Santiago met Support Dagboek van een voettocht naar Santiago de Compostela
’Maar dit is jouw weg en het is nu, nu dat je niet mag falen. Schrei, als je kunt, schrei maar klaag niet. De weg koos jou en je moet dankbaar zijn’. Dag Hammarskjöld.
2004 Wilma Knulst uitgever: G achttien 88, Oude Polderdijk 2, 4435 RG Baarland. www.g-achttien88.nl productie: Nilsson - Goes ISBN: 90-9017854-6
G achttien 88 is gelegen in het Waardevol Cultuur Landschap van de Zak van Zuid Beveland. Op en rondom de plek worden verschillenden culturele activiteiten en tentoonstellingen georganiseerd. Tevens fungeert G achttien 88 als uitgever van speciale literatuur en muziek.
Inhoud Proloog
Nederland Partir c’est mourir un peu Baarland - Brugge, 25 april tot 4 mei België Op eigen benen Brugge - Mons, 4 tot 11 mei Frankrijk Cultuurshot Mons - Parijs, 11 tot 15 mei Keerpunt Parijs - Blois, 15 tot 26 mei Bon courage Blois - Poitiers, 26 mei tot 3 juni Retrospectief Poitiers - Bordeaux, 3 tot 10 juni Een dip Bordeaux - Biarritz, 10 tot 12 juni Spanje De overgang Biarritz - Pamplona, 12 tot 19 juni Immer weiter Pamplona - Burgos, 19 tot 30 juni Catharsis Burgos - León, 30 juni tot 9 juli All together León - Santiago de Compostela, 9 tot 23 juli Het ritueel Santiago de Compostela - Finisterre, 23 tot 27 juli Nederland Gemengde gevoelens Spanje - Nederland, 27 en 28 juli Weer op pad Baarland, augustus, september, oktober
Epiloog Routeplaatsen Literatuur
Proloog Eind 1999 besloot ik dat het tijd was om eens een tijdje voor mezelf vrij te maken. Niet zozeer om te rusten, maar wel om de zaken voor mezelf op een rijtje te zetten. In 2000 zou ik vijftig jaar worden. Dat had ik daarvoor al gevierd en misschien was het daar al mee begonnen. Voor mijn verjaardag kreeg ik van mijn zus een tekening. Ze had me als kind getekend. Van een foto, waarop ik naast mijn moeder en mijn twee zusjes, achterin de tuin sta van ons huis in de Tulpstraat. Een tekening in blauw. Mijn zusjes en mijn moeder staan niet op de tekening. Ik had de tekening in een gouden lijstje gedaan en goed zichtbaar opgehangen op de dag van mijn feestje, 8 mei. De dag dat ik verwekt was volgens mijn moeder: de verjaardag van mijn vader. Op 3 februari 1950 ben ik geboren. Ik had mijn gezin altijd gecombineerd met een carrière: werk en studie. De laatste jaren waren vol zorg geweest om ouders, schoonouders en kinderen. Ouders en schoonouders zijn overleden binnen een periode van een paar jaar. De kinderen waren alle vier de deur uit. De laatste jaren op het werk waren stressvol. Te veel werk met te weinig mensen en, behalve mijn directe collega’s, geen mensen om op terug te vallen. Tijd om even een pas op de plaats te maken. Wat wilde ik nog met de rest van mijn leven? Zo doorgaan of meer tijd voor zaken die me wat nader aan het hart liggen? Wat wilde ik als meisje eigenlijk worden of wat had ik voor idee van mijn toekomst? Dat wist ik me nauwelijks voor de geest te halen. Hoe ik de rest van mijn leven in wilde vullen wist ik ook niet. Nooit bij stil gestaan. Mijn tijd werd vanzelf ingevuld met dagelijkse dingen. Ik had een vaag idee dat het anders moest dan nu. Dat ik er nog uit wilde halen wat erin zat. Uit mezelf dus. Hoeveel tijd kreeg ik daar nog voor? Ik nam een half jaar verlof van mijn werk, van mei tot november. Thuiszitten wilde ik niet en ik wilde iets met wandelen. ‘Toevallig’ was mijn oog op Santiago
de Compostela gevallen. Om daar informatie over te krijgen, vooral via internet, was niet moeilijk. De keus was snel gemaakt. Omdat ik nog nooit met een zware rugzak gewandeld had liep ik ieder weekend één of twee dagen, hoofdzakelijk in de Zak van Zuid-Beveland, tochten van zo’n twintig à dertig kilometer. In weer en wind. Fysiek was ik dus aardig voorbereid, hoewel iedere dag lopen, weken achter elkaar, toch meer van je vergt dan je je voor kunt stellen. Wat het geestelijk met me zou doen kon ik nauwelijks inschatten terwijl ik er toch niet al te luchtig over dacht. Ik zou wel zien. Dat was ook de uitdaging. Ik houd niet van gebaande wegen. Dat was ook één van de redenen dat ik niet vanaf de voor meer voor de hand liggende startplaatsen Le Puy of Vezelay zou gaan. Ik wilde mijn eigen weg zoeken. Gewoon vanuit mijn eigen thuisbasis. Dat is ook hetgeen wat me van een wandelaar in een pelgrim heeft veranderd. Mijn weg werd op een of andere manier voor me uitgestippeld. Wat ik per dag plande liep vaak al mis. Toch had ik iedere dag onderdak en eten en leerde ik vragen en accepteren en blij te zijn met de ‘kleine’ dagelijkse dingen. Ik kreeg hulp van mensen onderweg, van het thuisfront en Support van andere bronnen. Support met een hoofdletter. Ik had niet ingeschat dat ik zo veel in de kerken om hulp zou bidden en die ook zou krijgen. Ik wilde de kerken bezoeken omdat ze mooi waren maar ik kreeg meer dan ik vroeg. Vandaar de titel van mijn boek en het gedicht van Hammarskjöld. Het drukt uit wat ik onderweg geleerd heb. Zonder de Support van thuis, vooral van Joop, had ik het niet gered. Het ’telefoon’lijntje leek soms van levensbelang. Alhoewel hij eerst sceptisch tegenover zo’n lange eenzame tocht stond werd hij mijn grootste supporter. Hij hielp me door de moeilijke momenten heen en stimuleerde me om verder te gaan. Hij herinnerde me er af en toe aan dat ik het zelf gewild had. Hij liep met me mee en volgde mijn pad nauwgezet. Ik ben hem erg dankbaar. Dankbaar ben ik ook al mijn andere supporters: familie, vrienden,
collega’s. Op allerlei manieren hebben ze me geholpen om de tocht te beginnen, vol te houden en om later mijn boek uit te gaan geven, wat als dagboek begonnen was. Grote dank ben ik ook aan Reineke verschuldigd, mijn oudste dochter. Ze heeft mijn boek geredigeerd. Niet alleen dat het veel werk was, maar ze heeft zich ook in mijn leven in moeten graven dat in de vorm van de dagboekfragmenten aan haar voorbij kwam. Het was ook het laatste stukje van het heelwordingsproces van onze relatie. Eén van de wonderlijke ’bijkomstigheden’ van mijn tocht naar Santiago de Compostela.
Niets is toeval. Dat wist ik al toen ik op pad ging, maar nu weet ik het zeker. In het dagelijkse leven staan we er te weinig bij stil. Zo alleen in de natuur heb je tijd om na te denken over de dingen, te reflecteren. In de drukte van het leven staan we veel te weinig stil bij de dingen die je toevallen in het leven. Je wilt het niet weten, je verstopt ze (vaak onbewust), het is te pijnlijk, we hebben haast, geen tijd enzovoort. Maar je kunt je dagelijkse bestaan ook de vorm van een pelgrimsreis geven. Iedere dag even stilstaan bij wat je doet, waarom je het doet, wie je ontmoet en wat je (niet) krijgt geeft genoeg stof tot nadenken en reflectie. Je moet er alleen even de tijd voor nemen, liefst dagelijks. Dan hoef je geen drie maanden rond te sjouwen met een rugzak en een paar duizend kilometer te lopen. Maar ik had het voor geen goud willen missen.
Baarland, december 2003.
Partir c’est mourir un peu (afscheid nemen is een beetje sterven)
Nederland Baarland-Brugge, 25 april tot 4 mei
Baarland, dinsdag 25 april 2000. Dit is de eerste dag van mijn sabbatical en ik voel niets dan twijfel. Ik vraag me af waar ik aan begin en dat terwijl ik nog niet eens begonnen bén! Mijn rugzak is veel te zwaar. Ik heb op de weegschaal gezien dat hij bijna vijftien kilo weegt. Ik heb last van mijn onderbuik en baarmoeder. Moet ik dat symbolisch opvatten omdat ik de kinderen uit mijn (levens)rugzak wil lopen? Ik zie duizend leeuwen en beren op mijn weg en vooral honden waar ik in het dagelijkse leven ook al bang voor ben. En dat allemaal omdat ik vrijwillig alleen zo’n lange voettocht wil gaan maken. Waarom ga ik niet een half jaartje rustig thuis zitten na een paar jaar van zorgen om ouders, kinderen en werkstress? Om ouders heb ik geen zorgen meer want ze zijn nu allemaal dood en de kinderen zijn alle vier het huis uit. Waarom maak ik het mezelf zo moeilijk door mezelf zo'n opdracht te geven? Ik heb last van prestatiedrang en avontuurzucht, dat is zeker. Ik vind ook dat wie A zegt ook B moet zeggen. Ik ben zo iemand die nooit dingen begint zonder ze af te maken. Ik hoop dat die discipline me in ieder geval van pas zal komen als ik het onderweg even niet meer zie zitten. Joop heeft me aangeraden om over Vezelay of Le Puy te gaan. Dat zijn de routes die tenminste uitgestippeld zijn door middel van een GR-pad en daar zou ik ook met meerdere mensen samen de route lopen wat hem meer gerust zou stellen. Dat ik alleen op weg zal zijn ziet hij niet zo zitten maar ik kies er toch voor om vanuit mijn woonplaats naar beneden te zakken. Ik zal de zogenaamde noordelijke aanlooproute nemen die tenslotte aansluit op de camino in Spanje. In België zal ik, om het mezelf wat makkelijker te maken, de GR-paden volgen die er zijn. Ik moet daardoor wel een
stuk omlopen maar ik wil toch niet te gehaast beginnen. Eerst wil ik een beetje ontstressen van alles. In Frankrijk zal ik twee stukken met de trein doen. Het ene is een stuk in het noorden dat ik per auto al erg lang en saai vind en waar geen wandelroute is, en het andere is een stuk van de Landes, het eenzame moerasgebied in het zuiden. In Spanje wil ik alles lopen zoals het een echte pelgrim betaamt maar in Frankrijk zal ik dat nog wel zien. Ik zal het ook laten afhangen van de begaanbaarheid van de route en de mogelijkheden die er zijn om te overnachten. Ik zal niet te streng zijn voor mezelf want het moet wel leuk blijven. Ik wil niet al te veel langs de snelwegen lopen maar omdat er geen GR-pad is via de route Parijs-Bordeaux ben ik af en toe wel aangewezen op de kleinere autowegen. In de grote steden zal ik af en toe een paar nachten langer blijven, niet alleen om wat uit te rusten maar ook om er wat cultuur te snuiven. Ik vind het zonde om ze zo voorbij te gaan.
Ik kieperde alles weer uit de rugzak en sorteerde het opnieuw en opnieuw, wel vier of vijf keer. Aan elk voorwerp zit wel een stukje angst vast. Angst voor van alles en nog wat sleep ik dus mee in mijn rugzak. Het loslaten is al begonnen. De hamvraag bij elk voorwerp was of het echt nuttig en dus noodzakelijk zou zijn onderweg. De volgende vraag was of ik het in noodgevallen nog ergens zou kunnen aanschaffen. Ik ga tenslotte niet naar de woestijn. Zodoende gingen zelfs mijn slaapmatje en mijn slaapzak eruit. Ik zal toch niet in een tent slapen, hoogstens in de berm in noodgevallen en dan kan ik mijn regencape nog op de grond leggen. Iets waarvan ik hoop het nooit mee te maken omdat het een van mijn grootste angsten is, ’s nachts alleen buiten te moeten slapen. Ik knipte een halve isolatiedeken door. Dat spaart ook weer gewicht. Er gingen nog meer kleren uit de zak, zelfs mijn ritsbroek en sandalen. Ik neem wel mijn grote wollen trui mee uit Peru. Ik ben nogal een koukleum en je weet maar nooit of ik toch een keertje buiten zal moeten slapen. Het is ook mogelijk dat het al die tijd bloedheet is dus
ik neem wel mijn plastic teenslippers mee zodat ik ook een keer zonder mijn bergschoenen op stap kan. Het kledinglijstje ziet er nu als volgt uit: 3 T-shirts (waarvan 1 met lange mouwen), 2 korte broeken (waarvan 1 flodder), 4 slipjes, 2 hemden, 3 paar sokken, 1 regencape en broek, 1 lang hemd (om in te slapen of voor ’s avonds) en mijn fleecejack. Het is verbazingwekkend hoe snel je aan tien kilo zit. Je ziet het niet liggen. Elk dingetje op zich weegt niks maar alle dingetjes bij elkaar wegen zo weer een paar kilo. Ik kwam uiteindelijk op een kilo of twaalf uit. Pleisters, tandpasta, zeep, een kam etc. zijn tenslotte ook noodzakelijk. Ook kaarten wegen snel veel als je ze bij elkaar legt, zeker de GR-mappen. Ik heb er lang over getobd of ik mijn fototoestel en mijn kijkertje mee zou nemen. Het kijkertje ging er uit. Met van alles aan mijn nek of in mijn broekzak loop ik toch niet handig heb ik gemerkt. En wat je over een fototoestel niet allemaal kan bedenken! Er zijn (te) veel argumenten om het niet mee te nemen: het weegt veel, het kan nat worden, kapotgaan, gestolen worden en je moet steeds bedenken wat je op de foto wilt zetten dus je bent bezig met plaatjes voor later en voor anderen. Je moet bovendien je rolletjes laten ontwikkelen of terugsturen en daarvoor winkels en postkantoren bezoeken. Weg ermee dus. Ik zal wel consequent een dagboek bijhouden onderweg. Ook het mobieltje gaat mee, inclusief de oplader. Dat is om in noodgevallen mijn geliefden te kunnen bereiken of zij mij. Ze zijn loeizwaar samen en vertegenwoordigen zodoende het gewicht van de zelf gekozen afhankelijkheid die ik in de loop van mijn leven zorgvuldig heb opgebouwd.
Toen ik vijftien jaar was droomde ik ervan, zoals elke puber waarschijnlijk, om alleen de wereld in te trekken. Ik heb flink mijn best gedaan om mezelf dit te beletten. Ik heb diverse relaties opgebouwd, vier kinderen gekregen, diverse opleidingen gevolgd, diverse werkkringen gehad en ik heb diverse hobby’s die ik met anderen deel. Mijn leven is intussen aardig gevuld met werk en privé-leven. Nu ben ik vijftig jaar en ik ga eindelijk de stap maken die ik ooit van plan was.
Het moet er nu van komen. Ik ben nu gezond en heb de afgelopen jaren van dichtbij te vaak ervaren dat het leven zo afgelopen kan zijn. Er zit geen logica in. Ik heb een half jaar onbetaald verlof genomen van mijn baan als beleidsmedewerker Welzijn bij de gemeente Goes. Misschien heb ik vier maanden nodig om Santiago de Compostela te bereiken. Ik ga een katholieke pelgrimstocht ondernemen! En dat terwijl ik altijd hard aangeschopt heb tegen de godsdienst die me van kinds af aan is meegegeven door mijn ouders.
Na de rugzaksessie maakte ik nog even een vertrouwd wandelingetje van zo’n vijftien kilometer. Mijn rugzak voelde stukken lichter met een paar kilo eruit. Ik liep richting Vlissingen over de zeedijk langs de Westerschelde. De weg naar de zeedijk, hier net buiten het dorp, heet de St. Jacobspolderweg. Al die meer dan twintig jaar dat ik hier woon is me dat nog nooit opgevallen. Het heeft me hoogstwaarschijnlijk ook nooit iets gezegd totdat ik me ging interesseren voor de weg van Sint Jacob zoals Jacobus in Nederland en België meestal genoemd wordt. Liepen hier vroeger ook pelgrims langs? In de Oosterschelde en in het verdronken land van Zuid-Beveland zijn diverse pelgrimstekens gevonden: afbeeldingen van schelpen, kruisen of heiligen die mensen met zich meedroegen of die ze onderweg of in Santiago aanschaften. Ze werden in graven in diverse Europese landen gevonden. Joop heeft een foto van me gemaakt terwijl ik met mijn rugzak om voor het straatnaambordje sta. Ik heb er diverse afdrukken van laten maken die nu bij diverse ‘supporters’ hangen of staan zodat ze me kracht kunnen toezenden als ze de foto zien en aan me denken. Ik zal het nodig hebben. Toen ik thuiskwam was ik erg moe hoewel de wandeling licht was. De spanning zit in mijn hart en benen.
Baarland, donderdag 27 april. Ik heb net twee dagen van afscheid achter de rug. Het is dat ik nog niet in mijn kist lig maar het lijkt neer te komen op ‘over de doden niets dan goeds’. Het voelt alsof ik nooit meer terug zal komen. Er was veel liefs, goede wensen en presentjes. Ik kreeg boekjes, kaartjes, pleisters (van het volleybalteam), steentjes en een kristallen steen in de vorm van een zwaardje. Omdat ik geen wapen mee wil nemen zal ik het als krachtzwaardje gebruiken. Van Dini, een collega waar ik jaren de kamer mee deelde, kreeg ik een schelpje dat altijd op haar nachtkastje heeft gelegen om het boze oog te bezweren. Ze deed er een bemoedigende brief bij die me erg ontroerde. Van Marieke, onze jongste dochter, heb ik het kleine leren zakje meegekregen met steentjes en andere minuscule krachtvoorwerpjes dat ze vorig jaar zelf in Australië droeg. Het ruikt vertrouwd naar haar. Van goede vrienden uit Leiden, Eef en Pia, die nog even langskwamen, kreeg ik twee boeken over Santiagogangers: Herman Vuysje en Jeroen Gooskens. Het is bijna verplicht leesvoer voor mensen die nog op pelgrimstocht gaan. In het boek van Gooskens ben ik halverwege gestopt omdat de barre winterse tocht ook mij kippenvel bezorgde en dat terwijl ik al zo gestresst ben. Ik lees ze wel als ik, hopelijk gezond en wel, weer terug ben. Om mee te nemen zijn ze te zwaar evenals het prachtige boek dat ik van mijn oudste zus Elly kreeg, over de kunst langs de Spaanse camino. Jammer.
Wat ik wel meeneem is het boekje dat ik van mijn goede vriendin Tineke kreeg. Het is een piepklein zelfgemaakt boekje met teksten van allerlei wijze mensen erin. Voor iedere dag is er een tekstje. Zelf zal ze dagelijks meelezen in haar eigen miniduplicaatje. Het weegt haast niks. Op het kaftje staat een tekstje in het Spaans: “Por mi buena amiga Wilma, para te acompanar durante la peregrinacion”. Ze wenst me verder een spirituele reis toe. We zaten samen op Spaanse les vanwege onze gezamenlijke vakantie naar Peru van afgelopen jaar, een vakantie
waar ik mezelf al behoorlijk tegen gekomen ben. Door hoogteziekte werd ik gedwongen om de eerste voettocht al af te breken en te paard werd ik afgevoerd naar een lager gelegen gedeelte. Tineke heeft me vergezeld en heeft vrijwillig de tocht voor mij opgegeven. Ze bleef me de hele -aangepaste- vakantie, vier weken lang, met haar zorgen omringen. Ze reist nu op een ander niveau met me mee maar zal voor mij duidelijk aanwezig zijn. Het maakt me heel warm. Ik zal haar bij Oudenaarde in België nog ontmoeten. Ze zal me tegemoet lopen en me de volgende dag ook weer een eindje op weg helpen.
Verder hield ik me deze dagen nog bezig met telefoontjes plegen, adressen opschrijven, de gebruiksaanwijzing van het mobieltje bestuderen en het op internet zoeken van mogelijke routes en slaapplekken. Voor het afscheidsetentje met Tineke ben ik de ca. vijftien kilometer naar Goes gelopen met mijn rugzak en belandde ik in een forse onweersbui. Ik ben bang voor onweer en hoop het dan ook niet vaak mee te hoeven maken. Het was dus een goede oefening. Volgens overlevering biedt een schelp ook bescherming bij onweer. Het schelpje van Dini zal me te pas komen. Een goede collega, José, belde me op om me een goede reis te wensen. Ze zit overspannen thuis en is op haar manier ook aan een reis begonnen waarvan ze nog niet weet waar die eindigt. Ik vind haar dapper want ze gaat er ook voor, met al haar onzekerheden, hoe eng ze het ook vindt. Ik heb tenslotte nog een vastomlijnd doel wat bij haar nog niet in zicht is. Er zitten wel overeenkomsten in onze reizen. We zijn allebei op zoek naar meer spirituele zaken, iets waar we elkaar ook buiten het werk om in kunnen vinden. Ik ga morgen nog een en ander met Mieke, een andere collega, doorspreken. Ze zal me een weekje vergezellen in de buurt van de Loire in Frankrijk.
Ik heb nog een druk weekend voor de boeg. Joop wordt vijfenvijftig op de dertigste en Reineke achtentwintig op de dag ervoor. Dat zullen we hier vieren en er
zullen nog diverse mensen langskomen. Zaterdag is het Koninginnebal hier op Baarland maar daar ga ik niet naartoe want mijn hoofd staat er niet naar. Ik heb ook geen zin om allerlei dorpsbewoners uit te leggen waarom ik wegga en hoe ik het ga rooien. De meeste vinden het toch een waanzinnige onderneming om als vrouw van vijftig in je eentje rond te gaan trekken. Baarland is maar een klein dorp en de meeste inwoners zijn niet zo onafhankelijk en avontuurlijk ingesteld.
Joop is vroeg naar bed gegaan. Hij is misselijk en moe. Het zal ook de spanning wel zijn maar dat zal hij aan mij (en zichzelf) niet snel toegeven. Voor zijn verjaardag kocht ik een schilderij van een jonge kunstenaar die een portret van Marieke geschilderd heeft. Hij heeft het nog niet gezien. Marieke is het enige kind van ons samen. Ik had al drie kinderen toen ik met hem trouwde. Alhoewel hij nooit verschil gemaakt heeft in de aandacht voor de kinderen is het toch zijn oogappel. Hij had het zwaar toen ze in Australië zat. Als ik weg ben heeft hij het schilderij van Marieke nog om hem gezelschap te houden. Hij heeft geen gemakkelijke jaren. Hij heeft geen broers en zussen en zijn ouders zijn nog niet zo erg lang geleden kort na elkaar gestorven. Met zijn oudste zoon uit zijn eerste huwelijk heeft hij geen contact meer. Ik denk dat hij zich vaak eenzaam voelt. Ik heb mijn zussen nog waar ik mee kan praten over vroeger, over ons gezin. Hij mist dat. Hij heeft er ook moeite mee dat de kinderen de deur uit zijn. Misschien heeft hij last van het legenest-syndroom dat gewoonlijk meer bij vrouwen voorkomt. Of zouden vrouwen er alleen gemakkelijker over praten? Ik mis zelf de dagelijkse zorg om mijn kinderen niet echt.
Sluis, maandag 1 mei. Het licht van uw ware wezen schijnt vanuit uw middelpunt, het verlicht uw hele lichaam, zoals de zon de gehele wereld verlicht vanuit het middelpunt van het zonnestelsel. Ramana Maharshi
Dit is een historische dag in mijn leven. Ik ben vandaag gestart met Marieke en we hebben ongeveer vijfentwintig kilometer gelopen. We zijn van tien tot vijf uur onderweg geweest. We overnachten in een blokhut op camping ’De Meidoorn’ in Sluis, gelegen aan de stadswallen. Dit is een van de twee overnachtingsadressen die ik gereserveerd heb voor de hele tocht, een concessie vanwege Marieke. Het GR-Deltapad slingert vanaf Breskens door de duinen via Cadzand, het Zwin en Retranchement naar Sluis, duintje op duintje af. Vanochtend was het nevelachtig en na de middag werd het zonnig. We hebben allebei een roodverbrande kop. Marieke slaapt bijna in haar slaapzakje nu ik m’n dagboek zit te schrijven. Het is behoorlijk koud maar gelukkig heb ik, dankzij de sterke overredingskracht van Joop, toch nog mijn slaapzak meegenomen. We hebben lekker gegeten in het centrum van Sluis, vlak naast de camping. Marieke at vegetarisch en ik paella om alvast in Spaanse sferen te komen. Marieke kreeg vanmiddag ballen in haar zogenaamde vegetarische tomatensoep in een strandtent in Cadzand. Ze durfde er niets van te zeggen en vertelde dat zoiets regelmatig voorkomt. Ik ben hier al eerder geweest met Joop toen we onze eerste gezamenlijke fietstocht langs de kust maakten. Vanmiddag kwamen we langs het hotelletje in Cadzand waar Joop destijds, in plaats van bij mij in het grote bad te komen zitten, heel onromantisch alleen zijn benen maar afspoelde.
Het was een prachtige dag en een mooie wandeling vandaag. De route was goed aangegeven en dat schept moed voor de komende tijd. Gisteren was het een emotionele dag. Ik nam afscheid van de kinderen, mijn twee zussen die ook op Baarland wonen, de buren en nog wat andere mensen uit het dorp. Het greep me
allemaal erg aan, alsof ik de wereld af zal lopen. Ik ga wel naar het einde van de wereld, zoals ze kaap Finesterre achter Santiago de Compostela noemen, maar niet eraf. Ik had toch nog redelijk geslapen. Vanochtend, om me heen kijkend in huis, had ik het even niet meer. Joop bleef gelukkig heel rustig, in ieder geval van buiten, hoewel ik denk dat hij het er ook moeilijk mee had. Hij bracht ons naar Vlissingen. Het stuk van Baarland naar Vlissingen had ik, in diverse varianten, al diverse keren gelopen.
In Vlissingen is ook een St. Jacobskerk waar ze sinds een paar jaar een stempel voor je pelgrimspas hebben. Volgens historische geschriften is Vlissingen in vroeger tijden ook een startplaats voor Santiagogangers per schip geweest. Veel pelgrims gingen een bepaalde periode per boot. Ook werd Vlissingen gebruikt als tussenhaven voor schepen met pelgrims die uit het noorden kwamen. Op acht april zijn we naar de Matthäus-Passion geweest in die kerk. Het was een prachtige uitvoering van het lijdensverhaal met een prachtige Christuspartij door een zwarte zanger. Een bezoekster voor mij merkte op dat ze die wel in de badkamer thuis wilde hebben. Ze doelde waarschijnlijk niet alleen op zijn zangkunst. Pelgrimstochten worden vaak vergeleken met de lijdensweg van Christus. Ik hoop maar dat de mijne geen lijdensweg wordt. Ik houd mezelf voor dat ik altijd terug kan naar huis en dat ik deze keus vrijwillig maak. Dat schept moed.
Onderweg naar Vlissingen raakte Joop bijna de weg kwijt in de Zak van Zuid-Beveland omdat er een omleiding was en dat terwijl hij daar erg bekend is. Het afscheid bij de boot vond ik erg moeilijk. Op weg naar Zeeuws-Vlaanderen, zijn geboortestreek, zag ik hem steeds kleiner en vager worden op de kade. Ik hoop dat hij het een beetje redt en zich niet te veel zorgen zal maken. Vorig jaar in Peru miste ik hem verschrikkelijk. Ik hoop dat ik het ook een beetje red. Hij heeft gelukkig een heel fietsprogramma gepland voor de komende tijd. De eerste
mei is een bijzondere dag. Joop zijn ouders zouden vandaag vijfenzestig jaar getrouwd geweest zijn. Het is ook de dag van de Arbeid. We kwamen op het strand langs een monument: ’De werkende mens’. Marieke vertelde dat ze onlangs bij het oorlogsmonument in Vught toevallig de naam gezien had van de
broer van opa die in de oorlog op jonge leeftijd gefusilleerd is vanwege zijn verzetswerk. In Goes is een straat naar hem genoemd, de ’de Graaffstraat’. Het had haar geraakt. Het is fijn zo met zijn tweeën. Dat zouden we meer moeten doen. Ik ben blij dat ze de eerste dagen meeloopt. Anders was het vanmorgen wel heel zwaar geweest. De eerste dag van de honderd (?) zit erop. Ik hoop dat er nog veel zulke dagen zullen volgen. We zitten nu gezellig in de schemering aan de kruidenthee in onze blokhut met het uitzicht op de wallen en een grote laan met bomen. De enige dissonant vanavond was de koude douche. Die van Marieke was gelukkig wel warm. Zulke dingen zullen nog wel meer voorkomen ’peinze kik’.
België Dudzele, dinsdag 2 mei. De mens gaat niet vanuit de dwaling naar de waarheid; hij gaat van waarheid tot waarheid, van een meer beperkte naar een ruimere waarheid. Vivekananda.
Dudzele was ooit in de Middeleeuwen een zeer belangrijke bedevaartplaats ter ere van Sint Leonardus, een heilige met een bijzondere zorg voor gevangenen. Talrijke bedevaartgangers gingen van Brugge naar Dudzele door de Sint Leonaartspoort. Ze biedt zo op het eerste gezicht niet zo’n vriendelijke aanblik als de stad Brugge waar we eigenlijk wilden overnachten. Het is een plaats die tussen weids polderlandschap met watergangetjes en kronkelige weggetjes en industriegebieden ingeklemd ligt. Bij het nabijgelegen dorp Ter Doest moet ooit een Cisterciënzer abdij gestaan hebben. Alleen de schuur is er nog van over. In
Dudzele is een ruïne van een grote Romaanse kruiskerk te zien. In Lissewege, een paar kilometer verder, staat een machtige onvoltooide bakstenen toren die volgens historici de enige in zijn soort in Vlaanderen is. De vroege gotiek van deze streek werd ook wel de Scheldegotiek genoemd. De streek heeft een rijke geschiedenis door de Cisterciënzers die in de zestiende eeuw naar Brugge werden verdreven. Lissewege stond ook bekend als pleisterplaats voor de pelgrims die via de kust kwamen. Dit is dus een goede omgeving voor een beginnend pelgrim maar de laatste kilometers hadden we weinig oog meer voor andere zaken dan onze fysieke toestand.
Het laatste stuk was vooral zwaar voor Mariekes benen en voor mijn rug omdat ik ook nog wat bagage van haar overgenomen had. De jeugdherberg ligt aan het Boudewijnkanaal en aan een drukke kruising. Het is een soort loods waar veel donkere mensen rondlopen die eruit zien als asielzoekers en het misschien ook zijn. Ik weet door mijn werk dat we in Nederland ook vaak asielzoekers in achteraf gelegen locaties herbergen. Toen we om vijf uur in Dudzele aankwamen zagen we op een bord dat het nog achthonderd meter naar de jeugdherberg was.
Marieke stortte zich bijna ter aarde onder de uitroep: “nog achthonderd meter!?!’’. Alsof ze nog acht kilometer moest lopen. Omdat ze nu bijna niet meer kan lopen, door blaren en zere benen en voeten, bleven we op onze cellen zoals Marieke ze noemt en aten we de overgebleven chocolade en mueslikoekjes. “En dan staat er ook nog op de deuren dat we de kamers met respect moeten behandelen” merkte Marieke fijntjes op.
Marieke merkte ook onderweg heel veel kleine dingen op. Ze zag altijd als eerste de roodwitte streepjes van de GR-route. Ze zag allerlei dingen in de natuur. Omdat ze vaak een eindje voor me liep zag ik haar af en toe schrikken van
opvliegende vogels. Eén keer vloog er vanachter een dikke boom langs de vaart ineens een grote reiger rakelings voor haar langs. Ik zag haar helemaal verstijven en ik moest erg lachen. Ze zag ook nog een klein lammetje op de dijk dat helemaal alleen was en bij ons probeerde te komen. Een heel eind verder liep de kudde waar het ook niet meer bij kon komen. Het blaatte hartverscheurend. Marieke wilde het wel halen omdat ze het zo zielig vond maar dat heb ik maar uit haar hoofd gepraat. De natuur was overweldigend mooi. We volgden het GR-pad 501 dat om de Damse vaart heen kronkelt langs wallen, plassen, sloten, landgoederen, wilgendijkjes en weilanden. In de vaart zwom veel jong grut zoals gansjes en eendjes. Het is te zien dat het mei is. Met een pontje dat je met de hand moest bedienen staken we halverwege de vaart over. We picknickten op een bankje aan het water. Flitsend geklede, soms buikige, Belgen, passeerden ons regelmatig en wensten ons smakelijk eten of groetten ons vriendelijk. We hadden eten gekocht in Sluis, gewoon vertrouwd bij de Edah waar Joop in Goes ook altijd de boodschappen doet. Het weer was nog steeds een beetje miezerig. Voor Marieke kochten we in Sluis een goedkoop oranje regenjasje omdat ze natuurlijk haar regenkleding vergeten was. Ik had er nog zo over gezeurd van tevoren. Het is leuk voor mij om mee te nemen. Ik kan er mee doorgaan voor Nederlandse voetbalfanaat op pelgrimstocht in de komende tijd van de voetbal-kampioenschappen. Ik ben er in ieder geval goed zichtbaar mee want er zitten ook nog reflecterende strepen op. We hebben diverse sporen van St. Jacob gezien onderweg. Er zijn hier veel wegen en kerken die naar hem genoemd zijn. Ik heb het gevoel dat mijn pelgrimstocht in de voetsporen van velen die mij voorgingen nu echt begonnen is. Ik heb vanavond weer een stukje van het bijbelboek Jacobus gelezen in het bijbeltje van mijn vader dat ik ten afscheid kreeg van zijn tweede vrouw. Het ging over geloven zonder dat men er naar werkt. Dat spreekt me wel aan. Er zitten veel blaadjes los. Het bijbeltje wordt met een elastiekje bij elkaar gehouden. Volgens Jo las mijn
vader er nooit in en dat terwijl hij ons zo bijbelvast opvoedde! Ik bekeek de route voor overmorgen nog even en las ook nog even in een boekje van Marieke dat ’De wetenschap van Yoga’ heet en over een Krishna-aanhanger gaat. Het taalgebruik is niet geweldig maar de inhoud spreekt me wel aan. De volgende uitspraak vond ik opvallend: ”Een mens moet willen weten wie hij in werkelijkheid is, wat zijn oorsprong is en het uiteindelijke doel in het leven”. Zal ik deze tocht daar meer inzicht in krijgen voor mezelf? Marieke slaapt intussen al lang. In en om het gebouw is het een enorme herrie door verkeerslawaai en geroep en gepraat in allerlei talen. Zo te horen is er hier ook een groep Franse jongeren op schoolreisje. Ik denk dat ik de herriestoppers (oordoppen) die we in Sluis gekocht hebben wel nodig zal hebben vannacht. Ik heb ze gekocht op aanraden van Marieke die een tijdje in Australië rondgetrokken heeft. De stilte die hier om half elf in zou moeten gaan volgens het bordje op de deur is in ieder geval nog nergens te bespeuren. Ik heb vanavond even met Joop gebeld met het mobieltje. Het werkt in ieder geval. Hij stond al twee keer op de voicemail. Hoezo niet bezorgd? Morgen gaan we naar Brugge als Marieke tenminste nog kan lopen. Ik hoop dat het weer een beetje goed is zodat we nog een terrasje kunnen pakken. Vanmiddag op het terras in Damme was het niet echt aangenaam. Ik heb daar gelukkig wel een pannenkoek gegeten zodat het hongergevoel waar ik nu mee in bed stap niet al te erg is.
Dudzele-Brugge, woensdag 3 mei. Zondag. De kracht van de zon. In het begin was er noch bestaan noch nietbestaan. Heel deze wereld was niet-manifeste energie… De ene ademde zonder lucht, alleen met Zijn eigen kracht. Er was niets anders… ’Hymne der Schepping’. Rig Veda.
Vandaag heb ik met Marieke door de stad Brugge gedoold. Het is een stad die
vroeger door veel pelgrims bezocht werd en waar zich ook een St. Jacobskerk bevindt. Marieke liep in deze stad zelf nog maar twee jaar geleden stage op een internaat voor blinde en slechtziende autisten. Wat een doelgroep! Ze lijkt op mij zeker. Ze kiest ook niet voor de makkelijkste weg. Ze heeft het hier zwaar gehad maar ze heeft het volgehouden, en dat op achttienjarige leeftijd. Dit is voor haar dus ook al een stukje jeugdsentiment. ’Brugse Marieke’ van Jacques Brel is een lievelingsnummer van Joop. Daar komt haar naam ook vandaan. Joop en ik bezochten Brugge samen diverse keren en we zagen een paar keer de heilige bloed processie, een indrukwekkende optocht waar jong en oud vol overgave aan meedoen. Je kunt gemakkelijk een dagje op en neer met de auto naar Brugge want het is niet ver van ons maar te voet is het toch een aantal dagen lopen. Het weer was niet slecht maar zon zagen we niet en het was te koud om op het terras te zitten. We hebben een tijd lang in een café, met brandende kaarsjes, bij de open haard gezeten. Marieke had niet zo veel energie en was een beetje misselijk. Naar aanleiding daarvan hadden we het over zwangerschap en abortus. Ik zou haar nooit overhalen om een abortus te laten doen. Zelf denkt ze daar ook zeer genuanceerd en zeker niet licht over. Hopelijk was het gesprek voorbarig. Ze is wel zeker van haar vriend Frank maar ze onderschat niet wat het is om een kind op te voeden. Voor hem kwam ze voortijdig terug uit Australië deze winter.
Mariekes ene knie was behoorlijk pijnlijk maar we hebben nog heel wat gelopen vandaag. Vanmiddag zijn we naar de film geweest in ’De Cactus’, een cultureel centrum waar Marieke ook veel kwam toen ze hier zat. De film ’La veuve de Saint Pierre’ was erg mooi. Hij gaat over een ter dood veroordeelde en speelt zich af op een klein Frans eilandje. Het wachten is er op een guillotine die uit Frankrijk moet komen. Dat duurt zo lang dat de veroordeelde in die tussentijd erg geliefd wordt bij de bevolking en een volksopstand teweeg brengt als hij uiteindelijk veroordeeld moet worden. Het is een film over liefde, goed en kwaad, passie en
fatalisme. Daarna hebben we nog even wat gedronken, toen gegeten en vervolgens zijn we met de bus terug naar Dudzele gegaan om te overnachten.
De Leffe doet zijn werk nu ik hier zo zit te schrijven op onze kamer. Ik ben bang voor morgen, voor het afscheid. Morgen moet ik alleen verder en ik zie er vreselijk tegenop. Het lijkt of alle keren dat ik afscheid genomen heb van iets of iemand in mijn leven in dit moment samenkomen. Het is erg heftig. Ik moet mezelf tot de orde roepen om een beetje rustig te blijven. Marieke belt met het thuisfront om af te spreken hoe laat Frank haar zal ophalen. Ik hoor Jezmin, ons geadopteerde kleinkind, door de telefoon tetteren. Het klinkt zo vertrouwd. Ik zal haar missen. Ze wordt binnenkort twee jaar en ik zal daar niet bij zijn. Ik heb met Marieke nog een beetje gepraat over Australië en wat die reis met haar deed. Het logeren in een jeugdherberg maakt bij haar heel wat los. Ik praat niet over mijn angst voor morgen en later. Het naderende afscheid bezorgt haar zo al genoeg voelbare spanning. Ze heeft last van haar blaas. Ik merk dat ik me zorgen maak om haar en zij om mij. Het is goed dat ik alleen verder ga en wat losser kom te staan van de kinderen. Op deze manier kan ik letterlijk wat afstand nemen. Dat is ook een van de doelen van mijn reis. Ik blijf in de rol van ouder zitten terwijl ze nu volwassen mensen zijn die hun eigen leven leiden. Ze wonen allemaal op zichzelf. Ik vind het moeilijk om ze los te laten. Ik wil ze beschermen en helpen. Ik voel me nodig. Die rol biedt me ook bescherming en is vertrouwd. Ik heb hem bijna dertig jaar vervuld. Mijn nieuwe taak is het gaan van mijn eigen weg en keuzes maken voor mezelf in de tijd die me rest. Deze tocht markeert dan ook een overgang naar een nieuw tijdperk. Het is alsof ik weer op eigen benen moet leren staan net zoals toen ik op mijn zeventiende het ouderlijk huis uitging en naar de grote stad ging. Het verlaten van Zeeland en het overzichtelijke provinciestadje Goes bezorgde me veel zenuwen destijds maar ik heb het toen ook gered en aan dat idee moet ik me maar vasthouden. Morgen zal de
eerste dag zijn dat ik echt alleen op weg zal zijn.
Op eigen benen Brugge-Mons, 4 tot 11 mei
Gent, donderdag 4 mei. Zelfvertrouwen is de hoeksteen van het leven. Verwijder hem en het leven stort ineen. Vivekananda.
Vandaag nam ik afscheid van Marieke en Frank bij het Minnewater in Brugge waar het GR-pad 129 langs loopt. We huilden alle drie. Ik zag plotseling de paar duizend kilometer voor me die ik nog te gaan had. Ik kon me niet voorstellen dat ik in Spanje pas zou stoppen met wandelen en dat ik nu maanden achter elkaar door zal (moeten) lopen. Marieke vond even daarvoor drie blikjes limonade, nog in de cellofaanverpakking, op straat. Voor elk eentje, om te proosten als ik al onderweg zou zijn. Dat deed ik ook toen ik later midden in de velden zat nadat ik al een paar uur had gelopen. Ik zat in het Beverhoutsveld waar ooit de veldslag woedde tussen Gentenaren en Bruggelingen. Populierenrijen en knotwilgen tekenen er meetkundige figuren in het landschap. Het ligt vlak onder Ver Assebroek wat een bekend bedevaartsoord is. Ik brandde kaarsjes bij het miraculeuze beeldje in het Onze Lieve Vrouwkerkje. Ooit werd het door Nederlandse protestante zeelui in zee gegooid op een tocht naar Oost-Indië. Het beeldje bleef geruime tijd de boot volgen totdat de bemanning het weer opviste uit angst en ontzag. In 1720 kreeg het een plaatsje in Ver Assebroek. In de gebrandschilderde ramen is het verhaal afgebeeld. Ik bad in het kleine kerkje voor een behouden tocht en dat ik de tocht zal nemen zoals hij me voorkomt. Voor het eerst van mijn leven zat ik op mijn knieën op een knielbankje in een katholieke kerk. Ik voelde me wat onwennig, alsof ik iets verkeerds deed, maar ik voelde me een stuk lichter toen ik de kerk uitliep. Mijn pelgrimstocht is nu echt begonnen. Toen
ik vlak daarna het briefje openmaakte dat Marieke me vanmorgen meegaf las ik: ”Lieve mama, Je eerste drie dagen van drie maanden zitten erop en nu begint het pas echt op je eigen beentjes. Superspannend en met gemengde gevoelens. Ik voel met je mee, zeker nu ik deze drie daagjes met je heb mogen doorbrengen. Ik heb er van genoten. De laatste van je familie waar je afscheid van neemt betekent nu waarschijnlijk dat er een koord wordt verbroken. Zo lijkt het misschien maar juist dat koord zal sterker worden. Aan dat koord zitten alle mensen vast die je liefhebt en die jou liefhebben. Een warm, sterk, lichtgevend koord. Ook voor mij is dit afscheid moeilijk maar ik weet dat het allemaal goed is zo en ik zie je ook weer terug. Ik verheug me er nu al op. Deze reis is jouw keus, jouw vrijheid en wanneer je dat allemaal even vergeten bent door moeilijke dagen dan trek je aan ons koord of je belt gewoon op. En als het echt niet meer leuk is, want dat moet het wel blijven, kom je gewoon terug. No problem, vinden wij ook niet erg. Maar lieve mama je gaat nog mooie dingen beleven en zien en aardige mensen ontmoeten en ontdekkingen doen in jezelf. Ik ben trots op je, alleen al om je eerste stap. Het gaat niet om hoeveel stappen er nog komen, het gaat erom dat je van elke stap geniet en leert. Niks kan je in de weg staan en je gaat waar je wilt en de natuur of welke mooie kracht ook zal je daar bij helpen zolang je je hart maar volgt. Ik houd van je. Marieke”.
Ik moest erg huilen maar voelde me heel dankbaar voor zo’n dochter. Ik proostte met mijn blikje op haar en Frank en borg het briefje goed op. Ik zal het goed bewaren omdat ik het vast nog wel eens over zal willen lezen als ik het moeilijk heb.
Het pad voerde vandaag langs het water (de tweede arm van het kanaal naar Gent), door de bossen langs een oude spoorwegbedding en over landgoederen en weilanden. Overal zaten kraaien, roeken en kauwen die met hun gekras duidelijk aanwezig waren. Ik kwam meer vogels dan mensen tegen onderweg. De mensen die ik tegenkwam zeiden me vriendelijk gedag of maakten een praatje met me. In het bos van het provinciaal domein Lippensgoed-Bulskampveld dronk ik buiten op het terras van een restaurant om een uur of vier thee. Het weer was nog steeds aangenaam. Het was er niet druk maar drie oudere stellen uit Aalter zaten er koffie te drinken. Dat deden ze vaak vertelden ze me. Ze vroegen waar ik zo met die rugzak in mijn eentje naar toe zou gaan. Dat willen er veel weten als ze me tegenkomen merk ik. Een vrouw van middelbare leeftijd alleen met zo’n grote rugzak spreekt tot de verbeelding. Ik vertelde hen mijn doel. Eén van de heren snapte niet zo goed wat ik in Santiago ging zoeken.
”Aflaten krijgen” wist een van de dames te melden. Ze legden muntjes bij elkaar voor mij om kaarsjes te branden in de kerk van Santiago. Ze wisselden ze om voor papiergeld zodat mijn vrachtje niet nog zwaarder zou worden, erg attent en vriendelijk. Ik voelde me heel vrolijk en veel lichter toen ik weer verder ging. Zo had ik weer een extra reden om door te zetten. Ik kon deze mensen toch niet teleurstellen. Ik wenste ze nog veel gezondheid en vreugde toe.
Veel minder vrolijk werd ik van de tocht daarna. Aan het bos lag het niet. Prachtige bomenrijen markeerden het pad. Aan het eind van het pad was er echter een en ander gekapt, waarschijnlijk ook bomen met roodwitte streepjes. Om het nog moeilijker te maken liepen daar ook nog twee routes gedeeltelijk met elkaar op, de GR-129 en 130. Tot overmaat van ramp was ook de wandelboom met de richtingaanwijzer kapot. Sommige bordjes waren eraf gebroken. Ik begon rond te dolen en bezoekers van het bos waren er niet meer. Mijn routebeschrijving bood ook geen helderheid want ik wist niet meer waar ik zat. Er waren in de verste verte geen aanduidingen, alleen maar bos. Aan de rand van het bos heb ik de weg gevolgd tot een bushalte. Jammer genoeg ging er alleen een bus naar Beernem en niet naar Aalter waar ik uiteindelijk uit wilde komen ook al was dat een heel eind lopen. Ik heb de afstand en de tijd die gaat zitten in zoeken en verdwalen nog niet helemaal goed in de smiezen. In Beernem waren geen overnachtingsmogelijkheden en Aalter lag nog kilometers verder. Omdat het intussen over zessen was heb ik de trein naar Gent genomen en zit ik nu uiteindelijk, een paar uur later, hier in de jeugdherberg op mijn bed te schrijven. Er is op zich niets mis mee om maar eens een populaire uitdrukking te gebruiken. Ik heb een slaapzaaltje met vier bedden voor mezelf alleen en een eigen douche en wc. Het is een propere, moderne jeugdherberg, wat wil ik nog meer? Gent is tenslotte ook een van oudsher bekende halteplaats voor pelgrims naar Santiago. Hier bevond zich in vroeger tijden het St. Jacobsgilde en het ook zo genoemde hospitaal. Het
is jammer dat ik geen puf meer heb om de stad in te gaan. Ik heb goeie herinneringen aan Gent. Met Joop en de kinderen bezocht ik er diverse keren de Gentse feesten. Na een zak frites en een Trappistenbiertje (ik zit tenslotte in België) hield ik het voor gezien hoewel de terrassen er aanlokkelijk uitzagen. Ik kan morgen in ieder geval op het terras koffie drinken want het weer is geweldig.
Gent, vrijdag 5 mei. Doe alle ervaringen op, die het leven u biedt. Zonder eigen ervaringen zult ge de waarheid niet leren kennen. Yesudian.
Het loopt allemaal heel anders dan ik voor deze week en zelfs voor deze dag gepland had. Omdat ik geen routebeschrijving had vanaf Gent besloot ik de GR128 te volgen die vanuit de binnenstad richting Deinze loopt. Deze zou weer aansluiten op de GR-129. Het gaat tenslotte om de route en niet om het doel of erger nog, hoe snel ik ergens kan komen. Het blijkt in de praktijk erg moeilijk te zijn om van ieder moment te genieten. Ik ben vaak bezig met waar ik naar toe zal gaan en hoe ik dat zal doen. Ik moet nog veel oefenen en vandaag was een goede dag om me flexibel op te leren stellen en los te leren laten. Ik ben dus niet in Deinze aangekomen. Het weer was schitterend, zelfs heel warm. Net buiten Gent loopt de route langs de Leie. Het was een sprookjesachtige wandeling langs de met waterplanten en riet begroeide rivier. Daar waar de Leie zich vertakt zou volgens de plaatselijke wandelroute van de VVV, waar ik vanochtend even langs geweest was, een pontje moeten varen maar dat bleek alleen ’s ochtends vroeg en om vijf uur ’s middags te varen. Het is dus bedoeld voor de werkende mens en alleen in het weekend vaart het ook overdag. Volgens de plaatselijke joggers kon ik omlopen via een brug die ongeveer vijf kilometer verder lag en dan moest ik ook weer langs de andere kant terug lopen. Dat was me iets te ver en het leek me ook geen aantrekkelijke route langs de straat. Ik posteerde me tegenover het
handpontje dat aan de overkant bij een hotel lag, bleef er bijna een uur zitten en at de zak met kokoskoekjes leeg die ik in Gent gekocht had. Uiteindelijk kwam de hoteleigenaar me halen en mopperde dat ik niet bekend was met de overvaartijden. Niet iedereen kan vriendelijk zijn anders zou de wereld veel te aardig worden. Ik bood nog aan voor hem te bidden bij de heilige in Spanje maar zelfs dat kon zijn dag niet vrolijker maken. Jammer voor hem. Misschien dacht hij dat ik hem voor de gek hield en ik liet het maar zo.
Vanmiddag kwam ik door het kunstenaarsdorp Sint Martens Latem, een prachtig plaatsje. Er is veel kunst te koop in de verschillende ateliers en op het kerkhof zijn bekende kunstenaars begraven. Ik was er niet de enige. Een buslading toeristen, welgestelde ouderen aan hun outfits te zien, bevolkte ook de kern die niet zo groot was. In de omgeving woonden duidelijk ook geen armoedzaaiers. Dure auto’s stonden voor de enorme oprijlanen van de diverse villa’s die degelijk omheind waren. In het restaurant waar ik om citroenthee vroeg kreeg ik een pot (duur) water met een schijfje citroen. Zouden ze daarom hier zo rijk geworden zijn? Ik voelde me er niet erg thuis met mijn eenvoudige pelgrimsuitdossing en rugzak. Ik werd ook een beetje vreemd aangekeken of ik verbeeldde me dat. Vanmiddag was het erg warm. Weer raakte ik de weg verschillende keren kwijt. Op een of andere wijze is het in en rondom plaatsjes nog het moeilijkst om de route te volgen. Vaak lopen er ook plaatselijke wandelroutes doorheen en neemt men niet de moeite om de GR verder aan te duiden. Ik was weer veel tijd kwijt met zoeken en teruglopen. Toen het tegen zessen liep besloot ik de bus te pakken die niet richting Deinze maar weer terug naar Gent ging. Jammer dus.
Het was ook jammer dat de jeugdherberg al vol zat. Ze begrepen er daar zelf ook niets van omdat er geen festiviteiten of iets dergelijks in de stad waren. Het is
vandaag wel bevrijdingsdag maar niet in België. Tot overmaat van ramp bleken ook alle hotels, zelfs de duurdere, vol te zitten. Joop zocht, nadat ik hem had gealarmeerd met mijn mobieltje, op internet naar overnachtingsplaatsen maar die bleken allemaal bezet te zijn. De VVV was intussen gesloten. Bij vrienden die in Gent wonen kreeg ik geen gehoor. Joop bood aan me desnoods in Antwerpen op te halen als ik de trein zou nemen vanaf Gent. Dat leek me al te gek maar buiten slapen zag ik nog minder zitten. Ik kon altijd nog naar de politie stappen en vragen of ik in het politiebureau kon slapen. Via Tineke kwam ik aan het adres van een dochter van vrienden van haar die ook in Gent wonen. Daar slaap ik nu. Ik belde ze op en viel maar gelijk met de deur in huis met de vraag of ik bij hen kon overnachten. Ik kende die mensen helemaal niet. Ik vond het een overwinning om zoiets te durven doen. Ik stel me in het dagelijkse leven niet zo makkelijk afhankelijk op. Dit was dus weer een goede oefening. Gelukkig hoefde ik dus niet naar een duur hotel. Niet dat ik dat zo erg vind vanwege de financiën maar ik vind het gewoon niet passen bij een pelgrimstocht. Ik had me ook voorgenomen alleen in goedkope hotelletjes te overnachten maar er blijkt dus niet altijd veel keus te zijn.
Thisbé en Wim, zoals de mensen heten waar ik overnacht, kwamen me zelfs ophalen in het centrum omdat ik hun huis misschien moeilijk zou kunnen vinden in de sociale woningbouwwijk buiten het centrum. Wat een aardige en bescheiden mensen! Ze verontschuldigden zich voor de rommel (die nergens te zien is) en het feit dat ik op de bank moet slapen. Ze zijn van Reinekes leeftijd en studeren en werken hard. Zij is arts en hij is docent en bezig voor z’n doctoraal. Wim vertelde tijdens de rit door de stad aan een stuk door over de stad en over de spraakmakende tentoonstelling die de stad ’siert’. Morgenochtend gaan ze met de auto richting Oudenaarde waar ze hun toekomstige huis aan het verbouwen zijn. Ze vroegen of het een bezwaar zou zijn als we om acht uur zouden vertrekken.
Ik heb natuurlijk geen enkel bezwaar want het komt me goed uit. Ze zullen me aan de Oude Schelde afzetten zodat ik naar Oudenaarde kan lopen waar ik Tineke morgenmiddag zal ontmoeten. Ze kennen het gebied en lieten de foto’s zien van het huis dat ze daar in de buurt gekocht hebben. Zo te zien moeten ze er nog veel aan doen en zullen ze de komende jaren niet veel tijd hebben om daar zelf te gaan wandelen. Ze werken er ieder weekend aan, samen met hun beider vaders. Ze verontschuldigden zich ook voor het feit dat ze vroeg naar bed gingen maar ik kan me best voorstellen dat je vroeg naar bed wilt als je zo’n druk leven hebt. Ik nestel me na een heerlijk bad in mijn slaapzakje op de bank en schrijf in mijn dagboek. Ik voel me moe maar gelukkig. Hun jonge poes Zoé zal me gezelschap houden vannacht. Ik hoop dat ze ook nog gaat slapen want ze lijkt niet zo moe te zijn als ik ben. Ze holt voortdurend achter van alles en nog wat aan en springt van hot naar her. Voor de rest voel ik me een mazzelkont dat ik bij twee zulke aardige mensen mag overnachten.
Oudenaarde, zaterdag 6 mei. Een talent bouwt zich in stilte op, een karakter bouwt zich op in de stroom van de wereld. Goethe.
Vanavond slapen we in het huis van vrienden van Tineke. Gelukkig hoeven we vandaag geen onderdak te zoeken want dat kost toch veel tijd en er zit spanning aan vast. Tineke kwam me vanmiddag op het terras op de grote markt in Oudenaarde tegemoet gewandeld. Ze had een stukje van de GR gelopen waar ik eigenlijk aan had moeten komen als ik niet van die omwegen had moeten maken.
Omdat Thisbé en Wim me bij de Oude Schelde afgezet hebben, heb ik een heel ander stuk gelopen. Daar heb ik geen spijt van omdat het stuk tussen de Oude en
de Nieuwe Schelde in bijzonder mooi is. De Oude Schelde is stilstaand en helemaal begroeid en de Nieuwe wordt drukbevaren en loopt als kanaal Oudenaarde in. Er zijn hier veel fietsers in kleurige pakjes. Het is te zien dat de Tour de France hier tot de verbeelding spreekt. Ik vond het ook leuk omdat ik zelf aan de Schelde in Zeeland woon en dit stuk er mee in verbinding staat. Ik voelde me zo door het water verbonden aan mijn thuisplek en dat gaf me een veilig gevoel. Het leek net of ik al veel langer van huis was maar dat komt waarschijnlijk doordat ik zo veel beleefd heb in zo’n korte tijd. De geuren van het fluitenkruid en de meidoorn waren overweldigend. Stipt om acht uur gingen we vanochtend weg uit Gent. De kat ging aan een bandje mee in de auto en probeerde door de auto heen te springen zodat ze bijna gewurgd werd. Wim bleef haar kalmerend en vermanend toespreken, wat weinig hielp, terwijl Thisbé zich achter het stuur op de weg probeerde te concentreren.
Ik heb met Tineke nog een stuk rondom Oudenaarde gewandeld vanmiddag. We gingen niet zo ver want ze had een erg slechte conditie. Ze hoestte erg en heeft last van haar voorhoofd. Ik vond het niet zo erg om een beetje rustig aan te doen. Ik heb de laatste dagen al meer dan genoeg pad afgelegd. Onderweg kregen we een onweersbui over ons heen en we moesten schuilen onder een oude spoorbrug. Daarna klaarde het weer op en we gingen aan de Leffe op het terras. De Belgen die uitgefietst waren bevonden zich ook op de terrassen. Oudenaarde is een prachtige stad. Doordat we de eettent die net buiten de stad zou moeten liggen niet konden vinden reden we met de auto verder dan we dachten. We kwamen op de Eddy Merxroute uit. De Belgen zijn fier op hun beroemde renners. Het was de richting die ik morgen op zal gaan. Het is er prachtig! Met mijn mobieltje heb ik de jeugdherberg die morgen mijn eindbestemming is gereserveerd. Wat een uitvinding! Zo loop ik morgen in ieder geval ook wat rustiger. Met Tineke praatte ik onder het genot van een glaasje wijn, dat haar vrienden
voor ons hadden klaargezet, een beetje bij. Het was heel gezellig. Jammer dat ze zich zo slecht voelde. Ik vond het wel heel lief dat ze toch dat hele eind met de auto naar mij toe gekomen was. Maar dat ze lief was wist ik al.
Ronse, zondag 7 mei. Zolang we alles alleen maar vanuit ons eigen standpunt bekijken, zullen we de waarheid nooit inzien. Brunton.
Hier zit ik dan, in mijn eentje, in jeugdverblijfcentrum De Fiertel met honderddertig bedden. Het is van de scouting en gelegen aan de bedevaartsommegang De Fiertel. Ik kom aardig in de pelgrimsmood. Ik heb vanmiddag met Tineke ook al de ommegang van Kesselare gelopen langs de verschillende staties. We hebben eigenlijk per ongeluk de hele statieweg gelopen omdat we een roodwit tekentje hadden gemist. Ik zei tegen Tineke dat er daardoor vast een zegen op onze dag rustte. We zijn waarschijnlijk verkeerd gelopen omdat het zo druk was maar dan door de wandelaars die van de tegenovergestelde richting kwamen. Er was vandaag duidelijk een wandelroute uitgezet. Volgens Tineke hadden ze alleen oog voor mij omdat ze vol bewondering naar mijn vrachtje keken. Sommigen zeiden daar ook iets van. Uiteindelijk kwamen we weer op het rechte pad uit. Tineke wilde me ook pas laten gaan wanneer we op de goede weg zouden zitten. In een weiland waar het diepe zandpad met prachtig begroeide
bermen dwars doorheen liep aten we de broodjes op die we vanmorgen vroeg op de bloemenmarkt van Ronse gekocht hadden. We hadden een prachtig uitzicht op de Scheldevallei. Daarna namen we afscheid. Gelukkig moest Tineke terug alleen maar afdalen. Vanochtend was het behoorlijk klimmen naar de ommegang en ze had toch al zo weinig lucht. Deze morgen kwamen we niet zo snel op gang maar dat was ook een geluk voor mij want ik had ook maar kort geslapen. Tegen de ochtend lig ik steeds te baden in het zweet vanwege de
nachtelijke opvliegers die me voortdurend lastig vallen omdat ik gestopt ben met mijn pillen. Ik had geen zin om een voorraad mee te nemen en ik wil wel eens proberen hoe het zonder gaat. Het zijn weliswaar natuurlijke middelen maar toch helpen ze blijkbaar goed. Omdat ik de komende tijd geen vergaderingen moet voorzitten en geen besprekingen heb neem ik nu de kans waar om het zonder te proberen. Dat valt voorlopig niet mee. Alsof ik nog niet genoeg zweet met temperaturen boven de vijfentwintig graden en de forse klimmetjes hier in de Ardennen!
Het afscheid viel me zwaar. Dit was voorlopig het laatste lijntje met Baarland. Tineke woont met Cees op een prachtige boerderij vlak voor Baarland. Ze hebben nog grootse plannen met de boerderij. Ik hoop dat het er van komt. Ze tobben allebei met hun gezondheid. Ik zou samen met hen nog wel het een en ander op willen zetten maar wat precies weet ik nog niet. Ik hoop dat dat deze tocht ook voor mij helderder zal worden. Ik ga straks drie dagen per week werken en dan heb ik lange weekenden die ik wat spiritueler in wil vullen dan mijn werk bij de gemeente. Ik zal wel zien.
De weg liep verder over een soort kerkpaden die steeds smaller werden en langs boerenerven gingen. Ik kwam steeds minder wandelaars tegen. Ongeveer vijf kilometer na het afscheid begon het te plenzen en moest ik mijn regencape aantrekken. Daar heb ik hulp voor gevraagd aan andere wandelaars omdat dat met die rugzak aan niet zo makkelijk gaat. Er zit een extra ruimte in de cape voor je zak, dat is wel handig. Na een paar kilometer liep ik in mijn schoenen te soppen omdat ik dwars door een veld met fluitenkruid en brandnetels heen moest lopen en het water langs mijn kletsnatte broekspijpen in mijn schoenen zakte. Ik ben bang dat ik het met deze schoenen niet zal redden tot Spanje want ze zijn beslist niet waterdicht. Het stiksel laat ook los. Zweten deed ik behoorlijk want
de temperatuur bleef hoog en met zo’n cape is het extra warm. Na Louise Marie, een parochiedorp genoemd naar de eerste koningin van België, Louise Marie van Orléans, kwam ik in het Muziekbos, een beukenbos vol met wilde blauwe hyacinten. Het schijnt een inspiratiebron voor verschillende Belgische schrijvers te zijn. En terecht want de geur is overweldigend en de vogels zingen er lustig op los. Het leek net een sprookjesbos.
Intussen was het weer droog geworden. Na diverse kruisingen met andere grote routepaden kwam ik om een uur of zes bij het uitgestorven complex aan dat redelijk afgelegen ligt. Daar bleek ik de enige gast. Er was net een groep weg. Ik bestelde twee Leffes. Een voor direct en een voor vanavond. Eten is hier niet te krijgen en ik kan het niet opbrengen om nog op pad te gaan. Ik zou kilometers moeten lopen of met de bus gaan en die zal op zondagavond ook niet vaak rijden denk ik. Ik doe het met mijn chocoladebroodjes en noten. Ik reserveer voor twee nachten dan kan ik morgen Ronse bezoeken dat hier zo’n zes kilometer vandaan ligt en een beetje op krachten komen. Ik heb een balkonnetje met uitzicht op dampende weilanden met paarden. Ik heb mijn sokken en ondergoed uitgewassen en die hangen nu te drogen op het balkon. De stilte is hier oorverdovend. Alleen de paarden briesen af en toe.
Ronse, maandag 8 mei. Als we onze geest naar binnen keren, verkrijgen we onderscheidingsvermogen. Door onderscheidingsvermogen vinden we de weg naar de waarheid. Ramakrishna.
Dit is mijn vaders geboortedag. Vorig jaar op deze dag vierde ik mijn vijftigste conceptiedag. Volgens mijn moeder was ik op die dag gemaakt. Het is een bijzondere dag in veel opzichten. Gisteravond was dat gevoel erg sterk toen ik een
stukje in mijn vaders bijbeltje las. Zijn huisadres staat erin geschreven: ’Oude Singel 76, Goes’. Zijn ouderlijk huis staat er niet meer. Het is nu een parkeerterreintje vlak bij mijn werk. Iedere ochtend loop ik er langs en vaak denk ik eraan dat op diezelfde grond de kleine Rinus gelopen moet hebben met zijn klompjes. Schoenen hadden ze niet want ze waren arm. Het was een groot gezin met veertien kinderen. Er staat ook een datum in het bijbeltje: ’5 december 1942’. Mijn vader was toen dus tweeëntwintig jaar en het was oorlogstijd. Het is de leeftijd die mijn jongste zoon Thijs nu heeft. Mijn vader zat toen ondergedoken in Aardenburg in Zeeuws Vlaanderen en sloot zich later aan bij de Irenebrigade in Normandië. Ik ken stoere foto’s van hem op zijn motor. Ik vond hem knap. Ik vraag me af of hij het bijbeltje van mijn moeder gekregen heeft. Ze hadden toen net verkering. Oud-gereformeerden deden niet aan Sinterklaasfeest. Mijn moeder werd heel wat minder zwaar op de hand opgevoed. Bij mijn vader thuis was het hel en verdoemenis, geen blij geloof. Hoewel hij zich later bij de kerk van mijn moeder aansloot bleef zijn streng gelovige opvoeding hem parten spelen. De bijbelteksten vlogen ons regelmatig om de oren. Niets doen mocht niet maar
breien op zondag ook niet. Een standaarduitdrukking van hem was: ”Een paardentand en een vrouwenhand mogen niet stilstaan”. Waar hij dat vandaan had weet ik niet. Lange tijd heb ik gedacht dat hij die uit de bijbel had maar waarschijnlijk had hij hem zelf verzonnen. We mochten ook geen make-up dragen. Dat poetste hij er met de vaatdoek af als hij ons betrapte. Aan zijn crematie kwam geen dominee te pas. Wat was er overgebleven van zijn geloof? Hij geloofde in de natuur. Daar vond hij waarschijnlijk meer God dan in de kerk. Jo is katholiek. Bij mijn weten ging hij ook nooit met haar mee naar de kerk. We hebben het er nooit meer over gehad. Een tijdlang moesten we ’s zondags twee keer naar de kerk. In die tijd ging ik liever op zondagmiddag met mijn vrienden op stap met de brommerclub. We crossten heel Zeeland door. In die tijd ben ik erg bedreven
geworden in liegen. Ik verzon allerlei vriendinnen waar ik zogenaamd naartoe ging. Als de catechisatieles afgelopen was ging ik bij de uitgang vragen wat ze behandeld hadden omdat mijn vader ernaar vroeg. Ik kreeg in die tijd veel huisarrest en ik klom vaak via het balkon naar beneden en smeerde hem. Ik gaf niet op en kreeg ook regelmatig fysiek op mijn donder. Ik deed of ik niet bang voor hem was en ging de confrontatie keer op keer aan. Op mijn zeventiende had ik het thuis wel gezien. De enige manier om met toestemming thuis weg te komen was de verpleging ingaan. Ik ging naar Rotterdam om er te werken in het christelijke Eudokiaziekenhuis. De verhoudingen waren toen flink verstoord. Ik kwam weinig meer thuis wat ik wel erg vond voor mijn moeder. Ik dronk veel en slikte kalmeringstabletten en vervolgens aspirine om mezelf weer op te peppen.
Na zevenentwintig jaar huwelijk zijn mijn ouders gescheiden. Voor mijn feestje vorig jaar heb ik roze uitnodigingen verstuurd waarop een foto, in hartvorm, van mijn ouders. Ze zijn erop te zien als verliefd stel op de schommel in de tuin van mijn vaders huis aan de Oude Singel, allebei net in de twintig. Ik heb ze weer verenigd. Op de feestdag zelf heb ik ze samen in één lijstje gezet en ik heb kaarsjes voor ze gebrand. Zo hoorden ze erbij en eerde ik mijn bestaan waar zij voor gezorgd hadden. In de loop der jaren kreeg ik steeds meer begrip voor mijn vader en het vaderlijk deel in mijzelf. Ik hield veel van hem. Als kind mocht ik veel van hem en hij nam me overal mee naartoe. Hij voedde me op als de zoon die hij jammer genoeg niet had. Vrouwen en meisjes waren iets minder waard in zijn ogen, althans dat dacht ik altijd. Ik heb veel van hem meegekregen. Zijn avonturen- en vrijheidsdrang zitten ook in mij. Dat is niet altijd even leuk voor mijn directe omgeving. In het kunstboek dat ik van Elly kreeg staat het teken voor het mannelijke en het vrouwelijke. Ze wist dat ik worstelde met het vadergedeelte in mijzelf. Ik koos vaak partij voor mijn moeder omdat ik vond dat mijn vader haar in de steek gelaten had, zowel letterlijk als figuurlijk. Nu zie ik meer van zijn
achtergrond en begrijp ik meer van zijn drijfveren. Hij liet ons nooit in de steek. Omgaan met zijn gevoel deed hij in zijn prachtige houtsnijwerk maar naar ons toe kwam het er niet uit. Over de natuur kon hij lyrisch zijn. Dit kwam gisteravond allemaal boven waardoor ik nogal emotioneel werd. Vandaag in de kerk van Ronse heb ik voor zijn rust gebeden en om vergiffenis voor mezelf gevraagd ook al is dat een beetje laat want hij is nu bijna twaalf jaar dood. Ik heb een tijdlang in de mooie kerk gezeten en een kaars voor hem gebrand in de kapel van de verzoening. Ronse is mooi maar redelijk uitgestorven op maandag. In de tuin van de kerk tussen oude fundamenten en vlakbij de crypte uit de elfde eeuw, die jammer genoeg niet open was, heb ik mijn stokbrood met kaas, groente en veel Belgische mayonaise gegeten. De pinautomaten deden het niet en travellercheques wilde men niet inwisselen. Mijn pinpasje bleef zelfs achter in een automaat bij een bank zodat ik moest wachten totdat de bank weer open ging na de middagpauze. Uiteindelijk heb ik één bank gevonden die mijn cheques wilde kopen en weer verkopen, een ingewikkelde methode die zeker niet voordelig is. Ik deed een oefening in geduld dus. Heel de binnenstad van Ronse is zo’n beetje opengebroken. Volgens de kioskeigenaar is dat omdat er steeds wisselende gemeentebestuurders zijn die niet weten wat ze willen en het erg groots aanpakken. Het zal nog tot het einde van het jaar duren. Het lijkt de gemeente Goes wel waar ook midden in de stad een stuk grond al jaren braak ligt. De mensen zijn hier erg vriendelijk en maken snel een praatje, gelukkig nog in het Nederlands. Op het bijzondere plein met de grote obelisk ben ik lekker op het terras in de zon gaan zitten. Ik ben Terug gewandeld door het muziekbos na eerst wat eten ingeslagen te hebben. Dat bleek ook nodig want het enige restaurant in de buurt van de jeugdherberg bleek dicht op maandag. Ik heb dus brood, kaas, yoghurt, pinda’s en appels gegeten en natuurlijk enige Leffes gedronken. Ik heb al dagen niet warm gegeten. Dit soort menu’s zou niks voor Joop zijn. Morgenochtend kan ik hier ontbijten want er
zitten weer diverse groepen binnen. Die worden behoorlijk gedrild door de v rouwelijke leiding die erbij zit. Er worden ook straffen uitgedeeld. Dat is toch heel anders dan in Nederland. Ik zie hier waarom de jongeren in België zo gedisciplineerd en beleefd zijn. Het doet erg aangenaam aan maar ik vraag me af of de kinderen zelf wel genoeg ruimte hebben om hun eigen ding te doen. Mijn voeten zijn vanonder redelijk gevoelig. Mijn schoenen zijn gelukkig droog en de kleren die ik gewassen heb ook. Dat is het voordeel van hier een dagje langer blijven. Officieel sta ik hier nog steeds niet ingeschreven. De jongeman die hier zo’n beetje de boel runt is vol bewondering voor mijn tocht. Hij zei dat het
meestal Nederlanders zijn die hier de jeugdherberg aandoen. Er komen wandelaars en fietsers, natuurliefhebbers maar geen Belgen. Ik denk dat die liever achter een pint bier zitten en van kroeg naar kroeg fietsen, vooral voor de gezelligheid. Het lijkt toch een heel ander volk dan het Nederlandse terwijl ze toch vlakbij wonen. Het is zwoel, zwaar weer. Het dondert en flitst de hele tijd. Het zou van mij wel iets minder warm mogen zijn. Tineke belde me op mijn mobieltje om me te feliciteren met deze dag. Ik vond het bijzonder dat ze eraan dacht. Het maakt me helemaal warm en dankbaar.
Mont de Mainvault, dinsdag 9 mei. Je kunt niet in God geloven als je niet in jezelf gelooft. Vivekananda.
Ik zit hier in een prachtig prieel boven op een berg, uitkijkend over de heuvels. Het is vroeg in de avond en nog prachtig weer. Ik ben alleen achter gelaten in een wildvreemd huis. Ik heb eind van de middag kennis gemaakt met de twintigjarige zoon die hier toevallig (het is zijn blokperiode) was en zich excuseerde voor de toestand, wat wil zeggen rotzooi hier, in het huis van zijn vader. Zelf woont hij in Mons en niet in dit gehucht waar volgens hem niks te beleven valt. Hij kan
geen woord Nederlands en maar een paar woorden Engels en dat terwijl hij voor ingenieur in kernenergie studeert. Gelukkig gaat het Frans bij mij redelijk. Ik had vandaag al een beetje geoefend omdat ik diverse keren de weg kwijt geraakt was zodat ik ernaar moest vragen op afgelegen boerderijen of in kleine gehuchten. Ik heb ook diverse keren om water moeten vragen omdat het bloedheet was. De mensen zijn hier erg vriendelijk. Doordat ik de weg kwijt was moest ik stukken langs de weg lopen wat erg warm was op het asfalt. De route op zich was prachtig, au pays des collines: het land tussen de Schelde en de Dendre. Ik moest veel klimmen en dalen en af en toe was er bos zodat ik gelukkig een beetje schaduw had. Doordat ik er langer over deed dan gepland kon ik Ath, een wat grotere plaats, niet halen. Volgens de topo-guide zou er in dit gehucht onderdak zijn maar dat was er dus mooi niet. Openbaar vervoer is er hier ook niet, in ieder geval niet op dit uur. Zo is het gekomen dat ik, nadat ik achterom de tuin ingelopen was, bij wildvreemde mensen heb aangeklopt om te vragen of ze onderdak hadden of anders hier iets in de buurt wisten. De jongen die in de tuin lag te zonnen heeft zijn vader die in de stad werkt gebeld en gevraagd of hij het goed vond dat ik hier de nacht zou doorbrengen. Vader vond het goed en zoonlief maakte van een bank een bed en zei dat ik gebruik kon maken van de badkamer, wat ik niet durf want je weet nooit wie hier binnenstapt en wanneer. Ik ben redelijk moe maar alles functioneert gelukkig nog goed. Op een enkele blaar na heb ik weinig last van mijn voeten en rug terwijl ik nu toch al zo’n acht dagen onder weg ben met mijn rugzak en gemiddeld meer dan vijfentwintig kilometer per dag loop. Ik heb vandaag zo’n beetje alle stadia van gevoelens doorlopen. Van middag had ik even al mijn moed nodig om door te kunnen gaan. Nadat ik na veel omwegen weer terug op het grote-routepad was gekomen heb ik een tijdlang in het bos met mijn rug tegen een flinke boom gezeten. In mijn handen hield ik het kristal van Caroline en het zakje met stenen van Marieke, terwijl ik bad om kracht van de boom. Het hielp.
Ik voel me lichtelijk ongemakkelijk terwijl het hier buiten toch aangenaam toeven is tussen de zwaar geurende seringen, kamperfoelie etc.. Binnen is het op z’n zachtst gezegd een zootje. Er staat een afwas van weken, overal ligt rondslingerende rommel en er hangt een penetrante kattenpislucht. De jongen is niet erg positief over zijn vader. Hij vertelde dat zijn vader diverse keren getrouwd is geweest en kinderen heeft uit diverse relaties. Hij leeft alleen, maar heeft wel vriendinnen. Zijn moeder is weggegaan met hem en zijn zusje toen hij vier jaar was. Vader heeft een café in Ath en is ook muzikant en zanger. Hij treedt hier in de omstreken op en is niet veel thuis. Het soort leven dat zijn vader leidt vindt hij maar niks. Hij studeert hard en wil veel geld verdienen. Als hij genoeg geld heeft wil hij een snelle auto. Buiten op tafel liggen dan ook diverse reclamefolders van dure sportauto’s. Nog later op de middag kwam ook de buurman nog even langs. Hij had duidelijk al iets te veel pastis op maar praatte wel een beetje Nederlands zodat ik hem nog redelijk kon volgen. Hij was redelijk op leeftijd maar deed zijn best voor de jonge vrouw waar hij me voor aanzag. Volgens de jongen is de buurman gestoord. De jongen zette koffie voor ons want dat was volgens hem het enige wat er in huis was en vertrok na verloop van tijd met de buurman in zijn auto. Ik weet niet precies waar hij naartoe zou gaan en of hij nog terug zou komen kon hij ook niet zeggen. Hij wist ook niet hoe laat zijn vader er zou zijn. Waarschijnlijk niet erg vroeg maar hij zei dat ik hier gewoon kon gaan slapen. Ik heb Joop gebeld om te zeggen dat ik voor vannacht onderdak heb. Over het hoe en wat heb ik hem maar niet te veel verteld. Ik ben er zelf ook niet helemaal gerust op. Veel te eten heb ik ook niet meer: een stuk appeltaart, twee boterhammen met kaas van vanmorgen uit de jeugdherberg en water uit de kraan hier. Ik wacht het maar even af en vertrouw op een goede afloop. Ik heb in ieder geval weer een slaapplek en het is een prachtige avond. De vogels zingen naar hartelust en de omgeving is overweldigend.
Mons, woensdag 10 mei. Wij weten wel wat we zijn, maar niet wat we kunnen worden. Shakespeare.
Ik heb gisteren veel geleerd over deze streek en de bewoners hier. Rond negen uur kwamen de vader en zijn vriendin en de zoon thuis. De vriendin was erg jong, ik denk zo rond de vijfentwintig, waardoor ik eerst dacht dat het de vriendin van de zoon was. Ze brachten pizza en wijn mee en we aten met z’n allen aan de grote tafel buiten in het prieel. Een andere buurman dan die ik eerder had gezien kwam ook nog even langs. Zowel vader als de buurman roken stevig naar drank. Er wordt flink gedronken in deze streek geloof ik. Er zijn veel dikbuikige mannen op onzekere benen. Het gesprek ging over de inwoners van Mons, waar de zoon studeert. Het ging onder andere over hoe ze daar praten -volgens de zoon spreken ze daar Mons uit als Monze- en over hun stadse, wat wil zeggen Parijse allures. Na de maaltijd werd er muziek gemaakt door vader en zoon en gezongen. Liedjes van Brel en Brassens waren favoriet bij de vader en verder zong hij ook nog eigengemaakte nummers. Er sprak veel weemoed en heimwee naar de zestiger jaren uit. Vader en zoon hebben blijkbaar een gezamenlijke passie want ze treden ook samen op. Die indruk had ik vanmiddag nog niet door het verhaal van de jongen. Vader heeft een mooie vriendin. Ik snap niet wat ze ziet in zo’n oudere man die in de jaren zestig is blijven hangen. Hij zou haar vader kunnen zijn. Zelf zag ze er fris uit en dronk nagenoeg geen druppel alcohol. Ze verzorgde het eten, zette koffie en ruimde weer op terwijl ze overdag ook gewoon een baan had. Vader liet zich bedienen. Het is niet te hopen dat ze het huis ook
nog een keer op moet ruimen. Daar heeft ze weken werk aan denk ik. Ze past ook niet erg in de entourage. Vader vertelde dat hij zes kinderen heeft bij drie vrouwen. Het jongste kind is één jaar en niet van deze vriendin. De zoon schaamde zich zichtbaar voor het verhaal en het leven van zijn vader. Hij is vast van plan dat anders aan te pakken. Gezellig was het wel en de bezorgdheid die ik eerder had bleek voor niets. Het werd wel laat maar vader stond voor mij om acht uur op en zorgde dat ik koffie en ontbijt kreeg voor ik wegging. Hij had nog nooit vrouwelijke pelgrims te gast gehad maar ik vond het al met al een gastvrij onthaal. Het was alleen jammer dat ik de boterhammen voor onderweg in mijn tas vergat te stoppen waardoor ik vanwege de honger al om elf uur over moest op de noodvoorraad pinda’s en chocolade die ik standaard bij me heb.
Naar Ath volgde ik de groene route, een TPV (tour du pays vert). Deze loopt in een grote boog om Ath heen en is ook met roodwitte tekentjes aangegeven. Door de streek loopt de rivier de Dendre. Karakteristieke boerderijen en kerken arkeren het landschap. Er waren minder steile klimmen dan gisteren. Het is hier erg landelijk. Ook hier was de route op sommige plaatsen bar slecht aangegeven wat weer enig zoekwerk opleverde. Toen ik in Ath aankwam at ik eerst bananen, een hele meloen en een halve liter yoghurt. Daarna bracht ik een tijdje in Ath door wat een overzichtelijk provincieplaatsje is. Ik ben nog langs het muziekcafé van vader gelopen, een soort alternatief jongerencafé vlakbij het station. De mensen hier doen me erg denken aan de film die ik pas gezien heb: ’La vie de Jesus’. De film speelt in Noord-Frankrijk. Ik heb hier veel lelijke mensen met boertige koppen gezien. De jonge meisjes in Ath doen hun best om er mooi uit te zien door veel make-up en vooral hoge schoenen met grote vierkante hakken te dragen. Misschien proberen ze zo om hun niveau te verhogen maar ze kunnen er nauwelijks op lopen. De rest loopt rond met afgezakte broeken en uitgelubberde T-shirts. Veel mannen hebben hier harige blote benen en ze dragen
korte lange broeken, witte tennissokken en afgetrapte sportschoenen of slippers. Ik vond iedereen hier wel erg vriendelijk en ze groetten me alsof ze me kenden.
Ik was nogal moe vanmiddag, waarschijnlijk ook doordat ik te weinig had geslapen en te lang had gelopen op weinig voedsel. Ik heb een stuk met de trein gedaan omdat ik ook nog wat van Mons wilde zien. Ik heb de goedkoopste kamer in het goedkoopste hotelletje genomen bij het station op het Leopoldsplein. De jeugdherberg die hier volgens de topogids zou zijn is nog steeds ’en projec’ (vanaf 1996 al). Gelukkig is er wel een bad op de gang waar ik eerst een tijdje in ben gaan zitten omdat ik me gisteren ook niet echt heb kunnen wassen. Ik heb ook mijn lange broek uitgewassen die intussen redelijk smerig en bezweet was en ben in mijn korte broek de stad in gegaan om er de prachtige Collegiale Kerk van Waltetrude te bezoeken. Volgens de beschrijving werd het Kapittel van de Heilige Waltetrude ontbonden in 1793. Wanneer het volledig was bestond het uit dertig kanunnikessen en tien vreemde kanunniken (’t is te zeggen buitenstaanders). In de voormalige kapittelzaal worden veel kerkelijke schatten bewaard. In de kerk staat ook een Gouden Koets met relikwieënkastje die voor de jaarlijkse processie gebruikt wordt. Op een bewaard stuk perkament wordt beschreven waarom het hoofd van het lichaam is gescheiden. De relikwieën moesten in een speciale schrijn bewaard worden die te klein was om alle stukken van de heilige in te bewaren. Op een merkwaardig houten beeld van de heilige zijn ratten te zien op de jurk en mantel. Een verklaring wordt daar niet voor gegeven. Er bevindt zich ook een prachtig beeld van St. Jacobus, waarschijnlijk uit 1380. Als aandenken ervan kocht ik een kaart. Ik voelde me in de stad meer toerist dan pelgrim maar dat kwam misschien ook door het mooie weer. Er zaten veel studenten en diverse toeristen op de vele terrassen. Mons is een gezellige stad en inderdaad: de winkels adverteren met de Parijse mode. Ook de naamgeving van de winkelpanden is op Parijs geënt. Ik besloot mezelf ook maar eens
te verwennen met een behoorlijke warme maaltijd omdat dat bijna een week geleden was. Ik at vissoep en asperges flamandes met twee glazen witte wijn op het terras in de avondzon.
Ik heb Joop even gebeld in het parkje achter de kerk om te zeggen waar ik zit. In Baarland staat de boel blank van de vele regen. Hij vertelde ook dat het niet zo goed ging met Elly omdat ze in september alsnog geopereerd moet worden aan haar baarmoeder. De vorige ingreep was niet afdoende. Het tempert mijn vreugdegevoel en ik voel me schuldig dat ik hier zit en niet in Baarland om haar te steunen. Ik heb haar gebeld, als uitzondering op de regel, omdat ik eigenlijk alleen met Joop telefonisch contact houd. Het brengt me terug in de werkelijkheid. Mijn moeder kreeg buikkanker toen ik in de puberleeftijd zat. We dolden met de pruik die ze buiten droeg omdat ze kaal was na de zware bestralingen. Elly moest haar opleiding voor verpleegkundige in Breda afbreken om het gezin tijdens mijn moeders ziekte draaiend te houden. De periode staat me nog in het geheugen gegrift evenals de voortdurende angst van mijn moeder of er geen uitzaaiingen zouden zijn. Ze kwam op haar veertigste abrupt in de overgang. Mijn opvliegers zijn niets vergeleken bij de klachten die zij toen had. Ik ben niet erg gerust op het bericht van Elly. Ze staat al jaren onder controle en haar leven gaat toch al niet over rozen. Ze heeft net haar leven alleen weer een beetje opgebouwd in Baarland en nu dit weer. Ik kan er de zin niet van ontdekken. Ze gaf me een klein zwart steentje mee voor het Cruz de Ferro, de berg met stenen van pelgrims op de route in Spanje. Misschien staat het steentje symbool voor haar gemoedsrust. Ik hoop maar dat ik het haal want dan heb ik ook een beetje voor haar gelopen. Ik hoop dat het haar een beetje zal ontlasten als ik het weggelegd heb. Ik draag het met zorg mee. Ze zal me missen al die tijd. Ik zal morgen in Parijs een kaars voor haar branden en voor haar bidden in de Sacré
Coeur of de Notre Dame. Ik zal het doen in een kerk met veel kunst omdat ze kunstenares is. Elly kent mijn twijfels over mijzelf en mijn motieven om te gaan lopen en even afstand van alles te nemen. In het boek over kunst langs de camino dat ik van haar kreeg schreef ze: ”Lief zusje. Wat is extreem? Je hele leven achter de geraniums zitten of op je vijftigste jaar naar Santiago de Compostela lopen? Iets of iemand is alleen extreem in vergelijking met iets of iemand anders. Jij gaat gewoon je eigen weg, letterlijk en figuurlijk”. Het luchtte me op dat ze mijn dadendrang en avontuurzucht niet veroordeelde toen ze het me gaf, maar nu voel ik me toch lichtelijk bezwaard.
Ik heb al een treinkaartje gekocht voor de TGV. Ik voel me zenuwachtig, alsof ik een schoolmeisje ben dat voor het eerst alleen naar Parijs gaat. Op mijn kleine kamertje is het nog bloedheet maar dat is niet verwonderlijk want de afvoer van de daaronder liggende pizzeria komt vlak onder mijn raam uit. Ook de geur in mijn kamer doet denken aan de keuken van een Italiaans restaurant.
Cultuurshot
Frankrijk Mons-Parijs, 11 tot 15 mei
Parijs, donderdag 11 mei. Als je de waarheid aan jouw kant hebt, is er geen plaats meer voor angst en vrees. Yesudian.
Na veel nachtelijk geschreeuw van de Italiaanse familie ben ik vanmorgen niet echt uitgerust opgestaan. Ik heb ook liggen piekeren over mijn zus. Toen ik in de trein naar Parijs zat had ik een schoolreisjesgevoel. Het landschap onderweg was prachtig: groene heuvels, meidoorn, boterbloemvelden en pas ingezaaide enorme akkers. Het zou wel eindeloos zijn om dat te lopen en ik zou er misschien wel twee weken over doen. Er loopt ook geen rechtstreeks GR-pad naar Parijs. De meeste pelgrims die uit Nederland komen gaan richting Vezelay of Le Puy. Vanaf daar lopen er gemarkeerde paden en zijn er overnachtingsmogelijkheden. Het stond al lang op mijn verlanglijstje om eens een paar dagen in mijn
eentje in Parijs door te brengen, als in een soort naschoolse periode die er nooit van gekomen is. De enige manier om thuis zonder al te veel ruzie weg te kunnen gaan was voor mij de verpleging ingaan. Dat kon nog net. Liever was ik naar de Kunstacademie gegaan om etaleur te kunnen worden maar dat was geen echt beroep volgens mijn vader. Hij zag het ook niet zitten vanwege de losgeslagen types en dat terwijl hij zelf een grote creatieve geest had die hij pas veel later verder ontwikkelde. Na mijn opleiding volgde ik het geijkte pad van trouwen en kinderen krijgen en voilà: alle ingrediënten om een zo burgerlijk mogelijk bestaan op te bouwen. Het leken toen grote stappen en dat waren het achteraf gezien eigenlijk ook. De verantwoordelijkheid dragen voor een kooitje kinderen is natuurlijk niet niks en je zit er ook nog eens de volgende dertig jaar aan vast. Nu zijn ze het huis uit en ga ik alsnog een keertje alleen naar Parijs, alsof ik achttien jaar ben. Toen ik vanmiddag lekker in de zon aan de Seine op het gras zat, met rondom me jonge mensen, kreeg ik alsnog het vrijheidsgevoel dat ik me destijds voorgesteld had en dat terwijl ik nu vijftig ben. Ook het hotelletje afrekenen, met mijn eigen creditcard, gaf me een goed gevoel. Mijn onafhankelijkheidsgevoel bleef in me zitten ondanks het burgerlijk bestaan. Naast de verzorging van de kinderen heb ik gestudeerd en carrière gemaakt. Ik heb een
aardig salaris. Mijn leven is intussen zeker niet nutteloos voorbij gegaan of zonder spanning gebleven. Ik heb een aardig netwerkje opgebouwd waar ik heel dankbaar voor ben en ik had het allemaal niet willen missen.
Mijn kamertje in het derderangs hotelletje bij Gare du Nord, hotel Brabant, ziet er goed uit voor een pelgrim. Alle Parijse jeugdherbergen zaten vol. Dit is een goed alternatief. Het is een soort bodekamertje met een gammel bed, een piepklein keukentafeltje met zeiltje, een lekkende wasbak en een soort sprei voor het raam. Vijf hoog zonder lift en uitkijkend op de achterkant van andere goedkope hotelletjes. Het was een zware klim met mijn rugzak. De wc zit aan het eind van de gang. Ik ga de komende dagen zo goedkoop mogelijk leven om toch een beetje mijn pelgrimsgevoel te houden. Ik zal zoveel mogelijk eten op straat kopen wat hier niet moeilijk is. Wel ga ik hier een en ander bekijken waar ik nooit aan toe gekomen ben. Dat is ook een onderdeel van mijn reis: een ander stukje ontdekken van mezelf en leren genieten. De natuur is door God gemaakt en de cultuur door de mensen. Je ziet in de steden terug hoe ze de natuur verwerkt hebben. De rivieren lopen dwars door de stad, kerken staan op de heuvels en het materiaal uit de omstreken is verwerkt in de prachtige kerken, ter ere van God. In de musea vind je de verbeelding van kunstenaars van hun eigen streek terug en leer je door hun ogen kijken naar de omgeving en de mensen. Dat ik de grote steden aandoe is een bewuste keus. Ze vormen een onderdeel van mijn pelgrimstocht omdat ik er op een andere manier weer stukjes van mezelf tegenkom. Bovendien houd ik zowel van de natuur als van cultuur. Zij vormen voor mij één geheel en dat heeft ook weer te maken met het vader- en moedergedeelte in mijzelf. Mijn vader hield hoofdzakelijk van de natuur en meed tijdens de vakantie de steden. Mijn moeder hield van cultuur. Ze kreeg tijdens het huwelijk met mijn vader niet echt de kans daarvan te genieten omdat mijn vader de vakantiebestemming en de uitstapjes bepaalde. We trokken in een VW-busje, dat
mijn vader als camper had ingericht, vele landen door. Mijn moeder haalde in wat ze gemist had nadat ze voor de tweede keer trouwde. Met ome Jo, zoals wij hem noemden, bezocht ze vele bezienswaardigheden in verschillende landen en bepaalde ze grotendeels zelf de vakantiebestemming.
Ik heb vanmiddag laat nog van de Notre Dame genoten. Wat een bouwwerk met al dat beeldhouwwerk, de twaalf apostelen bij de ingang, de ornamenten en de prachtige ramen! Arbeidsuren en menskracht telden toen nog niet. Ik heb er voor Elly gebeden en een kaars gebrand. Ik kan alles vanaf Gare du Nord aanlopen zodat ik mijn conditie de volgende dagen op peil kan houden. Het is wel fijn om eens even zonder rugzak rond te lopen. Ik probeer wel een beetje voor het donker wordt terug in het hotelletje te zijn omdat de buurt er niet echt florissant uitziet en er ook hier in dit achterafstraatje veel vreemde snoeshanen rondscharrelen. Toch zijn de mensen hier erg aardig wat je in zo’n grote stad niet zou verwachten. Vanmiddag tijdens een regenbui onder een luifel begonnen mensen spontaan een gesprek met elkaar. In het postkantoortje hier in de buurt trof ik een zeer aardige, zwarte loketmedewerker. Toen ik postzegels kocht -ik moet nu overschakelen op Franse postzegels voor mijn dagelijkse ansichtkaart- ging hij me uitgebreid allerlei mapjes laten zien en was zelf erg enthousiast over de serie met de sporthelden. Natuurlijk kocht ik die dan ook. Joop zal ze ook mooi vinden.
Parijs, vrijdag 12 mei. Wees creatief en groei bij elke stap die je doet. De dood is de creatie van het gemoed van de stervende. Het leven is de creatie van de levende. Yesudian.
Het hotelkamertje hier in Parijs is compleet omdat er ook nog een verliefd stel in
de kamer naast de mijne zit. Om middernacht arriveerden ze. Ze praatten en lachten (vooral zij) tot een uur of drie in een voor mij vreemde taal (Noord- Afrikaans?) en bedreven daarna nog een paar uur de liefde in een universele taal. Daarna bleef het stil tot een uur of acht toen er een stel bouwvakkers met veel lawaai een stelling begon op te bouwen op een binnenplaats hierachter. Het
lawaai van het verkeer dat je ook constant hoort is er niks bij. Wat een verschil met de afgelopen dagen op mijn wandelingen waar ik uren niemand tegenkwam en er geen verkeer was. Vanochtend ben ik eerst weer naar de Notre Dame gelopen. Honderden toeristen hadden hetzelfde idee als ik maar gelukkig hielden ze zich redelijk aan de geboden stilte in de kerk. Al mijn Belgische losse munten besteedde ik aan kaarsjes voor de familie. Voor mezelf heb ik gebeden om vertrouwen en begrip, vooral ook voor het massale toerisme dat ik ook in Spanje zal tegenkomen in de kerken. Iedereen heeft recht op zijn/haar eigen geloofsbeleving. Het een is niet beter dan het ander. Mijn eigen geloof is nog zo armzalig. Het stelt niets voor vergeleken bij dat van andere gelovigen. Ik was erg aangedaan in de kerk. Bij Maria staan veel kaarsjes. Volgens de tekst die erbij staat wordt Maria overal ter wereld vereerd. Dat valt ook op in de kerken. Veel mensen bidden bij Maria. Ook toen ik vorig jaar in Peru was viel me dat op. Het is een land waar zowel Maria als de natuurgeesten worden vereerd. De moederfiguur als symbool om te aanbidden en het lijden van Maria zijn universeel. Veel moeders lijden om hun kinderen die ze met pijn en moeite baren en opvoeden. Deze kerk is overweldigend en overdadig en getuigt van veel creativiteit. Het past allemaal goed bij de tekst van vandaag. Heel Parijs ademt creativiteit uit met z’n prachtige gebouwen, parken, musea en zijn winkels met hun mooie etalages. Ik begrijp nu ook weer waarom ik etaleur wilde worden.
Na het bezoek aan de kerk heb ik een stuk van de Rue de St. Jacques gelopen die
bij de Notre Dame begint en richting Etampes gaat. Volgens keizer Karel V was dit de langste straat van Frankrijk. Aan de oevers van de Seine staat ook de St. Jacobstoren. Eeuwen geleden kwamen hier al pelgrims langs. Aan de andere kant, over de brug, staat de St. Severin, de kerk van de armen. De sfeer in de kerk is fijn. Deze eenvoudige kerk staat in scherp contrast met de Norte Dame. Veel winkels en restaurantjes zijn vernoemd naar Jacobus of gebruiken het symbool van de schelp. Parijs-Santiago de Compostela is de oudste route van de vier pelgrimswegen. De oude sporen zijn intussen soms grote wegen geworden en een alternatief wandelpad is er niet. Misschien komt dat ooit nog. Op weg naar de Rue des Ecoles, waar een zaak zou zijn over wandelsport die ’Au Vieux Campeur’ heet, stuitte ik op een hele keten van bijna een heel blok. Voor iedere sport is er wel een winkel en er zijn ook gespecialiseerde kaartenwinkels. Ik heb er alleen een groene Carte Touristique Locale gekocht (Top 100 IGN 1:100.000 Parijs-Orleans). De GR-paden zijn er duidelijk op aangegeven. De IGN-kaarten, Serie Bleue (1:25.000) zijn duur, je hebt er heel veel nodig, ze wegen veel en zijn veel te gedetailleerd zodat ik door de bomen het bos niet meer zie. Bovendien wil ik niet alleen maar met de kaart bezig zijn waardoor ik bijna niets meer van de omgeving zie of ervaar. Meer kaarten meenemen betekent meer zekerheden maar minder ruimte voor afwijkingen hebben, minder op mijn eigen gevoel afgaan en vooral weer meer in mijn rugzak. Ik heb voor noodgevallen ook het kompasje nog dat ik van Joop gekregen heb. Ik wil open blijven staan voor onverwachte gebeurtenissen en niet alsmaar bezig zijn met waar ik aan wil komen. Ik vind dit wel zo’n beetje het moeilijkste van mijn reis. Het komt erop neer dat ik vertrouwen moet hebben dat de weg die ik loop de goede weg is ook al is het een andere dan die ik voor die dag gepland had. Ik wil ook leren vertrouwen te hebben in de mensen die ik ontmoet en vooral ook in mezelf. Eigenlijk komt het neer op vertrouwen in de voorzienigheden. Een mens bouwt in zijn leven zoveel mogelijk zekerheden op. Uit angst verzekeren we ons
dan ook voor van alles en nog wat. De vroegere pelgrims gingen met heel wat minder zekerheden op pad. Er gingen er ook veel dood onderweg maar dat calculeerde men meer in omdat de reis zo zwaar was. De gevaren vroeger waren er net zo goed. De wereld is niet slechter geworden. Het verschil is wel dat ik in mijn eentje loop wat niet gebruikelijk is voor pelgrims. Vroeger en ook nu nog ben je een uitzondering, zeker als vrouw.
In het parkje bij de St. Severin at ik mijn stokbrood en fruit op en dronk ik mijn bijna dagelijkse litertje yoghurt. Daarna wandelde ik naar het Louvreplein en koelde mijn voeten in de fontein. Ik was niet de enige. Veel toeristen hebben ook pijn in hun voeten na een dagje Parijs. Daarna ben ik door de tuinen van de Tuileriën gewandeld en heb relaxed in het zonnetje gezeten op een van de vele stoeltjes die er staan.
Wat me opvalt zijn de mensen die constant bellen met hun mobiel aan hun oor gekleefd. Zelf ben ik dus ook zo’n moderne pelgrim. Ik weet niet of ik het wel zou redden zonder dat ding. Joop helpt me door moeilijke momenten heen te komen. Hij is zo dichtbij door de telefoon. Ik geef hem op mijn beurt ook een stukje mee van de wereld waar ik op dat moment in verkeer. Dat maakt hem ook deelgenoot van mijn reis en ik kan mijn gevoelens even met hem delen. Ook het feit dat er een thuisfront is dat niet verandert geeft me een fijn gevoel. Ik weet dat ik altijd terug kan. Ik hoef het niet vol te houden en daardoor durf ik steeds weer nieuwe stappen te maken. Het (telefoon)lijntje blijft. Ik besluit me minder te ergeren aan mensen met mobieltjes. Ik vind het een prachtuitvinding. Hoe mensen het gebruiken moeten ze zelf maar weten. Ze doen er ook niemand kwaad mee. Even dacht ik dat de zwervers hier ook al mobiele bellers waren geworden maar zij bleken gewoon nog in zichzelf of tegen hun plastic tasjes te
praten. Ik vond het wel komisch want zij lijken precies op al die andere telefonerende mensen. De telefonerende menigte doet het waarschijnlijk ook alleen maar om zichzelf te horen praten en hun gevoelens te delen en of de ander ook echt luistert doet er misschien niet veel toe. Zo bezien gedragen ze zich eigenlijk niet zo heel anders dan de zwervers en ik vraag me af wie er gestoorder is.
Het Centre Pompidou waar ik langs liep, is zo te zien het domein van de donkere mensen. Ze hangen er rond en groepjes jongeren staan er met elkaar te praten. De vele kapperszaken waar ik langsliep zaten vol met donkere mensen en ik vroeg me af of vrijdagavond voor hen de wekelijkse rituele avond is. Redelijk moe kwam ik bij het hotelletje aan. Het was intussen al donker. Zo’n dagje slenteren is op zijn minst zo vermoeiend als flink doorlopen met je rugzak. Ik hoop dat het deze nacht in de kamer naast me wat rustiger blijft.
Parijs, zaterdag 13 mei. Volmaaktheid hoeft niet bereikt te worden want die is al in ons aanwezig. Onsterfelijkheid en gelukzaligheid hoeven niet verworven te worden want die hebben we al. Ze zijn ons steeds eigen geweest. Vivekananda.
De buren maakten minder lawaai dan gisteren. Misschien waren ze ook te vermoeid van het slenteren in de stad. In ieder geval heb ik daardoor vannacht eindelijk weer een beetje normaal geslapen. Vanochtend ben ik naar de Sacre Coeur gewandeld en heb ik een tijdje op de trappen gezeten, uitkijkend over de stad en de toeristen die massaal toestroomden. Pas enkele jaren geleden heb ik voor het eerst Parijs bezocht met Joop. Toen zaten we hier ook op de trappen in prachtig voorjaarsweer. Het was het personeelsuitstapje van de gemeente Goes. Ik vond het indrukwekkend en we zijn er nog een aantal keren een weekend geweest waarvan een keer met Marieke.
In de kleine kapel onder in de kerk ben ik voor het eerst van mijn leven naar de mis gegaan. Er waren maar weinig bezoekers waaronder veel donkere mensen. Er waren nauwelijks toeristen want die bleven boven. Het deed bijna intiem aan. Het zingen van de nonnen was prachtig. De priester predikte van God die overal in de wereld aanroepbaar is, waar je ook bent. Hij is aanwezig als jij er om vraagt en dat hoeft niet perse in de kerk te zijn. Het sprak me erg aan. Ik kon maar een klein gedeelte van de tekst verstaan maar dit thema kwam over. Ik ben in de rij gaan staan om het brood van Christus aan te nemen. Het was een vreemde ervaring omdat ik nooit belijdenis heb gedaan. Mijn geloof in God en de kerk is gekelderd nadat ik het ouderlijk huis heb verlaten en ik ben me daarna alleen maar meer af gaan zetten tegen het geloof. Nu vind ik het hier terug in de katholieke kerk. Dat is niet bepaald de geloofsrichting van mijn ouders. Ik heb een klein zilveren kruisje gekocht om aan mijn hals te doen. Voor Reineke en Marieke kocht ik boekenleggers met een gebed: voor Reineke het Benedictus en voor Marieke een gebed tot Maria, haar beschermheilige. Voor Jo, die katholiek is, kocht ik een kaart van de kerk en scheef hem vol met mijn geloofszieleroerselen. Gods wegen zijn wonderbaarlijk.
Daarna heb ik een hele middag in het Louvre gelopen. Eindelijk. Dat was er dus ook nog nooit van gekomen. Ik had de tijd voor mezelf want er waren geen zeurende en hangende kinderen die me opjaagden. Ik heb de schilderkunst bewonderd die toch ook weer grotendeels over het leven van Christus gaat. Het valt me eigenlijk nu pas op dat de bijbel vele kunstenaars heeft geïnspireerd. Ik heb er prachtige schilderijen gezien waarvan vele Italiaans. Ik heb er ook de Mona Lisa gezien waar drommen toeristen voor stonden terwijl het toch maar een heel klein schilderijtje is. Ik vind het niet het mooiste schilderij van de collectie. Na de schilderijen heb ik het beeldhouwwerk bekeken. Wat een precisie in de houdingen en de gewaden. De Venus van Milo is ook zo’n publiekstrekker, maar al het andere is
minstens even mooi. De koninklijke voorwerpen zeiden me niet zo veel behalve de creativiteit die er vanaf straalt. Ze zijn meer om mee te pronken dan om te gebruiken want praktisch zijn ze zeker niet. De straat naar het Louvre toe bestaat ook hoofdzakelijk uit etalages met sieraden. De wereld verandert niet echt.
Bij een stalletje buiten op straat liep ik tegen een boekje aan van Paulo Coelho: ’Manuel du Guerrier de la Lumière’. Hij heeft het geschreven na het bekende spirituele werk over zijn tocht naar Santiago de Compostela dat ik van hem las. In een parkje begon ik met lezen. Het zijn korte stukjes die ik redelijk kan bevatten ook al zijn ze in het Frans. Ik denk dat ik er veel aan zal hebben onderweg. Het zijn een soort lesjes. Het is ook vast weer geen toeval dat ik hier tegenaan gelopen ben. Dit is goed voor de momenten dat ik te veel vasthoud aan dingen en teveel bezig ben met plannen waardoor ik niet meer open sta voor het moment. Dit is een wezenlijk onderdeel van mijn reis. Ik moet er uit zien te halen wat er in zit en niet in mijn angst vast blijven zitten.
Ik vind het grappig dat ik uitgerekend in Parijs alleen maar functionele dingen koop die ik bijna letterlijk afweeg om mee te nemen: een kladblokje om mijn gevoelens in op te schrijven, een kruisje om mijn geloof te versterken, een boekje ter verdieping van mijn zielenleven en eten en drinken om vrijwel direct te gebruiken. Alle andere zaken die me tegemoet stralen koop ik niet en dat terwijl ik in
het dagelijks leven zo makkelijk dingen koop waaronder veel nutteloze. Toch vind ik veel, ook nutteloze dingen mooi om te zien. De creativiteit van de ontwerpers is eindeloos wat betreft het gebruik van vormen, kleuren en materialen. Ik zag een hele straat met tassen, sjaaltjes, kettingen en allerlei accessoires. Ze maken het leven kleurrijk. Wat zou alles en iedereen er saai uitzien zonder al die
creatieve uitingen. Ook de huizen, parken, kerken en pleinen zijn hier prachtig. Zo te zien is alles hier zorgvuldig uitgedacht door mensen met een grote vleug goddelijke inspiratie.
Parijs, zondag 14 mei. Als je gebonden bent, zul je gebonden blijven. Als je de moed hebt te zeggen dat je vrij bent, dan ben je op datzelfde ogenblik vrij. Vivekananda.
Dit is de laatste avond in de city. Vanochtend voelde ik me niet top. Ik had last van mijn darmen en niet al te veel geslapen omdat de buren weer zeer luidruchtig waren. Ik ben ook gespannen voor de volgende etappes. Ik heb de kaart erbij gepakt die ik gekocht heb. Het Engelse gidsje geeft slechts summiere informatie over het tweehonderdtwintig kilometer lange traject Parijs-Orleans langs de Seine. De Franse GR-organisatie raadt in zijn informatie een andere route aan die meer westelijk ligt. Ik twijfelde erg. Het stuk langs de Seine staat ook net niet op mijn kaart en het is langer dan de andere route die zo te zien door een nationaal park loopt. Ik zal waarschijnlijk het hele stuk tot Blois waar ik eind van de week met Mieke afgesproken heb toch niet kunnen lopen en een stuk met de trein moeten doen. Ik besloot toch via de Seine te gaan lopen zoals mijn oorspronkelijke plan was. Door al die twijfel ging ik deze morgen pas laat op stap. Ik ben de eerste de beste kerk in gegaan, de St. Vincent de Paul, om te bidden. Ik voelde me daarna een stuk rustiger. Vervolgens bezocht ik de St. Paul waar een doopdienst aan de gang was. Vieringen spreken me steeds meer aan. Ze markeren belangrijke gebeurtenissen die nog meer gaan betekenen doordat ze gezamenlijk beleefd worden. Het katholieke geloof biedt hiervoor veel meer mogelijkheden dan het geloof dat mij is meegegeven. Daarna zat ik een tijd in de kapel van St. Gervais waar de gemeenschap van Jeruzalem huist. De boodschap sprak me erg aan: ”Het zoeken van God is het enige en het noodzakelijke en gaat via de mens, want de
mens is beeld van de Vader, lichaam van Christus en Tempel van de Geest. In deze wereld waarin alles voorbij gaat is God alleen voldoende. In het hart van de stad, in het hart van God”. De kapel was erg vrouwelijk en er zaten ook hoofd zakelijk vrouwen te bidden en te mediteren. Ik bad ook een tijd op een bidbankje. De sfeer in deze kerk, zo midden in de stad, was erg sereen. Ik had niet het gevoel dat ik midden in zo’n wereldstad zat. Ik voelde me erg klein. Het is vreemd om zo midden in Parijs God terug te vinden want zo voelde het. De bezoeken aan de diverse kerken maakten me deemoedig: zo veel pracht voor God alleen. Ik voelde mijn weerstand verminderen en mijn overgave meer en meer toenemen. Niet ik bepaal mijn weg maar iets veel groters wat ik God noem omdat ik er geen andere naam voor weet. Als ik me daar meer aan over weet te geven zal mijn angst vast minder worden. Het lijkt zo eenvoudig. Zit mijn weerstand in mijn door mijn vader opgelegde geloof? Alles lijkt op zijn plaats te vallen: mijn gevecht met autoriteit, vooral mannen, het mannelijke deel van mijzelf dat vrijheid zoekt en dat wil winnen. Heel veel vragen komen bij me op. Ik ben nog lang niet klaar met mijn zoektocht. Dit is nog maar het begin. De tekst van vandaag die zegt dat voor vrijheid moed nodig is blijkt maar al te raak maar de moed zakt mij soms in de schoenen (wat met lopen wel handig is). Ik twijfel aan veel meer dan ik voor mogelijk had gehouden. Ik vraag me af of ik dit wel aan kan. Heb ik die vrijheid eigenlijk wel nodig om mijn weg te kunnen gaan? Zou het niet eenvoudiger kunnen, gewoon thuis?
Vanmiddag bezocht ik een concert van Chopin in een van de oudste kerken van Parijs: de kerk van de armen, de St. Jean le Pauvre, tegenover de Notre Dame. Het was een prachtig pianoconcert. Mijn hoofdpijn verdween en eenmaal buiten voelde ik me herboren. Daarna zat ik nog een tijd in het park van Palais Luxembourg tussen de multiculturele bevolking van Parijs. Hoeveel oorspronkelijke Parijzenaars zouden hier nog rondlopen? Onderweg naar mijn kamer at ik bij
een soort Thais afhaalrestaurant. Het eten was er goed en de sfeer ook. Het was al donker toen ik terug naar het hotel liep. Er liepen niet veel mensen meer op straat. Ik hoop dat ik mijn rust een beetje kan bewaren tot de ochtend. Ik zal gewoon maar zien waar ik uitkom morgen. Met kaart en vertrouwen in mijzelf en in de weg die voor me uitgestippeld is/wordt moet het lukken.
Keerpunt Parijs-Blois, 15 tot 26 mei Javisy, maandag, 15 mei Zelfbeheersing betekent zelfkennis, zelfkennis betekent zich bewust zijn van God. Yesudian.
In wat voor negorij ben ik terechtgekomen? Na een zware tocht in de bloedhitte, met temperaturen boven de vijfentwintig graden, ben ik blij met alles wat op een slaapplaats lijkt maar er zijn betere. Ik heb vannacht bijna niet geslapen vanwege de zenuwen en de buren die om twee uur thuiskwamen en om vier uur weer opstonden. Zwetend als een otter ben ik vroeg op pad gegaan, na een moment van gebed en meditatie, met de steentjes van Marieke en Caroline in beide handen. Nadat ik wat te eten had gekocht voor onderweg ben ik op pad gegaan voor geld maar de Fransen staakten nog steeds. In heel Parijs is al dagenlang geen automaat te vinden die het doet. Uiteindelijk kwam ik bij een wisselkantoortje terecht dat mijn laatste paar travellercheques na veel gedoe en telefoontjes in wilde wisselen. Ik moest zelfs mijn aankoopbewijs overleggen maar gelukkig had ik dat bij me. Het kostte me meer dan een uur. Daarna ben ik de Seine afgezakt. Een stukje van mijn route stond weer net niet op de kaart en natuurlijk wilde ik daar ook weer geen kaart voor kopen. Joop zou dat vast wel gedaan hebben. Vriendelijke fietsers die ik tegenkwam hielpen me verder. De route liep onder
bruggen door en langs vele eigengemaakte bouwwerkjes van mensen die niet helemaal in onze maatschappij meer passen. Het waren veelal creatief gebouwde huisjes van afvalmateriaal en zelfs met zelf aangelegde tuintjes. In Nederland zou dit soort bouwwerkjes allang weggehaald zijn. De route op zich loopt prachtig langs het water en is erg groen maar hoe verder van Parijs hoe loucher de omgeving wordt, vooral dankzij de illegale stortplaatsen waar ik ook diverse louche figuren zag rondlopen.
De jeugdherberg waar de fietsers over spraken bleek nog dicht te zijn. Die zal pas in de zomerperiode open zijn. Toen ik tegen zes uur in het stadje aankwam was ik kapot. Mijn voeten brandden. Onderweg had ik ze al diverse keren in de rivier gehouden om af te koelen. Het enige hotel dat hier is bleek al tien jaar geen kamers meer te verhuren ook al stond het wel vermeld in mijn gidsje. Wat overbleef was een louche caféhotelletje met dronken Arabieren, inclusief de eigenaar. Hij schreef de prijs van de kamer die ik er kon huren op een briefje: honderdvijftig francs. Hij zei dat de kamer pas om negen uur beschikbaar zou zijn. Toen ik om me heen keek,terwijl ik uitgeput een pilsje dronk, begreep ik ook waarom: overdag doet deze tent dienst als hoerentent met de plaatselijke geblondeerde hoer op leeftijd die ook van Arabische oorsprong is. Ze zat aan de bar en verdween af en toe naar boven. Ik had niet veel keus want verder gaan kon ik niet. Ik ging het stadje in om te eten terwijl ik mijn rugzak met argwaan en zonder papieren achterliet en ik merkte dat het hele winkelbestand hier gerund wordt door Arabieren. Er wonen hier dan ook hoofdzakelijk buitenlanders die weinig vrolijk rondlopen. De favoriete dracht is een Reebok T-shirt met dito gymschoenen. Ik nam plaats op een bankje aan de Seine waar verder niemand was terwijl het toch een prachtige avond en omgeving is en ik hield mijn voeten nog wat in het water. Gelukkig heb ik mijn slippers bij me zodat ik mijn warme zweetschoenen niet meer aan hoefde te doen.
Toen ik rond half tien terugkwam in het café bleek iedereen nog meer bezopen te zijn. De eigenaar stond wankel op zijn benen. De prijs van de kamer bleek ineens tweehonderd francs te zijn die ik in mijn beste Frans weigerde te betalen zodat ik het gevaar liep dat ik helemaal geen kamer zou krijgen. Er viel een
doodse stilte in de bar. Zelfs de dronken vrouw die voortdurend een soort striptease opvoerde voor haar vriend hield daar even mee op. Niemand kwam me te hulp terwijl er toch dezelfde personen aan de bar hingen als vanmiddag toen ik met de eigenaar de prijs afsprak. Uiteindelijk ging hij zuchtend en steunend overstag en accepteerde de honderdvijftig francs. Vervolgens vroeg ik of ik meteen in de kamer kon omdat ik het niet zag zitten om nog langer in dit café te hangen. De kamer valt niet tegen. Hij is schoon en er liggen schone lakens op bed. Er is een wasbak en er komt warm water uit de kraan. De prullenbak stonk naar urine maar die waste ik om. Die zal ik zelf ook als pispot gebruiken omdat de wc twee verdiepingen lager is. Ik besloot deze kamer niet meer af te komen vannacht en ik sloot hem goed af en zette een stoel tegen de deur. Het hotelletje staat zo’n beetje midden op het spoorwegemplacement waar alle metrotreinen uit Parijs af en aan rijden. De kamer is recht boven een busstation. Tussen zeven en acht uur stroomden de mensen, hoofdzakelijk allochtonen die in Parijs werken, in lange rijen uit het metrostation. Ze zagen er beslist niet vrolijk uit. De weinige autochtonen die hier wonen hebben grote huizen aan de rand van de Seine met hekken eromheen en honden die behoorlijk agressief overkomen als je er langs loopt. Wat een nare sfeer hangt er in dit gat! Ik ga morgen zo vroeg mogelijk weg, eerst een stukje met de toeristische trein, richting Etampes. Ik ga niet meer naar buiten om Joop te bellen want dan moet ik weer door het café. Ik heb hier geen bereik en bovendien zou hij toch maar ongerust worden als hij hoort waar ik nu zit. Ik voel me beslist niet op mijn gemak en dat zou hij
waarschijnlijk ook wel merken aan mijn stem. De zelfbeheersing die in het tekstje model staat voor het bewustzijn van God moet ik mezelf wel degelijk opleggen anders zou ik misschien de trein terug naar Parijs en naar huis nemen hoewel ik daar nu zelfs te moe voor ben. Morgen is er weer een nieuwe dag.
Etampes, dinsdag 16 mei. Heel zacht spreekt een God in ons; heel zacht, heel duidelijk hoorbaar laat Hij ons weten wat nagestreefd moet worden en wat we moeten mijden. Goethe.
Na een onrustige nacht, waarin het leek alsof ik midden tussen de spoorlijnen sliep, en er halverwege de nacht op mijn deur geklopt werd, ben ik vroeg opgestaan. De toeristische trein bleek niet meer te rijden. Er lopen hier zeker twintig sporen, hoofdzakelijk naar Parijs. Het bed leek wel van hout en het bleef bloedheet vannacht zodat ik me vanochtend weinig uitgerust voelde. Ik twijfelde erg aan mezelf en vroeg me af waarom ik dit nu eigenlijk allemaal doe. Er zijn toch veel leukere dingen in het leven. Mijn tenen zitten vol blaren en mijn voeten doen behoorlijk zeer. Misschien is dit de tol die mijn mannelijk ego dat zo nodig moet presteren eist. Ik vraag me af waar mijn vrouwelijke kant is die me laat relaxen, genieten en stilstaan. Ik moest van de kinderen genieten. Waarom doe ik dat dan niet? Toen ik in Etampes aankwam voelde ik me nog steeds bezwaard en het stadje maakte in eerste instantie geen positieve indruk op me. Toen ik enigszins uitgeput op een terrasje koffie zat te drinken viel mijn oog op het straatnaambordje recht tegenover me: ’Rue de St. Jacques’, misschien om me weer op het juiste spoor te brengen. Velen gingen mij voor en dat al eeuwen lang. Waarschijnlijk kampten ze allemaal met dezelfde twijfels en vermoeidheid.
Ik voel me één met de voor mij onbekende mensen die allemaal dezelfde gevoelens gehad moeten hebben. Velen zullen nog na mij komen en ook dezelfde gevoelens hebben. Ze hebben allemaal hun eigen drijfveren maar gaan allemaal dezelfde richting op. De vraag is wat ze nastreven maar dat kan ieder alleen maar voor zichzelf ontdekken, onderweg. Het had weer alles met het tekstje van vandaag te maken.
Ik relaxte een beetje en keek wat beter om me heen. Een eindje verderop zag ik een hotelletje met de naam ’Europe a les Escargots’. Ik besloot er te informeren omdat het er vriendelijk uitzag. Het bleek gerund te worden door twee oudere mensen en ik moet er voor tien uur binnen zijn vanavond maar dat vind ik niet erg. De prijs viel erg mee en er is een douche die ik ook gelijk gebruikte om mezelf wat op te peppen. Ik waste wat onderbroeken en sokken in de wasbak en legde ze in de vensterbank te drogen. Aangezien het nog steeds erg warm is zullen die morgen wel droog zijn. Later liep ik een beetje door de stad die ineens heel anders aanvoelde en ik klom naar de ruïne waar ook het wandelpad langs loopt. Met het uitzicht over de oude Romeinse stad bleef ik een poos in het gras liggen onder een stel prachtige oude bomen. Ik voelde mijn energiepeil stijgen tussen het gras, de bloemen en de vogels. Zo moet het dus: niet afzien maar meer genieten en meer rust nemen. Het is al zwaar genoeg om zo alleen op pad te zijn. Ik moet het mezelf niet moeilijker maken dan het al is. Voor wie zou ik dat eigenlijk doen?
Later zat ik nog een tijd op een terrasje in het vieille dertiende-eeuwse centrum onder de lindebomen, compleet met jeu-de-boules spelende mannen met petten die elkaars handen schudden en samen een drankje dronken. Er hangt hier een hele andere sfeer dan in Javisy waar de mensen werken om te kunnen leven en er
verder weinig van genieten. Daar woont zo’n beetje de onderklasse van de samenleving. Het zijn de mensen die je in Parijs niet opvallen omdat ze er in de winkels staan, in de horeca bedienen of in de industrie rondom Parijs werken. In Parijs zelf wonen de rijken en de zwervers. Zij hebben alles of niets. De zwervers leven van het afval van de rijken en de toeristen. De dure en mondaine Fransen winkelen en wandelen in de parken. Dat is leuk om te zien maar het is maar een klein stukje van de werkelijke wereld. De bedelende mensen, de zwervers, de bouwwerkjes langs de Seine en de bewoners van Javisy getuigen van een andere kant van het leven. De vooroordelen die ik gisteren had over de Arabische burgers beginnen af te nemen. Zij houden Parijs draaiend. Ze zijn vervreemd van hun eigen cultuur en sappelen om rond te komen. Drank is ook voor hen een vluchtmiddel dat enig soelaas biedt in hun troosteloos bestaan. De aardige Arabische familie waar ik vanavond bij at in hun eettentje gaf een heel ander beeld te zien. Ze waren aardig voor elkaar en hadden erg veel belangstelling voor mijn reis, mijn familie en mijn afkomst. Ik leer veel bij zo onderweg.
Sermaises, woensdag 17 mei. De kracht van de Maan. Dit broze vat dat u keer op keer leegt en steeds weer vult met vers leven. Dit fluitje van riet dat u over heuvels en door dalen heeft meegedragen en waardoor u eeuwig jonge melodieën heeft geblazen… Uw oneindige giften kan ik slechts in mijn kleine handen opvangen. Eeuwen gaan voorbij en nog steeds schenkt u en er is nog steeds ruimte te vullen. Tagore.
De mens wikt, God beschikt. Ik zit in een plaats die ik niet gepland had. Ik kwam uit in Méréville nadat ik ongeveer veertig kilometer had afgelegd omdat ik twee keer verkeerd gelopen was. Het GR-pad 111 liep dwars door de velden en de bossen. De eerste keer dat ik fout liep volgde ik een b-variant en kwam ik in het verkeerde dorp uit. Dat hield in dat ik een uur terug moest lopen. De tweede keer zat ik aan de verkeerde kant van de autoroute die ik een eind verderop zag lopen
omdat ik de kaart op zijn kop gehouden had. Zodoende ben ik met gevaar voor mijn leven de vierbaans-autoroute over gestoken. Dat viel niet mee met een zware rugzak om. Om een uur of zes ben ik pas in Méréville aangeland. Alle winkels waren dicht en de hotelletjes waren dichtgetimmerd. Ook reden er geen bussen vanaf hier zoals vermeld in het gidsje. Volgens de eigenaresse van het café zou er vijf kilometer verderop een hotelletje zijn. Ik ging dus maar weer lopen. Volgens een tegemoet komende wielrenner (die kennen de omgeving goed) zou er van een hotel hier in de buurt geen sprake zijn dus ging ik weer terug naar het dorp. Er zou ook nog een gite zijn, maar die bleek alleen te huur voor meer dan een week, dus liep ik weer twee kilometer de berg terug op, langs prachtige forelvijvers met veel kwakende kikkers. Om een uur of acht belandde ik weer in hetzelfde café, volkomen uitgeput en zonder eten. Ik nam een biertje en gelukkig kwamen er pinda’s uit een ouderwets automaatje. In het café hield men zich op allerlei manieren bezig met gokken: via de computer en de telefoon, met krassen, kaartjes kopen, etc.. Ik snapte er geen bal van. Men ging er volkomen in op. Het bier zakte gelijk naar mijn benen en ontspande me wat. Ik besloot desnoods op de vloer van het café te slapen want ik kon geen poot meer verzetten. Jong en oud hadden alleen maar oog voor het gokken, inclusief de eigenaresse. Ze belde intussen wel diverse mensen op maar ik kon niet verstaan wat ze zei omdat ze heel snel praatte en ik ook wat waziger geworden was van het bier en de honger. Het hotelletje waar ze het over had bleek vol te zitten. Er zou er twintig kilometer verderop nog eentje zijn en ze zei dat iemand mij daar naar toe zou brengen. Ik wachtte geduldig, al lang blij dat er iets voor me geregeld was en nam nog maar een biertje. Ik zou gelukkig niet buiten hoeven te slapen.
Tegen tien uur kwam een echtpaar van een jaar of dertig me ophalen. Ik hoefde niets te betalen en mijn rugzak werd voor me meegenomen naar de auto, een dikke Mercedes. Ik werd met alle égards behandeld en moest voorin gaan zitten.
De vrouw achterin vroeg waar mijn reis uiteindelijk naar toe ging en ik vertelde van mijn plannen. Ze vertelde dat hun stadje ook een pelgrimsoord is vanwege een in een boom gegroeide Maria met kind. Ik begreep het verhaal eerst niet helemaal omdat ik dacht dat het iets met een blikseminslag te maken had maar ze brachten me er eerst naar toe om het te laten zien. Eerst zag ik het niet zo goed, waarschijnlijk door de vermoeidheid en het bier maar toen ik goed keek kon ik het beter onderscheiden. Er stond een hek voor het parkje. Ze reden nog een stuk om langs iemand die er waarschijnlijk documentatie over zou hebben maar dat bleek niet zo te zijn. Naar wat ik er van begreep moet het in alle kranten en tijdschriften gestaan hebben. Ik kreeg er wel kippenvel van, ook omdat de mensen zo verschrikkelijk aardig waren. De vrouw zei dat ze kippenvel van mij kreeg omdat ik helemaal naar Santiago zou lopen en dat ze zelf heel bang zou zijn als vrouw alleen. Ze wensten me alle goeds en Goddelijke bijstand en zetten me af bij een klein caféhotel.
Een aardige jonge vrouw, die zo te merken de eigenaresse was, wees me mijn kamer en vroeg of ik nog wilde eten. In een zaaltje achter het café kreeg ik een bord kale macaroni met een immense kotelet maar het smaakte me geweldig. De andere gast was iemand die zijn eten en sigaretten in het rond gooide, smakte en slurpte, rare geluiden en bewegingen maakte en die de honden van zijn bord liet mee-eten. Ik vroeg me af of het misschien een gehandicapte broer van de eigenaresse was die hier ook woont en of hij het Syndroom van Gilles de la Tourette had. Hij werkte in ieder geval een beetje op mijn lachspieren. Ik zag onszelf zitten zo met zijn tweeën in het best wel grote eetzaaltje. Op de muur van de eetzaal was hetzelfde bos op het behang te zien als in het huis in Rotterdam waar
ik vroeger woonde. Het was een erfenisje van de vorige bewoners. Wegens gebrek aan energie vanwege drie jonge kinderen en een slecht huwelijk heeft het daar
jaren op de muur gezeten. Kinderen vonden het erg mooi. Het was alsof we daar op dat bovenhuis in het Oude Westen van Rotterdam een beetje in het bos woonden. In het café van het hotel werd muziek van Adamo gedraaid. Ik voelde me volmaakt gelukkig. Wat een vreemde en lange dag was dit. Op de gang is een badkamer met een bad op pootjes. Het bed is erg ouderwets maar schoon en het heeft een behoorlijke vering. De indrukken die ik van vandaag heb zijn overweldigend. Dat je niet alles in één hand kunt vatten is overduidelijk. Ik heb prachtige landschappen gezien, meer gelopen dan ik eigenlijk aankon en erg aardige mensen ontmoet vandaag. En dan nog die in een boom gegroeide Maria wat je misschien zou kunnen opvatten als een teken van God. Het kan niet op. Ik hoop dat hier bussen of treinen rijden zodat ik morgen weer een beetje op de goede route uit kan komen want ik ben wel enigszins afgedwaald.
Malesherbes, donderdag 18 mei. Je buitenwereld is de exacte weerspiegeling van je binnenwereld. Het volmaakte lichaam is het getrouwe evenbeeld van de volmaakte ziel. Maharshi.
Er zijn dus geen treinen of bussen in Sermaises. Er rijdt een bus vroeg in de ochtend richting Pithiviers en ’s avonds eentje terug. Het station was bijna volledig verroest en de bushokjes zouden ze beter als hangplekken voor jongeren kunnen gebruiken want het is zonde om ze zo leeg te laten staan. Ik had de keuze tussen zestien kilometer langs de grote weg naar Pithiviers lopen of meer oostelijk, via Malesherbes, langs een groene weg te gaan. Volgens de kaart zou daar een spoorlijn lopen en dan kan ik er misschien de trein naar Pithiviers nemen. Langs een snelweg lopen leek me niks en het gaat me tenslotte om het onderweg zijn en niet om de kortste route. Een avond van tevoren plannen ging dus ook al niet meer op. Ik dacht dat ik al veel water bij de wijn had gedaan voor wat betreft het willen beheersen van de dingen maar het kan blijkbaar nog beter.
Niet al te vrolijk begon ik aan de wandeling. Ik voelde me ook best nog moe na de zware en lange dag van gisteren.
Vanochtend had ik de keuze uit één kaart van Sermaises die ik dan ook maar gekocht heb voor het thuisfront. Op de kaart staan drie afbeeldingen: de tennisbaan, het winkelcentrum dat niets voorstelt en de heilige maagd in de boom die je op deze kaart goed kunt onderscheiden. De mevrouw in de winkel geloofde er zelf niet in zei ze. Het verhaal was al tien jaar oud maar het scheen destijds wel bezoekers te hebben getrokken. Ik vind het leuk dat ik er zo toch een aandenken aan heb. Na een half uur stappen begon het eerst te motregenen en daarna te plenzen en ik vroeg me af of dit weer te maken had met het thema van vandaag: zo binnen, zo buiten. De buitenwereld weerspiegelt je binnenkant. Ik dook het kreupelhout in omdat alles nat begon te worden, trok het grote stuk plastic dat ik voor noodgevallen bij me heb over mezelf en mijn rugzak heen en vroeg me af of ik het ook nodig gehad zou hebben als ik het niet meegenomen had. Alles waar je bang voor bent overkomt je, heb ik eens gelezen. Ik zat er meer dan twee uur omdat de onbeschutte weg me ook niet aantrok. Alles werd op den duur vochtig en kil en mijn schoenen waren zeiknat. Ik zou mezelf zo op de foto gezet moeten hebben. De elementen vallen zeker niet te beheersen. Een route denk ik te kunnen plannen en zelfs dat komt niet altijd uit maar het koren hier op de velden zal toch ook moeten groeien. God kan niet met alles rekening houden en wat is er nou belangrijker? Toen het weer wat begon op te knappen waagde ik het er op. Ik verkleumde nogal. Gelukkig verscheen de zon en waaide ik wat droog. De weg was recht en eindeloos tussen de enorme graanvelden en ik hield de pas erin met het zingen van kinderliedjes, eindeloos dezelfde herhalend. Vooral ’’Hansje pansje kevertje die klom eens op een hek. Neer viel de regen die spoelde Hansje weg. Op kwam de zon, die maakte Hansje droog. Hansje, pansje, kevertje die klom toen weer omhoog” was favoriet de rest van de dag.
De laatste kilometers die ik door wat industriegebiedjes liep maakten me niet vrolijker. Toen ik uiteindelijk nog klam en met natte schoenen bij het stationnetje arriveerde waar wel treinen reden, bleken die alleen terug over Parijs naar andere plaatsen te gaan. Na twee keer in Gent te zijn geweest had ik me voorgenomen niet meer terug naar dezelfde plaats te gaan. Om via Gare du Nord weer terug te gaan naar Pithiviers leek me al te gek nu ik na Parijs al dagen onderweg was. Alsof dat niks was! Ik dronk wat mistroostig thee in het goedkope caféhotelletje tegenover het station en monsterde de bezoekers en de inrichting. Er zaten weer veel sterke drank drinkende mannen aan de bar en ze waren weer allemaal bezig met gokken. Het maakte me er niet vrolijker op maar omdat alles klam aanvoelde besloot ik hier een nachtje te blijven. Omdat er geen prijslijsten hingen probeerden ze me weer eerst de duurste kamer aan te smeren. Toen ik aandrong en wees op het feit dat ik een pelgrim was bleken ze toch weer iets goedkopers te hebben ook zonder de televisie waar ik echt geen behoefte aan heb. Een wc en een douche op de gang vind ik goed genoeg. Vaak is er wel een bidet op de kamer, zo ook hier, wat ik een zeer goede gewoonte vind van de Fransen want dat kan namelijk dienst doen als toilet. Het is daar wel niet voor bedoeld, maar ik moet te vaak plassen ’s nachts.
Nadat ik me wat opgeknapt had verkende ik het stadje dat betere toeristische tijden gekend moet hebben gezien de vele dichtgespijkerde winkels en hotelletjes. Het enige dat nog floreert zijn de telefoonwinkels en de makelaarskantoren. De meeste restaurantjes worden door allochtonen gedreven. Ik bezocht eerst de St. Martinuskerk die heel uitnodigend was met brandende kaarsen, zwaar geurende lelies en Gregoriaans gezang van cd. Ik schreef een gebed op in het gastenboek en werd overvallen door verdriet toen ik in de verder lege kerk ging zitten. Ik voelde me klein, week en zonder kracht om door te gaan na de doorweekte
wandeling van vandaag en de zware dag met alle emoties die ik gisteren had. Ik bad een tijd op een knielbankje en stak een kaars aan. Het knielen en mijn hoofd buigen maakte me nederig. Dat gevoel zit dus in het gebaar opgesloten. Het is een vorm van je overgeven en toegeven dat je het zelf niet allemaal in de hand hebt. In mijn gebed gaf ik toe dat ik het moeilijk had en mijn tocht zwaar vond. Ik zocht hulp en die kreeg ik ook zodat er weer energie in me ging stromen. Daarna voelde ik me een stuk lichter en ik zat nog een tijd in het stille parkje in de buurt van de kerk en genoot van de mooie avond. Mijn stemming knapte behoorlijk op.
In het enige café-restaurant dat open was werkte vier man personeel alleen voor mij want andere eters waren er niet. In het aangrenzende café waar ik een paar wijntjes dronk omdat het restaurant nog niet open was hielden de bezoekers zich bezig met de televisie. Ze keken naar een quiz met forse prijzen en leverden onderling commentaar. Het gokken biedt hier en elders blijkbaar voor veel mensen kansen op een beter bestaan en zorgt voor spanning in hun misschien verder wat saaie leven. Het zijn ook maar gewone mensen die de prijzen winnen. De achterliggende gedachte zal wel zijn dat het jou ook kan overkomen. Gisteren dacht ik dat ze zich daar alleen maar mee bezig hielden in het café waar ik neergestreken was door het beperkte zicht dat ik had door de sores die ik zelf op dat moment had. Later begreep ik dat ze wel degelijk op dat moment met mij begaan waren en me zelfs verder hielpen. Ik moet ook geen oordeel vellen over dit soort vertier omdat het mijzelf absoluut niets zegt. Ieder mag zijn/haar eigen dromen hebben.
In het zaaltje waar ik zat konden zeker honderd mensen. Alles werd supervers, met grote zorg opgediend en voor een zeer bescheiden prijs. De tranen sprongen in mijn ogen bij zoveel toewijding en vriendelijkheid. In het hotelkamertje
nestelde ik me tussen de schone lakens met overal rondom me levensgrote hortensia’s: op de muren, de kasten, het plafond en de sprei. Ze doen me denken aan de hortensia’s bij ons in het kleine voortuintje in de Kamperfoeliestraat dat in de schaduw lag. Alleen de vloer hier is effen. Misschien lijkt de buitenwereld nu ook weer zonniger doordat ik zelf weer wat positiever ben. Ik prijs mezelf gelukkig met het mobieltje waardoor ik in staat ben even de vertrouwde stem van Joop te horen. Zonder zijn steun zou ik het vast niet volhouden zoals de mevrouw in de winkel vanochtend ook al zei. Ik vond het wel grappig dat Joop zei dat ik helemaal niet goed liep omdat ik veel te oostelijk ben gegaan. Hij snapt nog niet dat ik de weg niet uitkies maar de weg mij. Dat het me niets meer uitmaakt waar ik terechtkom als ik maar onderdak heb. Dat ik blijkbaar precies op het juiste adres aankom ’s avonds en de juiste mensen ontmoet voor die dag. Hij zou ook niet snappen dat ik zo veel om hulp bid in de kerken op mijn pad maar dat is hij ook niet gewend van mij. Het lijntje naar boven en het telefoonlijntje met hem heb ik hard nodig om mijn weg verder te kunnen gaan.
Phitiviers, vrijdag 19 mei. Het lichaam is slechts het uiterlijk omhulsel van de geest. Het moet doen wat de geest hem opdraagt. Vivekananda.
Dit was een hele zware dag, zowel lichamelijk als geestelijk. Ik verwenste onderweg het tekstje. Hoewel ik in eerste instantie goed van start gegaan was met een gedetailleerde kaart van de VVV ben ik toch weer ergens anders uitgekomen dan ik vanochtend gedacht/gepland had. Ik ben wel door een prachtig, heuvelachtig landschap gekomen waar veel wandel- en crossfietspaden lagen. Ik ben vanochtend maar twee mensen tegengekomen en vanmiddag langs de Essonne afgezakt. Er ligt niet voor niets een GR-pad langs. Ik kwam door slaperige dorpjes met vriendelijke mensen. Toen de rivier zich vertakte ben ik de mist in gegaan en heb
ik het verkeerde stuk gevolgd waardoor ik veel hoger uitkwam dan ik gedacht had. Toen ik echt niet meer wist waar ik was liep ik ineens op een weggetje midden in een veld dat de rue de St. Jacques heette. Het eindigde midden in het veld op een kerkhof. Hier eindigden vroeger de pelgrims die onderweg dood bleven. Ik kon er op dat moment de humor nog wel van inzien maar diezelfde humor liet me later in de steek toen ik helemaal niet meer wist waar ik was en er geen dorpjes meer te bekennen waren. Ik heb een tijdje de telefoonpalen langs de karrensporen door het veld gevolgd. Nog minder leuk werd het toen het ook nog ging regenen en het intussen al zes uur was.
Toen ik eindelijk weer een gehucht bereikte dat ik op de kaart kon traceren bleek ik behoorlijk afgedwaald te zijn en nog tien kilometer van Pithiviers af te zitten. Met de blik op oneindig en met de steentjes van Marieke en Caroline in beide handen liep ik stug verder. Ik durfde niet te gaan zitten, bang dat ik niet meer
overeind zou komen. De geest is in gedachten sterker dan het lichaam. Ik probeerde te liften maar dat lukte niet. De mensen reden me straal voorbij. De chambre die er volgens de bordjes in het prachtige dorpje boven op de berg zou moeten zijn bleek er niet (meer) te zijn. Pithiviers leek nog mijlenver weg terwijl het al zeven uur was. Toen ik in een bochtje mijn rugzak even op de grond zette kwam er een auto de bocht om met een vrouw erin die me even aankeek. Ik stak mijn duim op en goddank stopte ze. Ze vertelde me dat ze nooit lifters meenam uit angst maar dat ze toen ze in mijn ogen keek hierop een uitzondering maakte. Ze werkt vijftig kilometer verderop in een bloemenboetiek. Veel keus in werk heb je niet in deze streek. Ze maakte een omweg om me naar Pithiviers te brengen nadat ik haar mijn verhaal verteld had en zette me af bij een tweesterren hotel
waar ik gelukkig ook met mijn creditcard kan betalen want ik heb geen contant geld meer. De geldautomaten werken nog steeds niet. Ik ben nog nooit zo blij geweest met het vervoer met een auto (tien kilometer met een auto gaat snel!) en met mijn creditcard (voor eten en onderdak). Ze zijn vriendelijk in het hotel en kijken me niet aan op mijn nogal modderige outfit. Ik kan hier eten en ik heb een eigen ligbad waar ik zo meteen uitgebreid van ga genieten. Het zal mijn vermoeide, stramme spieren goed doen.
Orléans, zaterdag 20 mei. Zoals een moeder een lamp aansteekt om de kamer te verlichten, oh Meester, laat aldus in mijn hart het licht der waarheid aangaan. Yesudian.
Dit was een dag dat alles goed ging en iedereen aardig was na een rustige nacht in een goed bed. Wat een luxe vanochtend: een warm bad voor mijn stijve spieren en dan eindelijk een geldautomaat die het deed zodat ik me niet meer zo arm voelde. Ik prees mezelf dan ook gelukkig met mijn eigen creditcard en mijn eigen bankrekening waarmee ik het wat duurdere hotel kon afrekenen. Dat is toch ook het resultaat van de ambities die ik in mijn leven verwezenlijkt heb. Ik heb er hard voor gewerkt, dat wel.
Het was weer zonnig en het was marktdag in Pithiviers. De binnenstad ligt boven op een berg. Je ziet de stad dan ook van veraf liggen. Ik bezocht de kerk en werd aangesproken door de pastoor toen ik naar een wat somber schilderij dat me fascineerde stond te kijken. Hij legde een hand op mijn schouder en vertelde dat het een pelgrim was die hier in Pithiviers neergestreken was na vele omzwervingen en die hier de kerk gebouwd had. Toen ik hem van mijn reis vertelde vroeg hij wat ik het moeilijkste vond en of het moeilijker was met warm of koud weer.
Ik voelde me helemaal warm worden bij de oprechte belangstelling en het gemeende ’bon courage’ voor de rest van mijn reis. Het voelde aan alsof ik niet meer alleen op reis was. Ik voel me steeds meer een echte pelgrim worden die geleid wordt. Mijn hart en mijn weg worden daardoor lichter. Ook de vele mensen die naar de markt kwamen groetten me vriendelijk alsof ik een bekende was en wensten me smakelijk eten toen ik in een klein parkje mijn stokbrood en mijn aardbeien zat te eten. Het gaf me een vrij gevoel en dat was waarschijnlijk ook precies het beeld dat zij van mij hadden toen ze me zo met mijn rugzak naast me op het bankje zagen zitten.
Ik heb een bus naar Orléans genomen. Zowel lichamelijk als geestelijk was ik een beetje aan het eind van mijn Latijn en ik wilde het mezelf niet nog moeilijker maken. Er ligt veel bos voor Orléans. Bovendien heb ik veel omzwervingen gemaakt de laatste dagen en heb ik in Blois afgesproken met Mieke. Ik wil ook graag wat meer tijd in Orléans doorbrengen en nog een stuk langs de Loire lopen. Ik genoot van de busreis die door de uitgestrekte bossen ging. De mevrouw van de VVV informeerde telefonisch voor me bij de jeugdherberg die aan de Loire ligt. Voor honderdvijftig francs kan ik drie nachten blijven. Ik besloot die rust dan ook maar te nemen omdat ik voel dat ik het nodig heb. Ik voel me goed maar moe en erg emotioneel. Omdat ik pas om zes uur bij de jeugdherberg naar binnen zou kunnen verkende ik noodgedwongen de stad met mijn rugzak om.
In de prachtige kathedraal van St. Croix stak ik bij een prachtig beeldje van St. Christophe (de beschermer van de reizigers) een grote kaars op uit dankbaarheid en bad om kracht en bescherming voor de rest van mijn reis. Ik bad ook voor mijn goede vriendin Erica die me de Christoffel gaf die aan mijn hals hangt. Ik vond het jammer dat ze er geen ansichtkaart van hadden om naar Erica te
sturen. Ik bezocht nog diverse andere kerken die allemaal sporen dragen van pelgrims in de vorm van heiligen, relikwieën, gedenkstenen, beelden, teksten, schilderijen, aankondigingen van bedevaartstochten etc.. Eén tekst in een kerk trof me recht in mijn hart: ”Worden wie je bent”. Zou dit met de tekst van vandaag te maken hebben? Het kan geen toeval zijn. Ik kom steeds dichter bij mezelf op deze tocht. Vlak voordat ik de tekst in de kerk zag hangen was ik naar de kapper geweest en had mijn haar laten millimeteren. Onder mijn altijd geverfde haar bleek het helemaal grijs te zijn. Ik verberg het niet langer meer dat ik ouder ben geworden. Dit is de dag van de waarheid. Ik bad nog een tijd in de kapel die gewijd is aan de Notre Dame de La Salette en probeerde mijn emoties wat onder controle te krijgen. De tranen bleven maar stromen. Het leek een vloed van jaren maar het luchtte wel op. Ik voel me nu een echte pelgrim en geen toerist meer.
Het afscheren van je haar staat voor monniken voor het onthechten van aardse zaken. Ik besloot om verder zo eenvoudig mogelijk te leven in deze stad en dat betekent geen alcohol en eenvoudige, goedkope maaltijden met weinig vlees. De Aziatische quick service bood een prima maaltijd op maat. In de jeugdherberg zit een buslading Engelse jongeren maar ik heb gelukkig een vierpersoons kamer voor mezelf alleen. Morgenochtend wil ik eerst naar de mis in de kathedraal.
Joop vertelde dat hij vandaag in Ronse had gefietst in de buurt waar ik gelopen had. Hij was ook naar de opening van de expositie van jonge kunstenaars geweest in de Prins van Oranje. Het werk van Coen hing er en dat van Caroline. Coen zal opgelucht zijn dat het eindelijk zover was. Hij was erg gespannen en voelde zich verantwoordelijk voor het geheel. In de kerk heb ik vanmiddag zes kaarsen opgestoken voor de kinderen en gebeden bij St. Joseph voor Reineke, Coen, Thijs, Marieke, Caroline en Jezmin, ook omdat ik het moeilijk vind hen los te laten door middel van deze reis. Zelf voelen ze dat ook zo. Ze moeten op
eigen benen staan en zijn zich ervan bewust dat mijn stap om een tijdje weg te gaan ook een stap voor hen is waar ze volledig achter staan ook al vinden ze het moeilijk. Er is genoeg support dus van hen. Ik heb gebeden of ze op hun weg het spirituele verder mogen ontwikkelen en zich onderdeel mogen voelen van het geheel en verder hun eigen weg mogen vinden. Ik heb er ook voor gebeden dat Joop de kracht krijgt om zijn angsten onder ogen te zien en er niet voor weg te lopen. Ik hoop dat zijn angst om mij hem niet zal overheersen en hij meer vertrouwen krijgt in mijn reis en de mensen.
Orléans, zondag 21 mei. De wereld kan alleen maar goed en zuiver zijn als ons leven goed en zuiver is. Wees zuiver en kalm en bedaard; de geprikkelde ziel kan het Zelf niet weerspiegelen. Vivekananda.
Wat een rijke dag! Ik bezocht eerst de mis in de kathedraal, daarna het Museum van Schone Kunsten (met een schitterende collectie schilderijen en prachtig beeldhouwwerk) en daarna de Franse film ’Beau travail’, een recente festivalfilm die in 2000 te zien was in Cannes. Het is een poëtische film over de Fransen in Noord-Afrika. Het is eigenlijk een gruwelijke film. De strijd van het individu met zichzelf en de groep wordt prachtig verbeeld: het machogedrag tegenover de gevoelsstrijd in een man. Jongens hebben het in die zin veel moeilijker dan meisjes. Ze zijn minstens zo gevoelig maar moeten zichzelf in de loop van hun leven veel geweld aandoen om hun zachte kanten eronder te krijgen. Vrouwen mogen die in ieder geval nog tonen en kunnen dichter bij zichzelf blijven. Het is gelukkig een film van weinig woorden waardoor ik het goed kon volgen. De film paste helemaal in het kader om inzicht te krijgen in de cultuur hier. Je ziet hier veel Noord-Afrikanen lopen en ook in de horeca zie je de invloed terug. Ik ben een beetje op krachten gekomen vandaag. In de kerk vanmorgen moest ik mezelf
voortdurend tot de orde roepen om mijn emoties een beetje onder controle te houden. Dit soort dagen zijn zo’n beetje de meest ontspannen dagen van mijn pelgrimstocht maar ze vormen toch een wezenlijk onderdeel van mijn reis. Door de cultuur te ervaren leer ik de omgeving en de mensen beter kennen en dat heeft weer invloed op hoe ik de dagelijkse dingen bekijk en ervaar. Bovendien heb ik blijkbaar af en toe een cultuurshot nodig. In mijn eentje in de natuur houd ik het (nog) niet zo lang achter elkaar vol. Ik ben ook nog geen andere pelgrims tegengekomen.
Het thema van de kerkdienst sprak me erg aan. Het was de opdracht uit een brief van Johannes om lief te hebben. Het is niet zo simpel als het gezegd wordt. Kijk alleen al naar je relatie met je partner en de kinderen. Die staat vaak onder druk. Liefhebben en vergeven is niet zo eenvoudig. In verschillende talen werden teksten voorgelezen door mensen met verschillende culturele achtergronden. Dat maakte het universeel. De priester werd bijgestaan door een meisje. Ik wist niet dat dat kon. Ze deed het waarschijnlijk nog maar pas, maar ze werd vriendelijk geholpen door de volwassenen en de andere geestelijken. De kinderen die de dienst bijwoonden gingen halverwege weg, kwamen aan het eind van de dienst terug en lieten de priester hun tekeningen zien. Ze hoefden zodoende geen uur stil te zitten, iets wat ik als kind erg moeilijk vond. Ik doodde de tijd door tekeningen te maken op mijn moeders suède jasje. Voor de kerk was een racecircuit uitgezet. De priester deed daar niet moeilijk over. Hij vond dat je van alle dingen in het leven moest genieten en je moest kunnen vermaken. Het was ook nieuw voor mij om dat te horen uit de mond van een geestelijke. Er zijn blijkbaar al veel dingen veranderd in de kerk, waarschijnlijk ook noodgedwongen omdat er anders geen kerkgangers meer zullen zijn. Later op de dag liep ik nog een kerk in waar een communiefeest aan de gang was. De
kerk zat propvol met ouders, kinderen, familie en vrienden. Vaders reden achter in de kerk met kinderwagens met de allerkleinsten. Het zag er wel feestelijk en ontspannen uit. De meisjes hadden mooie jurkjes aan en de jongetjes zagen er deftig uit.
Orléans is een prachtige stad om een beetje in rond te wandelen. De stad is doortrokken van Jeanne ’d Arc. Op het Place Martroi staat een gigantisch standbeeld van haar te paard. Het ziet er zeer krijgshaftig uit. Ze ging wel erg ver in haar geloofsbeleving en haar strijd. En dat voor een vrouw. Veel in Orléans herinnert ook aan de bedevaartroute. Er zijn veel gedenktekens van bedevaartgangers in de kerken. Eeuwen terug al bezochten de pelgrims die de Via Turonensis (de route via Tours) namen de Heilige Kruiskerk om de miskelk van de bisschop Evurtius te zien, zo staat in de eeuwenoude Gids ’Liber sancti Jacobi’ beschreven. Toen deze bisschop in de vijfde eeuw de mis vierde verscheen zichtbaar voor de aanwezigen hoog boven het altaar in menselijke vorm de hand van de Heer en alle handelingen die de bisschop verrichtte werden door de hand nagebootst. Toen het misoffer was voltooid verdween de hand. Hierdoor begreep men dat wie de mis ook leest, het altijd Christus zelf is die de mis opdraagt. Verschillende relikwieën zijn dan ook in deze stad te bezichtigen in verschillende kerken. In boeken van pelgrimsbroederschappen werd de reis over Orléans nauwkeurig beschreven. De broederschap van Orléans die voor het merendeel uit pelgrims bestond telde in 1783 nog achtentachtig leden. Veel pelgrims gingen ook over Chartres waar de legende van St. Jacob en Karel de Grote in een glasraam van de kathedraal te zien is. Het Itinerarium van Brugge uit de veertiende en vijftiende eeuw heeft veel informatie over de verschillende wegen en halteplaatsen. De rue Saint-Jacques loopt vanuit het centrum van Parijs naar Etampes en Orléans en schijnt een van de oudste routes te zijn voor de pelgrims uit het noorden. Dat is ook een reden dat ik voor deze weg gekozen heb naast het willen bezoeken van
deze stad. Jammer genoeg zijn juist die oude paden grote wegen geworden en is het moeilijk om alternatieve paden te vinden waardoor mijn reis erg afmattend en spannend is. Ik had het mezelf makkelijker kunnen maken door over Le Puy of Vezelay te gaan.
Ik heb hier een groot aantal kaarten gekocht om aan familie en vrienden te schrijven. Het voelt alsof dit een breekpunt is in mijn tocht. Mijn ziel vindt een beetje rust en ik begin mijn tocht een beetje te begrijpen. Dat wil ik graag delen met hen. Ik voel hun aandacht en liefde. Het sterkt me. Vannacht heb ik slecht geslapen. Ik was erg onrustig en ik droomde voor het eerst deze reis veel over de kinderen. Ik was ook sterk met hen bezig geweest in gedachten. Dat is waarschijnlijk nu pas voor het eerst omdat ik daarvoor zo’n beetje aan het overleven was en niet toe kwam aan andere dingen. Ik was gefixeerd op de weg en het vinden van onderdak. De Engelse kinderen hielden zich overigens zeer rustig vannacht maar ze vertrokken vanmorgen vroeg. Dat hoort een beetje bij een jeugdherberg. Nu zitten er geloof ik niet veel mensen meer want ik hoor bijna niets op de gang.
Orléans, maandag 22 mei. Bouw geen prachtige luchtkastelen, die tenslotte in het niets verdwijnen. Sabhapatti.
Ik heb vandaag uitgeslapen tot tien uur en goed geslapen. Het was erg rustig in de jeugdherberg. Op het martelaarsplein in het hart van de stad, met zicht op Jeanne ’d Arc, heb ik op een bankje kaarten geschreven. Het is prachtig weer. Ik ben weer helemaal tot rust gekomen. Vanmiddag ben ik naar de overkant van de Loire gewandeld naar de vallei van de Koningen, met een oude aftakking van de Loire. Het is een prachtig gebied met veel kassen en tuinderijen en oude kastelen,
veel vergane glorie ook. Ik heb een uur of vier gewandeld. Het is prettig om zo zonder rugzak te wandelen. Hoewel sommige tenen er nogal beroerd uitzien geven ze me eigenlijk geen noemenswaardige last. Ik heb goede moed op morgen. Ik wil de dertig kilometer naar Beaugency halen waar ook een jeugdherberg is. Die heb ik bij wijze van uitzondering eerst gebeld om te vragen of er plaats is. Dat is een hele zorg minder met het op stap gaan. De route moet ook niet al te moeilijk zijn. Het GR-pad 3 loopt er langs. Hier in Orléans is het in ieder geval gemarkeerd. Mieke heeft vanavond gebeld. Volgens plan komt ze vrijdag aan in Blois. Ik zal haar opwachten op het station met mijn mobieltje aan voor als er iets mis gaat. Ze heeft er zin in en ik ook. Het lijkt me een goede afwisseling en ik zal weer even Nederlands kunnen praten. Ik ben blij met wat afleiding en om even niet zo alleen te zijn. Het zal wel weer wennen zijn daarna. Joop belde me ook vanavond. Hij zag het wel zitten om even langs te komen met de TGV die ik hier vanuit mijn zolderraam in de verte langs hoor scheuren. Hij dacht dat het voor mij niet zo hoefde. Rare jongen hoor! Wat die allemaal in zijn hoofd heeft. Ik heb hem maar weer eens uitgelegd dat mijn tocht geen vlucht van hem weg is. Hij begrijpt het niet helemaal. In het museum heb ik een boekenlegger voor hem gekocht (die weegt in ieder geval niet veel) met een afbeelding van het bruidspaartje uit het Hooglied van Marc Chagall. Hoe moeilijk het soms ook is en gaat, ik voel me erg verbonden met hem. Een relatie hebben betekent gewoon hard werken. Het blijft niet vanzelf goed gaan. Het is ook een mogelijkheid om te groeien, alleen gaat die groei schoksgewijs en je loopt niet altijd in hetzelfde tempo en in dezelfde pas om maar eens in termen van mijn voettocht te spreken. Boeiend blijft het wel. Joop is wel blij dat het weer goed met me gaat en adviseert me niet te lang achter elkaar in uitgestrekte gebieden zoals de Landes te lopen.
Dat ben ik ook niet van plan. Ik heb de laatste dagen wel erg relaxed en vakantieachtig doorgebracht. Ik ben benieuwd wat ik nog allemaal tegen zal komen onderweg en van mezelf. Ik ben nog niet klaar. Ik durf niet te hopen dat alles zo goed blijft gaan als nu. Ik wil me zeker indekken voor als het weer zwaar wordt. Het thema van de dag over de luchtkastelen heeft zeker te maken met mijn realiteitszin. Misschien zou ik juist wat impulsiever moeten zijn en mijn gevoel meer moeten volgen. Daar droomde ik vannacht ook over. Ik kijk vaak eerst een beetje de kat uit de boom, plan zo realistisch mogelijk en bereid me meestal goed voor. Misschien ben ik te realistisch waardoor ik kansen en gevoelens onbenut laat.
Beaugency, dinsdag 23 mei. U bent onsterfelijke geest, vrije geest, gezegend en eeuwig. U bent noch materie noch lichaam. De materie is uw dienares, u bent niet de knecht van de materie. Vivekananda.
Ik ben vanmorgen om negen uur gestart. Voor ik op pad ging heb ik eerst nog even een heerlijke grote bak café au lait gedronken en brood gekocht in een prachtig klein authentiek bakkerszaakje. Bij het koffie drinken buiten op het terras vielen de mooie vakwerkhuizen me op. In de stad is men overal bezig om de straten op te knappen. De bakkersvrouw zei dat het vast mooi zou worden voor haar zaakje maar ze had nu een enorme bouwput voor haar huis. Ze kijkt uit op de Loire die schuin beneden haar ligt. Op de borden die bij de bouwput stonden was geschreven dat er een megabioscoop zou komen. Ik vroeg of ze niet bang was voor het uitzicht maar ze dacht dat het wel mee zou vallen. Het viel me weer op hoe aardig de mensen hier zijn en hoe bereid ze zijn een praatje te beginnen. Zelfs met mijn gebrekkige Frans hebben ze geduld. In de stad liepen veel alternatieve jongeren, waarschijnlijk omdat er hier een aantal kunstacademies is. Ze zijn van het type jongeren dat er zo uitziet als mijn kinderen. Het
voelde vertrouwd en maakte de stad levendig.
De route was aanvankelijk goed te volgen maar later waren de roodwitte streepjes meer uitzondering dan regel en sloeg ik af en toe een verkeerd pad in. Ik was al gewaarschuwd door de Amsterdamse wandelwinkel ’Pied à terre’ dat de route slecht bijgehouden was. Ze hadden me zelfs ontraden om het Engelstalige gidsje bij hen aan te schaffen omdat het niet meer up to date was. Ze bleken jammer genoeg gelijk te hebben. Af en toe keek ik om naar Orléans. Ik heb er genoten. Je hecht snel aan een plek, merk ik. De hondenpoep aan de Loire en in de stad is er het minst leuke. Het lijkt wel of iedereen hier een hond of hondje heeft, vooral poedels, kleine keffertjes en hele grote honden. Het stikt ook van de winkels met attributen voor honden. Misschien komt de hond hier in plaats van het teruglopend kindertal. In één straat zag ik zelfs vijf winkels met dit soort zaken waaronder een zaak met hondengrafsteentjes en nep-bloemstukjes.
Er staan prachtige, soms hele grote bomen langs de Loire. De bloemen geven een overweldigende geur: jasmijn, vlier en goudenregen. Onderweg eet ik vaak wat vlierbloesem. Het is zuiverend en smaakt een beetje bitter. Het is goed voor de dorst en tegen een droge mond. Het pad ligt soms dicht tegen de Loire aan en soms hoog erboven zodat je ver langs de prachtige rivier kunt kijken. In de rivier liggen plakkaten met witte bloesem en er zijn veel vogels: zwanen, zwaluwen, meeuwen en sternen. Af en toe kwam ik een eenzame trimmer of wandelaar tegen. Met een trimmer die een tijdje met me opliep raakte ik in gesprek. Hij kende een minister uit Nederland en kwam er regelmatig, zei hij. Hij vond het erg dapper wat ik in mijn eentje deed. Hij deed zelf mee aan de Parijse marathon en sleepte daar ook wel eens prijzen mee in de wacht. Dat leek me ook een prestatie op zijn leeftijd van eenenzestig jaar. Hij was één van de vele aardige mensen die ik tegenkwam. Veel mensen zeiden onderweg iets tegen me, vroegen
of mijn rugzak lourd (zwaar) was en wensten me ’bon courage’ wat ik een mooie uitdrukking vind want moed blijf ik nodig hebben.
In Meung sur Loire hield ik mijn middagpauze. Het is een mooi stadje in Romaanse stijl met een bezienswaardig kasteel en een grote kerk. Er zijn mooie straatjes waar het water naar de Loire toe langs loopt en veel bloemen. Op een van de terrassen zat een hele groep uitgebreid te eten en te drinken. Ik vroeg me af of het een personeelsuitstapje was. Ik werd ook duidelijk gemonsterd met mijn rugzak. Af en toe zag ik wat mensen omkijken om me te taxeren. Dat is hier blijkbaar geen alledaags gezicht: een oudere vrouw, alleen met een rugzak. Toen ik de stad uit wilde liep ik weer eens verkeerd. Vanwege industriegebiedjes direct aan de rivieren kun je vaak niet langs de rivier blijven lopen. Het pad liep hier langs een kleine aftakking van de Loire dwars door een bos. Het was wel een romantisch stuk met kabbelend water en kleine stroomversnellingen. De ongeveer acht kilometer naar Beaugency kwam ik bijna niemand meer tegen behalve wat vissers. Vlak voor de stad vroeg ik de weg naar de jeugdherberg aan (alweer) een hondenuitlater. Er kwamen nog andere mensen (ook hondenuitlaters) bij staan en men ging met elkaar druk in discussie. Ik kon het allemaal niet meer volgen, zo rap in het Frans. Het leek ook wel of het al lang niet meer om mijn vraag ging. De verwarring werd nog groter toen ik het adres liet zien. Uiteindelijk ging een man zijn auto halen en bracht me via de stad terug een bergweg op die parallel liep aan de route die ik gelopen had naar de jeugdherberg. Het is zeker een kilometer of vijf van Beaugency af. Ik was hem zeer dankbaar, niet alleen omdat ik het na meer dan dertig kilometer lopen vandaag wel een beetje gehad had maar ook omdat ik het waarschijnlijk slecht had kunnen vinden en het al wat later werd. Vier kilometer de berg op lopen met je rugzak met zere voeten
kost me snel een uurtje en naar Beaugency zelf was het ook nog een paar
kilometer. Bovendien stond ook nergens aangegeven waar de jeugdherberg lag. De jeugdherberg bood gelukkig ook nog een warme maaltijd aan. Inclusief maaltijd en ontbijt is het honderdtwintig francs. Dat is goed te doen. De maaltijd bestond uit mals gestoofd vlees, een grote verse salade, aardappelen (voor het eerst sinds weken), kaas en yoghurt. Ik plofte haast van zoveel eten. De kaas en de yoghurt nam ik mee voor onderweg morgen. In de jeugdherberg zit een groep meisjes van een kappersschool uit België die hier een week lang kastelen en wijnkelders bezoekt. Het wijnproeven kan ik niet direct koppelen aan hun opleiding. De (house)muziek die ze bij zich hebben en die door de open ramen schalt is niet bepaald mijn lievelingsmuziek. Tot overmaat van ramp zingen ze ook nog luidkeels mee. Toch is zo’n beetje lawaai ook wel een welkome afwisseling na zo’n stille dag. De route voor morgen zal minder kilometers tellen dan die van vandaag. Ik wil ook nog even in de stad kijken omdat er aardig wat bezienswaardigheden zijn. Ik hoef Blois nog niet te halen omdat Mieke pas over een paar dagen daar aankomt. Mijn schoenen beginnen aardig wat slijtage te vertonen. Diverse naden zitten los en profiel zit er bijna niet meer op. Ze waren al oud voor ik wegging maar ze zaten zo lekker. Het ziet er naar uit dat ik hier niet mee in Santiago kom. Het zal ook vast niet zulk goed weer blijven als het tot nu toe geweest is. Mijn lange en wat dikkere afgewassen slobberbroek heb ik onderweg weggegooid. Hij had zijn dienst wel gedaan voor twintig gulden. Alles wat ik niet echt nodig heb laat ik achter of ik zal het aan Mieke mee terug geven. Ze zal mijn ritsbroek van thuis meenemen, zodat ik een korte en lange broek in een heb en dan kan ik ook mijn korte broek mee terug geven. Hopelijk blijft het de komende paar dagen redelijk weer, want het is de enige broek die ik nu heb. Zo zie je maar weer dat dit weer alles met het tekstje van vandaag te maken heeft. Alhoewel ik nog lang geen vrije geest heb leer ik toch steeds beter om de materie ten dienste te laten staan van mezelf en er geen slaaf van te zijn. Ik dacht dat wat oorspronkelijk in mijn rugzak zat onontbeerlijk was. Als ik nu zie wat er al uit
geknikkerd is zonder dat ik het mis blijkt een mens toch heel weinig echt nodig te hebben. Met het afnemen van mijn angst wordt mijn rugzak lichter en ikzelf dus ook. Het loslatingsproces gaat door.
St. Laurent des Eaux, woensdag 24 mei (twaalf uur). Door kommer en kwel waarschuwt de natuur de ziel dat de vreugden die zij geniet slechts zachte aanduidingen zijn van de werkelijke zaligheid van het bestaan. Aurobindo.
Ik leer steeds beter van het moment te genieten en los te laten waar ik naar toe ga, wanneer ik daar zal zijn en of ik wel onderdak zal hebben. Op dit moment zit ik in mijn hemd en korte broek en met mijn schoenen even uit met mijn rug naar een kerncentrale. De rest van mijn kleren ligt in de zon te luchten. Het is nog zo’n zeventien kilometer tot de volgende halteplaats. Ik hoor ongeveer om de vijftien seconden een vreemd signaaltje waarvan ik eerst dacht dat het een vogel was. Voor mij ligt een schattig klein dorpje in een enorm korenveld. De klok luidt. De route is in tegenstelling tot het tweede stuk van gisteren redelijk goed gemarkeerd. Gisteravond kwam de angst weer even op dat ik de weg kwijt zou raken of dat ik geen onderdak zou vinden. Die angst is nog niet helemaal weg. Ik zit met mijn rug tegen mijn rugzak geleund. Het is een stralende dag maar niet te warm om te lopen. Ik heb een dagvers stokbrood en een flesje melk. Een doosje aardbeien heb ik vanmorgen vroeg al opgegeten omdat het moeilijk te vervoeren is. Het stokbrood had ik dwars bovenop mijn rugzak gelegd. Wat heeft een mens nog meer nodig om gelukkig te zijn? Het thema van de dag houdt voor mij in dat de ziel af en toe een natuurramp nodig heeft om te beseffen wat voor kracht de natuur heeft en hoe machteloos een mens hier tegenover kan staan. Wij mensen redeneren natuurlijk precies andersom en zien, voelen en bespreken vaak de negatieve kanten van de natuur: regen, storm, onweer, overstromingen,
droogte, vulkaanuitbarstingen etc.. Bij de dagelijkse groei van de gewassen, de warmte van de zon en het bevloeien door de regen staan we weinig stil. Dat hele kleine zaadjes machtige bomen worden en de immense korenvelden voor het dagelijkse brood en de vissen in de rivier voor een heerlijk maal zorgen en dat de druiven tot heerlijke wijnen omgezet worden, daar staat een mens niet dagelijks bij stil. Alleen de natuurvolkeren en de gelovigen onder ons bedanken de aarde of de Heer en dan misschien ook nog niet altijd erg bewust. Ik bekijk mijn flesje melk en mijn droge brood ineens op een andere manier en voel me erg dankbaar voor de overvloed. Het feit dat er in dit prachtige natuurgebied een kerncentrale staat zou je heel negatief kunnen uitleggen. Je moet er niet aan denken dat er hier een ramp zou gebeuren. Zo’n rivier zou de ramp alleen nog maar groter maken. Toch is deze energieverwekking uitgevonden door iemand die een oneindige interesse had in het natuurproces en daar de goede kanten van zag. Dat kernenergie schadelijk zou kunnen zijn is in eerste instantie nicht im frage geweest en het zal zeker niet de bedoeling zijn geweest van degene
die voor zichzelf zat te bedenken hoe het in elkaar stak. Jammer genoeg zijn er van veel uitvindingen slechte gevolgen bekend maar ik vind dat je dat de uitvinders die uit een soort bewondering en nieuwsgierigheid de dingen onderzoeken niet kwalijk mag nemen.
Vanochtend bij het ontbijt raakte ik in gesprek met twee Amerikaanse broers die gisteravond laat op de motor aankwamen bij de jeugdherberg. Ze waren rond de veertig en hun jeugddroom aan het realiseren. Als jongetjes hadden ze vroeger gefantaseerd over een wereldreis met de motor. Ze hadden beiden een goede baan, waren niet getrouwd en hadden geen kinderen. Ze hadden een sabbatical year opgenomen en waren naar Europa gereisd. Ze gaven de jeugdherberg een één op de schaal van vijf. Hun overnachtingsadressen beoordeelden ze zo op
kwaliteit. Ze waren hier min of meer bij toeval terechtgekomen. Het warme eten dat ze nota-bene gisteravond laat nog gekregen hadden vonden ze niks en de pleziermakende meiden vonden ze ook een ramp terwijl die om twaalf uur stil waren! Jammer dat ze gisteren niet genoten hadden van de met veel liefde bereidde maaltijd. Ze vonden hun tocht in vergelijking met wat ik deed maar peanuts. Ze vroegen op wat voor schoenen ik liep, wat voor kleren ik had en welk soort voedingssupplementen ik gebruikte (dit heeft weer alles met het thema van gisteren te maken!). Ze vonden het bizar dat ik niets van dat alles gebruikte en zelfs geen aspirientje bij me had. Mijn afgetrapte schoenen zaten gelukkig onder de tafel zodat ze die niet te zien kregen. Zo maakt iedereen de reis van zijn/haar leven. Ze hebben voor hun doen ook een behoorlijke stap moeten maken om hun droom gestalte te geven. Wie weet wat voor dingen zij daar allemaal bij zijn tegenkomen op hun weg en bij zichzelf. Voordat ik wegging kreeg ik van hen een pakje met energievoer mee voor onderweg. Nu ik het wat nader bekijk zie ik dat het een soort compact astronautenvoer is. Ik zal het in ieder geval bewaren voor als ik het echt nodig mocht hebben. Even zo goed waren het aardige jongens.
Om negen uur vanochtend was ik in Beaugency, een prachtig middeleeuws stadje met vriendelijke mensen en veel bloemen. Bij de VVV heb ik wat informatie gehaald. Dat doe ik vaak om onderweg iets te lezen te hebben, de omgeving beter te leren kennen en eventuele bezienswaardigheden en plaatselijke wandelroutes te ontdekken. Weer ben ik urenlang niemand tegengekomen. Salamanders schoten voor mijn voeten weg en een geelzwarte slang van ongeveer twintig centimeter kruiste mijn pad. Dat was toch even schrikken. Ik zou hier niet graag op de grond slapen maar dat is gelukkig tot nu toe ook niet nodig geweest. Een beetje geloof en vertrouwen heb ik al gekregen al is het nog heel broos.
St. Dyé sur Loire (avond). De jeugdherberg in Montivault bleek dicht te zijn. De mevrouw van de VVV belde voor me op. Het plaatselijke, veel te chique hotel zat ook vol maar de chambre d’hôte had plaats. Het is aan het eind van de straat in het oude plaatsje aan de Loire. De chambre d’hôte wordt gerund door een wat ouder echtpaar wiens eigen kinderen de deur uit zijn. Zij is Duitse van geboorte en praat een mengeling van Duits en Engels. Hij, met grijze staart, is Frans en gedraagt zich als een soort komische butler. Hun huis is prachtig en kijkt uit op de Loire die hier ook prachtig is. Het is een huis met een geschiedenis en met veel kunst, waaronder ook eigengemaakte. Ik heb een gastvrije, smaakvolle kamer met een douche. Na het douchen werd ik op het terras geïnstalleerd met cake en een pot thee. De gastvrouw vertelde veel over Blois en de omgeving en heeft veel informatiemateriaal. Ik kreeg voor vannacht een prachtig kunstboek en diverse kaartjes mee naar bed. Er woont ook nog een cavia genaamd Poeskin in huis. Die is van haar zoon. Zijn vrouw wou hem niet in huis. Toen ik haar vertelde dat ik vorig jaar in Peru veel op grote schalen opgestapelde gebakken cavia’s had gezien, compleet met appeltjes in hun bek, gruwde ze. Zelf vond ik het toen ook niet bepaald aantrekkelijk, temeer daar mijn ingewanden compleet van slag waren door hoogteziekte en ik al helemaal geen vlees kon verdragen.
Er is in de andere kamer een Duits echtpaar bijgekomen dat in eerste instantie de kamer te duur vond (terwijl hij dat helemaal niet is). Ze kwamen later toch terug. De gastvrouw vroeg aan mij of ze misschien afgeknapt waren op de schort die ze aanhad. ’’Could be’’, zei ik, omdat ik intussen ook overgegaan was op een mengelmoes van Frans, Engels en Duits. Na de thee en heel veel informatie over kunst, politiek en andere wetenswaardigheden, verkende ik het prachtige plaatsje. Het ligt langgerekt langs de Loire met oude, dubbele muren aan het water om het geweld van het water te beteugelen. De Loire kan zo te zien heel
breed en woest worden maar ze ziet er nu heel lieflijk uit. In een prachtig restaurantje at ik vis en trakteerde mezelf op twee glazen witte wijn. Het was erg luxe voor mijn doen maar het kostte alles bij elkaar nog geen veertig gulden. Ik wil hier nog wel eens terugkomen met Joop. Het zal hem bevallen zoals ik ook tegen hem zei door mijn mobieltje. Zijn mobiel was vandaag gestolen in Utrecht. De ruit van zijn auto was ingeslagen. Ik vind het bizar want zo’n ding is nauwelijks meer iets waard tegenwoordig. Het weer is slecht in Nederland. Wat zou ik hem graag even meenemen hier. Ik had zulke fijne dagen en kom zulke aardige mensen tegen. Ik voel me erg tevreden. Het gaat allemaal zo voorspoedig nu en ik voel me zo dankbaar. De wijn stijgt me wat naar het hoofd nu ik hier zo in bed zit. De afgelopen vier dagen heb ik geen alcohol gedronken en na zo’n fikse
wandeling doet die dan wel zijn werk. Zo zit ik dan prettig wazig onder de schone lakens in een gezellige kamer compleet met een bijbel, een oude radio, beschilderde oude deurpanelen en fotokopieën van oude krantenartikelen. Verder is er veel hout en veel oudroze.
Blois, donderdag 25 mei. Na volle maan afnemende maan! China.
De dag begon met een geweldig ontbijt: vers fruit, yoghurt, een pot koffie, vers brood, eigen honing en jam en vers geperste sinaasappelsap aan een smaakvol gedekte tafel met bloemen uit eigen tuin. Ik at samen met het Duitse echtpaar. Ze zijn hier veertien dagen op vakantie en bezoeken allerlei kastelen. Ze bleken erg aardig te zijn. Ze vonden mijn onderneming maar bizar. Later op de dag trof ik in Blois veel Duitse toeristen. Deze streek is blijkbaar geliefd en dus erg toeristisch. De sporen van de koningshuizen trekken veel mensen, blijkbaar ook met geld. Geld trekt geld? Ik moet mijn best doen hierover niet te oordelen. Afkeer
van Duitsers is er door mijn vader goed in gepompt en zo’n gebied met z’n vele kastelen vraagt natuurlijk om bekijks. Van mijn gastheer en gastvrouw heb ik hartelijk afscheid genomen. Ze zeiden dat ze het erg leuk zouden vinden als ze me nog een keer met partner terug zouden zien omdat ze mijn gezelschap ook speciaal vonden. Ik heb genoten van hun vele kunstuitingen in woord en beeld. Ze blijken het gasten ontvangen toch ook vooral voor de afwisseling te doen want echt nodig hebben ze het niet. Dat bleek ook wel uit de prijs die ze vroegen en wat daar allemaal tegenover stond. Ze hebben ook nog een huis in Fontainebleau terwijl ze dit verblijf als vakantiehuis gebruiken. Ze waren ook erg bereisd.
Toen ik nog maar net op pad was werd ik overvallen door de regen (het kan niet altijd volle maan zijn is zeker een variant op de uitdrukking dat de zon niet altijd schijnt!).Voor ik mijn cape aanhad was ik al zeiknat. Jammer genoeg liep het GR- pad vandaag dwars door de niet gemaaide velden. Mijn schoenen stonden na tien minuten al vol water en ik besloot mijn sokken uit te doen. Balancerend op één been met mijn rugzak om en verward in mijn cape bleek dat een hele toer. Wel was ik bang voor blaren (weer dat vrezen voor iets dat er nog niet is!). De route liep dit keer niet langs de Loire, ook omdat ik langs het imposante kasteel van Chambord wilde dat in een prachtig gebied ligt. Toen ik bij Chambord aankwam werd het gelukkig iets droger. In een bushokje gezeten haalde ik de binnenzolen uit mijn schoenen en goot het water eruit. Ik ging toch maar verder met droge sokken. Mijn rugzak was gelukkig aardig droog gebleven van binnen, maar mijn enige korte broek was nu wel zeiknat. Terwijl ik in het bushokje om de boel weer enigszins op orde probeerde te krijgen reden er wat, misschien gemeentelijke, werkmensen langs in een busje die me meewarig bekeken en onderling opmerkingen plaatsten. Ik moest er zo ook niet al te benijdenswaardig uitzien en ik voelde me dan ook aardig zitten. De luxe toeristen in deze contreien
moeten de omgeving toch anders ervaren dan ik. In een luxe touringcar of Mercedes of iets dergelijks verplaatsen ze zich van het ene kasteel naar het andere en dineren uitgebreid op de verschillende prachtige locaties. Volgens mijn gastvrouw bezocht ook een Engels echtpaar op weg naar Santiago met een Mercedes hun adres terwijl ze een gidsje voor andere reizigers schreven. Ik vroeg me af of het dezelfde waren als de schrijvers van mijn Engelse, toch al summiere gidsje omdat er van de aangeduide wegen en mogelijke overnachtingsplaatsen niet veel klopte. Het was het enige gidsje van deze route over Tours dat voorhanden was. Mijn voeten deden zeer en mijn schoenen voelden loodzwaar aan toen ik verder liep. Mijn zolen begonnen los te laten en de naden weken op verschillende plekken uiteen. Toch probeerde ik de moed erin te houden en oog te hebben voor de prachtige omgeving en eraan te denken dat de zon ook wel weer zou gaan schijnen. Het laatste stuk naar Blois nam ik de bus om in de namiddag nog iets van Blois zelf te kunnen zien. Het weer was intussen weer aardig opgeknapt en mijn kleren waren grotendeels droog gewaaid.
Ik overnacht vlakbij het station in een hotelletje met één ster, het Gare St. Jacques. Dat vond ik makkelijk omdat Mieke morgen hier vlakbij aankomt met de TGV. Na een lekker warme douche kleedde ik me weer aan om de stad te bezoeken en deed mijn laatste paar droge sokken aan. De twee andere paren waste ik uit en legde ze in de vensterbank te drogen. Heel Blois lijkt te draaien om het prachtige kasteel hoog boven in het centrum, met fikse muren er omheen. Er liggen veel nauwe straatjes omheen en eronder en van verschillende kanten heb je een adembenemend uitzicht op de Loire, de Loirevallei en de prachtige gebouwen eromheen. Vanaf één kant zie je bijna geen nieuwbouw. Ik bezocht de St. Louis kathedraal die in de steigers stond en bad (alvast) voor Coen die op 28 mei jarig is omdat ik niet weet of ik dan in de buurt van een kerk zal zijn. Ik overdacht m’n zwangerschap (een moeilijke periode), zijn geboorte
(met de vliezen over zijn kop) en zijn leven. Hij was niet de makkelijkste om op te voeden maar misschien kwam dat ook wel door de spanning tijdens mijn zwangerschap. Ik voel me schuldig over mijn tekortschieten. Ook toen hij een tijdje geleden in moeilijkheden zat was ik er niet voor hem. Mijn rug zat vast en ik had geen energie meer over om anderen te helpen. Gelukkig nam Joop het over maar ik voelde me er rot over. Ik kon het niet meer opbrengen. Ik wist vaak niet hoe ik hem aan moest pakken toen hij nog klein was. Hij is erg gevoelig
maar ook zorgzaam. Hij is niet voor niets kunstenaar maar hij heeft ook voelhorens voor anderen. Hij maakt schilderijen en kan zich hiermee de laatste tijd goed uiten. Hij maakt ook muziek.
Ik zat op blote voeten en met mijn schoenen naast me drogend in de zon op een bankje in de rozentuin, hoog boven de Loire (het uitzicht van de koningen) en overdacht de dingen. Ook voor Jezmin bad ik en ik stak naast de grote kaars voor Coen een klein kaarsje op voor haar jonge leventje. Coen hielp haar op de wereld zetten op zijn tweeëntwintigste verjaardag. Hij woonde in hetzelfde huis als Caroline. Hij voelde zich verantwoordelijk voor Caroline en de baby zonder vader. Hij kookte vegetarische soep voor Caroline en maakte voor zijn verjaardagsvisite een barbecuemaaltijd klaar. Tussendoor haalde hij spullen voor de baby in de kraamwinkel en hij haalde de foto’s op die hij gemaakt had van de bevalling. Zo koelbloedig! Jezmin was piepklein maar sterk, een hoopje mens bij haar tengere moeder die gelukkig voldoende borstvoeding had. De zorgen die ik had om Caroline en de baby zijn nooit meer weg gegaan. Ik vind het vaak moeilijk om weer afscheid van Jezmin te nemen als ze een weekend bij ons geweest is. Zowel Joop als ik voelen ons erg verbonden met haar en het voelt aan alsof ze ons eigen (klein)kind is. De zielsverwantschap is groot en ze zijn een deel van de familie geworden. Tegelijkertijd weten we dat het ons eigen kind niet
is. Ook Joop maakt zich zorgen over haar. Het is het dubbele van houden van. Het geeft tegelijkertijd zorgen en angst. Het een kan blijkbaar niet zonder het ander. Marieke paste in het begin een dag in de week op Jezmin en is als een tweede moeder voor haar. Als Marieke in de buurt is bestaan Joop en ik niet eens meer. Toen Marieke naar Australië ging namen wij de zorg af en toe over en nu komt ze zo’n beetje om het weekend bij ons. Ook Caroline had het moeilijk met het afscheid. Haar moeder stierf op haar zeventiende jaar en met haar vader heeft ze geen contact. Ze heeft veel meegemaakt in haar jeugd. Het familiecontact beperkt zich soms tot één keer per jaar met een bezoek aan haar twee zussen in Engeland. Ze gaf me het kristallen krachtzwaardje mee.
In de immens geurende rozentuin waar ik later door wandelde bevinden zich meer dan honderd soorten rozen in allerlei soorten, maten en kleuren. Ik had geen zin om verder te gaan omdat het uitzicht me uitnodigde om eindeloos in de bisschoppelijke tuin te blijven zitten. Toch bezocht ik nog de in 1936 voltooide basiliek Notre Dame de Trinité. Het is een bijzonder gebouw met op het dak een grote engel en het is een internationaal bedevaartsoord. Eigenlijk hoef ik niet meer verder naar Spanje. Hoewel de kerk heel anders is dan alle oude bouwwerken die ik bezocht is hij toch heel bijzonder en sfeervol met prachtige ramen, wandkleden, beeldhouwwerk en schilderijen. In de kelder bevindt zich een crypte waar ik een tijdje bleef zitten. Veel artiesten hebben zich ingezet om het decor van de kerk te verfraaien en dat maakt de kerk heel bijzonder.
Toen ik terug kwam in het centrum besloot ik toch maar nieuwe schoenen te kopen. Op de oude zou ik Santiago toch niet kunnen halen. Zelden heb ik over een nieuwe aanschaf zo lang na lopen denken terwijl ik normaal toch heel snel nieuwe kleren en schoenen (ook overbodige zaken) koop als ik daar zin in heb. In de sportzaak was ik snel klaar. Het werden lage wandelschoenen met een
goede zool. Een vrij nieuw model van het voor mij onbekende merk Salomon. De oude schoenen liet ik achter in de winkel met pijn in mijn hart omdat ik er zoveel mooie en moeizame kilometers op gelopen had. Meenemen ging niet en zou ook nergens toe dienen. Op wolken liep ik de winkel uit, vele kilo’s lichter leek het wel. Dat de materie de geest dient ging ook hier op. Zelden was ik zo tevreden met een aankoop die zo bewust was afgewogen en gekozen en die niet eens super-de-luxe of erg duur was. Ik kon ze makkelijk betalen. Voor de derde keer gebruikte ik mijn creditcard. Op een terras at ik daarna een goedkope plat du jour en ik nam een pilsje. Voor morgen heb ik de jeugdherberg die iets buiten Blois ligt gebeld en twee plaatsen gereserveerd zodat ik in ieder geval de eerste dag met Mieke niet naar onderdak hoef te zoeken
Bon courage (goede moed) Blois-Poitiers, 26 mei tot 3 juni
Les Grouets, vrijdag 26 mei. De rusteloosheid en vroegtijdige uitputting van ons bezige wezen en zijn instrumenten zijn de tekenen van de natuur, dat stilte onze eigenlijke grondslag is en beroering een ziekte van de ziel. Elisabeth Haich.
Mieke kwam pas tegen vijf uur aan in plaats van om kwart over twee, vanwege de stakingen van de spoorwegen. De staking van de post werkt zeker aanstekelijk. Onze mobieltjes zorgden voor goede communicatie waardoor ik in ieder geval nog wel veel van de stad gezien heb vandaag. Mijn rugzak kon ik zolang bij het hotelletje achterlaten waardoor het relaxter wandelen was. Ik bezocht het kasteel dat veel bezienswaardigheden bood zoals een prachtig gebeeldhouwde trap, archeologische vondsten, een museum van schone kunsten, koninklijke vertrekken en een schitterend uitzicht vanaf het terras. De koningen wisten waar ze gingen wonen. Er wordt ook een aardig beeld van het hof gegeven. Mijn gastvrouw
van gisteren had niet te veel gezegd over de bezienswaardigheden. In de stad bevindt zich ook een museum van de beroemde goochelaar Houdini, waar ook diverse shows opgevoerd worden, maar die heb ik niet bezocht. Ik bezocht wel de St. Nicolas, een oude abdijkerk en wandelde daarna naar de overkant van de Loire. In een oude kerk zat ik een tijdlang stil naar het orgel te luisteren. Hoewel ik er alleen zat voelde ik me helemaal niet alleen. Toen Mieke eindelijk aankwam was ze redelijk gaar van het reizen en wachten maar ze was blij dat ze mij zag en weer buiten was. We wandelden langs het kasteelplein, het Hotel de Ville, richting bisschopstuinen omdat ik vond dat Mieke die in ieder geval moest ervaren. We kochten een stokbrood met van alles erop, yoghurt en meloen en gingen langs de Loire naar de jeugdherberg. We dronken eerst op een terras een paar pilsjes die gelijk naar mijn hoofd stegen. De jeugdherberg was goed te vinden. Mieke bracht een pakketje post mee van collega’s en een echte pelgrimsschelp van mijn collega André en zijn vriendin. In het Spaans stonden de beste wensen erop geschreven. Ik bevestigde hem aan mijn tas zodat ik nu ook zichtbaar een echte pelgrim ben. Ik ben erg onder de indruk van alle goede wensen en aanmoedigingen van mijn collega’s. Ze hadden Mieke plat gelopen voordat ze van kantoor vertrok. Ze hebben een klein boekje samengesteld met heel persoonlijke wensen van iedereen. Hoewel ik de hele dag gelopen heb vallen de blaren mee. Ze zitten vooral op mijn hielen. Gelukkig heeft Mieke mijn sandalen meegenomen. We delen een slaapzaal met diverse jongeren die al vroeg gaan slapen. Het zijn aardige mensen van diverse nationaliteiten, veelal trekkers. De wc’s en de douches zijn buiten. Dat is minder plezierig als je zoals ik vaak moet plassen ’s nachts. Ik ben blij dat ik weer eens Nederlands kan praten met Mieke en ik klets haar dan ook de oren van het hoofd. Ik voel me daardoor erg opgewonden en ook de epistels van de collega’s maken veel bij me los. Hoe anders voel ik me dan vanmorgen alleen in de kerk. Zo’n direct contact is toch anders dan je gevoelens op papier schrijven of een kort telefoontje plegen. Het is jammer dat Mieke
nu zo weinig van Blois gezien heeft. Zelf heb ik er erg genoten en ik wil hier zeker nog een keer terugkomen.
Rilly sur Loire, zaterdag 27 mei. Alleen zelfrealisatie is de ware geboorte. Maharshi.
Vannacht heb ik bijna geen oog dicht gedaan omdat ik zo opgewonden was van de brieven, waaronder ook een van mijn zus, de kaartjes en de goede wensen die Mieke meebracht. Het was te veel voor één keer. Ik heb misschien wel te veel gepraat over mijn belevingen wat mijn gemoed er niet rustiger op maakte. Ik haal
er wel veel kracht uit. Het doet me goed dat zo veel mensen er op een of andere manier mee bezig zijn, dat het ze raakt en dat ze mij het goede wensen. Wat een rijkdom! De hele nacht heb ik in mijn hoofd terug liggen schrijven. De herbergmoeder liep als een akela rond en dat werkte behoorlijk op mijn lachspieren. Hoewel we met meer dan zeven personen op een kamer sliepen was het al om half elf stil. Het licht ging uit en er waren geen bedlampjes. Daardoor had ik niet in mijn bijbeltje kunnen lezen en geen moment van meditatie gehad. Het langs buiten naar de wc gaan maakte me nog wakkerder.
Na een ontbijt in de jeugdherberg zijn we om acht uur vertrokken. Dit was een herberg van de oude stempel. We moesten er nog zelf afwassen. Het was stralend weer. Omdat Mieke had verteld aan de akela dat ik naar Santiago op weg was kreeg ik uitgerekend van deze vrouw mijn eerste pelgrimsstempel toen we onze passen ophaalden die we hadden moeten inleveren (ook zo’n vreemde actie). Ik wist helemaal niet dat ze ook hier in Frankrijk in herbergen stempels gaven. Nu ben ik helemaal een echte pelgrim, met schelp en één stempel in mijn pelgrimspas. De akela was waarschijnlijk ook heel trots dat ze als eerste een stempel in
mijn maagdelijke document mocht zetten.
We hadden een goede dag vandaag. Vanmorgen namen we een alternatieve route wat verder van de Loire af zodat we niet langs de straat hoefden te lopen. In Chaumont sur Loire bezochten we een prachtig kasteel, een indrukwekkende witte vesting met vier zware torens. In het mooie park stonden honderdjarige ceders. Ook de stallen waren de moeite waard. Na het kasteel moesten we een steile helling op die op dezelfde plek bleek te eindigen waar we begonnen waren. We konden de humor er wel van inzien. Onze eerste kleine deviation. Een paar kilometer van het kasteel kwamen we in de eerste uitgestrekte wijnvelden waar we dwars doorheen liepen. Joop had dit al voorspeld omdat hij thuis de kaart en informatie uit het boek over Frankrijk bij de hand heeft naast de telefoon. Voor het ietwat vervallen kasteel- hotel-restaurant moesten we iets afwijken van de route maar het loonde de moeite en het is belachelijk goedkoop voor deze streek. In het restaurant zaten ook Zeeuwen uit Souburg te eten die op doorreis altijd hier overnachten, vanwege de sfeer en de ligging. Na het douchen viel Mieke gelijk in slaap. De laatste kilometers was ze behoorlijk moe. Het was al geen slecht begin voor Mieke vandaag maar om dan zonder al te veel zoeken te eindigen in dit gerieflijke onderkomen is toch wel heel mooi. Ik heb de laatste kilometers op mijn sandalen gelopen en dat beviel goed. Zo kon ik de vele blaren die nu op mijn hielen zitten even lucht geven. Ik heb de brief van Elly nog eens op mijn gemak overgelezen en die ontroerde me erg. Ze zal me wel missen en heeft me af en toe erg nodig denk ik. Ik mis haar ook. Ik voel me ook schuldig dat ik haar in de steek laat (niet echt maar wel letterlijk). Na de dood van mamma kwam ze met haar jongste zoon in Baarland wonen nadat haar relatie in Eindhoven eindigde. Rita was er al eerder komen wonen zodat we er nu alledrie wonen. Ze heeft haar leven weer aardig op de rails gezet. Ze geeft schilderles aan gehandicapte kunstenaars en heeft zelf ook een
aantal exposities gehad. Ze maakt prachtige schilderijen. Ze verwijt het me overigens helemaal niet dat ik op reis ben gegaan maar uit haar brief kan ik opmaken dat ze zo haar eigen reis maakt en dat het goed is zo. Ook zij weet dat het realiseren van jezelf met pijn en moeite gepaard gaat maar dat die nodig zijn om ruimte en licht te krijgen en dat je je eigen geboorte moet realiseren tijdens je leven.
Tours, zondag 28 mei. Het leven brengt de mens vruchten; maar zelden hangen ze roodwangig en fleurig uitnodigend als appels aan de tak. Goethe.
We hebben goed geslapen in ons gerieflijke chateau. We zijn vandaag langs heel veel wijnvelden gelopen tot Amboise waar we even de stad bezocht hebben. In de voorstad zitten in de rotsen die langs de Loire lopen holen uitgekapt waarin in vroeger tijden mensen gewoond hebben. Nu zitten er op sommige plaatsen garages in of worden ze als schuurtjes gebruikt. Ze zijn een eind vanaf de Loire die hier vroeger breed geweest moet zijn. Als je bedenkt dat hier heel vroeger de rotsen zijn uitgesleten door de rivier is dat erg indrukwekkend. Je ziet de kracht van de natuur. Amboise is een gezellig stadje met een mooie kade en een mooie binnenstad met veel flanerende mensen op de zondag. Het is wel toeristisch en er zijn veel hotels. Na een stukje treinen belden we op het station van Tours de jeugdherberg. Die bleek in het zuiden van de stad aan de autoweg te liggen. Toen we een jongen met een sporttas de weg vroegen liep hij een eindje met ons mee. De bussen reden niet erg regelmatig op zondag zei hij, dus nam hij ons mee naar zijn huis en bracht ons na een glaasje ranja met de auto naar de jeugdherberg. Hij bleek zelf vanaf Toulouse, waar hij vandaan kwam, naar Santiago gelopen te hebben. Hij liep een half jaar stage in Tours en studeerde rechten. Hij moest ook even zoeken naar de jeugdherberg maar die lag dan ook wel een beetje afgelegen,
tussen een aantal snelwegen in.
De jeugdherberg ruikt naar lysol en het is een wat ouder gebouw maar we hebben een zespersoons kamer met zijn tweeën. Toen we weer richting stad wilden lopen om te gaan eten bleek dat een hele toer. We kwamen heel ergens
anders uit dan we gedacht hadden. Omdat Mieke haar enkel nogal zeer deed vanwege het lopen op nieuwe sandalen namen we de bus richting centrum waar we een heerlijke salade aten met een Heineken biertje erbij. De eerste indruk van de binnenstad was goed. Omdat de bussen maar tot acht uur reden moesten we weer wel een eind terug lopen, maar we waren intussen weer wat bijgekomen. Na enig zoekwerk hebben we het toch gevonden terwijl het al donker was. Morgen blijven we een dagje over zodat we de stad en de relikwieën van de heilige kunnen bekijken zoals het een goede pelgrim betaamt. Ik heb Coen gebeld voor zijn verjaardag. In Nederland heeft het gestormd en gehageld. Wij zijn wel bofkonten met dit prachtige weer. Wat ons betreft zijn de vruchten vandaag zoet en heeft Goethe deze dag gelukkig geen gelijk.
Tours, maandag 29 mei. Zelfs al weerspiegelen boeken en geschriften veel kennis, de ware wijsheid komt alleen uit onszelf. Yesudian.
Vandaag zijn we de stad in geweest en hebben we diverse kerken bezocht. We moesten ons beperken tot een aantal bezienswaardigheden omdat er in de stad veel te zien is. Ik wilde in ieder geval de basiliek van St. Martin bezoeken waar ik de tweede stempel in mijn pelgrimspas kreeg. St. Martinus was de heilige die als jonge Romeinse soldaat zijn jas deelde met een bedelaar en die ook vaak zo
afgebeeld staat. Hij verkoos een eenvoudig leven als kluizenaar boven een leven met pracht en praal, iets wat hij met veel heilig verklaarden gemeen heeft. Hij vestigde zich rond de vierde eeuw als kluizenaar in Ligugé waar het eerste klooster op Franse bodem ontstond. Hij werd door het volk tot bisschop gekozen. Hij was van enorme betekenis voor de stad. Hij is de patroon van vele plaatsen en kerken en zijn feestdag wordt op elf november in vele plaatsen en landen gevierd. Van deze heilige bisschop wordt verteld dat hij vele wonderen verrichtte. Hij wekte doden tot leven, genas melaatsen, epileptici, krankzinnigen en andere zieken. De crypte waarin zijn resten rusten schittert van goud, zilver en edel-stenen. Er zijn vele dankbetuigingen. Om de crypte heen werd de indrukwekkende basiliek gebouwd naar een gelijkenis van de kerk van de heilige Jacobus. Martinus werd ook wel als dertiende apostel beschouwd en Tours is van oudsher dan ook een bedevaartplaats en een halteplaats voor bedevaartgangers naar Santiago. In het centrum is er onder andere in de tweede wereldoorlog veel verwoest. Veel resten van de oude kerk die in 1802 afgebroken is staan her en der verspreid. De basiliek wordt geflankeerd door de Tour de l’Horloge en de Tour Charlemagne, overblijfselen uit de elfde en twaalfde eeuw. We bezochten ook het unieke Gildemuseum. Allerlei meesterstukken en werktuigen van enige eeuwen zijn hier uitgestald. Het is een hoogst merkwaardige collectie. De creativiteit van mensen spettert er vanaf. Er is onnoemlijk veel verschillend materiaal in allerlei vormen en maten, op kleine schaal als model voor het uiteindelijke bouwwerk. Het werk is dikwijls terug te vinden in kerken en kastelen. In het museum staan vele maquettes van originele bouwwerken in hout, steen, marmer etc., tot complete torens van kathedralen en spreekstoelen aan toe. Het is allemaal prachtig vakwerk, ook de tekeningen voor glas-in-lood ramen, attributen voor paarden en rijtuigen, geschriften, tekeningen, schoeisel, noem maar op. Er is vakwerk in alle soorten en maten. Mijn vader zou dit erg mooi gevonden hebben. Zelf maakte hij prachtig houtsnijwerk en als kind ging
ik op zaterdag vaak met hem mee als hij sierbestratingen aanlegde voor tuinen. Hij was ooit als stratenmaker begonnen in de wegenbouw. Ook Thijs zal dit mooi vinden. Hij heeft net zijn instrumentenmakers-opleiding voltooid, richting glasblazen. De school werkte van oudsher met een soort Gildesysteem. Je kunt er afstuderen met meesterwerken. Thijs is technisch en creatief en knutselde vroeger al de gekste dingen in elkaar, onder andere ook skeletten van muizen en katten. Ooit had ik een discussie met hem, omdat hij onder etenstijd op het gasstel waar ik aan het koken was, ook een mummie van een kat die hij gevonden had, wilde uitkoken. Hij was ook een fervente verzamelaar van stenen, botten, munten etc., allemaal dingen die hij in de grond vond. Ik koop een kaart van het museum voor hem. Hij is voor de zoveelste keer afgeknapt op het schoolse systeem en wil nu zijn creatieve kant meer gaan ontwikkelen. Ik hoop dat er een moment komt dat hij de talenten die hij heeft kan verenigen in zijn beroep. Hij steekt te veel energie in de mensen die hem opleiden en heeft moeite met autoriteit, vooral als die niet op kennis maar op macht is gebaseerd. Ik begrijp het wel maar ik vind het energieverspilling. Vaak zei ik tegen de kinderen dat ze alles al wisten maar dat ze het nog moesten leren als ze tobden met de eisen van hun omgeving of de eisen die ze aan zichzelf stelden. Het is hun onzekerheid die uiteindelijk wel plaats zal ruimen voor hun kracht en eigen kennis maar daar is enig maatschappelijk bewustzijn en volwassenheid voor nodig. Dat komt met de jaren, maar vooral Thijs is erg ongeduldig en perfectionistisch ingesteld.
In Tours bevinden zich ook prachtig gerestaureerde vakwerkhuizen en oude gebouwen. De sfeer van de stad wordt bepaald door de vele studenten. Er zijn volle terrassen en drukke winkelstraten en kleinere straatjes. We hebben als afscheid nog even aan de Loire gezeten en Mieke heeft haar voeten gebaad. Morgen lopen we verder langs de Cher die ook door de stad heen loopt. Al met al hebben we vandaag weer veel gelopen (zonder rugzak!). Alleen al naar de
jeugdherberg is het een eind lopen. We hebben heel wat cultuur (en autogassen) gesnoven vandaag. Ik vind het mooi om te zien wat mensen in allerlei vormen en maten tot stand kunnen brengen en hoe hun creativiteit wordt omgezet in prachtige bouwwerken etc.. Het is jammer dat we het Musée des Beaux Arts niet hebben kunnen bezoeken. Daar moeten ook veel mooie dingen te bezichtigen zijn. Dat doe ik een andere keer nog wel samen met Joop, die deze stad ook wel zal kunnen waarderen. Het was in ieder geval erg gezellig om zo met Mieke de stad te verkennen, een terrasje te pakken en samen te eten. Ik zal dat weer missen als ze weg is. Ik heb nog zo ver alleen te gaan. De hartelijke vrouw in de kerk die me mijn stempel gaf wenste me bon courage toen ze hoorde dat ik alleen verder zou gaan, zonder vriendin. Die moed zal ik ook nodig hebben bij het afscheid waar ik erg tegenop zie. Ik wil daar nu zo min mogelijk aan denken. Toch zou ik ook niet met Mieke, of iemand anders, verder willen lopen. Op de een of andere manier ben ik er van overtuigd dat ik het alleen moet doen. Dat is niet uit masochisme of om stoer te doen maar om het diepste uit mezelf te halen en zo dicht mogelijk bij mijn gevoel te komen. Ik wil de krachten in mezelf ten volle aanspreken. Intussen heb ik geleerd dat ik daar alle hulp bij krijg als ik hem maar aan wil nemen en er voor open sta.
Azay le Rideau, dinsdag 30 mei. Wat jij niet vrijlaat, zal nooit tot ontwikkeling komen. Geef de mensen het licht van de vrijheid. Dat is de enige voorwaarde tot ontwikkeling. Vivekananda.
We stonden vandaag op met regen en een donkere hemel die weinig goeds voorspelde (het kan tenslotte niet elke dag zonnig zijn!). Tegen tien uur zijn we vertrokken. Af en toe viel er een bui. Later op de dag regende het bijna aan een stuk door. Het laatste stuk hebben we daarom ook langs de weg gelopen en niet
het GR-pad 3 gevolgd, wat eigenlijk de bedoeling was, omdat het bos waar we door wilden zo drassig werd dat je tot je enkels wegzakte. Mieke had het wel een beetje gehad onderweg. Tot overmaat van ramp ging ze ook nog met haar cape aan de kant van de weg in de hondenpoep zitten. Ze kon er gelukkig zelf nog om lachen en zichzelf van enige afstand beschouwen. Het op asfalt lopen in de regen was ook bepaald geen pretje meer maar de omgeving was prachtig zo rondom de rivier de Indre. Balzac schreef er diverse romans op het kasteel Saché dat ook te bezichtigen is. Het is een bosrijke omgeving met stroomversnellingen en watermolens. In Pont de Ruan zouden volgens het gidsje chambres d’hôtes moeten zijn maar die bleken er niet (meer) zijn. In een gezellig klein cafeetje in Saché dronken we rode wijn om een beetje op te warmen en ons wat moed in te drinken om de regen weer in te stappen. Daarna zijn we weer zo’n drie kilometer door de regen verder gesjokt richting Azay le Rideau waar volgens de cafébazin wel overnachtingsadressen zouden moeten zijn. We volgden na een uurtje een bordje richting een chambre d’hôte. Jammer genoeg staat er nooit bij aangegeven hoe ver het is en het bleek in dit geval ook enige kilometers lopen te zijn. Een vriendelijke vrouw, die ergens in the middle of nowhere haar afval in allerlei bakken stond te gooien, bracht ons er met de auto heen. Helaas bleken de kamers complet te zijn. Gelukkig had de gastvrouw wat connecties met andere chambres d’hôtes. Na een telefoontje en enig overleg bracht ze ons er met de auto heen. Het bleek een heel stuk verderop te zijn en behoorlijk van de route af te wijken. Daar hadden we minstens nog een paar uur over gedaan als we hadden moeten lopen. De afgelegen prachtige authentieke boerderij bleek ergens midden op het platteland te staan. Er worden eenden en ganzen gehouden door de gastheer. We konden ook gebruik maken van de table d’hôte, wat erg goed uitkwam want er is in de verste verte geen ander huis en zeker geen restaurantje te bekennen. Voor een wel erg redelijke prijs hebben we een aangename tweepersoonskamer met eigen douche en wc en een zesgangen diner bestaande uit een
aperitief, ganzenpaté, soep, parelhoen, verschillende groenten, linzen, brood, kaas, flan en koffie. En dat bijna alles zelf gekweekt en klaargemaakt. Ook werden er bij de diverse gerechten verschillende wijnen geserveerd. Het gezelschap is internationaal. Er zijn Engelsen, Belgen en Italianen. De gastheer en vrouw aten ook mee. Er ontstond een geanimeerd gesprek in een mengelmoes van talen en dat alles aan een grote keukentafel in een serre met een groot oud kabinet waar het servies uitgehaald werd. Rondom stonden verse bloemen uit eigen tuin waar we mooi zicht op hadden. De regen viel met bakken uit de hemel, kletterend op het dak van de serre. Omdat het absoluut verboden is in het huis te roken moest het Italiaanse echtpaar in het aanbouwtje hun sigaret oproken. Dit ging met veel (gespeelde) bombarie omdat ze zich tot een soort ketters veroordeeld voelden.
Toen ze hoorden dat ik naar Santiago op weg was vertelde het gastechtpaar dat ze vanwege hun vijfentwintigjarig huwelijk daar in september ook heen gaan, alleen doen zij het met de auto. De gastheer heeft een ernstige ziekte overleefd. Zo leer ik dat iedereen zijn eigen pelgrimsreis maakt en zijn eigen bedoelingen heeft. Wie ben ik om daar over te oordelen? Mag dit echtpaar dat zo klaarstaat voor anderen, ons zo gastvrij onthaalt en dat het dagelijks mensen zo naar de zin maakt alsjeblieft zichzelf verwennen door met de auto naar Santiago te gaan en dat ook nog uit dankbaarheid voor hun huwelijk? Ik zal hieraan denken wanneer ik - als ik ooit in Santiago aankom - pelgrims tegenkom die met bussen en auto’s de stad en de kerk met de heilige Jacobus bezoeken. Dat het mensen kunnen
zijn zoals dit gastvrije en hardwerkende echtpaar die hun huis openstellen voor allerlei soorten mensen, die geen onderscheid maken, met iedereen aan tafel zitten, hun gasten dienstbaar zijn en hen hartelijk en ruim onthalen. Ik heb zelf de keus gemaakt om op mijn eigen manier naar Santiago te gaan. Er is geen
mens geweest die me hiertoe aangezet heeft. Sterker nog, mensen hebben me op zijn minst verwonderd aangekeken en anderen versleten me zelfs voor gek om zo alleen als vrouw, zeulend met een rugzak, op stap te gaan. Het gezelschap vond mij ook maar dapper zo in mijn eentje en met dit weer al helemaal. Ze wensten me allemaal veel courage. Dat heb ik voor mezelf ook gebeden op een knielbankje, onderweg in Ballan-Mire, een eenvoudig maar sfeervol Romaans kerkje waarvan de deuren wijd open stonden en waar prachtige muziek klonk terwijl Mieke in een café achterbleef met haar voeten op een stoel. Behalve de bloederige blaren op mijn hielen die ik helemaal afgeplakt heb met compeedpleisters, is mijn conditie goed. Ook het in de regen lopen viel me mee. Meestal loop ik voor mezelf wat kinderliedjes te zingen, alsmaar herhalend, als een soort meditatie. Mijn voeten zijn redelijk droog gebleven maar door de condensvorming wordt het wel klam in zo’n cape. We zijn weer helemaal opgewarmd door het gastvrije verblijf hier, de vriendelijke mensen onderweg en aan tafel en het idee dat we in de goede richting zitten. Dat verzekerde de gastvrouw ons toen ze ons uitlegde waar we precies zaten en en welke richting we op moesten lopen morgen. Nu maar hopen dat het droog wordt.
Abbaye de Bois-Aubry, woensdag 31 mei. Volg steeds de kortste weg! De natuur wijst je die. Dan zullen je daden en woorden recht toe recht aan en juist zijn. Alleen deze opzet bevrijdt je van alle remmingen en noden, van berekening en huichelarij. Marcus Aurelius.
Via via zijn we vandaag in de resten van een elfde-eeuwse abdij terechtgekomen om hier te overnachten. Twee oudere zusters, waarvan de jongere duidelijk de leiding heeft, onderhouden een kleine gemeenschap in de resten van de voormalige abdijgebouwen op de top van een heuvel. Ze verbouwen hun eigen groenten en hebben een koe. Ze worden geholpen door een beetje zonderlinge knecht. In de wijde omtrek zijn hoofdzakelijk wuivende vlasvelden te zien. De zuster die ons
ontving wilde direct mijn pas stempelen omdat ze aardig onder de indruk was van mijn doel en het feit dat ik al helemaal uit Nederland was gekomen. Zo kreeg ik mijn derde stempel. Ze nam ons mee naar het kleine kantoortje, tevens verkooppunt van een aantal religieuze zaken, en wees ons het propere gastenverblijfje in een van de bijgebouwen die ze bewonen. De kamers hebben namen van apostelen. Het was jammer, dat vond de zuster ook, dat Jacobus al bezet was. Er is nog een gast die op retraite is. We zitten nu in Judas, wellicht omdat mijn geloof nog te wankel is en ik Jacobus nog niet waardig ben. Ik zou Jezus waarschijnlijk ook nog verloochenen als het me te pas kwam, net als Judas. Nu ik Jezus nodig heb op deze reis, in mijn moeilijke momenten, komt Hij me van pas. Ik wil niet op Judas lijken, want hij verraadde Jezus, maar hij was wel erg menselijk. Ik troost me met de gedachte dat ieder mens Jezus en ook zichzelf wel eens verraadt maar ik voel me ook nog erg onzeker in mijn geloof. Ik vind het al moeilijk genoeg om er in aanwezigheid van Mieke zo voor uit te komen. Mijn ’coming-out’ is nog erg pril en kwetsbaar. Daar schaam ik me ook een beetje voor. De kortste weg, waar de tekst vandaag over gaat, is de Goddelijke weg, die zich openbaart in de natuur, in God en in je Zelf. Hoe moeilijk is het om die te vinden en vast te houden? We dwalen maar al te gemakkelijk af en dan gaat het mis. Je weg openbaart zich vanzelf als je gelooft en dat is tegelijk de kortste weg, zonder zijwegen met uitvluchten en zonder spelletjes.
Vanavond heb ik een tijd gebeden in het prachtige sfeervolle kapelletje. ’s Avonds valt de avondzon precies voor het altaar door de eenvoudige glas-in-lood ramen. ’s Morgens schijnt de zon aan de andere kant door de ramen. Aan de muur hangen prachtige iconen van de apostelen en wandtapijten. Achter het altaar is een muurschildering van Jezus. De sfeer buiten is overweldigend. Vanavond maakten we een wandeling met de rood ondergaande zon over de velden. Je hebt hier een prachtig zicht op de valleien rondom en de omliggende heuvels met vlas
en bos. In de omtrek is geen dorp te zien. We konden door de ruïnes van de kerk lopen, waar het gras hoog opgroeit en de bomen tussen de ruïnes staan. Het moet ooit erg groot en indrukwekkend geweest zijn. Bij de kerk staan een aantal huisjes die zo te zien bewoond zijn. In de ruïne van de toren stond een bord met de tekst dat je de restauratie van de kerk kon sponsoren omdat de hoop op mirakels niet genoeg opbracht. Mieke maakte een aantal foto’s en was ook erg onder de indruk van onze overnachtingsplaats en de manier waarop we hier verzeild geraakt waren. We stuitten op een klein vervallen kerkhof waar we tot onze verbazing de grafsteen ontdekten van Yul Brynner, de bekende acteur met de kale kop, die hier regelmatig op retraite kwam. Dat hadden we al gehoord van de cafébaas waar we vanavond gegeten hadden.
De patroon van een hotelletje heeft ons vanavond hier gebracht met zijn auto. Hoewel het hotelcafé toch diverse kamers moest bevatten was er geen enkele beschikbaar om een voor ons onduidelijke reden. De kok van het café maakte speciaal voor ons een overvloedige maaltijd klaar en serveerde ook nog een karaf Sauvignon die bij de toch al lage prijs inbegrepen zat. We aten in een doodstil
eetzaaltje achter het café dat ook dienst deed als danszaal. Toen de kok hoorde dat we zo ver gelopen hadden vandaag en dat ik een pelgrim was regelde hij onderdak en een lift voor ons. We dachten dat het de schilder van het hotelletje was die ons in zijn overall wegbracht met de auto maar het bleek de eigenaar te zijn. Het bleek een behoorlijk eind rijden te zijn. Tenslotte zagen we in de verte de toren van de voormalige abdij opdoemen. De toren van de kerk bleek overigens het enige gedeelte te zijn, naast de bijgebouwtjes waar het gastverblijf en het kapelletje zich in bevonden, dat in redelijk goede staat was.
Al met al hebben we vandaag erg lang gelopen. Ik schat toch meer dan dertig
kilometer en dat in een heuvelachtig gebied. Gelukkig is het weer goed geworden. Na een bewolkte ochtend werd het vanmiddag steeds beter maar vooral de laatste vijf kilometer hadden we het erg zwaar, Mieke vanwege haar conditie en ik vanwege de blaren die je nauwelijks meer blaren kunt noemen. Vanmiddag heb ik een tijd op mijn sandalen gelopen maar die hebben me nu extra blaren onder de randen van mijn hielen opgeleverd. Mieke haar ene enkel is behoorlijk opgezwollen. Toch hielden we de moed er aardig in vanmiddag ook al moesten we noodgedwongen weer veel over asfalt lopen omdat er geen wandelpaden zijn in dit gebied. Ook Mieke bleek over een bewonderenswaardig uithoudingsvermogen te beschikken en zich te schikken in het feit dat er in de weinige plaatsen die we passeerden geen onderdak bleek te zijn. Ze vatte steeds weer de moed op om verder te lopen. De heuvels en valleien waren prachtig. Het laatste stuk ging langs de rivier de Vienne die we morgen verder zullen volgen. Af en toe kwamen we door stukken bos. Het is een erg dunbevolkt gebied. Mieke leerde me mijn kompas goed te gebruiken. Ze is een veel betere kaartlezer dan ik. Ik merk dat ik het al weer snel aan een ander overlaat om de weg te kiezen. De Natuur en God kunnen je dan wel de weg wijzen maar een kaart en een kompas zijn heel handig als je wat dat betreft nog niet sterk genoeg in je schoenen staat en je geloof nog wankel is.
Tussen de middag hielden we een break in een plaatsje om proviand te kopen, te eten en een kerk te bezoeken. In de kerk, waar zich ook tekenen van de heilige Jacobusroute bevonden, was een dienst met kinderen aan de gang. We zaten een tijdje stil achter in de kerk. Toen de dienst afgelopen was wilden we de kerk wat nader bekijken maar we werden vriendelijk doch dringend door de geestelijke verzocht om de kerk te verlaten. Ik sputterde nog wat en vertelde dat ik een pelgrim was maar dat maakte weinig indruk op de reeds bejaarde geestelijke. Hij sloeg een blik op zijn horloge en zei dat het etenstijd was voor hem. Zo blijkt dat (gelukkig) ook een geestelijke zich soms drukker maakt om aardse zaken dan
om hemelse. Van Mieke kreeg ik vanavond een boek van Mireille Madou cadeau over de heilige pelgrims, pelgrimsheiligen en heiligdommen langs de camino in Spanje. Het is dezelfde schrijfster als van het boek over kunst dat ik van Elly kreeg. De verhalen van de heiligen in Spanje kende ik nog niet. Wel van die in Frankrijk, uit een boek dat ik van Dini leende. Er is meer bekend over de Franse dan over de Spaanse heiligen, waarschijnlijk omdat de schrijver van de ’Gids voor de pelgrim’ zelf uit Frankrijk kwam en de Franse heiligen dus beter kende. Het kan ook zijn, zoals de schrijfster veronderstelt, dat de ogen in Spanje hoofdzakelijk op de heilige Jacobus gericht moeten zijn, het einddoel van de camino. Voorin het boek schreef Mieke: ”Op een bijzondere plek, een bijzonder boek. Vanaf de via Turonensis (Tours) wens ik je bon courage”. Ze is ook aangestoken met het Jacobusvirus en heeft intussen al diverse staaltjes van zijn kunsten, in de vorm van hulp, gezien. Het feit dat we steeds op van die wonderlijke overnachtingsplaatsen terechtgekomen zijn en zo veel hulp gekregen hebben van vriendelijke mensen heeft ook haar op zijn minst verwonderd. De plek waar we nu zitten slaat ook alles.
Poitiers, donderdag 1 juni. Een ingetogen vrouw, die iedere man, haar eigen man uitgezonderd, als haar kind beschouwt en tegenover alle mannen de houding van een moeder aanneemt, zal wegens haar zuiverheid zo’n macht uitoefenen, dat iedere man, al is hij nog zo’n bruut, in haar bijzijn de sfeer van het heilige moet gewaar worden. Vivekananda.
Vandaag raakte ik een beetje uit mijn ritme doordat Mieke een iets minder goede conditie heeft dan ik, vooral bij het klimmen. We moesten weer veel over asfalt lopen omdat er geen paden lopen in deze richting. Behalve dat het er warm is doet het ook een aanslag op je spieren en gewrichten. Op het laatst moesten we vaak stoppen en koelden we onze voeten af in een riviertje. Het weer op gang komen kostte steeds meer moeite. Voor een week is het wel te doen maar ik zou het op deze manier niet veel langer volhouden alhoewel Miekes conditie
natuurlijk ook met de dag beter zou worden. Toen we proefliepen met elkaar in Nederland ging het ook goed en ik ben tenslotte al wat langer onderweg. Er staat ook erg veel tegenover. Ik zal haar missen. Toch ben ik niet echt bang om weer alleen verder te gaan. Ik heb wel vertrouwen, het is goed zo. Mijn voeten zien er niet echt goed uit. Mijn hielen lijken net rauw vlees maar als ik op sandalen loop doet het ook zeer. Er zit ook te weinig vering in om ermee op asfalt te lopen.
Joop had vandaag zijn eerste dag gefietst en zit ook in een jeugdherberg, net als wij. Hij had regen gehad. Hij kan beter tegen warmte. Vandaag was het warm en daardoor ook zwaar. Mieke kan er niet goed tegen. We hadden onze eerste dag zonder middageten en te weinig te drinken. We zijn de hele dag geen dorp met
voorzieningen tegen gekomen. Toen we in Chatellerault aankwamen bestormde ik min of meer het eerste het beste pompstation, tot grote ergernis van Mieke die gelijk door wilde lopen naar het station. Ik kocht chips (iets zouts) en iets te drinken. Daarna nam ik nog twee appelpunten en heel veel water om weer een beetje op krachten te komen. Ik moet onderweg drinken, zeker als het warm is. Eten kan ik vrij lang ontberen maar vocht niet. Er waren ook geen woningen om bij aan te bellen onderweg omdat het wel erg dunbevolkt was of uitgestorven. De enige levende wezens waren de talrijke blaffende honden achter hekken. Ik had bijna het voedselpakketje van de twee Amerikanen opgegeten maar het zag er niet erg aantrekkelijk uit. Het is intussen ook al aardig verkruimeld.
In Chatellerault ben ik nog even de stad in geweest terwijl Mieke op het station bleef. Ze had geen puf meer om nog te lopen of dingen te bekijken. We moesten enige tijd wachten op de trein die we wilden nemen omdat we het anders vandaag niet zouden halen tot Poitiers. We hebben alleen morgen nog samen en willen graag nog in Poitiers rondkijken. Ik was intussen weer aardig opgekrikt
door het eten en drinken. In Poitiers namen we de bus naar de jeugdherberg. Toen we van het hoofdgebouw naar een slaapgebouw moesten lopen raakte Mieke bijna in de stress omdat ze dacht dat het nog een eind lopen was. Het bleek er pal naast te staan. Ze had het even helemaal gehad. We bleven eten in de jeugdherberg en zaten aan tafel met een Engelse fietser die ook naar Santiago op weg was. Hij was de eerste pelgrim die ik tot nu toe tegenkwam. Hij had een strak schema in zijn hoofd om Santiago te kunnen bereiken want hij had niet zo veel vakantie. Hij moest ook nog tijd over houden om met zijn vrouw op vakantie te kunnen. Dat is ook een manier maar het zou mij niet trekken. Joop heeft daar niet moeilijk over gedaan. Het wordt wel erg een prestatietocht op die manier maar ieder zijn of haar plezier. In de jeugdherberg zat ook een groep verstandelijk gehandicapten. Ik zei tegen Mieke dat ze nu toch echt wel alles had wat haar hartje begeerde omdat ze andere jaren altijd een week als vrijwilliger met gehandicapten op reis ging. Voor haar was een week vakantie voor haarzelf toch wel een hele verandering vergeleken met andere jaren. Ik heb niet het idee dat ze er spijt van heeft, maar ze is toch wel blij dat ze weer naar huis kan. Ze zou niet graag mee verder lopen naar Spanje. Ze heeft zo haar eigen pelgrimsreis wel gehad ook al is het maar een klein stukje van mijn route. Ze is zichzelf de afgelopen dagen ook vast wel tegen gekomen net zoals ik en heeft haar eigen grenzen ook diverse keren moeten verleggen. Dat bleek gelukkig ook altijd mogelijk te zijn. Mieke is ook wel een beetje gewend geraakt aan de dagelijkse rituelen zo. Ze vraagt ook wat het tekstje van de dag is. We moesten even nadenken over het tekstje van vandaag. Mieke kent mijn geworstel met Joop. Zelf loopt ze ook tegen dingen aan in haar relatie. We proberen in ieder geval onze partners niet als kinderen te behandelen, stellen we vast. Maar of we dat ook echt niet doen? Met een partner vecht je veel uit om je grenzen te leren stellen en om allebei te kunnen groeien. Soms gaat de een iets harder dan de ander en dat geeft spanning. We kwamen er niet helemaal uit of we andere mannen soms
misschien als moeders benaderen en we probeerden voorbeelden te zoeken op het werk, wat tot enige hilariteit leidde. Joop zegt wel dat ik hem soms behandel als een van de kinderen. Ik heb jaren tegen hem gevochten alsof hij mijn vader was. Je zoekt zo’n relatie ook op omdat je niet klaar bent met je ouders. Die bepalen nu eenmaal je verdere leven of je dat nu wilt of niet.
Poitiers, vrijdag 2 juni. Boven alle deugden staat dit ene; het gestadig omhoogstreven, het strijden tegen zichzelf, het onverzadelijk verlangen naar grotere zuiverheid, wijsheid, goedheid, liefde. Goethe.
Vandaag hebben we de stad verkend en samen een fijne en ontspannen dag gehad. Mieke was vandaag tweeëntwintig jaar getrouwd en betaalde mijn eten als afscheidscadeautje. Ik ben wel doordrongen van de luxe van afgelopen dagen. Met Mieke samen is het toch anders en ik heb daar zeker geen spijt van. Ik wil met steeds minder toekomen en van meer dingen afstand doen zodat ik tot de kern kan komen. Het is een beetje de strekking van de tekst die me er toe drijft dit te doen. Ik moet daardoor ook steeds meer op anderen vertrouwen. Dit was wel een erg welkome afwisseling. Ik moet nog zo ver alleen. Het zal morgen wel moeilijk zijn maar het went vast wel weer. Voordat ik met andere pelgrims zal lopen moet ik eerst nog een poosje alleen. Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst. Ik heb al zoveel goede ervaringen die me sterken. De kristallen steen van Caroline is doormidden gebroken. Moet ik dit symbolisch zien? Misschien heb ik geen zwaard meer nodig. Ik wilde al geen wapen meenemen. Het zwaardje kwam er voor in de plaats. Ik vraag me af of ik genoeg vertrouwen in de mensheid, mezelf en vooral het goddelijke heb om verder te gaan. Ik heb de steen onderweg vaak vastgehad in mijn broekzak, vooral op moeilijke momenten. Hij heeft zijn kracht afgegeven, evenals het zakje stenen van Marieke. Ik neem ook Miekes steentje mee naar Cruz de Ferro.
Poitiers is een prachtige en gezellige stad met veel kunstwerken. De stad ligt op de top van een heuvel. We hebben heel wat kerken bezocht. Vooral de doopkapel van Jean Baptiste uit de vierde eeuw, een massief rechthoekig gebouw, vond ik erg indrukwekkend. Het schijnt dat deze kerk het oudste christelijke bouwwerk van Frankrijk is. Het is ook bijzonder omdat Jean Baptiste een
belangrijke apostel was, net als Jacobus. Ik vroeg er om een stempel als aandenken. Ook de kathedraal St. Pierre was erg mooi evenals de Notre Dame la Grande. In veel kerken is prachtig beeldhouwwerk te vinden. In de kerk van Ste. Radegonde bevindt zich een crypte met een heilige vrouw. De meeste crypten die ik toe nu toe zag zijn van heilige mannen. In de St. Hilaire bezochten we de crypte van de heilige die iedere pelgrim naar Santiago volgens de Codix behoort te bezoeken. Hem worden heel wat wonderen toegedicht. Zijn gebeente rust in een reusachtige basiliek. Ik bad er om de kracht om alleen verder te gaan. Naast de ingang van de kerk hing een blauw bordje met een gele ster van de pelgrimsorde van Jacobus. Jammer genoeg was er niemand te vinden die me een stempel van deze kerk kon geven maar gelukkig maakte Mieke ter herinnering een foto van mij voor het bordje.
Mieke schreef ter afscheid ook iets in het notitieboekje waar diverse collega’s al iets ter bemoediging ingeschreven hadden. Ze schreef dat ze langzaam maar zeker begon te begrijpen wat me beweegt om dit te doen. Ze schreef ook dat ze voor me gebeden had in de St. Hilaire. Dat ontroerde me erg. Ik weet niet eens of ze zelf regelmatig bidt of dat ze dat nu speciaal voor mij deed. Ze is wel van christelijke huize zoals dat heet. Ze schreef dat ze het moeilijk vond om afscheid te nemen maar dat ze ook naar huis toe wilde. Dat het wel genoeg was zo. Ze bedankte me voor mijn gezelschap en het delen van mijn gevoelens met haar en
mijn humor. Die heeft ze zelf anders ook behoorlijk in huis. Zelfs op moeilijke momenten konden we samen lachen. Dat is op het werk ook zo. Met haar en Dini heb ik al veel gelachen ook al waren de omstandigheden niet altijd erg positief en zaten we soms in de stress. Met hen kan ik ook mijn privé-leven delen. We hebben het onderweg eigenlijk bijna niet over ons werk gehad. Dat was niet bewust maar we hadden gewoon andere zaken te bepraten die meestal iets dieper gingen dan het werk. Werk is maar betrekkelijk alhoewel we ons werk beiden serieus nemen. Ze steekt me een hart onder de riem door te schrijven dat ik de kracht bezit voor mijn verdere reis maar dat het een kunst is om die voortdurend aan te spreken. Ik zal mijn best doen. Met de nieuwe voorraad compeedpleisters en sokken zal het wel lukken als ik Miekes raad maar opvolg. Ik zal haar missen. Ik geef aan Mieke ongeveer twee kilo spullen mee die ik niet meer mee wil slepen. Zeker als het warm is doet een paar kilo er toe. Zelfs mijn fleecejack geef ik mee. Ik heb altijd nog dat rare oranje regenjasje uit Sluis tegen de wind en mijn gestreepte T-shirt met lange mouwen om eronder te doen. Mieke gaat nu wel erg zwaar beladen terug maar die moet tenslotte minder ver lopen dan ik. Op het station in Goes wordt ze vast wel opgehaald.
Retrospectief (terugblikkend)
Poitiers-Bordeaux, 3 tot 10 juni Ligugé, zaterdag 3 juni. De mens die toegeeft aan zijn toorn of haat of welke hartstocht dan ook, kan niet werken, want hij verspilt zijn kracht en doet niets nuttigs. De rustige, vergevingsgezinde, rechtschapen en evenwichtige mens brengt het hoogste tot stand. Hij verliest geen kracht. Vivekananda.
Vanavond slaap ik in de Abdij van Ligugé, een Benedictijner kloosterorde die gesticht is in de vierde eeuw. Het is de plaats waar ooit de heilige Martinus als
kluizenaar geleefd moet hebben. Er zijn nog zo’n vijfentwintig monniken actief. Ze hebben een eigen winkel waar ze allerlei mooie spullen verkopen: muziek, aardewerk, iconen, boeken, wierook en zeep. Veel is van eigen makelij. Ze zetten hun poorten open naar de buitenwereld en de mensen worden uitgenodigd om deel te nemen aan hun diensten. Toen ik er om een stempel voor mijn pas ging
vragen vroeg de monnik in de winkel of ik onderdak zocht. Ik was erg verrast. Toen ik hier vanmiddag aankwam, na weer vele omzwervingen, waarbij ik zelfs op een gegeven moment weer richting Poitiers bleek te lopen, was ik eerst gaan bidden in de kerk. Om me wat te ontspannen en om me te helpen onderdak te vinden. Ik had er geen idee van dat dat hier kon omdat het ook nergens aangegeven stond. Voor de rest is het in deze streek nogal uitgestorven. Hier en daar ligt een dorpje, er is geen treinverkeer en bussen heb ik ook niet gezien. Doordat ik nogal wat tijd gestoken had in zoeken, teruglopen, verkeerde afslagen nemen etc. was ik me al weer zorgen gaan maken over het vinden van een slaapplaats omdat ik voor de avond niet meer in Vivonne zou kunnen komen waar ik eigenlijk onderdak wilde zoeken. Bovendien voelt mijn ene hiel rampzalig. Ik nam de uitnodiging dan ook dankbaar aan ook al was het nog geen vier uur en ik dankte God met een schietgebedje.
Ik volgde het GR-pad 364 dat gedeeltelijk langs de rivier de Clain loopt, ontzettend slingert maar plaatselijke varianten heeft rondom Poitiers waardoor ik diverse keren de mist in ging. Het ging al meteen fout toen er twee routes langs de rivier bleken te lopen die beiden roodwit gemarkeerd waren. Na ongeveer vijf kilometer hield de route waarvan ik dacht dat het de goede was ineens op. Alternatieven waren er niet. Weer terug in het centrum van Poitiers bleek ik een brug over de rivier, rakelings langs de TGV-baan, te moeten nemen. Mijn haren (die ik niet eens zoveel heb) wapperden in de wind als er een TGV langs kwam. De
route was overigens, ook aan de andere kant van de rivier, schitterend. Ik hield me voor dat dat een troost was want twee uur lopen om op dezelfde plaats weer opnieuw te beginnen is toch een tegenvaller. Het principe ’het gaat om het pad en niet om het doel’ is theoretisch de leidraad voor mijn tocht maar in de praktijk voelt het toch anders. Ik wil toch voorruit komen. Ik miste Mieke met haar capaciteit om kaart te lezen. Ik zal nooit meer spotten met mensen die net zoals Joop over hun kaart gebogen staan. Ik schaam me erover. Ik heb grote stukken door sprookjesachtig bos en vlak langs het water gelopen. Het was redelijk weer, met af en toe een regenbuitje. Goed weer om te lopen omdat het ook niet al te warm was. We waren rond half negen vertrokken vanmorgen en hebben ergens halverwege afscheid genomen. Mieke liep door naar het station en ik sloeg af om het GR-pad te volgen. Het afscheid was minder heftig dan dat van Marieke en Tineke. Het contact met Mieke heeft me goed gedaan maar ik was er ook klaar voor om weer alleen verder te gaan hoewel ik er ook angst voor heb.
Vanmiddag bij aankomst heb ik eerst de kerk en het klooster van St. Martin bezocht. In de kelder bevindt zich de crypte. Martinus (Maarten) is hier ooit als pelgrim aangeland. Ik vind het een fijn en bijzonder idee dat ik in de voetsporen van zo’n belangrijke heilige loop en nu verblijf op een plek waar hij ooit vertoefde en zijn wonderen verrichtte. Om vijf uur heb ik de Vespers bezocht wat me erg ontroerde, sterkte en rustig maakte. Hun Gregoriaanse gezangen klonken prachtig maar zo eenvoudig, bijna zonder muziek. Onder hen waren ook een aantal jonge monniken. In een van hen herkende ik de monnik die me vanmiddag mijn kamer gewezen had. Hij liep toen in spijkerbroek en wees me waar ik zijn moest. Zelf kwam hij niet in de vrouwenvertrekken. Ik slaap in een eenvoudige tweepersoonskamer met twee kale bedden en een bijbel. Ik kijk uit over de tuin waar ik af en toe een van de monniken zie lopen. Om het kwartier slaat er een klok. De monniken hebben een vaste regelmaat van werken, bidden
en recreëren: bidt en werkt! Het is een gewoonte die gebaseerd is op het gegeven dat je op ieder moment je werkzaamheden moet kunnen loslaten, wat het ook is. Daarna pak je je werk weer op en doet ieder soort werk met grote aandacht en liefde. Het ene is niet belangrijker dan het andere. God bezingen is niet belangrijker dan de wc schoonmaken. Ieder doet werk naar zijn capaciteiten. De een is ook niet meer waard dan de ander en belangrijke beslissingen worden gezamenlijk besproken. Je mag fouten maken en je kunt iedere keer opnieuw beginnen. De leefregels van Benedictus zijn eenvoudig. Het toegeven aan hartstochten kan je heen en weer slingeren tussen uitersten en je energie verspillen zoals het tekstje luidt. Door zo te leven als deze monniken verspil je waarschijnlijk geen energie. Er is een volmaakt evenwicht tussen geest en lichaam, God en fysieke arbeid.
De bijdrage voor de overnachting is op vrijwillige basis en kan op een schoteltje gelegd worden. Ik kan uit de koelkast in de grote keuken pakken wat ik nodig heb, zelfs bier. Ik bleek het diner te delen met zeven oudere nonnen die hier verblijven na een rondreisje in deze streek. Ik ging er eerst van uit dat ze hier ook woonden maar al gauw hoorde ik dat ze opgewonden verhalen hadden over wat ze allemaal gezien hadden vandaag. Dit soort uitjes is blijkbaar een hoge uitzondering voor hen. Het leek wel een schoolreisje voor leerlingen van de basisschool. Ze werkten in een andere streek in Frankrijk en hebben een reünie. Ik werd door hen bediend als was ik Jacobus zelf toen ze hoorden waar ik naar toe ging. Ze wilden van alles weten over mijn tocht, deden hun best langzaam te praten en stopten me allerlei dingen toe die over waren van de maaltijd. Ze schonken me rijkelijk wijn in die me enigszins naar het hoofd steeg waardoor ik makkelijker Frans praatte. Ze konden me goed verstaan zeiden ze. Zelf dronken ze ook wijn, aangelengd met water. Het leek wel of ik zeven moeders had. Ze waren bezorgd over het verloop van mijn verdere reis en vroegen of ik voor hen wilde bidden en een kaarsje opsteken in Santiago. Dit heb ik ook al beloofd aan
de zusters in het andere klooster en andere mensen die ik onderweg ontmoette. Ik zal een lijstje aan moeten leggen, want voor ik er ben zal het rijtje nog wel aangroeien. Ik wil geen mensen vergeten aan wie ik dat beloofd heb. Mijn spirituele verdieping vindt door dit soort gebeurtenissen vanzelf plaats. De zusters gaven er een licht en vrolijk tintje aan.
Na de maaltijd belde ik Mieke om te vragen of ze goed aangekomen was. Ze bleek twee uur eerder aangekomen te zijn dan ze gedacht had. Het was dus een vlottere reis geweest dan die naar Frankrijk toe. Ze vond het erg leuk om me even te horen. Ze had er ook moeite mee gehad om afscheid te nemen en me alleen verder te laten gaan. Ik vertelde dat het wel weer wennen was zo alleen maar dat ik weer in een klooster terechtgekomen was en dat ik omringd door zeven kwetterende nonnen de maaltijd genuttigd had. Ze vertelde me dat het vrachtje dat ze voor mij meegenomen had bijna drie kilo woog. Als ik meer vertrouwen heb kan ik dus met minder kilo’s lopen. Ik dacht al dat ik me weer veel lichter voelde.
St. Jean d’Angely, zondag 4 juni. Wij veroveren de kosmos, we bestrijden de elementen. We zegevieren over onze vijanden. Maar nog steeds rest ons de grootste van alle overwinningen te behalen: over de onbekende mens, over onszelf! Yesudian.
Vanochtend om zeven uur werd ik gewekt door het gezang van de monniken in de kerk, vlak naast mijn open raam. Het was een wel heel bijzondere manier om wakker te worden. Ook dat deze monniken op deze manier hun leven aan God wijden vind ik bijzonder. Dat moet toch een tegenwicht bieden aan al het slechte in de wereld. Hun dagindeling draait om de rituelen in de kerk, vanaf het opstaan tot aan het naar bed gaan. In de eetkamer stond mijn bordje klaar. De monnik van gisteren kwam kaas en jam brengen. Ik moest goed eten zei hij, voor
de calorieën. Ze zouden ook voor me bidden, de monniken, voor mijn verdere tocht. Ik werd er erg stil van. De deur van het klooster stond wijdopen, net zoals gisteren toen hij me uitnodigde om binnen te komen, maar nu was het om te gaan. Bij het beeld van St. Martin dankte ik voor alles en bad voor mijn verdere tocht en dat mijn vertrouwen met de dag mocht groeien. Achter het beeld hing een wandkleed waarop de geschiedenis van St. Martin en een gebed geborduurd waren. Na het bezoek aan de kerk ging ik op pad en liet ik het nog slaperige Ligugé achter me.
Over de kleine weggetjes stak ik, met de kaart binnen bereik, dwars door het gebied richting Lusignan waar volgens mijn Engelse gidsje onderdak zou zijn. Helemaal gerust was ik er niet op want het gidsje beweerde wel meer dat niet bleek te kloppen. Ik moet het met mijn vertrouwen doen. Gisteren is ook alles goed gegaan en dat was niet de eerste keer. De temperatuur was goed maar het regende af en toe. Mijn cape sloeg ik af en toe terug over mijn hoofd, als het droog was, omdat het eronder al snel te warm werd. Toen ik daar na een kilometer of vijf weer eens mee stond te hannesen zei een zondagse wielrenner, die ook zijn regenkleding uit stond te trekken, dat het wel erg chaud was zo. En dat was ook zo. Je begint snel te zweten met zo’n cape aan. Het was nog wel een kilometer of dertig lopen naar Lusignan volgens de wielrenner. Het is een vertrouwd beeld, die zondagse wielrenners. Joop doet ook altijd zijn rondje op zondagochtend. Het is dan erg stil op de wegen, heel anders dan door de week als iedereen naar zijn werk gaat en er vrachtverkeer of tractors op de landweggetjes rijden. Het op de kaart lopen bleek redelijk goed te lukken. Ik krijg er steeds meer handigheid in. Af en toe gebruikte ik mijn kompas. Ook de zon deed dienst als richtingaanwijzer. Hij kwam slechts een paar keer echt door maar ik voelde hem wel als ik mijn gezicht naar boven hield. Er was maar weinig gelegenheid om mensen de weg te vragen omdat het dunbevolkt is en er weinig leven op straat was, juist vanwege
de zondag. Een café of restaurantje ben ik ook niet tegengekomen. De glooiende intens groene heuvels, ook door de regen, werden afgewisseld met bossen en riviertjes. Een vredig landschap.
Rond drie uur kwam ik zonder veel pauze te hebben genomen in Lusignan aan waar het enige hotelletje dat er nog was geen onderdak bood omdat er van zondag op maandag in de meeste hotels in Frankrijk geen nieuwe gasten ingeschreven worden. Het personeel heeft dan zeker ook een verplichte vrije dag. De hotelbaas was niet te vermurwen. Hij wilde wel iets te drinken aanbieden maar dat hoefde ik niet van hem. Ik was eigenlijk behoorlijk pissig maar ik had me voorgenomen dat ik het zou nemen zoals het was, als een dagelijkse les. Voor hem zal ik niet bidden in Santiago, hoewel het misschien juist voor hem wel nodig is maar zover ben ik nog niet, letterlijk en figuurlijk. Ik heb nog een lange weg te gaan. Ik sprak mezelf toe dat er gelukkig ook heel veel vriendelijk mensen zijn die me al geholpen hadden. Daarom vallen dit soort horken natuurlijk ook zo op. Aan een grotere weg, terug richting Poitiers, zou volgens hem wellicht wel onderdak zijn. Hij ondernam verder geen actie om dit te verifiëren. Ik had me na twee keer in Gent te zijn geweest in mijn eerste week voorgenomen nooit meer onderdak te zoeken door weer terug te gaan naar de plek waar ik vandaan kwam. Een mens moet tenslotte vooruit en niet achteruit, ook al is het maar een klein stukje per dag, en zeker niet lopend langs een grote autoweg. Hoewel de moed me wel een beetje in de schoenen gezakt was probeerde ik mezelf weer op
te peppen. In de eeuwenoude kerk, de Notre Dame, met vele sporen van de pelgrimsroute die hier vanouds langsliep, bad ik om hulp en rust. Ik bedacht me dat als ik verdieping zocht, ik niet al mijn energie moest stoppen in tobben over onderdak. Ik liep nog wat rond in de oude straatjes van het mooie maar uitgestorven stadje en ging op zoek naar een treinstation omdat ik me in deze
plaats niet echt welkom voelde. Misschien zou het gemeentebestuur iets meer met zijn geschiedenis moeten doen. Wat een verschil met de overnachtingsplaats van gisteren! Misschien moest ik niet meer naar hotelletjes maar naar eenvoudiger en spiritueler plekken om te overnachten.
Het stationnetje, dat een beetje in de periferie lag, zag er al net zo uitgestorven uit als de rest van het stadje. Het station was reeds lang gedeeltelijk dichtgetimmerd en de rest werd zo te zien als woonhuis gebruikt. Om de zoveel tijd denderde er een TGV langs het stationnetje. Ook was er een kaartjesautomaat waar je met gepast geld, wat ik niet had, een kaartje kon kopen. Het zag er in eerste instantie niet erg hoopgevend uit. Na enig zoeken ontwaarde ik een briefje waarop stond dat er ook nog wel een paar treinen waren die hier op zondag stopten. Ik had de keus tussen Poitiers en Niort en kon niet richting Melle zoals ik in mijn hoofd had. Niort is een grote plaats en ligt veel te westelijk. Op het perron hing een telefoon van de spoorwegen die ik kon gebruiken om te informeren. Na enig proberen lukte me het verbinding te krijgen nadat ik mijn vraag enige keren voor mezelf herhaald had. Toen ze tot drie keer toe de vertrektijden herhaald hadden en ik het nog steeds niet vatte, vroeg ik hen de cijfers van de tijd achter elkaar te noemen waardoor ik het eindelijk begreep. Getallen in het Frans zijn nog steeds een ramp voor me. Ze verzekerden me dat ik in de trein ook een kaartje kon kopen. In het gore bushokje, waarin gelukkig een bankje stond, wachtte ik twee uur op de trein. Ik was blij dat ik nog een stuk stokbrood, een halve honingmeloen en mijn boek van Mieke van de Spaanse heiligen had zodat lichaam en geest in ieder geval gelaafd konden worden. Het moet er nogal maf uitgezien hebben, zo’n vrouw van middelbare leeftijd in een sjofel oranje regenjasje in een verlaten bushokje. Er zijn leukere manieren om een zondagnamiddag door te brengen, bijvoorbeeld met je familie rond deze tijd een borrel drinkend in je eigen huiskamer. Ik moet veel op een zwerver geleken hebben.
Dat is wel zo’n beetje de echte betekenis van het woord pelgrim. Het Latijnse woord ’perigrinus’ betekent ’vreemde buitenstaander, zwerver’. Zo voelde ik me dan ook wel enigszins, in zo’n verlaten omgeving.
In de trein bleek het kopen van een kaartje niet zo’n probleem en het was niet duurder. De conducteur gaf me raad over hoe ik weer op mijn route kon komen. In Niort kon ik een overstap maken naar St. Jean d’Angely dat ik in ieder geval toch ook aan wilde doen. Zo kwam ik onverwacht en onbedoeld vandaag een heel stuk verder uit dan gepland omdat ik er geen behoefte aan had om Niort, een grote stad, aan te doen en daar een hotelletje te zoeken. Ik wilde het verder bij pelgrimsplaatsen houden en van St. Jean wist ik dat er een klooster was dat onderdak bood. Toen ik er tegen achten eindelijk aankwam bleken plaatselijke bewoners die ik op het station aansprak er nog nooit van gehoord te hebben terwijl het nota bene volgens mijn informatie een erg actief pelgrims- en cultureel centrum moest zijn. Ik liet me niet uit het lood slaan en liep enige kilometers naar het centrum omdat ook dit treinstation weer ergens in de middle of nowhere lag. Al stappend zei ik tegen mezelf dat ik het zou vinden en er gewoon zou slapen, punt uit. Intussen zag ik een mooie oude stad aan me voorbijtrekken: bochtige straten met pleintjes en oude statige huizen, een toren met een prachtig uurwerk, een belfort uit de veertiende eeuw en een prachtige oude fontein die ze aan het restaureren zijn. In de enige zaak die nog open was kocht ik een stuk stokbrood omdat ik niet verwachtte dat er vanavond nog een warme maaltijd in zou zitten.
Uiteindelijk kwam ik in het donker bij het voormalig klooster aan dat niet zo moeilijk te vinden was. Het staat vlak achter de enorme, nooit voltooide basiliek. Er ligt een omtrek van fundamenten en er staan twee enorme torens, los van gebouwen die er nooit gekomen zijn. In het cultuurcentrum bleek alles potdicht
te zijn. Alle hekken waren gesloten. Ik probeerde, in de vaste overtuiging dat ik hier de nacht door zou brengen, diverse bellen uit bij de poort van de abdij waar een St. Jacques-schelp hing. Na herhaaldelijk bellen deed er een jonge knul open die vertelde dat het ook hier zondags dicht was. Ik vertelde hem dat ik meer dan dertig kilometer gelopen had en dat ik erg moe was. Het huilen stond me dan ook nader dan het lachen toen hij me zei dat het dicht was. Ik mocht mee maar moest morgen in het gastenboek een andere datum schrijven dan die van vandaag. Ik was hier dus zogenaamd gisteren aangekomen, op zaterdag. Ik vond alles best als ik maar een slaapplaats had voor de nacht. Het geen onderdak bieden aan gasten geldt dus zelfs op pelgrimsadressen. Ik vind het een vreemde gewoonte en vraag me af wat een pelgrim dan op zondag moet doen. Misschien moet hij blijven waar hij is en dan maar niet op pad gaan. Waarschijnlijk heeft het met de zondagse rustdag te maken. De jongen leidde me door diverse lange gangen en grote vertrekken van het voormalig klooster. Het is zo te zien allemaal aangepast aan het herbergen van groepen jongeren. Ik bleek de enige gast in het enorme complex te zijn en werd naar een kamer gebracht die de naam van St. Jacques droeg. Ik trof er een bed met lakens, kussens, een vrolijke sprei,
handdoeken en een eigen douche en wc aan. Wat een luxe voor een pelgrim en ook nog gratis! De jongen verontschuldigde zich nog dat het zondag was. Door de week kreeg je ook nog eten. Ze krijgen vast heel veel Europese subsidie. In hun stempel wordt ook de Europese cultuur genoemd.
Ik heb uitzicht op de binnenplaats van de abdij en ’Les tours’ van de abdijkerk die nooit voltooid is en waar het hoofd van Johannes de Doper, dat in de negende eeuw aan de Benedictijnen werd toevertrouwd, bewaard wordt. Toen ik daarnet Joop belde, in het donker in mijn voormalige kloosterkamer in de vensterbank gezeten, vanwege het bereik, met zicht op de verlichte torens, voelde
ik me intens gelukkig. Bovendien vertelde hij me ook nog dat hij me miste. Ik mis hem ook, maar ik wil niet terug en ik voel me ook niet eenzaam ook al zit ik hier alleen in dit grote gebouw in een wildvreemde plaats. De jongen had me een sleutel gegeven van een achterdeur voor als ik er vanavond nog uit wilde. Na een langdurige warme douche en het verzorgen van mijn hielen heb ik daar geen enkele behoefte meer aan. Ik ben behoorlijk moe. Ik stel me tevreden met mijn droge stokbrood, een stuk kaas dat ik gisteren van de nonnen meegekregen heb en water. De kamer mag dan wel luxueus zijn maar de maaltijd is een pelgrim waardig. Ik ben God en Jacobus erg dankbaar. Ze hebben me bijgestaan in mijn strijd vandaag. Het was een dag die niet alleen zegeningen kende maar ook zijn dieptepunten had waar ik doorheen gekomen ben. Wat een hoeveelheid aan gevoelens kan een mens op één dag verwerken!
Saintes, maandag 5 juni. Ik ben geboren tot de strijd; laat mij dus strijden tot het einde, met het zwaard der onbevreesdheid in mijn rechterhand en met het schild van oordeelkundigheid in mijn linkerhand. Yesudian.
Het thema van vandaag hield me aardig bezig en ik werd er op allerlei manieren mee geconfronteerd. Ik vroeg me zodoende af hoe je iemand nog kunt doden als je eerst over iemand moet oordelen. Dat betekent namelijk dat je eerst iemands beweegredenen moet achterhalen en je moet afvragen waarom iemand jou heeft aangevallen. Als je daarover nadenkt kun je eigenlijk ook nooit iemand te lijf gaan, want wie ben jij om te oordelen? Je zult je ook moeten afvragen wat je eigen motieven zijn en daar heb je tijd voor nodig zodat ondertussen je woede afkoelt. Ik denk dat deze vragen uiteindelijk beantwoord kunnen worden aan de hand van het verhaal van de splinter in het oog van de ander en de balk in je eigen oog. Deze gelijkenis vertelt dat die balk eerst verwijderd moet worden voordat je kunt oordelen over die ander. Mijn vader strooide te pas en te onpas kwistig met
bijbelteksten maar dit was er een die mijn moeder gebruikte. Soms kwamen we er later achter dat de teksten die mijn vader gebruikte helemaal niet in de bijbel stonden maar dat hij ze zelf verzonnen had. Ondertussen zijn ze me wel mijn hele leven bijgebleven. Hij gebruikte ze om anderen, vooral mijn moeder en mij en zijn andere twee dochters, als vrouw in het gareel te krijgen en niet voor zichzelf. Dat was natuurlijk ook een kwestie van de schuld bij de ander leggen door de ander aan te vallen zodat hij niet naar zichzelf hoefde te kijken. Mijn moeder gebruikte haar tekst vooral wanneer mijn vader weer eens een van zijn meestal vrouwonvriendelijke stellingen gebruikte ten opzichte van haar of ons.
Ik slaap vannacht weer in een abdij: de voormalige vrouwenabdij ’aux Dames’. Het overnachtingsgedeelte van de abdij wordt beheerd door de jeugdherberg. De abdij zit vol met scholieren die hier een excursie hebben maar na enig soebatten mocht ik er toch slapen. Ik zou dan wel de kamer moeten delen met een leerling van de basisschool. Daar had ik geen bezwaar tegen maar uiteindelijk bleek die hier toch niet te slapen. Vanavond stonden de kinderen in rijen bij de telefoon die vlakbij de wc hangt. Ze belden om beurten naar huis en vertelden opgewonden verhalen. Gelukkig maar dat niemand van hen de kamer moest delen met een vreemde mevrouw. Het zou vast en zeker het eenzaamste kind van de groep geweest zijn zo zonder andere vriendjes om bij te slapen.
Vanmorgen bezocht ik eerst, in de plaats die naar hem genoemd is, de kerk waar zich het relikwie van Jean le Baptiste zou moeten bevinden. Ik vond er geen sporen van en ook geen verwijzingen naar. Misschien is het verhaal geschrapt uit de analen van de kerk. Het hoofd dat volgens het boek over zijn translatie per boot vervoerd werd zou zelfs tijdens de reis al voor vele wonderen gezorgd hebben. Omdat mijn energiepeil vanmorgen niet zo hoog was besloot ik om vandaag een stukje met de trein te gaan om Saintes te kunnen halen. De onderkanten
van mijn voeten zijn pijnlijk. Er zitten dooie stukken in en ze tintelen soms. Mijn hielen beginnen eindelijk te genezen. Mijn onderbuik voelt zwaar aan vandaag. Terwijl ik Saintes bekeek aan het eind van de middag, gelukkig even zonder rugzak, overvielen me vele vragen en twijfels. Ook het weer zit niet erg mee. Het bleef maar regenen. Ik miste Joop en ik stelde me hem voor met het boek van Frankrijk naast de telefoon. Vanavond toen ik hem belde om te zeggen dat ik in Saintes zat, vertelde hij me dat er een mooie Romeinse triomfboog moest staan. Ik stond er precies op dat moment naar te kijken, vanaf de overkant van de rivier de Charente die dwars door de stad loopt. Vaak weet Joop al te vertellen wat ik de volgende dag zal zien, als ik tenminste op mijn geplande bestemming aankom. Hij leeft heel erg mee en steunt me terwijl hij het eerst helemaal
niet zag zitten dat ik in mijn eentje zo’n tocht zou maken en zeker niet langs de route die niet door andere pelgrims gelopen wordt, zoals ik doe. In de kathedraal van St. Pierre stak ik bij de heilige Joseph kaarsen op voor de kinderen. Ik miste mijn familie opeens heel erg.
In de St. Eutrope bezocht ik in de enorme crypte de sarcofaag uit de vierde eeuw van de heilige Eutropius. Deze bisschop van Saintes, die van heidense Perzische afkomst was, stierf de marteldood. Hij was als zoon van een emir in Babylon, verheven van stand, en na zijn bekering de deemoedigheid zelve. Aan het hof van koning Herodus hoorde hij de verhalen van Jezus en hij zocht hem op. Hij was aanwezig bij het wonder van de vermenigvuldiging van de vijf broden en de twee vissen waarmee de vijfduizend mensen die naar Jezus waren komen luisteren gevoed werden. Hij volgde Jezus tijdens zijn intocht in Jeruzalem. Na de dood van Jezus doodde hij in Babylon de joden die hij tegenkwam met het zwaard omdat de joden Christus hadden gedood. Hij zei zijn wereldse bestaan vaarwel, ging in Gallië het geloof prediken en kwam uiteindelijk in Saintes terecht.
Hij werd door de bewoners geslagen met stokken en kreeg brandwonden door brandende toortsen. Hij verlangde te lijden en hij was vervuld van zendingsdrang. ’s Nachts leefde hij in een hutje buiten de stad. De dochter van de koning van de stad, Estella, verkoos het gezelschap van Eutropius boven de weelde van haar stand. Haar vader liet de heilige doodmartelen door een menigte. Het meisje begroef hem en waakte dag en nacht bij het graf in zijn hut. Later bouwden de christenen boven op de heuvel waar zijn lichaam begraven lag een reusachtige basiliek. Daar werden lijders aan allerlei ziekten vaak genezen. Een mevrouw die tegenover de kerk woont gaf me een stempel in mijn pas.
In de buurt van de kerk bevinden zich de overblijfselen van een Romeinse arena, een amfitheater. Ik vroeg me af of hier de gelovigen voor de leeuwen gegooid werden. Veel in deze stad draagt sporen van strijd en marteling. Veel monumentale gebouwen zijn beschadigd door de beeldenstorm. Het geloof waarin ik opgevoed ben, dat van de Hugenoten, stond ook niet bekend om zijn tolerantie. Ik schaam me bijna voor de beschadigingen van zoveel creativiteit en noeste arbeid. Het vereren van heiligen was ook in het geloof van mijn vader zondig en Katholieken waren dus slecht. Ik kon als kind het verschil niet zo ontdekken tussen ons en mijn buurmeisjes, die katholiek, hervormd en zonder geloof waren. Waren wij beter omdat we gereformeerd waren? Baden we niet allemaal tot dezelfde God? Is het ene geloof beter dan het andere? Dit is dus wat tot oorlog, tot strijd leidt. De mensen zijn nu niet toleranter dan vroeger. Het is maar een dun laagje. De angst voor de Islam zit er bij ons in Nederland ook in. Het vrijwillige martelaarschap wordt ook nu nog in praktijk gebracht met het idee dat het in het hiernamaals beter wordt. Strenggelovige mensen worden bij ons belachelijk gemaakt. Ik deed daar zelf ook aan mee. Ik zette me door mijn eigen achtergrond af tegen het geloof om er afstand van te kunnen nemen. Nu vind ik het langzamerhand terug maar het brengt ook veel onzekerheid met zich
mee. Ik zie ook nog steeds de slechte kanten die eraan zitten. In naam van God wordt veel onrecht gedaan.
Vanuit mijn voormalige cel in het klooster hoor ik accordeonmuziek. Ook dat brengt me weer dicht bij Joop omdat hij die ook bespeelt. Er is zo te horen een feestje in de buurt. Het is een vreemde combinatie, zo’n eeuwenoud klooster met die muziek. Aan het eind van de middag kwam gelukkig de zon weer een beetje terug en dat maakte alles wat vrolijker, inclusief mezelf. Hoewel Saintes vele musea telt beperkte ik me tot een bezoek aan deze voormalige abdij waarin de geschiedenis van de vrouwelijke stichters van deze orde te zien is. Het is een uitzondering op de vele mannelijke bolwerken waar de vrouwen zo te zien de nodige strijd voor geleverd hebben. Bij de abdij hoort een merkwaardige grote vierkante klokkentoren met grote galmgaten waar je boven op het dak kunt staan. Je hebt er een schitterend uitzicht over het plein en een gedeelte van de stad. Morgen wil ik Pons halen. Op de kaart te zien is het een flink stuk lopen maar het moet te doen zijn.
Pons, dinsdag 6 juni. Kracht kan zich niet manifesteren waar zwakte is. Wees wat je bent! Je ware aard is kracht. Vivekananda.
De route naar Pons bleek ineens goed gemarkeerd te zijn met stenen paaltjes waarop jakobsschelpen stonden. Toen ik in de velden zat te rusten, midden tussen de ruïnes van een Romeins amfitheater, zag ik er opeens een staan. Mijn hart maakte een sprongetje. Ik zat op de goede weg! Dat wist ik natuurlijk al lang, maar zo’n paal met zo’n Santiagoschelp maakte het ineens wel heel dichtbij. Het werd me nu wel erg makkelijk gemaakt door zo’n ijverige Orde van St. Jacob, die hier samen met de gemeente of de VVV, de oude route heeft uitgezet, nog zo ver van Santiago af. Het was lekker weer, een redelijk vlakke route
en om een uur of drie was ik al in Pons waar ik gelijk naar het Hotel de Ville (gemeentehuis) stapte. Het bleek een fraai gebouw met torentjes uit de vijftiende eeuw, heel wat anders dan het saaie stadskantoor waar ik dagelijks werk. Ik had gelezen dat de gemeente verplicht is om pelgrims onderdak te bieden omdat dat in een of ander wetje geregeld is. Zo’n actieve gemeente die meegeholpen had de
route te markeren zou hier vast en zeker ook iets van afweten. Ik moest mijn pelgrimspas laten zien, kreeg een stempel en men overlegde met elkaar en sloeg aan het bellen. Hier wordt blijkbaar niet dagelijks gebruik van gemaakt door pelgrims. Na enige telefoontjes kreeg ik een briefje met een adres erop van de familie Richard in de Rue du Colombiers, onder aan de berg met de toren: een gerestaureerde donjon uit de twaalfde eeuw die ooit vernield is door Richard Leeuwenhart. Een bezoek aan de donjon was niet mogelijk omdat er dinsdags in Frankrijk veel gesloten is. Het plateau waar de toren op staat en waar het gemeentehuis aan grenst is een mooie plek waar ik op een van de vele terrassen een biertje bestelde. Mijn onderdak was weer geregeld, een geruststellend idee waardoor mijn bier nog beter smaakte. Zo te zien wordt St. Jacques hier behoorlijk gepromoot. De halve stad ligt opgebroken en er is al veel gerestaureerd. Pons ligt aan de oever van de Seugne. De donjon zie je al van verre liggen en is het visitekaartje van de stad.
Het gezin dat voor de gemeente pelgrims opvangt bestond uit een wat ouder echtpaar en een dochter die op bezoek was en vandaag met vader uit vissen was. Ze wonen in een eenvoudig huis met een grote tuin aan het eind van een nauw straatje. Je kunt vanaf hier de toren zien. De vrouw, Marie Jo, stond me al op te wachten in de tuin waar ze bezig was. Ze hield van bloemen, dat was te zien Ik dacht eerst dat ze een chambre d’hôte hadden maar ze bleken alleen maar pelgrims op te vangen die af en toe eens via de gemeente bij hen terechtkwamen. Een vrouwelijke pelgrim van mijn leeftijd, alleen lopend vanuit Nederland
hadden ze nog nooit gehad. Ze hadden nog contact met twee andere Nederlandse pelgrims uit Amsterdam en Bergen op Zoom. Volgend jaar zouden ze naar Nederland op vakantie gaan met hun caravan en dan zouden ze die opzoeken. Ze waren al eerder in Nederland geweest, ongeveer tien jaar geleden. Natuurlijk zouden ze ons in Baarland ook opzoeken. Ik kon blijven eten. Ze aten speciaal voor mij vroeger omdat dat in Nederland gewoonte is en ze wilden niets van enige vergoeding hiervoor horen. De gastheer was al enige tijd vervroegd met de vut en had lange tijd op de cognacfabrieken van Martinel gewerkt. Zelf lustte hij geen cognac. Jammer, ik wel. De gastvrouw had altijd in het onderwijs gezeten. Ze kwamen beiden van onder Bordeaux maar vanwege haar baan woonden ze al heel lang hier met hun vier kinderen die nu allemaal het huis uit waren. Ze hadden net als ik twee jongens en twee meisjes. Toen de gastheer thuiskwam met zijn bootje boven op de auto gebonden bleek hij niets gevangen te hebben. Wel kreeg ik foto’s te zien waarop hij stond met de grote vissen die hij wel eens gevangen had. Aan tafel had hij zijn vaste plaats en hij at in zijn hemd. Hij deed me denken aan mijn eigen vader die ook regelmatig in zijn blote bast rondliep en een passie voor vissen had. Ik ging vaak met hem mee, niet omdat ik vissen zo leuk vond maar omdat ik het met mijn vader aan de waterkant zitten, soms ’s nachts, erg fijn vond. De gastheer noemde zijn dochter, die ook bleef eten, liefkozend een ’fille manqué’, een gemankeerde dochter omdat ze meer van een jongen weg had. Ze had een mannenberoep en reed op een zware motor. Uit die opmerking waar ze zelf bij zat kon je merken dat hij trots op haar was. Ik weet niet of het ook betekende dat ze lesbisch was maar ook dat deed me denken aan mijn vader en onze verhouding tot elkaar.
Mijn vader had jammer genoeg voor hem geen zonen maar drie dochters gekregen. Mij voedde hij op als een jongen. Ik durfde veel, was niet erg meisjesachtig en ging vaak met hem mee naar zijn werk. Hij was uitvoerder in de wegenbouw.
Ik mocht al vroeg zelf op tractors rijden. Als kleuter reed ik soms de hele dag mee in de vrachtauto’s die zand aanvoerden voor de stratenmakers. Ik had zelfs ooit midden in de winter een afsluiter die losgeschoten was uit een pas aangelegde rioleringsbuis gehaald, vele meters schuifelend op mijn buik met een touw aan mijn voeten en een lamp op mijn voorhoofd. Een volwassen man was te groot om er door te kunnen anders had hij het zelf wel gedaan. Als ik het niet gedaan had, had de straat opnieuw opgebroken moeten worden. Achteraf bleek dat hij hem toch wel geknepen had. Toen ik de afsluiter los had trok hij me veel te snel aan mijn benen terug omdat het hem niet snel genoeg ging. Het vel lag van mijn heupen. Hij heeft het verhaal jarenlang trots rondverteld. Toen ik me in de pubertijd als meisje ging gedragen, make-up opdeed en met jongens omging ging het goed mis tussen ons. De spanningen liepen soms hoog op en hij kon erg driftig zijn. Ik trotseerde zijn klappen en liet nooit merken dat het me zeer deed terwijl de aframmelingen soms niet mis waren. Ik ben altijd verbaal tegen hem in blijven gaan, ook al woonde ik allang op mezelf. De strijd tussen ons bleef. Dat maakte hem nog kwader. Hij kreeg geen vat op me. Hij was sterk, maar ik ook. Ik gaf niet op. Zijn kijk op vrouwen maakte me ziedend. De emancipatiestrijd vocht ik op het persoonlijke vlak met mijn vader uit voor het hele gezin. Mijn moeder en zusjes waagden het niet om zijn uitgesproken meningen zo in twijfel te trekken als ik deed. Toch was ik ook bang van hem. Autoritaire mannen bleven een probleem voor me en ik bleef mezelf ten opzichte van hen bewijzen. De tocht die ik nu maak heeft er ook alles mee te maken.
Mijn leven lang vecht ik er al voor om door mijn vader geaccepteerd te worden zoals ik ben. Zelfs nu hij al jaren dood is worstel ik nog met de verwachtingen die hij van mij had en die bepaald niet eenduidig waren. We moesten leren om vooruit te komen, diploma’s waren belangrijk en we moesten ons als vrouw en als moeder aanpassen. Ik voldeed nooit. Het botste in mezelf en met mijn omge
ving die mijn eigen tweestrijd spiegelde. Mijn maatschappelijke carrière heb ik vooral aan mijn vader te danken. Ik bewees daarmee dat ik net zo goed was als een man. Ik ben er ook trots op. Ik heb werk dat me na ligt en waar ik gewaardeerd word. Naast mijn drukke gezin bleef ik studeren en werken. Ik deed verschillende studies, had allerlei baantjes en ik ging steeds nieuwe uitdagingen aan. Mijn vader vond dat vrouwen thuis hoorden bij het gezin. Mannen verdienden de kost. Ik heb het mezelf niet makkelijk gemaakt. Ik wilde man en vrouw tegelijk zijn en ik heb daardoor veel van mijn zachte kanten onder geschoffeld. Zacht zijn was gelijk aan zwak zijn dacht ik. Zo was mijn moeder die het nooit kon winnen van mijn vader. Als je zwak was kon je het leven niet aan en het leven kon hard zijn, dat wist ik al vroeg. Mijn vader was sterk en dat wilde ik ook zijn. Hoewel ik gevoelsmatig altijd voor mijn moeder opkwam en haar positie begreep, terwijl ik er ook op neerkeek, bleef ik streven naar het ideaalbeeld dat mijn vader had van een man. Het was een onmogelijke spagaat die de rest van mijn leven bepaalde. ’Wees wat je bent!’ zegt het tekstje maar dat is moeilijk te achterhalen. Ik ben gaan voldoen aan verwachtingspatronen van mijn ouders. Mijn vader was hierin dominant.
Mijn moeder vond me sterk. Ze trok zich aan me op en was trots op me. Ze begreep mijn streven en ze ondersteunde me hierin. Ik koos voor het ontwikkelen van mijn talenten en die lagen niet alleen binnenshuis. Ze moest eens weten hoeveel moeite het me kostte. Ze was ook trots op mijn maatschappelijke carrière. Zelf had ze graag verder geleerd na de lagere school. Later, na de scheiding, deed ze dat alsnog. Ze haalde haar diploma voor pedicure en zette een eigen praktijk op. Daarnaast werkte ze ook nog als receptioniste in de serviceflat voor ouderen waar ze haar tweede man ontmoette. Hij accepteerde haar zoals ze was.
Ze hebben nog mooie jaren gehad samen. Ome Jo was als een tweede vader voor me maar ik kon hem nooit pa noemen. Een vader zoals de mijne had nooit een tweede pa naast hem geduld, ook niet na zijn dood. Ik voelde dat zo, zo sterk was zijn invloed. Ik hield veel van mijn vader maar mijn verhouding met hem bleef problematisch tot aan zijn veel te vroege dood al meer dan tien jaar geleden. Op het sterfbed van ome Jo heb ik hem verteld dat hij als een tweede vader voor me was maar dat ik hem geen pa kon noemen. Hij begreep het wel. Hij accepteerde me zoals ik was. Tussen ons was geen strijd. Hij liet merken dat hij trots op me was, iets wat mijn eigen vader zo zelden had laten zien en waar ik mijn hele leven naar bleef hunkeren. Zijn tweede vrouw zei naar aanleiding van later behaalde diploma’s en mijn baan bij de gemeente dat mijn vader trots op me geweest zou zijn als hij nog leefde. Toen was hij al een aantal jaren dood maar het deed me goed. Mijn vader loopt met me mee naar Santiago. Ik weet ook dat hij deze onderneming steunt. Ik heb zijn avonturendrang, maar ook zijn soms egoïstische instelling dat de rest moet wijken voor mijn plannen en ideeën. Je moest hem niet dwarsbomen. Ik ben net zo en net als mijn vader trek ik ook graag de aandacht. Ik wil gezien worden.
De gastheer zal me morgen een eindje op weg brengen met de auto zodat ik niet langs de grote weg hoef te lopen en ik in één dag Blaye kan halen. Wat een aardige mensen! Ze hebben niets opgesmuktst maar zijn eenvoudig en gastvrij. Het ’wees wat je bent’ gaat voor hen zeker ook op. Ze doen zich niet anders voor dan ze zijn, worden niet zenuwachtig van een plotselinge gast, laten me mee-eten en ze gaven me een bed waar jaren geleden een van de kinderen in sliep alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is. Om tien uur gingen ze naar bed. We hadden eerst nog de kaart van Nederland bekeken omdat ze mij volgend jaar willen komen opzoeken.
Voor het eten had ik nog de tijd om het oude pelgrimshospitium te bezoeken. Het duurde even voor ik het gevonden had omdat men volop aan de weg bezig was en er een nieuwe kruising gelegd werd. Het hospitaal was alleen op verzoek te bezoeken en de vrouw die de sleutel in haar bezit had woonde in het centrum. Het hospitaal is verbonden met de Sint Maartenskerk en loopt over de weg die naar Spanje voert. Eeuwen geleden werd deze route druk belopen en moesten er velen verzorgd worden in het Hôpital Neuf. Veel bleven er achter en sommigen overleefden het niet. Ik kon door de kieren naar binnen kijken. Het was jammer dat ik er niet in kon om de sporen te zien. Op het vervallen kerkhofje staan diverse scheefgezakte oude stenen. Daar zijn pelgrims begraven. Ik vind het een vreemd idee. Het waren mensen met hetzelfde doel en dezelfde motieven. Ze waren volledig afhankelijk van de zorg van anderen. Ze waren ook veel minder gezond. Veel liepen er om gezondheid af te smeken voor zichzelf of voor anderen. Ze deden er soms jaren over en liepen heen en terug. Dat is toch heel wat anders dan de tocht zoals ik hem maak, met mijn creditcard achter de hand en een mobiele telefoon. Ik probeer dan wel sober te leven, maar honger heb ik nog niet geleden en ik heb een paar goede schoenen en een regencape. Ik vond het al een hele stap om bij de gemeente om onderdak te gaan vragen. Het voelde alsof ik een echte zwerver was geworden.
Blaye, woensdag 7 juni. Hoe meer de omstandigheden zich tegen je keren, des te sterker manifesteert zich je innerlijke kracht. Vivekananda.
Vanavond kan ik me niets mooiers voorstellen dan de ondergaande zon op de Gironde vanaf de hoog gelegen citadel van Blaye. Roodgloeiend scheen het late zonlicht door de beboste eilanden die zo hier en daar verstrooid in het snelstromende water liggen. Fluitende vogels alom. Een enkele zwarte roofvogel boven
het water en wegschietende hagedissen van de muren rondom de citadel. Ik voelde me volmaakt gelukkig zo hoog boven het water waar ik op de muur van de rondgang zat. Het deed me aan de Schelde denken.
Mijn gastheer bracht me vanmorgen vroeg naar Mirambeau. Hij zette me af voor een heel oud stenen St. Jacqueskruis dat de route al eeuwenlang markeert. Mijn gastvrouw gaf me een en ander voor onderweg mee. Een tomatensalade met heel veel knoflook, rijst en gekookte eieren. Ze vroeg of ik daar wel van hield omdat Nederlanders niet gewend zijn aan knoflook. Ik vertelde dat wij dat ook veel gebruiken. Ik bedankte haar hartelijk en zei dat ze voor me zorgde als een moeder. Ze noemde zichzelf een ’maman de poules’. Ze zei dat ze de kinderen niet kon loslaten. Ik herkende het en zei dat ik daarom ook een poosje alleen liep, om me een beetje los te maken. Ze had de zorgzaamheid van mijn eigen moeder. Het leek alsof ik bij mijn eigen ouders op visite geweest was en tegelijk in mijn eigen gezin, alsof die twee verenigd waren in dit gezin zodat ik er als buitenstaander naar kon kijken. Het maakte veel bij me los. Het lijkt wel of ik iedere dag een stukje van mijn leven terugzie, alsof het zo gepland is. Ik hoef er niks voor te doen. Het is net alsof ik naar een film zit te kijken waar ik zelf in meespeel. Vaak wordt een pelgrimstocht ook vergeleken met je levensweg. Je loopt door je eigen leven heen maar er zit alleen geen chronologische volgorde in. Ik begin dat wel steeds beter te zien en te herkennen. Toen ik in Blaye aankwam kocht ik een ansichtkaart van de citadel om naar de familie Richard te sturen om hen te laten weten dat ik vandaag was aangekomen. En ook om hen te vragen om een kaart van Pons naar Joop te sturen. Ik was vanmorgen niet meer in de gelegenheid geweest die te kopen omdat Michel me al vroeg weggebracht had. Ik wil de verzameling kaarten van de plaatsen waar ik op mijn route geweest ben wel graag compleet hebben.
De route was makkelijk te volgen. De wijnvelden gingen over in moeras en voor de rest leek het landschap onderweg in de auto wel een beetje op het onze behalve dat het hier glooit. De weg loopt dwars door de moerassen. Ik hoorde het borrelen. Er lagen veel dooie beesten op de weg, vrij grote dieren. Ik herkende ze niet. Ik zag veel reigers en allerlei bijzondere vogels die ik niet ken. Af en toe zag ik vissen boven water springen. De kikkers kwaakten oorverdovend. Het was een heel speciaal gebied dat ik niet eerder tegenkwam. Vlak voor St. Ciers nam een jonge pater me een eindje mee tot het eind van het stadje. Hij stopte uit zichzelf omdat hij de schelp op mijn rugzak zag. Hij gaf me een tiental munten van tien francs. Ik begreep hem eerst niet toen hij vroeg of ik genoeg geld had. Ik dacht dat hij bedoelde dat ik hem geld voor het ritje moest geven, iets wat ik niet begreep omdat het maar een klein stukje was. ”God bless you” zei hij toen hij het geld in mijn handen stopte en: ”Je hoort een pelgrim te steunen”. Wat is het toch makkelijk als je er voor open staat en de dingen aan wilt nemen.
Vlak voor Blaye, aan het eind van de middag, kreeg ik nog een korte lift. Een vrouw van mijn leeftijd met een ontstoken oog waarvoor ze naar de dokter moest stopte met gierende remmen naast me. Naast haar zat haar twintigjarige neef. Ze had zelf spijtig genoeg geen kinderen maar van boven hadden ze het vast zo bedoeld meende ze terwijl ze naar de hemel wees. Ze had neven en nichten waar ze zich mee bezig hield. Ik nam de lift dankbaar aan omdat de laatste kilometers voor een stad meestal niet aangenaam zijn, zeker niet langs de weg. Meestal loop je er door een stuk industriegebied. Ik was ook best moe omdat het bij elkaar bijna veertig kilometer moest zijn. In een half uur vertelde ze me veel over haar leven terwijl ze in haar oude roestige renaultje rondscheurde. Het speet haar dat ze geen tijd had om me te leren kennen omdat ze een afspraak had. Het speet mij ook. Ik vond haar en haar neef, die me aan mijn eigen slungelige zoons deed denken, erg sympathiek. Haar kijk op de wereld leek me ook de moeite
waard. Ze zette me af bij de citadel waar ik op de markt een pond aardbeien kocht die ik opat boven op de citadel. Ik zat er lekker in mijn hemd en met blote voeten in het gras en genoot van het machtige uitzicht over de Gironde.
Bij de mairie waagde ik opnieuw een poging om onderdak te krijgen. Het gemeentehuis bleek zich boven op de citadel te bevinden. Ik moest me in laten schrijven bij een ambtenaar die zo te zien ook op de afdeling Welzijn werkte en hier zijn rommelige kantoortje had dat tevens dienst deed als informatiepunt voor culturele activiteiten die hier vooral op de citadel plaatsvinden. In Blaye bevindt zich ook het Centre Culturel European van St. Jacques. Zo te zien had deze cultuurambtenaar er zijn eigen koninkrijkje gecreëerd: een heksenketel van telefoontjes en bezoekers. Ook zijn veel jongere vrouw, waarvan ik eerst dacht dat het zijn dochter met zijn kleinkind was, kwam nog even op visite. Ik werd op een prachtig binnenplaatsje met veel bloemen neergezet en ik zat er enige tijd tussen de bezoekers alsof ik bij de gemeente hoorde. Ik kreeg volop koffie en frisdrank. Aan dezelfde tafel werd ondertussen ook nog een sollicitatiegesprek met een stagiaire gehouden. Ik vond het leuk om een gemeente in Frankrijk op deze manier mee te maken. Toen het wat rustiger werd wisselden we een en ander uit
betreffende het beroep van ambtenaar op Welzijn. Na werktijd liep hij met me mee naar het gebouwtje waar ik kan slapen, een eindje verderop in een straatje in een soort hofje. Op de citadel bevindt zich een complete stad. De sleutel ligt onder de mat en daar kan ik hem morgenochtend ook weer terugleggen. Ik heb een kleine, niet al te schone kamer, naast een soort feestzaaltje. Er staan twee niet al te frisse bedden, elk met een matras en een kussen. Het ruikt sterk naar kattenpis. Gelukkig heb ik mijn slaapzak en is er ook een douche. Morgenochtend kan ik ontbijten in het hotel op de citadel, op kosten van de gemeente.
Na het douchen bezocht ik de basiliek van St. Romain waar het lichaam van de martelaar Roeland begraven ligt. Hij is bekend uit de geschiedenisboeken als strijder voor Karel de Grote en ook uit het zogenaamde Roelandslied. In het kader van pelgrimeren is ridder Roeland vooral bekend om zijn door geloofsijver gedreven kruistocht tegen de heidenen, de Moren. In de pas van Roncevalles werd zwaar gevochten. Hij viel bij Roncevalles Spanje binnen om de heidenen te vernietigen en kreeg hulp van de heilige Jacobus op zijn paard. Jacobus wordt dan ook vaak afgebeeld als strijder te paard en hij zou vele krijgslieden geholpen hebben en aan hen verschenen zijn in visioenen. Het in de strijd aanroepen van de apostel was een algemeen gebruik. Er werd verteld dat Roeland zo sterk was dat hij met zijn zwaard een rotsblok doormidden sloeg. Zijn hoorn, die in Bordeaux nog te bezichtigen is, zou gescheurd zijn door zijn machtige adem. Nadat hij vele oorlogen tegen koningen en heidenen gevoerd had is hij uiteindelijk in het dal van Roncevalles gestorven door kou, honger en uitputting, gewond door pijlen en lansen als martelaar van Christus. De pelgrims moesten hier van oudsher bidden in de basiliek voordat ze de Gironde overstaken. De heilige Jacobus zou ook aan Karel de Grote verschenen zijn om hem de betekenis van de Melkweg te verklaren die hij moest volgen om de pelgrimsweg van de Saracenen te bevrijden. Veel middeleeuwse heldenverhalen zijn verbonden met de (Melk)weg naar Santiago. In de kerk zaten een aantal schoolklassen te zingen. Het klonk erg mooi zo in de grote kerk. Ik zat een poos achter in de kerk te luisteren en na te denken over het tekstje van de dag en de geschiedenis van deze streek. In deze streek is veel gevochten. Volgens Laotse zijn vechtende mensen zonder waarde. Dan moeten hier veel waardeloze mensen geweest zijn. Ik vraag me af waarom ze dan toch als helden vereerd worden. Het zit vreemd in elkaar. Ik heb ook iets tegen geweld en het leger. Maar als ik zelf aangevallen word, of mijn naaste, mag ik me dan niet verdedigen? Jezus keerde ook zijn andere wang toe toen hij geslagen werd en onderging zijn martelingen lijdzaam. Hij vergaf het
zijn aanvallers, want ze wisten niet wat ze deden. Dat kun je van de kruisvaarders niet bepaald zeggen. Zij blonken uit in wreedheden en geweld en dan ook nog in naam van God. Daarbij riepen ze hier ook de apostel aan! Dit maakt Jacobus wel een beetje dubieus. Gelukkig staat hij meestal vreedzaam afgebeeld want Jacobus als Morendoder bevalt me helemaal niet.
Tijdens het eten vanavond ontmoette ik een Zeeuws echtpaar uit Serooskerke. Het was grappig om naast me opeens Zeeuws te horen spreken. Ik sprak hen aan. Ze stonden met hun caravan op de camping die zich ook op de citadel bevindt. Het versterkte het vertrouwde gevoel dat ik toch al had doordat de Gironde me aan de Westerschelde deed denken, zo snelstromend en breed als ze is. Het praten over mijn tocht in het Nederlands bracht veel gevoelens bij me boven. Ik voel me krachtig en vastberaden maar er zitten heftige emoties onder mijn daadkracht. Ik word sterker maar tegelijkertijd ook weker. Het is een vreemd gevoel maar ik ben niet bang dat het me zal overspoelen. Dat zou namelijk betekenen dat ik niet meer vooruit zou kunnen of niet verder zou durven.
Bordeaux, donderdag 8 juni. De waardevolle mens is zonder vechtlust, de vechtende mens is zonder waarde. Laotse.
Na een erg onrustige nacht ben ik vanochtend vroeg de Gironde overgestoken met de pont. De lucht van kattenpis was penetrant. Halverwege de nacht sprong er door het open raam een kat naar binnen die de kamer waarschijnlijk ook als overnachtingsplaats gebruikte, vandaar die lucht! De wc en de koelkast maakten veel herrie in de verder doodstille nacht. Ik probeerde me te ontspannen door aan de Gironde te denken maar dat lukte niet erg. Het vijfsterrenhotel waar ik kon eten bleek niet voorbereid te zijn op mijn komst. De ambtenaar die me ook nogal warhoofdig was voorgekomen was het zeker vergeten te melden. Mijn
sjofele outfit werd met enige argwaan bekeken door het bedienend personeel. Ik liet me niet van mijn stuk brengen en zei dat ze zich maar tot de ambtenaar in het kantoortje op de citadel moesten richten. Deze was natuurlijk nog niet op. Ik bood niet aan om het zelf te betalen en omdat ik geen aanstalten maakte om weg te gaan bood de kelner me uiteindelijk een plaatsje aan. Ik genoot een luxueus ontbijt met uitzicht op de Gironde. In de eetzaal bevonden zich louter managementheren in driedelig pak die hier op deze toplocatie blijkbaar graag hun bijeenkomsten houden. Ook zij keken met enige verwondering naar de rugzak die tussen hun diplomatenkoffers stond geparkeerd. Op het terrein bevond zich zelfs een zwembad. Ik voelde me wel wat sjofel en enigszins misplaatst in deze kledij en met mijn rugzak in dit chique hotel maar ik voelde me er niet schuldig over dat ik op kosten van deze gemeente, en waarschijnlijk van een bom Europese gelden, van deze gelegenheid gebruik maakte.
De oversteek over de Gironde ging vlot. Daar had ik me dus voor niets wat zenuwachtig voor gemaakt. De boot voer niet vaak per dag en ik was bang geweest om me te verslapen. Toen ik net van de boot was en langs de verkeersweg liep om van de haven in Lamarque te komen, vanwaar ik kleinere wegen kon gaan volgen, kreeg ik een lift aangeboden naar Lamarque dat slechts een paar kilometer verderop lag. De man van middelbare leeftijd in pak en met een dure Mercedes moest er zelf ook naar toe. Omdat het niet prettig lopen was zo op de weg nam ik de lift aan. Toen ik nog maar net in de auto zat rook ik een zware alcohollucht en ik voelde me niet prettig meer. Hij zei verder niets en reed met een bloedgang door Lamarque heen terwijl je er maar vijftig kilometer per uur mag rijden. Ik vroeg of hij wilde stoppen omdat ik verder wilde lopen maar hij begon al rijdend mijn blote benen en mijn nek op een hardhandige manier te betasten terwijl hij me vertelde dat ik mooie benen had. Mijn korte broek voelde erg kort, vooral voor zijn hand. Ik schatte mijn kansen in. Ik durfde geen gevecht
in de auto aan vanwege de snelheid waarmee hij reed. Mijn rugzak stond op de achterbank. Mijn geld, creditcard en passen zaten in mijn heuptasje onder mijn kleren. Als ik uit de rijdende auto wilde springen was ik mijn rugzak in ieder geval kwijt maar dat moest dan maar. Als hij doorreed richting bossen en een wapen had was ik er misschien wel geweest. Ik vond mijn leven nu belangrijker dan spullen die je kunt kopen. Met de kracht die ik nog in me had vertelde ik hem dat ik pelgrim was en dat dit niet de bedoeling was van mijn reis (alsof ik hier zelf een keus had!). Het maakte weinig indruk. Toen hij de bocht nam richting Arcins en even vaart minderde trok ik het portier open. Hij minderde vaart zodat ik ook het achterportier open kon trekken en mijn rugzak eruit ritste. Het ging allemaal heel snel. Hij scheurde weg en ik stond enige tijd te trillen op mijn benen. Ik overwoog om maar gelijk een bus te nemen, bang als ik was om in dit uitgestrekte en schaars bewoonde gebied alleen verder te gaan. De bus bleek zoals gewoonlijk in Frankrijk alleen in de spitsuren te rijden. Mijn dag kleurde donker hoewel het stralend weer was. Enigszins aangeslagen liep ik verder. Het lopen kalmeerde me in ieder geval en ik kreeg mijn emoties weer een beetje onder controle. Het was nog meer dan dertig kilometer naar Bordeaux. Ik nam kleine landweggetjes door uitgestrekte wijnvelden en kwam langs diverse nieuwe wijnkastelen. Ik vroeg me af of mijn aanrander een wijnboer was geweest die ’s ochtends vroeg al aan de drank begon. Ik kwam verder weinig mensen en bebouwing meer tegen maar wel loof- en naaldbossen, riviertjes en moerassen. Het laatste stuk naar Bordeaux, toen de werktijd van de meeste Fransen erop zat, nam ik de bus. De industriezone vlak voor de stad was ook hier weer niet bepaald aantrekkelijk om in te lopen. In de jeugdherberg van Bordeaux kan ik maar één nacht blijven. Ik had vanaf het station gebeld. Het VVV-kantoor was nog open en ik haalde er een plattegrond van de stad en informatie over de bezienswaardigheden. Bordeaux was ook zo’n plaats die mijn vader altijd meed in de vakantie. In de jeugdherberg deel ik de
kamer met een Amerikaans meisje van twintig jaar uit Santiago (Amerika) dat pas een paar dagen in Europa is. Ze maakte een beetje ontredderde indruk en ze deed me denken aan Marieke die alleen naar Australië ging. Ze heeft gelukkig contact met een Franse jongen waar ze morgen mee naar de opera zal gaan. In Bordeaux is een prachtige schouwburg en er is veel te beleven op cultureel gebied. Ze vindt mijn onderneming naar Santiago maar bizar en ziet het haar moeder nog niet doen. Zelf zal ze eerst doorreizen naar Italië. In de jeugdherberg zitten jongeren van allerlei nationaliteiten. Wat een verschil met de slaapplaats van gisteren in het uitgestorven complex! De sfeer is hier levendig. Ook in de stad is het een mengelmoes van culturen. Toen ik vanavond de stad in ging om te eten en een pilsje te drinken was het nog dertig graden buiten. De terrassen zaten bomvol.
Bordeaux, vrijdag 9 juni. Wees dapper! Wees onbevreesd! Wees vrij! Sta op! Wordt wakker! En ga voort! Yesudian.
Vandaag heb ik veel van de stad gezien. Ik kan hier gelukkig nog een nacht blijven zodat ik niet op zoek hoef naar ander onderdak. Ik heb wat boodschappen gedaan en kocht onder andere toiletartikelen en een kaart van de Pyreneeën. Ik heb een TGV gereserveerd voor Biarritz omdat ik nu definitief besloten heb om maar een klein gedeelte door de Landes te lopen. Het hele stuk lopen zou betekenen dat ik dagenlang alleen in het bos zou zijn en het schijnt ook moeilijk te zijn om er onderdak en proviand te vinden. Bovendien wil ik graag de zee zien. De nare ervaring van gisteren heeft me meer geraakt dan ik in eerste instantie ingeschat had. Ik heb het er dan wel goed vanaf gebracht maar de bibbers blijven een beetje in mijn benen zitten. Natuurlijk was ik niet zo naïef om te denken dat dergelijke dingen me niet zouden kunnen overkomen maar ik
heb wel even tijd nodig om dit te verwerken en om alle goede ervaringen die ik onderweg had er tegenover te zetten, zoals de lift van de pater. Het tekstje van vandaag moet me oppeppen. Vandaag ben ik niet zo dapper en ik heb geen zin om door te gaan. Ik ben bang voor andere nare ervaringen. Ik moet mezelf toespreken. Niet alle mannen zijn zoals die van gisteren. Hoe halen mannen het in hun hersens om vrouwen zo te behandelen en ze als gebruiksvoorwerp te zien! Of moet ik niet meer in een korte broek lopen? Misschien steun ik hen daardoor in hun waanideeën dat vrouwen beschikbaar zijn. Ik heb dus weer veel
twijfels. Ik moet even de zee zien en ruiken, dat zal me vast goed doen. Vanaf Biarritz kan ik proberen weer op de route te komen, meer naar het binnenland toe. Ik wil in ieder geval de oversteek bij St. Pied de Port maken.
Eind van de middag begon de regen met bakken uit de hemel te vallen. Daarvoor was het broeierig heet weer waardoor ik in mijn hemd overvallen werd. Ik moest schuilen in een café tot het bijna donker was maar toen had ik gelukkig al veel gezien van de stad. De straten van Bordeaux stroomden vol en het water liep benedenwaarts, naar de rivier de Garonne. De Garonne en de Dordogne komen samen uit in de Gironde. Nu pas begreep ik de naam Bordeaux. De stad is in tweeën gedeeld door de rivier. Kolossale monumenten sieren de stad. Veel staat er in de steigers en sommige gebouwen zijn zwart van de uitlaatgassen die er hangen. In de kathedraal stak ik een kaasje op voor Marieke bij een Maria in een prachtige kapel. De zon scheen er prachtig door de ramen waarin Jezus met het lam en Maria met kind stonden afgebeeld. Door mijn kamergenote moest ik vaak aan haar denken vandaag. Ik vond het zo dapper van haar om alleen naar Australië te gaan. Wat moet ze zich alleen gevoeld hebben in het vliegtuig en bij aankomst in zo’n vreemd land. Ze moet zichzelf ook toegesproken hebben: ’’wees dapper, ga voort!’’ zo zonder enige planning van bezigheden, gewoon
kijkend wat ze tegen zou komen op haar pad. Ze deed het waarschijnlijk net zoals ik dat doe, alleen heb ik Santiago nog als doel. Bovendien ben ik vijftig en zij was net twintig. Hoe dapper! Het is zo’n wereldkind. Ze is zo wijs en ze weet zo veel van binnen. Ze heeft vast een oude ziel. Ze heeft zo’n verbondenheid met de natuur en de kosmos. Ze is alleen nog zo onzeker, zo jong. In de St. Seurin bezocht ik de crypte van de heilige die iedere pelgrim op zijn weg naar Santiago moet bezoeken en ik vroeg er om een stempel voor mijn pas. De hoorn van Roeland heb ik er niet aangetroffen.
Een dip Bordeaux-Biarritz, 10 tot 12 juni
Biarritz, zaterdag 10 juni. Je eigen wil is het enige dat je gebeden verhoort. Vivekananda.
Het bleef regenen vandaag maar de stortregens gingen geleidelijk over in gewone regen. De uitgestrekte bossen van de Landes leken daardoor nog groener. Af en toe zag ik een plek met wat huizen en boerderijen met velden vol ganzen. Zelfs vanuit de TGV leek het een eindeloos gebied terwijl deze toch aardig snel ging. Dat had ik nooit volgehouden. Zeker niet omdat mijn stemming nog steeds niet erg positief is. Er zijn veel mensen op de been in Biarritz en ik kwam er ook achter waarom. Het woord ’Pentecôte’ werd verschillende keren genoemd in de kerkdienst die ik bezocht en de mensen wensten elkaar en ook mij na de dienst een goede Pinksteren. De jeugdherberg bleek ook vol te zitten. Ik had mazzel omdat ik toch nog een hotelletje wist te vinden dat vlak aan zee ligt. Het is een
soort oud familiehotelletje. Alles leek complet maar omdat ik bleef aandringen, een tactiek die ik vaker gebruikt had in een hotelletje, kreeg ik een soort bodekamertje op zolder. De prijs is heel schappelijk. De wc en het bad zijn op de gang maar dat vind ik best. De eigenaresse excuseerde zich ervoor. Ze vond het te eenvoudig maar ik zei dat het prima was voor een pelgrim. Ik voelde me daardoor minder bezwaard vanwege mijn uitstapje naar zee. Je eigen wil is het enige dat je gebeden verhoort! Ik had behoefte aan de zee en even een beetje rust. De zee doet me denken aan thuis en aan Joop. We houden allebei van de zee en het strand. Ik had van tevoren nooit gedacht dat ik op mijn reis Biarritz aan zou doen omdat het niet op de route ligt die ik wilde lopen. Ik had ook niet ingeschat dat ik door de zee te zien Joop zo ontzettend zou gaan missen. De zee en de branding maakten me nog weemoediger dan ik al was. Ik belde hem op en liet hem de branding horen, de zee die hier stuk slaat op de hoge kust. Hij was gisteren naar het strand geweest en miste mij ook. Hij voelde zo dichtbij. Hij zal binnenkort in de Pyreneeën gaan fietsen met een club maar het eerdere idee dat ik hem misschien zou kunnen treffen moet ik laten varen. Ik zal al in Spanje zitten als hij in de buurt van de grens zal zijn. Ik kan moeilijk op hem wachten en zijn fietsclub zal doorgaan. Hij zal er niet op eigen gelegenheid zijn en ook geen auto tot zijn beschikking hebben. Dat maakt het er allemaal niet beter op. In het wat luxe restaurantje waar ik een Baskische tonijn bestelde voelde ik me nogal verloren. Ik werd er nogal snel weer naar buiten geloodst alsof ik daar niet paste. Zo voelde ik me ook, een beetje sjofel en alleen. Op mijn kamer dronk ik een half flesje wijn leeg dat ik gekocht had. Het was een hele toer om het open te krijgen zonder kurkentrekker. Ik werd er ook niet vrolijker van. Morgen weer een dag!
Biarritz, zondag 11 juni, 1e Pinksteren. Kleinmoedigheid en mistroostigheid komen niet voort uit bittere nood en ellende, maar uit wankelmoedigheid. St.Chrysostomos.
Het bleef motregenen. Vanochtend heb ik eerst een flinke wandeling langs de kust en door de stad gemaakt. Er staan veel wat oudere, soms vervallen villa’s en residenties. Het heeft wel iets met zijn aardige mensen, de mooie kustlijn, het oude haventje, de vissershuisjes en de tweetaligheid. Er is zelfs een plage Basque. Ik vraag me af of dat alleen voor Basken is. Er wordt hier veel gesurft op de golven, vooral door jongens met poen die hier de weekenden doorbrengen en waarvan er ook een paar hier in het hotel zitten. De Santa Maria op een rotspunt staat ver in zee. Je kunt er met een loopbrug naar toe. Voor Marieke, die we vaak Marie noemen, kocht ik een prachtige ansichtkaart van deze Maria, verlicht en wel in de branding, die ik op deze manier afgebeeld wel een unieke bescherm heilige vind. Verder zijn er mooie restaurants aan het strand, een casino en veel bomen en bloemen langs het kustpad. Alleen de grote flatgebouwen voor de wat luxer badgasten misstaan hier erg. De commercie wil blijkbaar ook wat.
Het bleef een beetje tobben vandaag. Ik ben bij de VVV nagegaan hoe ik het beste mijn tocht weer kan hervatten. Er blijkt geen voetpad richting St. Pied de Port te lopen en ook niet richting Sorde l’Abbaye. Langs de grote weg lopen vind ik geen optie, daarom heb ik besloten om met de bus naar Sorde l’Abbaye te gaan en dan in nog ongeveer drie etappes richting St. Pied de Port te lopen zodat ik toch nog een stukje van Les Landes meepak. Qua overnachtingen moet ik het er maar op wagen. Misschien zijn er al wel refuges in deze streek. Van hieruit worden ook groepsreizen verzorgd die in het teken van St. Jacques staan. Het zijn wandeltochten van een paar dagen. Ik zie er tegenop om de Pyreneeën over te gaan. Ik zie er ook tegenop om weer alleen op pad te gaan maar nog meer zie ik er tegenop om de hordes andere pelgrims de ontmoeten, de massaliteit. Ik ben benieuwd hoe dat zal zijn en hoe ik daar op zal reageren. Er rijdt ’s ochtends heel vroeg een bus, één om elf uur en één om vijf uur. Misschien rijden ze morgen
zondagsdiensten vanwege de Pinksteren. Dat maakt de keus erg beperkt. Ik voel me nog steeds onzeker, waarschijnlijk door een combinatie van een aantal dingen: de aanranding, het weer, het gemis van Joop, de overtocht naar Spanje en de Pyreneeën. Ik weet ook niet goed welke bus ik moet nemen. Mijn moed zit een beetje in mijn schoenen en niet in mijn voeten en mijn geest. De tekst van vandaag is weer erg toepasselijk maar ik vraag me af hoe ik er doorheen moet komen. Misschien door gewoon maar weer te gaan stappen. Als het echt niet gaat kan ik altijd terug. Niemand zal me er op aankijken. Ik heb het tenslotte al zes weken volgehouden. Een collega had me verteld dat een vriend van hem de tocht had afgebroken vlak voordat hij de Pyreneeën over zou gaan. Ik kan me er nu iets bij voorstellen. Het is een fysieke en geestelijke hobbel. Je gaat weer naar een ander land. Het is nog bijna duizend kilometer.
Op mijn bed heb ik de steentjes die me zijn meegegeven uitgespreid. Ook het zakje met stenen van Marieke, het gebroken kristal van Caroline en het schelpje van Dini liggen voor me terwijl ik zit te schrijven om me moed te geven. Ik denk aan de mensen die me een goed hart toedragen en die me sterkte wensen. Het zijn er veel. Mijn bijbeltje en gebed moeten me de rest van de benodigde moed geven om verder te gaan. Ik denk ook aan de vele pelgrims die me zijn voorgegaan, ook vanuit Biarritz. In deze stad zijn de pelgrimstekens ook aanwezig. In de kerk viel Jacobus als muurschildering hoog boven in de kerk me meteen op. Veel pelgrims kwamen van overzee en trokken langs de kust verder.
Ik geef er de voorkeur aan om eerst weer oostelijk te gaan en de Pyreneeën bij St. Pied de Port over te steken zoals ik ook bedacht had toen ik nog veilig thuis zat en plannen maakte. Daar wil ik in ieder geval aan vasthouden. Mijn uitstapje naar Biarritz was tenslotte niet gepland. Ik kan het mezelf makkelijker maken door met de trein via Bayonne naar St. Pied te gaan maar toch doe ik het niet. Ik
wil eerst nog een paar dagen alleen lopen voordat ik in de massa opga. Vanavond gaf ik er ook de voorkeur aan alleen op mijn kamer te eten. Ik had geen zin om in een overvol restaurant te zitten met mensen in feestkleding vanwege Pinksteren. Ik voelde me gisteren misplaatst tussen de weekendtoeristen. De verse chèvrekaasjes van de markt smaakten goed. Dit past ook beter bij mijn huidige status. Ik vind het wel een bijzondere manier om Pinksteren te vieren door in een mondaine badplaats niet de toerist maar de pelgrim uit te hangen.
De overgang Biarritz-Pamplona, 12 tot 19 juni
Sorde l’Abbaye, maandag 12 juni, 2e Pinksteren. Als je doel machtig is en je hulpmiddelen gering, handel dan toch. Alleen door je handelingen zullen je hulpmiddelen toenemen. Aurobindo.
Dat werd dus ’noodgedwongen’ een dagje strand omdat de bus vanwege Pinksteren inderdaad alleen maar om half vijf vanmiddag vertrok. Omdat het prachtig weer was heb ik dus vandaag toch de toerist uitgehangen. Het was eigenlijk mooi meegenomen omdat ik door de zon en het nietsdoen weer wat op krachten gekomen ben en ik het daardoor geestelijk ook weer heel wat beter aan kan. Ik verlangde wel naar wat rustiger oorden zonder voortdurend langslopende flanerende mensen. Doordat ik mijn rugzak bij me had, die ik niet alleen durfde te laten, was ik nogal aan één plek gebonden. Mijn actieradius was daardoor erg klein. Ik had ook geen zin om met mijn rugzak nog een keer Biarritz in te gaan
want zo spectaculair is het nou ook weer niet. Ik bleef wat rondhangen op de boulevard en het strand. Ik durfde niet te gaan zwemmen. Het stukje waar je mocht zwemmen was trouwens erg beperkt, waarschijnlijk vanwege de stroming en het was daardoor erg druk op dat kleine stukje. In het begin ergerde ik me aan het gedoe op het strand maar ik besefte maar al te goed dat ik er eigenlijk ook graag aan mee zou doen. Met Joop mag ik ook graag naar het strand gaan. Wij gaan weliswaar naar een rustig strand, met de fiets, maar we houden er ook van om een terrasje te pikken en lekker te gaan eten. We zijn allebei actief maar in de zon liggen en een beetje bruin worden vinden we ook lekker. Er graag goed uitzien, leuke kleren hebben en allerlei hebbedingetjes kopen is me niet vreemd maar het kwam me nu alleen niet gepast voor. Omdat ik er nu niet aan mee kon doen zat ik hier dus een beetje andere mensen te bekritiseren. Gewoon bewaren voor thuis dus en er dan maar van genieten.
Het was spannend om weer op pad te gaan en niet te weten waar ik zou slapen na een paar dagen van rustig aandoen en een vast adres hebben. Ik blijf me daar toch drukker om maken dan om eten. Ik ben nog steeds bang om op een nacht alleen buiten te moeten blijven. Het was ook spannend waar ik uit zou stappen en waar de bus me zou brengen. Ik had de buschauffeur gevraagd me te waarschuwen bij Sorde l’Abbaye. De chauffeur was erg aardig en de mensen in de bus ook. Het leek wel een grote familie. De sfeer in de bus was daardoor gemoedelijk alsof ik in mijn eigen streek op het platteland reed. Het heuvelachtige landschap was mooi om te zien. In Sorde l’Abbaye werd ik eruit gezet voor de grote oude kerk waar ik meteen een bezoek aan bracht. Het was een onderdeel van wat eens een grote Benedictijner abdij geweest moet zijn. Toen ik opstond na het bidden om kracht stond er een geestelijke achter me. Ik vroeg hem om een stempel en onderdak en hij verwees me naar een refuge voor pelgrims aan het begin van het dorp.
De eigenaar van de refuge is een ontzettend vriendelijke man die naast het gebouwtje woont. Zijn relatie met de geestelijke is me niet helemaal duidelijk maar volgens de gastheer is die er wel. Hij wees me alles aan en leek blij te zijn om een pelgrim te ontvangen. Het zag er allemaal nog nieuw en verzorgd uit. Hij praatte erg snel en in dialect zodat ik er bijna niets van verstond. Er was plaats voor vier pelgrims. Hij had pas een douche aangelegd en hij sloot een nieuwe gasfles voor me aan. In de keuken waren zo te zien net nieuwe zelfgemaakte gordijntjes voor de kastjes aangebracht. Ik was de eerste vrouwelijke pelgrim die hij ontmoette, en dan nog wel een uit Nederland. Hij was zeer vereerd met mijn bezoek en ik voelde me weer erg dankbaar en geroerd. Wat een rust na het drukke Biarritz. Je ziet hier geen mens en nauwelijks auto’s op straat. Er ligt informatie over de tocht, over de route, aangesloten organisaties en slaapplaatsen onderweg. In het gastenboek las ik over de laatste pelgrim voor mij die hier vorige week overnachtte. Het was een fietser en ook een Nederlander. Ik las dat hij aangeslagen was doordat hij zijn fietsmaatje op de trein had moeten zetten en omdat hij veel regen had gehad. De meeste pelgrims die deze refuge aandoen zijn fietsers volgens monsieur Benquet, die me zijn naamkaartje had gegeven voor als ik een kaart wilde sturen uit Santiago. Natuurlijk wil ik dat. Voor de overnachting kun je een vrijwillige bijdrage geven, maar het is niet nodig. Monsieur Benquet stelde me voor om een paar dagen te blijven maar ik zei dat ik de volgende dag weg zou gaan. Ik heb de laatste dagen al genoeg geluierd. In een van de keukenkastjes vond ik een pakje soep dat andere pelgrims achtergelaten hadden en volgens de gastheer mocht ik dat gebruiken. Ik maakte er dankbaar gebruik van omdat er in het dorp niets te krijgen was. De Baskische vissoep smaakte goed bij het notenbrood dat ik nog over had. Als toetje at ik chocola en dronk ik de poederkoffie die ook in een van de kastjes stond. Morgenochtend kan ik voordat ik vertrek koffie drinken bij het echtpaar Benquet. Mevrouw Benquet heeft vast ook de gezellige inrichting van de refuge voor haar rekening
genomen. Ik vraag me af of ze de refuge misschien voor de kerk exploiteren.
Na het douchen wandelde ik het stille dorp door, langs de resten van de abdijgebouwen. Om het dorp heen zijn nog resten van wallen te zien. Zo te zien bestond het dorp vroeger voornamelijk uit het grote klooster dat achter de wallen lag. De rivier die door het dorp loopt stroomt snel en er is ook een kleine waterkrachtcentrale. De omgeving doet idyllisch aan, als was het een klein paradijsje op aarde. Met uitzicht op twee enorme lindebomen schrijf ik mijn dagelijkse stukje op het stoepje van de refuge. Veel Fransen drogen de bloesem voor lindebloesemthee. ’Un infusion’, zoals ze het noemen. Ik drink het nu, gezeten in de ondergaande zon, vergezeld van een oorverdovend vogelconcert. Ik voel me volmaakt tevreden en heb courage genoeg voor het vervolg van mijn tocht, hoe anders dan gisteravond toen ik de angst in mijn lijf had! Als je doel machtig is en je hulpmiddelen gering moet je toch doorgaan! Ik heb enkel mijn voeten, mijn rugzak met een minimum aan spullen en geld. Maar aan dat geld heb ik, zoals vanavond, niet altijd iets als er geen eettent te vinden is. Soms moet ik het hebben van wat anderen me geven en ik moet het ook nog aan durven nemen. Het zijn de hulpmiddelen die me geboden worden als ik ze nodig heb. Het aanpakken ervan lukt steeds beter, evenals het handelen zonder dat ik weet wat het oplevert. Ik ga er vanuit dat het wel met het machtige doel te maken zal hebben. Er zijn in ieder geval veel krachten die me willen helpen.
St. Palais, dinsdag 13 juni. Er bestaan geen slechte krachten, wel slecht aangewende krachten. Elisabeth Haich.
Nadat ik koffie gedronken had bij het hartelijke echtpaar Benquet ben ik op weg gegaan. Het echtpaar wilde van geen bijdrage weten maar wilde wel dat ik in
Santiago voor hen zou bidden en een kaarsje branden. Ze hebben de route voor me uitgestippeld. Het is langs de weg zo’n dertig kilometer. Na enige kilometers letterlijk aanmodderen liet ik het pad voor wat het was en ging langs de weg verder. Ik wist toch al niet precies hoe het pad liep waardoor ik in ieder geval niet genoodzaakt was nog vele kilometers om te lopen. Er was zowaar een kleine bakkerswinkel waardoor ik wat proviand voor onderweg had en waar ze ook nog een ansichtkaart van het dorp hadden. De abdijgebouwen, de kerk en de waterkrachtcentrale staan erop. Ik schreef hem aan Joop in een schuilhokje voor de regen, nadat ik een slechte start had gemaakt door langs het voetpad te willen gaan, waar ik tot mijn enkels wegzakte in de modder. Aan weerskanten van het ondergestroomde pad dat hier en daar net op een riviertje leek stonden braambossen en daarnaast lagen ondergelopen maïsvelden. Dit was dus de Landes maar dan wel op zijn natst. Naast het schuilhokje stond in the middle of nowhere ook gewoon een brievenbus. Ik heb bij dit soort brievenbussen altijd een beetje argwaan of mijn kaart wel aan zal komen. Ik ben ook erg benieuwd naar die kaarten die ik thuis zal aantreffen. Ik vraag me af of ik de plaatsen waar ik geweest ben nog zal herkennen. Het zijn er intussen al heel veel. De postbode in Baarland zal wel denken. Ik woon tenslotte maar in een gehucht waar de postbode de mensen kent. Het is alles bij elkaar toch een soort fotoreportage. In kleine plaatsjes mag ik altijd blij zijn als ze een kaart van het gehucht hebben. Tot nu toe is het me bijna overal gelukt om een kaart te bemachtigen. Het is meestal een kaart met de high lights van de stad of het dorp erop, het meest typerende van die plek. Dat is precies wat ik zoek.
Ik kwam weinig mensen tegen vandaag. Ik heb wel andere pelgrims ontmoet, een echtpaar op de fiets. Terwijl ik in de berm een stukje van de weg af zat te pauzeren bleven ze even staan om te vragen waar ik naar toe ging. Ze hadden mijn rugzak zien staan. Het dal van de Bidouze is een prachtig gebied maar niet
erg dik bevolkt. Daardoor kwam ik gelukkig niet veel verkeer tegen. In een dorpje waar ik onderweg iets te drinken en wat proviand kocht raakte ik aan de praat met een oude man die in zijn deuropening stond, een bejaarde Bask. Ik kreeg een paar snoepjes uit Lourdes waar hij zelf net geweest was. Hij liet me het plastic zakje zien met het opschrift van Lourdes. Ze zullen me vast inspiratie geven. Hij dacht dat ik wel een intellectueel moest zijn omdat ik Frans kon praten. Toen ik vertelde dat ik maar gewoon bij een gemeente werkte was dat voor hem alleen maar een bevestiging dat ik een intellectueel was. De gemeente stond bij hem blijkbaar in hoog aanzien. Fransen spreken zelf geen andere talen en zeker de oudere mensen in de dorpen niet. Jammer genoeg bleek de liter melk voor onderweg zuur te zijn en de plaatsen waar ik om water kon vragen waren schaars. Gelukkig was het weer wel opgeknapt en was het eind van de middag ronduit zonnig. Vlak voor St. Palais stak ik mijn voeten een tijdje in de Bidouze en trok ik mijn sandalen aan omdat er een paar nieuwe blaren bijgekomen waren. Tegen vijf uur arriveerde ik in St. Palais en bezocht ik de eerste de beste kerk. Bij een mooie madonna met kind stak ik een grote jubileumkaars aan voor Elly die vandaag jarig is. Na enig zoeken vond ik het Maison Franciscaine dat na enig soebatten toch onderdak bleek te hebben. Het meisje dat de gastvrouw was stelde zichzelf voor met haar Baskische naam Maiden. Aan tafel ’s avonds bleek het er aardig vol te zitten en zat ik opeens tussen vele andere pelgrims te eten. Ik was niet meer uniek en dat was een vreemde gewaarwording. Ik ontmoette een wat oudere man uit Hulst die de tocht al voor de zesde keer fietste. Zijn schoondochter had hem verteld dat hij er jonger op werd door de krachtlijnen die langs de route lopen en het is bovendien ook nog de Melkweg. Zelf geloofde hij daar niet zo in maar hij had wel gemerkt dat hij er meer energie van kreeg. Twee oudere dames van rond de tachtig lopen de route ook. Ze proberen elke dag zo’n vijftien kilometer te lopen en komen al vanaf Le Puy. Het doet er voor hen niet toe wanneer ze aankomen in Santiago want ze hebben alle tijd. Op de
binnenplaats stonden allerlei fietsen geparkeerd. Uit de verhalen van de diverse pelgrims begreep ik dat zij binnen een bepaalde tijdslimiet de route willen rijden. Het eten was prima: verse groentesoep en linzen, waar ik erg van houd en die in Frankrijk veel gegeten worden als hoofdgerecht of als groente. In Nederland zijn ze niet altijd makkelijk te krijgen. Bovendien werd er wijn geschonken met een St. Jacques etiket. Ik vroeg me af of dat hun eigen huiswijn was.
Voor het eten had ik nog net de tijd om het pelgrimsmuseum, in het centrum, te bezoeken. Er zijn uiteenlopende voorwerpen uit allerlei tijden te zien die met pelgrimeren naar Santiago te maken hebben: kaarten, foto’s van kerkhoven en hospitalen, schilderijen, schelpen, kleding, gebruiksvoorwerpen, stempels, stenen tekens, monumenten, doktersrecepten etc. etc.. Het begint zo wel erg te leven. Ook de ontmoeting met de andere pelgrims is opeens een heel ander aspect. Het geeft een extra dimensie om zoveel verschillende mensen te zien die ieder hun eigen opdracht en intentie hebben. Het schept moed voor de verdere reis. Dit is tenslotte toch iets anders dan massatoerisme. Na het eten werd er gezongen en gebeden. Dat gaf meteen een saamhorigheidsgevoel ook al zie ik de pelgrims van
vandaag misschien nooit meer terug. De wandelaars zie ik misschien nog wel maar de fietsers zie ik maar één keer. Ik geniet vandaag nog de luxe van een kamer voor mezelf omdat de andere pelgrim die gereserveerd had niet op kwam dagen. Dat zal binnenkort wel anders zijn. Van slecht aangewende krachten is vandaag geen sprake. Iedereen zet hier zijn krachten in voor een goed doel: om dichter bij zichzelf en dichter bij God te komen. Ze hebben allemaal hetzelfde einddoel: Santiago. Ieder op zijn/haar eigen wijze, bewogen door verschillende motieven.
Ostabat, woensdag 14 juni. Verlies nooit het geloof in je eigen kracht, dan kun je alles ter wereld. Wordt geen zwakkeling. Alle kracht is van jou! Vivekananda.
Het ontbijt bij de Franciscanen werd om kwart over zeven geserveerd. Ik ging dus vroeg op pad. Eigenlijk was dat niet nodig want het was maar twintig kilometer vandaag. Ik maakte weer een start met regen vanochtend. Dat was dus zweten tijdens de steile klim vlakbij Gibraltar maar het uitzicht is er schitterend. Toen ik er aankwam was er nog niemand te bekennen. Het was wel jammer dat het niet zo helder was. Een oriëntatietafel geeft aan waar je vandaan komt en waar Santiago ligt. Boven op de berg is een kleine kapel waar veel emotionele dank=betuigingen in allerlei talen in een schrift geschreven stonden. Ik schreef die van mij erbij. Ik uitte er mijn dankbaarheid voor de kracht die ik kreeg, voor mijn familie en voor de vrienden en collega’s die me steunen. Na een tijdje kwamen er diverse andere pelgrims naar boven en ontmoette ik de eerste georganiseerde groepswandelingen. Omdat ik geen kaart van het gebied heb liep ik bijna een tweede keer de berg op. Gelukkig kwam me halverwege een Duitser tegemoet die me vertelde dat ik verkeerd liep. Ik had het idee dat ik over Gibraltar moest lopen, terug onderlangs de berg en dat de berg een extra uitstapje was vanwege het unieke uitzicht en de kapel. Dat bleek niet zo te zijn. Onderaan de berg bleken meer pelgrims in twijfel over dit stuk te staan. Er werd druk overlegd door groepjes pelgrims. Met de twee oudere dames die ik gisteren bij de maaltijd ontmoette liep ik op het gemak weer een keer naar boven. Een extra krachttraining vandaag! De route bleek goed gemarkeerd en een kaart was ook niet nodig. Ik kwam trouwens genoeg mensen tegen aan wie ik de weg kon vragen. Ik ben nu niet meer de enige pelgrim. Aan de andere kant van de berg passeerde ik een markeringspunt waar de drie routes uit Frankrijk, Engeland en Duitsland samenkomen. Het symboliseert een verenigd Europa. Aan de voet van de berg lag een erg oud kerkhofje met scheefgezakte grafstenen waaronder pelgrims die het niet overleefd hebben. Ik blijf dat een vreemd idee vinden. Ostabat is een gat. Ik schat dat het nog geen paar honderd inwoners heeft. Het
moet vroeger een grote halteplaats voor pelgrims geweest zijn met diverse hospitalen en vele herbergen om de stroom pelgrims onderdak te kunnen bieden. In de straatjes liggen modder en stro en er is weinig leven in het gehucht. Zo te zien zijn ze een en ander aan het verbouwen vanwege de nieuwe stroom pelgrims. De mairie doet dienst als douchegelegenheid en zag er smerig uit. Het pelgrimstoerisme kan het dorp misschien van de ondergang redden. Het mooie café waar ik thee dronk doet dienst als herberg maar zit vol. De vrouw die er bediende deed haar best om een overnachtingsadres in St. Pied de Port op te zoeken, voor morgen. In St. Palais heb ik een adres gekregen voor vanavond. Ik heb ze gisteravond al gebeld. Gezien de aantallen pelgrims die op pad zijn kan dat wel eens moeilijk worden, zeker omdat ik geen haast wil hebben en dingen wil bekijken onderweg. Een vriendelijke vrouw probeerde mijn naam te herhalen. Ik hou het voortaan maar bij mijn voornaam. Die is al moeilijk genoeg. Ik weet niet of er zo’n soort naam in Spanje bestaat. De Fransen kunnen hem aardig uitspreken. Van het Baskisch versta ik overigens niets. Het lijkt niet op Frans en niet op Spaans. Als ze Frans spreken doen ze dat met een zwaar accent en een typische harde r. Mijn gastadres bleek uit een echt Baskische familie te bestaan. De gastheer is geboren op het dertiende-eeuwse kasteel hier in de buurt en bleek een goede verteller te zijn die trots is op zijn streek en gebruiken. Hij is vreselijk aardig evenals zijn vrouw. Ze hebben veel huisgerei en gebruiksvoorwerpen van Baskische makelij. Er komt veel folklore aan te pas en de Basken hebben zo hun eigen gewoonten en sporten. Het huis staat op een berg en op een bankje ervoor, met uitzicht op een prachtige vallei met veel lichtbruine koeien en langharige schapen, las ik een Baskische gids die hier op tafel lag voor de gasten. Ik leerde tijdens dit bezoek veel over de Basken. Ze zijn er duidelijk trots op en vertellen er graag over. De maaltijd gebruikte ik met vier Franse gasten die gestart zijn in Le Puy en die elkaar goed lijken te kennen. Vooral de twee vrouwen kwetterden dat het een lieve lust was. Het was wel even
wennen na mijn eenzame avonden. Ik merk dat het me moeite kost om bij mezelf te blijven. Ik word een beetje meegesleurd door de andere pelgrims en hun verhalen. De maaltijd was overvloedig met veel wijn en erg druk. Hij duurde van acht tot elf. Ik merk dat het me wat te veel is en dat ik mijn rust kwijt ben. De overgang is te groot. Ik wil de dingen op mijn eigen manier blijven doen en op eigen kracht verder gaan.
St. Jean Pied de Port, donderdag 15 juni.
Verwacht geen hulp van anderen, want daardoor belaad je jezelf met schulden. Geloof in jezelf; je hebt geen hulp nodig! Alle kracht vind je in jezelf. Yesudian.
Om acht uur ben ik met de twee wat oudere heren vertrokken. Hoewel het GR-pad 65 hier loopt was ik toch weer bang dat ik verkeerd zou lopen omdat ik geen kaart van dit gebied heb en ik niet wist of het goed gemarkeerd zou zijn. Als ik dat had gewild had ik het volledige GR-pad boekje moeten kopen voor maar een paar etappes en dat had ik er niet voor over. Dat was ook weer extra gewicht om te sjouwen geweest. De mannen bleken twee oud-politieagenten uit Lyon te zijn. Ze lopen maar tot St. Pied en doen volgend jaar het stuk in Spanje. Ze zijn net als de twee dames ook gestart in Le Puy. Van die dames bleken ze intussen meer dan genoeg te hebben en daarom startten ze eerder. De dames doen grote delen van de tocht met de auto omdat ze allebei veel medicijnen gebruiken en niet echt fit zijn. De mannen hebben al veel overnachtingsadressen met hen gedeeld evenals de vele problemen die de dames hebben, vooral in de familie. De heren wilden hun laatste dag niet laten verpesten door de vrouwen. Ik verzekerde hen dat ik niet veel praatte onderweg en dat ik als ik hun tempo niet bij kon houden alleen verder zou gaan. Ze hoefden zich niet aan mij aan te passen. Ik legde hen uit dat ik geen kaart had en de route niet
precies kende. Na deze uitleg hadden ze er geen problemen mee en ze lieten me in het begin van de ochtend keurig tussenin lopen alsof ze mijn beschermers waren (ze waren tenslotte van de politie). Ons tempo kwam aardig overeen. Het was warm en vochtig weer en de klimmetjes waren niet erg hoog. De heren bleken er een strak schema van pauzeren op na te houden. Na een paar uur flink doorstappen werd er om tien uur gestopt voor een kleine pauze. Omdat ik gewend ben altijd even mijn schoenen uit te doen als ik ga zitten deed ik dit nu ook maar na tien minuten was de pauze voorbij en gingen we verder. Ze lieten me gul delen in hun chocola en mueslirepen. Om twaalf uur precies waren we in St. Jean le Vieux waar ik een aantal bezienswaardigheden wilde bekijken en even een bezoek aan de kerk wilde brengen. Omdat ik nog wat inkopen moest doen om te eten stelde ik voor onze wegen te laten scheiden. Intussen had ik gemerkt dat de route redelijk gemarkeerd was en naar St. Pied was het niet zo ver meer. De heren bleken toch op me gewacht te hebben aan het eind van het dorp waar ze in de berm naast het pad zaten. Het vertederde me erg, vooral na zes weken alleen te hebben gelopen. Ik was geraakt door het feit dat mensen bezorgd om me waren en het saamhorigheidgevoel dat je zo snel opbouwt met wildvreemde mensen. Met de middag werd het warmer en de klimmetjes heftiger. Het tempo van een van de heren bleek veel lager te liggen dan het mijne en onze wegen liepen tijdelijk wat uit elkaar. De heren werden weemoedig bij het zien van de eindbestemming en de Pyreneeën die voor ons opdoemden. Hoewel ze mij pestten met de etappe die ik morgen zou lopen als zij al lekker in de trein zouden zitten waren ze toch ook jaloers dat ik door zou gaan. Ik zette hen als afscheid samen op de foto voor de poort van de stad: de ’Port de St. Jacques’. Daarna scheidden onze wegen zich definitief.
St. Jean Pied de Port zit vol met starters van de camino, zowel wandelaars als fietsers. Daarnaast lopen er ook veel toeristen rond, dagjesmensen. De Baskische
producten vinden gretig aftrek: wol, kalotjes, kaas, linnengoed, wandelstokken etc.. Het is een schilderachtig, versterkt stadje waar de Nive doorheen loopt. De binnenstad is met drie poorten te bereiken waarvan de St. Jacquespoort er één is die verbonden is met de citadel. De kerk van rode zandsteen heeft nog een oud portaal en de sporen van het pelgrimeren zijn er zichtbaar. Veel mensen steken hier hun kaarsje op en vragen de zegen over hun tocht. Ik kocht een Franse gids van de route, ’le chemin de Saint Jacques’, waar de etappes overzichtelijk in zijn aangegeven en waar de bezienswaardigheden in het kort beschreven staan evenals de faciliteiten zoals refugio’s en bevoorradingsmogelijkheden. In de refugio’s mag je trouwens maar één nacht blijven. Als ik in de steden wat langer wil blijven hangen zal ik moeten uitwijken naar hotelletjes. Af en toe een beetje luxe en privacy lijken me niet verkeerd nu ik kennis gemaakt heb met de eerste echte refugio. Het is er overvol met bezwete mensen, smerig en hectisch. Stapelbedden staan naast elkaar gepropt en er liggen ook nog matrassen op de grond in het loopgedeelte. Mensen telefoneren luid met mobieltjes in verschillende talen door elkaar. Uit veel verhalen om me heen merk ik dat de tocht voor veel mensen een prestatiegericht gebeuren is. Er worden afstanden en tijden uitgewisseld en veel mensen hebben een strakke tijdsplanning om binnen een bepaalde tijd Santiago te halen. Ik hoorde van een echtpaar dat zelfs langs de grote weg zou lopen om de tocht sneller te kunnen volbrengen. Dit is niet helemaal mijn stijl. Ik zie graag wat onderweg en ik zoek liever de wandelpaden op. Dan doe ik er maar wat langer over. In het adviesbureautje waar ik vanmiddag mijn stempel haalde en om onderdak vroeg oogstte ik veel bewondering met mijn volle stempelkaart. Lopend uit Nederland en als vrouw alleen ben je toch blijkbaar een uitzondering en ik werd met alle égards behandeld. Ik kreeg groene muntlimonade. Zo deel ik onbewust en vanzelf ook mee in de prestatieslag. Bij mijn stempel schreven ze: ”bon voyage”. Ik wil wel graag mijn spirituele invalshoek behouden maar ik word ongemerkt opgezweept door het massale
gedoe. Ik wil niet afhankelijk worden van de mensen in mijn omgeving en zeker niet steeds met hetzelfde clubje optrekken. Alleen daarom is het denk ik al goed
om af en toe ergens langer te blijven, dan vermijd ik dezelfde mensen. Ik voel wel spanning voor morgen en ik ben tot twee keer toe naar het adviesbureautje geweest om te kijken naar de route die een aantal verraderlijke punten kent, zeker als er slecht zicht is. Er hangt hier vaak mist omdat het hoog is. De etappe is tenslotte ook bijna dertig kilometer volgens de gids en het is behoorlijk klimmen. De heuvels die ik gehad heb in Frankrijk stellen hier niks bij voor. Mijn voeten zien er gelukkig goed uit. Vanmiddag heb ik nog wat nieuwe sokken gekocht bij een soort bazaar. Het zijn gewoon goedkope katoenen sokjes van ongeveer twee gulden per paar.
Op een terrasje vanmiddag, achter een Baskisch biertje gezeten, had ik Joop aan de lijn. Hij zit nu ook in Frankrijk en heeft vandaag zijn eerste honderdtwintig kilometer gefietst. Hij had prachtig weer. Ik weet nu definitief dat het ons niet lukt om elkaar nog te zien in Frankrijk. Het maakte wel dat ik hem erg miste. Dat werd nog eens versterkt door de muziek die ze in het café draaiden: Queen en Tubelar Bells van Mike Oldfield. Joop volgt mijn route nog steeds nauwgezet en beleeft hem op zijn manier mee. Het ontroert me erg. Hij heeft geprobeerd om mijn dagboekblaadjes te lezen en te ontwarren. Ik had die samen met kaarten die ik niet meer nodig had opgestuurd vanuit Bordeaux. Ze zijn gelukkig aangekomen. Ik zal toch mijn ansichtkaarten uit iedere halteplaats blijven sturen ook al zit hij nu in Frankrijk zodat ik mijn route ook in beeld kan volgen als ik weer thuis ben. Het lijkt vanaf hier nog een heel eind. Volgens het boekje is het om precies te zijn nog zevenhonderddrieëntachtig kilometer. Ik ben van plan om morgen om zes uur te vertrekken. Ik zal op zijn minst negen uur onderweg zijn en er zijn onderweg geen bevoorradingsplaatsen. De oudere dames, die ik niet
meer gezien heb, zagen tegen dit stuk het meeste op. Er is alleen nog een halteplaats in het eerste stuk maar dan blijft er nog vijfentwintig kilometer over zonder mogelijkheid om te overnachten. Het is een uitgestorven gebied en je moet voldoende eten en drinken meenemen want er is geen café of pomp onderweg! Je moet er zelfs vanuit gaan dat je in noodgevallen een nacht over moet blijven. Dat lijkt me niks. Het bleek moeilijk om aan peseta’s te komen. Ik had mijn laatste franken aan de gids, sokken en eten uitgegeven. Omdat de eerstvolgende halteplaats in een klooster is wilde ik toch enig handgeld hebben. Er bleek maar één bank te zijn die wilde wisselen en dan moest ik eerst buiten bij de geldautomaat geld pinnen. Het was ingewikkeld, maar ik heb nu in ieder geval Spaans geld, veel grote flappen. Het is wel weer even wennen. Ik ben intussen aardig aan de franken gewend en heb voor mezelf een soort richtbedrag om dagelijks te besteden. Dat moet ik in Spanje opnieuw leren. Ik ben ook benieuwd of ik nog wat aan mijn cursus Spaans zal hebben. Al met al maken dit soort zaken me toch weer redelijk onzeker. Het tekstje voor morgen geeft me moed. Ik ben tenslotte ook al tot aan deze grens gekomen met mijn eigen sterke wil en dat is niet bepaald makkelijk geweest. Dan zal me het ook wel lukken om de echte Spaanse camino te lopen. Ik ben niet de enige, heb een uitstekend gidsje, ingedeeld in etappes, en last but not least: er zijn refugio’s. Het moeilijkst zal het zijn om die te overleven evenals de massaliteit. Dit vraagt een ander soort uithoudingsvermogen van me. Ik zie het meer als een soort tolerantietest.
Spanje
Roncesvalles, vrijdag 16 juni. Wie een eigen wil heeft om de dingen naar zijn hand te zetten, hem worden de dingen nooit de baas. Nietzsche.
Ik heb vandaag ongeveer negen uur gelopen langs de GR 65 en de eindbestemming gehaald: het klooster van Roncevalles! Het is een soort bastion uit de veertiende eeuw, groot, degelijk en grijs. Hoog in de bergen ben ik de grens gepasseerd, een smal looppad tussen Frankrijk en Spanje. Ik heb geen hordes pelgrims gezien maar ik ben er wel af en toe wat tegengekomen. Vanmiddag kreeg ik gezelschap van Christine, een Duitse vrouw die ook vijftig jaar is en in haar eentje loopt, vanaf St. Pied de Port. Ze is voor het eerst alleen op vakantie voor drie weken. Ze ziet wel waar ze uitkomt. We hadden zo’n beetje hetzelfde tempo. Het klikte meteen goed tussen ons en we zitten min of meer op dezelfde golflengte. Hoewel er hele stukken waren dat we niets tegen elkaar zeiden waren er ook momenten van uitwisseling over onze levens. Het sneed gelijk diep, geen gekeuvel, recht uit het hart. Vanmiddag konden we elkaar wat stimuleren want er zaten taaie stukken bij, hoog in de bergen. Het was toen ook erg warm, ongeveer veertig graden, en we hebben een tijdje onder de bomen gerust nadat we het zwaarste gedeelte gehad hadden. De ochtend begon vroeg en het was een paar uur steil naar boven lopen langs de weg: ’la route Napoleon’, een stuk van iets meer dan tien kilometer. Dat viel met een rugzak niet mee en het was heel anders dan een heuvel. Voor mensen die vandaag begonnen zijn moet het helemaal zwaar geweest zijn. Veel lopen er zo te zien met veel te zware rugzakken. Zo ook Christine maar ze was wel meer getraind in de bergen dan ik. Er zijn ook veel mensen die dit gedeelte als dagtocht lopen. Ze waren makkelijk te herkennen want ze hadden maar kleine rugzakjes bij zich en daar red je het niet mee tot Santiago. Het was een prachtige tocht met geweldige uitzichten omdat het een stralende dag was. Onderweg zag ik wilde paarden en gieren. Na zo’n vijftien kilometer kom je bij het Croix Thibault, een gedenkteken. Pelgrims hebben er hun kettinkjes opgehangen en bergjes van stenen gemaakt. Iets verderop staat een Mariabeeld waar ik Christine ontmoette. Daarna kwam de Col Lepoeter, het
hoogste punt van de pelgrimstocht op veertienhonderddertig meter. Na ongeveer vijfentwintig kilometer begon een steile afdaling door het bos. Christine bleek sneller in de afdaling. Het kostte me meer moeite dan klimmen. Mijn voeten hebben zich goed gehouden. Ik heb tussendoor een tijdje, op een vrij effen pad, op mijn sandalen gelopen. Bij het klimmen en dalen en in de bossen heb ik mijn dichte schoenen aangehad, ook omdat ik diverse keren slangen voor mijn voeten weg zag glippen. Volgens Christine zijn ze giftig.
Het oude hospitaal van het klooster waar de pelgrims ondergebracht worden is propvol. Op vertoon van je pelgrimspas (credencial) kon je een slaapplaats krijgen. Men neemt het bekijken van de passen zeer serieus en je wordt ingeschreven in een register. We slapen met vierentwintig mensen op een zaaltje. Er is nauwelijks loopruimte en er staan lange rijen voor de paar douches die er zijn. Het was nog een geluk dat er warm water was. Ik was op het ergste voorbereid. Dit klooster is van oudsher een plaats waar pelgrims opgevangen werden. Veel haalden er de oversteek niet of werden ziek en verzorgd in het hospitaal. Op vertoon van je pas mocht je ook in het nabijgelegen café eten. Christine had dit voor haarzelf en mij geregeld en ook voor me betaald. Ik vind het ontroerend dat er opeens iemand bij me is die voor me zorgt en dingen voor me regelt. Terwijl we zaten te eten stroomden nieuwe pelgrims toe die met bussen aangevoerd werden. We zaten met een jong Colombiaans stel aan tafel. Het was moeilijk converseren in een mengelmoes van Engels, Spaans en Duits. Het jonge stel zou gedeeltes van de tocht gaan lopen. Er reed een bus mee naar Santiago. Er is nu een verschil in uitgeputte mensen die vandaag gelopen hebben en fris uitziende mensen die net met de bus zijn aangekomen. Veel uitgeputte pelgrims lagen vanmiddag al diep te slapen, bezweet en wel op de kale matrassen. Het veroorzaakte een bedompte geur ook omdat er maar weinig ramen zijn. Na het douchen was ik er zo snel mogelijk weer weg. Het is er ook erg hectisch met zoveel mensen, rugzakken en
talen. Aan het eind van de middag had ik gelukkig nog genoeg energie om het oude hospitaal dat als museum is ingericht te kunnen bezoeken. De plaatselijke (oorlogs)geschiedenis wordt er aardig uitgebeeld. Ook de geschiedenis van de pelgrimstochten is er te zien en wederom de Baskische cultuur die ook hier erg gepromoot wordt. Vanavond was er een mis voor de pelgrims waarna aansluitend de maaltijd gebruikt kon worden. De mis was erg speciaal: een mix van gelovigen, kloosterlingen en moderne jongeren. Alle aanwezige nationaliteiten werden tijdens de mis opgenoemd, zelfs mensen uit Brazilië, Colombia, Italië, Engeland en Amerika. De Maagd met het Kind neemt in deze kerk een bijzondere plaats in. De lichten gingen even uit en alleen de Maagd was verlicht. Ik vond het nogal theatraal maar het miste zijn uitwerking niet. Ik was niet de enige die aangedaan was.
Na de mis gingen we meteen richting slaapzaal want om tien uur moet het rustig zijn. Het geronk was er na enige tijd niet van de lucht. Mijn herriestoppers zullen goed dienst doen in dit soort accommodaties. Christine, die boven me ligt, vroeg vanmiddag of ik maandverband of tampons bij me had. Ze was na een jaar zonder toch weer ongesteld geworden. Misschien is dat van de spanning. Hetzelfde overkwam me vorig jaar in Peru. Na die tijd ben ik het niet meer geweest en ik hoop het ook niet meer te worden. Gelukkig was er iemand van het gezin dat hier ook in het klooster woont en het winkeltje drijft zo vriendelijk geweest om naar het dorp een paar kilometer verderop te rijden, om maandverband voor haar te halen. Ik heb met Christine te doen. Het is een extra aanslag op je conditie maar ze lijkt erg taai. Ik vind het leuk om een maatje te hebben. Ik hecht snel aan haar merk ik. Ik zal maar gewoon zien hoe het verder gaat. Toen ik vanmiddag zei dat ik naar het museum ging had ze geen zin of puf om mee te gaan maar ze had er ook geen moeite mee om ergens alleen buiten de stilte op te
zoeken. Dat ligt in ieder geval aardig in mijn lijn. Ook het feit dat ze niet voortdurend praat en we zwijgend naast elkaar kunnen lopen zonder dat er spanning is bevalt me. Ik moet niet het gevoel krijgen dat ik geclaimd word want ik wil mijn eigen weg blijven volgen. Daar heb ik in mijn gewone leven ook ’last’ van en dat wordt door mensen die met me optrekken wel eens verkeerd begrepen. Soms levert dat een spanningsveld op. Voorlopig vind ik het erg fijn met Christine. Ik voel me op mijn gemak met haar en het lijkt of ik haar al veel langer ken dan vandaag.
Larrasoana, zaterdag 17 juni. Een integraal wezen weet zonder te gaan, ziet zonder te kijken en brengt dingen tot stand zonder te doen. Lao-tse.
We zijn om half zeven vertrokken met een etappe van bijna vijfentwintig kilometer voor de boeg. Het wordt elke dag vroeger. De meeste mensen vertrokken al heel vroeg, voor ons. Burgueta sliep nog. In het tweede dorp, Espinal, was een café open zodat ik mijn eerste café con leche kon drinken. Een grote bak koffie met veel verse warme melk. Die komt van koeien met grote bellen aan die je veelvuldig tegenkomt onderweg. Ze komen soms ineens uit het bos tevoorschijn waar ze los rondlopen. Ik denk vaak eerst dat de SRV-wagen langskomt. Ze maken behoorlijk wat lawaai in het verder zo stille landschap. In Espinal
deden we inkopen en we picknickten op een stille plaats met een prachtig uitzicht. Onderweg kom je maar af en toe andere pelgrims tegen. Je maakt meestal een praatje met ze of groet ze. Vanmiddag kwamen we een schoolklas tegen die vandaag een stuk van de route liep. De leerkrachten liepen er met hun tong op hun schoenen bezweet achteraan. De meute verspreidt zich snel ’s morgens. In de refugio is het wel een hele drukte als iedereen tegelijk de deur uit wil. Het is een gerommel met kleren, plastic zakjes, ritsen en geklos van wandelschoenen.
Spanjaarden en Italianen vallen op door hun voortdurende gepraat. Gelukkig was het gisteravond snel stil. De meeste pelgrims in onze slaapzaal hadden die dag al gelopen, dat scheelde. Het gesnurk is hels. Eén man hield de hele zaal wakker. Ongelooflijk dat hij daar zelf niet wakker van werd. De sfeer onderling was goed en gelukkig deed er niemand moeilijk over de openstaande ramen vannacht. Zodoende heb ik toch nog redelijk wat geslapen al was het wel met oordoppen in.
We liepen veel door bos en rivierbeddingen vandaag. Alleen het laatste stuk was erg pittig vanwege de hitte, zo rond de veertig graden in de zon, en het feit dat er geen beschutting was. De kleine dorpjes onderweg waren pittoresk met veel resten van de legende van Roland en de oude pelgrimsroute: kerken, hospitalen, monumenten en pompen waar je water kunt tappen en je op kunt frissen, veel fleurige bloemen in potten en veel hout, verwerkt in de bouw. Een gemoedelijke sfeer. Het dorp Zubiri was wat groter dan de rest. Er waren zelfs een soort flatgebouwen, waarschijnlijk voor de fabrieksarbeiders die hier in de magnesium werken. Op het eind van de etappe kwamen we langs de fabrieksterreinen en de steenhopen. Vroeger waren hier bij het hospitaal blijkbaar ook thermale baden voor de leprapelgrims. Onder de brug over de rivier de Arga wasten we kleren en rustten wat in de schaduw onder de bomen. De enige broek die ik heb stond zo’n beetje stijf van het zweet en het stof. Als reserve heb ik alleen mijn omslagdoek en mijn flodderige herenshorts. Die kan ik wel even aandoen maar erin lopen doe ik niet. Mijn shirt was al weer droog toen we gingen lopen en mijn sokken en bh’s hing ik aan mijn rugzak. Mijn broek droogde verder aan mijn kont omdat het laatste stuk snikheet was. Een Italiaanse pelgrim kwam foto’s van ons maken toen we in de snelstromende rivier stonden terwijl hij riep: ’’peregrino’s lavabo!” We zullen wel in zijn plakboek komen. Er verzamelde zich ook een groepje kinderen om ons heen die van alles vroegen zodat we ons
gebrekkige Spaans wat konden oefenen. Ik vind het wel leuk om mijn cursus Spaans in praktijk te brengen. De kinderen kwamen netjes de zeep (jabon) terugbrengen die ik per ongeluk op de stenen had laten liggen. Ik voel me nog redelijk fit maar ik heb last van mijn onderbuik en kuiten. Ook vandaag was het nog klimmen en dalen en daarvoor gebruik je blijkbaar heel andere spieren. Ook mijn rugzak voelt zwaarder door het klimmen en het warme weer. Mijn voeten houden zich goed. Onderweg wissel ik regelmatig mijn goedkope badstofsokjes. Ik spoel ze uit bij de pompen en droog ze aan mijn rugzak. Dat bevalt prima. Als de stukken redelijk begaanbaar zijn loop ik met blote voeten op mijn sandalen. Die afwisseling bevalt goed. Christine is redelijk uitgeput na twee dagen. Ze wilde vandaag eigenlijk een kortere afstand lopen maar is toch meegelopen tot Larrasoana. We kunnen het goed vinden met elkaar en dat stimuleerde haar ook om verder te gaan. Ze heeft vooral last van haar rug en haar menstruatie en van haar te zware rugzak en de hitte. Ze heeft te veel bagage meegenomen en ze heeft ook nog zware fotoapparatuur bij zich waarmee ze al diverse foto’s van mij gemaakt heeft. Misschien moeten we ’s middags langer stoppen zodat we de ergste warmte kunnen ontlopen. Persoonlijk loop ik eigenlijk het liefste door want van te lang pauzeren word ik stijf en sloom. We zitten in een aardige refugio. We werden ontvangen met een glaasje water door een erg aardige beheerder. Ook hier is de credencial heilig en kom je niet binnen voordat je die hebt laten zien en officieel bent ingeschreven. Christine en ik boffen. We hebben een kamer voor ons tweeën. Tussen de matrassen op de grond hebben we zelfs nog wat ruimte over en we hebben een stopcontact om onze mobieltjes op te laden. De stekker past er gewoon in. Wat een privacy en wat een luxe! Ik had tijd om mijn rugzak een beetje op orde te brengen en een beetje te relaxen ook al maken de zes Italianen die naast ons in een zelfde soort kamer zitten een enorme herrie. Het dorp is maar klein en er is naast het plaatselijke café waar je ook in sneltreinvaart kunt eten maar weinig te beleven of
te bezichtigen. Tijdens ons avondwandelingetje belde Christine met haar partner. Ik vond het leuk om haar in het Duits te horen praten. Wij praten Engels met elkaar. Tot haar grote verbazing hoorde ze me in het café Duits praten met twee mannen die geen andere talen spreken dan hun eigen taal. ”Je kunt wel Duits!’’ riep ze enigszins verontwaardigd. Ik zei door ervaring met buitenlanders wijzer geworden dat ik met haar geen Duits sprak omdat ze dan veel te snel zou gaan praten. Engels is ook voor haar een vreemde taal waardoor we allebei wat langzamer praten en dat wilde ik graag zo houden. Ze kon er wel om lachen. Je ziet nu de mensen die geen enkele andere taal spreken zich wat afzijdig houden. De Fransen hebben minder praatjes, de Italianen houden elkaar bezig en de Spanjaarden proberen contact te maken met buitenlandse pelgrims en waarderen het als je een mondje Spaans spreekt. Zo ontstaat aan een cafétafel een gesprek in een mengelmoes van talen. Je deelt de belevenissen van anderen en krijgt zo een blik op de achtergrond van iedereen. Het tekstje van vandaag slaat niet op mij.
Ik ben nog geen integraal wezen. Ik ben volop in actie en zie en hoor veel. Ik heb wel moeite om alle indrukken te verwerken. Het is wel anders zo met zijn tweeën ook al praten Christine en ik hele stukken niet met elkaar zodat ik mijn eigen gedachten kan hebben. Het verkeren tussen de andere pelgrims en al die verschillende talen maken de indrukken te heftig. Ik ben niet meer zo dicht bij mezelf en kom geestelijk niet echt tot rust. Mijn bijbeltje is al dagen dicht gebleven en ik moet moeite doen om bij mijn tekstje te blijven. In plaats daarvan spoken de verhalen van anderen door mijn hoofd en oefen ik in bed en onderweg woorden en zinnen in het Spaans, Engels, Duits en Frans. Toch vind ik dit ook erg spannend. Het is leuk om contact te kunnen maken met mensen van verschillende leeftijden, nationaliteiten en achtergronden. Er moet een soort tussenweg zijn. Ik heb bewust voor de Spaanse hoofdroute naar Santiago gekozen: de ’Camino Francès’. Bovendien is het nu toptijd. De meeste pelgrims willen eind juli
in Santiago zijn op de feestdag van Jacobus. In ieder geval moet ik proberen om meer geestelijke rust voor mezelf te creëren en me niet mee te laten slepen door de kilometervreters.
Trinidad de Arre-Pamplona, zondag 18 juni. Belichaamde gedachten hangen als druppels zeewater aan elkaar en vormen tezamen de buitenwereld. Mahayana-filosofie.
We zitten in een refugio van het convent van Trinidad de Arre, in Arre-Burlada, een voorstadje van Pamplona. Het is een historische plaats in de geschiedenis van de camino. Er zijn diverse monumenten uit de dertiende en veertiende eeuw over, onder andere diverse kloostergebouwen en hospitalen. Bij de brug over de Arga, waar de refugio vlak bij ligt, komen twee wegen samen: de huidige veel gelopen camino en een alternatieve route vanuit Frankrijk. De refugio was nog niet open omdat we al om zes uur vertrokken waren en bijna aan één stuk door gelopen hadden. We vroegen daarom of we onze rugzakken er konden neerzetten zodat we het vier kilometer verderop gelegen Pamplona konden bezichtigen zonder vracht op onze ruggen. Met deze hitte maakt dat veel uit. Na veel gedoe kon het maar de beheerder van de refugio, waarvan ik dacht dat het een geestelijke was, vond het nodig om diverse keren op een vervelende manier aan Christine te zitten. Haar blonde slanke verschijning zal daartoe bijgedragen hebben maar het was hoogst irritant en zeker niet gepast. Bovendien stonk hij uren in de wind naar drank. Christine, wiens idee het was geweest om hier te overnachten had daar eigenlijk al lang geen zin meer in maar onze rugzakken verdwenen achter een deur die afgesloten werd. In het gidsje wordt deze refugio die door de zusters gedreven zou worden hoog gewaardeerd. Daar bleek vanavond bij terugkomst niets van te kloppen. Na de vervelende ervaring van vanmiddag bleek de accommodatie ook bar slecht. In een grote ruimte waar de stapelbedden dicht tegen elkaar aan staan worden vele pelgrims gepropt. Bovendien
is de wasgelegenheid midden in de grote ruimte afgescheiden door schotjes die niet tot het plafond of de vloer reiken en daardoor was de overlast in de vorm van geluid en stank van mensen die ook ’s nachts veelvuldig de wc bezochten enorm. Diverse mensen hebben last van hun darmen en zullen zich dan ook gegeneerd gevoeld hebben. Ook hier zijn weer veel luidruchtige Spaanse groepen.
In Pamplona liepen we recht de mis in, in de gotische rijkversierde kathedraal met twee gigantische gisanten midden in de kerk. Er is een prachtig schilderij van Christoffel wat me weer erg aan Erica deed denken vanwege de Christoffel aan mijn hals en het prachtige gedicht. Jammer genoeg bleek het klooster, dat als één van de mooiste van Spanje bekend staat, dicht te zijn. Er bleek veel dicht te zijn op zondag en het was bloedheet. Toen we eind van de middag naar de refugio liepen was het nog eenendertig graden in de schaduw. Onder de galerijen in het centrum bleven we een tijdje in de schaduw op het terras zitten en schreven kaarten. Voor Coen kocht ik een kaart van een stoere stier en voor de meisjes kaarten met danseressen met echte rokjes aan. Christine had het vooral emotioneel wel even gehad door een teveel aan indrukken in een te korte tijd. Ze vroeg of ik daar ook last van had. Ja dus, vooral de grote hoeveelheden mensen in de refugio’s en het gebrek aan privacy waren me te veel. Ik zei dat ik onderweg veel in kerken had gezeten om tot rust te komen en mijn emoties vrij te laten stromen. Dat betekende veel huilen en bidden dus. Ik vertelde haar dat ook het alleen zijn in de natuur me rust gaf en niet te vergeten het schrijven voor mezelf in mijn dagboek en kaarten naar familie en vrienden. Verder zei ik haar dat mijn dagelijkse tekstje en mijn bijbeltje me helpen bij mezelf te blijven. Ze blijken bij mijn beleving aan te sluiten of mijn beleving sluit aan bij wat ik lees, daar ben ik nog niet uit, maar ze helpen me om mijn gedachten te ordenen die soms als losse flodders door mijn hoofd schieten, kriskras door elkaar heen. Dat heeft misschien met het tekstje van vandaag te maken dat ik nog niet helemaal begrijp.
Het deed me goed om erover te vertellen aan Christine, over mijn twijfels, de zoektocht, het zoeken naar evenwicht en het mijn eigen weg blijven volgen en niet die van anderen. Dat blijkt moeilijk met zoveel indrukken om me heen. Ik moet mijn best doen om de rust bij mezelf te vinden. We voelen dat onze wegen zich binnenkort zullen scheiden en dat maakte ons ook een beetje melancholisch. We willen allebei graag dingen alleen doen als een soort opdracht voor onszelf en ons niet afhankelijk maken van anderen. Dat hebben we blijkbaar in ons leven al te vaak gedaan. Voor je het weet zit je aan anderen vast en weet je
niet meer wat je zelf wilde of wie je ooit was. Ik was blij dat we het konden bespreken. We zijn intussen erg gehecht geraakt aan elkaar en voelen elkaar goed aan, ook zonder te praten. We vertelden elkaar onderweg over onze levens en de moeilijkheden met relaties en kinderen. Ze had net als ik ook haar deel wel gehad. Ze vroeg me het wel even te melden als ik alleen verder zou gaan zodat we afscheid konden nemen en adressen uit konden wisselen. Dat beloofde ik. Hoewel ik een redelijk onafhankelijk type ben, ben ik ook trouw. Ik laat mensen niet zomaar in de steek omdat ik ruimte voor mezelf nodig heb of niet geclaimd wil worden.
Pamplona is een prachtige Baskische stad in Navarra. Vooral de ommuring is prachtig evenals de nauwe steegjes waar ieder jaar de stieren door gedreven worden en waar ieder jaar ongelukken gebeuren. Dat was gelukkig nu niet maar de winkels liggen wel vol kleren en attributen in de roodwitte kleuren voor de komende festiviteit waar de hele stad aan meedoet. Aan het eind van de middag zaten we nog een tijdje op het terras bij de monumentale ingangspoort en het oude hospitaal van de stad. Hoog op de wallen heb je een mooi uitzicht. Het was er goed toeven doordat er wat wind stond en we in de schaduw konden zitten. Er woei bovendien mooie muziek over de terrassen, afkomstig van één van de vele
restaurantjes. We konden niet te lang blijven omdat de refugio om tien uur dicht zou gaan. Men houdt zich daar strikt aan. We aten vlakbij de refugio in de plaatselijke herberg in een bovenzaaltje met formicatafels en televisies waarop stierengevechten te zien waren. Er waren veel machomannen. Door de week kunnen de pelgrims blijkbaar in de kerk eten maar dit was het alternatief. Naast ons aan een tafeltje zat een uitgeputte pelgrim te eten, zowat slapend boven zijn bord. Hij deed me denken aan de kinderen na een dagje buitenspelen toen ze nog klein waren. Als in een soort vertraagde opname zaten ze tijdens de maaltijd in hun kinderstoel me van boven hun bord wazig aan te kijken, te moe om te eten. Het eten was eenvoudig maar prima: salade met pesto, kip en Spaanse frites. Jammer voor Christine dat ze vegetariër is. Gelukkig voor Christine en mij staat er ook vaak vis op het menu. In Spanje kun je bijna geen vegetarische maaltijden krijgen. Het leven in Spanje blijkt heel goedkoop te zijn. Je hebt al een maaltijd voor duizend peseta’s en de bijdrage voor de refugio’s is op vrijwillige basis. Voor vijfhonderd peseta’s heb je onderdak maar je moet niet te veeleisend zijn.
Toen ik Joop belde bleek hij vandaag vlakbij St. Pied de Port geëindigd te zijn. Dat is hemelsbreed niet zo ver weg. Hij had vandaag honderdtachtig kilometer door de Pyreneeën gefietst en had zodoende toch geen puf meer gehad om nog even op en neer te fietsen als ik daar nog gezeten had. Daar kon ik me iets bij voorstellen met deze hitte en die bergen. Het deed me wel goed hem even te horen. Ik had me er al bij neergelegd dat ik hem niet meer zou ontmoeten tijdens zijn vakantie in Frankrijk. Ik ben blij dat hij het naar zijn zin heeft. Hij is in zijn element als hij kan fietsen. Ik voel me er minder schuldig over dat ik hem alleen gelaten heb, vooral vanwege zijn bezorgdheid om mij. Het is voor hem een opluchting dat ik aan het Spaanse deel begonnen ben. Er lopen meer mensen en het onderdak is geregeld, ook al is het primitief. Toen ik hem van het
onderdak van vanavond vertelde schaamde hij zich enigszins. Hij belde met zijn mobiel vanuit een vrij luxueus hotel met zijn voeten hangend in het zwembad. Ik stelde hem gerust. Het is mijn eigen keus en niemand dwingt me hier toe. Ik heb genoeg geld om een hotel te nemen maar daar kies ik niet voor. Voorlopig nog niet tenminste. Ik tast mijn eigen grenzen af en ik doe dat zoals iedereen op mijn eigen wijze.
Immer weiter (atijd doorgaan) Pamplona-Burgos, 19 tot 30 juni
Puenta la Reina, maandag 19 juni De dingen op zich zijn niet slecht, alleen de wijze waarop je erover denkt. Epictetus.
Ik heb vandaag zo’n dertig kilometer gelopen en een omweg gemaakt langs Eunate, waar ik geen spijt van heb, al was het laatste stuk, vooral vanwege de warmte, wel pittig. Het was verder een relaxte dag. We lunchten wat later op de ochtend aan een prachtig meertje. Het ontbijt bestaat meestal uit koekjes, chocola en water want er is zo vroeg op de ochtend niets open. Ik mag blij zijn als ik voor tien uur koffie kan drinken en ergens iets te eten kan kopen. Vanochtend bezochten we in Guendulain een prachtige grote ruïne van een kerk die ergens in the middle of nowhere boven op een heuvel ligt. We maakten een
kleine omweg langs een boerderij met honden en verder was er in de hele omgeving geen huis te bekennen. Er schijnt eeuwen geleden een kasteel gestaan te hebben waar helemaal niets meer van over is. Christine had een boek gelezen wat zich op deze plek afspeelde. De schrijfster had er zelf overnacht. Dapper hoor! We maakten foto’s van elkaar, gezeten in de ramen van de kerk met het uitzicht op de gele korenvelden. De bomen groeiden dwars door de ruïne heen.
De beklimming van de Sierra del Perdon vandaag was weliswaar maar achthonderd meter hoog maar wel lang en warm. Gelukkig stond er een stevig briesje zodat het wat minder warm aanvoelde. Ik heb veel verbrande mensen gezien. Je moet je regelmatig insmeren en iets op je kop zetten anders is de zon te heftig. Ik smeer me ook onderweg regelmatig in met zonnebrandmiddel factor twintig. Er waren vandaag niet veel waterpompen onderweg zodat we water mee moesten sjouwen. Boven op de Sierra del Perdon gaf ik één van de Finse jongens te drinken omdat hij wel veel flesjes rondom zijn middel maar veel te weinig water bij zich had. Hij was zijn maatje zo te zien al kwijtgeraakt. Het zijn twee jonge sportieve knullen die ik op de Pyreneeën al een keer tegengekomen was. Ze liepen in rap tempo en zongen samen. Zo te zien had de ene knul het wel een beetje gehad ook al had hij in het dagelijkse leven een sportief beroep. Waar de ander gebleven was weet ik niet. Hij nam mijn aanbod gretig aan en vroeg of ik wist waar de volgende halteplaats was en waar er drinkwater voorhanden zou zijn. Vanaf die plek was dat nog een heel stuk. Bovenop de berg staat een grote ijzeren sculptuur van pelgrims. Daarachter zie je het dal liggen. Het is een prachtig uitzichtpunt. Er komen verschillende routes uit Frankrijk bij elkaar. Deze route werd ook weer door schoolkinderen gelopen die me vroegen waar ik vandaan kwam. Het interviewen van een echte pelgrim uit het buitenland hoort blijkbaar bij de opdrachten onderweg of ze zijn gewoon erg nieuwsgierig. Ze waren in ieder geval erg vriendelijk. Ook hier liepen de leerkrachten weer
hijgend en met rooie koppen ver achter de kudde aan. In Zariqiuegui, een oud pelgrimsplaatsje aan de voet van de bergketen, had ik ze al bezig gezien. De jongens en de meiden spatten elkaar nat bij de dorpspomp en daagden elkaar op de gebruikelijke manier uit. Toen ik hen vertelde dat ik uit Holanda kwam steeg ik nog meer in hun achting omdat ons voetbalteam in de huidige kampioenschappen beter presteert dan vele andere teams. Ze wisten zelfs de namen van enige Nederlandse voetbalhelden te noemen. Spanje zelf presteerde volgens hen helemaal niets en daar schaamden ze zich voor.
Christine is achtergebleven in Eunate omdat ze buiten wilde slapen in het veld bij het prachtige minikerkje van Eunate dat midden in het land staat. Rondom het Romaanse koepelkerkje staan prachtige arcadebogen zodat er een soort ommegang is. De kerk zelf is zowel vanbuiten als vanbinnen prachtig in zijn
eenvoud. Het was er rustig omdat weinig mensen de alternatieve route nemen omdat het een behoorlijke omweg is. Er komen wel bussen met toeristen en er is een klein informatiecentrum bij waar we een stempel voor onze pas haalden en waar ik een ansichtkaart kocht van de kerk en de prachtige madonna met kind. Ik zat een tijdje alleen in de kerk en liet de omgeving op me inwerken. Het voelde goed ook al had Christine besloten om hier te blijven en beseften we dat het niet zeker was dat we elkaar op de route nog zouden treffen. Zelfs met haar durfde ik het nog niet aan om buiten te slapen hoewel het een zeer spirituele plek is en ik intussen veel vertrouwen heb in God, de Natuur, mezelf en Christine. Ik besloot om alleen door te lopen naar Puente la Reina. Dat we gisteren over afscheid nemen gepraat hadden is waarschijnlijk goed geweest. We wisten dat het moment eraan zat te komen en dat het zo goed was. Misschien zien we elkaar weer in Estella, de halte na Puenta la Reina. We zouden wel zien en wisselden voor de zekerheid wel onze telefoonnummers en adressen uit.
De omweg naar Eunate is goed gemarkeerd. Het was vreemd om na een paar dagen samen weer alleen verder te gaan maar ik voelde me beslist niet eenzaam. De beslissing voelde goed. Ik had ook weer behoefte om alleen verder te gaan. Aan de ingang van de stad, waar ik om vijf uur aankwam, staat een modern ijzeren standbeeld van een pelgrim. In Puente la Reina komen alle wegen samen: uit Tours (de mijne), Vezelay, Le Puy en Arles, de meest zuidelijke weg. Vanaf hier is er maar één weg naar Santiago: de ’camino frances’. Bij het standbeeld staat geschreven: ”Y desde aqui, todos los caminos a Santiago se hacen uno solo”. Er schijnen nog wel andere wegen te zijn maar die zijn minder bekend en worden minder gelopen. Er is in ieder geval nog een route langs de kust. De pelgrims die vroeger van overzee kwamen zullen ook vast deze route niet gelopen hebben omdat je er te ver landinwaarts voor moet. Zeker vroeger liep men de kortste weg naar Santiago. Nu loopt men deze camino meer vanwege de gezamenlijkheid en de vele refugio’s. Mijn Spaanse lessen komen toch aardig van pas. Lezen en iets vragen lukt aardig maar als ze in rap Spaans iets terug-zeggen wordt het moeilijk. Spanjaarden zijn rap van tong, praten veel en geven je ongevraagd veel informatie. Ze zijn soms niet te stuiten en niet onder de indruk als je ze niet-begrijpend aankijkt. Ze bedoelen het goed en zijn erg aardig. Dat ze graag dingen in grote groepen doen zoals stierengevechten en andere feesten is ook in deze refugio weer duidelijk. Er zitten zeker zestig mensen in deze oude refugio, behorend bij de eerste kerk uit de twaalfde eeuw. Gewijd aan de heilige Maagd en het heilig Kruis en ooit eigendom van de Tempeliers. De zorg voor de pelgrims is overgenomen door de paters missionarissen van het heilig Hart. Volgens de gids zouden er maar zo’n dertig slaapplaatsen zijn. Omdat er maar een paar douches en wc’s zijn is het dus dringen. Tussen de matrassen op de grond is maar een halve meter ruimte zodat je net je rugzak en wat spullen kwijt kunt. Ik lig in een zaal met enkel Spanjaarden die het weer erg druk hebben met elkaar. Bij de refugio
werd ik opgevangen door een jonge Braziliaan, Gustave, ook een pelgrim, die me wegwijs maakte. Het was hartverwarmend. Gelukkig is het zo warm dat je ’s avonds makkelijk lange tijd buiten kunt blijven zodat je de drukke refugio’s kunt mijden. Je moet in ieder geval om tien uur binnen zijn maar dan ligt ook bijna iedereen al te snurken. Mijn herriestoppers zullen weer goed van pas komen.
In de avonduren bezocht ik het typische pelgrimsplaatsje dat een middeleeuwse sfeer uitstraalt en waar druk gerestaureerd wordt. Er is een Santiagokerk met een prachtig portaal met een mooi levensgroot verguld beeld van Jacobus en een retabel dat het leven van Jacobus verbeeldt. Verder zijn er nog vele andere kerken en hospitalen, ooit vier stuks. En dan nog de beroemde elfde-eeuwse brug waar de plaats naar genoemd is, de ’puente la Reina’, door de koningin over de Arga gebouwd voor de pelgrims. Er zijn nog vele andere sporen, vaak met schelpsymbolen, van eeuwenlang pelgrimeren te bezichtigen maar daar had ik allemaal geen tijd voor. Ik kocht een kaart voor Reineke van de brug, misschien als een symbolische brug tussen ons. Reineke is afgeleid van Reina: de koningin. Ze heeft ook iets koninklijks over zich, alsof je haar moet volgen. Ik vind dat niet altijd makkelijk om mee om te gaan. Ze redeneert zo goed dat ik altijd het onderspit delf maar ze weet ook altijd mijn duistere kant boven te krijgen. Dat maakt me soms ook zo kwaad of afwerend. Ik worstel al enige jaren met haar maar voordat ik wegging was het contact gelukkig goed. Dat schept moed.
Ik dronk een biertje met de twee Duitsers die ik al eerder ontmoet had en gebruikte met hen de maaltijd. Ze kwamen uit Duitsland gelopen en waren ook niet zo jong meer. De een tobde met een knieblessure na een operatie maar forceerde zichzelf niet. Ik maakte ook kennis met een echtpaar uit Limburg. Ze waren erg geïnteresseerd in de Tempeliers en katholiek van huis uit. Ze zetten vraagtekens bij de geschriften. Die vraagtekens deelde ik (nu) niet met hen en ik
had ook geen zin om me er in te verdiepen. Ik heb zelf vroeger genoeg nagedacht over het geloof dat me meegegeven is en ben blij dat ik het onderweg teruggevonden heb. Ik wil geen energie steken in het zetten van vraagtekens maar me alleen richten op de oorsprong en de beleving van het geloof. Het was vreemd om weer eens even in mijn moedertaal te spreken na zoveel weken van verschillende talen. Ik had ook nog geen Nederlandse wandelaars ontmoet. Het enige Nederlands dat ik de laatste weken heb gesproken was met Joop door de telefoon en dat was altijd maar heel even. Het was ook vreemd om te constateren dat
wezenlijk contact niet gebonden is aan je eigen taal. Met taal kun je ook veel verpesten. Veel praten wil niet zeggen dat je verbonden bent of dat je werkelijk je gevoelens deelt. Ik wil geen discussie over de inhoud van de bijbel of wat kerkvaders gezegd hebben. Het leidt me af van de werkelijke boodschap die ik wil ervaren. Je kunt allerlei zaken die beweerd worden in twijfel trekken maar de vraag is of je daar zelf iets mee opschiet. Ik weet heus wel dat allerlei mensen en stromingen proberen de bijbel of andere heilige boeken naar hun hand te zetten omdat ze dan beter passen in hun machtsspel en in de maatschappelijke context van dat moment. Vaak is het om de mensen rustig te houden maar daar wil ik nu niet over nadenken. Waarheden zitten op een dieper niveau en hoeven wat mij betreft niet meer bewezen te worden. Ik ben misschien zelf ver af komen te staan van Thomas die eerst de wonden in de handen van Jezus wilde zien om te geloven dat Hij het echt was. Misschien ben ik toch al een beetje wijzer geworden. Ik geloof dat de basis van alle religies goed is. Ik merk dat denken en praten over het geloof me alleen maar verder van het pad afbrengen dat ik nu juist wil volgen. Het zijn onnodige omwegen en onderweg heb ik al genoeg tekens gekregen om me hier aan vast te kunnen houden.
Estella, dinsdag 20 juni.
We zouden zo graag de golf leren kennen waarop we in de oceaan dobberen; alleen, we zijn deze golf zelf. Jacob Burckhardt.
Ik ben vanmorgen om half acht vertrokken met eenentwintig kilometer voor de boeg. Dat was een stuk minder ver dan gisteren maar wel veel klimmen en dalen met mooie uitzichten over de valleien en dwars door kleine dorpjes met mooie kerken. Het landschap bestond uit korenvelden, boomgaarden met olijf- en amandelbomen en stukjes naald- en loofbos. In het mooie dorpje Cirauqui, dat tegen de heuvel op gebouwd ligt, was een marktje naast de kerk waar ik vers fruit kocht als alternatief voor koffie die natuurlijk voor de middag weer nergens te krijgen was. Op de bankjes onder de bogen streken meer pelgrims neer. Het was een aardig klimmetje naar boven. Het dorp ziet er uit als een middeleeuwse vestingplaats, met poorten en nauwe straatjes. Zoals bij veel andere kerken kun je er een stempel halen voor je pas. Er staat een lessenaartje onder de bogen bij de kerk waarop een stempel ligt waarmee je jezelf kunt bedienen. Vanwege de bijzondere locatie deed ik dat ook maar ik wil me zoveel mogelijk beperken tot de overnachtingsplaatsen en bijzondere kerken want anders blijft er te weinig ruimte in mijn pas over voor de stempels van het laatste traject. De voorkant met vakjes is al bijna helemaal vol zodat ik verder moet op de achterkant die daar eigenlijk niet voor bedoeld is. Er staat al een overzichtskaartje van de route op maar ik wil wel alles op één kaart. Rond twaalf uur was ik in Villatuerta. In het portaal van de twaalfde-eeuwse kerk, de Santa Maria de l’Asuncion, verwelkomde een vriendelijke geestelijke de passerende pelgrims en had flessen water klaar staan. Hij leidde pelgrims rond in zijn kerk waar ook fresco’s te bewonderen waren. Hij stond er op om een stempel in mijn pas te zetten wat ik niet kon weigeren. Ik schreef ook iets in het gastenboek. Met mijn volle pas oogst ik altijd veel bewondering en ik word regelmatig met complimenten overladen waar ik me soms wat ongemakkelijk bij voel. De Spanjaarden zijn vaak erg uitbundig.
Voor twee uur was ik al in Estella dat vroeger Lizarra heette. Volgens de codix is het een stad waar het brood goed is, de wijn uitstekend en het vlees en de vis overvloedig. De stad heeft een rijke geschiedenis en is in twee stukken verdeeld door de rivier de Ega. Hij is in handen geweest van de Moren en terug veroverd door de Navarrezen. De bevolking was in de twaalfde eeuw overwegend Franstalig. De stad wedijverde vroeger met Burgos en was een druk handelscentrum. In het hartje van de Franse wijk staat het gerestaureerde paleis van de koningen van Navarra. De naam Estella is volgens de legende afgeleid van stella (ster) en had alles te maken met een mirakel met een bijzonder licht dat boven het graf van een gestorven pelgrim verscheen. Bij opgraving bleek de armoedige pelgrim een Griekse bisschop te zijn die een reliek van de apostel Andreas bij zich droeg. Andreas is één van de twee patronen van Estella. Ook in vroeger eeuwen deed men er alles aan om zijn stad bijzonder te maken en men veranderde de loop van de camino om bepaalde plekken aan te doen, zo ook Estella. Dit tot ergernis van de inwoners van andere plaatsen aan de route omdat de camino voor hen ook een bron van inkomsten was. De middeleeuwse brug over de Ega, een verbinding die van essentieel belang was voor de pelgrims, werd in de negentiende eeuw opgeblazen en in 1971 herbouwd naar oud model. De stad bevatte vroeger acht parochies met hospitalen om de pelgrims op te vangen. Aan de ingang van de stad stond een hospitaal voor melaatsen.
De hospitalero van de refugio was niet bepaald het toonbeeld van vriendelijkheid maar eerder van arrogantie. Ik had sterk het vermoeden dat hij een ambtenaar was en dat de refugio gedreven werd door de overheid. Je gewone paspoort moest zelfs overlegd worden voor het controleren van de nummers (je paspoortnummer staat genoteerd op de pelgrimspas). De refugio stond bomvol met stapelbedden en om tien uur ging de deur op slot. Dit had tot gevolg dat een
paar pelgrims die iets na tien uur de refugio in wilden er niet meer in konden terwijl ze al ingeschreven waren en hun spullen er stonden. Het werd bijna een rel omdat andere pelgrims van binnenuit de deur van het slot deden. Er ontstond
een hoop stampei op straat. En dat terwijl het moeilijk is om voor negen uur ergens te eten. De meeste eettenten serveren niet voor half tien zodat je snel moet zijn. Dat laatste is overigens geen probleem want het eten wordt wel in rap tempo opgediend.
Doordat ik vandaag zonder noemenswaardige stop was doorgelopen was ik al vroeg in Estella en daardoor had ik tijd om de stad wat nader te bekijken. Ik bezocht de hoog gelegen Romaanse San Pedrokerk met het klooster waar de schrijn van de apostel Andreas bewaard wordt en daar tegenover het bijzondere tot museum verbouwde paleis van de koningen: het Palacio Real. Op de onderste arcadereeks is het gevecht van Roeland met de reus afgebeeld. In het museum zie je de streek door de ogen van de kunstenaars prachtig verbeeld. Vooral het werk van de schilder Gustave Maeztu sprak me erg aan. Het is een Cubaans-Navarrese schilder die stierf in 1947. Aan de andere kant van de rivier bezocht ik de San Miguel, met prachtige Romaanse sculpturen, en een gotische nogal overdadig versierde kerk waar het wel prettig toeven was om te bidden en een tijdje te zitten om tot rust te komen. Op een paar biddende vrouwen na was er verder niemand.
Toen ik aan het eind van de middag terugliep naar de Place San Martin, waar de plaatselijke bevolking rond die tijd elkaar treft, kwam ik Christine tegen die op een bankje zat. Ze was nog niet zo lang geleden aangekomen in Estella en ze was erg moe. Ze had aan één stuk door gelopen vanaf Eunate en was niet meer in Puente la Reina blijven hangen. Het mobiel telefoneren naar mij was niet gelukt maar ze had wel verwacht dat ik hier zou zijn. Ze had in de refugio mijn rugzak
gezien en een briefje op mijn bed gelegd wat ik nog niet gevonden had omdat ik meestal niet voor slaaptijd terug ga naar de refugio. Ze zal twee nachten in Estella blijven. Ze slaapt in een andere zaal van dezelfde refugio en zal morgen in een hotelletje slapen. Ze had bijna niet geslapen in Eunate omdat een stel Spanjaarden de hele nacht had zitten praten. Het buiten slapen was zodoende niet erg bevallen en van een spirituele nacht was geen sprake geweest. Ze was helemaal op toen ze hier aankwam, ook door alle indrukken van de afgelopen dagen. Ze moest even een pas op de plaats maken. Ik was erg blij haar weer te zien en had met haar te doen maar ik koos er zelf niet voor om hier nog een nacht te blijven. Ik had Estella al redelijk verkend vanmiddag. We aten samen in een restaurantje al moesten we ons best doen om iets te vinden dat rond negen uur de maaltijd al serveerde. Daarna gingen we naar ’huis’, waar we onze refugio mee bedoelden. Merkwaardig dat je, ook al slaap je er maar één nacht, je slaapplaats toch heel snel je huis gaat noemen. Misschien is dat wat er bedoeld wordt met het tekstje van vandaag: gewoon meedeinen met de oceaan. Je bent geen aparte, afgescheiden golf maar je bent een deel van het geheel. Christine heeft nu duidelijk het gevoel dat ze zich even terug wil of moet trekken. Ik probeer onderweg in de natuur en in de kerken rust te vinden wat tot nu toe aardig lukt. Ik zonder me even af en stel me in verbinding met mezelf en het hogere. Je kunt blijkbaar niet voortdurend opgaan in de massa. Ik zie nu om me heen de ’slachtoffers’ die vallen omdat ze met de meute mee willen. Men is nu vanaf Frankrijk ongeveer een kleine week onderweg. Sommigen zijn te hard van stapel gelopen, soms ongetraind. Ze hebben blaren, blessures en zijn oververmoeid. Een jonge Canadese vrouw haar benen zijn helemaal opgezwollen van het lopen en de zon. Vroeg in de middag vlak voor de stad zag ik haar midden op het pad liggen met haar benen in de lucht. Ze was langs een arts geweest die haar benen helemaal ingezwachteld had. Ze vroeg me om raad. Ik zei dat ze haar eigen grenzen moest stellen en misschien een dagje rusten. Haar vriend en zij zijn vrijwel zonder voorbereiding
aan de tocht begonnen. Ze hebben gelopen vanaf Roncevalles waar ik hen voor het eerst ontmoette. Ze komen wat naïef over maar zijn erg gemotiveerd om de tocht samen te maken. Ik vind ze aandoenlijk en erg aardig. Ik hoop dat ze het volhouden. In de refugio is het snikheet en bedompt. Dat kan bijna ook niet anders met vierentwintig mensen op zo’n klein oppervlak. Desondanks liggen sommige mensen als een blok te slapen. Ik kan daar jaloers op zijn. Ik slaap onrustig en kort. Ik snap zelf niet dat ik het op deze manier volhoud. Mijn energie komt blijkbaar niet uit mijn nachtrust maar uit andere bronnen.
Los Arcos, woensdag 21 juni. Het verstand is de grote ontkenner van het werkelijke. Ontken de ontkenner. Vivekananda.
Het was nog donker toen ik vanochtend voor zes uur vertrok maar het was al erg rumoerig. Ik wilde Christine gedag zeggen maar iedereen in haar slaapzaaltje sliep nog zodat ik haar niet kon vinden in het donker. We hebben gisteren al afscheid genomen van elkaar en zien wel of we elkaar nog tegenkomen. Net buiten de stad bij Irache liggen de wijnkelders van Bodegas. Aan de buitenmuur van het complex zijn twee pompen aangebracht: één om wijn en één om water te tappen. Ze zijn alleen voor pelgrims, voor vitaliteit en spirit. De tekst erbij luidt: ’Peregrino, si quieres llegar a Santiago con fuerza y vitalidad de este gran vino echa un trago y brinda por la felicidad’. Zodoende dronk ik al om zeven uur wijn en vulde ik mijn ene waterflesje met wijn en het ander met water. Het was een speciaal ontbijt zo op de vroege ochtend met wijn en magdalena’s (Spaanse cakes). Ook de plek was bijzonder omdat tegenover het wijnhuis het oudste hospitaal van Navarra ligt, van rond het jaar 1000.
De stop met koffie kwam pas in Villamayor de Monjardin, ergens halverwege het
traject van vandaag, zo’n twintig kilometer. Het is een kleine plaats met een dominant kasteel. Vlak voor Villamayor bevindt zich een mooie pomp: la Fuente de los Moros, een gotische pomp met sculpturen waar naar het schijnt het water altijd fris van is. Een vriendelijk uitziende kleine refugio ligt wat verderop. Erg hartelijke Nederlandse mensen beheren de herberg vanuit een Christelijke achtergrond. Iedereen krijgt gratis een klein boekje met bijbelse teksten mee: het evangelie van Johannes. Ze hebben het in verschillende talen. De prijs van de koffie en de sandwich was niet hoog. In het gidsje wordt de refugio niet vermeld, jammer. Ik maakte op het terras kennis met vier Nederlanders die dit jaar een gedeelte van de camino lopen.
Vanmiddag gingen de wijnvelden over in eindeloze rijpe korenvelden met hier en daar een olijfboom. Op sommige plekken werd het koren al afgereden. De weg was een paar uur lang, plat, heet en zonder schaduw en pompen. Een voorproefje van de meseta? Toch liep ik vandaag als een speer, misschien door de wijn van vanmorgen. Ik was rond twaalf uur al in Los Arcos, het einde van de dagetappe. Toen ik er aankwam stortte ik me op de pomp aan de ingang van het dorp. Mijn hoofd en voeten hield ik een poosje onder de straal en mijn T-shirt trok ik nat weer aan. Los Arcos werd in de Middeleeuwen de stad van de Joden genoemd. Ook hier is een Franse wijk. Het middeleeuws aandoende stadje ziet er uit als een dorp, met een plein met kerk en arcadebogen die ze aan het renoveren zijn. Het zag er redelijk uitgestorven uit bij binnenkomst. Er was in eerste instantie geen winkel te bekennen hoewel die wel vermeld staan in de gids. Ze blijken verscholen te zijn in een soort achterkamers. Er staan geen waren op straat zoals bij ons zodat ze soms moeilijk te vinden zijn. De deuren worden vaak dicht gehouden en ze gaan vaak pas om zeven uur ’s avonds weer open. Het is niet gemakkelijk om hier in Spanje aan eten te komen. Gelukkig kan ik meestal ruimschoots aan drinken komen door de pompen die in ieder dorp staan en kan ik er
redelijk goed tegen om met een lege maag te lopen. Ik spreek mijn voorraadje chocola en noten nogal eens aan en vul het aan zodra ik de kans krijg. Vanmiddag kreeg ik hier op straat opeens een handje kersen van een inwoonster.
De refugio wordt gerund door twee vriendelijke Belgen die dit ieder jaar een paar weken doen. Ze waren erg aardig en spraakzaam en gaven de Nederlanders een speciale behandeling met wijn en kersen. De refugio zelf ligt erg vol met matrassen tussen de stapelbedden en in het gangpad. Zelfs in de tegenoverliggende garages slapen mensen. Ik moet er niet aan denken dat er brand uit zou breken. Toch schijnen de politie en de brandweer de refugio regelmatig te controleren op excessen. Ik vraag me af of het nog voller kan. Ik waste wat kleren bij de pomp en hing ze te drogen aan de waslijnen die er gespannen waren. Ik praatte vanmiddag een tijdje met een wat ouder Duits echtpaar dat de camino andersom loopt. Ze doen dit om niet steeds dezelfde mensen tegen te komen. Daar kan ik me iets bij voorstellen. Er vormen zich ook groepen die soms wat dominant zijn. Zeker de Spaanse en de Italiaanse groepjes zijn dominant aanwezig en leggen bij aankomst meteen beslag op de soms maar kleine keukens. Ik at met het echtpaar buiten in de schaduw aan een tafeltje: stokbrood, kaas, tomaten, fruit en yoghurt. Met dit warme weer heb ik niet zo’n trek in warm eten. Aan het eind van de middag dronk ik met de Nederlanders van onderweg een pilsje (cerveza) op het terras. Omdat één van de mannen nogal dominant aanwezig was had ik geen zin om met hen te gaan eten. Hoewel er meerdere Nederlanders in deze groep zitten klitten ze niet samen. Misschien dat ik de etappes van de komende dagen wat knip. Er zijn er een paar van bijna dertig kilometer achter elkaar. Op die manier kan ik ook het groepsgedrag ontlopen. Ik hoef niet persé met Nederlanders contact te hebben. Goed contact is niet aan taal gebonden.
Om half negen was er een mis in de kerk voor de pelgrims. De kerk met klooster
is van origine Romaans maar met veel goud en glitter versierd in andere tijden. Ook hier is vast veel goud en zilver uit Peru terecht gekomen en dat heeft waarschijnlijk veel mensenlevens gekost. Dat maakt het voor mij allemaal een beetje dubbel. De kerk heeft veel op zijn geweten. Als ik daar veel bij stil sta kan ik nauwelijks opgaan in het Goddelijke en het beperkt de beleving die ik steeds weer heb in de kerken. Het gotische retabel is overvloedig versierd met goud en een beetje wulpse figuren. Het orgel hoog achter in de kerk is weelderig versierd en wordt bevolkt door vreemde figuren. Omdat ook de organist vrij hoog zat leek de muziek vanuit de hemel neer te dalen. Een en ander deed nogal komisch aan. Ook het plafond en de koepel zijn versierd met houtsnijwerk en merkwaardige figuren. Jezus hing niet aan het kruis maar lag in een kist die tijdens processies wordt rondgedragen. De madonna met kind heeft meer een Indiaans dan een Spaans uiterlijk. Aan het eind van de dienst zong de menigte gekeerd naar de madonna en deelde de priester de zegen en bidprentjes uit in verschillende talen. Hij sprak ook in iedere taal een paar woorden tot de pelgrims zoals de paus met kerstmis doet. Achter op het bidprentje, met een foto van het beeld van Jacobus uit deze kerk, staat een gebed. Het mijne is in het Nederlands:
’Gebed van een pelgrim. O God, die Uw dienaar Abraham weghaalde uit de stad van de Chaldeeërs Ur, hem beschermde op al zijn pelgrimstochten en de gids was van het Hebreeuwse volk bij de doortocht van de woestijn. Wij, Uw dienaars, die in Uw naam naar Santiago de Compostela gaan, vragen uw bescherming. Wees ons nabij tijdens onze tocht. Wees onze gids op de kruispunten. Wees onze moed bij vermoeidheid. Wees beschermer bij gevaar. Wees beschutting op de camino.
Wees schaduw bij warmte. Wees licht in de duisternis. Wees bevestiging in onze voornemens. Opdat we door U begeleid, gezond en wel de camino mogen beëindigen. Verrijkt in deugd en genade, ongedeerd huiswaarts mogen keren, vervuld van een heilzame en blijvende vreugde. Door Jezus Christus onze Heer. Amen. Apostel Santiago bid voor ons. Heilige Maria bid voor ons.’
Viana, donderdag 22 juni. Laat de Italiaan, de Fransman, de Engelsman, de Arabier een roos zien, door het aanschouwelijke zullen ze het er allen over eens zijn hoe een roos er uitziet, niet door woorden. Woorden zijn dus de oorzaak dat we elkaar niet begrijpen, niet de dingen. Eckartshausen.
Vannacht was het gesnurk oorverdovend zodat ik weinig geslapen heb. Mijn herriestoppers waren hier niet tegen opgewassen. Om drie uur stonden er al pelgrims op, gelukkig de ergste snurkers. Het zijn dezelfde mannen die na aankomst de hele middag op bed liggen te slapen. Ik slaap op een kamertje met stapelbedden van drie boven elkaar met alleen maar mannen: Duitsers, Fransen, Italianen, Spanjaarden en een Ier. Het voordeel was dat ik de vrouwenbadkamer voor mezelf had en de mannen vanmiddag in de rij stonden. Ze waren te bleu om er zondermeer gebruik van te maken. Ik moest ze er na mijn eigen
uitgebreide douchebeurt toe aanmoedigen. Ik vind het grappig dat de badkamers hier gescheiden zijn, maar dat de mannen en vrouwen wel op één slaapzaaltje liggen. Alles is hier in de Albergueria Andres Munoz verder keurig verzorgd. Het oude hospitaal dat op de wallen staat doet luxueus aan met een prachtige entree. De ontvangst was allervriendelijkst. Het was vandaag wat bewolkter. Ik vertrok al om zes uur en zag de zon opkomen die de immense graanvelden, afhankelijk van de graansoort, geel tot roze kleurde. De weg was niet al te zwaar met af en toe een klimmetje naar een stadje. Vanochtend, nog voor acht uur, kwam ik een oude vrouw tegen die al gebeden zingend de weg afliep, richting Torres del Rio. Ze had een walkman op en was volkomen in zichzelf gekeerd. Het was iemand van de plaatselijke bevolking, op open muiltjes. Ik vroeg me af of ze dat iedere dag deed. In Torres kon ik gelukkig al na twee uur lopen koffie krijgen. Ik voelde me wat slap na een paar dagen te weinig nachtrust. Het was jammer dat de Tempelierskerk uit de twaalfde eeuw nog niet open was. Hij heeft dezelfde bouwstijl als de kerk van Eunate. Aan de buitenkant zag hij er gaaf uit. Na Torres del Rio volgden er drie uur lang geen dorpen meer. Voor twaalf uur arriveerde ik al in Viana. Na achttien kilometer vandaag vond ik het welletjes, temeer daar de stad me erg beviel. Tot Logrono, de aangegeven etappe in de gids, zou het nog tien kilometer zijn en dan zou ik in Logrono misschien te moe zijn om de stad, die ook de moeite waard moet zijn, te bekijken. De refugio was nog niet eens open zodat ik met de andere pelgrims voor de deur bleef wachten. Ik wilde in ieder geval verzekerd zijn van onderdak om op mijn gemak het plaatsje te kunnen bekijken. Viana is een prachtige oude vestingstad die er nog middeleeuws uitziet maar erg levendig aandoet. Er zijn mooie oude straten en een gezellig plein waar de plaatselijke bevolking samenkomt. De San Pedrokerk naast het hospitaal waar ik slaap is een prachtige ruïne. De voorkant ervan is erg gaaf. Op de wallen was het goed toeven op een van de bankjes die er staan. Ik genoot er van het prachtige uitzicht
op de valleien en de route die ik morgen moet afleggen. Tot mijn grote vreugde was er in de Santa Maria een tentoonstelling met kerkelijke kunst. Er was een prachtig overzicht te zien van beelden, relieken, kerkattributen, schilderijen, beelden, kleding etc. De uitdrukking die ik leerde op mijn cursus Spaans was hier zeker van toepassing: ’explendido!’ Omdat de kerk ’s middags een poos sloot ging ik ’s avonds nog een keer terug en ik kreeg het met mijn Spaanse gebrabbel voor elkaar om op hetzelfde kaartje nog een keer naar binnen te mogen. Een hele prestatie vond ik zelf. Een geestelijke die er rondliep complimenteerde ik met de tentoonstelling. Hij troonde me meteen mee de kerk door en toonde me onder het uitroepen van alle varianten van het woord ’geweldig’, de vele bijzonderheden van de kerk. De kerk was rijkelijk versierd en ook hier meende ik het goud van Peru te zien schitteren. De priester was er zichtbaar trots op. Toen ik hem ’s avonds de mis hoorde voordragen voor een handjevol vrouwen, die blijkbaar nog de meest trouwe kerkgangers zijn, kwam hij aanmerkelijk minder geïnspireerd over. Het uiterlijk van de kerk was voor hem duidelijk van meer belang.
Ik vermoed dat vooral ook hierdoor de kerk in een impasse zit. Als de geestelijke de boodschap niet eens kan overbrengen omdat die hemzelf niet meer inspireert, wie moet de mensen dan inspireren? Ik vermoed ook dat veel vrouwen de kerk bezoeken om er legaal een uurtje in alle rust te kunnen zitten. Daar wordt er even geen beroep op hen gedaan. Zo te zien is de rolverdeling in Noord-Spanje sinds eeuwen niet gewijzigd. De vrouwen zorgen en de mannen laten zich verzorgen. De status van de mannen en jongetjes is duidelijk iets hoger in rangorde. Ook onder de Spaanse pelgrims die in groepjes reizen zijn de taken duidelijk verdeeld. Na afloop van een etappe maken de vrouwen het eten klaar in de keuken en de mannen hoeven alleen maar aan te schuiven. Zelfs het dekken en afruimen van de tafel is een vrouwenaangelegenheid. Vanavond tijdens het eten in een café duizelde het me even. Ik zat aan tafel met
de twee Duitsers die ik al eerder ontmoet had en een Portugees die maar gebrekkig Spaans sprak. Het eten werd zo ongeveer op tafel gesmeten. Ik vroeg me af of dit speciaal gedrag tegenover pelgrims was of de normale gang van zaken. Om het gesprek een beetje gaande te houden vertaalde ik het Spaans van de Portugees in het Duits. Tot overmaat van ramp stonden er in alle hoeken van het café grote televisies aan met daarop een stierengevecht dat ook in de vele spiegels nog eens weerkaatste. Het gewroet van de lansen in de stieren was weerzinwekkend. Het geluid was oorverdovend zoals in alle cafés. De wijn die de Portugees me kwistig bijschonk uit zijn fles -glazen wijn kennen ze hier niet- steeg me naar het hoofd zodat mijn kop tolde toen ik buiten kwam. Op deze manier kom ik niet erg tot rust. In mijn hoofd is het een brij van diverse talen en indrukken. Het tekstje van vandaag over de verschillende talen is weer helemaal toegesneden op deze dag. De vele nationaliteiten waar ik vanavond tussen lig, het ’gesprek’ van vanavond in het café, de rondleiding van de priester vanmiddag en de mis maken mij in ieder geval niet helderder. Het is één warboel in mijn hoofd. Logrono, vrijdagmiddag 23 juni. Boze gedachten veroorzaken ziekte, want elke gedachte is een lichte hamerslag op het metaal van ons lichaam en slaat er dat uit wat we zullen worden. Wij zijn de erfgenamen van alle goede gedachten in het heelal, als we ons er voor openstellen. Vivekananda.
Ik heb een huilerige dag vandaag. De hitte, de inspanning, het vroege opstaan en het slechte slapen breken me een beetje op. Voeg daarbij nog het effect van de groepen en voilà! De toon hiervoor werd gisterenmiddag al gezet toen ik de tentoonstelling bezocht en daarna op de stadswallen een beetje tot mezelf kwam met schrijven en lezen in het evangelie van Johannes. Vanmorgen ben ik pas om acht uur vertrokken, na de grote meute. Het was een beetje bewolkt en niet te warm. Het eerste stuk was niet zo mooi, een beetje saai zelfs, met voortdurend het geluid van de autoweg die vlak langs de route loopt. Na een kleine twee uur
liep ik via de brug over de Ebre Logrono binnen, de hoofdstad van de Rioja.
Vlak voor Logrono zat een oud vrouwtje voor haar huisje in de tuin met een enorme rommel en enige honden. Ze gaf me een stempel met haar naam Felisa en ik moest mijn naam in het boek schrijven dat op een tafeltje buiten lag. Er was een klein informatiecentrum voor de pelgrims en ze had zichzelf zo te zien tot deskundige uitgeroepen. Ik kon er ook verschillende souvenirs kopen, de gebruikelijke prullaria. Ze wees me de weg die al niet bepaald moeilijk te vinden was door alle richtingaanwijzers maar het was goed bedoeld. Voor de rest verstond ik niets van al de adviezen die ze me waarschijnlijk gaf. Ze was vol bewondering voor mijn stempelkaart en het feit dat ik uit Holanda kwam. Op het tafeltje stond een schoteltje waar ik wat geld op deponeerde. Ik vroeg me af of de gemeente hier de arme mensen onderhoudt door te tolereren dat ze in hun bouwvallige onderkomens de pelgrims volstrekt overbodige adviezen verstrekken en ze bij te laten houden hoeveel pelgrims de stad passeren, wat ze vervolgens in hun jaarlijkse statistieken publiceren. Gemeentelijke cijfers waar waarschijnlijk niemand behoefte aan heeft.
Bij binnenkomst in Logrono bezocht ik eerst het immense oude kerkhof. Van veraf zag ik de enorme en soms merkwaardige bouwwerken die de graven opsieren al staan. Ze zijn van steen en versierd met mozaïeken. Sommige gebouwtjes ogen als complete minikerkjes. Het deed me denken aan een film die ik ooit zag over twee oude mensen die zoveel geld geïnvesteerd hadden in hun graf dat ze op het laatst alleen dat graf nog maar hadden en geen huis meer om in te wonen. De film eindigt met de twee mensjes, zittend in hun minimausoleum dat ze als een soort kampeerhut gebruiken. Het geeft goed aan dat in hun cultuur zo’n graf belangrijk is en dat het status geeft. Hoe anders ziet dit kerkhof er uit dan bij ons in Nederland, zo veel kleuriger maar ook overdadig net
als de kerken hier. Hoe voller hoe beter?
In een nis in de gevel van de Santiago el Real kerk is een enorme sculptuur van een Santiago Matamores te vinden. Het is de heilige Jacobus als verdelger van de Moren. Jacobus zit hoog te paard met opgeheven sabel maar hij heeft wel zijn pelgrimsmantel aan. Het doet enigszins belachelijk aan. Onder zijn paard liggen de vermorzelde Moren. Santiago Matamores staat symbool voor de strijd voor
het christendom in Spanje. Het is Jacobus als beschermer van de pelgrimsroute. De symboliek is ook terug te vinden in het zwaardkruis dat oorspronkelijk behoorde aan de Orde van Sint Jacob in Spanje. De uiteinden van het gevest zijn lelievormig en de kling is (bloed)rood gekleurd. Het symboliseert de twee fundamentele doeleinden van de Jacobsorde: de religieuze en de militaire opdracht. Volgens de legende verscheen Jacobus te paard ook bij de beslissende slag bij Clavijo dat hier in de buurt ligt en hielp hij mee de Moren in de pan te hakken. In de kerk zelf staat een vredelievender Santiago als pelgrim maar ook nog andere bombastische beelden. Het grote moderne plein vlakbij de kerk, dat speels met mozaïek geplaveid is, contrasteert erg met de oude fontein voor de pelgrims die een beetje verscholen onder in een nis ligt. In een cafeetje dronk ik koffie met twee andere pelgrims, vrouwen die allebei alleen op pad zijn maar veel met elkaar optrekken: Corinne en Mary. Corinne is een Franse maar woont in Engeland en Mary is Amerikaanse. Ik zag hen onderweg al eerder in refugio’s en kerken.
In het centrum bezocht ik de Kathedraal van Santa Maria la Redonda. Op de twee torens hangen diverse ooievaarsnesten en de ooievaars vliegen al klepperend af en aan, midden in de drukke stad. Ik stak bij een prachtige kleine madonna met kind kaarsjes op voor Caroline en Jezmin omdat ik vandaag veel aan ze moest denken. Het waren gelukkig echte kaarsjes want in de meeste
kerken zie je van die smerige rode knipperlichtjes zoals je die tegenwoordig voor fietsers hebt. Die weiger ik aan te doen, zo nep. In de grote winkelstraat kocht ik een mooie kaart van een madonna met kind voor hen. Het gezichtje van de Madonna deed me aan Jezmin haar koppetje denken. Het had een zelfde soort uitdrukking. De hele dag liep ik al te peinzen over de kinderen. Ik zie ook Carolines gevecht met het moederschap. Het is gewoon een hele klus om kinderen op te voeden en ze dagelijks te voeden en te verzorgen. Je moet zoveel van je eigen wensen op een laag pitje zetten. Ze vragen constant aandacht en als je er alleen voor staat is het nog moeilijker. Ik moet wel een lange weg gaan om me een beetje van ze los te maken. Ze zijn vaak in gedachten bij me en ze zullen ook wel eens aan mij denken. Zo niet dan zullen ze toch door de vele kaarten die ik regelmatig verstuur wel aan me denken. Ik geef op het ogenblik meer geld uit aan de post dan aan overnachtingen.
Na nog wat door Logrono geslenterd te hebben ging ik eind van de middag weer op pad. Ik dreigde te verdwalen net buiten de stad omdat de boel behoorlijk opgebroken was. Een jonge man op een crossfiets kwam me achterop en vertelde dat ik verkeerd liep. Hij had me vanaf de weg zien lopen met mijn rugzak. Hij woont in Logrono en pelgrims zijn voor hem een bekend verschijnsel. Hij reed een eindje met me op totdat ik weer op het rechte pad was en wenste me bon viaje. Je kunt hier dus geeneens verdwalen. Dat is toch heel wat anders dan in Frankrijk. Wel een geruststelling. Een kaart van Spanje heb ik ook niet meer gekocht. Ik doe het met het gidsje waar globaal de route in staat maar waar geen kaart inzit. Die blijk ik ook helemaal niet nodig te hebben. Mocht ik toch een keer twijfelen over de goede route dan blijf ik gewoon een poosje zitten. Als er na een uur nog geen pelgrims langskomen dan zit ik hoogstwaarschijnlijk verkeerd.
De plaatselijke overheid heeft zijn best gedaan de pelgrims tegemoet te komen.
Na de stad is er een kilometerslang asfaltpad met bankjes, tafels, afvalbakken en pas geplante boompjes. Dat is zeker aangelegd met Europese subsidie. Ik moest er wel om lachen en zag de ambtenaar al voor me die dit vanachter zijn bureau bedacht had. Het was waarschijnlijk iemand die nog nooit één stap gewandeld heeft en zeker geen lange afstanden. De meeste pelgrims overnachten in Logrono omdat het als eind van een dagetappe beschreven staat en er veel te zien is. Geen enkele pelgrim heeft ’s morgens om zes of zeven uur al behoefte aan een stop en gaat zeker niet uitgebreid rusten en eten op zo’n picknickplaats. Pelgrims die hier ’s middags passeren hebben een terrasje of café in de stad gepakt. Bovendien loopt geen enkele lange-afstandswandelaar graag op asfalt. Het is hard en veel zwaarder voor je voeten en spieren. Er waren dan ook twee nieuwe paadjes ontstaan naast het geasfalteerde pad. Zo ontstaan er dus nieuwe paden. De oorspronkelijke paden van vroeger zijn ook asfaltwegen geworden. Die worden hoogstens nog door fietsers gebruikt als het geen al te grote wegen zijn. Zo zie je dat de camino zich aanpast aan de pelgrims en de pelgrims zich niet aanpassen aan de hen door de overheid toebedeelde weg. Het bankje doet in ieder geval dienst voor mij om mijn pondje kersen op te eten. Wie weet groeien hier over enkele jaren kersenbomen die de pelgrims ten dienste staan en zal een pelgrim onder de lommer van de kersenboom op een bankje in zijn of haar dagboek schrijven, net zoals ik dat doe. Nu is het allemaal nog erg kaal. De plaatselijke bevolking heeft er in ieder geval een leuk skeelerpad bij gekregen. Ik voel me een stuk rustiger dan gisteravond en heb minder verwarde en negatieve gedachten over de pelgrims, de kerk, de apostel als Morendoder en de drukte van de camino. In de kerk heb ik gebeden om evenwicht tussen het massale en het individuele. Ik wil me niet helemaal afzonderen. Ik wil deel zijn van de camino en zijn bezoekers maar ik wil ook mijn rust behouden en tijd hebben voor mijn innerlijk. Ook het weer werkt mee. Het is niet meer zo heet waardoor ik ook ’s middags kan lopen. Zo kan ik mijn wandeling over de hele dag uitspreiden en
onderweg de tijd nemen om dingen te bezoeken. Als ik me open wil blijven stellen voor het goede moet ik mijn energie niet stoppen in negatieve gedachten
over de dingen. De tekst van vandaag is me uit het hart gegrepen. Ik denk dat veel mensen ziek worden doordat ze bozig zijn op anderen en de schuld buiten zichzelf leggen maar in de praktijk blijkt het heel moeilijk te zijn om naar jezelf te kijken terwijl je middenin een bepaalde situatie zit en je eigen aandeel erin te zien. Je moet er eerst weer afstand van nemen. Het bidden in de kerk, de schoonheid en stilte van de natuur en het ritme van het bewegen helpen me daarbij.
Navarrete, vrijdagavond 23 juni. Voor je de stad inloopt stuit je op de fraai gerestaureerde funderingen van het hospitaal van Saint Jean d’Acre. Het is vreemd om op een plaats rond te lopen die vanuit de Middeleeuwen stamt en waar vele zieke pelgrims vertoefd hebben en misschien hun (levens)reis beëindigd hebben. Het waren reizen die vele malen zwaarder waren dan die van nu en waar men soms meer dan een jaar over deed, heen en terug. Men had toen ook met veel meer dodelijke ziekten te maken, onder andere de pest. Ik nam een foto van een Frans pelgrims echtpaar dat er ook rondkeek. ’Stad van keramiek en wijn’, staat er in de gids. Het is een oud, middeleeuws aandoend stadje met in het centrum een berg. Nadat ik ingeschreven was in de vriendelijk aandoende refugio onder de galerijen bekeek ik de kerk en klom daarna de berg op. Het was intussen vroeg in de avond. Ik bezocht een monumentale kerk met een prachtig retabel met schilderingen uit de Vlaamse school, toegeschreven aan Rembrandt. De kerk is vreemd verweven met de berg zelf en een mengelmoes van stijlen. De stenen trappen lopen vanaf de kerk naar boven en eindigen in een rondgang op de berg. Het uitzicht over de velden en de daarachter liggende hogere bergen was prachtig in de late avondzon. Twee vrouwen van middelbare leeftijd liepen er talloze rondjes op hun
slofjes terwijl ik op een bankje van mijn rust genoot en pistachenootjes pelde. Ik vroeg me af of dit hun dagelijkse trimrondje was. Ze kwekten ondertussen heel wat af en knikten me steeds vriendelijk toe. Ondertussen zag ik een legertje grote mieren zijn best doen om gezamenlijk mijn lege notendopjes weg te slepen. Wat moesten ze daar nu mee? Ook onderweg kom ik vaak van deze mieren tegen. Ze hebben meestal een pad dwars over de camino, lopen keurig in het gelid en slepen met graankorrels die groter zijn dan henzelf. Ik doe mijn best ze te ontwijken wat niet altijd lukt. Zo komt er vaak abrupt een einde aan hun werkzame leven, maar ik kan ook niet de hele tijd naar de grond lopen kijken. Dan zou ik veel moois missen onderweg.
Uitkijkend over de stad zie je vele huizen in aanbouw. Een bouwvakker op een in aanbouw zijnd dak zag ik vanaf mijn plaats op de berg ongegeneerd naar beneden staan pissen. Het was niet te hopen dat er iemand onder liep. Van de vele planten die hier aan de balkons hangen krijg je soms ook een douche. Soms moet je de sproeiers ontwijken die op het land staan en gedeeltelijk het pad meenemen. De nieuwe stroom pelgrims doet de dorpen zo te zien goed. Sommige winkeltjes en cafeetjes draaien op de pelgrims. De voorraad is er ook op aangepast: chocola, nootjes, zuidvruchten, rijstpapjes, flesjes drank. Noord-Spanje is lang primitief en arm geweest. De pelgrims en het Santiago-toerisme brengen wat leven in de brouwerij en geld in het laatje. De plaatsjes profiteren duidelijk mee van de Europese subsidies die er te halen zijn in het kader van de Europese eenwording. Op veel plaatsen verschijnen nieuwe wegen en culturele centra. Ik vind het een betere verdienste van Santiago dan de hulp die aan hem toegeschreven werd bij de veldslagen. Ook het café naast de refugio doet goede zaken. Het bier smaakt er goed en het eten is er prima.
Azofra, zaterdag 24 juni.
Het grootste geschenk is de gave van kennis. De grootste sterkte is de beheersing van de gedachten. Yesudian.
Net buiten de stad, bij het monumentale oude kerkhof met het portaal van de kerk van het oude pelgrimshospitium van San Juan d’Acre, is een gedenkteken voor een Belgische vrouw opgericht: Alice de Craemer, die in 1986 onderweg de dood vond. Ze fietste samen met haar man. Het is een ontroerend beeldhouwwerk dat in de buitenmuur van het kerkhof is aangebracht. Een krachtige jonge vrouw met net iets achter haar een man en een stuk tekst eronder. Een vriend liep later ter nagedachtenis de tocht uit voor haar. Ze is niet de enige die de dood vond tijdens de tocht. Er zijn diverse pelgrims verongelukt en nog regelmatig sterven er mensen aan hartinfarcten. Het verbaast me ook niet dat sommigen het aan hun hart krijgen. Ze lopen waarschijnlijk de camino op dezelfde manier als ze het dagelijkse leven leven. Alsof het een wedstrijd is en hun leven ervan afhangt. Ze hebben geen tijd voor getreuzel, geklets of bezoekjes. Er moeten per dag zo veel mogelijk kilometers worden gemaakt. Als ze in de refugio aankomen vallen ze vaak doodmoe in slaap. Het echtpaar dat ik gisteren bij het hospitaal op de foto zette hoorde ik gisteren aan tafel in de refugio ruziën over de afstand die elke dag afgelegd dient te worden, vaak meer dan dertig kilometer. De vrouw wilde in dit tempo niet doorgaan. Ik zag het wat oudere stel al eerder lopen tussen Logrono en Navarrete. De man liep een eind voorop in stevig tempo, met kaart, kilometerteller aan de pols en fototoestel. Bij iedere bezienswaardigheid werden snel foto’s gemaakt en hup, dan gingen ze weer verder. Ik denk niet dat Joop zo’n haast zou hebben als we samen de camino zouden lopen. Het samen fietsen in Nederland ging ook goed terwijl hij op zijn racefiets toch vaak een
behoorlijke kilometervreter is. Hij zou vast wel genieten van de dingen onderweg. Soms vind ik het jammer dat we niet samen lopen maar ik denk dat het ook moeilijk is om dag in dag uit met elkaar op te trekken en je voortdurend aan te
passen aan de ander. Daar zijn we in het dagelijkse leven ook niet altijd even goed in. Soms zie ik wat oudere echtparen die er samen de tijd voor nemen. Vaak zijn dat mensen die spiritueel ook dingen delen. Je moet er duidelijk voor kiezen om samen op weg te gaan en niet de ander op sleeptouw te nemen. Dat kan namelijk nooit goed blijven gaan. Je gaat samen over bergen en door dalen en dan moet je wel op elkaar kunnen rekenen en elkaar bijstaan. Hoewel ik soms wel even jaloers ben op die versmolten echtparen ben ik over het algemeen toch blij dat ik alleen ben. Ik maak in mijn eentje snel contact en ik kan doen wat ik wil wat betreft eten, drinken, zitten, praten en dingen bezoeken. Anderzijds moet ik mezelf ook oppeppen op moeilijke momenten en ik deel geen ervaringen onderweg. Dat is de andere kant van de medaille.
De markeringsstenen op dit pad zijn versierd met jakobsschelpen. Op de stenen paaltjes hebben pelgrims stenen neergelegd. Ik vroeg me af of dat is om de goden te bezweren of misschien uit dankbaarheid. In Peru zag ik ook overal van dit soort bergjes liggen. Het pad naar de Machu Picchu was er mee bezaaid. Ik zie hier minder af dan in Peru omdat ik hier gelukkig geen last van hoogteziekte heb.
In Najera was de nationale feestdag van St. Juan in volle gang toen ik er rond twaalf uur aankwam. Rondtoeterende auto’s, afgeladen met joelende jongeren, overal vuurtjes met barbecues en gesjouw met kratten, takkenbossen, brandstoftankjes en stokbroden. Aan de rivier zaten honderden mensen aan tafeltjes en op het gras te eten. Ik kwam de Finse jongens tegen en het jonge Canadese stel. Ze hosten in talloze rondjes met nog wat andere jonge pelgrims achter de muziekkorpsen mee op het plein. Ze vroegen of Gustave, waar ik de stad mee inliep, en ik ook bleven feesten vannacht. Ze zouden hier een nachtje overblijven want het feest zou tot vijf uur duren. Meer dan dit gehos, eten, drinken en samenzijn valt er niet te beleven blijkt bij navraag. Hoewel de sfeer me wel beviel
besloot ik toch om door te lopen. Het paste ook niet helemaal in mijn pelgrimsstaat. Ik vond het jammer dat ook alle bezienswaardigheden gesloten waren en ik zodoende de Santa Maria la Real gemist heb met de graftombe van doña Blanca van Navarra. De aanleiding voor de stichting van de kerk was een mirakel: de ontdekking van een Mariabeeld in een grot met een brandend kaarsje en een vaas met lelies ervoor. De weg er naartoe werd door vogels gewezen. De kerk is tegen de rotsen aan gebouwd. Men vermoedt dat er vroeger in de vele grotten van Najera kluizenaars woonden.
Gustave zag het al helemaal niet zitten om hier te blijven hoewel hij nog behoorlijk jong is. Hij was niet uit Brazilië gekomen om dit soort feesten mee te maken. Toen ik hem vanochtend achterop kwam liep hij te miezeren in zijn regenjas. Zijn capuchon zat tot ver over zijn gezicht dichtgetrokken. Hij wilde geen kou vatten zei hij. Hij was duidelijk niet in de stemming om feest te vieren. Onderweg vertelde hij me dat hij met een bepaald doel liep. Hij was het al sinds 1994 van plan maar had nu een sterke drijfveer. Hij liet me een kettinkje zien met twee trouwringen eraan. Zijn aanstaande had vlak voor de bruiloft de relatie beëindigd. Hij liep de tocht om daar een beetje mee klaar te komen. Van wandelen hield hij eigenlijk helemaal niet. Soms zie ik hem sjokken. Hij gaat vaak zitten. Hij is zwaar gebouwd met zware benen. Toen ik gisteravond voordat ik de stad in ging even mijn benen en voeten aan het masseren was op bed, zag ik hem binnenkomen. Hij gooide zijn spullen op het bed boven me en plofte op een stoel in de hoek van de kamer neer. Daar zat hij, zwaar bezweet, na een dagtocht van ongeveer vijftien kilometer wel een half uur wezenloos voor zich uit te staren voordat hij weer enigszins in beweging kon komen. Om acht uur ging hij op bed liggen en sliep tot de volgende ochtend zes uur. Hij heeft soms geen puf meer om te eten of zijn kleren uit te trekken. Ik heb wel met hem te doen. Hij is erg aandoenlijk. Ik moest vanochtend wel mijn tempo aanpassen om een stukje met
hem mee te kunnen lopen maar het pepte hem zichtbaar op. Daardoor liep hij ook wat meer door. Hij maakt van alle bezienswaardigheden onderweg foto’s met zijn goedkope cameraatje. Zo ook van het opschrift in het Spaans en Duits op de muur van een fabriek aan de ingang van de stad: ’Waarom loop je toch pelgrim. Voor de wijn, de steden etc? Nee, alleen je innerlijke stem roept je en geeft je kracht. Dat kan alleen van boven komen’. Het ontroerde hem zeer en hij vroeg of dat voor mij ook gold. Ik bevestigde het. Het was me al opgevallen dat meerdere Brazilianen de tocht maken en ik vroeg hem of het te maken heeft met het boek van Paulo Coelho, een new-age schrijver waar ik in Parijs ook een boekje van gekocht had. Ik had het boek over de pelgrimstocht naar Santiago van Caroline te leen gehad en vond het een nogal bizar verhaal, een beetje in de stijl van de Celestijnse belofte. Dat soort boeken heeft blijkbaar een groot bereik. Gustave meed zijn landgenoten en hij had niets met de schrijver. Hij vond het een zakenman die zijn handel goed wist te verkopen die bovendien zijn tocht naar Santiago met de auto had gemaakt. Het sprak blijkbaar veel Brazilianen wel aan en inspireerde hen ook de camino te gaan lopen. Zo bereikt de schrijver ook dat veel gewone mensen het pad gaan lopen. Het is geen elitaire groep. Het heet in de volksmond ook niet voor niets ’de camino van de gewone mensen’.
De refugio in Azofra is primitief, klein en oud, maar gezellig. Het is een rustig dorpje met een café en restaurant. De keuken van de refugio is een gezellige ontmoetingsplaats. Op de stenen bank voor de refugio is het goed toeven in de zon die intussen weer volop schijnt. Ik zit hier samen met de twee Duitsers, het echtpaar uit Venlo, Mary en Corinne, Gustave, een jonge Spanjaard (Jesus) en een Noors stel. De gastvrouw, een oudere vrouw, is allerhartelijkst en laat ons de eenvoudige kerk zien waar zich een beeld van Santiago en St. Martin bevindt. Op de toren zit een ooievaarsnest met een jong die op de rand staat te wachten tot zijn klepperende ouders hem eten brengen. Ik ben nog fit, weer redelijk relaxed en
blij dat ik niet in de drukke stad gebleven ben. Omdat ik morgen een omleiding wil maken langs San Millán heb ik wel enige reserve nodig. Het ligt hier zo’n twaalf kilometer vandaan en daarna moet ik de camino weer zien op te pakken. Ik hoop dat die aangegeven staat want ik heb geen kaart. Ik weet ook niet precies hoeveel kilometer het is van San Millán naar Santo Domingo. In het gidsje wordt wel aangegeven dat een bezoek de moeite waard is en hoe ver het van Azofra ligt maar niet waar het ligt, hoe je er komt en vervolgens de route naar Santo Domingo weer op kan pakken. Laat ik maar niet te veel over deze onzekerheden nadenken. Het beheersen van gedachten is de grootste sterkte volgens het tekstje van vandaag. Daar heb ik de laatste dagen ook al mee geoefend door geen negatieve gedachten te koesteren. Ik kan me beter bezighouden met wat er allemaal goed is gegaan tot nu toe en hoe sterk ik me nu voel. Dat volstaat en stemt me erg tevreden. De rest kom ik vanzelf tegen. Daar hoef ik geen moeite voor te doen en me zeker geen zorgen over te maken. Dat is maar verspilde energie.
Santo Domingo de la Calzada, zondag 25 juni. De wind verzamelt de wolken en de wind drijft ze ook voort. Het verstand maakt de boeien en het verstand bevrijdt ons er ook van. Sankaracharya.
Vandaag heb ik een grote afstand afgelegd, waarschijnlijk ongeveer vijfendertig kilometer, en dat terwijl het erg warm was, vooral vanmiddag. Bovendien moest ik vandaag vooral over asfalt lopen en was er geen beschutting van bomen. De gastvrouw van de refugio bracht me vanmorgen een eindje op weg om me de weg te wijzen naar San Millán en omdat ze me bewonderde om het feit dat ik een ommetje maakte. Ze omhelsde me innig toen we afscheid namen. Het gaf me moed. Ze had gezegd dat het niet moeilijk te vinden zou zijn en dat was het ook niet. De route gaf een prachtig zicht op de dalen en liep langs de nog door vrouwen bewoonde abdij van de cisterciënzers van Cañas. In die abdij bevindt
zich ook een museum. Ik had erover gelezen in het boek over kunst en cultuur van Mireille Madou maar natuurlijk was het zo vroeg op de ochtend niet open, zodat ik alleen een blik op de buitenkant kon werpen. Je kunt tenslotte niet alles zien langs de camino. Van dezelfde schrijfster was ook het boekje dat ik van Mieke had gekregen over de heiligen onderweg en waar uitgebreid het verhaal van San Millán de la Cogolla instaat. Deze heilige werd geboren in 474 in de buurt van Berceo. Hij leidde gedurende veertig jaar een leven van boete en ontberingen in eenzaamheid in een grot. Hij werd tegen zijn zin tot priester benoemd en deelde rijkelijk de materiële bezittingen van de kerk uit, tot woede van de clerus. Hij werd uit zijn ambt ontheven en zocht weer de eenzaamheid van de bergen op. Er voegden zich discipelen bij hem, zowel mannen als vrouwen en er ontstond een gemeenschap. Er gebeurden allerlei wonderen. Toen hij ongeveer honderd jaar oud was werd zijn dood aangekondigd door een hemelse boodschapper. De begrafenis vond plaats in de grot waar hij het grootste gedeelte van zijn leven gewoond had. Bij het graf gebeurden nog allerlei wonderen. Zijn leven werd nauwkeurig beschreven door de bisschop van Zaragoza, San Braulio. Ik bezocht San Millán de Suso (boven) en San Millán de Yuso (beneden). Boven bevinden zich de grot en het oude kerkje. Het klooster dat daar ooit gestaan heeft is een ruïne maar het kerkje wordt gerestaureerd. Er bevinden zich diverse oude graftomben in. De als schitterend omschreven graftombe van San Millán heb ik niet gezien. Misschien was die in verband met de restauratie ergens anders ondergebracht. Het was een flink klimmetje maar het uitzicht was er schitterend. Beneden ligt het grote klooster met museum, een prachtig complex. Het klooster van Yuso is nog bewoond door augustijnen. Ik kreeg er een rondleiding in het klooster, de kerk en het rijke museum. Een replica van de schrijn van San Millán bevindt zich in het museum. Ooit werden het goud en edelstenen van de echte schrijn gestolen. In het klooster was vroeger ook een belangrijk scriptorium gevestigd. In een van de muren bevinden zich grote schriftrollen. De oudste tekst ooit
in het Castiliaans geschreven die in 1913 ontdekt werd, wordt nu in Madrid bewaard. Daarmee is San Millán niet alleen belangrijk voor het ontstaan van een monastieke traditie als een eerste voorbeeld van een autochtoon kloosterleven in Spanje maar het is ook de wieg van de Spaanse taal. Een derde reden voor het belang is de strategische ligging. De legende zegt ook dat San Millán aan de zijde van Santiago, ook op een wit paard gezeten, hielp om de Moren te verslaan. De eenvoud van de kerk boven staat in schril contrast met het enorme complex beneden. Ik bevond me zowel boven als beneden tussen toeristen die verschillende talen spraken. Ik was de enige pelgrim. Mijn rugzak werd met respect aangenomen en bewaard in het kantoortje door de dienstdoende paters in het museum. Ik kreeg een mooie pelgrimsstempel van het convento agustinos recoletos. Men vroeg of ik onderdak had voor de nacht maar ik bedankte ontroerd omdat ik naar Santo Domingo door wilde lopen. Het was nog betrekkelijk vroeg in de middag.
In Santo Domingo de la Calzada werd ik verwelkomd door hanengekraai. Een goed teken zegt men. Ik heb onderdak in het cisterciënzer klooster. Er is ook nog een andere refugio die iets verderop ligt. Hier zitten meer fietsers zo te zien. Dominicus werd heilig verklaard en bouwde halverwege de elfde eeuw een brug voor de pelgrims. Dankzij de pelgrims trok de economie aan. Toen Santo Domingo een bisschopsstad werd, werd het een belangrijke plaats op de route naar Santiago. Het merkwaardigste van de stad is ongetwijfeld de prachtige kooi, hoog in de kathedraal, waar een haan en een hen in zitten. Ook hier kraaide de haan tijdens de dienst voor een tiental prachtig uitgedoste kinderen dat op deze dag gedoopt werd. Was dat weer een voorteken dat mijn pelgrimstocht goed zal aflopen? Ik twijfel er niet aan ook al heb ik nog een eind te gaan. Hopelijk was het ook een goed teken voor de vele kinderen die zich in de kerk bevonden. Niemand verblikte of verbloosde tijdens dit gekraai dat galmde in de grote kerk. Het wordt blijkbaar als normaal ervaren. De aanwezigheid van het hok heeft
alles te maken met een legende die overigens in verschillende steden verteld wordt. Er zijn ook diverse varianten op het verhaal.
Een gezin overnachtte in een herberg en de zoon werd verleid door het dienstmeisje. Hij ging er niet op in en het meisje stopte een zilveren beker in zijn tas zodat hij beticht werd van diefstal. De jongen werd opgehangen maar leefde nog toen de ouders ten afscheid langs de galg liepen. De bisschop werd tijdens zijn maaltijd met kip en haan op de hoogte gesteld maar wilde het niet geloven. ”Dit beest zal eerder vleugels krijgen dan dat het waar is”, moet hij gezegd hebben. De haan kraaide en de beesten vlogen op van zijn bord. In de kerk hangt eveneens een stuk hout van de galg. Een andere bezienswaardigheid is het enorme praalgraf van Santo Domingo. Het bestaat uit een sarcofaag, een gisant en een baldakijn uitgevoerd in albast. Eronder bevindt zich een crypte waar het gebeente van de heilige bewaard wordt. De sarcofaag is rijk versierd met afbeeldingen uit het leven van de heilige. Ook aan hem worden vele mirakelen toegeschreven. Tijdens de kerkdienst zag ik nauwelijks andere pelgrims. De meesten zitten voor de buis in het plaatselijke café vanwege de voetbalkampioenschappen. Zelfs in de refugio waar ik zit, bij de nonnen, hebben ze een tv in de huiskamer van de kloostergemeenschap gezet. Er is tenslotte een concurrerende refugio in dezelfde stad die misschien ook een tv heeft. De inkomsten van de pelgrims zijn waarschijnlijk erg welkom ook al betalen we niet veel voor een overnachting.
Ik at in het klooster en deelde de tafel met een Duitser en zijn veertienjarige zoontje en het vriendje daarvan. Ze waren op de fiets. Hij vond de tocht voor wandelaars veel zwaarder omdat je je bagage op je rug moest meesjouwen en het veel langer duurde. De man vroeg vrij direct naar de beweegredenen voor mijn tocht. Ik vertelde van mijn idee van een sabbatical voor mezelf dat steeds meer richting kreeg naar het religieuze aspect. Openhartig vertelde hij me dat hij dat
ook (weer) zocht. Zijn zoon en vriendje waren misdienaar. Zelf had hij zijn geloof verloren na de dood van zijn vrouw en kind. Hij vertelde wat gegeneerd over het verlies van zijn geloof. Zo te horen had hij een zeer zware periode in zijn leven gehad en was hij er nog niet helemaal klaar mee. Zijn reis leek ook op een pelgrimstocht vond ik, ook al vond hij zelf dat een fietstocht geen echte pelgrimstocht was. Na de maaltijd gingen de meesten naar bed zodat het vroeg rusten was, wat ik niet erg vond. Mijn voeten zijn erg moe en mijn linkerbeen, heup en knie zijn erg gevoelig. De route voor morgen telt zesentwintig kilometers. Dat gaat op zijn minst alles bij elkaar weer acht uur duren. Ik zie wel hoe het gaat. De warmte is nog het moeilijkst. Ik ga maar vroeg op pad morgen en zal er niet te veel over nadenken. Het kan morgen wel regenen en dan is alles weer anders.
Belorado, maandag 26 juni. Ik ben een geboren scholier. Alles wat bestaat is mijn leraar. Ik leer van alle dingen. Keshab.
Uitgerust en vol goede moed na het ontbijt in het klooster stond ik om half acht buiten. Ik besloot om drie uur flink door te lopen, tot Recedila del camino. In het begin is het altijd weer even doorbijten. ’s Nachts strompel ik soms naar de wc, vaak ook op de tast omdat het pikkedonker is. Ik kan me dan nauwelijks voorstellen dat ik de volgende dag gewoon weer met mijn rugzak een behoorlijke afstand af zal leggen. Het is wonderbaarlijk hoe je na een nacht rusten zodanig hersteld bent dat je weer al die kilometers aflegt zonder noemenswaardige mankementen. Het zweet gutste om negen uur al van mijn rug, van onder mijn rugzak mijn broek in, die na verloop van tijd dan ook zeiknat was. Ik voelde de straaltjes zweet langs mijn bovenarmen naar mijn ellebogen lopen. Er was weinig wind. Midden in de korenvelden gezeten belde ik Joop. Hij was weer terug van vakantie en het huis aan het stofzuigen. Daarna zou hij boodschappen gaan halen. Het klonk allemaal zo vertrouwd maar ook zo ver van mijn wereld af op
dit moment. Ik maak me nu slechts druk om de warmte en verlang naar de zee en het strand. Als ik hem de problemen met de kinderen hoor vertellen staat het ver van me af. Ik mis hem wel maar ik heb geen heimwee naar huis.
Ik liep een tijdje op met de twee vrouwen uit Amerika en Frankrijk, Mary en Corinne, die ik al eerder ontmoet had. Ze lopen voor mij veel te langzaam en stoppen regelmatig maar het is ook leuk om even afleiding te hebben op zo’n
lang en eentonig traject. We aten samen aan de kant van de weg en deelden ons eten en drinken, een gewoonte die veel pelgrims hanteren. Het heeft iets vertrouwds, ook al heb je zelf genoeg eten en drinken bij je. Vanmorgen vroeg liep ik een tijdje met Jesus op. Hij sleept met zijn voet en vordert slechts langzaam. Ik werd erg moe van het naast hem lopen. Zijn voet klapt steeds een beetje dubbel en zijn gymschoenen, die toch al niet van superieure kwaliteit zijn, hebben hun beste tijd gehad. Op zijn rug draagt hij een onduidelijk vrachtje dat aan zijn te kleine rugzak hangt. Hij is diverse malen geopereerd vanwege zijn aangeboren afwijking en heeft een groot litteken op zijn kuit. Ik heb met hem te doen maar hij is erg dapper. Hij komt altijd laat bij de refugio aan en vertrekt ’s morgens al heel vroeg. Soms is er geen plaats meer in de refugio. Hij doet het dan met de alternatieven die voorhanden zijn: de keuken of aangrenzende huizen waar geen enkele voorziening is. Hij vindt mij dapper omdat ik helemaal uit Nederland ben komen lopen en vraagt waar ik mijn Spaans geleerd heb. We spreken een mengelmoes van Spaans en Engels, wat hij een beetje spreekt. Waar Jesus het meeste bewondering voor heeft is het omgaan met de verschillende munten in de verschillende landen die ik doorgekomen ben. Hij heeft niet zo’n last van de warmte want hij komt uit Andalusië. Dat is in ieder geval een pluspunt voor hem. Terwijl ik met hem opliep stond hij ook nog regelmatig stil om iets uit te leggen of zijn verbazing kracht bij te zetten. We schoten zodoende
helemaal niet op. De ontmoetingen onderweg zijn een deel van de camino maar als ik de hele tijd op zou lopen met mensen die veel langzamer lopen dan ik zou ik doodmoe zijn als ik aankwam.
De refugio bleek vol te zitten. Er konden nog drie personen op een matje in het leegstaande huis bij de kerk slapen. Door de drukte van in en uitlopende mensen bij de ingang vergat ik bijna mijn pelgrimspas mee te nemen die bij de hospitalero op het tafeltje lag. Ik koos ervoor om iets anders te zoeken en kwam terecht bij een privéhostal voor duizend peseta’s. Op de kamer staan vijf bedden met lakens. Wat een luxe! Het is er verder erg netjes en er is een badkamer. Dit is weer eens wat anders dan de overvolle, mufruikende refugio’s. Voor het eerst maakte ik regen mee in Spanje. Toen ik op het terras op de markt onder de galerijen met uitzicht op de fontein en de platanen een pilsje zat te drinken begon het te onweren. Het rook heerlijk fris. De boeren zullen wel blij zijn maar de pelgrims die nog onderweg zijn zullen minder gelukkig zijn. Het was vandaag drukkend warm geweest en de onweersbeestjes kriebelden de hele tijd op mijn plakkerige huid. Er is ook ander ongedierte dat steekt. Ik ben al een aantal mensen tegen-gekomen die onder de al dan niet ontstoken bulten zitten. Ik heb wel kleine bultjes, vooral aan de randen van mijn onderbroek, maar dat is van het zweten. In de refugio waar ik vanmiddag stond te wachten voor eventueel onderdak werd kwistig met een insectenverdelger gespoten. Het benam me meteen mijn adem.
Eind van de middag heb ik nog wat rondgelopen in de stad en de Santa Maria bezocht. Ook hier zat weer een ooievaarsnest op de kerk. In de kerk was het stil en de sporen van Jacobus waren weer duidelijk aanwezig. Verderop zouden grotten te bezichtigen zijn maar daar had ik geen puf meer voor. Op het terras, tijdens de regenbui, bestudeerde ik de route voor morgen -ik moet hem altijd
eerst weer uit het Frans vertalen- en schreef een aantal kaarten. Met een Frans echtpaar waar ik de kamer mee deel, ging ik op mijn eigen verzoek uit eten. Ze bleken er geen enkel bezwaar tegen te hebben. Het is ook heel gewoon als je bij andere pelgrims aan tafel schuift en samen eet of een gesprekje begint. Het echtpaar was erg geïnteresseerd in kunst, ook langs de route, en we wisselden een en ander uit. Op de terugweg zouden ze langs San Millán gaan. Ze hadden tegen de omweg opgezien. De vrouw had Amsterdam bezocht voor haar werk en ze kende diverse musea in Nederland. Ze spoorden me aan om toch vooral Musée d’ Orsay in Parijs te bezoeken als ik daar weer kwam. Iedereen kan je leraar zijn. Zo is het maar net. Je hoeft alleen maar te luisteren. Ik kan ook beter in het Frans luisteren dan praten en heb afgeleerd om alles te moeten volgen. Van de grote lijnen steek ik ook al veel op. De essentie van de boodschap is het belangrijkste en die haal ik er toch wel uit.
San Juan de Ortega, dinsdag 27 juni. Een oprechte gedachte kan hemel en aarde bewegen. China.
Ik ben vanmorgen al vroeg op pad gegaan omdat dit stuk als pittige wandeling aangegeven stond in de gids. De hoogte is meer dan duizend meter en de lengte drieëntwintig kilometer. Als het slecht weer is, regen of mist, kun je hem volgens het gidsje beter niet lopen omdat het nogal glibberig kan zijn. Na de eerste tien kilometer zijn er geen voorzieningen meer. Het eerste gedeelte liep ik een stukje met het Franse echtpaar op maar hun tempo lag een stuk lager dan het mijne. Vanaf Villafranca Montes de Oca werd het flink klimmen. In de verte zag ik een hoge bergketen liggen. Na de steile klim van ongeveer een half uur kwam ik op een breed pad dat door het bos loopt met veel heide en brem erlangs. Dat hield zo een paar uur aan en ik kwam er nauwelijks pelgrims
tegen. In de Middeleeuwen moet het een onbegaanbaar en onveilig traject geweest zijn. Veel pelgrims werden er beroofd door bandieten. Omdat ik vanmorgen redelijk opgeschoten was zocht ik een mooi plekje op de hei uit
om even te zonnen en van het uitzicht te genieten. In de namiddag kwam ik bij het klooster van San Juan de Ortega aan.
San Juan de Ortega dankt zijn naam aan een bruggenbouwer en heilig verklaarde Juan, afkomstig uit een dorpje vlakbij Burgos. Hij was net als Domingo de Calzada een monnik die ten dienste van de pelgrims bruggen bouwde over de soms onbegaanbare rivieren. De pelgrims hoefden daardoor geen kilometers om te lopen. Ze werden allebei heilig verklaard en volgens de vele legenden verrichtten ze vele wonderen. Santo Domingo was een leerling van San Juan. Ze bouwden niet alleen bruggen maar ook herbergen en hospitalen voor de pelgrims. Het klooster en de kerk werden door Juan van Ortega gesticht. Hij werd door de paus erkend en kreeg steun van het koningshuis. In dit onherbergzame en eenzame gebied stichtte San Juan een gemeenschap om de pelgrims te helpen. Het dorpje bestaat uit een paar huizen, een café dat voornamelijk op pelgrims draait, het nogal vervallen klooster dat gedeeltelijk dienst doet als refugio en de eenvoudige Romaanse Sint Martinuskerk. De kerk, die vroeger de Sint Nikolaaskerk heette, is dankzij koningin Isabella de Katholieke herbouwd. Ze bezocht het graf van San Juan. Ze pelgrimeerde naar Ortega in 1477 omdat ze kinderloos was. Toen ze later een zoon kreeg noemde ze hem Juan, naar de heilige. Haar dochter noemde ze Juana. Deze werd later Johanna de Waanzinnige genoemd. San Juan zelf kwam ter wereld na twintig jaar huwelijk van zijn ouders. Hij werd door zijn ouders naar Johannes de Doper genoemd omdat dat ook een kind van bejaarde ouders was. Volgens de legende vloog bij de verwijdering van het deksel van de oude sarcofaag, in verband met een poging tot translatie van de relieken,
een zwerm witte bijen op en verspreidde het graf een zoete geur. De kist werd weer snel gesloten. San Juan is naast patroon van bruggenbouwers, architecten en metselaars ook patroon van de onvruchtbare vrouwen. Talrijk zijn de getuigenissen van bedevaartstochten vanwege kinderloosheid. Volgens de kronieken werden de gebeden van de vrouwen steeds verhoord. De witte bijen die uit het graf ontsnapten vertegenwoordigden volgens de legenden de zielen van de ongeboren kinderen.
Naar aanleiding van het in 1963 geplande achthonderdjarig jubileum van San Juan de Ortega werd de kerk gerestaureerd. Daarvoor was het blijkbaar een puinhoop. Er moet nog steeds veel hersteld worden. Bij de restauratie van het interieur werd een crypte aangelegd. Men plaatste naast het nieuwe graf de ongebruikte twaalfde-eeuwse sarcofaag. In het midden van de kerk staat het vijftiende-eeuwse praalgraf met daarop de gisant van San Juan. De episoden uit zijn leven en de mirakelen van de heilige zijn op de wanden van de sarcofaag uitgebeeld. Het baldakijn is van gotische architectuur en de pijlers die de constructie dragen zijn voorzien van nissen waarin houten heiligenbeelden staan. Van alle twaalfde-eeuwse grafmonumenten in Noord-Spanje is de sarcofaag van San Juan de Ortega volgens de informatie de meest monumentale creatie.
Voor de vele pelgrims die hier kunnen overnachten is per slaapzaal slechts één koude douche beschikbaar. De gastvrouw die mijn pas stempelde raakte niet uitgeroepen over het aantal stempels en het feit dat ik uit Holanda kom. Ze vroeg me naar mijn motieven en of mijn man dat allemaal wel goed vond. Ik zit tenslotte in het noorden van Spanje in een afgelegen dorpsgemeenschap en familie is hier heilig. Ze vermoedt dat het gemis van mijn kinderen en man wel het ergste zal zijn van de tocht. Dat kan ik niet beamen. Ik mis eigenlijk niks. Het is goed zo. Toen ik Joop vanavond belde feliciteerde hij me met onze trouwdag
die ik helemaal vergeten was. Meestal ben ik degene die er aan denkt. Zijn vakantie zit er intussen op en hij is weer aan het werk. Ik schaamde me wel een beetje. Hij vertelde me dat er diverse mensen gebeld hadden om te vragen hoe het met me ging. Het moet voor hem niet altijd leuk zijn dat zijn vrouw in het middelpunt van de belangstelling staat. Ik denk niet dat ik me zo bescheiden op zou kunnen stellen als Joop doet. Het is goed dat ik hem af en toe spreek want onze werelden lijken steeds verder uit elkaar te gaan liggen. Hij denkt ook dat ik nooit meer terug naar mijn gewone leven zal kunnen als ik terug ben. Dat wil zeggen naar mijn leven met hem en mijn werk. Hij haalt zich van alles in zijn hoofd maar ondertussen krijg ik daar zelf ook twijfels over, niet over hem maar wel over mijn werk. Ik ben ook bang dat ik niet meer kan stoppen met lopen en onderweg zijn, zo alleen met mijn rugzak en alle afwisseling. Ik ben bang dat ik in een gat zal vallen als ik terugkom en niet meer zal kunnen wennen aan het dagelijkse leven. Ik zit nu in zo’n aparte wereld en mijn gewone dagelijkse leven lijkt zo veraf. Toch is de pelgrimswereld heel basaal. Het gaat over eten, drinken, onderdak, blaren en ander ongemak, inspanning en competitie. De groep mensen waar ik nu tussen zit is daar een typisch voorbeeld van. Het zijn Fransen en Nederlanders die zo snel mogelijk bij de volgende refugio willen zijn en het aantal kilometers zo snel mogelijk willen lopen. Sommigen hebben een polsbandje met een kilometerteller. Nadat ze aangekomen zijn liggen er een aantal uitgeput op bed, eten of drinken ze samen en ouwehoeren heel wat af. Er wordt bijgehouden wie het vlugst gaat. Er werd me meegedeeld dat ik voordat ik hier aankwam al bekend stond als ’de snelle Hollandse’. Ik moet mijn best doen me niet te ergeren aan het luidruchtige groepsgedrag. Ik praat met verschillende mensen en loop af en toe een stukje met iemand op maar in groepen voel ik me niet thuis. In de kerken en andere bezienswaardigheden kom ik nauwelijks
andere pelgrims tegen. Het maakt me ook een beetje tot een buitenstaander.
Toch kies ik hier zelf voor. Mijn overpeinzingen hierover brengen in ieder geval mijn gemoed in beweging evenals het feit dat ik onze trouwdag vergeten was en eigenlijk niet terug naar huis wil. Ik zou het zo niet durven zeggen tegen Joop en anderen die van me houden en me steunen. Het voelt behoorlijk egoïstisch. Omdat ik al een paar keer diarree heb gehad, ook onderweg, voel ik me een beetje slap. Ik blijf veel water drinken maar eetlust heb ik niet waardoor mijn conditie even wat minder is. Dat maakt me waarschijnlijk nog gevoeliger voor allerlei indrukken. Ik ga in ieder geval proberen om niet meer in dezelfde refugio’s te overnachten als deze groepen. In Burgos wil ik twee dagen blijven zodat het waarschijnlijk niet zo moeilijk zal zijn om ze te ontlopen. De meeste ervan zullen vast geen tijd verdoen met rondhangen in de stad. Ze moeten snel voort en spreken vaak met elkaar de volgende overnachtingsplek af. Het is niet goed me zo te ergeren aan anderen maar als ze te dicht in mijn buurt zitten vind ik dat wel moeilijk. Ik kan ze maar beter vermijden. Ik moet niet denken dat ik beter ben dan zij. Ieder heeft zo zijn persoonlijke drijfveren en ongemakken en mensen zoeken steun bij elkaar. Dat is heel menselijk. Wie ben ik dat ik daar over oordeel? Dat past een pelgrim niet bepaald. Mijn gedrag, zeker dat van vandaag niet, is ook niet iets om over naar huis te schrijven. Ik durf sommige dingen nog niet eens hardop uit te spreken omdat ik me schaam en het kwetsend zou kunnen zijn voor anderen, die me juist zo trouw zijn.
Burgos, woensdag 28 juni. Door adembeheersing komen we tot gedachtebeheersing, door gedachtebeheersing treden we binnen in de oorspronkelijke paradijstoestand. Ramana Maharshi.
Omdat ik de groepen wilde ontlopen draaide ik me vanmorgen vroeg nog even om in bed terwijl iedereen zich aan het opmaken was om te vertrekken. Ik had niet al te best geslapen waardoor het opstaan me ook niet echt aantrok. In de rij
staan voor de wasbak en de wc vind ik toch al heel vervelend evenals het gekrioel tussen de stapelbedden. Mijn benedenbuurman had met zijn kleren aan op bed gelegen, iets wat ik al vaker gezien heb onderweg. Sommigen zijn te moe om zich uit te kleden en anderen hebben nauwelijks bagage bij zich. Het maakt de lucht in de refugio’s er niet frisser op. Ik sliep gelukkig naast een open raam. Ik moest er vannacht diverse keren uit omdat mijn darmen blijkbaar nog niet tot rust gekomen zijn. Omdat het pikdonker was in de slaapzaal was dat niet bepaald een pretje. Ik stootte tegen diverse bedden en rugzakken. Door de schoonmaakster werd ik om half acht gesommeerd te vertrekken. De hele refugio was toen al leeg en ik zag ook niemand meer in de omgeving van het klooster. Natuurlijk was het café ook nog dicht zodat mijn behoefte aan café con leche nog even niet bevredigd kon worden. Bij een picknickplek met een schitterend uitzicht kwam ik de eerste pelgrim tegen: een Andalusiër. Het enige wat er voor mij te picknicken viel was een oud stuk keihard stokbrood en water. Ik durfde vanwege mijn darmen geen noten of chocola te eten die ik wel altijd als noodvoorraad in mijn tas heb. Boven op de vlakte, waar zelfs midden in het veld wegwijzers staan, kwam een Spaanse oudere vrouw me scheldend tegemoet gelopen. Ze verwenste de peregrinos die een hek open hadden laten staan waardoor haar koeien ergens anders op de hoogvlakte naar groener gras waren gaan zoeken. Ik vond ze al zo raar verspreid voor en achter het prikkeldraad lopen. De pelgrims zijn niet voor iedereen een zegen. Als je er niet van kunt eten zijn ze waarschijnlijk veel minder leuk. Ik kan me wel voorstellen dat je woedend bent als je ’s morgens vroeg de berg op moet lopen om je koeien bij elkaar te drijven.
Na ongeveer twee uur lopen kwam ik bij het eerste café in Atapuerca een Nederlander tegen die er koffie dronk met twee Duitsers. Doordat hij goed Duits sprak, omdat hij met een Duitse vrouw was getrouwd, kwam ik er pas achter toen hij mij aansprak toen ik de Andalusiër zonnebrandcrème leende voor zijn verbrande
kuiten. Mijn gebrekkige Spaans klonk waarschijnlijk erg Nederlands. We zijn de vijfentwintig kilometer tot Burgos verder met elkaar opgelopen. Hij was lang en zijn tempo lag hoger dan het mijne maar omdat hij rookte stopte hij regelmatig om een sigaret op te steken waardoor ik hem bij kon houden. Hij zou zijn sigaretten bij Finisterre aan de golven offeren en stoppen met roken. De saaie wandeling door de industriegebieden van Burgos werd zodoende snel overbrugd. De pelgrims die we inhaalden -diegenen die zich in de refugio tot groep hadden gevormd maar overdag verspreid lopen- maakten opmerkingen over ons tempo. Ze voelden zich blijkbaar letterlijk gepasseerd. Praten leidt af van de omgeving. Meestal vind ik dat jammer maar in dit geval niet en we hadden onderweg diepgaande gesprekken. De camino had ook bij hem veel losgemaakt. Hij was ook ambtenaar maar dan in de randstad, hij had ook een sabbatical van een half jaar en hield zich ook met geloofszaken bezig. Dat alles schiep een band en ik vond het prettig om over die gevoelens te praten. Hij had ook wat deukjes in zijn relaties opgelopen en zich zorgen gemaakt om zijn kinderen. Het blijft een wonderlijk fenomeen dat je met wildvreemde mensen in zo’n korte tijd zo intiem kunt worden. Het lijkt alsof je sommige mensen al jaren kent en je legt zonder enige gêne je hele leven voor hen bloot.
Samen met het Duitse stel, dat elkaar op de camino gevonden heeft, en de Nederlander zit ik in het centrum van Burgos in een hostal op een kamer voor
vier personen. Het is stukken goedkoper om met meerdere personen iets te huren. Geen van allen hadden we zin om in een refugio te slapen. De Duitsers niet omdat het hun laatste avond samen is, de Nederlander wilde even wat anders en ik wil twee nachten in Burgos blijven en dat mag niet in een refugio. Omdat op hetzelfde adres ook veel Engelsen zitten, die vanmiddag al behoorlijk dronken waren, heb ik nog maar voor één nacht geboekt. Morgen zie ik wel wat
ik doe. Ik blijf in ieder geval twee nachten in Burgos want ik wil een aantal dingen zien. Bij de VVV heb ik één en ander aan informatiemateriaal gehaald. Het is feest in Burgos ter ere van San Pedro. Ze hebben hier in Spanje geloof ik iedere week wel iets te vieren wat zorgt voor veel muziek op straat, straattheater, overvolle terrassen en flanerende mensen. Het is in ieder geval erg gezellig. Veel restaurants hebben lange gedekte tafels staan in tenten op de vele pleinen. Spanjaarden houden van eten. Voor half tien zag ik er bijna niemand aan tafel zitten. Vanmiddag heb ik alvast even de kathedraal bezocht. Ik kijk morgen wel verder want die is niet op zo’n korte tijd te behappen. Eind van de middag zijn we ieder ons weegs gegaan en volgens afspraak zouden de Duitsers er ’s avonds zijn. Er was maar één sleutel. Toen ik er aankwam waren ze er niet. Gelukkig kon ik met een andere gast mee naar binnen lopen. De Nederlander was vanavond voetbal gaan kijken in het café -zeker weer een belangrijke wedstrijd- en de Duitsers gingen op zoek naar schoenen voor de vrouw. Het binnenwerk van haar schoenen is helemaal kapot en haar voeten liggen behoorlijk open. Ze is in haar eentje uit Duitsland komen lopen. De man gaat morgen naar huis met de trein. Hij loopt de camino in drie delen en doet volgend jaar het laatste stuk. De Nederlander heeft geen zin om de rest van de tocht met haar te lopen en zal morgen pas laat vertrekken. Sommige mensen hebben de neiging om aan andere mensen te blijven plakken. Tot nu toe heb ik daar geen last van gehad. Het lijkt me een kwestie van duidelijk zijn tegen elkaar. Ik heb er in mijn gewone leven ook geen last van. Ik heb al van meerdere pelgrims gehoord dat het soms moeilijk is mensen van je af te schudden en dat er zelfs trucjes voor bedacht worden. Ik kan me niet voorstellen dat als je duidelijk bent tegen mensen ze toch aan je blijven hangen. Het is een kwestie van grenzen stellen en dat is voor veel mensen iets moeilijks. Ik ben er misschien zelf iets te cru in. Volgens mijn familie ben ik in ieder geval niet altijd even tactvol.
Burgos, donderdag 29 juni. Verdrijf het bijgeloof uit je hersens. Wees dapper. Erken de waarheid en betracht de waarheid. Al is het doel nog zo ver, ontwaak nochtans, sta op en rust niet voor je het doel bereikt hebt. Vivekananda.
De muziekkorpsen liepen tot vannacht drie uur voorbij in onze straat. We lagen te schudden in onze bedden. Om negen uur begonnen ze weer opnieuw. Feesten kunnen ze hier zeker! Ze gaan blijkbaar dag en nacht door. Ik heb op het Plaza Mayor koffie gedronken met de Nederlander. Ook hij was bang om de camino te beëindigen. Hij zag er ook tegenop om weer aan het werk te gaan en filosofeerde over een eigen boekhandeltje. Hij wilde tot Finisterre lopen en misschien van daaruit met een vrachtboot naar Ierland oversteken om uiteindelijk weer via de kust in Nederland aan te komen. Hij was uit Nederland de kust afgezakt en daarna dwars door Frankrijk via Vezelay en Le Puy gelopen. Het leek mij een niet helemaal logische route en zeker niet de kortste weg. Het katholieke geloof trok ook hem aan vanwege de symboliek. Hij is net als ik protestants opgevoed en heeft die symboliek gemist in zijn opvoeding. Hij vond ook de Romaanse kerken het mooist, vooral die van de Tempeliers. Hij moet ook niets van het groepsgedrag hebben en denkt erover een stukje van de noordelijke route te gaan lopen. Wat hem tegenhoudt zijn de honden die op die route nog meer schijnen voor te komen. Hij heeft het ook al diverse keren met hen aan de stok gehad, letterlijk. We namen na de koffie ontroerd afscheid van elkaar en gingen ieder ons weegs. We wisselden geen adressen uit maar wensten elkaar een bon camino. Omdat ik geen tweede nacht in de herrie wilde overnachten nam ik mijn rugzak mee. Het was niet zo prettig om een hele dag door de stad te sjouwen met dat ding maar een alternatief zag ik niet direct. Ik wilde me ook niet binden aan een overnachtinsgadres.
Daarna bezocht ik voor de tweede keer de kathedraal met zijn vier torens en
zeventien kapellen. De architectuur is overweldigend evenals de inrichting ervan. Ze is blijkbaar één van rijkste van Spanje. Twee kapellen zijn er als museum in gebruik. De beroemdste kapel is die van de condestable (veldheer van de koning), gewijd aan Maria. Het is een en al pracht en praal met een stergewelf. Ik bezocht de mis in de kapel van El Santo Cristo de Burgos. In de kapel bevindt zich een kruisbeeld uit de Middeleeuwen dat bekleed is met een gekleurd rokje. De kleur ervan varieert naar gelang de liturgische tijd. Het houten corpus is naar men zegt bekleed met mensenharen en buffelhuid. Het beeld zou drijvend op zee gevonden zijn en gered zijn door een koopman. Toen ik de kerk uitliep stroomden de mensen in allerlei klederdrachten naar binnen, begeleid door
talrijke muziekkorpsen. Door het vele fluweel, kant en sieraden was het een zeer kleurig geheel. Het feest heeft te maken met de twee patronen van de provincie Burgos: Petrus en Paulus. In de grote ruimte achter het hekwerk werd een dienst gehouden. Buiten op het plein kwam ik Gustave tegen die naar de dokter was geweest voor een ontstoken pees. Hij zou hier een paar dagen blijven en vond het erg gezellig in Burgos. Hij kwam stukken vrolijker over dan een week geleden ook al had hij een blessure.
Na het bezoek aan de kathedraal liep ik terug naar Miraflores, een kilometer of vijf voor het centrum van de stad. Het kartuizerklooster van Santa Maria de Miraflores ligt op de linkeroever van de Arlanzón. Op de oever lagen mensen te zonnen. Het weer leende zich er ook voor. Men genoot van zijn vrije dag. Samen met toeristen kreeg ik een rondleiding. Ik heb er geen andere pelgrims gezien. Mijn rugzak werd weer netjes door de suppoost aangenomen en veilig weggeborgen. Na de rondleiding werd me gevraagd of ik een stempel wilde. Het blinkt niet uit door bijzonderheid. ’Cartuga de Miraflores Burgos’ staat erop te lezen, in een ovaal vakje. Het heeft verder geen bijzondere kenmerken. Het
klooster en de kerk zelf zijn daarentegen wel heel bijzonder, vooral het graf van koning Juan van Castilië en Isabella van Portugal, in de vorm van een achtpuntige ster met bovenop de gisanten. Het is gemaakt van albast en gedetailleerd versierd. Ook groots is het retabel achter het hoofdaltaar. Links onderaan wordt de koning vergezeld door Jacobus. Ook als beeld is Jacobus nog een keer te zien. De beeldengroep in het midden schijnt te kunnen draaien al naar gelang de liturgische periode. Graag had ik een boek van dit klooster gekocht maar dat geeft teveel gewicht aan mijn rugzak. Met mijn voeten in de rivier gezeten probeerde ik de indrukken onder woorden te brengen. Het was te veel. In het nabijgelegen park aan de rivier waren de inwoners van Burgos aan het barbecuen geslagen. De flessen wijn werden opengetrokken en er werd hier en daar muziek gemaakt. De sfeer was prima in de stad. Ik voelde me weer meer vakantieganger dan pelgrim ook al bezocht ik veel kerkelijke kunst en liep ik met een rugzak. Ook het leven van een pelgrim kan over rozen gaan. Al de bezienswaardigheden zijn een welkome afwisseling op de saaie en taaie stukken. Dat is door de eeuwen heen al zo geweest en zal altijd hetzelfde blijven. Wie heeft er eigenlijk gezegd dat ik moet lijden? Dat heb ik mezelf waarschijnlijk maar wijsgemaakt. Ik raak snel aan deze stad gehecht merk ik. Het is de stad die al eeuwenlang symbool is van Castilië en een centrum van economisch en artistiek leven. Het is geen supergrote stad maar een plaats met een grote rijkdom aan schatten, teveel voor mij om allemaal te bekijken. Door de stad slenteren is ook een genot. Het grote ruiterstandbeeld van el Cid, een vertrouwensman van koning Alfonso, staat pontificaal bij de brug over de Arlazón. Daar moest deze nationale held van Spanje de stad verlaten nadat hij verbannen werd door de koning. Hij wordt op deze manier in ieder geval nog vereerd. Hij en zijn echtgenote zijn ook bijgezet in de kathedraal.
Toen ik het centrum voor de tweede keer die dag bezocht liep ik Christine achterop.
Ik zag haar vanaf de brug lopen en herkende meteen haar loopje en haar rugzak. Mijn hart maakte een sprongetje omdat mijn gebed verhoord was. Ik had gebeden dat ik haar hier terug zou zien. Dit zou de laatste mogelijkheid zijn omdat ze tot Burgos wilde komen en dan weer terug moest naar Duitsland. We omhelsden elkaar hartelijk en gingen na een terrasje op zoek naar een goedkope overnachtingsplaats, een beetje buiten het centrum. We kwamen in een pension terecht en namen, heel luxueus, een tweepersoonskamer. Natuurlijk besloot ik om nog een nacht in Burgos te blijven en nadat we haar treinreis voor overmorgen geregeld hadden gingen we weer op weg naar het centrum. We hadden elkaar veel te vertellen. Ze had in iedere refugio in het gastenboek gekeken of mijn naam erin stond maar ze bleek hele andere slaapplekken gehad te hebben dan ik. De dag staat nogal in het teken van afscheid nemen en ontmoeting. Het doel van mijn tocht is er zelfs even door verdreven. Daar zal ik morgen pas weer over nadenken. Ik geniet voorlopig van Christine’s gezelschap en wil nog niet aan morgen denken. We willen in ieder geval morgen samen naar de abdij van las Huelgas. We zouden ook graag Silos bezoeken maar er gaat alleen een bus, inclusief overnachting in een duur hotel. Het is geen etappeplaats op de camino. Het boek van Mireille Madou besteedde veel aandacht aan dit bijzondere klooster en Christine had net als ik een bezoek hieraan in haar hoofd gezet. Jammer! Je kunt blijkbaar niet alles hebben.
Catharsis (grote schoonmaak) Burgos-León, 30 juni tot 9 juli
Hornillos del Camino, vrijdag 30 juni. Wijsheid is een schat die zijn bezitter overal begeleidt. China.
Vanmorgen zijn we samen een eind op pad gegaan en om een uur of één hebben
we afscheid genomen in het park van het Hospital del Rye, het voormalige hospitaal gesticht door de koning rond 1200. De oude restanten zijn verweven met de huidige universiteit. De kleine kapel van San Amaro was niet open. Christine zal vanavond de dienst bezoeken in de kapel en er ook voor mij bidden. De kapel ligt binnen de omheining van het oude pelgrimskerkhof. De poort van San Amaro, de pelgrimspoort, bevat een beeld van Jacobus. Hij zit een boek te lezen. Dat is weer eens wat anders dan op een paard of met staf en kalebas. San Amaro, afkomstig uit Frankrijk, was een pelgrim die in Hospital del Rye onderdak vond. Hij werd getroffen door de liefde waarmee pelgrims ontvangen werden en besloot om zelf ook zijn leven te gaan wijden aan de zorg voor armen, zieken en pelgrims nadat hij terug gekeerd was uit Santiago. Hij trok de wegen op om zieke pelgrims te zoeken en droeg hen naar het hospitaal. Toen hij stierf gingen de klokken vanzelf luiden en het hospitaal werd door een hemels vuur verlicht. Er werd een kapel boven zijn graf gebouwd. In de zeventiende eeuw kwam zijn verering pas goed op gang. In de kapel zouden allerlei dankbetuigingen en krukken te zien zijn. Het is nu zo’n beetje een vergeten heilige. Daar is de gesloten kapel ook een voorbeeld van. Naast het beeld van San Amaro boven het toegangspoortje staan gebeeldhouwde doodshoofden ter herinnering aan de talrijke pelgrims die hier hun laatste rustplaats vonden.
Het klooster van Huelgas was een belangrijke cisterciënzerabdij voor vrouwen. Het deed tevens dienst als panthéon voor de koningen van Castilië en hun familie. Dat is ook goed te zien. Er bevinden zich vele sarcofagen, ook van kinderen, van de koninklijke familie uit de dertiende en veertiende eeuw. Door Franse soldaten werd er veel geroofd en beschadigd. Enkel het textiel werd achtergelaten. In een speciaal ingerichte museumzaal met grote vitrines is het vele textielwerk te bezichtigen. Het is een prachtige collectie. Het kleine kloosterpand, las claustrillas, bevat een prachtige rozentuin. Christine vroeg me
om over het muurtje te klimmen en in de tuin te gaan staan om een foto van me te kunnen maken maar dat durfde ik niet. Het leek me een soort heiligschennis. Het grote kloosterpand bevatte prachtige plafonds in gips en was versierd met wapenschilden in de zogenaamde mudéjarstijl. In de kapittelzaal bevindt zich het vaandel dat op de Moren werd buitgemaakt en in de kapel van Santiago staat een beeld van Jacobus. Hij kan zijn arm bewegen en met het zwaard in zijn hand kon hij de ridderslag toedienen. Zodoende gaf hij zijn zegen aan de strijd. Het klooster ademt een rijke sfeer uit en je ziet hier goed dat de kerk met het koningshuis verweven was. Het is alleen met een gids te bezoeken maar de rondleiding was zeer de moeite waard.
Voor de derde keer nam ik afscheid van Christine. Op de camino zal ik haar in ieder geval niet meer tegenkomen maar hopelijk nog wel een andere keer. We wisselden adressen uit en aten samen aan de picknicktafel in de tuin van Hospital del Rye. Het afscheid maakte me behoorlijk weemoedig maar toch voelde ik me de rest van de dag sterk en besloot ondanks de hitte van het middaguur het stukje meseta na Tardajos te nemen en dus de hele dagetappe volgens het boekje te lopen. Een Spaanse oudere vrouw waarschuwde me vanmiddag vlak voor ik Tardajos uitliep nog om niet te gaan. Er was in Tardajos ook een refugio om te overnachten. ”No sombre y mucho caliente”. Het mocht
niet baten. Met drie uur brandende zon voor de boeg en veel water en een bocadilla (stokbrood met kaas) voor onderweg ging ik op pad. Er stond gelukkig een behoorlijke wind. Die maakte het onverharde pad wel behoorlijk stoffig. In de verte zag ik een tractor bezig op een stenige en droge aarde. Een grote stofwolk dreef achter de tractor aan. Halverwege was er een pomp onder een afdak, bij een pcknickplaats. Gezeten op een soort aanrecht hield ik mijn voeten een poosje in de wasbak onder de hefpomp met ijskoud water. Ook mijn pet en shirt maakte
ik nat. Mijn enige gezelschap onderweg waren kraaien en grote roofvogels die hier en daar in groepjes bij elkaar zaten en vlogen. Ik denk dat het gieren waren. De enige pelgrim die ik vandaag buiten de refugio gezien heb is een soort rastajongen die vaak rust en onderweg eten zit te koken op een klein brandertje. Ik heb ook in Burgos geen andere pelgrims meer gezien. Het is een wonder dat ik Christine tegen het lijf liep in de drukke stad.
Tegen zes uur kwam ik in Hornillos aan. Al met al is het me meegevallen maar het laatste stuk was erg warm doordat er geen wind stond. De refugio is rustig en netjes en heeft een gezellige keuken. Hij staat vlak naast de kerk. De hospitalero heeft op verzoek de kerk geopend zodat ik een poosje rustig in de koele kerk kon zitten. Het dorp zelf lijkt één lange weg op de camino. Het lijkt redelijk uitgestorven maar er is een café dat een goede maaltijd serveerde van kip in bier. Het ruikt hier naar hooi. Het ruikt naar mijn kindertijd in de hoogzomer, naar het binnenhalen van het graan op een zomeravond. Ik heb wel bekenden gezien maar geen drukke Franse groep of kwekkende Spanjaarden. De Franse groep ligt nu hopelijk een etappe voor. Dat is wel zo rustig. Ik ben blij dat ik even in Burgos ben blijven hangen Aan de keukentafel schrijf ik mijn dagboek en ansichtkaarten. Ik heb geen kaart van Hornillos kunnen bemachtigen. Ik betwijfel het ook of hier een winkel is. De tijd lijkt hier te hebben stilgestaan. In de late avondzon spelen de kinderen op straat. De zon gaat rood onder en kleurt de graanvelden roze. Net buiten de refugio, achter de kerk, kun je het hele landschap overzien. Wat een rust.
Castrojériz, zaterdag 1 juli. Het leven is alleen maar een brug. Bouw er geen huis op. China.
Na een paar uur in mijn eentje te hebben gelopen op de meseta, over een
eeuwenoud pad, voelde ik een weldadige rust over me komen. Er is geen ander geluid dan de vogels en de wind door het vlas. Je zou het eentonig kunnen noemen maar dat is het niet. Eindeloze vlasvelden en van die typische afgeplatte bergketens. Er was geen wolkje aan de lucht. Ik ben vanmorgen als laatste vertrokken en dat was om zeven uur. Ik dronk thee in de stille keuken met een broodje dat ik nog had van gisteren. Ik liep het typische langgerekte dorp uit met de zon opkomend achter mijn rug. Mijn schaduw voor me was meer dan tien meter lang en erg dun. ’s Morgens vroeg is het fris. Het kan koud zijn op de meseta. In de slaapzaal was het vannacht aangenaam met een openstaande deur waardoor je de vochtige nachtlucht rook. De lucht van de meseta. Het is de geur die je hier overal ruikt, een strooien zomerlucht. Wilde verhalen doen de ronde over de meseta. Hij zou saai en eindeloos zijn. Dat zal wel zo zijn als je niet lekker in je vel steekt en niet tegen eenzaamheid kunt maar mij doet het in ieder geval goed. Ik voel me sterk en evenwichtig en één met het landschap. Ik ben ook erg dankbaar voor mijn gezondheid en energie. Ik vraag me af waar ik die aan te danken heb. Anderen moeten het met zoveel minder doen. Als ik alleen al naar mijn zussen kijk. Rita heeft heupklachten en Elly haar gezondheid is ook niet zo goed. Ik zal aan het einde van mijn reis mijn Christoffel, mijn schelp en het kristal offeren aan de zee bij Finisterre. Ik voel me gesteund door mijn familie, vrienden en collega’s en vooral ook door dat wat ik niet precies kan benoemen: God, de Natuur, de Kosmos en alle andere onzichtbare krachten. Vandaag heb ik er twee maanden opzitten. Dat is waarschijnlijk zo’n beetje tweederde van mijn reis als ik in dit tempo door kan gaan. Ik verlang niet naar huis en ik voel me er ook niet schuldig meer over zoals een paar dagen geleden. Toen had ik er moeite mee om eraan te denken dat de tocht eindig is. Ik weet nu dat het goed is zo. Het is een passage in mijn leven net zoals het leven een passage is. Volgens het tekstje is het een brug. Dat is mooi uitgedrukt. Ik hoef me er niet aan vast te klampen want het is van voorbijgaande aard. Je moet het leven los kunnen laten maar ook
de tussentijdse zekerheden die je verzamelt in je leven, de materiële zaken. Zo alleen op de meseta met alleen mijn rugzak als bezit en mijn eigen energie heb ik meer dan genoeg. Zelfs mijn rugzak kan ik missen want die is vervangbaar. Ik denk dat het daarom ook goed is om de spullen waar ik nu soms mijn kracht aan ontleen zoals de schelp, de Christoffel en het kristal, te offeren aan de zee, als mijn reis ten einde is. Ik zal de symbolische waarde ervan dan niet meer nodig hebben. Ze zullen hun dienst gedaan hebben.
Na een paar uur doemde er uit het niets een kerktoren op. Beneden in een dal ligt Hontanas. Door stenen wallen bereik je het dorpje. Het lijkt net of je de arena ingaat. Het loopt vrij steil naar beneden af. In het café waar de worsten en hammen tussen de vele oude landbouwwerktuigen aan het plafond hangen wordt de koffie nog handmatig door de kroegbaas gemalen en geserveerd met een flinke scheut warme melk. De hammen zullen wel flink doorrookt zijn want het kleine zaakje stond blauw van de rook. Spanjaarden roken veel, ook op straat.
Na Hontanas is de omgeving nog steniger. Het heeft wel iets weg van Ierland met al die muurtjes en walletjes. Voor het klooster van San Anton loop je door een lange geasfalteerde laan met populieren. Een jongetje dook er uit het niets op en vroeg of ik de ruïne wilde bezichtigen. Ik vroeg me af wat hij dan zou laten zien want de weg loopt al dwars door de machtige ruïne heen. Vroeger zouden de monniken brood en water in de nissen klaargezet hebben voor de pelgrims. Ze ontfermden zich ook over de zieke pelgrims. Veel pelgrims hadden last van een schimmelinfectie die tot ernstige misvormingen kon leiden. De ziekte kwam door het lopen door de graanvelden. Op de afbeeldingen van vroeger zie je veel pelgrims met blote voeten of sandalen. Dat was niet bepaald het wandelgenot dat de huidige wandelaars hebben, met hun uitgekiende uitrustingen. Volgens de bordjes zou de rest van de ruïne niet te bezichtigen zijn en daarom sloeg ik het
dubieuze aanbod van het jongetje maar af. Ik kon zo ook genieten van de prachtige lucht die ik door de ruïne heen kon zien en de bomen die er dwars doorheen groeiden. Het moet destijds een groot complex geweest zijn.
Castrojériz is in vroeger tijden nauw verbonden geweest met de burcht op de heuvel. Er ontwikkelde zich een stad rondom de voet van de heuvel en in de rotsen ervan moeten, gezien de vele holen, mensen gewoond hebben. Sommige plekken zijn tot wat ’luxueuzere’ onderkomens uitgebouwd en bewoond. De burcht die ik aan het eind van de middag bezocht was een ruïne waar men zo te zien ooit wel eens een toeristische attractie van gemaakt had. Het uitzicht vanaf de heuvel is schitterend en zo te zien lag het vroeger op een strategische plek. Het was wel een flinke klim die net iets meer van mijn knieën vergde dan er goed voor was.
De eerste en oudste kerk aan de hoofdstraat van Castrojériz is die van Santa Maria, één van de vier van dit gehucht dat niet veel meer dan duizend inwoners telt. Vroeger moeten hier vier onderkomens voor de pelgrims gestaan hebben. Het is van oudsher een plaats aan de camino. De Santa Maria was zo te zien niet open door restauratiewerkzaamheden. Op de bank voor de kerk trof ik twee oude mannetjes die hier dagelijks naartoe bleken te wandelen. Dit was hun vaste hangplek. De andere kerken waren volgens hen wel te bezichtigen. Na mijn antwoord op de vraag waar ik vandaan kom slaakten ze vele kreten. Of mijn man dat wel goed vond en of ik ook kinderen had en wat die daar dan van vonden! En nog zo veel kilometers te gaan naar Santiago! Ze waren er zelf nog nooit geweest maar hadden er veel over gehoord. Het waren boeren die altijd op het land gewerkt hadden. Voor zulke reizen hadden ze geen tijd als campesino en ze waren nog nooit van hun dorp weggeweest. Nu liepen ze hun dagelijkse stukje naar de kerk en rustten op het bankje ervoor. Dat deden ze ook al weer vele jaren
want ze waren nu te oud om op het land te werken. Ik zei dat ze op hun manier de camino ook al een heel stuk gelopen hadden omdat de weg van het dorp naar de kerk op de route ligt. Ze moesten er samen erg om lachen en wensten me nog een bon camino. Ze waren ervan overtuigd dat ik een goed doel had. Dit was blijkbaar een goed excuus om mijn man en kinderen voor zo’n lange tijd in de steek te laten. Een gewoon vakantiereisje als vrouw alleen hadden ze waarschijnlijk nooit goedgekeurd. De heilige Jacobus is misschien een legaal doel voor Spaanse vrouwen om er even alleen op uit te gaan, net zoals het zitten in de kerk voor veel vrouwen een legale manier is om even niets te doen en even op zichzelf te zijn. Je ziet niet voor niks hoofdzakelijk vrouwen de kerk bezoeken. Soms zitten ze er alleen maar te dutten. Er wordt even geen beroep op hen gedaan en ze bidden er om kracht om hun levens te verlichten. Dat gaat mooi gelijk op.
In één van de vele bars at ik een bocadillo en ik dronk een biertje. Een van de plaatselijke bezoekers had duidelijk een slok te veel op en was erg geïnteresseerd in mij. Hij werd door de kroegbaas herhaaldelijk weer naar de bar geleid, weg van mijn tafeltje. Hij probeerde ook diverse keren een lied in te zetten maar werd door de andere bezoekers gewezen op het bordje boven de bar dat zei: ’prohibido de cantar’, verboden te zingen dus. Na verloop van tijd probeerde hij het weer. Het was duidelijk dat iedereen hem hier kende en ook met zachte hand probeerde om hem een beetje in het gareel te houden. Hij mocht in ieder geval geen pelgrims lastig vallen en niet zingen. Hoewel je de mannen hier in het café zo’n beetje de hele dag door ziet drinken heb ik er zelden dronken gezien. Of ze kunnen er goed tegen of ze kennen hun maat. Deze man kon dus geen maat houden of hij dronk buitensporig veel. Dat wil zeggen meer dus dan de gemiddelde Spanjaard en dat wil wat zeggen.
Aan het eind van de middag kreeg ik een rondleiding van de geestelijke in de San
Juan, een kerk met een pelgrimsbron en geschilderde altaarstukken uit de Vlaamse school. Ook Jacobus ontbrak hier niet. Het hele dorp werd zo te zien ook grondig gerenoveerd met Europese fondsgelden. De plaatselijke Spar, die me altijd zo vertrouwd voorkomt, had een assortiment dat helemaal toegespitst was op de pelgrims. In de refugio bevindt zich een keuken en er zijn wasbakken om je kleren te wassen. Ik heb even van de gelegenheid gebruik gemaakt om een en ander te wassen. Met dit weer is alles met een uurtje weer opgedroogd. Ik heb zelfs mijn broek even gewassen en een poosje in mijn multifunctionele doek rondom te refugio gehangen. Boodschappen deed ik met een Zwitser die de camino in drie jaar loopt en daarna maakte ik zelf wat te eten klaar. Voor mezelf
koken doe ik nooit. Stokbrood met kaas, chorizo, tomaten, olijven en yoghurt toe is ruim voldoende. Ik at buiten aan tafel samen met diverse nationaliteiten. Iedereen deelt zijn eten met elkaar en het is een mengelmoes van talen. Een ander gebruikelijk ritueel is het verzorgen van blessures en vooral de voeten. Gelukkig gebeurt dat wel ná de maaltijd want het bevordert je eetlust beslist niet. Een jonge Spaanse vrouw die samen met haar man loopt heeft haar voeten helemaal ingezwachteld. Ze zijn één en al blaren en zwellingen. Ik verbaas me erover dat ze het op deze manier volhoudt maar ze blijft monter. De sfeer in de refugio is goed. Gezien een krantenartikel in de refugio is de hospitalero blijkbaar een bekende persoonlijkheid op de camino. Hij is erg hartelijk en heeft voor iedereen een persoonlijk woord. De bedden zitten in een soort slaapcabines voor vier personen. Daartussen zitten muurtjes.
Fromista, zondag 2 juli. Kennis die niet dagelijks toeneemt, zal dagelijks afnemen. China.
Vanmorgen werd ik om zes uur gewekt met gregoriaans gezang. Het kwam me
eerst wat onwezenlijk voor doordat ik altijd met mijn oordoppen slaap. Omdat de Zwitser naast me ongelooflijk snurkte sliep ik nogal laat in. Ik had het idee dat ik nog maar net sliep toen ik het gezang hoorde, vanuit de verte. Het was nog pikkedonker. Toen ik mijn oordoppen uitdeed bleek het behoorlijk luid te zijn. Het zorgde voor een bijzondere sfeer. In de eetzaal kregen we kaakjes met boter om te smeren, koffie met veel melk, opgekookt in een ketel en een appel voor onderweg. In de eetzaal hingen nog meer krantenknipsels waar de hospitalero op stond. Hij is dan ook duidelijk aanwezig in de refugio, en dat iedere dag! Hij zag er niet uit of het hem verveelde. Zo te zien kan hij nog jaren zo doorgaan. De refugio was gratis maar de vrijwillige bijdrage werd grif gegeven. De persoonlijke noot, de sfeer en de netheid werden gewaardeerd. Het pelgrimeren maakt mensen gevoeliger voor dit soort dingen. Dat merk je ook in gesprekken. De mensen zijn moe en ontvankelijk. Het maakt ze ook kwetsbaar, eerlijk en snel geëmotioneerd. Niemand houdt de schijn op. Ik liep een tijdje op met Corinne en Mary. We vertelden elkaar waar we de meeste angst voor hadden voordat we aan de camino begonnen. De reacties van familie en vrienden als je eenmaal je besluit genomen hebt om te gaan kwamen overeen maar de angsten niet. Iedereen heeft zo zijn eigen angst. Corinne en Mary waren allebei erg bang geweest om alleen te lopen. Ze hadden elkaar op de Pyreneeën ontmoet en waren daar ook erg dankbaar voor. Als je eenmaal voor jezelf besloten hebt dat je gaat ben er niet meer vanaf te brengen ook al ziet je familie het niet zo zitten. Hoewel ze vaak samen liepen zag ik hen onderweg ook nogal eens alleen lopen. Ik weet niet of ze afspraken maakten over de eindbestemming van de dag. Soms kwam ik hen tegen in de refugio. Na de eerste steile klim liet ik hen achter. Ik word snel moe als ik met anderen loop. Het leidt me ook af van de natuur. Ik hou van de stilte en geniet meer van de omgeving, de geuren en de vogels als ik alleen ben. Een zingende Spanjaard liet ik passeren hoewel ik vrolijk werd van zijn gezang dat over de immense graanvelden schalde.
Er was nog veel meer meseta vandaag met eindeloze graanvelden en de geur van stro. Boeren die geen zondagsrust houden lieten met hun tractor slierten van stof en graanvezels na. De velden kleurden prachtig roze in de opkomende zon. Op de pont van Itero ligt de scheidslijn van Burgos en Palencia. Er stonden diverse campers en ik werd als bezienswaardigheid op de foto gezet door de eigenaars. Ik was een pelgrim op de oude brug waar ooit ook het pelgrimshospitium stond. Eerst irriteerde het me een beetje maar toen ik er onderweg over na liep te denken bedacht ik me dat ze misschien zelf ook liever zouden lopen om het echte pelgrimsgevoel te krijgen. Misschien was hun lichamelijke conditie wel stukken slechter dan de mijne waardoor ze helemaal niet konden lopen, laat staan zo’n afstand met een rugzak. Misschien waren ze wel erg jaloers en bracht het fotograferen van een pelgrim hen een beetje bij het pelgrimsgevoel. Het maakte me een stuk minder kriegelig en oordelend. Ik dacht ook aan de chambre d’hôte waar ik gelogeerd had. Ik herinnerde me de gastvrije mensen die voor hun vijfentwintigjarig huwelijk naar Santiago zouden gaan uit dankbaarheid voor hun huwelijk en omdat de man zijn ernstige ziekte had overleefd.
In Boadilla del Camino was ik net op tijd om een gedeelte van de mis mee te maken. Stil betrad ik de kerk. Een klein vrouwenkoor zong prachtig. Het greep me behoorlijk bij de keel. Ik sloot aan in de rij voor de hostie en de tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik naar voren liep. Ik voelde me deel met het lijden van de wereld door de symboliek van het lichaam en bloed van Christus. Misschien kwam het door de muziek vanmorgen vroeg, het slaapgebrek en het gesprek dat ik met de twee vrouwen had over onze angsten. Het kon ook zijn door de last die ik vandaag van mijn knie had door het vele klimmen en dalen en de aanhoudende diarree. Het drong tot me door dat het lopen van de tocht naar Santiago voor mij een heilig ’moeten’ is. Ik had ook het gevoel dat ik deze route niet alleen
voor en door mezelf liep maar deel van een geheel was. Ik voelde me deel van het lijden waarvan Christus het grootste stuk op zich genomen had. In deze Santa Maria uit de veertiende eeuw voelde ik me één met de wereld en het lijden. Ik was niet de eerste pelgrim die dit overkwam en vast ook niet de laatste. Dat gaf een soort eeuwigheidbesef. Het ter communie gaan en het Christus zij met u wensen
aan wildvreemde mensen gaf me het gevoel dat ik erbij hoorde. Ik hoorde bij de gewone mensen hier op het platteland midden op de meseta, bij de stoet pelgrims door de eeuwen heen en bij de goddelijke kracht die me leidde. Toen ik de kerk uitkwam voelde ik me gelouterd. Nadat ik de kerk verliet werd ze afgesloten door de geestelijke. Hij had welwillend op me gewacht totdat ik het prachtige interieur van deze oude kerk bekeken had. Naast de kerk staat een gerechtszuil uit de Middeleeuwen met hele oude symbolen en taferelen uit het leven van Jacobus. Een Spanjaard vroeg me hem bij de zuil op de foto te zetten. Even vond ik het jammer dat ik zelf geen fototoestel had om het vast te leggen.
Langs het Canal de Castilla vervolgde ik mijn weg. Het is een hoog gelegen kanaal waar de vele stenen irrigatiekanaaltjes vandaan komen. Die zijn ook wel nodig. Het ziet er hier zo dor uit dat het lijkt alsof het hier nooit regent. Veel huizen in deze omgeving zijn besmeerd met klei en stro en gebouwd met de stenen uit de buurt. Een ruïne van een kerkje in Boadilla staat hier nog als een soort karkas van klei overeind. Vlak voor Fromista gaat het kanaal over in sluisjes en watervalletjes. De laatste kilometers van een etappe van vijfentwintig kilometer met veel klimwerk vielen me vandaag zwaar. Mijn linkerknie deed nogal zeer en ik was behoorlijk moe. In de gemeentelijke refugio, die zo te zien pas gerestaureerd is en vriendelijk aandoet, lag ik voor het eerst op de camino na het douchen ook een tijdje op bed. Daarna bezocht ik de sobere San Martin, een vroeg Romaanse kerk. Vooral het beeldhouwwerk is prachtig. De stenen onder
het dak zijn versierd met vreemde dieren en menselijke figuren met rare koppen. De bus met jongeren die hier losgelaten is had weinig oog voor het schoons maar ze waren wel dominant aanwezig. Het is zondag. De Spanjaarden zelf trekken er ook op uit op deze dag. In de San Pedro was het aanmerkelijk rustiger. Ik was er de enige bezoeker. Er was een tentoonstelling over kerkelijke kunst: het rijke roomse leven. Het contrast met de San Martin waar slechts een paar eenvoudige beelden staan was heel groot. Ik werd in een apart zijzaaltje rondgeleid door een man. Er waren ook zeer eenvoudige heel oude beelden te bezichtigen. In de kerk zelf bevonden zich twee zeer merkwaardige beelden van twee vrouwen die een schaaltje vasthouden waarop borsten en ogen liggen. Misschien waren het patroonheiligen voor bepaalde invaliden.
In een smaakvol café/museum dronk ik een glaasje wijn en schreef kaarten naar huis over de gevoelens die me vandaag bezighielden. Toen ik daarna Corinne tegenkwam brak ik in snikken uit en ze omhelsde me. Het voelde goed om even een paar armen om me heen te hebben. Ze vertelde dat ze zelf ook vaak moest huilen. Joop bracht me ook terug in de werkelijkheid toen hij me gewoon vertelde over eten koken en het gebruik van de magnetron die hij aangeschaft had toen ik nog maar net weg was. Ik was er geen voorstander van omdat ik dat met die straling en zo helemaal niet zie zitten. Hij klonk bezorgd toen ik vertelde dat ik erg labiel was en last van mijn knie en darmen had. Ik moet het even rustig aan doen. Ik zal morgen wel zien. Het confronteert me met mijn kwetsbaarheid en brengt me dicht bij mezelf. Ik ben nog niet in Santiago ook al was ik al aan het aftellen en heb ik het grootste stuk erop zitten. Ik hoef maar een kleine blessure te hebben om het op te moeten geven. De maaltijd gebruikte ik samen met Mary en Corinne, een Frans echtpaar Jean en Nelly en een zeurende jonge Amerikaanse die een stukje van de camino loopt. In de eetzaal stond de tv zoals gewoonlijk knetterhard op een voetbalwedstrijd tussen Frankrijk en Spanje.
Corinnes voorkeur was duidelijk. Gelukkig zaten er geen Spanjaarden aan tafel. Ze zijn hier tamelijk voetbalgek. Het was weer een mengelmoes van talen. Jean en Nelly spreken alleen maar Frans en Mary juist geen woord. Daardoor had Corinne het erg druk met vertalen. Ik heb in ieder geval een evenwicht gevonden tussen het alleen- en het samenzijn. Ik voel me niet meer opgejut door de mensen om me heen. Ik kies soms voor gezelschap en vaak voor alleen zijn.
Carrión de los Condes, maandag 3 juli. De Kracht van Jupiter. In het begin was er het verlangen, het eerste zaadje van de geest; wijzen die hebben gemediteerd in hun hart, hebben door hun wijsheid het verband tussen het bestaande en het niet-bestaande ontdekt. ”Hymne der Schepping” Rig Veda.
Dit keer werden we gewekt door Vivaldi en er was weer koffie met kaakjes. Ook de zon kwam tegen zeven uur op in mijn rug terwijl het buiten nog redelijk fris was. Het verharde voetpad loopt een groot stuk langs de weg. De betonnen paaltjes met de schelpen erop, die soms midden op het pad staan, zijn grotendeel beroofd van hun schelpen die als souvenir door pelgrims zijn meegenomen. Voor het eerst maakte ik in Spanje regen mee terwijl ik onderweg was. Het was een beetje miezerig buitje. Na een uur of vier doorlopen kwam ik in Villacázar de Sirga aan waar het goed toeven was in het café tegenover de Mariakerk. Een ploeg Franse fietsers was er ook neergestreken. Ze droegen allemaal dezelfde shirtjes en hadden vlaggetjes van hun club aan hun fiets. Ik hoefde hier eigenlijk niet langs om de route te volgen maar het stond aangegeven als bijzonderheid. Ook in mijn kunstboek van Elly had ik erover gelezen. In de kerk bevindt zich het miraculeuze Mariabeeld, de Virgin Blanca. Door de Mariaverering is de plaats belangrijk geworden en het pad is er destijds voor omgelegd. De kerk was eigendom van de Tempeliers die op veel plaatsen langs de route de zorg voor de pelgrims op zich namen. Het zuidportaal dat aan de kant van de camino ligt is
erg beschadigd. Christus en zijn apostelen zijn er afgebeeld. De Virgin Blanca bevindt zich in de Jacobuskapel en waakt over de indrukwekkende grafmonumenten met gisanten van koninklijke huize. Het retabel is geschilderd in heldere kleuren en beeldt het leven en de mirakelen van Jacobus uit. Verder bevindt zich in de kerk een indrukwekkende preekstoel die overdadig versierd is. Al eeuwenlang komen er naar deze plaats ook bedevaartgangers. Er doen vele verhalen de ronde over de wonderen rondom de Maria.
Met mijn knie ging het stukken beter vandaag. Er moest ook niet zo veel geklommen worden, dat scheelde. Voordat ik op pad ging heb ik hem goed gemasseerd. Als ik even gezeten heb is hij erg stijf en moet ik oppassen als ik weer ga lopen. Voor het eerst sinds een dag of drie heb ik geen diarree meer. Ik voel me erg dankbaar. Ik ben wel redelijk afgemat, ook doordat ik weinig slaap. Ik vind dat nog steeds moeilijk in zo’n grote groep waarvan er altijd een paar behoorlijk snurkt. Bovendien lag ik boven in een stapelbed zodat het in het donker naar beneden klimmen zonder op iemand te trappen -trapjes zijn er niet- een hele toer is. Doordat ik zoveel drink moet ik toch geregeld mijn bed uit en daarom koos ik vandaag voor het klooster van Santa Clara. Ik heb er een driepersoonskamer met Mary en de andere Amerikaanse samen. Mary voelt zich bepaald niet aangetrokken tot de andere Amerikaanse zodat ze elkaar ontlopen. Er zijn bedden met lakens, wat een luxe! Voor een beetje rust heb ik vandaag die duizend peseta’s wel over. Even geen hectisch gedoe in een grote slaapzaal. Jammer dat het museum van het klooster dicht is, omdat het maandag is, en de kerk ook, vanwege restauratiewerkzaamheden. De vriendelijke zuster grapte dat ik dan nog maar een ander keertje terug moest komen. Ze had net mijn stempelkaart gezien en ze wist dus waar ik vandaan kwam. Het was misschien dezelfde humor als van het beeld van kindje Jezus met de bof dat hier staat en waar ik dan maar een ansichtkaart van kocht. Op onze kamer hangt een poster van kindje Jezus aangekleed
als pelgrim, compleet met manteltje en stafje. ’Jesus peregrino’ staat eronder. In de keuken kookte ik een uitgebreide linzenmaaltijd met veel groente voor mezelf en natuurlijk maakte ik veel te veel. Ik had spijt dat ik het weggegooid had toen Mary uitgeput en verkleumd in haar korte broek, natte T-shirt en op slippers, laat terugkwam van een tevergeefs bezoek aan het klooster van Zan Zollo. Het ligt aan de andere kant van de rivier en het was natuurlijk ook dicht op maandag. Ze werd overvallen door een onweersbui en had nog niets gegeten. Mijn andere kamergenoot vroeg me haar blaren te behandelen. Ze durfde ze zelf niet door te prikken. Ze moest er zelf wel om lachen want ze studeert voor arts. Morgen zal ze haar moeder weer ontmoeten op de route. Hoewel ze maar een paar dagen alleen loopt heeft ze het zo te zien wel gehad. Ik krijg het idee dat ze nog nooit alleen van huis is geweest. Veel pelgrimtoeristen lopen hier een stuk van de route. Je ziet ze maar één keer. Ik kwam Corinne tegen die vandaag bewust alleen gelopen had en het niet breed had. Tot overmaat van ramp zit in haar refugio ook nog een klas schoolkinderen die weinig rekening houdt met pelgrims die uitgeput zijn en naar een beetje naar rust verlangen. Jean en Nelly zijn daarom ook doorgelopen. Onderweg kwam ik Corinne ook al een keer tegen, weggedoken in haar regenjas. Ze kon geen kerk meer zien zei ze. Ze is streng katholiek opgevoed in een klein plaatsje in Frankrijk. Haar vader is burgemeester en nogal dominant. Hij vindt haar tocht maar niks en vraagt als ze opbelt naar huis waarom ze er niet mee ophoudt. Dat is niet erg stimulerend als je het toch al moeilijk hebt. Ze is lid van een boeddhistische gemeenschap in Engeland, in Brighton, en geeft Franse les. Ze tobt met haar opvoeding, de eisen, haar geloof en de keus voor Boeddha. Ik zie haar regelmatig mediteren. Ze vindt mijn belangstelling voor de symboliek van de kerken waarschijnlijk overdreven of irritant maar dat zegt ze niet. Toen ik zelf zo oud was -ze is zevenentwintigwilde ik ook helemaal niets meer van de kerk en mijn geloof weten. Ik had me uit laten schrijven. Aan belijdenis was ik nooit toegekomen. Nu zijn ze misschien
thuis bang dat ik katholiek zal worden als ik terug ben. Ze zijn verbaasd over het aantal foto’s van kerken dat ik opstuur en mijn verhalen over de missen die ik bijwoon. Het kan verkeren. Ik heb in ieder geval een stuk geloof teruggevonden waar ik erg blij mee ben. Ik verwacht niet dat ik me bij een kerkgemeenschap zal aansluiten. Ik denk dat God in vele kerken vertoeft. Ik voel me net zo aangetrokken door andere manieren van geloven, vooral ook de oosterse. Ik ben blij dat de tekstjes van Tineke daar een greep uit zijn. Er zijn vele goden, heiligen en wijzen, alleen kom ik op de camino nu eenmaal vooral de katholieke kerk en het rijke roomse leven tegen. Ik kan me ook voorstellen dat het mensen tegenstaat. De kerk als instituut was en is niet altijd tolerant ten opzichte van andersdenkenden. Daar zou ik me ook nooit in kunnen vinden. Ik haat dogma’s. Zolang het niets veroordeelt is ieder geloof wat mij betreft goed. Voor de rest schrijft iedere religie voor dat je een goed mens moet zijn en anderen moet helpen. De tekst van morgen, van Boeddha, sluit daar weer mooi bij aan. Het gaat om juist leven en het ontwikkelen van je kennis, niet om het blindelings achter een leer of religie aanlopen. Daarmee kun je geen verlichting bereiken. Een tijdje twijfelen is goed om tot eigen inzichten te kunnen komen want die zijn meer waard dan gedicteerde richtlijnen. Zoekt en gij zult vinden.
Vroeger moet Carrión de los Condes een rijke stad geweest zijn. De artikelen die in de winkels liggen zien er nu uit alsof ze uit de jaren vijftig stammen en de vele monumentale gebouwen staan er grotendeels vervallen bij. Hopelijk restaureren
ze die nog. Bij de gebouwen waaraan ze bezig zijn staan grote borden van de Junta van León en Castilla. Ze vermelden de miljoenen die het kost om de zaak op te knappen. Tussen de oude gebouwen met de typische pannendaken verrijzen nieuwe optrekjes die luxueus aandoen. De stad ligt mooi aan de rivier en heeft een soort boulevard. De stad ruikt naar mest omdat de schapen de stad
regelmatig doorkruisen en op veel plaatsen is het een puinhoop van verzameld vuil en volle stinkende afvalcontainers. Wat er niet meer inpast wordt er naast gedonderd, zelfs visafval dat in de zon ligt te stinken. De horeca vaart wel bij de bussen toeristen die hier aangevoerd worden om één der belangrijkste halteplaatsen aan de camino in de Tierra de Campos te bezoeken. Van de toeristen maakte ik dankbaar gebruik door mee te glippen in de kerk van Santiago. Daar was een tentoonstelling van kerkelijke kunst te bezichtigen. De kerk ging na het bezoek van de toeristen weer op slot. Het portaal is versierd met vele personen die een beroep uitbeelden, veelal muzikanten. De Santa Maria was wel open. Door muntjes te gooien in daarvoor bestemde gleuven werden de kunstwerken tijdelijk belicht. Je moet wat doen om uit de kosten te komen voor het onderhoud van je kerk. Het is waarschijnlijk een druppel op de gloeiende plaat.
Terradillos de los Templarios, dinsdag 4 juli. Niet het geloof aan een opperwezen en ook niet de ontkenning ervan, maar de inspanning tot juist leven en de zelfverworven geestelijke ontwikkeling kunnen tot bevrijding voeren. Boeddha.
De naam is mooier dan het dorp zelf. De refugio is ook heel wat minder dan vermeld staat in de gids. De driepersoons kamers zijn volgestouwd met zes bedden. Je kunt nog net naast het bed staan. Het huis zelf bestaat zo’n beetje uit vijf bijgebouwtjes waarvan sommige van leem zoals je er zoveel ziet in deze omgeving. Als ze gaaf zijn, met stro ertussen, en de zon valt er op een bepaalde manier op, dan lijken het net dierenhuiden. De refugio ziet er niet zo uit. Hij wordt gerund door een gewoon gezin dat een aardig centje bijverdient aan de hordes pelgrims. Er is wel een piepklein badje waar ik een tijdje in gezeten heb zodat ik alle losse
vellen eens van mijn voeten heb kunnen trekken. Ik heb heel wat mensen gezien met minder gave voeten dan de mijne. Ze zijn vaak bedekt met jodium, pleisters, verbanden en compeed. Soms is er geen stukje meer bloot. En dat zijn dan nog de zichtbare blessures. Veel mensen zie je niet zo lekker lopen. Het moet voor sommigen een ware martelgang zijn om de dagelijkse kilometers met rugzak af te leggen. Ik ben vandaag langs het oude St. Lazare hospitaal gekomen. Veel van de pelgrims stonden daar waarschijnlijk niet meer op, zoals in het bijbelverhaal wel het geval was. Onderweg stonden naast het geasfalteerde pad een paar wandelschoenen bij een houten kruis. Ik vroeg me af of die van een pelgrim geweest waren die er in gebleven is. Er stond verder niks bij. Ik kreeg het er wel koud van toen ik er langs liep. Er vallen dan wel minder slachtoffers dan vroeger, gezien het grote aantal hospitalen met bijbehorende kerkhoven, maar het maakt niet minder indruk. Het waren gewone mensen zoals ik die op pad gingen met de bedoeling in Santiago aan te komen. Dit is wel de meest desastreuze manier van af moeten haken. Er is voor hen helemaal geen weg meer terug. Ik vind het jammer dat ze de vele hospitalen en onderkomens niet allemaal opknappen. Veel staan er te verkommeren. Het beeldhouwwerk brokkelt af en er valt niets meer te onderscheiden.
Het was een nogal saaie weg vandaag met veel dorre landschappen, eentonige vlaktes en recht toe recht aan langs de geasfalteerde paden lopen. Het waren de lange oude veedrijversroutes waarlangs de schapen naar de meer noordelijke zomerweides werden gebracht, de zogenaamde cañadas. Hoewel dit gebied van ecologisch belang schijnt te zijn vond ik de route niet echt inspirerend. De enige spirituele gedachten die ik kon hebben waren er van verveling over dit soort wegen en de parallel met mijn eigen leven. In het dagelijkse leven houd ik ook niet van saaiheid en teveel van hetzelfde. Gebaande paden spreken me niet aan. Er moet wat avontuur in zitten voor mij. Ik houd van afwisseling en alles moet ook niet te
makkelijk zijn. Prompt kreeg ik overal last van: m’n voeten, m’n knieën en zelfs van mijn rug en schouders waar ik de afgelopen maanden nog helemaal geen last van gehad had. Ik kreeg zelfs de neiging om aan de kant van de weg te gaan liggen maar de natte aarde zag er niet aantrekkelijk genoeg uit. Omdat het eerste stuk vanmorgen erg fris en groen was, ook door de hevige regenbuien van de afgelopen nacht, was ik niet goed voorbereid op zo veel dorre vlaktes. Het was maar een klein stukje groen geweest, een soort oase. Toen ik na vele uren Calzadilla bereikte zag ik Mary en Corinne voor me met hun armen en stokken zwaaien alsof ze een eiland met kokosnoten hadden gevonden, na dagenlang dobberen na een schipbreuk. Ik was niet de enige die er moeite mee had. Omdat er vandaag ook weer hordes schoolkinderen liepen besloot ik om door te lopen naar Terradillos en niet te overnachten in Calzadilla de la Cueza. Ik liep dus geen zeventien maar ongeveer zevenentwintig kilometer. Mary en Corinne zouden dat ook doen maar ik vermoed dat ze dat niet gered hebben want ze zijn hier vanavond niet aangekomen. De groep scholieren zou in Ledigos overnachten. Er reist een bus met hen mee. Ze zijn drie dagen op stap, compleet met wandelstokken, hoeden, speldjes, vlaggetjes en schelpen. Ze zijn eigenlijk te druk voor de refugio’s omdat ze te veel energie hebben. Vanmiddag zag ik ze verderop langs de autoroute lopen. Daarmee dachten ze waarschijnlijk een stuk af te snijden. Ze begonnen zeker moe te worden.
Het laatste stuk was weer wat afwisselender. Stukken pas omgeploegde rode aarde kleurden het landschap en vormden een geheel met de roodbruine pannendaken van de dorpjes. Het werd ook weer meer heuvelachtig. Toen ik boven op een heuvel op een picknickplaats mijn laatste boodschappen van gisteren opat streek er aan de andere tafel een stel van een jaar of dertig neer, met een camper. Twee identieke trainingspakken. Ze fotografeerden elkaar van alle kanten. Ik gebaarde dat ik wel een foto van hen samen wilde maken waar ze dankbaar gebruik van maakten. Ze posteerden zich voor een van de vele
gedenktekens met een jakobsschelp er op. Toen ze hoorden dat ik alleen uit Holanda was komen lopen waren de uitroeptekens weer niet van de lucht. ”Una maravilla!!!”, wat wonder betekent. Een woord dat ik herkende van mijn cursus. Zij gaan tot León.
Het laatste stuk ging veel beter dan dat van vanmorgen hoewel ik er toch al meer dan vijfentwintig kilometer op had zitten. Ik kwam tijdens de laatste tien kilometer slechts een herder met kudde tegen. Zijn zakradio was al van verre te horen tijdens het verder doodstille traject. De schapen rook ik op grote afstand. Ook in de plaatsjes zie je vaak mensen met een radiootje. Je denkt eerst dat ze lopen te zingen, maar als je dichterbij komt merk je dat ze het zelf niet zijn. Het geluid komt uit een plastic tasje dat ze bij zich hebben. In veel dorpjes zie je ook mensen voor hun huis naar een of andere opera luisteren. Ik dacht dat dat meer iets van Italianen was. Ik heb geen andere pelgrims meer gezien vanmiddag. Toen ik bij het tuintje van de rommelige refugio aankwam was het al wat later. Ik zag het gebruikelijke beeld. Mensen met hun blote voeten op stoelen en de pelgrimswasjes, waar een grauwsluier overheen ligt, wapperend aan de lijn. Het zijn voornamelijk sokken, ondergoed en handdoeken. Mensen zitten te praten, te schrijven of gewoon wat voor zich uit te staren. Er zijn ook altijd mensen die de diverse gidsen met elkaar vergelijken en het traject voor de volgende dag bespreken. Ik zie geen bekenden in deze refugio. Dat komt omdat ik vandaag van het gebruikelijke traject ben afgeweken. Het gezelschap is tamelijk gemêleerd. Er zijn Fransen, Duitsers en Spanjaarden en ik ben zoals gewoonlijk de enige Nederlander. Ik bekeek voor het eten het dorp nog even. De ongeplaveide straatjes bestaan uit stof en mest. Veel van de lemen huizen zijn gedeeltelijk weggespoeld. Het maakte een tamelijk desolate indruk. Het leek een decor van een film die in voeger tijden speelt. Als hier geen pelgrims langskwamen zou het waarschijnlijk helemaal uitgestorven zijn. Toch staan er bij de lemen huizen redelijk moderne
auto’s. Die zijn waarschijnlijk van mensen die in de stad werken. Veel arbeid valt er hier niet te verrichten. De kerk is zodanig gerestaureerd dat het middenstuk dienst kan doen als kerk. De toren staat er vervallen bij. Toch lopen hier nog jonge meisjes te flaneren. Die zullen hier vast niet blijven wonen als ze wat ouder zijn. Er valt verder niks te beleven voor hen.
In de slaapkamers van de refugio loopt het behoorlijk schuin af. Het is alsof je een helling moet nemen terwijl je te veel gedronken hebt. Het is moeilijk om er je evenwicht te bewaren. De plafonds zijn allemaal van houten balken. Het oorspronkelijke woonhuis doet dienst voor de pelgrims. De eigenaren wonen in de bijgebouwtjes. Je kunt hier ook de avondmaaltijd gebruiken. Gelukkig, want er is verder niets te koop in dit dorp. De eigenaar van de refugio heeft ook een piepklein winkeltje dat ’s avonds een uur open is voor de pelgrims. Er is in ieder geval fruit, kaas en brood voor onderweg morgen. De maaltijd was goed: soep en tortilla. Ik zat aan een grote ronde tafel met verschillende nationaliteiten in een gezellige ruimte. De hele familie bleek in dienst te staan van de pelgrims. Ze moeten al een bont gezelschap in hun refugio hebben zien langskomen. Het lijkt me nooit saai in dit overigens zo doodse dorp. Voorlopig lijkt er nog geen eind te komen aan de populariteit van de camino. Gelukkig maar voor de bewoners van dit dorp. Het brengt leven in de brouwerij en geld in het laatje.
Naast me ligt een Duitser die al lang in Frankrijk woont. Hij heeft me nogal omstandig uitgelegd dat hij niets met religie heeft en de tocht als sportieve prestatie loopt en voor het avontuur. Hij had er nog nooit voor getraind en nu hij gepensioneerd is, was hij op pad gegaan, voor de uitdaging. Hij had nergens last van. Gelukkig maar. Omdat ik niet al te enthousiast reageerde op zijn grote verhalen droop hij snel af. Ik hoorde hem een Franse kamergenoot zijn verdedigingsverhaal vertellen over kernenergie. Hij had zijn hele leven op de kerncentrale
bij Bordeaux gewerkt. Zijn geestelijke ontwikkeling was volgens mij niet gelijk op gegaan met zijn carrière en zijn maatschappelijke prestaties. Van enige zelfreflexie was geen sprake. Hij was volgens hem ook niet op zoek naar zichzelf. Hij praatte veel te veel en veel te hard, misschien om zijn eenzaamheid en onzekerheid te overschreeuwen.
Calzadilla de los Hermanillos, woensdag 5 juli. Wijsheid bevrijdt van twijfel, deugd bevrijdt van lijden, vastberadenheid bevrijdt van vrees. Kong Fu Tse.
Ik vertrok vanmorgen om half acht. Vlak voor Sahagun, dat in de provincie León ligt, kwam ik de scholieren weer tegen. Ze hebben vanaf Ledigos naast de snelweg gelopen. Ze waren heel wat minder luidruchtig. Ik hield een beetje in om er niet tussen te komen maar besloot er uiteindelijk toch maar voorbij te
gaan. Ze slenterden de laatste kilometers naar Sahagun. Zo te zien zouden ze blij zijn als het afgelopen was. Sahagun was hun eindpunt. Zo hebben ze toch iets meegekregen van het afzien van de pelgrims die heel wat langer onderweg zijn. De jongens waren stuntelig en stoer met te lange korte broeken. De meisjes waren dikkig en hun broekjes te kort zodat je zo veel mogelijk van hun dikke dijen kon zien. Hun leeftijd lag rond de veertien, vijftien jaar schat ik. Ik
de twee Duitse echtparen die ik gisteren in de refugio gezien had. Ze stonden op een kruispunt te discussiëren welke weg ze zouden nemen. De meningen waren verdeeld. De afstand langs de snelweg is kleiner en had de voorkeur van de vrouwen. Ik koos het pad dat niet langs de snelweg liep richting Virgen del Puente. Een Fransman fotografeerde de Ermita Virgen del Puente aan alle kanten. Het waren zijn laatste foto’s want hij moest zijn tocht opgeven door een ont-stoken voetpees. Hij had vanaf St. Pied de Port gelopen. Hij zou op zijn
minst vijf dagen moeten rusten maar dat vond hij niks. Hij zou volgend jaar de camino wel afmaken. Ik had met hem te doen. Het huilen stond hem nader dan het lachen.
Sahagun is de verbastering van San Facundus, één van de twee heiligen die de martelaarsdood stierven. De andere heette Primitivus. Op hun graf werd een kerkje gebouwd en rondom het heiligdom ontstond een grote en belangrijke benedictijner kloostergemeenschap. Gedurende de Middeleeuwen was Sahagun het Cluny van Spanje en bezat het één van de grootste hospitalen. De abdij verviel na een brand tot puin. De toren werd gespaard en er loopt een straat door de oude toegangspoort. De grootste bezienswaardigheden van de stad zijn de bakstenen kerken van San Tirso en de San Benito.
In een bar in Sahagun kwam ik nog meer afvallers tegen. Een Spaanse vrouw die met haar vriendin loopt gaat alleen verder. Ze heeft haar vriendin achtergelaten in het ziekenhuis. Ze werd getroost door de andere pelgrims want ze heeft het er erg moeilijk mee om alleen verder te gaan. Ook het jonge Spaanse stel, waar ik in Castrojériz kennis mee gemaakt had, moet afhaken. De voeten van de vrouw, die dagen geleden al ingepakt zaten, hebben het nu helemaal begeven. Ze stoppen samen. Het lijkt me een hard gelag. Het deed me denken aan mijn eigen afhaken in Peru toen ik ziek in de bergen achterbleef. De groep trok verder de bergpas in voor een paar dagen. Geveld door hoogteziekte werd ik met een paard naar beneden gebracht. Er was niets over van mijn goede conditie. Ik bleef achter met al mijn verwachtingen en teleurstelling. Het kan iedereen gebeuren en dat weet je maar je bent nooit goed voorbereid op hoe het echt zal zijn.
Vanwege de hitte bleef ik maar even in Sahagun en maakte ik een kleine rondwandeling door de stad. Het was nog vier á vijf uur lopen naar Calzadilla, de
enige halteplaats in het komende traject. In het centrum kocht ik snel even een nieuw en goedkoop T-shirt omdat mijn gestreepte er niet erg fraai meer uitziet. Er zitten gaten op mijn schouders door de banden van mijn rugzak en de kleuren zijn nogal flets geworden door de vele zonuren. Het zal even wennen zijn voor de anderen die me zeggen te herkennen aan mijn roodblauwe shirtje. Voor Corinne en Mary is het zelfs een geruststellend idee als ze mijn streepjes door de velden zien gaan. Ik ben trouwens benieuwd of ik die nog terug zal zien. Ze nemen waarschijnlijk niet de alternatieve route die ik loop, de oude Romeinse. De andere route, speciaal aangelegd voor de pelgrims, ziet er in het gidsje al niet erg aantrekkelijk uit. Hij is recht en kaal. De om de zoveel meter aangeplante boompjes zijn nog te klein voor schaduw en er zijn bankjes langs het pad neergezet. Het geheel spreekt niet erg tot de verbeelding. En dat bijna veertig kilometer lang. Mijn route bleek niet erg goed aangegeven te zijn. Bij de laatste huizen van Calzada del Coto stonden gelukkig mensen op een erf waar ik het aan kon vragen. Ze vonden me erg dapper omdat ik alleen uit Nederland was komen lopen maar ook omdat ik dit eenzame stuk nam. Slechts weinig mensen nemen deze route maar ze verzekerden me dat ik gewoon het pad moest volgen, la calzada romana. Dat stelde me gerust want om in dit verlaten gebied te verdwalen zag ik ook niet zo zitten. Ik kwam dan ook geen enkele andere pelgrim tegen vanmiddag. Ik hield onderweg nog één stop om mijn kleren te drogen te leggen en onder de eucalyptusbomen even uit te puffen. Het was bloedheet. Ik had gelukkig voldoende water meegenomen maar daardoor was mijn rugzak natuurlijk ook een paar kilo zwaarder. Er was zelfs nog een picknickplaats met bron onderweg waar ik mijn voeten een tijdje inhield. De rest van de middag liep ik op mijn sandalen. Ook kwam ik nog langs een zwembadje dat droog stond. Het verbaasde me. Zo te zien kon het gevuld worden met rivierwater. Ik vond het maar een vreemde plek zo in the middle of nowhere maar er bleken verderop in de bossen nog enige huizen te staan. Daar zou het vast wel
bijhoren. Ik stelde me voor hoe het zou zijn om even te zwemmen zo alleen op een verlaten plek. Het was al lang geleden dat ik gezwommen had. Met dit weer zou ik in Nederland allang aan het strand gezeten hebben. Tegen vier uur was ik in Calzadilla los Hermanillos. Het was me alles meegevallen terwijl ik vandaag toch bijna dertig kilometer in de bloedhitte had gelopen.
Calzadilla bleek iets groter dan mijn vorige overnachtingsplaats en tussen de lemen huizen stonden ook mooie nieuwe huizen. De pas gerenoveerde gemeentelijke refugio is geweldig en erg rustig. Bij aankomst was ik nog de enige gast en
ik moest aanbellen naast de refugio. De gastvrouw was allerhartelijkst. Voor haar deur in het halletje stond een doos met een nest jonge poesjes van een paar dagen oud. De witte moederpoes had een blauw en een groen oog. Ze zijn hier blijkbaar gek op katten en honden. Overal kom je ze tegen. Vandaag kwam ik langs een huis met zeker tien katten ervoor. Ze zagen er wel smoezelig en ondervoed uit. Je ziet ook veel ondervoede en slecht verzorgde honden rondzwerven. Ik heb er nog niet veel last van gehad. Ze zijn me goed gezind of gewoon niet agressief. Blijkbaar hebben ze er vorig jaar, het heilig jaar, veel gevangen. Die zullen wel niet meer leven. De refugio is toegerust met een gezellige centrale ruimte, goede douches, een keuken en er staan zelfs een wasmachine en een droger. Die gebruik ik niet. De paar kledingstukken die ik heb kan ik makkelijk met de hand wassen en met dit weer zijn ze zo droog. Achter de refugio hingen waslijnen en er waren zelfs knijpers. Er zijn een soort cabines voor vier personen. Omdat er na mij nog maar weinig mensen kwamen kan ik alleen in zo’n cabine slapen. Ik overnacht hier met het Franse oudere stel dat ik gisteren ontmoette in de refugio, een Amerikaan en drie Spaanse vrouwen die dit stuk zonder bagage gelopen hebben en morgen opgehaald worden met de auto. Met mijn eigengemaakte kopje kamillethee voelde ik me de koning te rijk op het bankje voor de
refugio. Fris gedoucht en bijna al mijn kleren wapperend aan de waslijn.
Met zijn vieren aten we bij de bar in het dorp. Het Franse stel, Richard de Amerikaan en ik vormden een merkwaardig gezelschapje en we gebruikten een nog vreemdere maaltijd. Witte rijst met een soort tomatenpureesaus en een salade zonder enige dressing. De mensen in het dorp waren erg aardig. De vrouwen zaten gezamenlijk voor hun huisje te breien of stonden te kletsen. Ze vonden de Franse vrouw zielig omdat ze haar voet in een verband heeft en een beetje strompelt. Ze vroegen zich af hoe dat morgen moest gaan. De kinderen speelden op straat en kwamen bij de refugio naar Richard kijken die een reeks rare ballonnenbeesten voor ze maakte. Hij moet een kilopak bij zich hebben want hij maakt ze onderweg aan de lopende band voor de kinderen. Er kwamen steeds meer kinderen toestromen tot waarschijnlijk zo’n beetje alle kinderen van het dorp er waren. Er fietste ook een soort van plaatselijke dorpsgek rond. Hij reed steeds hetzelfde rondje en groette iedere keer opnieuw iedereen die hij tegenkwam. Voor de Franse vrouw bracht hij in een plastic tas een assortiment verbandmiddelen omdat hij haar had zien zitten met haar voeten in een teiltje. Omstandig legde hij uit waar alle middelen toe dienden. Hij liet de zak achter en zou hem later weer ophalen. We moesten ons best doen om niet in de lach te schieten. Hij bedoelde het goed en was erg aardig maar niet helemaal toerekeningsvatbaar.
Omdat de drie Spaanse vrouwen nog steeds niet terug waren posteerde de gastvrouw zich ’s avonds, met haar vestje aan, op de bank voor de refugio. Ze hadden zich nog niet ingeschreven en nog niet betaald. Ze arriveerden toen de gastvrouw aan het eten was en waren na het douchen het dorp in gegaan. Ze sprak er schande van. Voor die prijs! Ze neemt haar werk serieus en nam mij in vertrouwen. Als ze pas laat komen moet ik hen erop aanspreken. Niemand
slaapt hier zonder stempel en inschrijving of zonder de bijdrage van de driehonderd peseta’s te hebben betaald. Toen we naar bed gingen waren ze er nog niet. Dat gaf weer de nodige discussie of de deur op slot gedaan moest worden. Niemand van ons wilde uit zijn bed gehaald worden zodat besloten werd om de deur maar open te laten. Ik kan me ook niet voorstellen dat in zo’n gat midden op de meseta iemand op het idee komt om uit stelen te gaan. Van pelgrims valt bovendien weinig te plukken. De meeste pelgrims zullen net als ik niet veel geld op zak hebben. Het leven is vrij goedkoop en je leeft sober. Een overnachting kost bijna niets. Ik kan me ook niet voorstellen dat iemand moedwillig probeert om onder zo’n kleine bijdrage uit te komen. Geen deugdzame pelgrims dus. Ze verdienen hun aflaten niet op deze manier. Omdat ze zonder bagage lopen en morgen met de auto opgehaald worden zullen ze ook wel niet onder de categorie echte pelgrims vallen. Santiago is niet hun einddoel.
Mansilla de las Mulas, donderdag 6 juli. In onze eeuw zijn de geleerden vergeten dat de theorie haar bestaan te danken heeft aan de praktijk en dat de natuur er was voordat er regels en voorschriften waren! Eckarthausen.
Door de vele opvliegers heb ik vannacht slecht geslapen. Af en toe overvallen ze me en soms gaat het weer een tijdje goed. Ik kan er geen peil op trekken. Ik vertrok om zeven uur en behalve de Spaanse dames, die pas midden in de nacht terug waren gekomen en waarschijnlijk nog sliepen, was ik de laatste. Richard en het Franse stel waren al in het donker vertrokken. Ik haalde Richard vlak na het dorp al in en liep even met hem op. Hij loopt erg langzaam en rust veel onderweg. Hij vertelde dat hij bij de oversteek in de Pyreneeën boven in de
bergen had overnacht. Hij had het niet in één dag gehaald en het was bovendien mistig geweest. Hij had al diverse keren buiten geslapen omdat hij iedere keer pas laat in de refugio aankwam en er soms geen plaats meer was. Hij deed er verder niet moeilijk over. Hij bleek van Ierse afkomst te zijn al bezocht hij Ierland maar één keer in zijn leven, vooral voor zijn moeder die nooit meer terug geweest was maar haar hele leven naar Ierland bleef verlangen. Zijn verhaal deed me denken aan het boek ’De as van mijn moeder’, dat ik recent als film had
gezien in de bioscoop. Het Franse stel liep ik na een paar uur voorbij. Het was een verlaten stuk, door een soort moerasgebied, maar wel mooi. Je moest ook nog een pad oversteken dat onder water stond. Het water kwam tot mijn dijen maar ik hield mijn spullen droog. Het laatste stuk kreeg ik het erg taai. Ik had te weinig water meegenomen en kreeg de neiging te gaan liggen wat met die hitte niet zo verstandig is. De goden hielpen me door bewolking te sturen waardoor het minder heet werd. Met mijn blik op oneindig en mezelf voortdurend toesprekend kwam ik uiteindelijk aan bij een café in de buurt van Reliegos. Ik dronk snel twee cola’s, die ik normaal niet eens lust, en knapte meteen op.
Het laatste stuk van de route was slecht aangegeven en ik richtte me op de stad in de verte. Opeens stonden er zo’n beetje om de vijfentwintig meter paaltjes met schelpen en dan nog precies naast een pad dat recht naar de stad liep. De gemeente had er zeker veel over gehad en geen zin om ze op het land te zetten. Het was beter geweest als ze eens ergens een pomp aangelegd hadden. De ambtenaren die hier aan het werk geweest waren hadden duidelijk geen praktijkervaring opgedaan met het lopen van de camino anders hadden ze de boel wel anders geregeld. Vanachter een bureau plannen maken brengt dit soort dwaze verspilling teweeg. Als ze zelf een wandelingetje in deze onherbergzame natuur gemaakt hadden was er een heel ander plan ontstaan. Past weer mooi bij het
tekstje. De werklui hadden vervolgens gewoon hun opdracht uitgevoerd en de paaltjes in de grond geslagen. Paaltjes waar niemand op zat te wachten en die niets toevoegden aan het landschap. Ik zag erg op tegen de laatste kilometers maar bleek opeens al in Mansilla te zijn. Een bordje met een richtingaanwijzer en het aantal kilometers had hier niet misstaan maar dat werd vast weer door een andere organisatie geregeld. De provincie of zo. Provincie en gemeenten blinken meestal niet uit in samenwerking. De energie zit hem meestal in het elkaar bestrijden en machtsspelletjes. Dat was hier vast niet anders dan in Nederland. Ik loop er in mijn werk maar al te vaak tegenaan. Sommige politici en ambtenaren hebben wel iets beters te doen dan ten dienste staan van de burgers die hun werk betalen terwijl dat soms niet echt nuttig is.
In de refugio bleken weer vele luidruchtige scholieren te zitten zodat ik al weer snel naar buiten vluchtte. Het stadje doet gezellig aan. Voor Joop kocht ik een kaart van de rivier op zijn breedst. In werkelijkheid is hij nu maar een meter breed. In de stad kwam ik Jean en Nelly tegen die me allerhartelijkst omhelsden. Ze waren al bang dat ze me niet meer terug zouden zien en bezorgd over mijn knie. Jean had me al eerder allerlei adviezen gegeven. Zelf heeft hij ook een knieblessure en hij gebruikt een of ander plantensmeersel dat hij trouw inwrijft. Ook kwam ik Gustave weer tegen waar ik een tijdje mee babbelde op de binnenplaats van de refugio. Hij was heel wat opgewekter dan bij de ontmoeting toen hij vertelde over zijn stukgelopen relatie. Hij heeft nieuwe kleren gekocht en een nieuwe ketting. De ringen draagt hij niet meer. Hij is vast van plan nog verder te gaan. Boven zijn eigen verwachting houdt hij het veel langer uit dan hij ooit gedacht had. Hij is al kilo’s afgevallen. Ik at samen met een uit een groep gevallen Fransman, de Zwitser en een andere loslopende Fransman. Jean en Nelly zaten aan een tafeltje naast ons. De Fransman rekende af voor ons vieren. Hij kwam veel relaxter over dan destijds in de groep. Hij had in het begin zijn benen
nogal verbrand. Nu hangen de vellen overal aan zijn benen. Hij heeft lichamelijk een zware kluif aan de camino en is eigenlijk ook veel te zwaar. Na de dagetappe ligt hij vaak uitgeteld op bed en tegen de avond knapt hij weer een beetje op. Het afhaken van de groep heeft hem goed gedaan. Hij bepaalt nu zijn eigen tempo.
León, vrijdag 7 juli. Een mens is nog geen wijze, eenvoudig omdat hij veel praat. Wie kalm, vrij van haat en onbevreesd is, wordt een wijze genoemd. Dhammapada.
De scholieren hier gedroegen zich heel wat socialer dan de Spaanse fietsers die nog laat in de refugio aankwamen. Met veel lawaai begonnen ze om tien uur nog te koken. De visbaklucht verspreidde zich in de aangrenzende slaapzaal. Ze hadden weinig respect voor de regels in de refugio. Praten kunnen Spanjaarden alleen op volle sterkte en het lijkt of ze nooit stil kunnen zijn. Meteen bij het wakker worden beginnen ze weer te praten.
De etappe van vandaag was peanuts vergeleken bij die van gisteren, op het saaie af en veel langs de weg. Op de bruggen moest ik mijn best doen om de spiegels van vrachtauto’s en bussen te ontwijken en niet van de weg geblazen te worden met mijn rugzak. Ik liep een stukje op met het Franse stel dat ik ontmoette in Calzadilla. Ze gaan morgen naar huis en doen volgend jaar het andere stuk. Hoewel de voet van de vrouw behoorlijk opgezwollen is stapte ze nog stevig door. De man had duidelijk de leiding met de kaart. Er mocht niet afgeweken worden van de route, zelfs niet in León waar in de straat bij wijze van markeringen schelpen zijn aangebracht. De vrouw bleek bij inschrijving in de refugio nummer tienduizend te zijn dit jaar. Recordaantallen weer dit jaar. Dat had ik al eerder gehoord. De populariteit van de camino is nog steeds stijgende, zeker onder de Spanjaarden zelf. De afgelopen week heb ik geen Nederlander meer gezien maar ook in Nederland neemt de belangstelling toe. Ik zou best weer eens
even Nederlands willen praten. Alleen met Joop kan ik af en toe even kort mijn
moerstaal spreken. Het vervelende van al die verschillende talen is dat ze in mijn hoofd blijven rondspoken en ik ook onderweg blijf nadenken over bepaalde zinnen en woorden waardoor het soms een mengelmoes in mijn hoofd is. Vooral Frans is op dit moment dominant vanwege de twee Franse stellen waar ik de laatste dagen regelmatig contact mee heb. Soms zing ik onderweg in het Nederlands. Vannacht slaap ik in de refugio van de Benedictijnen midden in het centrum en voor morgen heb ik een adres van een goedkoop hotelletje in de buurt. Je mag maar één nacht in de refugio blijven en daar zijn ze streng in. In León valt te veel te zien voor één dag, dus blijf ik nog een nachtje. Vanavond ben ik naar de mis voor de pelgrims geweest in de kerk naast de refugio. In diverse talen werden stukken voorgedragen. Het geeft er een internationaal tintje aan wat de saamhorigheid nog eens versterkt. Soms wordt de dienst geleid door een geestelijke die meeloopt in de stoet pelgrims, vaak als begeleider van een groep jongeren. Het zijn ook andere jongeren dan diegenen die lopen voor de sportieve uitdaging of gewoon voor de fun. Je kunt de jongeren dus ook niet allemaal over één kam scheren, net als de Fransen, Spanjaarden, fietsers etc.. Het zijn allemaal individuen met hun eigen sores en motieven die zich soms als groep irritant kunnen gedragen ten opzichte van anderen. Soms is het moeilijk om daarachter te kijken. Vooral als je zelf moe of alleen bent of gewoon niet zo lekker in je vel zit.
León, zaterdag 8 juli. Er bestaan geen andere boeien dan die van de begoocheling, geen kracht dan die welke de yoga ons schenkt; er is geen grotere vriend dan wijsheid en geen grotere vijand dan zelfzucht. Sheranda Samhita.
Het was een ontspannen dag vandaag, alleen uitslapen is er nooit bij. Al om acht uur was ik met Jean en Nelly op zoek gegaan naar het pension waar zij een adres
van hadden. Gelukkig wilden Jean en Nelly mij er in hun kamer voor drie personen wel bij hebben zodat ik geen eenpersoonskamer hoefde te nemen. Weer geen faire l’amour vannacht, grapte ik, want ook de refugio’s bieden geen gelegenheid tot privacy voor stellen. Daar hadden ze echter toch geen energie voor, ze waren veel te moe. Verder gingen we die dag ieder ons weegs. Ik kwam ze pas weer tegen toen het bedtijd was, gewoon om tien uur zoals we gewoon waren. Gisteren had ik gedeeltelijk met hen de stad bekeken en we hadden samen gegeten met een werker uit het klooster die zich tot een soort gids ontpopt had. Hij was er trots op dat hij een beetje Frans kon spreken. We vroegen ons na verloop van tijd wel af of er niet een klein steekje aan hem los zat maar hij was erg aardig. Jean maakte een foto van Nelly en mij bij een van de grote en curieuze standbeelden van de stad. Nelly en Jean praten alleen maar Frans wat hun contact met anderen nogal beperkt. Dat vinden ze allebei wel jammer. Jean is genezen van een ernstige ziekte. Vroeger rookte en dronk hij veel. Hij is een druk baasje, half Italiaans, dat rap praat. Ze zijn erg aardig en bezorgd om elkaar. Ze zijn dankbaar dat Jean er bovenop gekomen is en het is een reden voor hun pelgrimage. Ik zie hen vaak in de kerk, biddend of bij de mis. Wel luxe zo’n kamer voor ons drieën en een bed, met lakens en een kussen, dat nu eens niet bewoog doordat er ook een ander bed aan vastgeklonken zat. Geen polsstokspringen over de rugzakken in de nauwe gangetjes. Ook in de rij staan voor de douche was er niet bij. Er was gewoon een badkamer. De familie die de kamers verhuurde woonde op dezelfde verdieping. Waarschijnlijk zitten de kamers altijd vol. Veel pelgrims blijven nog een nachtje over in León.
León is een prachtige stad en voor een groot deel ommuurd. De Romeinse nederzetting moest vanaf hier ooit de goudmijnen van Las Medulas verdedigen. Hoewel het een grote stad is doet de stad provinciaals aan door de prachtige steegjes, huizen, pleintjes en poortjes. Heel verrassend en divers. Vroeg in de
middag zie je niemand op straat maar rond zes uur begint iedereen op zijn paasbest te flaneren en strijkt men neer op de terrassen en pleinen en kletst met elkaar. Het lijkt net alsof iedereen zijn pas nieuw gekochte kleren komt showen. Jong en oud doen eraan mee. Op een van de vele bankjes voor de kathedraal genoot ik van een koninklijke bruiloft. Het leek wel een modeshow. De vrouwen bewonderden elkaars jurken met slepen in alle kleuren van de regenboog met bijbehorende tassen, stola’s en schoenen. De mannen, veelal in donkere stijlvolle pakken met vesten bewonderden elkaars zonnebrillen die duidelijk niet in de Hema gekocht waren. De vrouwen kusten elkaar uitbundig en de mannen sloegen elkaar veelvuldig op de schouder. Een oudere Spaanse vrouw die naast me op het bankje zat en er zelf ook niet bepaald armoedig uitzag vertelde me dat er veel geld en chic voor ons paradeerde. Het leek dan ook net een film. De lagen make-up zaten er dik bovenop. Zelfs de jonge vrouwen zagen er daardoor niet erg natuurlijk uit. Er was blijkbaar ook genoeg geld om de kerk af te huren voor een bruiloft. Mary was de kerk uitgevlucht tijdens de dienst. Ze was zo’n beetje misselijk geworden vanwege het circus. Ik at met haar in een kleine pizzeria. Weer eens wat anders dan een menu voor pelgrims. De zalmforellen, waar vaak alleen het vel van over is na het grillen, komen me onderhand mijn neus uit. Mary liet me foto’s zien van haar geboortedorp in Amerika. Corinne kwam ik later tegen in een parkje waar ik een tijdje in het gras lag en wat kaarten schreef. We waren blij om elkaar weer te zien en wisselden nogal heftige emoties uit. Het is gek hoe je hecht aan mensen met een totaal andere achtergrond, leeftijd en cultuur.
De rest van de dag besteedde ik hoofdzakelijk aan het bezoeken van twee bezienswaardigheden: de kathedraal en het San Isodoro. Het Pantheon Real van het San Isodoro was indrukwekkend met zijn fresco’s. Het is ooit gebouwd voor de koningen van León-Asturië en door de legers van Napoleon geplunderd en
gebruikt als paardenstal. De meesterwerken van Romaanse schilderkunst zijn in ieder geval bewaard gebleven of goed gerestaureerd. In het museum ernaast waren prachtige kerkschatten te bewonderen van ivoor en glas en er was een bibliotheek met prachtig gedecoreerde boekwerken van grote afmetingen. Ook de portalen aan de buitenkant bieden veel moois: de Puerta del Perdon en de Puerta del Cordero. Het portaal van de vergiffenis (perdon) was de ingang voor de pelgrims. Zo kwamen ze rechtstreeks bij de relikwieën van de heilige San Isodoro. Het timpaan bevat verschillende voorstellingen van de kruisafneming. De Puerta del Cordero (lam) bevat de voorstelling uit het oude testament van het offeren van Isaak door zijn vader Abraham. De beide portalen beelden dus het vrijwillig offeren van de zoon uit, van Jezus en Isaak. Met het door de poort gaan worden beiden dus ten voorbeeld gesteld aan de gelovigen. Andere sculpturen stellen de tekens van de dierenriem voor. Vòòr het christendom speelde de astrologie een grote rol in het leven van de mensen. Ze leerde de samenhang tussen het aardse gebeuren en de bewegingen van de hemellichamen. Het lot van de mensen stond in de sterren geschreven en men trok een horoscoop om vat te krijgen op het leven. Dit heidense geloof werd bestreden door de kerkvaders omdat het geen ruimte liet voor de eigen morele verantwoordelijkheid. Op veel middeleeuwse gebouwen zijn ze nog terug te vinden. Op dit gebouw staan de dierenriemtekens en de christelijke motieven broederlijk naast elkaar.
In deze nieuwe ’new age’ is het geloof in de sterren wederom erg levendig en daar hebben de huidige kerkvaders helemaal geen vat meer op. Ik heb het idee dat de mensen gebruiken wat ze het beste uitkomt en dat ze zich op wat voor gebied dan ook weinig meer voor laten schrijven door autoriteiten. Wat blijft is het geloof in wonderen en het onzichtbare. Voordat het christendom er was geloofde men in de sterren en planeten, daarna in de wonderen van Jezus en andere
heiligen en heden ten dage in allerlei, ook moderne, goeroes en new-age theorieën. Iedere tijd heeft zijn eigen wonderen en wonderdoeners. De kracht ervan is er niet minder om. De meeste mensen geloven wel ergens in ook al spreken ze het niet zo uit, omdat ze geen zin hebben om zich te laten bespotten door anderen. Ook mijn geloof hangt nog aan een zijden draadje. Ik ben jaloers op mensen die breeduit kunnen bidden en zo zeker zijn van het bestaan van God. Misschien ben ik nog te bang dat ik Hem ook weer kwijtraak. Dat is al een keer gebeurd. Mijn kleine kindergeloof bezit ik niet meer, maar zoek ik ook niet naar wonderen zo langs de camino? Waarom zou ik anders al die heiligenplaatsen, relikwieën en kerken bezoeken? Gisteren in de kathedraal, bij de Virgen Blanca, met de te grote Jezus op de te kleine schoot van zijn moeder, had ik mijn eigen privé religieuze ervaring die ik nauwelijks kan beschrijven. Ik voelde me verward en de tranen bleven maar stromen toen ik daar een tijdje in de kapel zat. Vandaag valt de boodschap ervan meer op zijn plaats en kan ik er niet meer omheen. Ik zal ook door de poort van vergiffenis moeten gaan. Net als vele andere pelgrims heb ik een schuld in te lossen. Door te aanvaarden dat ik schuld heb aan het verdriet van anderen en dat ik mensen tekort gedaan heb los ik er misschien een klein stukje van in. Schuld bekennen gaat niet zonder pijn maar het loutert wel. Het geeft vooral ruimte en maakt lichter. Ik vind het moeilijk en pijnlijk om mijn tekortkomingen onder ogen te zien.
All together (met zijn allen) León-Santiago de Compostela, 9 tot 23 juli
Villadangos del Paramo, zondag 9 juli. Volgens de oude godsdienst is iemand atheïst als hij niet in God gelooft. Volgens de nieuwe is iemand atheïst als hij niet in zichzelf gelooft. Vivekananda.
Toen we -Jean, Nelly en ik- vanmorgen om zeven uur vertrokken kwamen we diverse feestgangers in feestkledij tegen. Misschien waren ze van de bruiloft die ik gisteren had gadegeslagen. Men wees ons vriendelijk de weg van de camino. De hele nacht was er ook flamencomuziek te horen geweest in de straten. Feesten kunnen ze hier, dat had ik al in Burgos gemerkt. Het duurde wel even voor we, via de jakobsschelpen in het wegdek en langs het voormalige pelgrimshospitaal San Marcos, de stad uit waren. San Marcos is één van de grootste en mooiste Paradors van Spanje: een vijf sterren hotel. De enorme voorgevel is één van de meesterwerken van de Spaanse renaissancekunst en doet erg weelderig aan. Boven de hoofdingang prijkt Santiago als matamores hoog te paard. Er is tevens een provinciaal museum in gevestigd dat natuurlijk op deze vroege ochtenduren niet open was. De bijbehorende kerk met jakobsschelpen is ook te bezichtigen. Toen we de stad uit waren ging ik alleen verder. Het tempo van Nelly en Jean ligt iets lager dan het mijne. In de eerste koffiebar, na ongeveer twee uur lopen, in Virgen del Camino ontmoette ik Mary en Corinne weer. Ze waren al heel vroeg op pad gegaan. Mary liet me een foto in de krant zien van het bruiloftspaar van gisteren. De man was blijkbaar een beroemde basketballer. Ik liep een eindje met hen op het dorp uit en we probeerden de moderne kerk van de Virgen del Camino te bezoeken maar die werd afgesloten na de dienst die net gehouden was. De voorgevel is versierd met grote bronzen figuren: Maria en de apostelen. Het is een pinkstervoorstelling. Ook de deuren zijn van brons en de deur van de patroonheilige van León, San Frolan, wordt zo te zien veelvuldig door de bedevaartgangers aangeraakt. De heilige blinkt ervan. Jaarlijks vindt er hier een bedevaart plaats. In deze streek leeft men nog met God en de heiligen. De new age heeft hier vast nog geen voet aan de grond gekregen. Van atheïsme heeft men hier vast nog nooit gehoord en het in jezelf geloven zegt hen waarschijnlijk ook niets. Men heeft in deze soms onherbergzame streken God en elkaar waarschijnlijk hard genoeg nodig. Onze luxe denkwijzen kunnen de arme bewoners van
deze streek zich niet permitteren. God moet hier te vriend gehouden en geëerd worden. Dat doen ze dan ook gezamenlijk in de processie. Dat versterkt tevens hun saamhorigheidsgevoel.
Op deze plaats verscheen Maria aan een herder. De kathedraal in León is aan haar gewijd en het was daar dat ik mijn bijzondere ervaring had bij het Mariabeeld met de veel te grote Jezus op haar schoot, een piëta. Hij valt er bijna af en Maria kijkt ontzettend bedroefd en hulpeloos. Het leed is niet te verdragen en ze begrijpt er niets van terwijl ze van het begin af aan geweten heeft dat het een bijzonder kind was die kwam om de mensheid te redden. Dat maakte haar eigen persoonlijke verdriet er niet minder om. Het was haar zoon die ze los moest laten. Ik vraag me af of het symbolisch is dat hij bijna van haar schoot valt. Het betekent misschien dat ze het niet kan dragen. Moeten niet alle ouders hun kind vroeg of laat loslaten en hun eigen weg laten gaan? Als je kind dood gaat moet je het letterlijk loslaten en dat is altijd te vroeg. Een ouder hoort logischerwijs eerder dood te gaan dan zijn of haar kind, maar God heeft zo zijn eigen bedoelingen die voor mensen niet te begrijpen zijn. Een kind verliezen is een van de moeilijkste dingen die een mens in zijn leven kan overkomen en zelfs Maria, die uitverkoren was, kon het niet bevatten. Het feit dat Jezus naar zijn hemelse Vader terugging maakte haar gemis niet minder. Dat Maria zo aanbeden wordt door veel mensen komt
waarschijnlijk door haar menselijkheid. Ze symboliseert wat veel mensen voelen in de verhouding tot hun kind of tot hun eigen moeder. Het loslaten van je moeder en je eigen weg gaan is ook een pijnlijk proces. Ik kan zelf hevig terugverlangen naar het veilige gevoel dat ik had op de schoot van mijn moeder.
De weg was verder niet bijzonder spannend, een vrij recht stuk langs de N 120. Ik heb wel veel ooievaarsnesten gezien. Jean maakte foto’s van een nest waarin
twee identieke jongen stonden te wachten op hun ouders die waarschijnlijk op eten uit waren. Hij beloofde er eentje op te sturen naar mij omdat ik geen fototoestel heb. Vooral de kerktorens en masten zijn geliefd bij de ooievaars. De nesten hangen soms half op nogal wankele torentjes en steken mooi af tegen de blauwe lucht. Omdat de aangegeven etappe meer dan vijfendertig kilometer is besloot ik de route te splitsen en in de rustige refugio van Villadangos te blijven. Een makkie dus vandaag. De refugio zit in een oude school. De slaapcabines bevatten zes stapelbedden van drie boven elkaar die gelukkig niet allemaal bezet zijn. De refugio heeft een keuken, een grote eetkamer en een open haard. Dat moet wel gezellig zijn in de winter. Dan wil je hier vast niet meer weg. Er is geen hospitalero aanwezig. Rondom zijn gras en tuinstoelen om aangenaam te verpozen onder de klepperende ooievaars die hier in grote getale op de elektriciteitsmasten hangen. De jongen kregen vliegles vlak boven mijn hoofd en klepperden dat het een lieve lust was. Ik ontmoette een echtpaar uit Friesland en vond het prettig om weer eens even in het Nederlands bij te kletsen. Ze waren in maart uit Friesland vertrokken en over Vezelay gekomen. Ze hadden eerst een tent bij zich gehad en ze hadden het in het begin behoorlijk koud gehad. Later hadden ze de tent naar huis gestuurd vanwege het gewicht en omdat er in de refugio’s overnacht kon worden. Ze lopen nu ook minder kilometers dan in het begin. Ze hebben net als ik al minder haast gekregen om in Santiago aan te komen want dan is het afgelopen. Ze hadden ook moeite gehad met de overgang naar het massale na het alleen lopen. De contacten met diverse culturen vinden ze ook erg leuk. Ze hebben veel contact met twee Amerikanen, een vader en dochter. Met hen samen ging ik ook uit eten in een restaurantje in een wijnkelder. De afspraak was acht uur maar dat interpreteren Spanjaarden soms ruim. Een half uurtje wachten is niets. We begonnen al te veronderstellen dat ze helemaal niet meer open zouden gaan maar dat was gelukkig niet zo. Het was een familiebedrijfje dat een behoorlijk restaurantje runt en een houtgestookte oven
gebruikt. Waarschijnlijk een restaurantje met een streekfunctie want dit gehucht stelt niet veel voor. In dit nogal saaie dorp had ik dus een onverwacht gezellige avond, met goed eten, lekkere wijn en een geanimeerd gesprek over eetgewoonten, speciale gerechten, films, muziek en literatuur. Ik hou er een Amerikaanse versie van Harry Potter aan over die de Amerikanen al uit hebben. Al gelezen boeken meeslepen doet niemand dus worden ze doorgegeven of achtergelaten in de refugio. Zo heb ik weer wat te lezen voor de komende tijd. Het is mijn eerste kennismaking met Harry en zijn avonturen en ze boeien me meteen. Omdat mijn cabine verder niet bemenst is kan ik nog even doorlezen zonder iemand te storen. Ik heb genoeg licht van de badkamer en de buitenlamp. Een zaklicht heb ik niet. Dat was ook een van de dingen die uit mijn rugzak gingen omdat het te zwaar was en niet absoluut noodzakelijk.
Astorga, maandag 10 juli. Men vroeg de wijze ”Wien hebt ge meer lief, uw broeder of uw vriend?” De wijze antwoordde: ”Ik heb mijn broeder lief, als hij mijn vriend is geworden”. Oude Joodse wijsheid. Eindelijk weer eens een mooie wandeling. Niet rondom of langs asfaltwegen maar door bossen, graanvelden, wijnvelden en omgeploegde aarde. Soms inspannend, met korte stijgingen, maar veel afwisselender dan de laatste routes die ik gelopen heb. Daardoor leek het minder zwaar maar vandaag heb ik toch zo’n dertig kilometer gelopen. Vanochtend vielen er af en toe lichte regenbuitjes. Vanaf Orbigo klaarde het op maar waaide er een frisse wind. Overal op de route waren prachtige vergezichten te zien vanaf hoge uitzichtpunten. Er moet de komende dagen nog meer geklommen worden maar vandaag was het goed te doen. Er zat ook een vlakker stuk tussen: de hoogvlakte van de Paramo. In de verte zag je de Montes de León liggen. Vlak voor Astorga heb je een schitterend uitzicht op Astorga. De weg was goed gemarkeerd met stenen borden met jakobsschelpen
in geel en bauw.
Hospital de Orbigo was de eerste halte -koffie dus- na de start. Over een lange oude gerestaureerde brug kom je er aan. De Puente de Orbigo is verbonden met een verhaal van een ridder en zijn geliefde. Rondom de brug hield men toernooien en streed men vanwege een gelofte van de ridder. De halsketen van de ridder tooit het borstbeeld van Jacobus de Mindere in Santiago. Ieder jaar wordt het toernooi nagespeeld als toeristische attractie waarbij een groot aantal inwoners meedoet in middeleeuwse kledij. Bij de brug stond vroeger een groot hospitaal voor de pelgrims. Orbigo profiteert zo te zien nog steeds aardig van de Jacobusdevotie. Bussen toeristen worden uitgeladen en bevolken de vele souvenirwinkeltjes. Ze kopen wandelstokken, schelpen, hoeden en andere prullaria en er wordt geadverteerd met streekgerechten. De restaurantjes profiteren mee. Sommige toeristen laten zich rondrijden en anderen lopen een stukje van de route en worden ergens anders weer opgehaald. Sommigen beperken zich tot het fotograferen van de omgeving en schieten het liefst een plaatje met een echte pelgrim.
Op de hoogvlakte werd ik omsingeld door vier gigantische honden die me luidblaffend en grommend klem zetten tegen een boom. Ik durfde me niet te bewegen en bad tot God en Jacobus omdat er verder niemand in de buurt was die hulp kon bieden. Ik dacht even dat mijn laatste uur geslagen had en hoopte maar dat ze meteen mijn strot zouden doorbijten in plaats van met zijn vieren aan mijn ledematen te beginnen. Het leek me geen erg eervolle ondergang van een pelgrim. Een stok had ik (nog steeds) niet omdat die me teveel in de weg zit en bovendien had ik met één stok toch niet vier van zulk soort honden te lijf kunnen gaan. Ik had nog nooit zulke grote beesten gezien. Ze stonden hoog op hun poten en kwamen tot aan mijn borst. Ze bleken bij een schaapherder te horen die me er na enige bange minuten van verloste, met een sardonisch lachje.
Ik vond het een merkwaardig soort van humor en erg veel haast maakte hij niet hoewel hij de honden toch gehoord moet hebben. Ze reageerden trouwens niet op het terugfluiten en hij moest ze daadwerkelijk wegjagen. Mijn hart bonsde in mijn keel en toen ik een beetje uit de buurt van de kudde was moest ik gaan liggen om weer tot mezelf te komen. Misschien had de herder de pest aan de talloze pelgrims die hij al gezien moet hebben. De beesten worden blijkbaar getraind om de wolven te verjagen die in het Noorden nog rondlopen en hier vroeger ook voorkwamen. Later zag ik, soms aan de lijn, nog meer van dit soort honden liggen bij boerderijen en een schaapskooi. Het Nederlandse echtpaar dat ik ontmoet had, had een workshop over honden gevolgd bij de Orde van St. Jacob maar ze waren er banger vandaan gekomen dan ze er naartoe gegaan waren. Ze droegen wel een stok bij zich maar die hadden ze nog niet voor honden gebruikt. Het is de schrik van iedere pelgrim. Ik ben altijd al bang van honden geweest maar het overheerste mijn tocht niet. Ik zou ook nooit bedacht kunnen hebben dat vier van zulke grote beesten me te grazen zouden nemen. Zo’n fantasie heb ik gelukkig niet.
De tweede teleurstelling vandaag was de overvolle refugio in Astorga. Eerst moest ik wachten in de rij voor de refugio want er waren maar zesendertig plaatsen te vergeven. Als koeien werden we vervolgens naar binnen geleid. De stapelbedden hebben drie verdiepingen en er is nauwelijks plaats tussen de bedden. De matrassen zitten zo dicht op elkaar dat je er schuin tussen moet schuiven. Rechtop zitten gaat niet. De pelgrims worden steeds minder sociaal en houden weinig rekening met anderen. Er zijn groepen die een paar dagen lopen of alleen de laatste paar honderd kilometer. Ook de mobiele telefoontjes nemen toe en worden gebruikt om elkaar onderweg op de hoogte te houden of kwijtgeraakte fietsers weer terug te vinden. Je ziet soms mensen midden in het veld wild met hun armen staan zwaaien. Ze staan gewoon te bellen, maar Spanjaarden maken
veel geluid en spreken met hun hele lijf. Het ziet er wel komisch uit.
Nadat ik mijn rugzak op een bed gedropt had vluchtte ik de refugio uit. Op de stadsmuren uit de Romeinse tijd, die vlak achter de refugio staan, was het goed toeven in het park. Je hebt er een prachtig uitzicht. Ook in de stad zelf was het aangenaam verpozen. Het was alleen jammer dat het weer eens maandag was want alle kerken en musea waren dicht. Ik moest genoegen nemen met de buitenkant van de kathedraal en het typische paleis van Gaudi maar die vond ik ook al de moeite waard. Het Museo de los Caminos dat erin gehuisvest is zag ik dus niet vandaag. Er schijnt hier ook nog een chocolademuseum te zijn. Ik vermaakte me nogal op een bankje op het plein bij de kathedraal. Ik sloeg een fietser gade die een uur lang bezig was met zijn tasjes, hoesjes, mapjes etc, onderwijl bellend met een vriend die nog onderweg was op de fiets en die later ook arriveerde. Hij zette zich tenslotte neer op een bankje voor de kerk in zijn strakke felle fietspakje en stak een dikke sigaar op. Ook een manier van de camino doen. Op het plein lagen diverse jongeren uitgeput met hun hoofd op hun rugzak te slapen met hun schoenen uit. Verveeld rondlopende toeristen, die niet snappen dat alle prachtige gebouwen dicht zijn op maandag, bevolkten ook de stad. Ik zag de wonderlijkste taferelen waar de plaatselijke ouderen op hun bankjes commentaar op gaven. Daar kon ik de humor nog wel van inzien maar de overvolle refugio’s, het gedrang en het soms asociale gedrag van de toeristische wandelaars vragen meer van mijn tolerantievermogen. Even overwoog ik om maar ander onderdak te zoeken. Toen ik vanavond, ook mobiel, Joop vertelde dat ik het misschien niet vol zou houden reageerde hij geschrokken. Net nu ik er bijna was (nog ongeveer tien etappes!) dacht ik erover om te stoppen? Ik bedoelde natuurlijk niet dat ik de camino wilde beëindigen maar dat ik niet meer tegen de overvolle refugio’s kon. Ik moest er wel om lachen. Hij wil wel dat ik het ook haal na al die tijd. Hij wil natuurlijk in zijn eigen omgeving ook kunnen melden
dat ik het gehaald heb. Ook Jean en Nelly hebben een beetje genoeg van sommige medepelgrims en bivakkeren het grootste deel van de tijd achter de refugio in het park op de stadsmuren. Het is gelukkig mooi weer. De muziek van de ernaast liggende muziekschool klinkt er ook stukken beter dan in de refugio maar dat komt waarschijnlijk door de bedompte lucht en de drukte daar. De ramen zitten er bovendien potdicht zodat ik me afvraag of de Spanjaarden soms bang zijn voor frisse nachtlucht. Verspreid door de refugio hangt wasgoed
te drogen omdat er nergens waslijnen zijn. Op een bankje in het park maakte ik mijn maaltijd klaar. De vette tapas van vanmiddag -inktvis met alles erop en eraan, drijvend in scherpe olie- waren me slecht bevallen. Het biertje wat ik er achteraan dronk viel nog slechter. Misschien was het de, voor hier niet vreemde, combinatie van die twee. Ik hield het verder maar bij brood. De Amerikaan Richard blaast nu dierenballonnen voor de refugio voor de plaatselijke gehandicapten die zich er erg mee amuseren. Ik rek het hier wel tot precies tien uur en dan duik ik meteen mijn bed in zodat ik zo weinig mogelijk van mijn omgeving merk. Ik lig gelukkig vlak bij de deur zodat ik de weg naar de enige wc kan vinden vannacht. Dat zal trouwens nog niet meevallen want in het halletje ervoor liggen allemaal matrassen op de grond. Dat wordt weer polsstokspringen in het donker.
Het tekstje van vandaag is een beetje een vreemde eend in de bijt en stemt tot nadenken. Ik heb best wel veel vrienden die me trouw zijn en wie ik trouw ben. Vanavond vroeg Joop me om Eef en Pia te bellen in Leiden omdat ze al vele malen hadden geprobeerd om me te bellen of te sms’en. Dat was niet gelukt omdat ik mijn mobiel bijna nooit heb aanstaan en sms-berichtjes kan ik op de een of andere manier niet ontvangen. Ik maakte een uitzondering voor hen want ik heb tot nu toe bijna alleen mobiel contact met Joop gehad. Ik wil ook niet door iedereen gebeld worden. Ik ken Eef en Pia al uit Rotterdam, uit de tijd dat ik
nog geen twintig jaar was en ik pas een relatie met de vader van mijn eerste drie kinderen had. We volgen elkaars levens ook al zijn die soms heel verschillend en gaan ze met ups en downs. We tobben regelmatig gezamenlijk over de kinderen maar dat is niet ons enige bindmiddel. Voor mijn reis kwamen ze afscheid van me nemen en brachten twee pelgrimsboeken mee. Ze zijn heel warm en attent en ze bellen regelmatig naar Joop om te informeren. Ze volgen het allemaal nauwgezet. Het deed me goed Pia haar stem te horen, zo dichtbij. Het verzacht de nare ervaring die ik vandaag met de honden had. De geadopteerde dochter van de Belgische vrouw, die ik vanavond hier ontmoette, lijkt op Kamani, hun dochter. Die is ook heel donker. Het hebben van vrienden lijkt ongecompliceerder dan het hebben van familie. Aan familie zit je min of meer automatisch je hele leven vast. Vaak gaat dat gepaard met schuldgevoelens, jaloezie en spanningen. Met diverse familieleden had ik moeizame verhoudingen en je kunt je daar niet zo makkelijk van afmaken. Ik heb het gevoel dat je je ouders kiest voordat je op aarde komt en dat je broers, zussen en kinderen ook niet toevallig in je buurt zitten. Je vrienden kies je zelf of ze kiezen jou. Een vriendschap begint ooit een keer met het maken van een afspraak en dat groeit verder uit. Het leven met familie vind ik veel gecompliceerder. Je deelt zoveel en soms zo weinig lijkt het. Dat wordt misschien ook bedoeld met de tekst dat je broer eerst je vriend moet worden. Je hebt eerst wat uit te vechten voordat je er bewust voor kan kiezen om samen verder te gaan. Als je daar uitkomt is de relatie nog rijker dan die met een vriend, juist vanwege dat verleden en een gezamenlijke band of jeugd. Om me heen op de camino zie ik ook veel mensen tobben met hun ouders en kinderen. Het is iets wat onderweg regelmatig opduikt als gespreksonderwerp. Het ligt mensen na aan het hart maar ze worstelen er vaak mee, net zoals ik dat doe.
Rabanal del Camino, dinsdag 11 juli.
Zich omhoog werkend door oprechtheid, zelfverzaking en zelfbeheersing, bouwt de wijze zichzelf een eiland dat door de vloed niet overstroomd kan worden. Boeddha.
Vanmorgen was opnieuw iedereen weg toen ik wakker werd. De meesten staan ongelooflijk vroeg op. Het lawaai van plastic zakjes was weer oorverdovend, zelfs met mijn oordoppen in. Ik sliep nog een poosje nadat het weer rustig was geworden in de refugio. Onderweg kwam ik daardoor weinig pelgrims tegen. Ik maakte vandaag een prachtige wandeling van maar twintig kilometer. De aarde hier is rood en in het zonlicht kleurt hij prachtig. Het was nogal fris vanmorgen. Ik heb zelfs mijn regenjasje aangedaan voor de wind. In een barretje in Catalina de Somoza showde de oude eigenaar de fluit en de trommel van de traditionele feesten die hier nog gehouden worden. Aan de muren hingen allerlei foto’s van zijn familie en hij kwam ook nog met fotoboeken aan omdat Mary, die ik ingehaald had onderweg, er naar vroeg. Op een cassetterecorder draaide hij de traditionele muziek van hier. Nog niet zo lang geleden liep men hier nog in klederdracht. Het dorp dat nog geen vijftig inwoners telt is in zijn geheel langs de weg (sirga) gebouwd en de gevels van de huizen bestaan uit grote brokken steen. De Maragatos, zoals de inwoners van deze streek heten, vrolijkten de bruiloften en partijen op. Zo te zien op de foto’s van de herbergier maken ze nog steeds muziek. Na Catalina loopt het pad naar El Ganso, langs het met opgestapelde stenen ommuurde kerkhof. Dezelfde soort muurtjes zag ik in Ierland. Vroeger moeten hier ook een hospitaal en een klooster gestaan hebben. Er is ook een refugio. Deze zou waarschijnlijk een betere slaapkeus geweest zijn dan die in Astorga waar veel mensen starten die de camino in stukken verdeeld over een aantal jaren verspreiden. Ook de Belgische moeder en dochter zijn hier gestart voor de laatste etappe. Ze zijn met het vliegtuig naar Spanje gekomen en lopen voor het derde jaar samen.
Voor Rabanal del Camino was er een soort zigeunergedoetje waar op een bord reclame gemaakt werd voor vervoer van je bagage. Er stonden paarden bij de huifkar en een grote tipi. De vrouw verkocht sieraden en legde de Tarot. Er zijn
vast wel toeristen die graag gebruik maken van de mogelijkheid om hun rugzak te laten vervoeren. Rabanal is ingesteld op pelgrims en toeristen. Er zijn twee refugio’s en een restaurant. Er schijnt zelfs een hotel te zijn terwijl het toch maar een gehucht is. De refugio waar ik onderdak heb is van de Engelse Confraternity of St. James. Samen met de Benedictijnen worden de kerk, het klooster en de refugio nieuw leven ingeblazen. Een Engels echtpaar is er voor twee weken hospitalero. Ze zijn erg aardig en het is een vriendelijk aandoende refugio met een keuken en een bibliotheekje. De sfeer is erg goed. Ik slaap in de schuur die niet volgestouwd is met bedden. Ik lig in het bovenste bed van een stapelbed. Onder me ligt Corinne en naast me Mary. Ik voel me vandaag beter op mijn gemak dan gisteren maar dat komt waarschijnlijk voornamelijk doordat ik aangeslagen was door de honden. Vandaag liep ik een tijdje met Mary op en we hadden het over de honden. Ze kende de hondensoort mastiff en vond ze ook indrukwekkend. Het verhaal doet nu al de ronde dat ik een aanval van die beesten wonderwel heb overleefd. Ik ben even de held van de camino. De tamtam gaat blijkbaar snel. Spanjaarden vertelden me dat de honden inderdaad worden opgevoed om wolven aan te vallen. Gelukkig ben ik geen wolf maar toen ze om me heen stonden was ik er niet zo zeker van dat ze het niet op mensen gemunt hebben. Het voorval maakte me even angstig om alleen te lopen vandaag maar doordat ik me verslapen had hoefde ik daar niet over na te denken. Er was sowieso geen pelgrim meer te bekennen toen ik vanmorgen wegging. Gelukkig ben ik vandaag geen agressieve honden tegen gekomen.
Met Mary vergeleek ik onderweg het leven in Amerika met het leven in
Nederland. In feite zijn de verschillen niet zo groot als ik altijd dacht. Mary geeft Engelse les op een school met adolescenten. Er is een groot verschil tussen de zwarte scholen en privé-scholen. Ook in Nederland zie je die beweging ontstaan. De mensen die het kunnen betalen richten zelf scholen op of brengen hun kind in een andere wijk naar school. Veel meisjes worden vroeg zwanger op die scholen. Het is een statussymbool om een kind te hebben. De vrije tijd van kinderen is overgeorganiseerd. Dat zie je bij ons ook. Kinderen worden na schooltijd met de auto van de ene naar de andere bezigheid gereden. Mary groeide op het platteland op en zou daar liever wonen dan in de grote stad waar ze nu woont: Baltimore. Haar vader is nog niet zo lang geleden gestorven en haar moeder woont nu alleen op het platteland. Ze heeft een hond om zich te beschermen en ze zou daar niet durven blijven wonen als ze die hond niet had. Het is leuk om onderweg met deze en gene te praten ook al spreek ik mijn talen niet bepaald perfect. Die verschillende talen heb ik in ieder geval meegekregen in mijn opvoeding. Het maakt het communiceren met anderen mogelijk. Anders zou ik alleen in mijn eigen taal met mensen kunnen praten wat mijn contacten nogal zou beperken. In het begin moest ik steeds over een drempel heen om maar gewoon te kunnen praten zonder steeds over woorden na te denken. Voordat ik vertrok heb ik er zelfs over gedacht om woordenboekjes mee te nemen. Afgezien van het gewicht zou dat de communicatie alleen maar beperkt hebben. Je gaat niet iets opzoeken terwijl je met iemand praat. Tijdens het gesprek helpt de ander je de woorden te vinden of je maakt een beschrijving van het woord. Het gezelschap in de refugio is erg divers vandaag. Ik ben zoals zo vaak de enige Nederlander. Als ik geen enkele andere taal sprak zou ik met niemand contact hebben. Dat zou het wel erg eenzaam maken. Ik merk aan Jean en Nelly dat ze het erg jammer vinden dat ze alleen maar Frans spreken. Ze hebben elkaar maar missen het contact met anderen die geen Frans praten. Ze hebben zich voorgenomen om andere talen te gaan leren als ze thuis zijn.
Al met al ben ik vandaag een stuk positiever dan gisteren. Ik wist dat de camino druk zou zijn en dat het voor sommigen een soort kermisattractie is. Daar moet ik nu niet over zeuren. Dan had ik maar een andere route moeten lopen of in een andere tijd moeten gaan. Iedereen heeft recht op zijn eigen camino. De oprechtheid, de zelfverzaking en de zelfbeheersing uit de tekst van vandaag zijn me nog niet echt op het lijf geschreven. Ik zal nog hard moeten werken om die te bereiken. Vanavond ben ik naar de viering van San Benito (Benedictus) geweest in het oude kerkje tegenover de refugio. De monniken zongen prachtig, zonder enige instrumentale begeleiding. Ook de plaatselijke bevolking nam deel aan de dienst. De sfeer was erg goed en het gaf me kracht. Morgen gaat de tocht naar Cruz de Ferro waar ik mijn steentjes neer zal leggen. Door de drukte heb ik soms erg veel moeite om mijn spirituele gevoelens vast te houden maar de dienst bracht me daar weer dichter bij. Ik krijg al snel het gevoel dat ik op schoolreis ben tussen al die mensen. Er zijn niet veel pelgrims die naar de kerk gaan of naar de missen die speciaal voor de pelgrims worden gehouden. Veel Spanjaarden lijken alleen een sportieve missie te hebben. Ik denk dat dat vroeger toch anders was ook al had iedereen zo zijn of haar eigen redenen. Van Mary, Corinne, Jean en Nelly weet ik dat ze wel uit spirituele overwegingen lopen. Corinne worstelt met het door haar ouders meegegeven geloof en is soms wars van alle katholieke opsmuk. Ze heeft het gevoel dat ze moet kiezen tussen Boeddha en God. Ik vertaal het tekstje van Boeddha van vandaag voor haar en zeg haar dat het niet wezenlijk verschilt met wat Christus predikte. Ik zeg dat ze naar mijn idee helemaal niet hoeft te kiezen omdat je best twee verlichte mensen kunt dienen. Het feit dat ze denkt dat ze moet kiezen komt door haar opvoeding. Ik overdenk de botsingen die ik met Reineke had en het feit dat ik voor haar wilde bepalen wat
haar weg is. Dat kan ze uiteindelijk alleen maar zelf bepalen maar het is moeilijk
om dat los te laten als ouder. Je denkt dat jij degene bent die de weg voor je kind uit moet stippelen maar je kunt ze alleen maar begeleiden. Zolang je verwachtingen hebt blijft het botsen. Corinne is even oud als Reineke. Ik wisselde met Mary en Corinne uit wat we morgen op de berg bij Cruz de Ferro zullen leggen. Het maakt ons erg emotioneel maar het geeft troost om die gevoelens te delen.
Molinaseca, woensdag 12 juli. Wie geloof heeft, heeft alles; en wie het niet heeft, die ontbreekt alles. Ramakrishna.
De hele weg naar het Cruz de Ferro, ongeveer twee uur lang, heb ik zo’n beetje lopen huilen. Mijn leven kwam in flarden voorbij. Het leek zoiets als wat mensen vertellen die oog in oog met de dood staan en in korte tijd hun hele leven beleven. Vannacht droomde ik van een groot feest. Iedereen zat aan een sfeervolle tafel met veel eten en drinken. Ik ontmoette op dat feest mijn eerste vriendje die er nog hetzelfde uitzag. Hij omhelsde me even en we wisten zonder iets te zeggen dat ons leven zo goed verlopen was. Er was geen sprake van verkeerde keuzes. Het is zoals het is. Je doet het met wat je hebt en meegemaakt hebt. We hebben ieder onze eigen rugzak maar toch is er die versmelting van zielen. Het voelde goed. Misschien is dat de hemel, zo zonder verschillen tussen mannen en vrouwen, zonder strijd. Ome Jo was altijd benieuwd hoe het zou zijn daarboven. Hij vroeg zich af of hij mijn moeder en zijn eerste vrouw allebei tegen zou komen en hoe dat zou gaan. De droom gaf me in ieder geval een goed gevoel om mee op stap te gaan. Ik was weer zo’n beetje de laatste die wegging. Alleen Richard, de Amerikaan, die gisteren laat aangekomen was, stond nog te praten met iemand. Ik bracht hem de slippers die hij onder zijn bed had laten staan en hij maakte zijn gebruikelijke grappen.
De weg erheen is prachtig maar met een behoorlijke stijging tot bijna anderhalve
kilometer. Voor me zag ik Corinne lopen in haar eeuwige groene bloes. Ik liep heel rustig om niet tussen andere wandelaars terecht te komen die ik zo hier en daar zag lopen op de lange pas naar boven. In Foncebadon, een volledig verlaten en vervallen dorp, werd ik weer aangevallen door een hond. Deze keer was het een herdershond die in mijn broekspijpen beet en grommend en blaffend om me heen bleef lopen. Ik bleef rustig doorlopen, bad en sprak mezelf toe dat ik niet bang moest zijn en dat het wel voorbij zou gaan. Niets duurt tenslotte eeuwig op aarde. Na verloop van tijd haakte de hond gelukkig af. Ik vroeg me af waarom dit voor de tweede keer in één week gebeurde. Ik denk dat het is omdat ik tegen mensen gezegd heb dat ik zulke honden haat en ook de mensen die zulke honden hebben. Mary heeft me uitgelegd dat haar moeder een hond heeft om haar te beschermen in de bush. Ik zal mijn excuses aan haar aanbieden. Honden zijn van nature geen rotbeesten. Ze worden zo gemaakt om mensen te beschermen of ze worden verwaarloosd zoals de hond bij Foncebadon die daar in zijn eentje rondloopt en bang is voor mij, maar mij met veel misbaar probeert bang te maken. Hij rook mijn angst en waarschijnlijk ook mijn aversie. Misschien heb ik geen last meer van ze als ik van ze leer houden en hen vriendelijk toespreek. Dat ik in zo’n korte tijd met verschillende honden geconfronteerd wordt is geen toeval. Ik moet er iets mee. Mensen zijn van nature ook niet slecht. Uit angst of miskenning worden het vaak ook vreemde en agressieve schepsels. Ik denk dat de agressie dient om hun eigen angst en gevoel eronder te houden. Zo heeft God de mens ook nooit bedoeld. De hond was het enige teken van leven op die naargeestige plek. Misschien was hij er achtergelaten door zijn baasje. Vroeger was het een belangrijke pleisterplaats voor de pelgrims. Er stonden een klooster, een kerk en een herberg en ooit werd er zelfs een Concilie gehouden. Het dorp staat in schril contrast met de prachtige omgeving.
Vlak voor Cruz de Ferro zocht ik een stille plek uit om te bidden omdat ik
vermoedde dat het bij het kruis bepaald niet stil zou zijn. Het is een highlight op de camino en voor sommigen zelfs een eindpunt. In veel boeken over Santiago zie je het kruis met de berg stenen afgebeeld. Veel mensen laten zich op de berg fotograferen. Ik bad met de verschillende steentjes die ik al die tijd gekoesterd had, voor me uitgestald en stond even stil bij elk steentje. Ik voelde een grote dankbaarheid, ook jegens de mensen waarvoor ik ze meegenomen had. Ook het schelpje van Dini, dat diende om het boze oog te bezweren of een oogje in het zeil te houden, ging op de berg. Het heeft zijn dienst gedaan. Ik bad voor hen allemaal en voor mezelf. Toen ik bij het Cruz aankwam was het redelijk rustig. Corinne zat mediterend in de buurt van de berg en er waren een groepje Spanjaarden en een groepje fietsers die elkaar om beurten fotografeerden, precies zoals ik me het voorgesteld had. De jonge Spanjaarden, die hun bagage laten vervoeren en in snelle wandelpakjes lopen, haalden de briefjes die in de houten paal zijn gestoken eruit en lazen ze aan elkaar voor. Ik vond het nogal gênant om een ander zijn intiemste gedachten zo uit te stallen. Ze bleven redelijk luidruchtig onder aan de berg zitten bij het kleine kapelletje. Ik nam mijn kleinoden mee naar boven terwijl de tranen bleven stromen. Ik kon mijn emoties niet bedwingen en het kon me ook niets meer schelen. Ik knielde op de enorme berg en bad gewoon temidden van het geschreeuw. Waar zou ik mij nog voor schamen na al die kilometers en al die emoties? Toen ik Corinne even later ontmoette omhelsden we elkaar even en hielden we elkaar een tijdje vast zonder te
praten. Het was goed zo. Iedereen heeft zo zijn eigen gevoelens bij het kruis. Ik kan me niet voorstellen dat mensen die energie niet voelen ook al lijken ze soms zo oppervlakkig aan de buitenkant. In de refugio van Manjarin haalde ik een stempel. Dezelfde Spanjaarden van de briefjes bekeken met ontzag mijn pas en vroegen waar ik vandaan kwam. Ze kregen daardoor vast een ander beeld van mij en mijn emoties op de berg waar ze op dat moment misschien niets van gesnapt
hadden. In de refugio, waar je gratis koffie kreeg, kocht ik een speldje voor mijn petje uit Peru, een rood Santiagokruisje. Misschien wat kinderachtig maar ik ben van het kruisje dat je overal ziet gaan houden. Het stempel is ook een kruis op de berg. Bij de refugio staan zelfgemaakte bordjes met plaatsnamen en afstanden: Rome 2475 km, Jeruzalem 5000 km, Santiago 222 km. Het einde komt in zicht.
Na de herberg loopt de weg nog een tijdje naar boven en daarna is het één lange afdaling. Het stuk voor El Acebo is redelijk steil waardoor mijn knieën af en toe bibberden. Mijn linkerknie kreeg het weer zwaar te verduren. Onderweg naar beneden kwam me een groep jongeren tegemoet die behoorlijk verspreid was. Voorop liep een aantal sportieve knullen en de laatste, meer dan een uur later, was een dikkig jongetje die het zo te zien helemaal gehad had. Ik had met hem te doen. Hij werd ook vast gepest. Daar tussenin liepen kleine groepjes geintjes te maken. Twee jonge meisjes, nog bijna beneden, vroegen me hoe ver het nog was naar boven. ”Mucho kilometros, mucho lejos”. Ver dus, nog zeker twee uur voor hen. Bij mijn antwoord zakten ze bijna ter plekke in elkaar en zuchtten diep. Ze sjokten verder, steeds naar boven blikkend en stonden vaak stil. In hun tempo zouden ze er wel eens drie uur over kunnen doen. De bijna laatste was een jongen met een grote draagbare radio die op volle sterkte popmuziek liet horen. Het leek me niet echt handig lopen met zo’n extra vracht. Misschien kon de muziek hem oppeppen want dat leek hij wel nodig te hebben. Ik vermoedde dat het een jeugdsoos of iets dergelijks was of een schoolklas die wat van hun cultuurgoed proefde. Ze zullen de klim niet gauw vergeten. Ik vroeg me af waar ze zouden overnachten en of ze het hele traject moesten lopen dat ik deze dag ook deed. Meer dan zesentwintig kilometer lopen valt niet mee als je niet getraind bent, ook al ben je nog jong. Bovendien is het een hele dag klimmen en dalen. In El Acebo was gelukkig een pomp waar ik me even kon verfrissen. Het was intussen behoorlijk warm geworden. Mijn voeten hield ik een tijdje in de bak
water. De rest van de dag liep ik op mijn sandalen omdat mijn voeten aardig warm waren geworden. El Acebo is een merkwaardig dorp met smalle straatjes en ver naar voren stekende houten balkonnetjes. Aan het eind van het dorp zag ik het monument voor een in 1988 omgekomen Duitse fietser: een metalen fiets, een kruis met hoed en waterbuidel. Ik had het al eerder op een plaatje gezien maar het raakt je veel meer als je het in het echt ziet en weet dat het echt gebeurd is. Ik ben dankbaar dat ik Cruz de Ferro vandaag heb gehaald maar je weet nooit of het eindpunt ook voor jou is weggelegd. De mensen die een monument krijgen zijn niet de enige dooien die op de camino vallen, om dan nog maar niet te spreken over de mensen die af moeten haken vanwege lichamelijke blessures of geestelijke uitputting. Ik kan me nu ook iets meer voorstellen bij het laten vervoeren van de mochillas (rugzakken). Voor ongetrainde en niet zo sterke wandelaars of voor mensen die alleen maar voor de fun lopen is het een uitkomst. Vandaag zag ik veel mensen die ik nog niet eerder gezien had waaronder veel Spanjaarden. Ze lopen dit traject waarschijnlijk omdat het een mooi en uitdagend stuk is. Bovendien is het bereiken van het Cruz de Ferro voor velen een toeristisch uitstapje. Ook automobilisten bezoeken het kruis.
Omdat ik vanmiddag nog een tijdje gepauzeerd had in El Acebo was ik redelijk laat in de refugio. Ik heb een plekje onder het afdak buiten waar ze stapelbedden hebben neergezet. Weer eens wat anders. Om te plassen zal ik vannacht het veld in moeten want de wc binnen is slecht te bereiken doordat de matrassen, ook in de gangpaden, precies tegen elkaar aan liggen. Het is gelukkig niet koud en ik heb mijn slaapzak. In de refugio, net even buiten de stad, kwam ik het Friese echtpaar weer tegen en nog wat andere bekenden. Het was goed toeven op het terras en ze verkochten bier. Na het douchen liep ik ’s avonds het dorp in voor de gebruikelijke pelgrimsmaaltijd. Dit keer was er alleen het vel van een forel. Visvlees was nauwelijks meer te ontdekken. Te lang onder de gril gelegen. Bij de
brug zwommen kinderen en de plaatselijke bevolking zat weer uitgebreid op het plein en de terrassen. Het was een gezellige drukte. Hoewel het een redelijk zware tocht was vandaag voel ik me toch nog redelijk fit. Dat is misschien ook omdat ik opgelucht ben dat ik in ieder geval het Cruz de Ferro heb gehaald en dat ik de steentjes daar achter heb gelaten. Het is meer de symbolische druk die ik kwijt ben dan het echte gewicht. Ik liep ook voor de mensen van de steentjes en zij hielpen mij niet alleen om te lopen maar ook om door de moeilijke momenten heen te komen. Ik zal in ieder geval voor die mensen ansichtkaarten kopen van het kruis en hen schrijven dat ik het gehaald heb. Het steentjes leggen is oorspronkelijk een heidens gebruik en stamt niet uit de christelijke traditie. Maar christelijk of niet, het heeft voor veel mensen een speciale betekenis. Ik ben steeds sterker gaan voelen dat ik kracht van God en de Kosmos krijg voor mijn onderneming en dat ik begeleiding heb. De energie die ik krijg komt misschien uit dezelfde bron als de energie die ik van mijn geliefden, vrienden en collega’s meekreeg; Support met een grote en support met een kleine s. Zonder al die support zou ik het niet gered hebben.
Cacabelos, donderdag 13 juli. Godsdiensten verschillen van elkaar, maar er is maar één enige God. God is als het water dat de verschillende vaten vult; in elk vat neemt de visie op God de vorm van het vat aan. Maar Hij is de Ene. Vivekananda.
Wat een wonderlijke dag vandaag! En dat na een nacht onder de sterrenhemel met een bijna volle maan. Ik lag een paar uur wakker tussen andere pelgrims van allerlei nationaliteiten broederlijk op een rijtje onder het afdak van de refugio. Naar Ponferrada was het ongeveer twee uur klimmen. De stad is genoemd naar de brug over de Sil, de pons ferrata (de ijzeren brug) die dateert uit de elfde eeuw toen er door de bisschop opdracht werd gegeven om bruggen te bouwen
voor de pelgrims naar Santiago. Indrukwekkend is het zicht op de citadel van de Tempeliers, na het passeren van de brug over de Boeza. Ik besloot om eerst de stad te bezichtigen en dronk koffie op een terras. Daar raakte ik in gesprek met een alternatieve Engelse jongeman met een bloot bovenlijf met vestje, kettingen en armbandjes, een tatoeage en een klein vloerkleedje als matje. Ik zat meer dan een uur met hem te praten. Hij had in Engeland een stuk van de camino gelopen, langs eeuwenoude paden met menhirs en ruïnes van tempels. Daarna was hij overgestoken en in Madrid bij vrienden geweest. Van Madrid was hij naar Santiago gelopen en nu liep hij de camino Frances in tegenovergestelde richting. Hij verzekerde mij dat ik nog mooie stukken zou tegenkomen toen ik hem vertelde dat de etappes die ik de laatste dagen had gelopen erg mooi waren. Hij voorziet in zijn onderhoud door fluit te spelen en onderweg af en toe klusjes te doen. Van de in de refugio’s achtergelaten restjes eten kan hij meestal zijn maaltijd bereiden. Als we over het meezeulen van angst in je eigen rugzak praten vertelt hij een verhaal over een Spaans woordenboek dat hij van een meisje kreeg. Het was eigenlijk veel te zwaar en te dik om mee te nemen, maar het was van haar laatste geld en nu durfde hij het niet weg te doen. Als afscheid schreef hij op een velletje papier een gedicht voor me op van Rumi, een Perzische mysticus uit de dertiende eeuw waar ik al meer verzen van gelezen had. Marieke bracht voor ons uit Australië een cd mee met gedichten van Rumi, bewerkt door Deepak Chopra en begeleid door diverse muzikanten. Van Erica kreeg ik voor mijn vijftigste verjaardag een gedichtenbundel. In de Voorde, de levensschool waar ze werkt, gebruiken ze de teksten van Rumi vaak in de programma’s die ze bieden. Zodoende was ik, terwijl ik hier met een wildvreemde Engelse jongen zat te praten alsof ik hem al jaren kende, opeens weer dicht bij huis. Het ontroerde me erg en de jongen deed me erg aan mijn eigen kinderen en hun vriendenkring denken. Het is een bont gezelschap, liefdevol en tolerant ten opzichte van elkaar en andere culturen. Ze zijn veelal alternatief, niet van het type dat voor goede
cijfers en carrière gaat, maar wel kleurrijk en zoekend naar diepere waarden. Soms lijken ze niet helemaal van deze wereld en ze voelen zich vaak niet thuis in deze maatschappij die het materialisme hoog in het vaandel heeft. Dat maakte mijn carrière als ouder niet altijd makkelijk omdat ik toch probeerde ze te stimuleren hun scholen af te maken en diploma’s te halen. Ik leer nu, onderweg zijnd, los te laten en te leren waar ik zelf echt (nog) voor wil gaan. Dat is ook waarom ik op pad ging. Het is hun leven en zij maken hun eigen keuzes. Mijn opvoedwerk is klaar. Ik denk dat ik ze voldoende bagage mee heb gegeven. Nu moeten ze het verder zelf doen. Ik heb er alle vertrouwen in. Het geeft mij ook een stuk rust. Vooral de laatste jaren worstelde ik met de waarden van het leven en het aanpassen aan de maatschappij. Er moet denk ik een mix van zijn. Je kunt ook niet helemaal los van de maatschappij functioneren. Ze moeten hun eigen ding leren doen in deze maatschappij maar daar worstelen ze mee. Hoe meer druk ik uitoefende hoe meer weerstand ze gaven. Ze moeten hun eigen doel nog vinden en dat kost tijd. Dat moet ik niet willen forceren. Ze moeten ook een tijdje kunnen dolen. Het zijn prachtige kinderen. Ze zijn goed zoals ze zijn. Ik heb daar niets meer aan toe te voegen. Ik heb ze geleerd hoe de maatschappij functioneert en welke regels er heersen. Daar kunnen ze mee omgaan en daar maak ik me geen zorgen meer over.
’Love is the Alchemy of the East, Like the clouds it is pregnant with a thousand volts of lightning. Deep within me moves the ocean of his Splendour And all creation springs from it. The one has come to turn your heart into a temple of fire. Your essence is gold hidden in dust. To reveal its splendow You need to burn in the fire of love’. Rumi.
Toen ik hem mijn ervaring met de honden vertelde zei hij dat zijn eigen hond in Engeland door zo’n hond te pakken was genomen en dat die hem niet meer los had gelaten. Hij had hem uiteindelijk ontzet met water maar hij was zo verwond dat hij nooit meer echt gezond was geworden. Water schijnt het enige middel te zijn om dat soort honden schrik aan te jagen. Als ik dat had geweten had ik mijn waterfles op hen leeg gekieperd. Het is een oud hondenras dat speciaal afgericht is op het aanvallen van wolven en beren. Het bezorgde me opnieuw kippenvel. Ik was blij dat ik dat op dat moment allemaal niet wist, anders was ik misschien wel aan een hartaanval gestorven van de schrik. Ik heb intussen mijn excuses
aangeboden aan Mary omdat ik zo lelijk had gedaan over honden en hun bezitters. De essentie van mijn excuus zal haar ontgaan zijn maar het kostte me moeite om het te zeggen. Ik hoop dat het me verlost van mijn angst want in mijn hoofd ben ik er al dagen mee bezig.
We omhelsden elkaar hartelijk en gingen ieder ons weegs. Hij zal iedere dag een stukje verder verwijderd zijn van Santiago en ik zal er elke dag een stukje dichterbij zijn. Iedere keer verbaast het me weer dat je in zo’n korte tijd zo intiem met iemand kunt worden en dat leeftijd, uiterlijk of nationaliteit er niets toe doen. Het zijn ontmoetingen direct op zielsniveau. Ik bezocht de kerk en het museum. Daar werd onder andere een film vertoond van deze streek. El Bierzo heeft een gevarieerd en vruchtbaar landschap. In de Medulas werden de goudmijnen geëxploiteerd. Het museum is mooi gesitueerd in een oude gevangenis en het materiaal is netjes verzorgd tentoongesteld. De culturele en religieuze aspecten zijn mooi met elkaar verweven tot uitdrukking gebracht. Er moeten vroeger veel kloosters in deze streek gestaan hebben De receptioniste was erg aardig en wilde
wel op mijn rugzak letten terwijl ik rondkeek. Ze was verrast door het compliment dat ik gaf over het museum. Soms kunnen kleine dingen je zo gelukkig maken onderweg. Het is het soort gevoel dat je lichter doet lijken. En dat is mooi meegenomen als je met een rugzak loopt. In de stad kwam ik Corinne en Mary afzonderlijk tegen. Ze lopen weer even apart van elkaar. Het ziet er naar uit dat zij op de camino een constante factor blijven voor mij. Toen ik net buiten de stad, met het zicht op de bergen, onder de bomen, mijn bruine boterhammen met streekworst zat te eten, voelde ik me volmaakt gelukkig.
Doordat ik lang in de stad was blijven hangen kon ik in de stekende middaghitte bijna niet meer vooruit. Er was bovendien weinig schaduw onderweg. Onder het afdak van een oude kerk, die jammer genoeg niet open was, lag ik een tijdje te rusten op een stenen bank. Om een uur of vijf ging ik pas weer op pad maar het zweet bleef in straaltjes van mijn lijf gutsen. Van het gratis wijnproeven bij een of ander wijnhuis maakte ik maar geen gebruik. Het zou wel eens naar mijn benen kunnen zakken. Ik haalde Mary een kilometer of vijf voor Cacabelos in en ik bleef bij haar lopen tot aan de refugio. Mijn tempo lag vanmiddag niet zo hoog en een beetje aanspraak maakte het lopen lichter. Mary had ook last van de warmte. Tegen acht uur waren we pas bij de refugio die dermate bedompt en vol was dat we onze matrassen naar buiten sleepten om onder de blote hemel te gaan slapen. De Engelse hospitalero had er geen bezwaar tegen. We liggen vannacht samen met een aardig jong Frans stel, achter de refugio op het gras. Ik kwam hen al eerder tegen. Ze koken iedere avond uitgebreid met zijn tweeën. Mary ging nog zwemmen in de rivier maar daar had ik geen puf meer voor. Ik kocht eten in de plaatselijke supermarkt en maakte mijn eigen maaltijd klaar in het keukentje van de refugio. Zoals gewoonlijk was het veel te veel maar er zijn altijd liefhebbers in de buurt. Het is volle maan en de sterrenhemel is indrukwekkend. Het enige minpunt is een stel Spaanse toeristenpelgrims die rokend en
drinkend in de refugio zitten terwijl hun hondje de pelgrims wakker houdt. Ik had ze nog niet eerder gezien. Misschien lopen ze maar één etappe en beginnen ze hier. Ze zijn duidelijk nog niet moe. Bij het licht van de maan kan ik mijn dagboeknotities maken.
Vega de Valcares, vrijdag 14 juli. De wijze mens verandert zelfs in de ellende niet; de gewone mens wordt woedend. Kong Fu Tse.
Vanwege de hitte ben ik deze morgen vroeg vertrokken. Daardoor was ik al vroeg in Villafranca del Bierzo. Ik mocht blij zijn dat ik er al koffie kon krijgen want allerlei bezienswaardigheden waren nog dicht. Dat was jammer want het is een mooi stadje. Tot overmaat van ramp moest ik ook nog zo’n twaalf kilometer over asfalt lopen aan de buitenkant van de vangrail, waar nauwelijks plaats was. Erboven was men nog een weg aan het aanleggen waardoor ik veel last van vrachtauto’s, stof en gruis had. Af en toe werd ik bijna van de weg geblazen. Mijn nieuwe witte T-shirt ziet nu grijs van het stof. Ik liep met mijn doek voor mijn mond om niet te stikken in het betonstof. Ik had niet moeten luisteren naar de mensen die adviseerden om de route door de bergen niet te nemen omdat die te zwaar zou zijn. Er was weer wel een mogelijkheid om je bagage te laten brengen zodat je met een dagrugzakje kon lopen. Dat werd ook geadviseerd in sommige gidsjes. Het was allemaal mijn eigen schuld dus. Ik ben al een beetje wijs geworden door niet boos te worden. Dat is mijn enige troost. Ik heb geleerd dat het boos worden totaal niets oplevert. Het is alleen maar energieverspilling. Boos worden op jezelf lucht ook totaal niet op. Spijt heb ik wel, vooral omdat ik op anderen ben afgegaan en niet mijn eigen ding gedaan heb. Het spijt me dat ik niet gewoon de camino duro (zware weg) heb genomen omdat mijn weg nu zwaar was vanwege het verkeer, het stof en het asfalt. Vega de Valcarve is ook al
niet bepaald inspirerend. De plaats ligt ingeklemd tussen de bergen en bestaat hoofdzakelijk uit een asfaltweg met huizen en horeca. Zo te zien bieden de pelgrims hier de enige afleiding en zijn zij er de oorzaak van dat het stadje niet helemaal ter ziele is gegaan. Zelfs de huizen zijn lelijk. De pilaren van de nieuwe snelweg staan verspreid door de plaats. De nieuwe weg moet dwars door de prachtige natuur, en dan staan er ook nog bordjes dat je de natuur moet respecteren.
In een bar sloeg ik enige biertjes achterover. Ik zag er het gebruikelijke beeld van macho mannen van middelbare leeftijd die hun broek ophijsen als er een vrouw binnenkomt. De tv knetterhard met een stierengevecht. De rest van de tijd bracht ik door voor de refugio en ik waste wat kleren die na ongeveer een uur droog waren. Gustave had met een aantal jonge Spaanse meiden, die maar een gedeelte lopen, de zware route genomen maar hij zei dat het nogal meeviel met de zwaarte. Sterker nog, hij was erg enthousiast over de schoonheid van de route terwijl hij toch bepaald geen atleet is, ook al is hij een stuk slanker geworden en kan hij heel wat meer aan dan in het begin. Hij gedroeg zich als een ware leider. Een van de meisjes, die niet erg getraind waren, was met een blessure afgevoerd naar een hulppost. Daardoor was het allemaal wat dramatischer geworden. Hij was blij dat hij me in deze refugio trof. Hij zei me dat hij het gevoel kreeg dat hij thuiskwam als hij mij zag. Ik deed hem aan zijn moeder denken. Hij is nog steeds vrolijk en enthousiast, heel anders dan in het begin. Ik sprak een tijdje in het Engels met een vrouw van mijn leeftijd. Ze ligt in het bed naast me en ze zat na het douchen haar voeten in te tapen. Die zagen er niet zo goed uit. Na een tijdje bleek dat ze Nederlandse was. Ze woont al lang in Frankrijk en is weduwe van een Franse man. Ze loopt de route vanaf Arles in gedeelten. Sommige stukken deed ze met vervoer. Het was wel komisch dat we eerst een tijdje in het Engels met elkaar spraken en toen ineens verder gingen in het Nederlands. Ik had haar met anderen alleen maar Frans horen praten en ik wist niet beter dan
dat ze een Française was. Zo klonk ze ook voor mij maar voor een echte Fransman waarschijnlijk niet. Je blijft toch altijd een accent hebben.
O Cebreiro, zaterdag 15 juli. Men moet geloven in dat wat nog niet is, opdat het zal zijn. Elisabeth Haich.
En zo schiep God de wereld. Dat is het gevoel dat me vandaag vergezelde. Na een klein dorpje onder aan de berg met een helder stromende rivier begon de stijging door het bos. Na een behoorlijke klim van een paar uur zat ik te genieten van het uitzicht in een weilandje en at mijn overgebleven tonijntaart van gisteren. Het maakte veel goed na gisteren. Ik had dan ook besloten breeduit van de wandeling te genieten. Die was niet lang vandaag maar wel heftig. Het weer is nog steeds prachtig. Op het land zag ik hele families werken. Ze doen hier nog zo’n beetje alles met de hand met kleine ploegjes achter een os. Gisteren zag ik ook karren met houten wielen die door een os getrokken werden. Ze reden midden door het dorp. Het hooi werd er met de hand opgeladen en naar de schuren gebracht. Moderne boeren vervoerden het hooi in hun auto, achter in de kofferbak. Het lijkt of de tijd hier stil heeft gestaan. De mensen zijn erg vriendelijk. De plaatselijke kroegjes doen ook dienst als winkel. Ze verkopen tabak, postzegels, etenswaren (o.a. zelf gebakken taarten) en spullen voor de huishouding. Hoewel je hier de borden naar Santiago nauwelijks meer kan missen, wijzen de mensen je toch de weg. Zo nemen ze ook deel aan de camino. Hoeveel duizenden pelgrims zouden ze al gedag gezegd hebben? Vandaag heb ik Galicië bereikt, vlak voor O Cebreiro. De grenspaal gaf het aantal kilometers aan, honderdtweeënvijftig en een halve kilometer precies. Daarvoor lag het gehucht Laguna, op een hoogte van twaalfhonderd meter. In de winter zal het behoorlijk geïsoleerd zijn, maar het zag er nu idyllisch uit. Veel inwoners zal het niet tellen.
De prachtige wandeling en het mooie landschap gaven me ruimschoots de tijd om mijn toekomstige leven eens wat nader te bezien. De tekst sluit daar mooi bij aan. Je moet geloven in de dingen die je wilt en dan komt de rest vanzelf. Soms laat ik me te veel leiden door de mensen om me heen. Ik zou best een soort gasthuis willen runnen voor mensen die even op adem willen komen en die andere dingen zoeken dan geld en carrière. Joop schrikt altijd als ik weer eens wilde plannen heb. Op de mededeling dat ik naar Santiago wilde lopen reageerde hij in eerste instantie afwerend en boos met de vraag of ik niet eens iets gewoons kon doen. Eerst moest ik naar Peru, waar ik zo ziek was geweest en nu weer dit. Mijn vijftigste verjaardag had ik ook al zo vreemd gevierd door dat op mijn verwekdag te doen. Het is allemaal niet bepaald zijn cup of tea. ’Doe maar gewoon’ is zijn motto. Hij vindt dat je vooral jezelf niet in de picture moet zetten en niet te veel moet willen opvallen. Hij draait meestal wel bij maar dat heeft wat tijd nodig. Als hij eenmaal om is staat hij er ook achter. Hij heeft moeten wennen aan mijn carrièrewens. Naast mijn gezin wilde ik wel erg veel. Op mijn studie reageerde hij ook niet al te enthousiast. Het was bijna een breekpunt in onze relatie. Maar toen de functie van chef vrijkwam in Goes stimuleerde hij me om te solliciteren. Voor mij hoefde het toen niet meer, wat hij weer niet begreep en niet kon rijmen met mijn ambitie. Ik wil nog andere dingen in mijn leven. Ik wil minder werken en wat meer spirituele dingen gaan doen ook al is het me nog niet duidelijk wat en hoe. Soms denk ik er over om mijn werk op te zeggen. Ik geloof in mijn werk maar ik baal van al het gedoe eromheen, de machtsstrijd van al die kleine baasjes. Ik had dan ook deze time-out nodig om de zaken op een rijtje te zetten. Ik heb nu de tijd om me af te vragen wat ik eigenlijk zelf wil en wat ik ooit wilde als kind, voordat mijn leven zich vulde met verantwoordelijkheden. De kinderen bepaalden mijn armslag. Ik heb nu weer de kans om te kiezen maar dat beangstigt me ook. Ik moet de oude patronen loslaten. Ik denk dat Joop niet altijd ziet dat mij dat ook moeite kost. Misschien laat ik mijn
onzekerheid niet zien en spiegelt hij dat op zijn eigen manier. Het geeft in ieder
geval vaak heftige reacties maar het kan blijkbaar niet anders. Ik weet ook dat hij me volgt. Hij is er uiteindelijk wel voor me en staat achter mijn plannen. Ik wil in ieder geval iets met Tineke op gaan zetten op haar boerderij. Mijn collega’s pesten me regelmatig en vragen hoe het met de zorgboerderij gaat. Het blijft voorlopig even bij plannen. Men moet geloven in wat nog niet is, opdat het zal zijn. Dat is de formule hoewel mijn geloof niet altijd even sterk is. Ik heb ook in mijn tocht geloofd ook al leek het gekkenwerk en ik ben uiteindelijk toch al, letterlijk en figuurlijk, tot goddelijke hoogte gekomen, hier in O Cebreiro. In dit bergdorp op dertienhonderd meter hoogte bevindt zich de Galicische graal, zoals de kelk genoemd wordt, die hier in de kerk bewaard wordt. Het is een goede plaats om mijn geloof te versterken en in mijn eigen wonderen te (gaan) geloven. Toen ik vanmiddag in de kerk zat te bidden op het knielbankje stroomden de tranen weer over mijn wangen maar ik weet niet waarom. Ik voelde me eigenlijk erg gelukkig. Het overkomt me vaak in de kerk en of er mensen rondlopen of niet, ik voel geen enkele gêne meer voor het bidden en ook niet voor het huilen.
Het eucharistisch mirakel wordt het genoemd. Volgens de verhalen geschiedde dat wonder omstreeks 1300. Op een barre winterdag klom een boer uit de streek de berg op voor de mis. De dienstdoende, weinig geïnspireerde, monnik van de abdij die de mis voorlas dacht er het zijne van. Hij kon niet bevatten dat iemand door sneeuw en mist kwam om de mis bij te wonen. ”Wat een moeite voor een stukje brood en wijn” had de monnik gedacht en prompt veranderde de wijn in bloed en het brood in vlees en er kwamen vlekken op het altaar. De kelk van het mirakel staat tentoongesteld. Volgens de legende boog het Mariabeeld naar voren om het wonder te aanschouwen waardoor ze nog steeds gebogen staat. Het koningspaar Isabella en Ferdinand bezochten Cebreiro en schonken twee kristallen ampullen
die ook te zien zijn. Veel pelgrims uit Galicië en León bezoeken nog steeds Cebreiro en jaarlijks is er een processie waarbij de madonna wordt meegedragen. Er schijnen duizenden toeristen op af te komen. Vanavond zag ik hier een bus met nonnen aankomen. Dat is weer eens wat anders dan horden Japanners en Amerikanen met fototoestellen. Die heb ik onderweg trouwens nog niet gezien.
In Galicië wordt geen Spaans (Castelano) meer gesproken en Cebreiro is het eerste bergdorp van deze provincie. Er is nog een aantal traditionele, als nieuw gerestaureerde, pallozos bewaard gebleven die dienst doen als museum maar die waren niet open. Het zijn lage ronde gebouwen van natuursteen en ze zijn bedekt met stro. Blijkbaar isoleert dat goed want ze zijn zowel geschikt voor de winter als voor de zomer. Dit soort bouwwerkjes schijnt erg oud te zijn. O Cebreiro was altijd een belangrijke bedevaartplaats op weg naar Santiago. Het klimaat is vaak guur, er hangt vaak mist en tot in mei kan er sneeuw liggen. Er was een hospitium voor de pelgrims naast de kerk wat door de monniken gerund werd. Het doet nu dienst als restaurant. Het was er druk maar ik at er na de mis een heerlijke tortilla.
De refugio is een modern gebouw met een gigantische keuken. Helaas is er maar een piepklein winkeltje zodat je weinig spullen hebt om te koken. Niemand sjouwt natuurlijk proviand zo ver de berg op. Een groep zeer luidruchtige jongeren sjouwde zijn eigen barbecue mee naar boven. De meesten hier hadden helemaal geen bagage bij zich. Die lieten ze waarschijnlijk naar boven brengen door een koeriersdienstje. Ze waren ook bang dat ze geen plaatsje in de refugio zouden hebben want ze gaven hun passen door aan degenen die vooraan stonden. Ze gedroegen zich wederom niet erg sociaal ten opzichte van de andere pelgrims. Ze kankerden over de bedden (primitief) en dat er maar twee douches waren per zaal. Dit was waarschijnlijk hun eerste refugio want ik had er gezien die stukken minder waren. Dit schijnt zelfs een modelrefugio te zijn die getoond
wordt aan de toeristen. Buiten zijn ze nog bezig aan een soort zitjes om te kunnen picknicken. Het moet er hier tien jaar geleden heel anders uitgezien hebben. Vanaf de refugio is het uitzicht schitterend. Je hebt een prachtig zicht over de verschillende valleien en het is helder weer. Dat schijnt een uitzondering te zijn. Naast de refugio ligt een berg die ik opklom en waar het uitzicht nog magnifieker was. Boven op de berg belde ik Rita voor haar verjaardag. Ze klonk absurd dichtbij, alsof Baarland om de hoek lag. Ze was blij me te horen. In Nederland blijft het maar regenen en de temperatuur is ook niet geweldig. Zo heel anders dan hier.
Triacastela, zondag 16 juli. Alleen de onwetende wordt boos. De wijze begrijpt. India
Kan de wandeling nog mooier worden? Dat had ik gisteren ook niet gedacht omdat ik al zo overdonderd was door de schoonheid van het landschap. Toen ik vanmorgen tegen acht uur pas wegging, om de drukte te ontlopen, was het boven op de bergtoppen zonnig. Daaronder hing het wolkendek waardoor het leek alsof ik in een soort paradijs liep. Met het verdwijnen van de wolken bleef er hier en daar nog een flard tussen de bergen hangen. In de varens en andere kleine plantjes hing een netwerk van waterdruppeltjes waar de zon doorheen scheen. Het was een sprookjesachtig geheel. De route bleef lang hooggelegen en ging soms dwars door prachtige bossen. Pas aan het eind van de middag begon de afdaling en deze eindigde in een holle weg, tussen met mos en grassen begroeide stenen muren en oude kastanjebomen.
Door de schoonheid van de wandeling was de aankomst bij de refugio des te meer een afknapper. Ik hield het tekstje in gedachten, terwijl een ongeïnteresseerde ambtenaar me te verstaan gaf dat er geen plaats meer was behalve voor de
toiletten in de gang. Na een blik daarop besloot ik om het niet te doen. Het water van de douches liep over de gang en ik had ook geen zin om tussen al die mensen op de stenen vloer te liggen. Voordat de grootste drukte begon kon ik in ieder geval nog douchen. Op het kampeerterrein ervoor werden talloze tenten opgezet door een internationaal Youth for Christ gezelschap. Ze stormden massaal met hun toiletspullen onder de arm op de paar douches af en kwamen teleurgesteld terug. Ze hadden zich er iets anders van voorgesteld. De mobieltjes rinkelden in koor en werden massaal gebruikt om door te geven hoeveel blaren ze hadden etc.. Veel groepen starten hier omdat het honderddertig kilometer van Santiago ligt. Dat is genoeg om een compostela te halen en het vijf etappes vol te houden. Hier recht tegenover is een gloednieuw hotelletje gebouwd voor de pelgrim die dat kan betalen. Het Amerikaanse stel, waar ik het boek van Harry Potter van kreeg, is hiernaar uitgeweken. De man is al behoorlijk op leeftijd. Mary en Corinne zijn ook naar particuliere refugio’s op zoek gegaan. Ik heb besloten om buiten te slapen, naast de refugio. Het is helder weer. Ik heb een berg stro gehaald en daar mijn cape overheen gelegd. Toen ik in mijn slaapzak wilde kruipen vluchtte er een muis uit. Ik schrok me rot en de muis waarschijnlijk ook want hij schoot snel het gras in. Hij had waarschijnlijk in het stro gezeten waar ik een bedje van gemaakt had. Naast me slaapt het Franse jonge stel uit Tours, waar ik al eerder buiten naast sliep. Ze blijven onderweg ook nog al eens hangen, net als ik, waardoor ze vaak ook geen onderdak hebben. Geld voor een alternatief hebben ze niet. Ik heb het wel maar ik tast nog steeds mijn grenzen verder af. Een duur hotel zou ik sowieso niet nemen. Het past niet (meer) bij mijn pelgrimsbestaan. Het past ook niet om me te ergeren maar dat kost me soms moeite. Vooral het vuil, het lawaai en het asociale gedrag zijn moeilijk verteerbaar. Is dit de prijs van de populariteit van de camino? Ik begin te verlangen naar mijn eigen bed en naar het einde van de camino. Ik ben niet de enige. Jean en Nelly zijn in Molinaseca al verder doorgelopen om zoveel mogelijk
kilometers per dag te maken, ondanks Nelly haar dikke voeten. Het echtpaar uit Friesland heeft het ook wel een beetje gehad. Ze verlangen ook naar huis. Ik at met hen samen op het terras van het tegenover gelegen café. Ze vertelden dat er bijna slaande ruzie was geweest in de vorige refugio omdat ze van de hospitalero hun barbecue niet mochten gebruiken. Een van de jonge kerels was behoorlijk kwaad geworden. Zij staan wel vroeg op om verzekerd te zijn van een slaapplaats in de refugio. Ik heb geen zin om met de meute op te staan, mee te lopen en niet te genieten van de uitzichten onderweg. Niet alle groepen gedragen zich zo asociaal. Onderweg kwam ik een groep padvinders tegen. Voorop droegen ze een houten kruis. Ze vormden een soort erehaag om me door te laten gaan op het redelijk smalle pad. Achteraan de groep liepen wat dikke jongetjes die moeite hadden om mee te komen. Zij bepaalden het tempo van de groep want de groep bleef bij elkaar. Samen uit, samen thuis. Ze zongen onderweg. Ik heb al diverse padvindersgroepen gezien. Ze gedragen zich gedisciplineerd en zijn sociaal. Na het eten liep ik nog even het dorp in. Er staat een mooi en eenvoudig kerkje met een beeld van Jacobus. Er werd mooie muziek gedraaid. De rust werd ruw verstoord door druk pratende Spanjaarden hoewel er een verzoek hing om stilte in acht te nemen. Daar hebben ze hier blijkbaar geen boodschap aan. Samos, maandag 17 juli. Laat de dag u heilig zijn; maar acht het leven niet hoger dan enig ander bezit; en alle bezit is bedrieglijk. Goethe.
Voor zes uur was ik al op weg naar Samos. Ik nam een alternatieve en wat langere route om de grootste drukte te ontlopen en het klooster van San Julian te bezoeken. Net buiten Triacastela, voorbij het monument met de berg stenen, splitste de weg zich. De piramide van stenen, met een metalen kruis er bovenop, staat symbool voor de traditie dat pelgrims vanaf hier enkele etappes een kalksteen moesten meedragen voor de bouw van de kathedraal van Santiago. Ze moesten de stenen afgeven bij een kalkbranderij in Castaneda omdat in de buurt van
Santiago geen kalksteen voorkomt. Ik ben blij dat dat niet meer hoeft. Mijn vrachtje is zo al zwaar genoeg, ook al verdwijnt er steeds meer uit mijn rugzak. Op een pas aangelegd picknickplaatsje at ik mijn Magdalena’s en chocoladekoekjes. Ik waste me met het kletterende water dat van de bemoste rotsen naar beneden liep. Overal hoorde ik water stromen. De rivier stroomde beneden me en op verschillende plaatsen waren watervalletjes. Zodoende had ik genoeg drinkwater voor onderweg. Er hing een mysterieuze nevel in het dal boven de rivier en tussen de rotsen. De zon kwam op vanachter de bergen en warmde mijn rug. Voor de rest is deze omgeving groen, groen en nog eens groen in alle varianten en er zijn kronkelende weggetjes en middeleeuwse gehuchtjes met straten van klei en stro. De kleine kerkjes, die meestal bij een vervallen kerkhof staan, zijn wondermooi maar in slechte staat. Het lijkt wel of sommige dorpen in zijn geheel onder handen worden genomen en gerestaureerd worden terwijl de rest staat te verpauperen. Als dat zo doorgaat zullen hier enkel nog ruïnes overblijven en dat is jammer want het beeldhouwwerk, vaak met allerlei mystieke dieren-figuren, is prachtig. De graven op sommige kerkhoven lijken kerkjes op zich, begroeid met mos en grassen. Ze doen sprookjesachtig aan. Ik kwam veel
honden tegen vandaag en ik zond ze alle goeds toe. Ze reageerden nauwelijks op me en bleven rustig voor hun huizen liggen. De enige pelgrims die ik tegenkwam waren de padvinders met het kruis voorop, Mary, Corinne en de Spaanse kleine Maria die ik al eerder had ontmoet. Zij liepen ook allemaal alleen en hadden deze weg eveneens gekozen om de drukte te ontlopen. We aten samen een uitgebreide Spaanse lunch in een vrij groot restaurant in Samos en Maria leerde ons het een en ander over de Spaanse streekkeuken. Ze loopt de camino met een traditionele, van een kalebas gemaakte, waterkruik die van haar grootvader is geweest. Haar opa ging haar lang geleden voor naar Santiago. Maria is arts en helpt als ze in de refugio aankomt de pelgrims met blessures. Ze verzorgt blaren,
legt verbanden aan en geeft massages en goede raad. Ze heeft het er druk mee maar ik hoor haar nooit klagen. Iedereen kan bij haar terecht. Ze is klein en tenger. Ik schaamde me omdat ik me teleurgesteld voelde toen ik in de refugio een heel klein restantje van mijn kruidenzeep van haar terugkreeg. Die had ze geleend om zich te douchen maar ze had er ook haar kleren mee gewassen. Ik had het sterk geurende lavendelzeepje in Ponferada gekocht en het was het enige stukje luxe dat ik me sinds lange tijd veroorloofd had. Ik had gedacht ermee toe te komen tot Santiago. Hoezo niet gehecht aan bezit? Strafpunten dus.
Bij het opstaan om een uur of zes was het redelijk koud en vochtig. Toch heb ik nog redelijk geslapen. De sterrenhemel en de nog bijna volle maan gaven me een oneindig en tegelijk klein gevoel. Het slapen op de harde grond viel nog niet tegen. Je moet wel iets vaker omdraaien omdat je anders het gevoel krijgt dat je botten door je vel gaan steken. Muizen heb ik niet meer gezien. Ik heb het gevoel alsof ik mijn test doorstaan heb. De herrie buiten hield lang aan zodat ik zelfs bij het buiten slapen mijn oordoppen in moest doen. Zo’n kampeerterrein nodigt uit tot contacten tussen jongeren onderling. Bovendien startte die groep hier zodat men nog genoeg energie had om tot laat in de nacht rond te spoken. Ook bij het café was het fiësta. Gisteren waren we tijdens het eten naar buiten gevlucht vanwege de herrie binnen, van schreeuwende jongens aan een voetbaltafel en de radio en tv die knetterhard stonden. En dan nog de Spanjaarden die er zaten te eten en die blijkbaar niet op normale geluidssterkte met elkaar kunnen praten. Het enige voordeel van de toenemende drukte op de camino is dat de café’s vroeg open zijn en er enige concurrentie te bespeuren valt. Zo zat ik dus vanmorgen al om zes uur aan een grote café con leche. Dat heb ik nog nooit meegemaakt om deze tijd. Tot nu toe waren de meeste tenten pas tegen tien uur open. Het was een goede start om de ochtend mee te beginnen. Het verwarmde m’n toch wel stramme en koude lijf. Mijn bestaan wordt wel steeds primitiever. Alle bezit is
bedrieglijk volgens de tekst, zelfs je leven. Maar ik houd van het leven en zou dat nog niet graag loslaten. In plaats daarvan probeer ik steeds meer ’luxe’ en zekerheden los te laten. Dat kost moeite. Net als in het begin ben ik er niet meer zeker van dat ik aan het eind van de dag onderdak zal hebben maar ik laat me niet opjagen als vee. Tot nu toe heb ik steeds een slaapplek gehad. Daarin hebben God en Jacobus de hand. Mijn weg is al uitgestippeld en waar ik de nacht doorbreng blijkbaar ook. Toch moet ik iedere keer weer keuzes maken en word ik geconfronteerd met onzekerheden. Zo makkelijk kom ik er blijkbaar niet vanaf.
Ik kreeg vanmiddag een rondleiding door het klooster. Het klooster is mooi gerestaureerd. De monniken doen blijkbaar alles zelf. Ook de prachtige muurschilderingen op de tweede verdieping zijn door de monniken gemaakt. Het leven van Benedictus is er uitgebeeld; zijn kluizenaarsbestaan, zijn verzoekingen en zijn onderricht aan anderen. Ik heb het gevoel dat deze patroonheilige van Europa me op deze reis ook vergezelt, al vanaf Frankrijk. Ik kocht een bandje met gregoriaanse gezangen van deze monnikengemeenschap. Ook vroeg ik er om een stempel die men op een apart papiertje zette omdat hij nogal groot was en mijn pas bijna vol is. Door een Nederlander, die ik ontmoet had op de pas over de Pyreneeën, was me aanbevolen hier een stempel te halen omdat hij zo mooi was. De monnik die in het winkeltje stond vroeg naar het wel en wee van mijn reis terwijl hij vol bewondering mijn credencial bestudeerde. Ik vertelde hem dat ik lopend en alleen uit Nederland gekomen was waarop hij zijn arm op mijn schouder legde en zei dat ik niet alleen gekomen was maar dat God met mij gelopen had en dat Hij het beste gezelschap is dat je kunt hebben! Ik voelde me ontroerd maar ook een beetje terechtgewezen. Ik zag dat het dezelfde monnik was die in de kerk verse rozen bij de beelden zette toen ik daar zat te bidden bij het beeld van Jacobus. Hij deed het met zorg en liefde en de rozen verspreidden een heerlijke geur in de kerk. Ik besloot een nachtje over te blijven in Samos en
het vandaag verder maar rustig aan te doen. De emoties hadden me weer stevig te pakken. Vanavond en morgenochtend om zes uur zijn er missen voor de pelgrims. Ik heb wel behoefte aan een gezamenlijke viering ter ere van Jacobus.
De keus voor deze route was blijkbaar de enige juiste ook al was ik er niet zeker van of de bewegwijzering goed zou zijn. Het gidsje adviseert de andere route. Ik ben blijkbaar niet geboren om de meerderheid te volgen. Daar was ik in mijn dagelijkse leven ook al achter gekomen. Ik ga vaak door voor dwars maar dat is niet mijn bedoeling. Ik wil gewoon mijn eigen weg kunnen gaan en daarin niet belemmerd worden. Mijn directe omgeving vindt dat niet altijd makkelijk. Dat zorgde voor botsingen met mijn ouders, partner, kinderen en werk. Mijn omgeving moet me niet voorschrijven wat ik moet doen. Ik wil veel uit het leven
halen, zelf ontdekken en ik heb aan de geplaveide paden en gebaande wegen niet genoeg. Bovendien ben ik behoorlijk kritisch. Allemaal eigenschappen die me sterk maken maar die behoorlijk tegenwicht bieden aan anderen. Ik merk ook dat als ik me onder druk laat zetten ik met mezelf in conflict kom. Ik heb wel contacten nodig. Ik wil wel delen maar dat hoeft niet massaal. Ik doe dat het liefst zo individueel en intiem mogelijk met de mensen waar ik van hou. Ik wil geen buitenstaander zijn of me isoleren. De mensen die van me houden of me waarderen voelen dat gelukkig goed aan. Dat voelt goed. Daardoor voel ik me ook niet eenzaam, geïsoleerd of vreemd. Als ik anderen nodig heb zijn ze er en ik kan ook aan anderen geven wat ze nodig hebben, hoop ik. Maar ik doe dat wel op mijn eigen wijze. Als ik me op laat jagen of als anderen me claimen gaat mijn energie zitten in het aanpassen aan en afzetten tegen. Dat maakt dat ik mijn echte zelf kwijtraak en mijn energie verspil. Dat is pas zonde. Ik doe dan mezelf geweld aan en het werkt niet. Dit inzicht kwam pas met de jaren. Ik heb me vaak afgevraagd of ik op de goede weg zat als ik weer eens strubbelingen had met mijn omgeving.
Ik vroeg me af of ik niet te egoïstisch was of te weinig rekening hield met anderen. Soms was dat ook zo of kwam het in ieder geval zo op anderen over. Ik weet ook dat het voor jezelf gaan niet zonder confrontaties met anderen kan. Ik zit niet op een eiland. Dat leer ik steeds beter in te zien en te accepteren. Sommigen haken daardoor af en daar heb ik dan verdriet van want ik ben best heel trouw.
Om drie uur konden we al in de refugio. Corinne, Mary en Maria hadden ook besloten hier te blijven. Op de een of andere manier zijn de refugio’s van de monniken een stuk prettiger dan die van de overheid hoewel die van de overheid vaak veel moderner zijn. Ik vind het ook wel vertrouwd dat Mary en Corinne hier zijn. We hebben adressen uitgewisseld maar we blijven toch een beetje in elkaars buurt hangen ook al lopen we apart van elkaar. Misschien hebben we alle drie het gevoel dat we niet solo aan willen komen. Je wilt tenslotte wel het gevoel delen dat je het gehaald hebt. Hoewel we het er niet over gehad hebben denk ik dat Mary en Corinne er net zo over denken.
Mogarde, dinsdag 18 juli. De edele mens is zelfbewust zonder hoogmoed, de laaggeborene is hoogmoedig zonder zelfbewustzijn. Kung Dse.
De emoties hebben vandaag de overhand. Bij een klein Romaans kerkje pauzeerde ik om tot mezelf te komen. Het kerkhofje ligt hoog en apart van het gehucht dat beneden te zien is. Een gedenkplaat op het aangrenzende kerkhofje memoreert de kinderen die hier in 1913 begraven zijn. De reden van hun sterven is me niet helemaal duidelijk maar ook dat greep me behoorlijk naar de keel. Hoeveel emoties kan een mens aan zonder het spoor bijster te raken? Het was redelijk mistig vanmorgen en de kraaien schreeuwden hoog in de lucht. Dat
maakte mijn verwarring alleen maar groter. Het eerste stuk van de route voerde me door een nevelig bos en dat gaf me de gelegenheid een en ander te laten bezinken. Ik voelde me bij het weggaan vanmorgen totaal zonder omhulsel, alsof ik zo weg kon vloeien. De tranen blijven maar stromen. De mis vanmorgen, in de kleine Sint Jacobskapel, was aangrijpend. Het was nog donker en de kerk was enkel verlicht met kaarsen. De kleine groep pelgrims schuifelde zwijgend de kerk binnen langs het pad van brandende lichtjes. Tijdens de mis werden de namen van de pelgrims opgenoemd die hier overnacht hadden en de landen waar ze vandaan kwamen. Het was een internationaal gezelschap. Mijn naam was bijna niet te verstaan omdat hij voor Spanjaarden nauwelijks uit te spreken is maar die van Mary en Corinne herkende ik goed. Wel verstond ik Holanda en ik was de enige Nederlander in het gezelschap. Het gaf een groot saamhorigheidsgevoel daar zo samen te zijn op dat tijdstip. Het gaf ook een enorme kracht om te voelen dat we allemaal op weg zijn naar hetzelfde doel terwijl we toch zo verschillend zijn en onze eigen motieven hebben. We tobben allemaal op onze eigen manier met onze levensvragen en de dingen die we onderweg tegenkomen. Ik kom toch vooral mezelf voortdurend tegen en ik vraag me af hoeveel ik nog van mezelf moet tegenkomen voor ik aankom. Als het met deze hevigheid blijft komen dan bezwijk ik er misschien nog onder voordat ik er ben en dat op zo’n korte afstand van Santiago. Ik heb nog maar iets meer dan honderd kilometer te gaan!
Gisteravond zag ik Richard binnenkomen bij de mis van negen uur. De dienst was al begonnen en ik zag dat hij totaal uitgeput was. Hij had vandaag meer dan dertig kilometer afgelegd. Dat is een afstand die in feite veel te groot is voor zijn conditie. Ook hij had in de refugio van Triacastela een onbeschofte ambtenaar tegenover zich gehad die hem te verstaan had gegeven dat er geen plaats meer was. Hij is altijd een van de laatsten omdat hij vaak moet rusten onderweg en niet erg snel loopt. Hij had naar de eerstvolgende refugio gevraagd en de ambtenaar
had gezegd dat dat Samos was, maar dat dat voor hem onmogelijk te halen was omdat het nog zeker tien kilometer was. Hij had al zijn krachten verzameld en was toch gegaan. Voor hem is niets onmogelijk, zei hij. Na de mis had ik hem naar de refugio gebracht die aan de andere kant van de kerk ligt met de bedoeling hem onderdak te bezorgen, ook al wist ik dat de refugio vol was omdat er vanmiddag al diverse fietsers weggestuurd waren. Ik vroeg de Spaanse Maria te tolken voor hem. Hij werd door de monniken met alle égards behandeld. Er werd een stoel voor hem gebracht, zijn rugzak werd van zijn rug gehaald en er
werd een bed voor hem geregeld. Ze hielden altijd enkele bedden vrij voor laatkomers en noodgevallen. Hoe anders dan in de gemeenterefugio! Ik bood hem mijn bed aan omdat zijn bed hoog was en ik een laag bed had, vlakbij de toiletten. Hij viel met zijn kleren nog aan meteen op bed in een diepe slaap. Vanmorgen na de mis, waar hij ook present was omdat hij een trouwe Katholiek is, gaf hij me in de refugio een piepklein heiligenbeeldje dat hij al die tijd ter bescherming bij zich had gedragen. Hij zou de laatste kilometers naar Santiago wel zonder kunnen. Hij omhelsde me en in zijn ogen stonden ook tranen. Bij mij stroomden ze weer vrijelijk over mijn wangen en na de koffie op het terras kreeg ik mijn emoties pas weer een beetje onder controle. Hij vertelde dat hij op zoek was gegaan naar mij, ook vanwege het feit dat ik zijn sandalen achter hem aangedragen had in Rabanal waar ik hem de laatste keer gezien had. Ik was het voorval al bijna vergeten maar het had op hem op een of andere manier veel indruk gemaakt. Hij verontschuldigde zich er voor. Ook had hij me, na onze eerste ontmoeting in Terradillos, op de zware en eenzame etappe naar Mansilla, nog een keer op niet fysieke wijze ontmoet. Ik kwam door de blauwe lucht naar hem toezweven en had hem kracht gegeven. Ik weet wel dat ik me daar zorgen maakte om hem vanwege zijn conditie, de hitte waar hij niet goed tegen kon en het feit dat ik het zelf ook een heel zwaar stuk vond en bijna aan de kant van de weg was
gaan liggen. Hij had me daar op zielsniveau ontmoet zei hij. Hij had ook de route naar Samos gekozen omdat hij vermoedde dat ik een voorkeur had voor de kloosters en refugio’s van de Benedictijnen. Dat was ook zo. Hij zei dat ik tegen mijn kinderen moest zeggen dat ik erg aardig was en dat ik een echte pelgrim was. Hij zei het beslist niet om aardig gevonden te worden door mij. Deze ontmoeting paste in het geheel van het getob over mezelf of ik wel genoeg over heb voor anderen en of ik niet te veel mijn eigen gang ging ten koste van anderen.
Vannacht had ik diverse nachtmerries achter elkaar en ik werd een aantal keren schreeuwend wakker van mezelf. Omdat er vier metalen bedden aan elkaar geklonken zaten en ik zonder tussenruimte naast een wildvreemde man lag en er bij iedere beweging drie andere bedden meebewogen was het helemaal een gênante vertoning. Het was lang geleden dat ik last had gehad van zulke heftige dromen. Ik werd achtervolgd door duivelse mensen en was op de vlucht voor het kwaad. De muurschilderingen uit het klooster met de afbeeldingen van engelen en duivels hadden sterk tot mijn verbeelding gesproken. De schilderingen verbeelden de keus tussen goed en kwaad, de bezoekingen van Benedictus. De beelden die ik vannacht kreeg hadden alles te maken met mijn verdere leven en de keuzes die ik nog moet maken, tussen goed en kwaad. Ik kreeg de donkere kanten van het Zelf, zoals Jung die beschreven heeft, voorgespiegeld. Het was een ontmoeting met mijn eigen zieleroerselen. Al met al had ik weinig geslapen omdat ik mijn ogen bijna niet meer dicht durfde te doen en dat maakte mijn gemoedstoestand nog ijler. Toen ik vertrok stond ik te trillen op mijn benen en ik was blij dat er koffie en brood was in het café tegenover de refugio. Het bracht me weer wat meer op aarde. Het gesprek over wc-papier met Corinne, Richard en Mary daarna was net wat ik nodig had. We biechtten elkaar op dat we in elke horecagelegenheid een beetje wc-papier stalen zodat we geen hele rol mee hoefden te nemen in onze rugzak. In de winkels verkochten ze ook alleen maar
pakken met vier rollen. Volgens Richard werd dat vergeven door God en de herbergiers want iedereen deed het en wist het. Ik nam afscheid van Richard en zei dat ik hem zeker nog in Santiago zou ontmoeten. We wisselden geen adressen uit. Met Corinne en Mary sprak ik af dat we elkaar voor Sarria op zouden wachten langs het pad, om iets te eten in de stad en dan een refugio te zoeken buiten Sarria. We lopen alleen maar zijn toch samen op die manier en dat voelt goed.
Gisteravond had ik ook nog even het thuisfront aan de lijn. Ze zaten met zijn zessen in Baarland, ook Caroline en the little monster, zoals we haar soms liefkozend noemen. Ze kwamen één voor één even aan de telefoon. ”Hello Wilma, where are you?” klonk het stemmetje van Jezmin dichtbij. ”In Spain Jezmin. I’m coming home soon, when I’ve arrived in Santiago”. Het is erg fijn om zo’n thuisbasis te hebben en ze te horen. Ze leven met me mee en vonden het ook fijn om mijn stem even te horen daar uit het verre Galicië, al bijna in Santiago. Het kan me niet schelen dat mijn telefoonrekening hoog wordt. Het kost me meer dan het dagelijks eten en onderdak maar ik heb het hard nodig. Het voelt niet als luxe maar als noodzaak. Het is zo basaal. Het is de constante factor in mijn leven en tijdens mijn tocht. Ik kan er altijd op terugvallen. Zonder hen zou ik het niet redden, ook deze reis niet. Zij houden me op de been. Ik besef ook wel dat ik aan de relatie met mijn familie en vrienden een eigen bijdrage heb geleverd en dat die fanclub mij nu steunt maar ik ben ze er toch erg dankbaar voor. Dat er mensen van me houden en me graag zien doet me erg goed maar soms weet ik me geen houding te geven. Als Gustave breed aan anderen uitlegt dat ik ’just like his mum’ ben dan weet ik niet waar ik moet kijken. Als Richard me en plein public vertelt dat ik aardig ben dan vind ik dat schokkend. Mary en Corinne zijn blij als ze onderweg mijn bekende strepentruitje door het veld zien gaan. Het geeft ze het vertrouwen dat er iemand is die er voor hen is. Het feit dat ik me vaak afzonder, meestal alleen loop en me terugtrek in stilte, doet daar niets aan af. Ik ben
blijkbaar wel in staat liefde, warmte en vertrouwen over te brengen. Dat maakt me dankbaar maar ook een beetje week. Ik voel me er een beetje verlegen mee want ik hoef er nu eigenlijk niets voor te doen. Ik krijg het gewoon cadeau.
We slapen nogal luxueus met zijn drieën in een café dat ook cama’s (bedden) verhuurt. Mary en ik hebben een tweepersoonskamer voor tweeduizend peseta’s en Corinne slaapt in een meerpersoons kamer omdat ze minder geld te verteren heeft. Voor de refugio in Sarria zat men tussen de middag al in groten getale te wachten, de refugio in Barbadelos was vol en de eerstvolgende in Ferreios zat ook vol volgens de pelgrims aldaar. Die hadden dat telefonisch doorgegeven. We hebben vandaag een flink stuk gelopen en kwamen hier pas tegen de avond aan. Onderweg fantaseerden we over eventuele slaapplekken maar Corinne en Mary zagen het ook niet zitten om buiten te slapen. Het is toch vrij koud en mistig tegen de ochtend. We hebben nog even overwogen om bij de modern vormgegeven pomp van Mercado da Serra te slapen. Bij de honderd kilometerpaal maakte Mary foto’s van ons en wij van haar. Even verderop stond een nieuwe paal. We vroegen ons af of dat een grap was of dat iemand het had nagemeten. In het authentieke piepkleine restaurantje was het eten goed. Terwijl we zaten te eten, met het zicht op de lemen camino, wandelden koeien in allerlei lichtbruine varianten heen en weer voor de deur: ’el paseo de vacas’. Ook zij doen blijkbaar hun avondwandelingetje net als de mensen hier. Na de lunch in Sarria, waar Mary genas van haar verslaving aan flans omdat de daar geserveerde flan erg goor was, trokken we gezamenlijk verder op. Het was toen intussen bloedheet in de zon en het was maar goed dat de oude bomen onderweg wat schaduw gaven. De route liep verder door grazige weitjes met stenen muurtjes, holle weggetjes, groene eikenbossen en er waren vele soorten bloeiende planten te zien. De gehuchtjes en de boerderijen doen primitief aan maar zijn erg schilderachtig. Het lijkt of de tijd hier heeft stilgestaan. Rust heerst alom en de hordes pelgrims
ontbreken. Het is een verademing. En dan slaap ik nu ook nog in een goed bed met een frisse matras, schone lakens in een kamer met open raam. Wat een verschil met in een overvol zaaltje op elkaar gestapeld liggen met dichte ramen Om over de stank nog maar te zwijgen. Het enige minpuntje hier is overigens de mestlucht die overal hangt. Het lijkt wel of de koeien bij de mensen in huis schijten. De vochtige lucht in deze streek versterkt de geur nog eens. Maar wie maalt nu om zo’n kleinigheid. Wij niet. We hadden vandaag geen andere keus maar we zijn de koning te rijk met ons onderkomen. Gelukkig was er voor ons geen plaats in de herberg.
Castromaior, woensdag 19 juli. Als twee gouden vogels die in dezelfde boom zitten, twee intieme vrienden, wonen het ego en het Ik in hetzelfde lichaam. De eerste eet de zoete en zure vruchten van de boom van het leven, terwijl de tweede van een afstandje toekijkt. Mundaka Upanishad.
Vanmorgen werd ik wakker van het getik van wandelstokken, een vertrouwd geluid op de camino. Soms als ik ergens zit hoor ik Mary aankomen, die vanwege haar slechte knieën met twee metalen stokken loopt. Het was al over achten. Ik weet nu weer hoe mijn eigen bed slaapt en wat privacy is: schoon gedoucht en naakt onder de schone lakens, zonder stinkend T-shirt. Mary sliep ook naakt dus die had er geen enkel bezwaar tegen. We hadden geen gêne voor elkaar. Wat een vrijheid! Het grappige is dat ik net begon te wennen aan de mensenmassa en me minder begon te storen aan hun gedrag. Soms heb ik er echt lol in om ertussen te zitten. De sfeer onderweg is goed. Zo was er vanmorgen onderweg een groep jongens die liep te zingen en rare danspasjes maakte terwijl ze met hun stokken op de grond de maat sloegen. Af en toe gooiden ze hun stokken in de lucht en vingen ze weer op alsof ze een muziekkorps waren en ze maakten rare heupbewegingen of liepen een stukje terug. Het was erg vermakelijk.
De dorpsbewoners keken het vriendelijk aan. Zo’n stoet pelgrims van allerlei pluimage zorgt wel voor afleiding. Bij Ferreiros bewonderde ik met Mary een oude kerk met kerkhof die vast niet op de monumentenlijst staat gezien de gewone houten deur die in de oude gebeeldhouwde poort gezet was. Tussen de oude graftombes lagen recente graven met veel plastic bloemen en lelijke stenen. Een groepje fietsers, van het type wielrenner met racefiets en strakke outfit, stond voor de kerk ongeduldig te roepen naar hun maatje die, met statief, foto’s aan het maken was van de poort. Het duurde hen veel te lang. Hun interesses waren duidelijk heel verschillend. Twee jonge Spaanse, een beetje opgetutte, meisjes vroegen waar ik vandaan kwam. Toen ik vertelde dat ik uit Holanda kwam riepen ze enthousiast naar een groepje dat een eindje achter ons liep. Het waren hun ouders, broers, zussen, neven en nichten. Pa liep met een grote rugzak. Het waren twee families uit Salamanca en ze liepen vanaf Sarria dat iets meer dan honderd kilometer van Santiago ligt. Dat is genoeg voor een compostela. Mijn kilometeraantal vonden ze absurd. Je ziet nu veel nieuwe pelgrims starten. Er zijn zelfs oudere vrouwen bij die met spataderbenen op goedkope gympjes en met een boodschappentas lopen. Veel Spanjaarden doen het met veel mindere spullen dan de pelgrims die uit het buitenland komen. Je haalt de nieuwe er zo uit. Ze hebben witte armen en benen, rugzakken die te ver naar beneden hangen of scheef zijn ingepakt of ze lopen met losse tasjes. Veel zijn er ook zwaar gebouwd of hebben een behoorlijk gewicht. Na een dag of twee zie je ze strompelen, sjokken of aan de kant van de weg hun voeten verzorgen. Voor hen is het ook zwaar. Ik vermoed dat veel van hen ongetraind op pad gaan. Ze lijden in de naam van Jacobus en verdienen zo hun compostela. Wie weet hoeveel ze moeten achterlaten om dit een keertje te kunnen doen. Voor mij is het nog maar honderd kilometer maar voor hen moet het zwaarste nog komen. Er is dan wel weinig
klimwerk hier maar op slechte schoenen is het niet gemakkelijk lopen over de
soms los liggende stenen, zeker niet in de afdaling. Gelukkig is het nu goed weer. Met regen zal het een enorme modderboel zijn op de ongeplaveide weggetjes die soms vol liggen met mest en losse stenen. Veel beesten lopen hier los in de dorpjes. De mest spat soms achter op je benen omdat je door de koeienvlaaien moet waden. Sommige pelgrims schijnen de constante geur van mest afschuwelijk te vinden. Die zijn waarschijnlijk helemaal geen landlucht gewend. Ze zijn vermoedelijk opgegroeid in de stad, tussen de autogassen. Die hebben hier een slechte week. Het ziet er nu naar uit dat ik precies rond de feestdag van Jacobus in Santiago zal zijn. Het zal er wel een enorme drukte zijn gezien de aantallen pelgrims die nu op weg zijn. Ik denk dat ik me gewoon in het feestgewoel stort en daarna misschien nog alleen naar Finisterre loop: het einde van de wereld. Ik zie wel. Ik begin me steeds meer onderdeel van het geheel te voelen en ik heb er lol in. Dit is het gevoel dat ik me bij de vierdaagse in Nederland voorstel. Ieder heeft zijn eigen caminogevoel maar met een gezamenlijk einddoel. Ik heb er zelf voor gekozen om in deze tijd de lopen hoewel iedereen je er voor waarschuwt. Rond de feestdag van Jacobus gaan de Spanjaarden zelf massaal op stap. Dat kan ik de andere pelgrims niet verwijten, alleen mezelf en daar schiet ik niks mee op. Misschien wordt dat bedoeld met het tekstje. Je ego komt knel te zitten door allerlei gevoelens en verwachtingen. Door een beetje afstand te nemen wordt alles heel wat relaxter. Ik moet mezelf wat minder serieus nemen. Ik ben een onderdeel van de wereld. Ik kan maar beter meebewegen dan tegen de stroom in zwemmen (of lopen).
Vanavond slapen we heel wat minder luxueus dan gisteren. In Portomarin was de refugio al vol en we waren eigenlijk nog niet moe. We deden wat boodschappen en hingen een paar uur rond in de stad en op het terras. Gelukkig was er een geldautomaat die werkte zodat ik weer wat geld heb. Iedere automaat is anders en soms is de handleiding alleen in het Spaans en moeilijk te begrijpen. De oude
stad is verdwenen in de rivier toen het stuwmeer, dat voor de stad ligt, gebouwd werd. Ook andere plaatsen in de omtrek zijn blijkbaar verloren gegaan. Delen van de stad die nu boven op de berg staat zijn herbouwd, onder andere de typische kerk van San Juan die midden in de stad staat. De indrukwekkende brug naar de stad was van levensbelang voor de pelgrims. In de Middeleeuwen stonden hier verschillende kloosters en een hospitaal om de pelgrims op te vangen. De rivier oversteken was een gevaarlijke onderneming. Toen we later op de middag de stad verlieten en bij een benzinestation sokken verwisselden werden we op onvriendelijke wijze bejegend door de eigenaar. Te veel pelgrims passeren waarschijnlijk de dorpen en steden maar alleen al om de economische waarde daarvan zou de plaatselijke bevolking wel iets vriendelijker kunnen zijn. De pelgrims houden de gemeenschapjes in leven want verder is er niet veel te beleven. Ik vertelde Corinne en Mary het verhaal van de stad die ooit achter een pelgrim afgebrand zou zijn omdat hij er niet goed behandeld was. Het speelde zich natuurlijk af in de Middeleeuwen. Ik had gelezen dat pelgrims altijd met respect behandeld werden. Dat is dus niet zo. Misschien wordt de behandeling van pelgrims naarmate Santiago nadert steeds slechter vanwege de aantallen.
Ook de volgende refugio zat vol en ook hier was de gastvrouw weinig toeschietelijk. Ze wist niet eens of er nog meer refugio’s waren op het eerstvolgende traject. We probeerden privé-refugio’s maar men vroeg er idioot hoge prijzen voor het slapen op de grond. Zo zijn we uiteindelijk beland bij een café dat tenten verhuurt. Nou ja, binnententen dus, die hun beste tijd gehad hebben. Er werden ook nog een soort luchtbedden geregeld die leeg blijken te lopen. Corinne krijgt het kleinste (kinder)bedje omdat ze het kleinst is en ligt tussenin geprangd. Per bed betalen we zevenhonderd peseta’s. We slapen nu dus met zijn drieën in een tweepersoons tentje op een veldje tussen de koeien die daar worden uitgelaten. Een oud mannetje doet dienst als oppasser en verplaatst zijn stoeltje en parasolletje
met de koeien mee. Er zit geen omheining rond de wei. De koeien zien er uit als uitgeteerde pelgrims en wankelen op hun poten. De strontlucht is alom aanwezig. De vlaaien liggen voor de tent en achter ons is een varkensfokkerij die ook de nodige geur verspreidt. In de wc van het café konden we ons wassen bij een klein wasbakje. Ik liet de meiden zien hoe je je kon wassen met een sok. Was die ook gelijk weer schoon. We hadden wel lol zo. Het is iedere dag anders en de verschillen zijn groot. We nemen het zoals het is. Er liggen in ieder geval geen andere snurkers naast ons.
Het kost wat moeite om jezelf een beetje schoon te houden. Sokken en ondergoed zijn voor mij het belangrijkste. Ik heb een nieuwe onderbroek gekocht in de supermarkt. Twee bleek toch te weinig en met dit klammige klimaat drogen je kleren niet snel. Ik had nooit gedacht dat ik na zou denken over het kopen van één goedkope onderbroek en me af zou vragen of ik hem echt wel nodig had. Mijn twee hemden was ik om de beurt onderweg bij de pompen en hang ze met een elastiekje dat ik gevonden heb aan mijn rugzak te drogen. Ik vind het een vreemd idee dat ik straks mijn gewone kleren weer zal kunnen dragen en dan keus heb uit verschillende dingen. Vanmiddag heb ik in Portomarin ook scheerspullen gekocht. Ze hadden alleen een verpakking met tien wegwerpapparaatjes maar die deel ik wel uit onder de dames. Mary en Corinne hebben onderweg ook nogal harige benen gekregen dus die kunnen ze goed gebruiken. We vertellen
elkaar hoe we er in het gewone leven bijlopen en over het belang dat we aan het uiterlijk hechten of juist niet. Mary en Corinne zijn verbaasd dat ik normaal veel geef om kleren en er makkelijk geld aan uitgeef. Dat ik me opmaak kunnen ze zich ook niet voorstellen. We kennen elkaar ook alleen maar in (altijd) dezelfde kleren en puur natuur. Ik heb zelfs geen kam meer bij me want mijn haar is superkort. Ik spoel het regelmatig schoon onder de pompen en dat is alles. Het
café ging vanavond al vroeg dicht en morgenochtend is het natuurlijk ook nog niet open. We hebben gelukkig nog wat te eten uit Portomarin. Een mens heeft toch maar weinig dingen nodig om gelukkig te zijn: eten, een dak dan wel doek boven het hoofd en een beetje gezelschap. Er zijn geen andere zaken om me druk over te maken of me af te leiden. Aan het meest essentiële is voldaan. Het gezelschap bestaat in dit geval ook nog uit twee meiden die hetzelfde doel voor ogen hebben als ik en alle facetten van het pelgrimeren willen beleven. Ze gaan ook tot de bodem in zichzelf, net als ik.
Palas de Rei, donderdag 20 juli. Men moet niet praten over liefde, maar handelen uit liefde en leven in liefde. Ramakrishna.
Ik heb nog redelijk geslapen in die krappe tent maar alles was flink vochtig vanmorgen. Naast ons kon er niks meer bij zodat al onze bagage naar mest ging ruiken omdat ze in het gras de nacht moest doorbrengen. Het was behoorlijk warm, een beetje drukkend zelfs, ook al bleef het lang nevelig vanmorgen. De natte rugzak en kleren maakten het vrachtje een stuk zwaarder. De route was minder mooi dan gisteren en de aantallen pelgrims waren enorm. Veel groepen. In de refugio in Eirexe, een authentiek oud huis, dronken we gratis koffie en werden we vriendelijk onthaald. Hij wordt draaiend gehouden door een christelijke organisatie en afwisselend bezet door vrijwilligers met verschillende nationaliteiten. Er is een grote gemeenschappelijke huiskamer en een keuken waar ze voor de pelgrims koken. Het was er schoon en gezellig en de sfeer was erg goed zodat we er een poosje bleven hangen om te praten over het geloof en wat de camino ons brengt. Er zijn veel christelijke jongerengroepen op weg. Regelmatig komen we een Poolse groep tegen die met hun priester loopt. Ze variëren in leeftijd vanaf veertien tot drieëntwintig jaar en behoren allemaal tot
dezelfde kerkgemeenschap. Ze hebben een sterk geloof en vormen een hechte groep. Een van de beste groepen die ik ben tegengekomen. Wat een verschil met de schreeuwende Spaanse jongeren waarbij ieder gevoel van spiritualiteit lijkt te ontbreken. Wat een verschil ook met mijn eigen kinderen en de kinderen die Mary in Amerika les geeft en waar ze over verteld heeft. Het lijkt of de tijd in Polen stil heeft gestaan. Vanochtend hebben ze de opdracht gekregen om stil te zijn. Ze mochten een paar uur met niemand praten. In kleine plaatsen verzorgen ze de mis en onderweg in het veld houden ze kleine diensten. Ze zijn ontroerend in hun eenvoud en geloof. Hun jonge priester wordt steevast aangeduid met father. Hij heeft een onbetwistbare autoriteit maar het is ook een beminnelijk en zorgzaam mens die volledig voor zijn kudde staat.
Onderweg vanmorgen sprak ik met Mary en Corinne over zaken rondom relaties, huwelijk, familie en over de sporen die ook een liefdevolle opvoeding nalaten. Het ging over je eigen wensen en verwachtingen, de verwachtingen die je ouders, kinderen en geliefden van je hebben en hoe die banden soms knellen als je je eigen weg wilt gaan. Terwijl je toch van ze houdt en ze niet wilt teleurstellen. Hoe je soms tekortschiet hierin en de schuldgevoelens die je daarover hebt. Het is het gevecht tussen geven en nemen. Het leven en handelen in liefde, zoals het tekstje gebiedt, gaat ons duidelijk niet altijd goed af. Mary gaat binnenkort trouwen met een man met een kind, Corinne is (nog) op zoek naar de ideale man en ik heb diverse relaties achter de rug. We wisselden uit hoe het gaat in Nederland, Amerika, Frankrijk, Engeland en Spanje. Corinne en Mary hebben allebei een tijdje in Spanje gewoond. Ook de vrijgezellenavonden voor het huwelijk passeerden de revue en de uitwassen die je daarin tegenkomt omdat dan blijkbaar alles geoorloofd is. Zo kwamen we ook op de kijk op en omgaan met seksualiteit, homofilie, prostitutie, porno etc. in de verschillende landen. Hoewel er veel overeenkomsten waren tussen de moraal en gebruiken bleken er toch ook
grote verschillen te zijn, vooral in hoe men in het openbaar en in familieverband met dingen omgaat. Hoe we met zijn drieën over zaken dachten kwam sterk overeen en dat was een leuke constatering omdat onze achtergrond, nationaliteit en leeftijd heel verschillend zijn. Al pratend kwamen we ook bij de diepere motieven voor onze tocht, iets waar mensen niet mee te koop lopen op de camino. Je weet dat iedereen zo zijn eigen redenen heeft maar daarnaar vragen doe je niet.
De refugio in Palas was tjokvol. Het alternatief was een enorme gymzaal of in de refugio op de grond in de keuken, kamer of gang. Corinne verkoos de refugio omdat ze maar weinig geld heeft en Mary en ik weken uit naar een privéhostal en we namen samen een kamer met een tweepersoonsbed. Corinne gebruikte mijn slaapzak om wat zachter te liggen op de grond. Bij de kerk kwamen we een Fransman tegen die Corinne en Mary ook kenden van het begin van de camino. We waren hem uit het zicht verloren omdat hij nogal haast had en grote afstanden aflegde. Hij had drie dagen in het ziekenhuis gelegen met klachten
over benauwdheid. Zijn vrouw had hij niet ingelicht. Hij liep nu wel in een rustiger tempo naar Santiago. Hij deed er nogal luchtig over. Onderweg komen we nu regelmatig gedenktekens tegen van mensen die het niet gehaald hebben. Dat is helemaal triest als je er bijna bent. Santiago bereik je niet alleen fysiek maar vooral geestelijk. Veel mensen schijnen dat toch niet helemaal in te schatten als ze op weg gaan. Je komt vooral jezelf tegen en daar moet je iets mee, of je dat nou wilt of niet. Met enkel een goede conditie kom je er niet.
Van Palas de Rei zelf valt niets bijzonders te vermelden of het moet het estatua zijn. Dat schreef ik ook op de kaart, met een afbeelding van het standbeeld, die ik naar Joop stuurde. Het plaatsje was gezellig vanwege de vele pelgrims en de horeca
die er wel bij vaart. Een voordeel van het massale caminogebeuren is ook dat de cafés al heel vroeg open zijn zodat je koffie kunt drinken voordat je op weg gaat. We bezochten vanavond de mis in de kerk, maar in de kerk zelf was het erg benauwd waardoor het leek of ik gebrek aan zuurstof had. Ik was in ieder geval blij dat ik daarna weer naar buiten kon. Toen ik op onze kamer ’s avonds van Joop de weersvoorspelling en de zwaarte van de route voor de komende dagen te horen kreeg, was Mary onder de indruk van het feit dat hij dat zo nauwgezet volgde. Ik vertelde haar dat hij een kaart gekocht had van Noord-Spanje en dat die waarschijnlijk een vaste plaats naast de telefoon had. Hij zou vast met zijn pen markeren waar ik allemaal overnachtte. We hadden lol vanwege de grote spiegel die we sinds lange tijd weer tot onze beschikking hadden en waar we onszelf ongegeneerd in bekeken na het douchen. Volgens ons hadden we die typische houding van een pelgrim gekregen: ietwat gebogen schouders en een hangbuik. Het is ook niet normaal om dagelijks en wekenlang met een rugzak rond te sjouwen. We zullen hem nog missen in het gewone leven. We zullen niet meer ons hele hebben en houwen meesjouwen in een rugzak over een uitgestippelde weg maar weer veel meer keuzes en verantwoordelijkheden hebben. We zullen weer zoveel zorgen aan ons hoofd hebben. Ik wil er voorlopig maar even niet aan denken ook al komt het einde in zicht. Nog maar een paar halteplaatsen te gaan.
Melide, vrijdag 21 juli. Voor liefde is de liefde zelf het loon. Elisabeth Haich.
Vandaag weer een ouderwetse refugio. Nou ja, ouderwets, een modern gebouw dus, van de overheid. Op het eerste gezicht redelijk luxe, maar het gebruik valt tegen. De moderne keuken blijkt niet toegerust met potten, pannen of ander keukengerei. De kooktoestellen werken niet of maar half. Als de wasmachine aanstaat valt de stroom van andere apparaten regelmatig uit. Ik probeerde aan
het eind van de middag te koken. Met veel geduld en na vele intermezzo’s kookte ik samen met de Poolse jongeren die hun eigen pannen bij zich hebben. Ze zijn erg groot zijn en bedoeld voor veertien personen. Het duurde uren voor de inhoud opgewarmd was. Die pannen slepen ze dus ook mee in hun rugzakken. ”De jongens,” zei het meisje waar ik vanochtend een tijd mee opliep lachend. De jongens droegen ook een aantal dagen haar rugzak omdat ze in het begin last van haar darmen had en redelijk verzwakt was. Ik leende hier en daar wat keukengerei van mensen en maakte pasta met veel verse groente. Ik dekte zelfs de tafel in de huiskamer zodat we als een soort gezinnetje samen konden eten. De eetkamer zelf was intussen bezaaid met matrasjes, slaapzakken en rugzakken. Toen Corinne en Mary beneden kwamen na een dutje waren ze blij verrast. Het ziet er naar uit dat we stilzwijgend besloten hebben om gezamenlijk de camino af te maken ook al lopen we onderweg vaak alleen. We eindigen en beginnen iedere dag samen.
Een nieuw fenomeen op de camino zijn de crossfietsers die je met veel lawaai voorbijsuizen als ze de berg afkomen. Ze jagen de nietsvermoedende wandelaars de stuipen op het lijf. Dit heeft helemaal niets meer met pelgrimeren te maken. Blijkbaar worden voor de laatste trajecten fietsen verhuurd door een bedrijf dat een gat in de markt zag. Veel Spaanse jongeren lopen ook voor de fun en proberen onderweg te feesten. Een paar dagen houden ze dat wel vol ook al zie je sommigen na een paar dagen behoorlijk afknappen. Een andere uitwas van de camino kwamen we tegen in Furelos. Je wordt van ver verwelkomd door een luidspreker op de kerk waaruit gregoriaanse gezangen schallen. Het begint al heel vroeg in de ochtend en gaat door tot er al lang geen pelgrim meer op de camino te zien is, aldus een oude vrouw die in het dorp woont. Het is door de priester georganiseerd om pelgrims naar zijn kerk te lokken. De inwoners van Furelos nemen het maar voor lief. Het is hun eigen priester en daar worden geen vraagtekens
bij gezet. De genoemde priester staat in zijn kerk zijn (kerk)waar aan te prijzen alsof het uitverkoop is. De kerk zelf ziet er ook tamelijk kermisachtig uit. Het retabel had iets van een draaiorgel, zeker met die harde muziek alom. Er ging weinig religieus gevoel vanuit en van enig respect voor het Godshuis was geen sprake. Iedereen praatte hardop door elkaar en liep in en uit. Deze kerk en de priester zullen de mensen zich echter wel herinneren en daar ging het zo te zien ook om. Je kon in de kerk ook nog bij hem biechten in een biechthokje midden in de kerk. Het werkte bij ons drieën vooral op de lachspieren. Dit was de exploitatie van de camino in volle glorie. Ook de communicatiebedrijven varen wel bij de camino. Er wordt veel gebeld over de meest futiele zaken. De mobieltjes rinkelen vaak door elkaar heen en de bezitters praten ook door elkaar heen. Het thuisfront wordt van van alles en nog wat op de hoogte gehouden. Zelfs als de
meeste pelgrims al op één oor liggen wordt er nog gebeld op de overvolle slaapzaaltjes, natuurlijk op volle sterkte want zachtjes praten kunnen Spanjaarden niet. Ook het lopen met disc- en walkmans neemt toe. Zo’n honderd kilometer kun je die wel meeslepen en misschien zelfs niet missen. Veel ’pelgrims’ worden ook begeleid met een auto. Soms brengt deze de rugzakken vooruit en zet ze in de rij voor een refugio om de eigenaar te verzekeren van een plaatsje voor de nacht. De overheidshospitalero’s schijnt het niet te raken. Ze doen hun werk van negen tot vijf en worden er voor betaald. Met religieus gevoel heeft dit niets te maken. Je werkt in het gemeentehuis of in een refugio. Wat maakt het uit. De refugio’s op dit laatste stuk worden ook niet of nauwelijks schoon gemaakt nadat een ploeg vertrokken is. De douches en wc’s zijn goor en het vuil zit nog in de afvalbakken en toiletemmers. Het stikt er van de vliegen en ander ongedierte. Af en toe gaat er iemand met een spuitbus rond en spuit kwistig met gif waar alle mensen bijzitten. De dode vliegen liggen overal. Het zwerfvuil ligt ook overal langs de camino. Bakken worden niet leeggehaald en vooral Spanjaarden donderen
hun afval heel makkelijk op straat. Het schijnt niemand iets te kunnen schelen. Tel uit: de zegeningen van het massaal ’pelgrimeren’. Het is moeilijk om dit alles liefdevol te interpreteren. Enige afstand nemen is misschien de beste manier van omgaan met deze bijverschijnselen van de populariteit. Dan had ik ook maar in een andere periode moeten gaan lopen. Dit vormt een onderdeel van mijn camino. Ik vraag me af hoe ver mijn verdraagzaamheid gaat en hoeveel liefde ik kan opbrengen voor al die verschillende caminogangers.
Hoe anders was de mis vanavond met de Poolse groep en hun eigen priester. De jongeren zongen samen en hielden elkaars handen vast in de kring. Een handjevol andere pelgrims, waaronder wij drieën, woonden de mis bij en stonden ook in de kring. De jongeren spraken om beurten hardop iemands naam uit waar ze speciaal voor baden die dag. Het was ontroerend in zijn eenvoud en stond in scherp contrast met de andere kant van de camino. Ik voelde me daarna weer helemaal opgeladen, maar dan met positieve energie. Daarna aten we met zijn drieën, ter afsluiting van de dag, als een soort vakantiegangers, een sorbet en taartjes op een terrasje. Zo bereidden we ons voor op het gewone leven en het pelgrim-af zijn. We hebben alle drie zo sober mogelijk geleefd tijdens de tocht. Vanavond laat zag ik Richard terug die ook in deze refugio logeert, waarschijnlijk op de grond omdat hij zoals gewoonlijk als één van de laatsten is aangekomen. We hebben niet zo veel kilometers afgelegd vandaag. Het lijkt wel of we steeds langzamer worden en overal langer blijven treuzelen. Dat is niet volgens afspraak met elkaar, maar waarschijnlijk omdat we alle drie opzien tegen het aankomen in Santiago, omdat het dan is afgelopen. We rekken de laatste dagen zo een beetje op
Pedrouzo-Arca, zaterdag 22 juli. Ieder kan zich het ware geluk alleen maar scheppen door zich in zijn gevoelens onafhankelijk te maken van zijn lot. W. Van Humboldt.
Niemand van ons had gedacht vandaag te eindigen in een gloednieuw appartement met een eigen tweepersoons kamer met een groot bad. We delen weliswaar twee bedden met zijn drieën maar dat mag de pret niet drukken. We hebben ze tegen elkaar gezet en slapen er in de breedte op. Corinne mag weer tussenin. We hebben morgen nog negentien kilometer te gaan. We hebben de 5 van vijftig kilometer van de kilometerpaaltjes vandaag achtereenvolgens zien veranderen in een 4, een 3, een 2 en een 1. We tellen af. In tegenstelling tot gisteren hebben we vandaag een grote afstand afgelegd. We zijn vanmorgen om half zeven vertrokken, hebben weinig gepauzeerd en zijn tot een uur of zes doorgelopen, eigenlijk noodgedwongen omdat alle herbergen tot de nok toe vol zaten. Het alternatief was deze particuliere kamer, aangeboden door een winkelier. Het is een nog bijna in aanbouw zijnd appartement dat ze voor zichzelf gebouwd hebben. De stickers zitten nog op de wasbak en het bad. Mijn knieën zijn een beetje gevoelig van de afstand en ik ben behoorlijk moe, vooral ook omdat ik bar slecht geslapen heb door de tot laat in de nacht telefonerende Spanjaarden en het licht dat ze lieten branden. Ik ben drie keer uit bed gestapt om het licht uit te doen en te vragen of ze het uit konden laten. Dat deden ze uiteindelijk maar het gepraat en gebel ging gewoon door. Het waren duidelijk geen mensen die al lang onderweg zijn maar mensen die alleen het laatste stuk doen.
We passeerden vandaag drie monumenten van overleden pelgrims, waarvan er twee ouder waren dan zestig jaar. Ik vroeg me af of ze aan een hartinfarct gestorven waren. Bij één monument staan twee bronzen wandelschoenen. Het is vreemd dat op die plekken mensen zijn gestorven. We werden er alle drie stil van. We hebben alle drie afgezien onderweg en onze moeilijke momenten gehad en het zal bij anderen niet anders gaan. Het zal je lot maar zijn om dan zo te eindigen. Net niet gehaald, bijna met het zicht op Santiago. Toch zou je in het licht van Santiago blij moeten zijn met zo’n einde. Wat is er mooier dan te
sterven op weg naar een heilige plaats tijdens een pelgrimstocht? Dat zijn alleen geen menselijke maatstaven. Voor ons blijft het gewoon iemand die het niet gehaald heeft. Dat God voor zo iemand een andere bestemming in gedachten heeft wil er bij ons niet in. We bepalen liever zelf ons lot. Weinigen zijn voorbereid op zo’n plotselinge eindbestemming en we zijn allemaal bang dat het ons ook overkomt, ooit. We zouden liefst de datum plannen en het blijven uitstellen. Zo vlak voor Santiago zou de dood wel heel ongelegen komen.
We vinden dat we het verdiend hebben om aan te komen waar we willen zijn, zeker als we daarvoor al (vrijwillig) geleden hebben. Zouden deze gestorven pelgrims over dit soort dingen nog nagedacht hebben zo vlak voor hun dood of zouden ze totaal verrast zijn? Mijn moeder stierf plotseling tijdens haar slaap. Toch kon ik, terugdenkend aan de laatste weken voor haar dood, reconstrueren dat ze bezig was met afscheid nemen en dingen te regelen voor de achterblijvers. Zouden deze pelgrims ook een beetje voorbereid zijn geweest? Je gevoelens losmaken van je lot zoals de tekst bedoelt is mij in ieder geval nog niet gelukt. Ik stel graag mijn eigen doelen en wil ze halen ook. Tot nu toe lukte dat aardig al moet ik er soms hard voor werken en afzien. Ik ben zo bang dat mijn leven afloopt voordat ik alles mee-gemaakt heb en dat ik tijd te kort kom. Ik weet dat er geen echt einde en een eeuwig licht is maar ik ben er niet klaar voor. Ik zit nog (te) vast aan aardse zaken. Ik ben niet zozeer bang voor de dood zelf maar wel om hier iets te missen.
Onderweg kwamen we diverse horréos tegen in allerlei soorten en maten. Ik wist eerst niet waar ze voor dienden maar Corinne legde me uit wat het waren. Het zijn opslagplaatsen voor maïs en ze worden op palen gebouwd zodat de muizen er niet er niet bij kunnen. Het zijn een soort kerkjes van steen en hout en in de muren zitten openingen zodat er lucht bij kan zodat de maïs niet kan
schim-melen in deze vochtige streek. Sommigen zien er uit als een kapelletje met een kruis en voorstellingen uit de bijbel. Hoewel vele exemplaren vervallen zijn, zijn er ook ware kunstwerkjes te bewonderen. Sommige boeren hebben er veel werk van gemaakt en de opslagplaatsjes lijken daardoor wel een soort graftombes op palen. De Engelse jongen die uit Santiago kwam gelopen zag het wel zitten om een theehuisje te beginnen in zo’n gebouwtje. Nu snap ik pas wat hij bedoelde nu ik ze zelf zie. Ze spreken erg tot de verbeelding en het zijn blikvangers in het landschap hier.
We wasten ons haast ritueel in het bad met het, zojuist voor deze gelegenheid in een winkeltje aangeschafte geurige badschuim. Het was een opmaat tot Santiago. In Lavacolla, dat hier vlakbij ligt, wasten de pelgrims zich vroeger in de rivier om zodoende gereinigd voor de apostel Jacobus te verschijnen. Wij herstelden dit gebruik in ere op onze manier. Die was wel veel luxer maar we zijn dan ook niet meer de pelgrims van vroeger op blote voeten, zonder geld en goederen die heel wat meer gevaren hadden te trotseren. Corinne hield een striptease met haar geschoren benen door langzaam het onderstuk van haar broek af te ritsen en vroeg aan ons of ze zo voor Jacobus zou kunnen verschijnen. We zijn een beetje uitgelaten en zenuwachtig voor morgen. Hoe zal het zijn om aan te komen? Hoe zullen we emotioneel reageren? We voelen ons heel close met zijn drieën. Dat gaf ook meteen discussie tussen ons toen er inbreuk op gemaakt werd. In hetzelfde appartement is nog een andere familie ondergebracht. Het zijn twee Spaanse vrouwen waarvan de één haar zoon ernstig ziek geworden is onderweg en vandaag naar het ziekenhuis is gebracht. De moeder is met hem mee. Zodoende moet de achtergebleven vrouw alleen verder en ze vroeg of ze met ons mee mocht lopen morgen. Ze ziet er tegenop om alleen te gaan. We zijn met deze huisvesting wat afgeweken van de route. Mary voelde dit als een inbreuk op ons samenzijn, vooral omdat het morgen de laatste dag is. Corinne en ik hadden er
niet echt bezwaar tegen. We kunnen gezamenlijk vertrekken tot aan de gemarkeerde route. Zo vlak voor Santiago loop je niet alleen en zal de Spaanse vrouw gemakkelijk aansluiting hebben met andere Spanjaarden. Aldus besloten we toch met zijn vieren te vertrekken morgenochtend.
Onderweg kwamen we het Deense stel tegen dat we al verschillende keren ontmoet hadden. Ze hadden drie dagen in een hotel met zwembad gezeten. Ze gingen nu met de bus naar een popfestival in de buurt van Santiago om zo hun tocht af te sluiten. Het komt op ons vreemd over. Toen de kamerverhuurster vanmiddag aanbood om ons met de auto naar het appartement te rijden, weigerden we alle drie. We willen de hele route lopen. Corinne bood tenslotte aan om met de auto te gaan kijken waar het was en dan terug te komen. Zelfs de rugzakken wilden we niet laten vervoeren. Andere mensen beleven dat dus anders. Zou dit het ware pelgrimsgevoel zijn of gewoon een aangeleerd principe?
Het ritueel Santiago de Compostela-Finisterre, 23 tot 27 juli
Santiago de Compostela, zondag 23 juli. De liefde van een kind brengt hemel en aarde in beweging. China.
Het dringt nog niet helemaal tot me door dat ik er ben, in Santiago. Om een uur of één waren we er al. Er waren nog drie bedden voor ons en we kunnen maximaal drie nachten blijven in de refugio van het Seminario Menor de Balvis. Corinne en Mary zaten bij aankomst hier te huilen maar bij mij hangt er een
soort gordijn voor. Het is waarschijnlijk te heftig om te aanvaarden. Bij stukjes en beetjes raak ik geëmotioneerd. Bij het zien huilen van anderen, het zicht op Santiago, de mensen die we allemaal weer tegenkomen, het bellen met Joop, het aanraken van het beeld van Santiago en tijdens het bidden in de kleine kapel van de kerk. Na het douchen gingen we pas naar het centrum. Op een of andere manier was het waarschijnlijk te heftig om gelijk door te gaan naar de kerk en hadden we gezamenlijk besloten om eerst naar de refugio te gaan. De kerk was boordevol toeristen en er waren slechts enkele pelgrims te ontwaren in de enorme massa mensen die er op de been was. Veel, vooral Spaanse toeristen, zijn waarschijnlijk diepgelovig want ze omhelzen hartstochtelijk het vergulde beeld van Jacobus. Er stond een enorme rij voor de boom van Jesse waar je je hand in kunt leggen. Geduldig ging ik tussen de toeristen staan. Ze lopen ook hier massaal met wandelstokken, schelpen en waterkruiken. De stad heeft veel winkels met dit soort shit. Ik was trots op mijn compostela die je in een bijgebouwtje van de kerk moest halen. Het is een getuigschrift in het Latijn waar je naam op staat en de datum van aankomst. In mijn pelgrimspas kreeg ik mijn laatste stempel met datum. Hij kon er nog net in. Trots kochten we alle drie een mapje om de compostela in op te bergen om hem fatsoenlijk mee te kunnen nemen in de rugzak. In de kroeg waar we wat uitbundig aan de wijn gingen, na het weerzien met Jean en Nelly, gooide Mary een glas wijn over tafel waardoor de compostela’s bijna bedorven werden. Het bleef gelukkig beperkt tot enige spatjes hier en daar. We leken wel schoolmeisjes die hun diploma gehaald hadden. We dronken (te) veel wijn en raakten in de mood door al die emoties en het weerzien van oude bekenden. Iedereen hing zo’n beetje rond bij de pleinen rondom de kerk. In de hele stad staan podia opgesteld en voor de kathedraal staan stellingen voor het vuurwerk dat op de feestdag van Jacobus aangestoken zal worden. De festiviteiten vinden vooral de 24e juli plaats. Alles gaat nog een beetje langs me heen. Morgen gaan we om twaalf uur naar de mis en daarvoor zullen we de kerk
wat nader bekijken. Hopelijk is het in de ochtenduren wat minder druk. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat dit het einde van de tocht is en dat we morgen niet in alle vroegte in het donker onze rugzakken zullen pakken en de eerste kilometers stilzwijgend door het nevelige landschap zullen gaan, met ieder zo onze eigen gedachten.
Santiago de Compostela, dinsdag 25 juli. Wat is het nieuwe dat wij nog te voltooien hebben? Liefde! Want tot dusverre hebben we alleen maar haat en zelfgenoegzaamheid betoond. Aurobindo.
Nog steeds dringt het niet helemaal tot me door dat dit het einde is (en het begin). Toen ik gisteren bij het busstation, samen met Corinne, mijn ticket kocht werd het meer en meer werkelijkheid. De mis greep me wel erg aan gisteren maar het kermisachtige gevoel bleef hangen. Tijdens de mis liepen mensen heen en weer en praatten op volle sterkte. Achter de priester leek Santiago tot leven te komen doordat de toeristen tijdens de mis het beeld omhelsden en je steeds andere armen om hem heen zag slaan. Na de ’show’ met het wierookvat
applaudisseerden de mensen in de kerk. De geestelijken, een stuk of vijf, hingen aan de touwen van het enorme vat. Een uur voor de mis zat ik al in de bank omdat het erg druk was. ’’Dos personas de Holanda a pie’’ werd er gezegd. Twee personen te voet en één van de twee was ik. Het was genoeg om de tranen te laten stromen. Ik had het gehaald. Hier werd het bevestigd. Ik heb behalve het echtpaar uit Friesland, dat al eerder aangekomen was, geen andere Nederlanders ontmoet deze dagen. Het ontroerde me wel om even in mijn eigen taal met hen te praten en emoties uit te wisselen. Ze hadden zich zorgen gemaakt of ik wel aan zou komen. Het was al even geleden dat ik ze voor het laatst gezien had. Ze hadden er, net als het Franse echtpaar, nogal de pas in gezet de laatste stukken omdat ze een beetje genoeg van de drukte hadden. Hoewel ik met Mary en
Corinne goed mijn gevoel kan delen is het praten in je moerstaal op emotionele momenten wel heel speciaal. Mary, Corinne en ik bespraken bij de zoveelste café con leche onze gevoelens en verwachtingen en de voornemens voor na de camino en wat we het meeste gemist hadden. Voor mij is dat toch Joop. Ik kan jaloers zijn op de echtparen die hier samen aankomen terwijl het toch mijn eigen keus was om alleen te gaan. Toch ben ik ook een beetje met Joop aangekomen. Ik was erg aangedaan toe ik hem belde om te vertellen dat ik aangekomen was. Eigenlijk verbaast het me dat ik mijn huis niet gemist heb. Je went aan het onderweg zijn en elke dag ergens anders te slapen. Rust heb ik ook onderweg gevonden. Daar heb ik geen huis voor nodig. Ik denk dat ik mijn huis zou kunnen missen en dat ik alsmaar zou kunnen reizen omdat ik op iedere plek een thuis zou kunnen creëren. Maar dat zou Joop helemaal niks vinden of misschien alleen voor een tijdje. Toen hij vertelde dat hij een paar dagen naar de Ardennen zou gaan zag ik mezelf op de terugreis al weer stoppen in België.
Ik heb besloten om niet verder te lopen naar Finesterra. Ik ben te moe. Ik ga woensdag met Corinne met de bus heen en weer. Donderdag ga ik om tien uur met de bus terug naar Nederland. Corinne vertrekt om negen uur en Mary is al weg. Haar aanstaande man is haar hier op komen halen en ze zijn vandaag al naar Finisterre gegaan. Ze houden hier nog een korte vakantie. Mary heeft na één nacht haar intrek genomen in het Hostal de los Reyes Catolicos. Het is net als in León een luxueus Parador. Ik ben er even wezen kijken. Het is schitterend. Onvoorstelbaar dat dit vroeger het oude hospitaal voor de pelgrims was. Mary had in de refugio allemaal bulten opgelopen, waarschijnlijk van vlooien. Ze had ook schoon genoeg van de viezigheid, het lawaai en de drukte van de enorme slaapzaal. Zelfs op de gangen liggen mensen. Het wordt ook, vooral door jonge Spaanse toeristen die met de auto wat stempels vergaard hebben, als goedkoop ’hotel’ gebruikt. Tegen tien uur ’s avonds gaan ze opgetut de deur uit. Dat is nogal
wat anders dan om tien uur in de refugio zijn omdat dan de deur op slot gaat. Je kunt hier komen en gaan wanneer je wilt. Met pelgrimeren heeft het niets meer te maken. Vanmorgen om acht uur werd het een Franse pelgrim even iets te veel toen een aantal druk pratende Spanjaarden zich opmaakte om de stad in te gaan. Hij schold ze uit voor toeristenpelgrims en dat waren het ook. Ze hadden gloednieuwe rugzakken, de mannen waren gladgeschoren en de vrouwen opgemaakt en geparfumeerd. Dat is niet de gebruikelijke outfit van een pelgrim die er een lange reis op heeft zitten. Ze hadden ook geen enkel respect voor pelgrims die hier uitgeput op hun bed liggen en heel wat emoties te verwerken hebben. Ik vind het ook moeilijk om liefde op te brengen voor dit soort mensen omdat ze zich zo gevoelloos gedragen en zich zo weinig in kunnen leven in anderen. In Santiago zijn is voor hen heel iets anders dan voor echte pelgrims. Zij staan midden in het gewone leven en hebben gewoon vakantie of een paar dagen vrij. Ze denken alleen maar aan gezellig uitgaan met elkaar. Het is ook vast niet hun bedoeling om uitgeputte pelgrims over de kling te jagen maar ze hebben er geen idee van wat een pelgrimstocht inhoudt. Misschien gaan ze ooit zelf nog op weg met een andere intentie en zullen ze begrijpen waarom die Fransman zo uit zijn dak ging.
Op mijn eigen manier heb ik vandaag en gisteren wat afsluitende rituele handelingen verricht. Ik heb mijn T-shirt, ’the stripes of Wilma’, weggegooid en een eenvoudige blauwe bloes gekocht. Ik heb een klein gouden Santiagokruisje gekocht dat ik altijd wil dragen om me dagelijks te herinneren aan de camino. Voor mijn camino for ever. Ik heb ook wat make-up gekocht en spaarzaam gebruikt. Ik moest weer even wennen aan mezelf. In een café schreef ik talloze kaarten, ook voor de mensen die ik onderweg tegen ben gekomen en die me geholpen hadden. Zo beleefde ik mijn reis weer een beetje opnieuw en werd het steeds wezenlijker dat het over was. In de kathedraal zelf was het moeilijk om een beetje rust te vinden door het voortdurende heen en weer geloop van de
mensen. In de stiltekapel vond ik wat rust om te bidden, ook voor de mensen die me dat onderweg gevraagd hadden. Aan diverse mensen had ik beloofd om kaarsjes voor hen te branden in de kerk. Mensen in België hadden me daar zelfs geld voor meegegeven. Ik kon het niet opbrengen om de nepkaarsjes aan te steken bij Jacobus te paard als Morendoder. In een zijkapel, waar wel echte kaarsjes stonden, heb ik er een heleboel aangestoken. Voor alle hulp die ik gekregen heb en voor alle mensen die dat gevraagd hadden. Veel oudere vrouwen legden briefjes in een mandje bij een madonna.
Toen ik gisteren tussen de pilaren op het plein van de kathedraal naar de muziek stond te luisteren liep Richard voor me langs, met zijn rugzak. Hij was net
aangekomen. We omhelsden elkaar hartelijk en ik wees hem de weg naar de refugio die wat buiten de stad ligt. Hij nodigde me uit voor de maaltijd wanneer hij zich ingeschreven zou hebben maar toen ik ’s avonds laat in de refugio kwam zag ik dat hij met zijn kleren nog aan in een diepe slaap lag. Hij lag op dezelfde verdieping als Corinne en ik. Hij had geen last van het gedoe om zich heen maar sliep dwars door alles heen. Er was gisteren om twaalf uur ’s nachts een enorm vuurwerkspektakel. Uren daarvoor stond het gigantische plein al tjokvol. Het was bar slecht weer: koud, wind en regen. Het was indrukwekkend. Keltische muziek en muziek uit de Carmina Burana overspoelde het plein en begeleidde het vuurwerk en de lichtbeelden die op de kerk geprojecteerd werden. Tussen het publiek bevonden zich vuurspuwers. Het leek af en toe of de kerk in brand stond. Het maakte meer indruk op me dan de mis voor allerlei genodigden van vanmorgen. Die had ik na een half uur wel gezien. In de kerk hingen overal grote beeldschermen om de mis te kunnen volgen. De toespraak was slaapverwekkend. Er werden regelmatig mensen door de EHBO de kerk uitgedragen omdat het zo drukkend en vol was. Er waren diverse mensen van het koninklijk huis waardoor
de belangstelling enorm was en de veiligheidsmaatregelen ook. Je moest naar binnen door een detectorpoort. Hier en daar lagen uitgevloerde pelgrims die net aangekomen waren. Ook stonden er buiten nog rijen mensen die er niet meer in mochten. Daartussen bevonden zich ook nog pelgrims. Aan mij was dit spektakel in ieder geval niet besteed. In de stad is het een gezellige drukte deze dagen. Er zijn kraampjes, terrassen, modeshows, volksdansen in klederdrachten van hier en veel muziek. Het meest bizarre dat ik vandaag zag was een fotograaf, met een hondje met een pelgrimsjasje aan, compleet met speldjes en hoedje. Je kon je met het hondje op de foto laten zetten. De toeristen maakten er gretig gebruik van. Pelgrims heb ik dit niet zien doen. Ik vond het wel grappig. De winkels en de vele restaurants hier draaien vooral op de toeristen. Veel zaken worden met een Santiagosausje aan de man gebracht.
Finisterre, woensdag 26 juli. En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie: doch de meeste van deze is de liefde. Bijbel, Korintiërs 13, vers 13. Met Corinne ben ik vandaag met de bus naar Finisterre geweest. Fisterra in dialect. Het was ruim twee uur rijden heen en twee uur terug. Het was een mooie afsluiting. Het was redelijk goed weer, met af en toe een beetje zon. Beter dan in Santiago. Daar schijnt het vaak te regenen. Toen we uitstapten kwamen we nog meer bekenden tegen van onderweg, onder andere het jonge koppel uit Canada. Zij had in het begin ontzettend opgezwollen benen gehad en ik had twijfels of ze het wel vol zou houden. Ze waren zelfs nog van Santiago naar Finisterre gelopen maar het was erg zwaar geweest vertelden ze. Ze hadden veel regen gehad en er was veel klimwerk. Dat was ook te zien onderweg vanuit de bus. Er was wel mooie natuur maar de plaatsjes onderweg zagen er niet geweldig uit door het vele beton. Ik had het niet meer op kunnen brengen en vond het goed zo. Ik vond het ook fijn om samen met Corinne zo de tocht af te sluiten. Bij het haventje dronken we op het terras een goeie bak café con leche. Er lagen wat
vissersbootjes met veel rood en blauw en er waren veel meeuwen. Het geluid en de zeelucht maakten het verlangen naar huis hevig. Van de zee krijg ik altijd heimwee. We liepen de kustweg af naar de punt waar we nog één keer door een venijnig hondje achterna gezeten werden. We hadden onderweg daar naartoe een beetje bizar gesprek over de manier waarop we begraven zouden willen worden. Dat kwam omdat er aan de kust een soort betonnen cabines stonden die op graftombes leken. We vroegen ons af of ze hiervoor misschien adverteerden met ’uitzicht op zee vanuit je eigen grafcabine!’ Het uitzicht was er oneindig en door de nevel die er hing leek het ook echt op het einde van de wereld. Bij het Cruz del Morte zaten we een tijdje stil op de rots en trokken ons niets aan van toeristen die ongeduldig, met de auto met draaiende motor, stonden te wachten om vanaf de rots een foto te kunnen maken. Voor ons had het een symbolische betekenis en we vonden dat we het recht hadden om hier even te zitten met het zicht op de oceaan. Ik overdacht de stukjes van mijn ego die misschien wel gestorven waren onderweg. Dat moet echter in mijn dagelijkse leven straks nog maar blijken. Ik vroeg me af hoe ik thuis de camino zou kunnen inpassen in mijn dagelijkse leven. Op de camino kom je jezelf op allerlei manieren tegen en je hebt de tijd om daar over na te denken. Je gaat terug naar je basis en je hebt geen overbodige dingen in je rugzak. Je werkelijke behoeften komen boven en je gaat zien wat er echt belangrijk is in je leven. Zoveel dingen blijken ballast te zijn. Bij de kaap klom ik naar beneden langs de rotsen. Overal lagen verbrande stukken kleren en schoenen van andere pelgrims. Een oud gebruik. Boven op de kaap staat een monument van afgedragen wandelschoenen. Zo vlak boven de zee schreef ik mijn laatste kaart aan Joop. Ik overdacht mijn reis en was dankbaar voor alles wat ik tegen was gekomen, zelfs voor de slechtere dingen omdat ik daar van geleerd had. Het hoorde ook bij de weg. Ik was vooral dankbaar voor mijn goede gezondheid, mijn energie, mijn moed en doorzettingsvermogen, al de support die ik van mensen thuis en onderweg had gekregen en de onzichtbare
Support van boven. De support met een hoofdletter die komt van God, Jezus, Jacobus, de Natuur en alle heiligen die ik onderweg ontmoet had. Terug op het strand trok ik mijn badpak aan hoewel het niet echt warm was. We waren bijna de enigen op het kleine strandje.
Op de Santiagoschelp legde ik het gebroken kristallen zwaardje van Caroline en de Christoffel van Erica. Volgens een oud gebruik moet je uit dankbaarheid iets offeren aan de zee. Het moet iets zijn wat waarde heeft voor jezelf en dat hadden deze dingen. Het kostte me moeite er afstand van te doen. De kristal had altijd in mijn zak gezeten en ik hield hem vast als ik het moeilijk had. De Christoffel had ik samen met Erica gekocht in het missiemuseum in Steyl en ze had het gedicht van Christofoor voor me voorgelezen, ten afscheid. Ik had hem samen met het kruisje uit Parijs altijd aan mijn hals gedragen. Op benauwde momenten hield ik ze vast. De schelp had altijd aan mijn rugzak gehangen zodat ik herkenbaar was als pelgrim. Nu was ik pelgrim-af. Ik bad op het strand en las het gedicht nog een keer. ’Christofoor
Hij woonde aan een rivier. Water vanwaar en waarheen? Hij vroeg het nooit. Hij was een vierkante, langzame man. Hij leek uit de rotsen gehouwen die als een grimmig gebit hem en zijn hut omsloten. Toch kwam uit het oosten een pad naar het wilde water vallen: lang grijs lint, door de hemel uitgerold tot aan zijn deur,
waar het besluiteloos stilhield.
Lang al voordat hij ze zag hoorde hij aan de echo van springende steentjes of vloeken de schimmige reizigers komen. Mensen vanwaar en waarheen? Hij vroeg het ze nooit, en zij gaven het antwoord niet prijs. Hij was er om te dragen, en bruggen zijn nooit te vertrouwen. Naamloos torste naamloos.
Zwijgend bood hij zijn rug aan zwijgende vreemdelingen. Nee, niet eens aan dezen: niet mensen droeg hij over met armen van vlees en lood, geen zwart of blond, geen gezichten met een geschiedenis,mistiger was het, ballast te dom voor waarheid of leugen: reislust droeg hij, gouddorst, landhonger, ademnood, al wat mensen op weg doet gaan van het oosten naar het westen.
De nevel hing er te laag.
Dragen was meer dan genoeg. Wereld was zoveel wereld, water zo vluchtig en steen zo onweersprekelijk vast,dat hij aan vragen niet toe kwam. En wie, aan de overkant halverwege het bergpad, op de drempel van de mist nog omkeek, zag beneden al geen teken van leven meer. Hij was de ene die woonde. Hij wuifde geen reiziger na. Zelfs toen in een stormnacht met een zwak kloppen op de donkere deur van zijn jaren het kleine kind hem wekte, kwam er geen vraag naar zijn lippen. Hij zette met één hand het veertje op zijn schouder en stapte in het koude water. Driftig kolkte de stroom tegen zijn heupen op, het deerde hem niet. Het zwart was een muur vlak voor zijn ogen, hij lachte. Blindelings vond hij de eerste kei van de honderd, de tweede en de derde.
Maar daar werd alles anders: het warme hoopje mens,
de vingers in zijn haren, de adem aan zijn oor ging dood, ging dood, verkilde, werd een steen in zijn nek. En al weer vreemder en zwaarder: een ding dat zijn eigen dood uitleefde, te buiten ging. Het groeide. Het dwong hem zijn hoofd te buigen, dieper en dieper. Het was of alle keien waarnaar zijn voeten tastten op zijn rug gestapeld werden, of onder boven moest komen, of het diepste van de aarde
de hemel wou zien en, ziende, hem op de schouders viel. En zijn lichaam vergat vanwaar, waarheen, hij was nergens meer, hij bezweek onder overal, in den vreemde, in den vreemde.
Na een nacht als een jaar, toen hij door de knieën ging op het pad aan de overkant lag hij er als een vraag, een kind voor zijn eerste woord.
Zeg me wie ik ben; ik dacht de wereld te dragen, maar het was zwaarder: het antwoord op raadsels die ik niet ken; geef me betekenis, geef me een naam. En het kind nam hem bij de hand en zei: Meer dan de wereld droeg je. De maker van de wereld. Ik doop je. Mensen dragend draag je mij. Heet naar mij, God vanwaar en waarheen: hij wil op jouw schouders zijn eigen wereld door naar zijn eigen hemel, Christofoor.’
Michel v.d.Plas
Daarna gingen we rozig van de wijn en een dagje kust voor de laatste keer naar de refugio waar we een nachtje illegaal zullen slapen. Er is niemand die daar op let. Om elf uur zal ik straks de lichtschakelaar omdraaien zodat de toeristen op iets gedemptere toon verder zullen praten. Deze truc heb ik, tot vermaak van Corinne, al diverse keren toegepast. Geen enkele toerist is tot nu toe op het idee gekomen om de schakelaar weer om te zetten. Waarschijnlijk denken ze dat het centraal geregeld wordt.
Gemengde gevoelens
Spanje-Nederland, 27 en 28 juli In de bus op weg naar huis, donderdag 27 juli.
Het is vreemd om vanuit de bus de steden zo snel voorbij te zien gaan. Te voet duurde het dagen. Er zitten niet veel mensen in de bus, geen Spanjaarden in ieder geval. Naast me zitten drie Belgen die de kustroute genomen hebben. Om negen uur heb ik Corinne op de bus naar Lyon gezet. Ze gaat eerst naar haar ouders. We moesten allebei erg huilen. Mijn bus ging een uur later. Op het station zagen we Richard die een buskaartje kocht naar Fatima, een pelgrimsplaats in Portugal. Dat is zijn afsluiting.
De rit in de bus is geen pretje en dat komt vooral door het geluid. Ik heb moeite om me te ontspannen met een overkill aan indrukken. De tv staat aan, de radio galmt er doorheen en de twee Spaanse chauffeurs praten op volle sterkte met elkaar. De ene na de andere video gaat over geweld, oorlog, mishandeling en seks en hoewel er geen enkele Spanjaard in de bus zit, zijn de films Spaans nagesynchroniseerd. Ik heb moeite om positief te blijven over de Spaanse cultuur. Ik heb er spijt van dat ik mijn oordoppen al weggegooid heb. Ik probeer het geluid te dempen met wc-papier in mijn oren. Het eerste stuk vandaag ging nog wel en had ik er lol in om een beetje naar buiten kijkend te traceren waar we langskwamen. De meseta die dagen geduurd had vloog in een paar uur voorbij. Nu het avond is begin ik behoorlijk last van mijn benen en voeten te krijgen. Ze zijn gewend te bewegen en niet om urenlang in dezelfde houding te zitten. Gelukkig heb ik mijn slaapzak bij me zodat ik vannacht kan proberen wat te slapen. Om tien uur vanavond, Spaanse etenstijd, stopte de bus bij een restaurant. Ik kocht een bocadilla en een liter drinkyoghurt want in een vette hap had ik helemaal geen zin. Ik gebruikte de tijd om even rond te lopen buiten. Op de parkeerplaats
hing een bont gezelschap aan mensen rond. Mannen sliepen op een matrasje naast hun auto op het asfalt. Een moslimvrouw waste zich buiten bij de pomp waar ik mijn tanden poetste en ging daarna haar gebeden doen op het grasveldje met hondendrollen. Er waren veel vaders in korte broeken met Hawaïshirts en witte sokken in sloffen. Het was de gebruikelijke vakantiedrukte op dit soort plekken. Ik heb het gevoel alsof ik er nog niet helemaal bij hoor. Ik had er op gerekend dat het lawaai in de bus zou stoppen na de maaltijd maar het ging gewoon door. In de bus zijn verder nog wat bejaarde dames ingestapt en een echtpaar met een kind. De laatsten zijn de enigen die naar de video kijken, alsof seks en geweld heel gewoon zijn voor een kind. Als dit de gewone wereld is dan zal het me veel moeite gaan kosten om over te schakelen. Ik verlang nu al weer terug naar de stilte van de wandelingen en de natuur om me heen. Ik hoop dat ik thuis wat meer rust zal vinden.
In de bus, vrijdag 28 juli. Vannacht zag ik de borden van Bordeaux, Tours, Poitiers en Parijs langskomen en talloze herinneringen flitsten langs. Het leek zo ontzettend lang geleden. In Parijs werd ontbeten. Ik belde Joop om te zeggen dat ik onderweg was. Om een uur of drie zal ik in Breda zijn. Daar zal hij me ophalen. Ik voel me net een schoolmeisje op weg naar haar verkering. Om elf uur waren we in Mons, de plaats waar ik met de TGV naar Parijs ging. Waar ik zenuwachtig was alsof ik voor de eerste keer alleen met de trein naar een grote stad ging. Ik ben veel verder gekomen maar toch ook weer niet. Ik ben in ieder geval veel dichter bij mezelf gekomen, maar hopelijk sta ik niet te veraf van de mensen waar ik van hou. Ik zal moeten wennen aan de gewone wereld. Het lijkt alsof ik helemaal opnieuw moet beginnen. Het maakt me ook lichtelijk nerveus. Ik ben blij dat ik nog niet hoef te gaan werken. De overgang zou te groot zijn.
Weer op pad België/Nederland Rochefort, Baarland, augustus, september, oktober
Rochefort (België), twee weken later. Ik zit alleen in ons tentje in de Ardennen. Joop heeft hier het weekend gefietst en ik had behoefte om alleen te zijn. Het campingterreintje is nagenoeg leeg na het weekend en ik heb vanuit mijn tentje uitzicht op een weiland met paarden en de bossen erachter. Ik moet mijn gevoel een beetje op orde zien te krijgen. Ik heb mijn chakrawerkboek bij me en een boekje met gedichten van Rumi. Ik wil stilte, wandelen, yoga, eenvoudig eten en weinig alcohol. Ik heb besloten om vegetariër te worden. Toen we uit eten gingen stond de lap vlees op mijn bord me tegen. Er is zo’n overvloed aan alles. Onderweg had ik zo weinig nodig. Toen ik thuis kwam ben ik na een paar dagen het hele huis gaan verven. Ik wist me met mijn energie geen raad en kon niet stilzitten. Mijn voeten zijn nog steeds erg pijnlijk en ik strompel zo’n beetje mijn bed uit. Na een paar minuten gaat het beter maar er blijven een paar gevoelloze plekken in zitten. Het voelt alsof mijn voeten constant slapen. Mijn caminogevoel kan ik nauwelijks terugvinden. Het lijkt allemaal zo ver weg. In het klooster, hier vlakbij, in de kapel vind ik een beetje rust. De wandelingen in de prachtige natuur hier doen de rest. Ik heb wel het gevoel dat er de laatste weken veel met me gebeurt, maar ik kan het nog niet helemaal plaatsen. Ik huil veel, ben erg onzeker en voel me helemaal niet meer dapper. Ik kan geen nieuws zien en geen krant lezen. Het staat te ver van me af en emotioneert me te veel. Ik kan nu niet begrijpen hoe ik ooit op weg heb durven gaan.
Ik had (nog steeds) te grote verwachtingen toen ik thuis kwam. De vreugde van het gezond en wel weer thuis zijn, de luxe, de privacy en het weerzien met familie en vrienden brachten me terug op aarde maar ik miste de dagelijkse
inspanning, de natuur, het buiten zijn, de spirituele momenten en de echte ontmoetingen met anderen. Het lijkt allemaal zo oppervlakkig. Alles lijkt zijn gangetje te gaan. Ook Joop lijkt er moeite mee te hebben maar gaat op zijn manier gewoon door. Hij is weer volop aan het werk. Hij moet er ook weer aan wennen dat ik thuis ben en voelt zich waarschijnlijk minder vrij daardoor. Ook hij zoekt naar evenwicht en ik moet oppassen dat ik hem er niet de schuld van geef dat het niet goed met me gaat. Het afgelopen weekend samen was goed. We hebben elkaar weer een beetje gevonden. Hij is soms bang voor de (grote) stappen die ik maak. Het maakt hem bang als ik het heb over stoppen met werken en andere dingen gaan doen. Op zijn werk is ook van alles gaande. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat het gedoe van de politiek, de spelletjes er omheen en de energieverspilling wel erg ver van mijn caminobeleving afstaan. Ik heb geen zin meer om ze mee te spelen maar ik ben zelf ook nogal onzeker over wat ik dan wel zou willen. Ik heb geen alternatieven. Hij spiegelt alleen maar mijn eigen onzekere gevoel daarover. Hij dwingt me daardoor mijn motieven helder te maken. Hij is niet echt degene die me tegenhoudt in dingen. Als ik uiteindelijk een keus maak staat hij altijd achter me. Dat heeft hij ook gedaan toen ik naar Santiago ging lopen. De kinderen staan gelukkig altijd open voor mijn veranderingen. Ze steunen me onvoorwaardelijk in wat ik wil en ze houden me niet tegen. Dat deden ze ook niet toen ik naar Santiago wilde gaan. Zij hangen nog niet zo aan materiële zaken en vastigheden. Ze zoeken zelf nog volop in het leven en tasten hun grenzen af. Aan carrières hebben ze geen boodschap. Vandaag raakte ik net als onderweg naar Santiago weer eens het pad kwijt. Maar net als op de camino kwam het toch weer goed. Met een omweg kom je er ook en soms is het uitkomen op een onbekende en onbedoelde bestemming minstens zo leuk. Dat was ik even vergeten.
Baarland, eind oktober.
Ik ben er klaar voor om weer te gaan werken en me in de gewone maatschappij te begeven. Het heeft wel even geduurd. Mijn labiele gevoelens zijn weggeëbd. Ik voel me weer sterk maar ook nieuw. Erica heeft me aangeraden om maar gewoon in mijn nieuwe hoedanigheid de oude dingen te gaan doen en vast te blijven houden aan mijn gevoel, mijn hart en mijn geloof. Dat ga ik nu proberen en ik heb er goede moed op. Ik ben nieuwsgierig naar hoe het uitpakt, net als toen ik op pad ging naar Santiago en niet wist waar ik uit zou komen en met de dag meer vertrouwen kreeg.
In september nodigde Erica me uit om een weekend met de Woodbrookers door te brengen in Barchem, samen met haar en haar moeder, die al over de negentig is. Het is een spirituele, van oorsprong Engelse beweging voor allerlei gezindten, waar haar moeder al lang lid van is. ’Door onderlinge ontmoeting, in een geest van openheid, religieuze verbondenheid en maatschappelijke betrokkenheid, bij te dragen aan persoonlijke verdieping en aan bezinning op de maatschappelijke verantwoordelijkheid’ staat er in de doelstelling van de vereniging die in 1908 is opgericht door theologiestudenten met ’een oprecht verlangen naar God’.
Ze organiseren cursussen en bijeenkomsten en hebben een kleine kapel op de Kale Berg midden in het bos. Uiteindelijk gingen we met zijn tweeën omdat haar moeder net voor we weggingen een lichte hersenbloeding kreeg en in bed moest blijven. Met een bezwaard gemoed ging Erica toch mee. We zaten een weekend tussen bijna allemaal hoogbejaarden die nog volop in het leven staan ook al waren er veel niet goed meer ter been. Mensen te zien die nog willen leren en nog vraagtekens durven zetten, dat schiep moed, voor later. De gezamenlijke viering op de berg ’s ochtends vroeg, de stille tocht naar de kerk en het stille samenzijn deden me aan de pelgrimsdiensten denken. De meeste inspiratie kreeg ik echter van het thema van dat weekend: Dag Hammarskjöld.
Dag Hammarskjöld, een Zweed, was een secretaris-generaal van de Verenigde Naties die vooral bekend werd door zijn vredesmissies. Hij kwam in 1961 om tijdens een vliegtuigongeluk. Hij liet een prachtige gedichtenbundel na: ’Merkstenen’. Het bevat dagboekaantekeningen waarin de nadruk ligt op zijn innerlijk leven en zijn persoonlijke verhouding met God en zijn medemens. Hij hield van eenzame bergtochten. Het is niet dat ik mezelf zou durven vergelijken met hem, maar ik kan me wel identificeren met het feit dat hij voor zijn geloof uitkwam en zijn innerlijke stem volgde. Hij deed dat temidden van grote politieke beroering en onder grote druk die op hem en anderen om hem heen uitgeoefend werd. Hij bleef bij zichzelf, bij God en waar hij voor stond. Dat is waar ik ook voor wil gaan. Ik heb er alle vertrouwen in dat het me lukt. Het is mijn weg die ik (nog) te gaan heb en het eind is nog niet in zicht. Ik kan nog jaren verder.
December 2003
Epiloog Het lijkt zo lang geleden en zo dichtbij. Het lijkt alsof ik zo veel geleerd heb maar ook weer niets. Soms heb ik het gevoel dat mijn hele leven klopt, net als op de camino, maar soms weet ik niet welke richting ik zal nemen. Soms ben ik tevreden met wat ik heb en soms wil ik weer zo veel. Meestal leef ik in vrede met mijn omgeving maar soms heb ik de ene botsing na de andere. Had ik verwacht dat het allemaal eenvoudiger en rustiger zou worden? Misschien wel.
Maar net als op de camino is er eigenlijk geen eindpunt en duurt de strijd voort. Met anderen en in mezelf. Vlak voordat ik aankwam in Santiago schreef ik dat ik bang was om aan te komen. Omdat ik dan mijn vastomlijnde doel niet meer zou hebben en de rust van het wandelen in de natuur zou missen. Ik zag er tegenop om alle verantwoordelijkheden weer te moeten nemen. Daar wilde ik eigenlijk met een boog omheen lopen. Het heeft me moeite gekost om het gewone leven weer op te pakken. Ik kan ook bijna niet uitleggen aan mensen wat het me nou precies heeft opgeleverd. Niet iedereen zit op mijn geloofsuitingen te wachten. Het lijkt allemaal zo banaal maar het is het niet. Het gevoel dat ik dagelijks geleid word is niet verdwenen al moet ik er meer bewust de tijd voor nemen, om het te kunnen voelen. Het is allemaal niet zo vanzelfsprekend aanwezig als onderweg naar Santiago. Ik mis het bidden in de kerken. Ik mis de stilte in de velden. Ik mis het directe contact op zielsniveau met de mensen, het gezamenlijke doel. Ik mis de eenvoud, de soberheid. De hectiek van het dagelijkse leven neemt soms bezit van me maar ik doe er zelf aan mee. Het is vaak moeilijk om het in het perspectief van de eeuwigheid te plaatsen. Ik vind het moeilijk om zuiver te blijven. Mijn ego speelt me (te) vaak parten. Ik heb een cursus Transcendente Meditatie gevolgd, vlak nadat ik terug was, en probeer dagelijks te mediteren. Ook het bidden is gebleven, maar niet in de kerk.
Wat is er daadwerkelijk veranderd sinds Santiago? Aan wandelen ben ik verslaafd geraakt. Het liefst loop ik aanlooproutes naar Santiago. Ik loop in België en Frankrijk delen van de verschillende routes: in de vakanties en de weekenden.
Joop wacht me aan het eind van iedere etappe op met de camper. Luxe dus! Geen gezoek naar onderdak. Hoewel Joop ook af en toe wandelt ligt zijn hart toch meer bij het fietsen. Dat doet hij terwijl ik loop. Ik vind het niet erg om alleen te lopen, in tegendeel. Het contact met Joop zijn zoon is hersteld. Ook de
kleinkinderen hebben de draad opgepakt alsof er nooit een breuk is geweest. Heeft dat met Santiago te maken? De relatie met Reineke is volledig hersteld. We zijn samen naar New York geweest en we hadden het erg fijn samen (een cadeautje voor haar 30e verjaardag) en we squashen nu twee keer per week. Het heeft in ieder geval met mijn reis te maken maar was het anders niet goed gekomen tussen ons? Wandelen doe ik intussen ook met een gedeelte van mijn volleybalteam dat een wandelclubje, -De Trappisten- heeft opgericht toen ik weg was. We hebben het Oosterscheldepad en het Deltapad al gelopen en nu zijn we aan het Grenslandpad bezig. Heb ik ze aangestoken met mijn wandelvirus? Het tuinhuisje achterin onze tuin, waar de kinderen één voor één woonden voordat ze de stap naar zelfstandig wonen maakten, heb ik opgeknapt. Het is een vrolijk en intiem verblijfje geworden: een kleine privé-refugio. Het doet dienst als logeeradres voor ’vrienden op de fiets’. Voor fietsers en wandelaars die rondtrekken en rust zoeken in de Zak van Zuid-Beveland. Het heeft al veel leuke contacten opgeleverd en de gasten hebben het naar hun zin. De eerste die er gebruik van maakte was nog maar net terug uit Santiago. In de boerderij van Tineke en Cees heb ik geholpen om de melkruimte op te knappen die nu dienst doet als cursusruimte. Tineke geeft keramieklessen en ik geef af en toe een workshop over Santiago de Compostela. Ik verzorg de (vegetarische) catering als Tineke cursus geeft. Ik vind het leuk om met eten bezig te zijn en mensen te bedienen. Ik kook nog steeds vegetarisch en vind het ook leuk daarmee te experimenteren, net als Joop die ook maar weinig vlees meer eet. Sinds een paar jaar hebben we ook een biologisch groentepakket met veelal groenten uit deze streek. Met Tineke heb ik nog steeds plannen om de activiteiten in en rondom de boerderij uit te breiden, maar ik heb geen haast. Tineke is de uitgever van mijn boek. Een nieuw project van ons samen. We gaan gestaag voort op ons pad. Ik werk tenslotte nog steeds drie dagen per week bij de gemeente.
Dat werk is een apart hoofdstuk en kost me ook de meeste hoofdbrekens. Ik probeer bij mijn hart te blijven maar ik worstel met de machtsspelletjes, de waan van de dag. Ik zoek naar evenwicht en rust maar ik heb de een na de andere confrontatie omdat ik dingen niet over mijn kant kan/wil laten gaan. De energie gaat in de strijd zitten. De projecten die ik onder handen heb/had liggen me aan het hart. Ze hebben meestal met de minder bedeelden te maken: op sociaal, lichamelijk en economisch gebied. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik nuttig werk doe. Het is van maatschappelijk belang en ik doe het graag. Ik zit op mijn plek. Het zijn vooral de egoïstische belangen van de anderen, vaak individuele, die me storen. Maar ik ben er zelf ook niet vrij van. Ik laat me graag gelden. Gelukkig kom ik veel mensen tegen die nog idealen hebben en die wel solidair zijn. Die ook eerlijk naar zichzelf durven kijken. Maar soms word ik zo moe van al die verkeerd gebruikte energie en vraag ik me af wat ik fout doe. Anderen spiegelen tenslotte mijn eigen innerlijk. Veel mensen zijn bang en onzeker en laten zich daardoor (af)leiden. Er zijn niet zoveel mensen die zichzelf trouw blijven, die zich aan zichzelf vast durven houden. Ik heb er ook vaak moeite mee.
Met een aantal mensen van de camino heb ik nog steeds contact. Het Franse gezin uit Pons is bij ons langs geweest. Bij Corinne, in Brighton, ben ik al twee keer geweest. Bij Jean en Nelly, uit Dijon, zijn we afgelopen zomer langs geweest. Met Christine uit Duitsland heb ik af en toe schriftelijk contact. Richard uit Amerika stuurt me regelmatig post en voor de Kerst in 2000 stuurde hij me een kruis van Benedictus. Het hangt aan de schoorsteen. Hij liep de camino in 2001 nog een keer omdat hij elke eeuw een keer naar Santiago wilde lopen. Een derde eeuw zal hij wel niet halen in dit leven. Hij stuurde diverse kaarten toen hij weer onderweg was. Ik kreeg er heimwee van.
Vele andere pelgrims zullen ons nog volgen want de populariteit van de camino naar Santiago neemt nog steeds toe. Met al hun twijfels en vragen gingen en gaan mensen op pad. Eeuwenlang! En Waarom? Die vraag kun je alleen maar zelf beantwoorden. Ieder heeft zo zijn/haar eigen reden en vaak kom je daar onderweg pas echt achter. Je komt in ieder geval een stukje dichter bij jezelf. Dat is zeker. Maar daarvoor moet je door een hoop onzekerheden heen. Maar het loont de moeite. Ik leef nog bijna iedere dag met de camino.Veel dingen die in mijn dagelijks leven gebeuren kan ik plaatsen in het licht van mijn pelgrimstocht. Dat werpt vaak ook letterlijk een ander licht op de zaak. Het lijkt alsof het daardoor helderder wordt.
Literatuur
• Mireille Madou, Camino de Santiago, Heilige pelgrims....(Schoorl 1989) • Mireille Madou, De weg naar Santiago de Compostela kunst/cultuur (Leuven 1999) • Dr. J.van Herwaarden, Op weg naar Jacobus (Hilversum 1992) • Santiago de Compostela, 100 jaar tentoonstellingscatalogus (Gemeentekrediet Gent 1985) • Chemin de Saint-Jacques, Guide pratique. (Rando éditions 1999) • De Jacobsstaf, Nederlands Genootschap van Sint Jacob, • Jeroen Gooskens, Ver onderweg: Verhaal van een voettocht (Nijmegen 1998)
• Herman Vuijsje, Pelgrim zonder God (Amsterdam 1994) • St. Jacobs Fietsroute, Fietskaart Informatie Stichting (Schoorl 2000) • Wandelgids Spaanse St. Jacobsroute, (ANWB 2001) • Shirley Maclaine, Voettocht naar Santiago de Compostela (Amsterdam 2000) • Pelgrimspad ’s Hertogenbosch-Visé (LAW-ANWB 2000) • The way of St. James, Le Puy to Santiago, Walker’s Guide (Engeland 1999) • Paulo Coelho, De weg naar het zwaard: dagboek van een magiër (Amsterdam 1993) • Onderweg naar Compostela, Wandelgids Van Le Le Puy naar Santiago (Elmar Rijswijk ) • La vie, Au bonheur de Compostelle (Malesherbes Publications 1999). • Trappen tot Santiago: Verslag van een pelgrimstocht per fiets (Wemeldinge 1999) • www.camino-de.santiago.nl