van mensen met een flexibele arbeidsovereenkomst. Te denken valt hierbij aan de proeftijd, het concurrentiebeding en de aanzegplicht. Ook treden wijzigingen in de IOAW in werking. 6 | WET WERK EN ZEKERHEID
Per 1 juli 2015 treedt het overgrote deel van de bepalingen van de Wet werk en zekerheid in werking. Op dat moment worden het ontslagrecht (inclusief de ketenbepaling), de inkomensverrekening in de WW en het begrip ‘passende arbeid’ in de WW en ZW gewijzigd. Per 1 januari 2016 treden onderdelen met betrekking tot de aanpassing van de maximale duur en de vertraagde opbouw van het arbeidsverleden van de WW en Wet WIA in werking. In het vervolg van dit handboek wordt op diverse wijzigingen nader ingegaan en worden de hoofdlijnen uiteengezet. Tabel overzicht wijzigingen Gefaseerde inwerkingtreding Wet Werk en Zekerheid 1 januari 2015
1 juli 2015
1 januari 2016
• Proeftijd • Concurrentiebeding • Aanzegtermijn • IOAW
• Ontslagrecht • Ketenbepaling • Passende arbeid WW en ZW • Inkomensverrekening WW
•D uur en opbouw WW en Wet WIA
7 | WET WERK EN ZEKERHEID
2. FLEXIBELE ARBEID 2.1. Overgangsrecht De wijzigingen op het gebied van flexibele arbeid gaan in per 1 januari 2015. Dit geldt niet voor de aanpassing van de ketenbepaling (welke bepaling ziet op de vraag hoeveel opeenvolgende tijdelijke contracten mogen worden afgesloten, voordat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd); deze treedt per 1 juli 2015 in werking. Het nieuwe recht geldt voor arbeidsovereenkomsten die worden aangegaan op of na 1 januari 2015 (en bij de ketenbepaling 1 juli 2015), tenzij op dat moment een cao geldt. De bepalingen uit de cao blijven van kracht voor de duur van de looptijd van de cao, maar maximaal tot achttien maanden na inwerkingtreding van de nieuwe wet. Van belang is dat het nieuwe recht ‘slechts’ geldt voor arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan, aldus overeengekomen, op of na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet. Arbeidsovereenkomsten die vóór de ingangsdatum van de nieuwe wet zijn aangegaan, maar waarvan de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst op of na de inwerkingtreding van het nieuwe recht ligt, vallen dus (nog) niet onder het nieuwe recht. 2.2. Proeftijd bij bepaalde tijdcontracten en opvolgende overeenkomsten Een proeftijd houdt in dat werknemer en werkgever bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst een soort kennismakingsperiode hebben. Iedere partij kan besluiten om de arbeidsovereenkomst in deze proeftijd per direct te beëindigen. Een proeftijd moet schriftelijk worden overeengekomen.
8 | WET WERK EN ZEKERHEID
Vanaf 1 januari 2015 wordt het aangaan van een proeftijd bij een tijdelijk contract van ten hoogste zes maanden verboden. Wanneer de arbeidsovereenkomst langer dan zes maanden duurt, kan de arbeidsovereenkomst wel een proeftijdbeding bevatten. De proeftijd voor arbeidsovereenkomsten met een duur tot twee jaar (en meer dan zes maanden) mag maximaal één maand bedragen. Dit geldt ook wanneer het bepaalde tijdcontract niet van rechtswege eindigt op een kalenderdatum (maar bijvoorbeeld is aangegaan voor de duur van een project). Arbeidsovereenkomsten die voor langer dan twee jaar of voor onbepaalde tijd worden aangegaan, mogen een proeftijd van maximaal twee maanden bevatten. Ook bij overeenkomsten die volgen op een eerdere overeenkomst mag geen proeftijd worden opgenomen. Dit is anders als een opvolgend contract duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden eist. Dan mag wel een proeftijd worden overeengekomen, mits het contract voor langer dan zes maanden wordt aangegaan. Indien gewenst, kan de werkgever de tijdelijke arbeidsovereenkomst aangaan voor zes maanden en één dag. Dan is een proeftijdbeding van een maand namelijk rechtsgeldig. Arbeidsovereenkomsten korter dan zes maanden die vóór 1 januari 2015 zijn aangegaan, mogen nog wel een proeftijdbepaling bevatten van maximaal 1 maand.
9 | WET WERK EN ZEKERHEID
Tabel proeftijd Wet werk en zekerheid per 1 januari 2015
Proeftijd
Huidige regeling
Vereisten
Schriftelijk • Periode voor werkgever en werknemer gelijk • Mag ná aangaan aok
Schriftelijk • Periode voor werkgever en werknemer gelijk • Mag alleen bij aangaan aok
Periode aok onbepaalde tijd
Max 2 maanden
Max 2 maanden
Periode aok bepaalde tijd
•A ok <2 jaar: 1 maand •A ok >2 jaar of onbepaalde tijd: 2 maanden
• Aok <6 maanden: géén • Aok >6 maanden <2 jaar: 1 maand • Aok >2 jaar of onbepaalde tijd: 2 maanden
Nietigheid indien sprake is van
Niet in acht nemen vereisten
• Niet in acht nemen vereisten • Opvolgende aok tussen werknemer en dezelfde werkgever, tenzij … • Opvolgende aok tussen werknemer en andere werkgever die geacht wordt opvolger te zijn
2.3. Concurrentiebeding, relatiebeding en geheimhouding Een concurrentiebeding houdt in dat het de werknemer wordt verboden om na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst concurerrende werkzaamheden uit te voeren. Hiermee beschermt de werkgever zijn kennis, relaties en/of investeringen in de werknemer. Per 1 januari 2015 is het niet (meer) toegestaan een concurrentiebeding in tijdelijke contracten op te nemen. Uitzondering op deze hoofdregel geldt wanneer de werkgever gemotiveerd in 10 | WET WERK EN ZEKERHEID
de overeenkomst aangeeft welke zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen een concurrentiebeding vereisen. Zonder motivering is het concurrentiebeding nietig. In arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd mag nog wel een concurrentiebeding zonder motivering worden opgenomen. Een concurrentiebeding moet altijd schriftelijk worden aangegaan en mag alleen met een meerderjarige werknemer worden aangegaan. Het stellen van een boete op overtreding van het concurrentiebeding blijft toegestaan. De nieuwe regeling geldt voor arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op of na 1 januari 2015. Voor arbeidsovereenkomsten die daarvóór zijn aangegaan, geldt het huidige recht. Wanneer een concurrentiebeding inclusief motivering in een tijdelijk contract is opgenomen, maar de werknemer toch van mening is dat er geen sprake (meer) is van zodanig zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen dat een concurrentiebeding noodzakelijk zou zijn, kan de werknemer dit voorleggen aan de rechter. De rechter kan het beding vernietigen als hij de onderbouwing van de werkgever onvoldoende vindt. De nieuwe regeling geldt niet voor het overeenkomen van een geheimhoudingsbeding. Het overeenkomen van een geheimhoudingsbeding in een overeenkomst voor bepaalde tijd is aldus toegestaan. Uit de rechtspraak of nieuwe wetgeving blijkt niet eenduidig of een relatiebeding (een verbod op het benaderen van relaties na het eindigen van de arbeidsovereenkomst) moet worden aangemerkt als een concurrentiebeding. Zekerheidshalve is het verstandig om ook bij het overeenkomen van een relatiebeding in een tijdelijk contract het belang van de werkgever bij dit relatiebeding te motiveren.
11 | WET WERK EN ZEKERHEID
Tabel concurrentiebeding Wet werk en zekerheid per 1 januari 2015
Concurrentiebeding
Huidige regeling
Vereisten
• Schriftelijk • Meerderjarige werknemer
• Uitgangspunt = alleen bij aok onbepaalde tijd • Bij aok bepaalde tijd alleen als uit schriftelijke motivering van werkgever blijkt dat het noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen • Schriftelijk • Meerderjarige werknemer
Geen rechten ontlenen aan beding bij
Schadeplichtige beëindiging aok door werkgever
Max 2 maanden
Vernietiging door rechter indien
Werknemer onbillijk benadeeld
• Werknemer onbillijk benadeeld • Geen zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen
Rechter kan vergoeding toekennen indien
In belangrijke mate belemmering van de werknemer
In belangrijke mate belemmering van de werknemer
2.4. Aanzegtermijn en -plicht Per 1 januari 2015 wordt de aanzegplicht ingevoerd. Deze aanzegplicht houdt in dat de werkgever bij bepaalde tijdcontracten die zes maanden of langer duren, uiterlijk één maand voordat de tijdelijke arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, de werknemer schriftelijk moet aangeven of de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet en zo ja, onder welke voorwaarden.
12 | WET WERK EN ZEKERHEID
Wanneer de werkgever niet aan deze mededelingsverplichting voldoet, is hij verplicht de werknemer een vergoeding te betalen. Deze vergoeding bedraagt één maandsalaris. Wanneer de mededeling niet tijdig is gedaan, wordt de vergoeding naar rato verminderd. De vergoeding is niet verschuldigd in geval van faillissement of surseance van betaling van werkgever of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op werkgever. De aanzegtermijn geldt niet bij arbeidsovereenkomsten waarbij het tijdstip waarop deze eindigt, niet op een kalenderdatum is gesteld (bijvoorbeeld bij een arbeidsovereenkomst die wordt aangegaan voor de duur van een bouwproject of bij vervanging van zwangerschapsverlof). Ook geldt de aanzegtermijn niet voor arbeidsovereenkomsten die binnen een maand na inwerkingtreding van de wet eindigen. Dit betekent aldus dat de aanzegplicht geldt voor arbeidsovereenkomsten die op of na 1 februari 2015 van rechtswege eindigen. Voor de praktijk is het van belang om, naast een goede administratie over het aflopen van contracten, ook goed de aanzegtermijnen circa zes weken daaraan voorafgaand te noteren. 2.5. Ketenbepaling De ketenbepaling regelt dat elkaar opvolgende tijdelijke contracten op een zeker moment overgaan in een vast contract. De ketenbepaling wordt met ingang van 1 juli 2015 gewijzigd. Vanaf dat moment is het enkel nog mogelijk voor de werkgever om gedurende een periode van twee jaren (in plaats van drie jaren) drie tijdelijke contracten met een werknemer te sluiten. Een uitzondering geldt voor de situatie waarin een arbeidsovereenkomst wordt gesloten van 24 maanden of langer. Hierna mag dan eenmaal een overeenkomst voor bepaalde tijd voor ten hoogste drie maanden worden aangegaan, mits dit contract direct volgt op het aflopende contract.
13 | WET WERK EN ZEKERHEID
Ook de arbeidsovereenkomst die volgt binnen een periode van zes maanden na een eerdere arbeidsovereenkomst bij een werkgever, die redelijkerwijs valt aan te merken als opvolgend werkgever, wordt aangemerkt als vallend binnen dezelfde keten. Deze overeenkomst telt dan mee voor de vraag of sprake is van een onbepaalde tijdcontract. Dit is een wijziging ten opzichte van de huidige regeling, welke bepaalt dat een tussenpoos van drie maanden voldoende is om de keten te doorbreken. Deze periodeverlenging geldt ook in de situatie dat een bepaalde tijdcontract volgt op een onbepaalde tijdcontract (de zogenaamde Ragetlie-regel). Dit is slechts anders indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt door rechtsgeldige opzegging of ontbinding en daarna een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan. Afwijking bij cao van de maximale duur en het maximale aantal contracten voordat een vast dienstverband ontstaat, wordt aan voorwaarden gebonden. Afwijkingen bij cao mogen slechts voor uitzendovereenkomsten of indien de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering dit vereist. Het moet dan gaan om bepaalde functies in een bedrijfstak waar onverkorte toepassing van de ketenbepaling tot onaanvaardbare consequenties zou leiden en het voortbestaan van de sector in het geding zou komen (denk aan profvoetballers). Bij cao kan ook worden afgeweken van de ketenbepaling voor overeenkomsten die overwegend zijn aangegaan voor educatie van de werknemer, voor zover dat noodzakelijk is voor het afronden van de opleiding. De huidige afwijkingen in cao’s blijven van kracht voor de duur van de looptijd van de cao’s, met een maximale duur van achttien maanden na inwerkingtreding van de nieuwe wet. De ketenregeling is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (zogenaamde BBL-overeenkomsten). Voor de bestuurder van een rechtspersoon mag bij schriftelijke overeenkomst van de twee jaarstermijn (betreffende de maximum duur van bepaalde tijdcontracten tezamen voordat sprake is van een onbepaalde tijdcontract) worden afgeweken. 14 | WET WERK EN ZEKERHEID
Een belangrijke uitzondering waarvoor de ketenbepaling niet gaat gelden, betreft de werknemer die jonger is dan 18 jaar. Wanneer deze werknemer minder werkt dan twaalf uren gemiddeld per week, geldt de gehele ketenregeling niet. De ketenregeling geldt dan op het moment dat de werknemer 18 jaar wordt voor de arbeidsovereenkomst die op dat moment geldt én voor zover deze voor meer dan gemiddeld twaalf uur per week is aangegaan. Dat contract geldt dan als eerste overeenkomst voor de ketenbepaling. Kort gezegd luidt de hoofdregel voor het ontstaan van een onbepaalde tijdcontract: 3 maximum aantal contracten
2 maximum aantal jaar
6 minimum aantal maanden van tussenpoos
Werkgevers moeten aldus onder het nieuwe recht eerder een beslissing nemen over de vraag of zij een werknemer een vast dienstverband willen aanbieden. Deze beslissing moet dan namelijk binnen twee jaar worden genomen. Wanneer een werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst aangaat op of na 1 juli 2015, geldt de nieuwe wetgeving. Het oude recht blijft van toepassing op arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan voor inwerkingtreding van de nieuwe wet. Dit leidt er toe dat de nieuwe ketenbepaling pas van toepassing kan zijn op arbeidsovereenkomsten die worden gesloten op of na 1 juli 2015. De doorbrekingstermijn van de keten van zes maanden gaat ook met ingang van 1 juli 2015 in. Dit betekent dat tussen de voorzetting vanaf die datum ten minste zes maanden moet zitten, wil de keten doorbroken worden.
15 | WET WERK EN ZEKERHEID
Voorbeeld Een werknemer krijgt een bepaalde tijdcontract voor een jaar. Nadat deze van rechtswege is geëindigd, ontstaat er na vijf maanden een vacature voor dezelfde functie, waarop de werknemer wordt aangenomen. De werknemer krijgt een contract voor een jaar. Dit tijdelijke contract overschrijdt de periode van twee jaren en wordt daarom aangemerkt als een contract voor onbepaalde tijd. De vijf tussenliggende maanden waarop de werknemer niet werkzaam was bij de werkgever, doorbreken de keten niet. Tabel ketenbepaling Conversie aok bepaalde tijd naar aok onbepaalde tijd
Huidige regeling
Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015
Periode aok
>36 maanden
>24 maanden
Aantal aok bepaalde tijd
>3
>3
Tussenpozen
<3 maanden tellen mee
<6 maanden tellen mee (ook bij Ragetlie-regel)
Opvolgend werkgeverschap
Conversie (ook aok onbepaalde tijd tellen mee)
Conversie (ook aok onbepaalde tijd tellen mee)
Afwijking bij cao
Mogelijk
Beperkt mogelijk als: • intrinsieke aard onderneming afwijking vereist, of; • het een uitzendovereenkomst betreft
16 | WET WERK EN ZEKERHEID
3. WIJZIGING VAN HET ONTSLAGRECHT PER 1 JULI 2015 3.1. Preventieve toetsing bij ontslag De toetsing voorafgaand aan het ontslag blijft gehandhaafd. Ontslagen in verband met bedrijfseconomische redenen of vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid moeten worden voorgelegd aan UWV. Ontslagen vanwege disfunctioneren, verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, andere in de persoon van de werknemer gelegen redenen of vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, moeten worden voorgelegd aan de kantonrechter. De preventieve toets geldt niet bij ontslag: • tijdens de proeftijd; • op staande voet; • van de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg diensten verricht ten behoeve van het huishouden van een natuurlijk persoon; • van de bestuurder van een BV, NV of buitenlandse vennootschap; • van de werknemer die een geestelijk ambt bekleedt; • van de werknemer die de AOW-/pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en op die grond wordt ontslagen (de arbeidsovereenkomst dient dan wel te zijn aangegaan voordat de werknemer de AOW-/pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt); • van werknemers in dienst van een publiekrechtelijk lichaam; • in verband met faillissement van werkgever of toepassing van de schuldsaneringsregeling op werkgever. 3.2. UWV-procedure Al is opgemerkt dat UWV uitsluitend ontslagen gebaseerd op bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid zal toetsen. Uitganspunt is dat de procedure bij UWV maximaal vier weken duurt.
17 | WET WERK EN ZEKERHEID
Indien UWV toestemming verleent voor opzegging, is deze toestemming vier weken geldig. Bij de opzegging moet de werkgever de reden van opzegging vermelden. Indien er een opzegverbod van toepassing is, kan de arbeidsovereenkomst in beginsel niet worden opgezegd. Opzegverboden zijn in de wet geregelde gevallen, waarbij de werknemer een extra ontslagbescherming geniet. In die gevallen mag de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer niet opzeggen, ook al beschikt hij over een ontslagvergunning. Een opzegverbod geldt bijvoorbeeld tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de werknemer, tijdens zwangerschap en tijdens het lidmaatschap van de ondernemingsraad. In de wet, met name bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen, is een aantal uitzonderingen opgenomen op grond waarvan het de werkgever, ondanks het bestaan van een opzegverbod, toch is toegestaan de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Onder het nieuwe recht wordt het mogelijk om tegen een besluit van UWV op te komen. De werknemer of de werkgever kan dan herstel respectievelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst of toekenning van een billijke vergoeding bij de kantonrechter verzoeken. De huidige kennelijk onredelijk ontslagprocedure komt daarmee onder het nieuwe recht te vervallen. 3.3. Cao-commissie Ook wordt het mogelijk dat bij cao een commissie wordt ingesteld, die in plaats van UWV het ontslag preventief zal toetsen. In de cao wordt dan voorzien in een eigen procedure. Aan de procedure alsook aan het instellen van een commissie bij cao, worden voorwaarden verbonden. De cao-partijen bepalen de inrichting van deze procedure. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met: • het beginsel van hoor en wederhoor; • de vertrouwelijkheid; • de redelijke termijnen voor partijen om op elkaars standpunten te reageren;
18 | WET WERK EN ZEKERHEID
• de redelijke termijn waarbinnen het besluit moet worden genomen. In de cao mag bovendien worden afgeweken van het zogenaamde afspiegelingsbeginsel. De werkgever mag dan, onder voorwaarden, ten hoogste voor 10% van de werknemers die op grond van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag in aanmerking komen, afwijken. Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet voor de leeftijdscategorieën 15 tot 25 jaar en 55 jaar en ouder. Net als bij de procedure bij UWV, kunnen zowel werkgever als werknemer na de beslissing van de commissie naar de kantonrechter en verzoeken om herstel respectievelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dan wel om toekenning van een billijke vergoeding verzoeken. 3.4. Kantonrechter Al is opgemerkt dat onder het nieuwe recht de kantonrechter uitsluitend ontslagen op grond van in de persoon van de werknemer gelegen redenen zal toetsen. Als de kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende grond is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zal hij de arbeidsovereenkomst in stand laten. De arbeidsovereenkomst wordt in beginsel niet ontbonden als sprake is van een opzegverbod. In een aantal in de nieuwe wet aangegeven gevallen kan, ondanks het bestaan van een opzegverbod, de arbeidsovereenkomst toch worden ontbonden. Dat is het geval als het ontbindingsverzoek geen verband houdt met het opzegverbod of indien sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Indien de kantonrechter oordeelt dat er voldoende grond is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bepaalt hij de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
19 | WET WERK EN ZEKERHEID
Indien sprake is van een bepaalde tijdcontract zonder tussentijds opzegbeding, kunnen zowel werkgever als werknemer zich tot de kantonrechter wenden met het verzoek de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter kan dan een vergoeding toekennen ter hoogte van het loon dat over het restant van de looptijd van de arbeidsovereenkomst verschuldigd zou zijn. De rechter is bevoegd deze vergoeding te matigen, dan wel te verhogen. 3.4.1. Billijke vergoeding De kantonrechter kan, indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, aan de werknemer – naast de transitievergoeding (waarop nog wordt ingegaan) – een additionele billijke vergoeding ten laste van de werkgever toekennen. Voor het bepalen van de hoogte van deze vergoeding bestaat thans (nog) geen norm of formule. De hoogte moet in relatie staan tot het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het gaat hierbij om uitzonderlijke gevallen waarbij de vergoeding een ander karakter heeft dan de transitievergoeding. In de rechtspraak zal deze mogelijkheid nader moeten worden uitgewerkt. 3.4.2. Hoger beroep en cassatie Tegen een ontbindingsbeschikking van de kantonrechter (alsook een besluit van UWV of de cao-commissie) is hoger beroep en cassatie mogelijk. Het instellen van hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking niet. Dat betekent dat aan de uitspraak van de kantonrechter altijd eerst gevolg wordt gegeven. Indien de kantonrechter een arbeidsovereenkomst heeft ontbonden en in hoger beroep wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden, kan de werkgever in hoger beroep worden veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst. Voor de tussenliggende periode kunnen in hoger beroep voorzieningen worden getroffen. Indien in hoger beroep wordt geoordeeld dat het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst te herstellen, kan een billijke vergoeding worden toegekend. 20 | WET WERK EN ZEKERHEID
Als in hoger beroep komt vast te staan dat een arbeidsovereenkomst ten onrechte niet is ontbonden, wordt het tijdstip bepaald waarop de arbeidsovereenkomst alsnog eindigt. De ontbinding kan nimmer met terugwerkende kracht worden uitgesproken. Indien de werknemer om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft verzocht en ontbinding is toegewezen, kan het hoger beroep alleen betrekking hebben op de eventuele hoogte van de toegekende billijke vergoeding. 3.5. Opzegtermijn De wettelijke bepaling omtrent de lengte van de opzegtermijn wordt niet gewijzigd. Die blijft één tot vier maanden, afhankelijk van de lengte van het dienstverband. Bij opzegging van de arbeidsovereenkomst kan de werkgever de proceduretijd bij UWV of de bij cao ingestelde commissie, in mindering brengen op de door hem in acht te nemen opzegtermijn. Een opzegtermijn van minimaal een maand moet resteren. De proceduretijd wordt berekend vanaf de datum waarop UWV of de bij cao ingestelde commissie de volledige ontslagaanvraag heeft ontvangen en loopt tot de dagtekening van de ontslagvergunning. De proceduretijd zal in de ontslagvergunning worden vermeld. Voorbeeld Als de werkgever op 10 januari opzegt, er een opzegtermijn geldt van drie maanden en de proceduretijd bij UWV of commissie drie weken is geweest, mag de opzegtermijn worden verkort van 10 april naar 20 maart, waarna de werkgever tegen 1 april mag opzeggen. Nieuw is dat, als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, hij het einde van de arbeidsovereenkomst bepaalt op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij opzegging zou zijn geëindigd. Ook de kantonrechter is dus gebonden aan de opzegtermijn. Net als bij opzegging wordt bij ontbinding de opzegtermijn verkort met de proceduretijd bij de rechter, met dien verstande dat altijd een minimale opzegtermijn geldt van één maand. 21 | WET WERK EN ZEKERHEID
De proceduretijd kan niet worden verrekend als de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Wanneer de ontbinding is gegrond op ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, kan de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst bepalen op een eerder tijdstip, zonder rekening te houden met de opzegtermijn. 3.6. Transitievergoeding Geheel nieuw is de toekenning van de transitievergoeding, welke per 1 juli 2015 wordt ingevoerd. De transitievergoeding is enerzijds bedoeld als compensatie voor het ontslag en anderzijds om voor de werknemer de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. Als de arbeidsovereenkomst met een werknemer ten minste twee jaar heeft bestaan, heeft de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding. Dit geldt dus ook voor bepaalde tijdcontracten die twee jaar of langer duren. De reden van ontslag is daarbij niet relevant. De transitievergoeding is verschuldigd als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever eindigt. Dit is dus ook het geval als een bepaalde tijdcontract niet wordt verlengd door de werkgever. Wanneer een werknemer een nieuw contract krijgt aangeboden, maar deze niet accepteert, is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd. De arbeidsovereenkomst eindigt dan namelijk niet op initiatief van de werkgever. Als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer eindigt, maar dit in verband met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever is, is de transitievergoeding wel verschuldigd. De transitievergoeding is niet verschuldigd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst: • met de werknemer jonger dan 18 jaar, waarvan de gemiddelde omvang van de arbeid minder dan twaalf uren per week bedraagt; • met de werknemer die de AOW-/pensioengerechtigde leeftijd bereikt en om die reden wordt ontslagen; 22 | WET WERK EN ZEKERHEID
• wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer; • in de situatie van surseance van betaling of faillissement van de werkgever of als ten aanzien van de werkgever een schuldsaneringsregeling is getroffen. De werkgever die door het betalen van de transitievergoeding in ernstige financiële problemen zou komen, kan een betalingsregeling overeenkomen. Er wordt dan wel rente berekend. Bij cao kan worden afgeweken van de wettelijke regeling voor de transitievergoeding. Er moet dan wel sprake zijn van gelijkwaardige voorzieningen gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid. 3.6.1. Hoogte De vergoeding is over de eerste tien jaar van de arbeidsovereenkomst gelijk aan 1/6 maandsalaris over elke zes maanden dat het dienstverband heeft geduurd (wat neerkomt op 1/3 maandsalaris per dienstjaar). De werknemer die tien jaar of langer in dienst is, ontvangt vanaf het tiende dienstjaar, een vergoeding van 1/4 maandsalaris per zes maanden (oftewel 1/2 maandsalaris per dienstjaar). Het gaat telkens om een volbrachte periode van zes maanden. Onder maandsalaris wordt verstaan het bruto maandsalaris, vermeerderd met vaste overeengekomen looncomponenten, zoals vakantietoeslag, een vaste dertiende maand, een structurele overwerkvergoeding en een vaste ploegentoeslag. De transitievergoeding wordt gemaximeerd op een bedrag van € 75.000,- bruto. Indien de werknemer een hoger jaarsalaris dan € 75.000,- bruto heeft, bedraagt de transitievergoeding maximaal één bruto jaarsalaris. Voor werknemers die bij ontslag 50 jaar of ouder zijn, geldt tot 1 januari 2020 een hogere berekeningsmaatstaf indien zij langer dan tien jaar in dienst zijn bij dezelfde werkgever. De gewerkte dienstjaren vanaf het 50e levensjaar geven dan recht op één 23 | WET WERK EN ZEKERHEID
maandsalaris per dienstjaar. Kleinere werkgevers (25 werknemers of minder) hoeven deze hogere berekeningsmaatstaf niet toe te passen. Tabel hoogte transitievergoeding
Per zes maanden
Eerste tien jaar
Vanaf tien jaar
1/6 maandsalaris
1/4 maandsalaris
Tabel transitie voor oudere werknemers (tot 2020) Leeftijd: >50 jaar en dienstjaren: >10
Jaren na 50e levensjaar
Per zes maanden
1/2 maandsalaris
Niet bij kleine werkgevers (<25 werknemers)
Voor werkgevers met minder dan 25 werknemers geldt er een tijdelijke overgangsregeling. Deze regeling houdt in dat deze werkgevers de hoogte van de transitievergoeding mogen berekenen over de dienstjaren vanaf 1 mei 2013. Dienstjaren gelegen voor die datum blijven bij de berekening buiten beschouwing. Deze regeling is alleen van toepassing bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen ingegeven door de slechte financiële situatie van de werkgever. Deze regeling geldt tot 1 januari 2020. Op de transitievergoeding kunnen kosten in mindering worden gebracht. Dit geldt alleen voor kosten die verband houden met maatregelen gericht op het bevorderen van het vinden van een andere baan. Te denken valt aan kosten voor scholing of outplacement. Ook valt te denken aan kosten in verband met een langere opzegtermijn dan de wettelijke termijn, wanneer de werknemer wordt vrijgesteld tijdens deze langere opzegtermijn, zodat hij vanuit zijn baan naar een andere baan kan zoeken. De hoogte van ontslagvergoedingen gaat met de nieuwe wet omlaag. 24 | WET WERK EN ZEKERHEID
Voorbeeld Een werknemer is 45 jaar oud en heeft een bruto maandsalaris (inclusief vakantietoeslag) ter hoogte van € 3.000,-. De werknemer is 20 jaar bij de werkgever in dienst. Kantonrechtersformule: 15 gewogen dienstjaren x 3.000 maandsalaris x correctiefactor C=1 € 45.000,- bruto Transitievergoeding: Eerste tien dienstjaren: 20 (periode van 6 maanden) x 1/6 = 3,33 maandsalarissen Vanaf het tiende dienstjaar: 20 (periode van 6 maanden) x 1/4 = 5 maandsalarissen 8,33 maandsalarissen x 3.000 maandsalaris € 25.000,- bruto 3.7. Beëindiging met wederzijds goedvinden/instemmen met ontslag De preventieve toets, bestaande uit het vragen van toestemming aan UWV, de cao-commissie of de kantonrechter, geldt niet als de werknemer (op voorhand) instemt met het ontslag. De werkgever kan de werknemer vragen of hij instemt met het ontslag, maar de werkgever is niet verplicht dit te vragen. De werkgever mag zich ook direct tot UWV, de cao-commissie of de kantonrechter wenden. Stemt de werknemer in met het ontslag, dan moet dit blijken uit een schriftelijke verklaring. De werknemer mag op zijn schriftelijke instemming binnen veertien dagen terugkomen, zonder opgave van reden. De opzegging wordt dan geacht niet te hebben plaatsgevonden. Daarnaast kunnen werkgever en werknemer ook onder de nieuwe wetgeving een vaststellingsovereenkomst sluiten, waarmee de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd.
25 | WET WERK EN ZEKERHEID
Nieuw met ingang van 1 juli 2015 is de bedenktijd van twee weken voor de werknemer. De bedoeling hiervan is dat de werknemer advies kan inwinnen en de mogelijkheid heeft zijn instemming te herroepen. De werkgever moet de werknemer schriftelijk (dus in de vaststellingsovereenkomst!) op deze bedenktijd wijzen. De werknemer mag binnen deze bedenktijd zijn instemming herroepen. Dit recht heeft de werknemer overigens één keer in de zes maanden. Als de werkgever verzuimt de werknemer schriftelijk te wijzen op de bedenktijd, heeft de werknemer een bedenktijd van drie (in plaats van twee) weken. Het recht op herroeping mag niet worden uitgesloten. De transitievergoeding zal naar verwachting een reflexwerking hebben op de beëindiging met wederzijds goedvinden.
26 | WET WERK EN ZEKERHEID
4. VARIA 4.1. Uitzendarbeid Onder het nieuwe recht blijft het mogelijk een uitzendovereenkomst aan te gaan. Al is opgemerkt dat van de ketenbepaling bij cao mag worden afgeweken voor uitzendovereenkomsten. Onder het nieuwe recht mag bij cao voor ten hoogste 78 weken worden afgeweken van de zogenoemde 26 weken termijn (de eerste 26 weken van een uitzendovereenkomst behoeven niet te worden meegeteld bij het bepalen van de vraag of een werknemer binnen twee jaar drie bepaalde tijdcontracten heeft gehad en dus beschikt over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd). 4.2. WW De nieuwe wetgeving heeft als doel de WW activerender te maken. Daartoe wordt de maximale duur van de WW teruggebracht van 38 naar 24 maanden, de opbouw van de uitkeringsduur wordt vertraagd, de inkomensverrekening wordt vanaf de eerste werkloosheidsdag geïntroduceerd en het begrip ‘passende arbeid’ wordt aangescherpt. Via cao-afspraken kan een aanvulling op de WW geïntroduceerd worden van maximaal veertien maanden. De financiering hiervan wordt in de cao afgesproken. 4.2.1. Opbouw Gedurende de eerste tien jaar van de gewerkte dienstjaren blijft de huidige opbouw van de WW gehandhaafd, namelijk één maand WW per jaar arbeidsverleden. Voor de jaren daarna geldt dat elk jaar arbeidsverleden leidt tot een WW-opbouw van een halve maand. Het arbeidsverleden dat werknemers hebben opgebouwd vóór 2016 wordt gerespecteerd. De WW-duur wordt met ingang van 2016 geleidelijk per kwartaal met één maand teruggebracht. Mensen die vóór 1 januari 2016 de WW zijn ingestroomd, worden 27 | WET WERK EN ZEKERHEID
niet geraakt door de afbouw, zolang zij het werk niet hervatten. Overigens blijft de kortdurende basisuitkering in de huidige vorm bestaan. Dit houdt in dat de werknemer die in de laatste 36 kalenderweken voorafgaand aan de werkloosheid ten minste 26 kalenderweken heeft gewerkt, recht heeft op een WW-uitkering van ten minste drie maanden. 4.2.2. Passende arbeid De definitie van ‘passende arbeid’ wordt aangepast, in die zin dat al na zes maanden (in plaats van de huidige twaalf maanden) alle arbeid als passend wordt aangemerkt. Dit wordt vanaf 1 juli 2015 ingevoerd. De aanscherping van het begrip ‘passende arbeid’ in de WW geldt ook voor het begrip passende arbeid in de ZW. 4.2.3. Inkomensverrekening Werkhervatting vanuit de WW wordt altijd lonend, doordat de systematiek van urenverrekening wordt vervangen door een systematiek van inkomensverrekening. Indien vanuit de WW nieuw werk (al dan niet gedeeltelijk) wordt gevonden, wordt een deel van de (extra) inkomsten in mindering gebracht op de uitkering, het andere deel wordt niet in mindering gebracht. Deze maatregel wordt ingevoerd met ingang van 1 juli 2015. Wanneer geen sprake meer is van arbeidsurenverlies doordat iemand voor de volledige urenomvang ander werk heeft geaccepteerd, maar nog wel sprake is van een relevant loonverlies, blijft recht op een WW-uitkering bestaan. 4.3. IOAW De IOAW garandeert de werkloze werknemer een uitkering op het niveau van het sociaal minimum. Deze voorziening kent een partner inkomenstoets, maar geen vermogenstoets. Met de Wet werk en zekerheid wordt de toegang tot de IOAW geleidelijk afgebouwd vanaf 1 januari 2015. Mensen die geboren zijn in of na 1965 krijgen geen toegang meer tot deze voorziening. 28 | WET WERK EN ZEKERHEID
4.4. IOW De IOW biedt oudere werkloze werknemers na hun WW-uitkering een inkomenswaarborg op het niveau van het sociaal minimum. Deze voorziening kent geen vermogens- en/of partnerinkomenstoets. Uit de Wet werk en zekerheid vloeit voort dat de IOW wordt verlengd tot 2020. In 2020 wordt de IOW geëvalueerd.
TOT SLOT Er gaat in 2015 veel veranderen in het arbeidsrecht. Dit zal vast en zeker gevolgen hebben voor uw praktijk. Wij begrijpen dat dit bij u de nodige vragen zal oproepen. Wij staan u hierbij graag ter zijde en adviseren u graag nader over de inwerkingtreding van de nieuwe wet en de wijzigingen voor uw onderneming. Ook via onze website zullen we u voorzien van tips & tricks. Houd onze website dus in de gaten!
29 | WET WERK EN ZEKERHEID
OVER DE AUTEURS: Mr. Adriënne van Geel is advocaat bij Van Gelder Advocaten en gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Zij rondde in 2013 met succes de postdoctorale specialisatieopleiding arbeidsrecht PALA aan het gerenommeerde Hugo Sinzheimer Instituut af. Mr. Marieke van Gelder is advocaat en ondernemer bij Van Gelder Advocaten en gespecialiseerd in het ondernemings- en contractenrecht. Zij rondde in 2008 met succes de postdoctorale opleiding ‘Bedrijfsoverdracht in het MKB en familiebedrijven’ af. Daarnaast is zij een ervaren mediator in arbeidsrechtelijke en zakelijke geschillen.
30 | WET WERK EN ZEKERHEID
BETER OP DE HOOGTE! 31 | WET WERK EN ZEKERHEID
Bezoekadressen: Bosscheweg 40, Berkel-Enschot Bedrijfsweg 15, Oisterwijk
T. +31 (0)88 - 88 40 840 F. +31 (0)88 - 88 40 849 E.
[email protected]
Postadres: Postbus 42, 5060 AA Oisterwijk
www.vangelderadvocaten.nl
32 | WET WERK EN ZEKERHEID