Richting Santiago de Compostella
1 juni 2009 tm 20 juni 2009 Hans van de Pieterman
Richting Santiago de Compostella
1 juni 2009 tm 20 juni 2009
Onderweg naar Santiago de Compostella hield ik dagboekje bij, voor mijn familie thuis, en als ondersteuning van mijn eigen herinneringen. Alle dagen en behoorlijk consequent. Het is een mix van verslagen, aantekeningen, notities, etc. geworden, die onderweg of aan het eind van de dag werden genoteerd. Deze vindt u in deze bundel. Precies zoals opgeschreven, vol stijlfouten, taalfouten, schrijffouten en typefouten. Soms incompleet, soms veel te breedvoerig. En zonder dat ik daar achteraf in ben gaan verbeteren. Ik ken mezelf: daar zou ik maanden mee bezig blijven. En zo lang wil ik de lezers niet laten wachten. Natuurlijk is het aangevuld met de foto’’s die ik onderweg maakte. Hans van de Pieterman Juli 2009 Eerder verschenen in dezelfde serie: Richting Santiago de Compostella -21 mei 2006 tm 12 juni 2006 Richting Santiago de Compostella - 8 mei 2007 tm 22 mei 2007 Richting Santiago de Compostella - 19 mei 2008 tm 2 juni 2008
Voorwoord door Karel de Grote Omstreeks het jaar 778 wachtte ik, Karel de Grote, op de onderwerping van Zaragoza. Daarom was het voor mij geen verrassing dat afgezanten van de koning van Zaragoza, Marfil hun opwachting maakten in mijn bijgebouwen om mij een vredesboodschap te overhandigden. Als antwoord daarop droeg ik Ganelón op om zich naar Zaragoza te begeven om het voorstel van Marfil te aanvaarden. En, aangezien ons doel bereikt was, besloot ik dat mijn leger en ik naar wel terug konden keren naar Frankrijk. Zo bepaalde ik dat mijn trouwe Roeland het vaandel zou dragen dat aantoonde dat hij bevelhebber van de achterhoede was, terwijl wij de terugkeer naar huis en haard, dat wij zo Karel de Grote gemist hadden, aanvaardden. Alles was geregeld, totdat ik op een dag tijdens een partijtje schaak het huiveringwekkende geluid van de hoorn van mijn geliefde Roeland hoorde. Ik stond als aan de grond genageld omdat ik meteen in de gaten had dat er iets verschrikkelijks gaande was. Ganelón probeerde me er echter van te overtuigen dat onze stoutmoedige Roeland met andere dingen bezig was, zoals met jagen, en dat hij vast geen hulp nodig had. 4
Mort de Roland. Afb. van Jean Fouquet, “Grandes Chroniques de France” (1465)
De woorden van Ganelón stelden mij echter niet gerust en door een innerlijke kracht werd ik gedreven om naar de plaats waar de ridders van mijn leger bijeen zouden komen te gaan. Toen ik bij de kloof van Roncesvalles aankwam, begreep ik wat de oorzaak van mijn kwelling was: daar zag ik dat de aarde besmeurd was met het bloed van mijn ridders, verwoest en bezaaid met hun lichamen. Ik begreep niet wat er gebeurd was, totdat een plotselinge gemene grijns op het gelaat van Ganelón me deed begrijpen dat hij ongetwijfeld op de hoogte was wat er daar was gebeurd. Die verfoeilijke man had zijn eigen stiefzoon Roeland de dood in willen jagen, tegen mij samengezworen en zich aangesloten bij Marsil. Ik bezwoer hem dat ik hem dat betaald zou zetten en wijdde al mijn energie in het vervolgen van het leger van Zaragoza, totdat ik erin slaagde om het te verslaan en Zaragoza verslagen aan mijn voeten viel. Wat betreft de verachtelijke Ganelón kan ik slechts zeggen dat hij kreeg wat hij verdiende en dat hij na een eerlijk proces in Aix is gevierendeeld. Op die manier slaagde ik erin om de herinnering aan mijn leger te wreken. De geschiedenis wilde dat alle gebeurtenissen blijven voortleven in de volksherinnering; en daarom zijn ze bewaard gebleven in een van de bekendste middeleeuwse heldendichten: "Het Roelandslied " of "Chançon de Roldán". En over twaalf eeuwen zullen nog steeds mensen over de Pyreneeën naar Roncevalles trekken, die zich deze gebeurtenissen herinneren Alto de Lepoeder
5
Bordeaux, maandag 1 juni 2009 Er bestaat geen reiziger die niet heimelijk betreurt dat hij weggaat uit zijn land, zijn familie, en die niet bang is dat hij niet meer thuiskomt. Toch is een reis een wervelend avontuur vol wonderen. Carlos Fuentes. Auteur, professor literatuur en Mexicaans ambassadeur in Londen en Parijs
Goedkope vliegreizen gaan alleen naar steden gaan waar ik niet naar toe wil. Of ik zou een belachelijke omweg moeten maken om naar Bordeaux te vliegen. Met British Airways via Londen en Madrid, bijvoorbeeld. Of met Ryan Air via Dublin. Daarom ga ik lekker met de trein. Eerste klas. Thalys en TGV zijn best betaalbaar en brengen je in een uur of acht naar Bordeaux (€189,00). En dat met ruime zitplaatsen en een stewardess die ontbijt en lunch komt serveren en zelfs metrokaartjes regelt voor de overstap in Parijs. Je hoeft geen uren van te voren in de rij te staan en je stapt uit in het centrum van de stad. Om kwart voor vijf wandel ik dus uit station St. Jean te Bordeaux in. Eerst wandel ik naar de Office de Tourisme en vraag naar de mogelijkheden voor “hébergement”. Ze sturen me meteen naar de jeugdherberg. Met een rugzak zie je TGV, Parijs - Bordeaux 6
er kennelijk jeugdiger uit. Daar heb ik thuis ook het adres al van gevonden, maar nu krijg ik een handig stadsplattegrondje mee. Een bruikbare busverbinding voor morgenochtend kunnen ze me echter niet leveren. Het plaatsje waar ik eigenlijk zou moeten beginnen kan ik pas in de middag bereiken. Franse bussen lijken hoofdzakelijk op scholieren gericht te zijn. Ik zou daar vandaan dan niet meer kunnen vertrekken omdat de volgende overnachtingsmogelijkheid, in het plaatsje Le Barp dan niet meer haalbaar zou zijn. Ik besluit om morgen mijn wandeling gewoon hier in Bordeaux te laten beginnen. Nadat ik mijn spullen in mijn kamer in de Auberge de Jeunesse had gebracht (€21.50), ben ik nog even de stad ingelopen. Ik eet een pizza en koop wat etenswaar voor morgen onderweg. De stad is vies. Bij iedere vuilcontainer liggen bergen afval alsof er een staking van de ophaaldienst aan de gang is En zo te zien wonen er 5 miljoen honden. Het oude centrum lijkt, behalve die twee gesloten kerken en de kathedraal St. André, geheel Arabisch te
jeugdherberg
7
zijn. Kebab en halal zijn woorden die op ieder winkeltje te vinden zijn. Een mooier stukje Bordeaux vind ik nog langs de rivier, de Gironde: een bijna parkachtige wandelboulevard. Als ik terugkom in de jeugdherberg blijkt dat ik kamergenoten heb gekregen: 2 duitsers, twee fransen en een Filippino die Hobee heet. De duitse jongelui toeren rond met een Europa-trein-abonneKathedraal St. André menten een rugzak en maken lawaai. De fransen leggen hun rugzakken op de grond en maken rommel. Met de Filippino heb ik een tijdje zitten praten. Hij is klaar met zijn studie geschiedenis in Spanje en mag van zijn sponsors een tijdje rondreizen in Europa, voordat hij naar Manilla teruggaat. Hij eet stokbrood en drinkt water. Ik geef hem een paar plakken kaas voor op zijn brood en we praten over de bezoeken die Marianne en ik aan de Filippijnen brachten.
8
brug over de Garonne
Le Barp, dinsdag 2 juni 2009 33 kilometer Om kwart over zeven ga ik naar de ontbijtzaal, voor het bekende Franse “petit déjeuner”, dat inderdaad zeer “petit” is. Maar met voldoende stukken stokbrood krijg je toch een basis in de maag. Straks kom ik nog wel langs een bakker. Hobee, de Filippino slaapt nog. Maar als ik terugkom om mijn rugzak op te halen is hij al vertrokken. Op mijn rugzak heeft hij een afscheidsbriefje achtergelaten. Ik ga om 8.00 uur op weg, en het is meteen zweten. Het weer is prachtig. Om te wandelen is het dus veel te warm. De eerste negen kilometer gaan door stad en buitenwijken. Het is druk. Maar na Gradignan wordt het wat rustiger. Al gauw kom ik langs de Prieuré de Cayac, een dertiende-eeuws kloostertje.
Prieuré de Cayac. Vanuit de lucht is de Jacobus-schelp goed te zien 9
Tegenwoordig is dit de thuisbasis van de ‘Association des Amis de Saint-Jacques de Compostelle Gradignan Gironde’. Een mooie naam voor een clubje enthousiastelingen die de route hier zorgvuldig hebben bewegwijzerd en ook een prachtige gîte, een overnachtingsgelegenheid, voor de vermoeide pelgrim onderhouden. Met een beeld van die vermoeide pelgrim ervoor. Met deze gastvrijvermoeide pelgrim heid houden de vrienden een oude traditie in stand. Eeuwenlang was de prieuré de laatste veilige overnachtingplaats voor de pelgrims op weg naar het zuiden, voor ze het destijds woeste en ledige Les Landes in trokken. Daar lagen bendes en wilde dieren op de loer. Pas bij de Spaanse grens werd het weer een beetje veilig.
wilde dieren 10
Maar ik moet nog even verder, vandaag. Het is niet echt druk maar af en toe is er toch veel verkeer. Eens was dit de N10, maar die heeft hier een nieuw tracé gekregen. Officieel heet de weg nu D1010, maar straatnaamborden geven ook een poëtischer naam te lezen: Avenue St. Jacques de Compostelle. Ik maak zoveel mogelijk gebruik van parallelwegen, fietspaden etc. maar toch moet ik flinke stukken door de berm lopen. Dat is vermoeiend, zwaar, ver en warm. Om 12u45 vind ik een klein restaurantje, waar ik een dagmenu bestel. Een salade, die al een complete maaltijd is, met spek en kaas. De escalope de dinde, een enorm stuk kalkoenfilet met kappertjes(?) gebakken aardappel en linzen(?), een kan water en een fles wijn. Het smaakt heerlijk. Dus met gevulde maag en waterflessen ga ik na een uurtje de hete, rechte, een beetje saaie D1010 weer op. In Le Puch is een monument voor de 92 brandweerlieden die hier in 1949 bij een bosbrand zijn omgekomen. Het bos is op deze plaats kennelijk niet opnieuw aangeplant. Het monument ligt in de brandende zon. brandweermonument 11
In Barbareau zie ik een aantal mensen aan het werk bij een garage. Ik loop het terrein op en vraag een man om water. Natuurlijk, zegt hij. Hij loopt met mijn flessen naar achteren. De anderen komen naar mij toe. Het blijken geestelijk gehandicapten te zijn. Kennelijk een soort aangepaste werkplaats. Ze willen me allemaal een hand geven. Maar het is een garage, dus daarna heb ik vieze, vette handen. Maar, geen punt, ze wijzen me “savon et un robinet”, water en zeep. Als mijn handen weer schoon zijn komt de man terug met mijn flessen, gevuld met koel water. Als ik weg wil moet ik - ten afscheid weer handen schudden. Maar ik weet nu waar de kraan is.
Om 16u45 stap ik de mairie van Le Barp binnen. Een dame wijst me de gîte-pèlerin, direct achter het stadhuis, maar die is vol. Maar ik mag mijn tentje op het gras ernaast zetten. Als ik later zie hoe vol het kleine kamertje van de gîte is, ben ik best blij met mijn tentje. Maar van de douche in de gîte maak ik dankbaar gebruik. 12
De gîte wordt bevolkt door vier fransen, waarvan een vrouw, Een van de mannen is volgens de anderen geestelijk gehandicapt. Dat wordt gezellig. Ik loop nog even naar de Super-U supermarkt en op kleine gîte de terugweg ga ik een pizzeria in. Even later komt ook een van de fransen daar. We eten samen. Lekkere, reuzengrote pizza en een flesje bier €9,90. Daarna terug naar mijn tentje en naar bed. Laat arriveerde nog Don, uit Australië, op de fiets. De mairie was natuurlijk al gesloten maar wij hebben hem aangeraden zijn tent gewoon naast de mijne te zetten en douche en toilet van de gîte te gebruiken. Hij was blij, na een lange fietsdag, vol zoeken en verdwalen. Omdat hij geen Frans sprak, was hij ook blij weer eens met iemand te kunnen praten: Engels met mij. Zijn route? Per boot naar Indonesië, eiland voor eiland op de fiets oversteken. Daarna de Filippijnen en vervolgens Japan. Toen overgestoken naar het vaste land en per fiets China, Mongolië en Rusland doorkruist. In Polen heeft hij overwinterd, en nu is hij bezig aan een rondje Europa. Scandinavië is al rondgefietst. Nu gaat hij naar Spanje. Het kan dus gîte bewoner altijd nog gekker! 13
Mons, woensdag 3 juni 2009 19 kilometer , totaal 52 kilometer Ondanks het mooie weer duurt het toch lang voordat mijn tent droog is en in de rugzak kan. Maar om negen uur ben ik onderweg met een ontbijt uit mijn eigen voorraad en twee verse croissants van de boulangerie. Vandaag volgt de route niet, zoals gisteren, de D1010, de N10, maar rustige weggetjes die daar min of meer parallel aan lopen, door het bos. Hoewel alle twee mijn routebeschrijvingen de D1010 aangeven, vind ik op mijn weggetjes al gauw de bekende markeringen. Twee soorten zelfs, die het niet helemaal met eltwee soorten
kaar eens zijn. Ik kies wat mij het meest logisch lijkt. Het bos is warm en windstil. De paden zijn te breed om schaduw te hebben van de bomen. En greppeltjes weerhouden de schaduwzoeker ervan dichter bij het bos te gaan lopen. Het pad zal ook wel als brandgang dienen. Maar het is omgewaaid 14
wel rustig. Bomen, bomen en nog eens bomen. En omgewaaide bomen. Veel omgewaaide bomen. En natuurlijk veel boswerkers, die hoofdzakelijk bezig lijken te zijn met het slopen van de wegen en paden met hun enorme machines. Om 12u15 kom ik in Beforestiers lin. Het is dan nog wel een stukje verder naar het zusterdorp Beliet, waar het stadhuis is. Als ik daar aankom draait een vrouw juist de deur op slot. “Om 14u30 gaan we weer open. Misschien gaat u eerst wat eten? Maar ik denk dat het restaurant, daar aan de overkant, vandaag gesloten is. Een kilometer verder is een bar-tabac, waar ze ook sandwiches verkopen. Kom daarna hier maar terug voor de gîte.” Dank u wel, mevrouw, daar ben ik blij mee?!
De eindeloze bossen van Les Landes 15
Ik loop door naar het restaurant aan de overkant, “Hébergement Les Pins” heet het. Een man veegt het terras. Als ik het vraag, zegt de man dat ze inderdaad vandaag gesloten zijn. Maar, zegt hij, als ik geen “grote kaart”wensen heb, dan mag ik wel binnenkomen. Ik kan meeeten met de familie! Die bestaat uit vader en dochter. Al gauw staan het voorgerecht op tafel. Een grote schaal met gepaneerde, gefrituurde stukjes vis. Typisch Portugees, legt hij uit. Hij komt uit Portugal maar woont hier al lang en heeft nu dit hotelrestaurant. De hele week koken ze wat de klanten willen, maar als het restaurant gesloten is eten ze Portugees. Het hoofdgerecht bestaat dan ook uit bacalhau (uitspraak bakkeljauw). Stokvis dus. Die gedroogde platte vissen die de lucht in Portugese supermarkten verprutsen. Maar de stoofschotel die ervan gemaakt is, met aardappel, paprika, tomaten, olijven, etc. smaakt het prima. En glaasjes rosé erbij maken het heerlijk. Als we uitgegeten zijn mag ik, omdat ik aandring, 12€00 bijdragen. De mairie is inmiddels weer in bedrijf. Ik krijg een stempel op mijn “geloofsbrief”, 16
hoe warm het was
bacalhau
het adres van de gîte en een plattegrond om er te komen. Ik ben even niet blij. Nog drie kilometer, na de wandeling van deze morgen, maar vooral na de uitgebreide maaltijd, en met deze warmte! Het kost me tijd en moeite, de weg het dorp uit, het bos in. Halverwege neem ik nog een korte rust in het gras. Maar om 4u00 ben ik bij een kerkje op een enorm grasveld, midden in de natuur. Er staat ook een huisje op het gras. Zou dat de gîte zijn? Jazeker, want Gilbert, die ik ook in de gîte van Le Barp al heb ontmoet, komt juist naar buiten. Binnen staan zes bedden, een tafel met stoelen, een keukentje, en een douche. Vooral dat laatste is nu belangrijk. En een bus met een gleuf, waar je 8€00 in zou moeten doen. Als ik na de douche mijn gewassen kleren buiten aan een rek hang, komt een buurvrouw die ons heeft zien komen,
Eglise St. Pierre
17
vier eieren brengen. Haar kippen leggen goed, zegt ze, ondanks de warmte. Dat komt goed uit, want winkels zijn hier niet in het bos. We gaan nog even kijken in de oude kerk, de St. Pierre Fonte St.Clair uit de tiende eeuw! Mooi, indrukwekkend in alle eenvoud. Er wordt voorzichtig gerestaureerd. . En we gaan kijken bij de Ste. Clair bron achter de kerk. Het water uit dit bronnetje zou al heel wat oogziektes en afwijkingen genezen hebben! Tegen etenstijd kijken we samen wat we nog in de rugzak hebben: Gilbert heeft een stokbroodje, gedroogde worst, en een kleine meloen. Ik heb boterhammen, dikke plakken ham, en oploscappuccino. Met de eieren, gebakken met de ham, maken we er wat lekkers van. Daarna gaan we de bedden proberen.
18
boerenzwaluwen rond de gîte
Pissos, donderdag 4 juni 2009 23 kilometer , totaal 75 kilometer Vanmorgen ontbeten met de laatste boterhammetjes uit de rugzak. En om acht uur ga ik op weg. Gilbert ook, maar al gauw lopen we uit elkaar, door een flink snelheidsverschil. Hij loopt langzaam, hij dribbelt, maar – naar later blijkt – hij gaat daar wel constant mee door. Als ik even stop voor een foto, een rust of een boodschapje, dan komt hij er al weer aan. Eerst neem ik nog een klein stukje N10 maar al gauw zijn er weer parallelwegen. Negeer de drukke weg op de achtergrond, en er is hier bijna alleen bos te zien en te horen. Het is mooi, vogels zingen, de temperatuur is aangenaam.
19
Zo kom ik in Le Muret, waar de 12eeeuwse St.- Rochkapel meteen opvalt. De camping moet ook een winkel, een bakker, een bar en een restaurant hebben. Goed voor koffie en om mijn voorKapel in Le Muret raad aan te vullen. Maar helaas, vandaag gesloten. Dan maar koffie aan de overkant, het chique “Hotel de France”. Ik ga naar binnen, loop door receptie, de bar, het restaurant, en over het terras. Ik doe nog een deur open en kijk de keuken in. Er is niemand. Helemaal niemand. Zal ik zelf maar de koffiemachine achter de bar aanzetten? Toch maar doorlopen. In Castelnau vind ik een plekje met een stenen bank onder een boom. De laatste boterham uit de rugzak, een mueslireep en een paar slokken water en even zitten. G. komt weer aandribbelen. We overleggen. Hij wil hiervandaan volgens de route uit zijn boekje naar Pissos langs kleine weggetjes door het bos. Ik wil liever via Moustey, omdat daar een winkel is. We gaan dus verschillende kanten op. Om 11u45 ben ik in Moustey-les-deux20
Les deux églises de Moustey
Églises. Ik kom langs de oude kerkjes. Er staat een wegwijzer “St. Jacques 1000 km”. Zo, dan weet ik weer even waar ik aan toe ben! Op het terras van het restaurant tegenover de kerk staat een mevrouw te wenken. Ik loop erheen. Ga zitten, zegt ze, en zet meteen een glas en een kan water neer. Dat zal je nodig hebben. We praten even over de bekende onderwerpen. Waar ik vandaan kom, hoe lang onderweg, en zo. Dan vertelt ze hoe het dorp aan zijn naam komt. Ooit was de église Saint-Martin te klein voor de parochie en werd er een tweede gebouwd. De oude kerk aan de overkant en de “nieuwe” die ook al meer dan achthonderd jaar oud is. Maar nu is de église Notre Dame een museum met permanente tentoonstellingen over het volksgeloof van de streek en de religieuze betekenis van pelgrimage. En niet veel mensen bezoeken nog de “oude” kerk. Dan biedt ze me 21
een “menu des marcheurs”aan (16€00). Voor zover ik weet is dit de enige gelegenheid langs de route, dus ik ga daar op in. Eerst het saladebuffet, met niet alleen groente, maar ook alles tussen gekookte eieren en knakworstjes. Ik laad mijn bordje vol en de vrouw raadt mij aan nog een bord-
bijna thuis?
Traditionel schaapherder uit Les Landes: Op stelten 22
je te halen, ondanks het bordje dat het buffet tot een assiette per persoon beperkt is. Dan volgt rijst met een halve kip. Dan nog kaas, tarte en koffie. Natuurlijk met enige glazen “rouge”. Het is goed dat ik hierna niet erg ver meer hoef te lopen. (7km). Twee keer komen twee pelgrims op de fiets langs. Ook zij kijken bij de oude kerk en ook zij
worden gewenkt. De twee fransen blijven ook eten. De duitsers gaan echter na een paar glazen weer op weg, nadat ze hebben gekeken wat de fransen te eten kregen. De weg naar Pissos is redelijk rustig. Het is wat minder warm geworden, dankzij een dunne wolkensluier en een briesje. Heerlijk. Even regent het , maar dat is al gauw weer over. Ondanks de uitbundige maaltijd loopt het prima. Als ik op een bankje voor de kerk van Pissos even uitblaas, voordat ik onderdak ga zoeken, komt ook Gilbert aanloKerk van Pissos pen. We gaan samen naar de Mairie. De gîte-pèlerin, die overal staat aangekondigd blijkt niet te bestaan. De camping is twee en een halve km de verkeerde kant op. We besluiten samen een hotelkamer te nemen. Die vinden we. Met twee tweepersoons bedden. Na douchen en klerenwassen gaan we nog even het dorp in. Flappen tappen, de lunch voor morgen aanschaffen, even rondkijken. De kerk is mooi, met veel bogen en gebrandschilderd glas. Maar de tentoonstelling van de glaskunstenaar is prachtig. We bekijken zijn 23
expositie. Mooie kleurige stukken. Dan kijken we nog een tijdje in de werkplaats, de glasblazerij, waar hij aan het werk is aan een gekleurd glazen kannetje. Indrukwekkend te zien hoe het gloeiend hete glas langzaam vorm krijgt, en tijdens het afkoelen de kleuren tevoorschijn komen. We eindigen onze rondgang op het terras van het hotel, onder de gigantische dakplatanen, helemaal met elkaar vergroeid. We hebben veel plezier met een Frans echtpaar op vakantie, zij spreekt gelukkig Engels, en met een groep duitse motorrijders. ’s Avonds eten we daar ook. Salade met champignons en eendenniertjes(?). Een hoofdmaaltijd die bestaat uit een soort aardappelkoek met van alles, “canard confit” en eendenlevertjes(?) en natuurlijk kaas en crème brulée. Ik denk dat ik het goed vertaald heb zo. Je zou er van gaan kwaken. Wat zou ik nu nog meer willen? Een kamergenoot die minder hard snurkt, misschien.
24
Labouheyre, vrijdag 5 juni 2009 17 kilometer , totaal 92 kilometer Als we ’s morgens vertrekken uit het “luxe” hotel – de kamer was betaalbaar omdat we de kosten delen – was het nog droog, maar we zijn nog nauwelijks de bospaLe forest Landais … den op of we moeten ons in plastic hullen. Het regent maar een beetje maar net hard genoeg om uiteindelijk kletsnat te worden. Op de bospaden die we vandaag volgen is goed te zien hoeveel schade de bossen van Les Landes hebben opgelopen tijdens de stormen van januari en februari van dit jaar. Een kwart van de bomen is omgewaaid, 70% van het bosoppervlak heeft ernstige schade. Er wordt hard gewerkt in het bos. Mensen en matena de februari-stormen
25
riaal uit heel Europa is daarvoor bijeengebracht. Ik hoor talen die ik niet herken en zie op de grote voertuigen nummerplaten uit Litouwen, Spanje en Polen. De paden zijn stukgereden. Droog zand, waar nu door de regen een steviger laagje op is ontstaan, waar je soms doorheen zakt. Dun ijs op ondiep water, zo voelt het. Het loopt niet echt lekker. Om een uur of elf vind ik een plekje voor rust en wat eten in een openstaande loods van een lissenkwekerij. Het personeel vindt het prima dat ik een tijdje op een stapel pallets zit. Meegebracht brood, ham, yoghurt smaakt me prima. Als ik weer op weg wil gaan komt ook Gilbert net aanlopen en gaat op dezelfde stapel zitten. Ik ga, we zullen elkaar straks wel weer zien. Hierna volgt een streeprechte bosweg, totdat ik om 13u30 aankom in Labouheyre. Het is naar regenachtig weer, dus ik besluit niet verder te gaan vandaag. De mairie is gesloten, de gîte die in mijn boekje vermeld staat gaat pas om15u00 open. Dus wacht ik met koffie in het “café des sports” tussen drinkende
Mairie Labouheyre 26
La colonne Brémontier
oude fransen. Al gauw zie ik Gilbert het plein oplopen. We wachten dus samen. Wel goed voor mijn Frans, de verhalen, die hij steeds te vertellen heeft. Ze gaan maar door, ook tijdens het biertje en de koffie die volgen. En ik doe mijn best het allemaal te verstaan. gîte St. Jacques Precies zoals de Ierse zangeres Mary Black zingt: Come on walk with me, talk with me. Tell me you’re stories, I’ll do my very best to understand you. De gîte St. Jacques blijkt een privé onderneming te zijn. De eigenaars, Jacques en Jacqueline, stellen het deel van hun grote huis, dat niet meer gebruikt wordt nu de kinderen de deur uit zijn, ter beschikking van de pelgrims. Ooit gingen ze zelf naar Santiago de Compostella en zo willen ze
een bladerdak van platanen 27
wat terugdoen. En ze genieten van de dagelijkse contacten met wandelaars overal vandaan. Er wordt wel een vrijwillige bijdrage gevraagd. De baten zijn bedoeld voor pelgrims met (financiële) proble-
kerk zonder torenspits…
men. In het gastenboek vind ik van een Roemeen een bedankje voor het paar nieuwe wandelschoenen dat hij hier meekreeg. Na het dagelijkse corvee wandelen we met z’n drieën het dorp in. Gilbert, Denys en ik. We maken foto’s op het plein voor het stadhuis, waar wel honderd dakplatanen zijn vergroeid tot één enorm bladerdak. De top van de kerktoren is er in …maar mét St. Jacques 28
februari afgewaaid, Er ligt nu een groot dekzeil op dat met touwen en autobanden op zijn plaats wordt gehouden. Van reparaties is nog niets te zien. Zelfs reparatieplannen zijn er nog niet, volgens Jacques. ’s Avonds gaan we eten in het restaurant dat Jacques ons aanraadt. Ik bestel brochette van eendenborst met magret de canard frites en bier. Met bier bij de maaltijd voelt Denys zich kennelijk op zijn Franse hart getrapt. Hij wil weten wat ik van wijn weet. Dat het rood of wit is, zeg ik. Hij vindt nu dat hij mij wat moet leren, dus bestelt hij een fles Bordeaux Grand Cru voor ons. En inderdaad, die is heerlijk. Evenals de Cassoulet Landais die hij laat komen om onze bestelling aan te vullen. Witte bonen met allerlei eendenvlees. Zelfs eendenworstjes. We eten er met zijn drieën heerlijk van. Behalve de fles wijn moeten we 11€50 afrekenen. Ongelooflijk toch? In de gîte blijken inmiddels nog twee Franse fietsers en twee Nederlanders te zijn aangekomen, uit Helvoirt. Maar het is al laat, 21u30, dus iedereen gaat naar bed. Ik blijf nog even zitten. De voor Nederlandse begrippen late warme maaltijd moet even zakken voordat ik ga liggen en ik wil dit verslag nog even schrijven. cassoulet Landais 29
Onesse, zaterdag 6 juni 2009 24 kilometer, totaal 116 kilometer Om 7u30 stond het ontbijt klaar. Daar had Jacques voor gezorgd. Koffie, thee boter, jam en speciaal, biologisch brood dat eigenlijk meer op cake leek. Daarna gaan de fietsers de paden stukrijden op hun fiets en de lopers Gilbert, Denys en ik, onder hun rugzak. Compleet uitgerust met poncho en gamaschen, want het weer is niet best. Jacques en Jacqueline zwaaien ons uit en geven de laatste aanwijzingen over het begin van de markeringen. Voordat we Labouheyre verlaten hebben wil Dennys. al schuilen onder een brug. Zo hard regent het. Maar het ziet er niet naar uit dat het snel beter zal worden. Gewoon doorlopen dus. Over de kilometers tot Cap de Pin is niet veel te vertellen. Soms samen, soms alleen volgen we een parallelweg van de N10. Op veilige afstand, maar wel lawaaiig. En de grote trucks gooien 30
met hun banden wolken water omhoog en onze kant op. We rekenen op Cap de Pin voor koffie en een eerste rust. Om 10u45 zijn we er, maar het restaurant “Routiers” is gesloten, omdat er op zaterdag geen vrachtwagens zouden zijn. Het restaurant Napoleon III gaat pas om twaalf uur open. En bij de kiosk van het benzinestation is de koffieautomaat stuk. En daar zijn we dan twee kilometer voor omgelopen. We gaan weer op weg en beginnen aan het streeprechte bospad, van hier tot aan Onesse. Zoals overal is het pad door de grote bosbouwvoertuigen kapot gereden. We slingeren tussen grote plassen en modderige plekken door en worden langzaam toch steeds natter. Zeker Dennys, die op sportschoenen loopt. Les Landes, honderdvijftig kilometer bos zonder afwisseling, waar alle gidsen voor waarschuwen, laat zich voelen.
eindeloze rechte boswegen 31
Volgens Aimeri Picaud, schrijver van de twaalfde-eeuwse pelgrimsgids was Landes een zanderige vlakte, onderbroken door moerassen, een streek zonder dorpen maar vergeven van vreselijke insecten. Eeuwenlang was Les Landes dus het domein van schapen en geiten, gehoed door herders op stelten. In de negentiende eeuw was het gebied kaalgegraasd. De huidige aanblik was een idee van keizer Napoleon III, die in 1859 tot drooglegging en bebossing besloot. Overal werden percelen pijnbomen aangeplant, die niet alleen hout konden leveren, maar vooral ook hars. Het kunstmatige van deze bossen is hier en daar nog steeds te zien. Bomen in rechte rijen, zoals op de Veluwe. Een groen decor dat de oude leegte verhult. Het enige dat hier leven in de brouwerij kan brengen zijn je eigen gedachten. Op een kruising van twee rechte boswegen vinden we een oude watertoren, waarvan de deur open is. Het is wat rom-
Lesbordes 32
melig in de kleine ruimte, maar het is er droog. Goed genoeg voor een lunch uit de rugzak. Gelukkig knapt het weer nu wat op. Nog zeven kilometer, schatten we. Behalve Cap de Pin, dat alleen bestaat uit twee restaurants en een benzinestation, is Lesbordes het enige dorp dat we vandaag passeren. Het bestaat uit acht Nog maar 926 km huizen. Nadat we ons weer verbaasd hebben over het grote aantal omgewaaide bomen komen we al bij de buitenwijken van Onesse, die bestaan uit luxe villa’s die verspreid in het bos liggen. Bij een van de huizen staat een steen: “St. Jacques 926 km”. Zo blijft de wandelaar op de hoogte. In Onesse zoeken we eerst een café voor een kop koffie. We komen terecht in de bar, waar Denys moet zijn voor de gîte, een huisje midden in het dorp Onesse, waar hij een plaats heeft gereserveerd. De waardin, een onooglijk, vies en vadsig mens, vertelt over twee Nederlanders op stacaravan in Onesse 33
de fiets, die net gepasseerd zijn. Uit haar beschrijving vermoed ik dat we hen kennen van de gîte van vanmorgen. Een van de twee was ziek, had diarree. Hij was al een paar keer gestopt, maar de volgende keer was hij te laat. Het liep hem uit de pijpen. Vies en vadsig, maar ze heeft wel zijn kleren voor hem gewassen, terwijl zijn maat de fiets afspoelde. Nadat hij wat op verhaal gekomen was, zijn ze toch weer verder gegaan. Gilbert en ik vinden het onzin veel geld uit te geven aan een kostbare “Gîte de France”, dus na de koffie gaan we naar de camping. Daar vinden we een keurige stacaravan. Een kamer met keuken, douche, toilet en twee slaapkamers, 22€50, “repas compris”. Dus inclusief maaltijd in de kantine. Eerst maar een pilsje, daarna salade met paté zuur-zuurzure augurkjes, pasta met varkensvlees, kaastableau, yoghurt en een fles rode wijn. En daarna, lekker even naar huis bellen, dit verslag op papier zetten en het licht uitdoen. Morgen weer verder.
34
naar de zon kijken in een nat bos geeft kleurige verrassingen
Taller, zondag 7 juni 2009 26 kilometer, totaal 142 kilometer
op de goede weg …
Vannacht heb ik niet zo goed geslapen. Meerdere keren moest ik eruit. Diarree!. Vanmorgen was ik dus vroeg wakker. Gauw een kop oploscappuccino gemaakt, een stuk stokbrood met jam, twee yoghurtjes en twee imodiumpillen
naar binnen gewerkt en op weg. Het is heerlijk weer. De route is prachtig, landelijk en zonder verkeer. Het is halfbewolkt en een frisse wind houdt de wereld koel. Het geeft me een echt zondagmorgengevoel. Ik let niet op de tijd, mijn snelheid of de afgelegde kilometers. Is dit waar zo’’n tocht om gaat? Gewoon doorstappen en je gedachten laten gaan. Om 11u15 ben ik al in Lesperon. Daar gaat de kerk net uit, en veel parochianen gaan regelrecht … maar nog lang niet daar
35
Lesperon bestaat uit drie delen en die hebben de volgende officiële namen: Tireveste (trek de jas uit), tiregilet (trek het hemd uit) en tireculotte (trek de broek uit). Denys nam die plaatsnaam nogal letterlijk, getuige deze foto. Oorspronkelijk verwijzen de namen naar de tijd dat pelgrims hier nogal eens werden beroofd,
naar de bar aan de overkant van de kerk. Ik kijk even bij de kerk naar binnen en tref daar “madame le curé”. Hoe kan dat nou weer, of wat heb ik niet goed begrepen? Ken je de tv-serie “The Vicar of Dibley” nog? Daar lijkt ze op. Chaotische en gezellig. We raken in gesprek maar al gauw onderbreekt ze dat, om het aan de overkant, in de bar, voort te zetten met koffie en even later een glas rode wijn. Als ook andere kerkgangers komen meepraten wordt het Frans voor mij te snel en te moeilijk. Ik ga weer verder. Later wordt ik een aantal keren ingehaald door kerken kroegbezoekers, die vriendelijk groeten. De kerk in Lesperon 36
Een paar kilometer voor Taller tref ik Denys weer. Hij zit met blote voeten bovenop een metershoge stapel boomstammen en eet tonijn uit een blikje. Ik eet De kerk in Lesperon hier ook mijn broodje op, maar hoog klimmen, doe ik niet. Even later komt ook Gilbert. Als de broodjes op zijn gaan we samen door naar Taller. De gîte is in een vleugel van het stadhuis, dat vandaag, zondag natuurlijk dicht is. Een briefje op de deur wijst naar de bar aan de overkant. Daar drinken we een pilsje en krijgen een stempel en de code voor de deur van de gîte. Er is plaats voor vier in de keurige maar kleine ruimte. Voor het Nederlandse stel op de fiets, dat later komt is dus geen plaats. Ze moeten dus door naar Dax, volgens het richtingbord voor de deur nog achttien kilometer verder. Voor de Nederlandse Judith (53), die even later op de fiets arriveert, is nog wel plaats. Overal houtstapels
37
Er is geen restaurant in de buurt en de keukenuitrusting van onze gîte beperkt. Alleen een magnetron. Dus moeten we inkopen gaan doen. Maar eerst gaan we naar de bar, omdat Gilbert ons een borrel wil aanbieden. Hij is vandaag jarig. Daarna zoeken we gite in Taller in het minuscule winkeltje achter de bar kant-en-klaar maaltijden uit voor vanavond. En ik koop wat etenswaar voor morgen onderweg. Tussen de flessen vind ik een fles Tursan. De wijn uit Landes, waar we eerder deze week al een keer van genoten hebben. Die neem ik mee (3€90), voor bij de maaltijd vanavond. De maaltijden gaan een voor een in de magnetron en met een glas Tursan smaakt het redelijk en wordt het gezellig. Lekker even Nederlands kletsen. Praten zonder erbij te moeten nadenken. Ook al moet ik nog vaak vertalen tussen Nederlands en Frans voor Judith. Mijn kennis van het Frans is de laatste dagen flink gegroeid. Judith is zover nog niet. Ze is blij met het lijstje Franse basiswoorden dat ik van huis meegenomen, maar al; dagen niet gebruikt heb. 38
Na het eten gaan de fransen het bed in. Ik blijf nog even zitten en schrijf deze dag bij in mijn logboek. En ik blader in het gastenboek, het “livre d’or” van de refuge, waar iedereen zijn mening, zijn gevoelens kwijt kan. Een Nederlander liet de volgende tekst achter, het lied “Vermoeide reiziger” van Elly en Rikkert. Vermoeide reiziger Hier is een herberg Doe nu je schoenen uit En rust hier een weinig Met brood en wijn Geef Ik je weer kracht Ik ben jouw huis Ik zal je verwarmen En onder jou zijn eeuwige armen Vermoeide strijder Hier is een schuilplaats Was nu je voeten En slaap tot de morgen Met brood en wijn Geef Ik je weer moed Ik ben jouw schild Ik geef je erbarmen En onder jou zijn eeuwige armen Ik ben jouw huis Ik zal je verwarmen En onder jou zijn eeuwige armen Vermoeide reiziger.
bij allerlei feesten richten Basken vreugdebomen op 39
Dax, maandag 8 juni 2009 29 kilometer, totaal 171 kilometer Judith vertrekt al vroeg op de fiets. Wij wandelaars ontbijten dan nog. Om zeven uur ging de bakker open, en daar ben ik even naar toe geweest. Vers stokbrood en croissants. Daarna vertrekken we, in de regen, met de poncho aan. Al gauw gaat het de bospaden op en door de verschillende loopsnelheden raken we elkaar kwijt.
Bij een stuk bos waar bijna alle bomen zijn omgewaaid raak ik de weg volledig kwijt. De markeringen zijn met de bomen omgevallen. Gelukkig kom ik bij een paar boerderijen uit, waar ik kan vragen waar ik ben, en met hulp van een boerin en mijn kaart kan ik een nieuwe route bepalen en omgevallen bomen én omgevallen routepijlen 40
Gourbera
kom ik uiteindelijk toch in Gourbera. Het café daar is alleen op zaterdag en zondag open, ik moet me dus behelpen met een bank in een bushokje voor de mairie. Wat water, een mueslireep, een paar gedroogde pruimen. Na enige tijd komen ook Gilbert. en Denis. Ik had gedacht dat zij al ver vooruit waren, maar ze waren ook verdwaald. Wat lijkt Denys toch op Rene uit televisieserie Alo, Alo. Ik probeer daar iets over te zeggen, maar de serie kennen ze niet. Misschien is deze Engelse humor niet te vertalen in het Frans. Samen gaan we weer op weg. Vrijwel meteen komen we bij een stuk pad dat volledig geblokkeerd is door omgevallen bomen. Dat wordt honderden meters kruipen en klauteren over de stammen. Er overheen is met een St. Paul les Dax 41
rugzak niet gemakkelijk, maar er onderdoor is zo mogelijk nog lastiger, met zo’n bult op je rug. En we willen ook niet te ver van het “pad”afwijken om geen routemarkeringen te missen. Het gaat goed en uiteindelijk lopen we weer op het pad. Verderop loopt het pad tussen een maïsveld en de bijbehorende boerderij door. De boer heeft ons daar misschien liever niet. Hij heeft het pad geblokkeerd met afval, mest en boomstammen. Maar hij heeft wel met rode pijlen een alternatieve route aangegeven, om het maïsveld heen. Een uurtje later vinden we een houten schuilhut. Daar lunchen we uit de rugzak. Voor mij bestaat dat uit boterhammen met bacon, yoghurt, mueslireep met chocola, en – samen met Gilbert – een kleine meloen. Daarna gaat het weer verder. Nog meer bos. Zo bereiken we St.-Paul les Dax. We bekijken de kerk. Bijzonder mooi. Daarna de laatste kilometers naar Dax. Dax is groot, druk, stads. En het stinkt naar uitlaatgassen, fabrieken en keukens. Maar misschien is dat omdat ik de laatste dagen alleen de harsige geur van de dennen en versgezaagd hout heb geroken. De kathedraal van Notre Dax, cathedrale Notre Dame 42
Dame in Dax is groot, een waar kunstwerk. De kerk is relatief nieuw. De eerste kerk op deze plaats werd al in 1295 door de Engelsen verwoest. De tweede is in 1645 spontaan ingestort. In 1845 is met de bouw van de huidige kathedraal begonnen. Het resultaat was een mengsel van bouwstijlen waarbij overdadige barok overheerst. Zou dit een Notre Dame in Dax plaats zijn waar mensen God kunnen ontmoeten? Het lijkt meer geschikt om mensen te imponeren., te overdonderen. We nemen een biertje op een terras en daarna lopen we het laatste stukje naar het oude seminarie. Het is nu een “centre paroissial”. Een onderdeel daarvan is het “Accueil des pèlerins au Maison de l’Arrayade”. Een overnachtingsplaats met zo’n mooie naam heb ik nog niet gehad. Het gebouw is ook mooi, evenals de kamer. 29€00 voor kamer, diner en ontbijt. Allemaal prima in orde.
Accueil des pèlerins au Maison de l’Arrayade
43
Sorde l’Abbaye, dinsdag 9 juni 2009 25 kilometer, totaal 196 kilometer Vanmorgen kunnen we vanaf 07u00 ontbijten. Zo laat zijn we er ook, want we verwachten een zware etappe. Het ontbijt is een buffet, waar ik flink gebruik van maak. Voor ’t eerst deze trip een Frans ontbijt waar ik een voldaan gevoel van overhoud. Daarna vertrekken we met mooi weer. Dat duurde helaas niet lang. Toen we Dax goed en wel uit waren gewandeld, plensde het. Gelukkig duurde ook dat niet lang, St. Pandelon na een kwartier scheen alweer de zon. Zo blijft het vandaag afwisselen: plastic aan, plastic uit. Het landschap is mooi, zeker nadat we dagenlang door het bos hebben gelopen. Agrarisch, afgewisseld met kleine stukjes bos en dorpjes. Parkachtig. Ik passeer St. Pandelon, Cagnotte en nog een heleboel kleinere dorpjes. In Cagnotte zou volgens mijn routebeschrijving een restaurant zijn, maar dat is helaas gesloten. In een buswachthokje eet ik dus mijn laatste
44
De Pyreneeën in de verte
Peyrehorade
boterhammen en mijn laatste plak ham op. Na deze “lunch” worden de heuvels steeds hoger, de weg steeds steiler. Het is zwaar, op zo’n lange venijnige helling, maar de uitzichten zijn de moeite waard. Ook de Pyreneeën komen steeds vaker en steeds helderder in zicht. Dat wordt nog zwaarder. In Peyrehorade is een “Hotel de France”. Ik weet dat Denys daar voor vanavond een kamer heeft gereserveerd. Kamerprijzen vanaf 85€00! Hij wil zich kennelijk verwennen. Maar ze hebben ook een plat-de-jour voor 8€00. Dat lijkt me wel wat. Gilbert komt even later en we stappen samen naar binnen. De dame van de receptie raakt in paniek, als we met rugzak het restaurant in willen lopen. Maar als we die in de hal laten staan, wijst ze ons toch een tafel. Als we zijn gaan zitten, komt ook Denys aan. Met z’n drieën bestellen we de plat de jour. Oei, 45
die wordt alleen aan de bar geserveerd, voor die prijs. Maar na enig heen en weer gepraat in Frans dat ik niet volgen kan, blijkt het toch te kunnen omdat Denys hotelgast is. Een giga grote entrecote met frites en een minislablaadje, wijn en een kop koffie kost uiteindelijk 10€50. Dennys blijft hier, Gilbert en ik gaan door naar Sorde l’Abbaye. Er zijn luxepaarden en werkpaarden. En gewerkt moet er worden. Het is warm geworden en de lunch zit danig in de weg, die laatste kilometers. We nemen er de tijd voor, deze wandeling langs de rivier “Gave d’Oloron”. De gîte is snel gevonden, in de enige straat van het dorp. Monsieur Benquet ziet ons komen en heet ons welkom. In voor mij onverstaanbaar dialect. Gilbert zegt later dat hij er
Gîte de Sorde l’Abbaye 46
ook moeite mee heeft. Maar de gîte is ruim, plaats voor zes, en voorzien van alles wat we nodig hebben. Het is in een oud gebouw, ook de inventaris is oud. Benquet woont in de grote boerderij naast de gîte, die al vele generaties van de familie is, waarvan hij de laatste telg is. Ook de gîte is van hem, evenals de huizen eromheen. Een rijke stinkerd, dus. De gîte werd tot voor kort bewoond l’abbaye door een groep van negen nonnen, maar nu die weg zijn, kunnen pelgrims er terecht. De kosten? Ach, doe maar wat in die kist met gleuf, die daar aan de muur hangt. Sorde l’Abbaye is een dorp van misschien vijfhonderd inwoners, en bestaat eigenlijk maar uit een straat en een pleintje. Op het pleintje vinden we een winkeltje en een restaurantje. We doen wat inkopen. Brood wil de winkelier ons niet verkopen. Het is oud en “pour les animaux”. We moeten nogal wat moeite doen om haar te doen begrijpen dat 47
we liever oud brood hebben dan geen brood. En dan gaan we even kijken in de kerk. Daar is vanavond een pianoconcert, en de pianist oefent. We blijven even luisteren. We kijken ook even bij de oude abdij, waar het dorp zijn naam aan ontleent, maar die wordt gerestaureerd en is alleen te bezoeken met de georganiseerde rondleidingen. Dan gaan we samen naar het restaurant voor het menu des pèlerins. Vandaag is dat entrecote. Ook al heb ik dat vanmiddag ook al gegeten, het smaakt me prima. Net als de pasta met Baskische saus. ’s Avonds, als ik na het opschrijven van de belevenissen van vandaag ook wat in het gastenboek noteer, zie ik dat Anke hier op 3 juni overnacht heeft. Begin mei is zij op de fiets naar Santiago de Compostella vertrokken, nadat ze in onze Adelbertuskerk in IJmuiden de pelgrimszegen had ontvangen. Ik heb haar nog uitgezwaaid.
alleen als schaalmodel is de abdij is te overzien 48
Viellenave sur Bidouze, woensdag 10 juni 2009 20 kilometer, totaal 216 kilometer Gilbert heeft gisteravond een overnachtingplaats voor ons beiden gereserveerd. Volgens onze routebeschrijving zijn de slaapmogelijkheden beperkt, en hij durft het niet aan de mogelijkheden gewoon af te wachten. Reserveren heb ik nog nooit gedaan tijdens deze tocht, en het is altijd goed gegaan. Maar ik heb een tent bij me, en Gilbert is bang dat hij anders onder een brug moet slapen. Deze voorzichtigheid haalt wel het avontuurlijke een beetje uit de tocht, maar ik lift er nu toch wel gemakkelijk op mee. We staan wat later op vandaag, omdat we vanavond toch pas om 17u00in de gîte terecht kunnen. En we hebben uitgerekend dat de afstand daar naartoe maar negentien kilometer is. We ontbijten dus eerst uitgebreid, met het brood dat gisteren al voor de dieren bestemd was. Als je het, zoals de fransen altijd al graag doen, gewoon in de koffie sopt, dan is het nog prima. De gistermiddag gekochte jam gaat op het brood, en vervolgens mee de koffie in. We nemen nog even afscheid van dhr. Berquet, die nog net zo onverstaanbaar is, en vertrekken via een pad langs de Gave. We steken die over via een bruggetje en gaan aan de andere kant weer terug. Het weer is aankiwi-plantages 49
Pyreneeën in de verte
vankelijk wel lekker, maar later wordt het toch minder aangenaam. Warme en vochtige lucht wordt aangevoerd door een bijna stormachtige wind uit het westen. Misschien is dat wel wat de kiwi’s nodig hebben, die hier op grote schaal worden gekweekt. Het duurde even, voordat we de velden vol kiwistuiken herkenden. De vruchten zijn ook nog erg klein. We zijn erop voorbereid dat er onderweg niets te koop is. “Aucune commerce” zegt mijn gids. En inderdaad zijn Leren en Saint Pé de Leren dorpjes van niets. Een paar huizen en natuurlijk een veel te grote kerk. Maar wij hebben van alles bij ons voor de korte stops die we af en toe maken. De heuvels worden steeds hoger, de klim steeds venijniger, dus die stops zijn nodig. De gedroogde Turkse vijgen, die ik gisteren heb gekocht, zitten volgens mij vol met energie en smaken nog goed ook. De Pyreneeën worden Arancou 50
ook steeds beter zichtbaar aan de horizon. Ze zien er hoog en steil uit. En daar moeten we ook nog overheen. In Arancou zoeken we een plaats om even te zitten. Dat lukt niet meteen, dus vraag ik in mijn beste Frans aan een mevrouw of we even van de tafel en stoelen in haar tuin gebruik mogen maken. Dat mag, maar even later moet Gilbert haar man ompraten, om te mogen blijven zitten. Hij is het er zo te horen niet mee eens. Maar inmiddels komt zijn vrouw met koffie, een kan koel water en stokbrood aan. En dit stokbrood is vers. Meneer loopt mopperend weg. Na de lunch gaan we weer verder. Langzaam, om niet veel te vroeg aan te komen. We kijken even rond in de kerk van Arancou, en later vluchten we de kerk van Bergouey in om te schuilen voor een hoosbui. Gelukkig is het weer na de bui weer aangenaam. Het drukkende, vochtige is helemaal weg. We lopen nog een stukje door, steken de oude brug over de Bidouze over, die al in de twaalfde eeuw genoemd werd in boeken over de tocht naar Santiago. Een klein beetje water, dat overspannen wordt met vijf bogen, ieder voorzien van gebeeldhouwde ornamenten. De kerk van Viellenave ligt meteen aan de overkant van de brug. We hebben nog steeds tijd genoeg, dus gaan
St. Jacques kerk in Viellenave 51
we even naar binnen. De dertiende-eeuwse kerk behoorde ooit bij een abdij en een “hôpital de pèlerins”. Die zijn verdwenen maar het huis naast de kerk heet nog steeds “l'Hôpital”. Fraaie versieringen uit Overal gezichten die tijd zijn nog in de romaansgotische kerk te zien. Het beeldhouwwerk boven de deur en het gebrandschilderde raam waarop de H. Jacobus is afgebeeld, bijvoorbeeld. En het wijwatervat, net zo oud als de kerk, en rondom voorzien van gezichten. op het doopvont Met enig zoeken en vragen vinden we onze gîte in Viellenave sur Bidouze. Weer een heel ander soort overnachtingplaats. Het is een enorme boerderij, half gesloopt, half gerestaureerd, half herbouwd, helemaal een puinhoop. Een vrouw arriveert per auto, als wij al een half uurtje in de tuin al aan de tafel bij de barbecue zitten. Isabelle. Ze woont hier, samen met Nicole. boven de kerkdeur Isabelle lijkt hyperactief. Ze begint meteen van alles te regelen en vertelt over de grote verbouwing aan de boerderij, die ze hoofdzakelijk zelf uitvoert. Ze heeft net 3000 nieuwe dakpannen op het dak aan de zuidkant gelegd, maar het opnieuw dekken van de noordkant heeft ze even uitgesteld, boven de brugbogen 52
ook al liggen de pannen al klaar. Ik krijg er zúúlke spierballen van, wijst ze aan. We slapen op zolder, een lange smalle kamer onder het Gite in oude boerderij laagste deel van het dak. 15 bedden op een rij en een extra matras onder ieder bed, plaats voor dertig gasten dus. Isabelle heeft de ruimte gecreëerd omdat haar neef, leraar in Bayonne, met zijn klas een weekje bij haar wilde komen slapen, voor een werkweek in de bossen in de buurt. Sindsdien kunnen ook pelgrims en wandelaars bij haar terecht voor een nacht. “Gebruik de douche in de badkamer maar en gooi je vuile kleren maar in de mand bij de wasmachine. Die was ik straks wel even mee.” Dat doen we graag. En daarna is het tijd om even naar huis, naar Marianne te bellen en een berichtje voor de weblog te maken. ’s Avonds eten we met z’n vieren in de grote rommelige keuken. Er zijn vier grote karbonades, maar ook vier stukken konijn, met rijst, sla, kaas, wijn, koffie, ijs, twee sausen, etc. Alles tegelijk op tafel, alles door elkaar ge-geten, lijkt het wel. Zo doen we dat hier in Baskenland. Op de vraag of het niet eenzaam is, hier buiten het dorp, voor twee meisjes, zegt Isabelle: “er komen Isabelle leidt rond
53
gerestaureerde watermolen
hier iedere dag maar tien auto’s voorbij, dat is waar, maar ook 45 tractoren!.” En Nicole voegt toe: “er wonen 32 mensen in ons dorp, maar daarvan zijn er 16 familie!” Dus dat valt wel mee. O, ja, mijn oom heeft hier een watermolen, willen jullie die zien? Dan bel ik hem even. Even later wandelen we de brug weer over. Aan de andere kant ligt de watermolen. Die stamt uit 1135! Ooit eigendom van de abdij van Sorde l’Abbaye, waar we gisteren stonden te kijken. Nu, bijna als ruïne gekocht door oom Bruno, en na zijn pensioen, stukje voor stukje gerestaureerd. Helemaal op eigen kosten. Ooit is het schoepenrad vervangen door een waterturbine. Gevolg: geen overheidssubsidie. Toch heeft hij er iets moois van weten te maken. Vol trots laat hij alle details zien. De molen is geschikt om te malen en om hout te zagen. En Gilbert, gepensioneerd timmerman, raakt niet uitgekeken naar de ingenieuze houten constructies. Op de terugweg wijst Isabelle ons nog even de oude wasplaats aan. Het rivierwater is nog steeds schoon genoeg om mee te wassen, maar vaak niet genoeg. Dan gaan we naar onze zolder.. 54
De oude wasplaats
Uhart Mixe, donderdag 11 juni 2009 21 kilometer, totaal 237 kilometer
Labets-Biscay
Vanmorgen beginnen we met een ontbijt in de keuken van ADHD-Isabelle. Als we binnenstappen, staat er al een steelpan met koffie klaar! Er is geroosterd stokbrood en twee soorten eigengemaakte jam. En er is geen sinaasappelsap, maar wel sap van twee andere vruchten, die gemaakt is door de moeder van Isabelle. Dan racet ze al weg. Als jullie weg gaan, laat de deur dan maar open. Ja waarom ook niet. Naast de deur ontbreekt een halve gevel, wat zou een gesloten deur uitmaken? Als we op weg gaan, blijkt het goed loopweer te zijn. Een beetje wind, geen zon, geen regen. En de lucht is net zo grijs als de leien op het kerkdak. Volgens de gids moeten we vandaag 700 meter omhoog en 650 meter afdalen. Dat doen we, langs kleine boerderijen, paardenmarkt Garris 55
tussen Garris en St. Palais
dorpjes en bosschages. En over grote heuvels. In Garris is geen huis dat nieuwer is dan de 17e eeuw. Maar een restaurantje vinden we er niet. Gelukkig vinden we dat wel in St. Palais. En dat komt goed uit want het is 12u45, lunchtijd. De dagschotel hier bestaat uit “roti de jambon”, frites en een mix des légumes, die bestaat uit doperwten, mais, wortel en hoofdzakelijk witte bonen. Met een glas bier erbij 9€00. Het smaakt ons goed. Een stel Nederlanders op de fiets gaan vlak bij ons zitten. Echte Nederlanders doen het goedkoop: ze bestellen alleen koffie en één St. Palais van hen gaat bij de bakker broodjes halen voor bij de koffie. Volgens Gilbert staan die broodjes straks gewoon op de rekening. Ik hoop het. Toch maken we een praatje met ze. Ze gaan naar Santiago de Compostella en ook weer terug op de fiets. Kort voorbij St. Palais komen we op een hoge steile heuvel bij het kruis van Gibraltar. Hier komt onze route van Parijs Gibraltar 56
samen met die van Vezelay. Het zal dus nu wel drukker worden. Maar wij maken nu een doorsteek naar de route van Le Puy, die hier een kilometer of twee oostelijker ligt. De gîte die we op het oog hebben ligt namelijk aan die route, in Uhart Mixe. Het blijkt een barrestaurant te zijn. De gepensioneerde eige-naar, Arnaud, heeft zo wat omhanden, zegt hij, terwijl hij ons een pilsje tapt, als we binnenkomen. En voor de internationale contacten. En om wat terug te doen voor de hulp die hij kreeg toen hij zelf naar St. Jacques liep. En omdat hij zich anders verveelt. En zo neemt hij nog een paar redenen. De prijs is 32€00, voor overnachting, diner en ontbijt. Er zijn twee keurige 2-persoonskamers boven de bar, en buiten een houten keet met acht bedden en een oude caravan met vier bedden. Wie het eerst komt, krijgt de beste plaatsen. Wij hebben een kamer boven de bar. Na de douche wandelen we even in het dorpje rond. Het is maar klein, maar er is wel een flinke kerk, en een groot oud kasteel bereikbaar is via bruggen over de rivier. We tellen er vijf! Een oud statussymbool? “Heeft jouw kasteel maar een brug, de mijne heeft er vijf!” ’s Avonds zitten we aan de grote tafel Uhart Mixe met elf pelgrims. Een Canadees, een 57
duitser, een Engelsman, twee Nederlanders en een aantal fransen. Dat werd heel gezellig. Arnaud draagt van alles aan: baskische soep met veel paprika en uien, stoofpot met grote stukken ham en boerenworst, rijst, salade. Lekker. En dan natuurlijk nog rosé en rode wijn. Tenslotte dikke plakken “lokale” kaas met een grote schep marmelade, gevolgd door ijs en een glas met wat Arnaud “eigengemaakte armagnac” noemt. En dan nog koffie. Hoeveel sterren zou deze gepensioneerde hobbyist hiermee verdienen? Heel wat, denk ik. En wie vertaalde aan tafel Engels in duits, Frans in Nederlands en omgekeerd?
één van de vijf bruggen 58
St. Jean le Vieux, vrijdag 12 juni 25 kilometer, 262 kilometer totaal.
Het ontbijt was bijna net zo gezellig en compleet als het diner gisteravond. Arnaud perste persoonlijk voor iedereen twee sinaasappelen uit. Daarna herinnerde zijn vrouw iedereen er nog even aan bij haar, bij de bar de 32€00 all-in te komen afrekenen. Vandaag is het niet zo lekker bewolkt als gisteren. De zon scheen voluit, en het was dus al snel zweten. Het is een stevige klim naar de Chapelle de Soyarce, vlak buiten Uhart Mixe. En het blijkt een “zijtak” van de route te zijn. Gewoon de heuvel via hetzelfde Chapelle de Soyarce
59
pad weer af, dus. Maar het was wel een mooie plek. En ik kijk een tijdje naar de grote roofvogels die boven de omringende heuvels cirkelen. Zijn dat de gieren die veel voorkomen in de Pyreneeën? Daarna over heuvels, door dalgieren? letjes, langs smalle asfaltweggetjes en een enkel onverhard bospad naar Ostabat. Hier komen alle Franse routes bij elkaar. Het zal dus drukker worden. Gilbert is er al, hij heeft de zijweg naar de kapel op de heuvel overgeslagen. We kopen brood bij een bakker en drinken koffie. De route wordt steeds mooier. Slingerend, stijgend en dalend, langs kleine boerderijen en luxe woningen. We lopen meestal op de helling aan de “lijzijde”van het dal. Uit de wind en in de
riant, landelijk 60
zon. Puffen dus. Bordjes langs de route kondigen een lunchgelegenheid aan: “libre service; libre prix”. We volgen de pijlen en komen aan bij een grote boerderij libre service; libre prix waar tafels en banken buiten staan en een glazen vitrine met allerlei lekkers. Biologische boerderij-producten zoals ver-schillende soorten yoghurt, met en zon-der vruchten, melk, kaas, brood confituren, brood en notenkoek, koffie en thee. Neem wat je lekker vindt, betaal wat je wilt, is het uitgangspunt. En daar zitten we dan met een man of acht, in de schaduw van een afdak, te snoepen en te smullen. Het geheel wordt beheerd door een jongeman, die dit tijdelijk voor zijn moeder doet. Zij houdt dit al jaren draaiend maar is nu op vakantie. Hij vertelt dat het op deze manier goed loopt. Ook financieel. En veel boeren uit de omgeving dragen allerlei producten bij. Na de lunch ligt de route aan de windkant van het dal of hoog over de heuvels. Heerlijk zo’n Gamarthe 61
verkoelend zuchtje wind af en toe. Maar warm blijft het. Net buiten St. Jean le Vieux vinden we onze gîte, landelijk gelegen bij een oude romeinse archeologische onderzoeksplaats. Een keu-rige 2-persoonskamer voor Gilbert en mij, met douche en toilet, wasmachine en droger. En om 19u00 komt er iemand een maaltijd klaarmaken voor ons en de vier fransen in de kamer naast ons. We eten tomatensalade en pasta met schapenvlees, crème brulée en koffie toe. Het smaakt prima. 33€00 all-in. Om 20u30 is het nog steeds te warm om buiten in de zon te zitten. 32°. Maar in een beschaduwd hoekje bel ik naar Marianne. En naar Natascha, die vandaag jarig is. Volgens de voorspelling is het morgen iets minder warm, maar toch maar bijtijds vertrekken.
62
Orisson, zaterdag 13 juni 2009 18 kilometer, 280 kilometer totaal. Vanmorgen stond het ontbijt al klaar toen we om 07u00 in de eetkamer kwamen. Alle anderen arriveerden even later ook. De vier Fransozen aangevoerd door Madeleine een luidruchtige Elzasser, die ik behoorlijk irritant ga vinden. Wat hij zegt is leuk, waar, belangrijk en wat anderen zeggen is dat dus niet. Is de Elzas niet een tijdje duits geweest? Gilbert in ik vertrekken samen want St. Jean Pied de Port is niet ver en we willen daar samen een kapper gaan zoeken. We volgen de aangegeven route, die ons in acht kilometer naar St. Jean zal voeren. Dat er bij de hoofdweg op een bord is aangegeven dat St. Jean 2,5 kilometer is, maakt ons wel even aan het twijfelen, maar we hebben geen idee hoe druk het op die weg zal zijn, dus volgen we de pijlen. Langs kleine wegen en paden lopen we langs de “achterkant” van de dorpen en bebouwing die hier als een lint langs de hoofdweg ligt. We passeren de Madeleine, een prachtig oud kerkje. Was de omweg hiervoor?. Jacobuspoort 63
Na acht kilometer staan we onverwacht in het centrum van St. Jean Pied de Port, via de Jacobuspoort. Bij een grote openstaande deur in de Rue de la Citadelle, de steil Rue de la Citadelle aflopende hoofdstraat van het oude dorp, worden we binnengeroepen. Het blijkt een soort informatiecentrum voor pelgrims te zijn. Veel pelgrims beginnen hun tocht naar Santiago de Compostella hier. In het Frans en duits krijgen we folders over refugio’s, overnachtingplaatsen, over de route, en een uitvoerige beschrijving en adviezen voor de tocht over de Pyreneeën, die bij slecht weer toch nogal eens voor problemen zorgt. Maar dat is vandaag niet te vrezen. Het is hoogzomer. Ze willen zelfs graag onze rugzakken wegen. Dat mijne bijna twintig kilo weegt verbaast mij niet. Behalve de 17 kilo uitrusting zit er nu ook twee liter water en voor een dag mondvoorraad in. En mijn tent gaat St. Jean Pied de port 64
vandaag naar huis. Die is in Spanje niet meer nodig. Dus zoeken we nu eerst La Poste. Voor 28€00 koop ik daar een doos, inclusief verzendkosten naar Nederland. Mijn tent, gasbrandertje en nog wat andere kleine dingen, die nu overbodig zijn geworden, gaan erin. Kennelijk zijn ze op dit postkantoor voorbereid op dit soort verzendingen. Dozen in allerlei formaten en voor allerlei bestemmingen. En ik ben niet de enige die van de rugzak naar een doos aan het overpakken is. Dan zoeken we een kapper. Die vinden we en een half uurtje later en 17€00 armer is mijn haar gewassen en ingekort tot 4mm. Iets korter dan ik bedoeld had, maar dat groeit voor Pamplona wel weer aan. Ook Gilbert laat zijn kapsel weer in orde maken. Nu nog even langs de bank en de winkel voor een extra fles water en wat te eten en de tocht kan verder gaan. Meteen na de Porte d’Espagne begint de weg steil omhoog te gaan. We passeren de laatste huizen en lopen eerst nog even tussen boerenland, maar al snel neemt natuur de overhand. Hei, rots, struiken, bloeiende gele brem, blauwe St. Jacques
65
bloemen, klaprozen. Het is prachtig. En rondom de bergen. We passeren het laatste Franse dorp, Hunto, en daarna is de weg slecht, de warmte, de helling. Iedere tien minuten stoppen voor een paar slokken water is gewoon noodzakelijk ge-worden. De uit-zichten over de Pyreneeën zijn bijna hemels, maar het lopen wordt ploeteren. Het is waarschijnlijk meer dan 40 graden, hier in de volle zon, en we gaan nog steeds omhoog. Iedere slok water die ik drink lijkt direct weer door de poriën naar buiten te komen. En even stoppen is nu niet meer alleen voor een paar slokken, het is gewoon om even uit te blazen en kracht te verzamelen voor de volgende honderd meter. Een Spanjaard die ik heel langzaam inhaal, herhaalt caliente como infierno 66
steeds “caliente como infierno”. Heet als de hel! De gîte d’Orisson ligt eenzaam, halverwege de route naar het hoogste punt van de pas, aan het eind van het steilste stuk. Het hoofdgebouw ligt rechts van de weg tegen de berghelling, maar bijgebouwen liggen aan de linkerkant, met het dak op gelijke hoogte met de weg, een beschaduwd terras er bovenop. En achter het hoofdgebouw, op kleine vlakke stukjes in de berghelling, kleine tentjes. Gilbert en ik krijgen zo’n tentje toegewezen. Met dit weer is slapen in een tent geen pro-bleem. De laatste kilometer kost me een uur. Douchen in het hoofd-gebouw, en daar-na zijn we weer aardig opgeknapt. Fit caliente como infierno
67
genoeg voor een Baskisch bier-tje, Eki, buiten, op het terras, waar het uitzicht net zo adembenemend is als de klim daarstraks. Tijd voor een sms’je voor de weblog en bellen met Marianne voor de onze slaapplaats morele ondersteuning. In de loop van de middag loopt de gîte langzaam vol. Ik schat ergens tussen de zestig en tachtig wandelaars, maar twee Italianen en een stel Engelsen arriveren per taxi. Die vinden allemaal een plaats in de slaapzalen, de tenten en de hokken onder het terras. Er zijn vooral veel fransen, maar ook Scandinaviërs, duitsers, Spanjaarden, Engelsen, een Canadees, Hollanders, zelfs een Mexicaan en twee dames uit Hongarije. De maaltijd wordt dan ook een internationaal festijn. Dezelfde soep als in Uhart Mixe, en alweer schapenvlees. Maar volgens de chef is het vandaag vlees van baskische schapen. Hoe weet je het verschil tussen baskische en gewone schapen. Baskische schapen dragen een baret! De bergen in verte zijn grijs, nevelig. Jammer. Eraan proberen te denken dat ik morgenochtend nog een foto maak.
68
Roncevalles, zondag 14 juni 2009 20 kilometer, totaal 300 kilometer
zonsopgang in Orisson
Terwijl we probeerden alle spullen weer georganiseerd in de rugzak te krijgen, regende het. En dan is zo’n tentje toch wel een beetje klein. Maar om 07u00 was de regen voorbij, en tijdens de wandeling van vandaag kwam die niet meer terug. Het ontbijt is vanmorgen natuurlijk weer net zo massaal als het diner gisteravond. Maar er is zoveel als je wilt. Dus goed gevoed gaan we op reis, met een ham-kaas sandwich (= een half stokbrood) voor onderweg. De regen was weg, maar de wolkenlaag bleef nog een tijd hangen. Dat gaf samen met de mist in het dal een prachtig uitzicht op de bergen. Vooral als de mist als een soort langzame waterval over een heuvelrug naar het volgende dal stroomt. En later, als het toch zonnig wordt, is het opnieuw mooi, maar weer heel anders. De mist als witte watten in de dalen en de bergen die erbovenuit steken. 69
Inmiddels lopen we omhoog, steeds omhoog. Niet zo steil als gisteren gelukkig. Meestal niet, tenminste. Maar van gisteren hebben we wat geleerd: langzaam lopen. Eerst volgen we een smalle asfaltweg, maar later zijn er ook lange, smalle onverharde stukken. Met heel veel stenen en keien, die hinderlijk “in de weg” liggen. Steeds opletten, dus, waar je je voeten neerzet. We lopen dus wel wat langzamer dan we op vlakke weg zouden doen, maar gelukkig lang niet zo traag als gisteren. Behalve een enkele pelgrim voor of achter ons is er niemand. Een eenzaam gebied met alleen wat paarden en een kudde schapen. En dan midden in het niks, op meer dan 1000 meter hoogte, “La vierge d’Orisson”, een klein beeldje bij een ruïne, van wat eens een klooster moet zijn geweest. Op 1100 meter, neemt de weg een gemene wending, namelijk een daling. Het is maar een stukje, maar het idee dat we deze meters ook weer omhoog moeten, voordat we weer echt gaan klimmen, is niet fijn. Op 1225 La vierge d’Orisson 70
meter staat het moderne stenen kruis van Thibault en we lopen nu over de westelijke helling van de Pic Leizar-Athéka. Bij de col de Bentarte, op 1337 meter hoogte passeren we de FransSpaanse grens. Nu volgt opnieuw een kleine daling, om dan de Alto de Lepoeder te beklimmen en de pas van Cisa te bereiken. Bijna 1500 meter hoog, het hoogste punt van de tocht van vandaag. Nu begint het dalen en komen er weer bomen op ons pad. En daar is ook de zo nodige Roelandsbron een tamelijk nieuw betonnen constructie waar fris water uit stroomt. De flessen kunnen weer worden gevuld. Vier km later passeren we de pas van Ibañeta, het decor van de Roelandslegende.
col de Bentarte 71
Roeland en Roncesvalles Toen keizer Karel de Grote met zijn leger in 777 /778 de Pyreneeën overtrok om zoveel mogelijk land te veroveren op de Arabische heerser van Spanje, kon hij gebruik maken van twee nog bestaande Romeinse wegen. Hij trok zuidwaarts over Iuncaria (het huidige La Jonquera) aan de Via Augusta, en ging via Pamplona en de Summus Pyreneus terug naar Imus Pyreneus, dat wil zeggen over de pas van Roncesvalles naar St. JeanPied-de-Port. Om te verhinderen dat de oprukkende moslimtroepen zich in Pamplona verschansten, liet Karel de stad verwoesten. De Baskische bewoners namen hem dat bijzonder kwalijk. Hoewel Pamplona al eeuwenlang een bisschopsstad was, hielden velen van hen vast aan hun oude geloof; ze hadden even weinig op met het christendom als met de islam. Toen het leger zich in de nauwe pas over de Pyreneeën bevond, lieten Baskische strijders de hoofdmacht, die hen verre in aantal overtrof, passeren, en vielen de achterhoede aan. Volgens de legende verdedigden de krijgers zich moedig. Vooral Roeland (eigenlijk Hruotland), de graaf van de Bretonse mark, deed van zich spreken- Uit ridderlijkheid weigerde hij lange tijd op zijn hoorn 'Olifant' te blazen om hulp in te roepen. Toen hij dat uiteindelijk toch deed, was het voor hem en de andere Franken uit de achterhoede echter al te laat. Toen Karel kwam, bleek iedereen gedood. Volgens de legende werden ze begraven in de grote doden kapel van Roncesvalles, die daarom Silo de Carlomagno (knekelhuis van Roelandsbron Karel de Grote) heet. 72
Roncevalles
Na de pas komen we op een steil dalend bospad terecht, vol boomwortels, losse stenen, half verzakte traptreden van grote keien. Heel lastig afdalen. Als we bedenken dat dit het stuk pad is dat ons afgeraden is – we hadden de markering moeten verlaten en een omweg via een asfaltweg moeten maken – zijn we al te ver afgedaald op terug te gaan. Gelukkig wordt het pad steeds beter, naarmate we verder afdalen. En dan zien we Roncevalles al in de verte liggen. In Roncevalles is alles gericht op pelgrims en toerisme. Er staat niet een gewoon woonhuis. Gelukkig is er wel het “pelgrimsbureau”, nog open tot 13u30. We zijn precies op tijd om een kaartje voor de overnachting, 6€00, te kopen, voordat de siësta begint. De eigenlijke refugio, pelgrimsherberg 'Itzandegia' van het klooster te Roncesvalles, het gebouw met de slaapplaatsen, ligt aan de overkant van de weg, maar gaat pas om 16u00 73
pelgrimsmis pelgrimsprocessie
pelgrimscorvee 74
open. We laten dus onze rugzakken bij de deur achter en gaan bij een van de restaurants een pilsje drinken. Als het later begint te regenen gaan we toch terug, omdat de rugzakken in de regen staan. Dan blijkt dat de hospitalero’s, de beheerders van de refugio Nederlanders zijn. We maken een praatje en krijgen het voor elkaar dat we de rugzak alvast binnen mogen zetten, ook al is het nog geen openingstijd. Om uit de regen te blijven gaan we nu in een ander restaurantje aan de koffie, en daarna, als de bui weer voorbij is kijken we wat rond. Om 16u00 zijn we terug bij de refugio. Een van de Nederlandse beheerders adviseert een van bedden rechts achterin te nemen, die zijn langer. Inderdaad, de bedden wel. Maar de matrassen niet. Toch geeft dit mij wat extra beenruimte. Daarna snel naar de douches. Twee douches voor 110 bedden is een beetje uit
110 snurkers
verhouding, er zijn dan ook al zes wachtenden voor me. Maar het geklets in de wachtrij heeft ook wel wat gezelligs. Om 18u00 gaan we naar de pelgrimsmis. De kerk heeft meer dan 200 plaatsen en is vol. Mensen zitten op de trappen bij de ingang en staan in de paden. Hoofdzakelijk wandelaars, zo te zien en te ruiken. De mis, bedoeld voor het internationale gezelschap van pelgrims, is toch helemaal in het Spaans. “La palabra de Dios” zijn de enige woorden die ik vertalen kon, maar ook zonder het te verstaan zijn allerlei onderdelen goed herkenbaar. Aan het eind van de dienst volgde nog een processie, naar de kapittelzaal van de naastgelegen abdij, waar we ons opstellen rond het grafmonument van Sancho VII, koning van Navarra. Na wat onverstane gebeden en zegenende gebaren gaan we, opnieuw in processie, terug naar de kerk, waar de dienst wordt afgesloten. 75
Toevallig kunnen we aansluiten bij een rondleiding door de Jacobus kapel en het knekelhuis van Karel de Grote.
We waren net op tijd voor de al gereserveerde pelgrimsmaaltijd in een der restaurants. 9€00 voor macaroni met stukjes worst, vis met frites en yoghurt. Volgens de franse kenners was het forel, maar met de maat van sardine. De smaak was prima, maar het had inderdaad best wat meer mogen zijn. Onderweg naar mijn slaapplek tref ik voor de refugio een der Nederlandse beheerders. We praten wat en tot mijn verrassing blijkt hij de Oud-Katholieke kerk te kennen. Hij is in Hilversum wel eens naar de dienst geweest. Binnen blijken al heel wat wandelaars in bed te liggen. Ik ga nog even door de achterdeur naar buiten en bel nog even naar huis, voordat ik ook gestrekt ga.
76
Zubiri, maandag 15 juni ‘09 23 kilometer, totaal 323 kilometer.
“tegenliggers”
Gek, soms is het gesnurk van 1 persoon in een kleine slaapzaal genoeg om me een halve nacht wakker te houden, terwijl hier minstens vijftig man lag te zagen, en ik heb prima geslapen. In Roncevalles is voor 08u00 geen gelegenheid ergens te ontbijten, en in de refugio is geen keukenvoorziening. Vanaf ’s morgens 06u00 maken vertrekkende pelgrims zoveel lawaai, dat ik om 07u00 ook buiten sta. Dus eerst wandelen naar het volgende dorp, Auritz/Burguete. Daar is men ingesteld op de situatie en iedere bar of restaurant verkoopt je graag een ontbijt. Voor 4€00 krijg je koffie, geroosterd brood, boter, jam en vruchtensap. Auritz/Burguete ligt in, zoals Ernest Hemingway het 77
beschreef, "het meest vervloekte wildste gedeelte van de Pyreneeën"; een plaats met een fascinerende schoonheid. Een historisch complex dat is uitgeroepen tot Goed van Cultureel Belang. Hemmingway kwam hier graag om forel te vissen. “Here you will find a quieter, kapelletje more serene ambience than in the higher peaks to the west, with wheat fields that stretch out towards the hills on either side of the town. You can see why one might choose Burguete as a refuge to relax, think, and may be even write a novel.” Maar een winkel is hier niet. Daarvoor moet ik doorlopen naar het volgende dorp, Biskaret Gerendiain. De naam is langer dan de enige straat van het dorp. Er is een heel klein winkeltje, maar ze hebben niet wat ik zou willen kopen. Ik neem maar een grote zak madeleines mee, een soort cakejes, muffins. Ze zijn over de datum, dus met een flinke korting. Ze smaken trouwens prima. Auritz 78
Smal en onverhard heten de weggetjes, omhoog naar de Alto de Erro, maar ze zijn meestal hard. Zo hard als de kale rots waar ze overheen lopen. Met droge voeten oversteken Richels van de harde leisteen waaruit de berg bestaat steken omhoog door de glibberige klei ertussenin, en afgebroken, scherpe stukken lei schuiven weg onder je voeten. Als je hier valt heb je niet alleen blauwe plekken maar ook snijwonden. Ik ben blij met mijn stevige hoge bergschoenen. En omlaag gaat het net zo. Als van regen wordt het dan een waterval soort waterval. Het weer is goed, dwz. geen zon, dreigend donkere wolken, slechts af en toe een paar spatjes regen, niet warm. Goed weer om te lopen dus. Daarom lukt het Zubiri’’s “Puenta de la Rabia” is beroemd …
79
…en wordt op alle manieren vastgelegd.
om bijtijds in Zubiri te zijn. Alleen om te lunchen, dacht ik, maar dan begint het toch te regenen, en flink ook. Dus na het dagmenu, salade, gehaktballetjes met frites, flan, rode wijn, 12€00, toch maar de refugio opgezocht. Voor 6€00 krijg je hier een bed in één van de lokalen van een oude school. Douchen kan in één grote ruimte, waar een rij douchekoppen op een rij zit. Dat heb ik al lang niet meer meegemaakt maar de dames aan de andere kant van de wand ook niet, zo te horen aan het gegil en gegiechel. Als Gilbert en ik ’s avonds om een broodje gaan in het restaurantje waar ik ’s middags al gegeten heb, blijkt dat alleen staande aan de bar te kunnen. We gaan dus toch maar “echt” eten in het restaurantgedeelte. Een bord met wat salade, panga-filet en frites, en als dessert een schaaltje fruit, 6€50, inclusief een glas wijn. Waarom broodjes eten?
80
Pamplona, dinsdag 16 juni 2009 22 kilometer, 345 kilometer totaal.
brug over de Arga
Vanmorgen ging om 6u00 het licht aan in de slaapzaal, maar toen liepen er al heel wat mensen rond met lampjes. Ze wilden vast als eerste vertrekken. Met Gilbert en Camille en zijn vrouw vertrek ik om 06u55, omdat we weten dat we vanaf 07u00 kunnen ontbijten in het restaurant van gisteravond. Na koffie, vruchtensap, brood en jam gaan we op weg met een sandwich, een bocadillo, voor onderweg, Die hebben we gisteravond al besteld en bestaat uit en half stokbrood, dik belegd met ham en kaas. 5€20 totaal. Eerst moet een enorme vieze magnesiet-fabriek gepasseerd worden. De route loopt langs het hek, maar later dwars over het stoffige terrein, met veel bergen puin. Daarna volgt de weg tot ongeveer het riviertje, de Arga. De rivier en de dorpjes, met baskische namen als Ilarratz, Ezkirotz en
magnesietfabriek 81
klimmen en weer afdalen
Antxoritz liggen natuurlijk beneden in het dal. Wij lopen afwisselend op de linker en de rechter heuvelrug. Dus steeds klimmen en weer afdalen. Over onverharde paden. Veel stenen en modder op de weg, maar het weer is goed, dus ik schiet lekker op. Steeds lopen er andere pelgrims voor of achter me, en we halen elkaar af en toe in. Ik begin ze te herkennen. Dan beginnen de buitenwijken van Pamplona al. Druk maar wel gezellig, na de stille bospaden. Puente de la Trinidad inVillava, geboortestad van Miguel Indurain. Hij ging liever fietsen
82
en steeds de Arga
Via de oude stadspoort, de Puerta de Francia, kom ik in het oude centrum, waar ik op zoek ga naar de pelgrimsherberg bij de oude kerk. Onvindbaar. Navraag, Puerta de Francia bij een politieagent die mij niet begrijpen wil, en een paar passanten, die alleen Spaans willen begrijpen levert niets op. Maar een Engelse pelgrim wijst me de weg en al gauw ben ik bij een alberguepelegrino, pelgrimsherberg, in een oud gebouw, voorheen een seminarie. Een oude Spanjaard geeft mij, tegen betaling van 6€00, een stempel op mijn credential en wijst mij een bed aan. Hij is nerveus en gehaast. Dat hoort toch niet bij Spanjaarden? De slaapzaal is lang en smal. Een rij stapelbedden aan een kant, door dwars-muurtjes van el-kaar gescheiden. Een etage lager zijn douches, een Albergue Jesús y Maria 83
etage hoger een grote keuken, voor wie zelf voor zijn maaltijden wil zorgen. Allemaal splin-ternieuw, zo te zien. Misschien ter vervanging van de refugio bij de oude San Saturino kerk, die ik niet heb kunnen alles opgebroken vinden. Samen met drie andere wan-delaars gooien we twee euro in de wasmachine en later een euro in een droogautomaat, en terwijl ik zelf onder de douche sta, wordt alles weer netjes schoon en droog.
84 stadhuis
Met Gilbert ga ik daarna de stad in. De kathedraal is gesloten. Alleen te bezichtigen via het bisschoppelijk museum, maar dat is San Fermin feest ook dicht. En vrijwel onbereikbaar ook. Het lijkt wel alsof alle straten in het centrum zijn opengebroken. Riolering wordt vervangen, gas, water en elektraleidingen hangen aan de gevels. We maken een rondje over de oude stadsmuren, het RedinBastion en de oude citadel, die nog vrijwel geheel in tact zijn. Op het Plaza del Castillo eten we ijsjes. ’s Avonds eten we op datzelfde plein in restaurant Iruña. Een chique tent vol spiegels en goudgeschilderd houtsnijwerk. Volgens een wandbord ooit het favoriete restaurant van Ernest Hemingway. Toch is het enige dat je kunt bestellen het dagmenu. Ensalada, cordon-bleu, met frites en een sorbet-limon. 13€00, inclusief wijn. Plaza del Castillo
85
Puenta La Reina, woensdag 17 juni 2009 27 kilometer, totaal 372 kilometer Vanmorgen hebben we ontbeten in de keuken van de albergue. Camille en zijn vrouw hebben daarvoor gistermiddag inkopen gedaan, en Gilbert en ik konden ook mee-eten, en dat doen we graag, tegen betaling van een in het park van de citadel: stier? aandeel in de kosten van 1€50. Hebben ze dat wel goed uitgerekend? Ze zeg-gen van wel. Daarna gaat ieder op zijn eigen tempo op stap. Eerst moeten de buitenwijken van Pamplona doorkruist worden. Dat zijn soms armoedige, Pamplona loopt leeg oude stukken, maar al gauw worden het brede paden door ruime grasstroken. Het park rond de oude citadel is prachtig, zo op de vroege morgen.. De markeringen zijn bijna overdreven duidelijk. Gemakkelijk dus. Als de heuvels weer beginnen, met veel agrarische bedrij-ven, koeien of graanvelden, wordt de route weer een routemarkeringen 86
pad. Meestal onver-hard en met veel kiezels en losse stukken steen. Steeds opletten dus. Af en toe loopt de route door een dorpje. Cizur Menor en Zariquiegua komen voorbij. Mooie authentieke dorpjes, slaperige dorpjes waar een winkel kennelijk niet in thuishoort, net zomin als een open bar of restaurantje voor een kop koffie. Het is inmiddels flink warm geworden, tussen de heuvels dichtbij en de bergruggen vol windmolens in de verte. In de dalletjes is het bladstil en de zon staat er zo loodrecht boven, dat je nauwelijks in je eigen schaduw past. Dan blijkt zo’’n verre bergrug toch dichtbij te komen. We moeten eroverheen. Na Pamplona is de route gedaald tot 250 meter hoogte, maar nu gaan we weer even naar 800 meter. Een flinke klim, bij deze warmte.
Zariquiegua 87
Wat voor reuzen? "Kijk, vriend Sancho Panza, ginds doemen dertig geweldige reuzen op, of een paar meer - wat zou het. Ik ben van plan slag met hen te leveren en hen allen het leven te ontnemen." "Wat voor reuzen?" vroeg Sancho Panza. "Die je ginds ziet," antwoordde zijn meester, "met die lange armen. Daar zijn er zelfs bij van wel twee meter lang." "Ziet Uedele dan niet," zei Sancho, "dat wat men daarginds aanschouwt, geen reuzen zijn, maar windmolens; en wat U edele armen belieft te noemen dat zijn de wieken die door de wind gedreven draaien." "Het blijkt wel," antwoordde Don Quichotte, "dat jij niet thuis bent in avonturen, Sancho. Het zijn reuzen, wat ik je zeg; en als je bang bent, maak dan dat je wegkomt en ga je gebeden maar zitten prevelen, terwijl ik met hen de hevige en ongelijke strijd aanbind." Nauwelijks had hij dit gezegd, of hij gaf het paard Rossinant de sporen. Op dat moment stak er een windje op, en de grote wieken begonnen te bewegen. Beschermd door zijn schild en met gevelde lans, liet hij Rossinant zo hard mogelijk draven en viel de dichtstbijzijnde windmolen aan. Maar toen hij deze een lanssteekin de wiek gaf, deed de wind ze zo wild bewegen, dat de lans aan stukken vloog. En achter de stukken van de lans aan rolden paard en ruiter deerlijk toegetakeld over de vlakte.' Miguel de Cervantes-Saavreda, (Don Quichot van La Mancha)
88
Bovenop de Sierra de Perdón, tussen de windmolens, waait het flink. Heerlijk. Er houden dan ook heel wat wandelaars een kleine pauze. Behalve de lange rij windmolens staat er een kunstwerk, uitgevoerd in roestig staal. Een lange rij pelgrims, onder lijnen van sterren. Een bijzonder kunstwerk, waar iedereen even een foto van wil maken. En er staat een Spanjaard met een busje, die koffie en Spaanse omelet verkoopt. (een beker koffie en een sandwich met een enorm stuk omelet: 4€00). Op het busje zitten stikkers van Carl Denig uit Amsterdam. Als ik daarnaar vraag, blijkt hij redelijk Nederlands te spreken. Hij heeft lang bij Denig gewerkt. Maar uiteindelijk wilde hij toch terug. Hij heeft toen de bus kunnen kopen, waar hij voor zijn werk in reed, en is naar huis gegaan en verdient er nu hier zijn brood mee. “Er is een beroemde pelgrimsroute die door de jaren heen door talloze mensen is belopen. Dit is de weg naar Santiago de Compostella, de Camino. Men zegt dat hij direct onder de Melkweg ligt en de lijnen volgt die de energie van de sterrenstelsels erboven reflecteert. Langs deze Camino van Santiago zijn in duizenden jaren tijd heiligen, zondaars, generaals, buitenbeentjes, koningen en koninginnen getrokken, in een poging een diepere spirituele betekenis en antwoorden over conflicten binnen het eigen wezen te vinden.” Shirley MacLaine, The Camino 89
Na deze pas, de Puerto de Perdón, volgt een steile afdaling, lastig door de rollende kiezels, naar Uterga. Daar vind ik een bar die een dagschotel Uterga aanbiedt. Het kost bijna niets, maar het is ook niet veel. Het blijkt een soort groentebrij te zijn, groentesoep, maar dan heel dik, met kleine sliertjes ham. Na de eerster happen smaakt het toch wel goed, zo’n portie vitamines. Muruzábal is een mooi dorp, maar er is verder niets. Maar Obaños heeft een prachtige neogotische kerk, die open is. En binnen is het mooi, maar ook heerlijk koel.
90
mooi en heerlijk koel
Dan ben ik al in Puenta la Reina, of, in het baskisch, Gares. Het eerste dat ik tegenkom is een pelgrimsmonument. Officieel begint hier de Camino Frances. Dit omdat de route via de Col de Somport, de St. Jacobsroute van Aragón en de onze hier samenkomen. Het dorp is ontstaan toen in de 12e eeuw een koningin van Navarra, niet bekend is hoe ze heette, bepaalde dat voor de pelgrims hier een brug over de Arga gebouwd moest worden. Puenta la Reina betekent brug van de koningin. De brug is nog steeds onderdeel van de pelgrimsroute. Het dorp heeft ook nog drie middeleeuwse kerken, De gotische San Pedro Apóstel, de Santiago el Major, gotisch met een renaissance toren en Moorse de pelgrim accenten, en de kerk en klooster van Santa María de la Vega y del Crucifijo. Aan die laatste is de pelgrimsherberg verbonden van de Padres Reparadores. Fietsenmakers met een pij aan, vertaalt een Nederlandse collega-pelgrim. Maar die albergue gaat nog lang niet open. En er zitten al heel wat mensen te wachten in het plantsoen ervoor. Bladerend in mijn foldertjes, onderweg verzameld, vind ik een reclameblaadje van een nieuwe refugio, aan de andere
Puenta la Reina
91
kant van het dorp. Samen met Gilbert loop ik met de laatste krachten daar naartoe. En dan blijkt dat we ook nog even een flinke helling opmoeten. In de volle zon. Dat is nog even ploeteren. Inderdaad, splinternieuw, en zelfs nog niet helemaal af. Maar we worden enthousiast ontvangen. “Eerst maar even een glaasje koel water?” vraagt de man achter de bar. En even later “Nu maar een pilsje dan?” Het blijkt de receptie/bar/restaurant van een camping te zijn. Daar is een grote hal aanbebouwd, met bedden in half afgescheiden compartimenten. Er zijn keurige douches, toiletten, plaats om kleren te wassen. Alles keurig in orde, ook al is nog niet alles afgebouwd. De beheerder excuseert zich dat de prijs nogal hoog is. 19€00, maar dat is dan wel inclusief maaltijd vanavond en ontbijt morgenochtend. Ik vind dat niet duur. We moeten wel nu al opgeven wat we vanavond willen eten. Luxe toch? Vaak hebben we helemaal niet te kiezen. Cervantes laat zijn held Don Quichote de la Manche zeggen “De weg is altijd mooier dan de schoonste herberg”, maar vandaag ben ik het niet met hem eens. Nu is het tijd om te gaan douchen, schone kleren aan en de doorgezwete spullen wassen. Daarna lekker even naar huis bellen, onder een afdakje op het grote grasveld. 42° in de zon. Maar tegen de avond verschijnen donkere wolken. Dreigend onweer. Misschien morgen koeler?
92
Villamayor de Monjardin, donderdag 18 juni 2009 30 kilometer, 402 kilometer totaal.
Zonsopgang in Puenta la Reina
Met Gilbert verlaat ik vanmorgen de albergue. We bekijken nog even de mooie middeleeuwse brug met zes bogen over de Arga. Daarna raken we elkaar al snel kwijt. De weg gaat over paden en paadjes, links en rechts van de N111. De paden zijn soms steil en smal en door de regen uitgesleten. En modderig, want het heeft vannacht flink geregend, toen het dreigende onweer eindelijk kwam. Het loopt dus niet gemakkelijk, maar de uitzichten zijn prachtig. Het weer is goed, maar later wordt het wel heel erg warm. Ik passeer de dorpjes Mañeru en Cirauqui. Vooral dit laatste is prachtig. Steile straatjes van Mañeru
93
Cirauqui
Van verre zie ik het al liggen op een heuvel. Een flinke klim omhoog dus. Door de smalle straatjes van het oude stadje, langs de San Román en onder het gemeentehuis door. Daar is een doe-het-zelf stempelpost. Daarna gaat het steil omlaag over een smal pad naar de Rio Salada en dan over een oude brug. Het pad en de brug zijn ooit aangelegd door de Romeinen en in de middeleeuwen gerestaureerd. En zo te middeleeuwse brug over de Rio Salada zien was dat ook voor het laatst. Een indrukwekkend, maar lastig deel van de historische route. Daarna volgen weer de smalle, deels steile paadjes, en af en toe een klein stukje N111, waar gelukkig niet veel verkeer is. 94
Rio Salada Over de Rio Salada (= zoute beek) bestaat een oude legende, die al in twaalfde-eeuwse gids van Aimeri Picaud is opgetekend: Bij de giftige rivier zaten twee Navarrezen, met hun mes in de hand. Pelgrims vroegen of ze hier hun paarden konden laten drinken en de mannen gaven hun toestemming. De dieren vielen meteen dood neer. Daarop vilden de pelgrims de mannen met hun eigen messen. De Navarrezen (Basken) met hun onbegrijpbare taal en gewoonten stonden er bij Picaud toch al niet goed op: Ze dragen zwarte kleren op Schotse wijze, slecht gekleed, eten en drinken slecht met zijn allen uit een ketel met de hand en één kroes. Ze zijn verder kwaadaardig, donker van huid, lelijk, losbandig, pervers, ontrouw, verdorven, wellustig, drankzuchtig, doortrapt, driest, wild, oneerlijk, onbetrouwbaar, goddeloos, ruw wreed, twistziek. Ze zijn niet in staat tot edele gevoelens, gedrild in elke ondeugd en onrechtvaardigheid. Lijken op Saracenen. Ze zijn vijandig naar Franken. Copuleren met ezels en muildieren…… Over de Rio Salada schrijft hij: Van de stroom Zoutebeek niet drinken, want dat betekent de dood.. Navarrezen zitten te wachten om met genoegen de dode paarden te villen.” 95
Na de brug volgt weer een steil omhooglopend pad dat me naar Lorca brengt. En daar is een fontein met heerlijk koel, niet giftig, water. In Villatuerta kom ik langs een sporthal met kantine. Dus tijd voor koffie. Daar tref ik Jenny, een Nederlandse, gestart in St. Jean. We praten even en dan ga ik weer door. Ondanks de warmte weet ik steeds zekerder dat ik niet fris water, Lorca in Estella wil overnachten, zoals vanmorgen samen met Gilbert bepaald, maar verder wil doorlopen. Het is nog vroeg en het lopen gaat goed. Estella is een heel mooi stadje. Ooit was het de residentie van de koningen van Navarra, en dat is nog te zien. De mooie kerken, maar ook het stadhuis met een gevel vol beeldhouwwerk, scènes uit de Roelandslegende. Hier kom ik Gilbert weer tegen. Hij wil niet verder. Als ik hem vertel dat ik naar Villamayor wil, kijkt hij wel een beetje sip. We besluiten samen te gaan lunchen. Het wordt een uitgebreide, langdurige maaltijd, maar daarna ga ik alleen weer verder. Een beetje opgelucht. Ik kan me inmiddels wel aardig redden in het Frans, maar ik ben toch wel beperkt tot huis-tuin-en-keuken dingen. Estella 96
Voor inhoudelijke onderwerpen schiet mijn taalkennis te kort. En dan raak je uiteindelijk toch uitgepraat. Het is al half drie als ik via de stadspoort weer op weg ga naar Villamayor de Monjardín, en al gauw kom ik Jenny weer tegen. Via een omhooglopend weggetje komen we bij het bij het klooster Irache en het complex van het wijnhuis Irache. Daar vinden we een heel bijzondere pelgrimsbron. Uit de rechter kraan stroomt koel helder water, maar uit de linker komt rode wijn! Vrij te tappen, alsof het water is. Natuurlijk moeten we daarvan proberen, en het is nog lekker ook. Maar we moeten nog twee uur lopen, dus een Irache: beetje voorzichtigheid is Vino, el Gasolino del Peregrino geboden. De weg gaat weer naar beneden en we lopen door een lelijke buitenwijk. Saai, en heet op het brede zwarte asfalt. Gelukkig volgt daarna weer een bos van steeneiken. Het pad is we slecht, maar de schaduw is welkom. En we zijn allebei behoorlijk moe geworden. Of zou dat de Irache-wijn zijn? Na alweer zo’’n klein dorpje, Azqueta, volgt weer een pad tussen de wijngaarden door, door een warm, windstil dal. We passeren de Fuente de los Moros. Een soort badof Fuente de los Moros
97
wasplaats, uit de tijd van de moren, waarschijnlijk. Om 17u00 lopen we Villamayor de Monjardín in. Een dorpje, bestaande uit anderhalve straat en een kerk. Tegenover de kerk vinden we meteen de parochie-refugio. Een Villamayor de Monjardín kleine keuken, met daarachter een lange smalle ruimte, waar matrassen in een aaneengesloten rij op de grond liggen. Gratis, maar wel erg armoedig. Jenny weet echter dat er hier ook een door Nederlanders gerunde herberg moet zijn. Ja, zegt de beheerder van de refugio, dat is om de hoek en het is veel mooier. Dat is nog eens eerlijk. Hij brengt ons er zelfs naartoe. En inderdaad, veel mooier, ruimer, schoner. En inclusief maaltijden. Dat scheelt ook weer, want waar zou je in dit dorp wat te eten vinden? De slaapzaal van de algerque is vol. We krijgen dus een zolder, een soort torenkamer, toegewezen met twee bedden. De ramen kunnen tegen elkaar open, dus het is er lekker fris. Na de douche en de was staat de avondmaaltijd al klaar. 18u30, een bijna Nederlandse tijd. Met zes Nederlanders zitten we aan tafel. Hans, die uit Houten is komen lopen, Harry die al sinds 1 februari onderweg is, Hansje uit de achterhoek, Jenny en ik. Na de maaltijd wordt er nog refugio Villamayor de Monjardín 98
een “meditatieve bijeenkomst” aangekondigd. Uit een soort solidariteit ga ik ernaartoe. Dit wordt georganiseerd door gemotiveerde vrijwilligers, dus daar kunnen wij wel wat voor terugdoen. Harry en ik. De anderen vinden dat kennelijk minder belangrijk. De bijeenkomst heeft een hoog EO-gehalte en de aanwezigheid van de Heer wordt wel erg vaak genoemd. Ik zag die later meer in het uitzicht vanuit het zolderraam, de avondhemel vlak voordat het enorme onweer losbarstte. Maar daarna is het bedtijd, en ik heb nog niet eerder zo lekker, koel en rustig geslapen tijdens deze reis. Of komt dat door de lange, warme, vermoeiende dag?
99
Viana, vrijdag 19 juni 2009 30 kilometer, 432 kilometer totaal. Na het complete, keurig verzorgde ontbijt, er waren zelfs yoghurtjes, “echte” boterhammen en cornflakes, gingen Jenny en ik samen op weg. Heerlijk, weer eens gewoon nederlands te praten, zonder over ieder woord te moeten Brede zandpaden nadenken. Het is bewolkt, regen dreigt, maar het is nog droog. En dat loopt wel lekker. Brede onverharde paden volgen we, tussen het brood en de wijn van morgen: korenvelden en wijngaarden. Mooie vergezichten, dalletjes, dorpjes. Bij Los Arcos eten we ons meegekregen potje yoghurt op, met een paar madeleines en gedroogde pruimen uit mijn voorraadje, want een winkel, een restaurantje, is er niet. Daarna gaan we weer verder. Sansol is het eerste dorp met horeca. Een bar, waar een ongeïnteresseerde, chagrijnige Spaanse koffie
100
Los Arcos
De fraaie kerk van Santa María is opgetrokken in een combinatie van gotiek en barok. De rijk met goud versierde altaren zijn een voorbeeld van churriguerske stijl, de uitbundige Spaanse barok. En overal bogen, zowel binnen als buiten. Vandaar de naam “Los Arcos”. De arcaden, buiten bij het plein, doentijdens de stierengevechten dienst als tribune.
tapt. We kopen er een bocadillo bij voor onderweg. En na een korte rust gaan we weer door. Meteen na het dorp is een diep smal dal, en Torres del Rio ligt aan de overkant. Misschien 150 meter verder, maar wij moeten gevaarlijk steil omlaag en daarna bijna onmogelijk steil omhoog. Maar Torres is een prachtig dorp, met een mooie Santa-Maríakerk. Maar het is nog steeds dikbewolkt en daar willen we zoveel mogelijk gebruik van maken. Doorlopen dus. Het gaat goed, het gaat snel. De wegen zijn heel behoorlijk en Los Arcos
101
Sansol en Torres del Rio liggen tegen elkaar aan
Sansol
Torres del Rio
de redelijk vlak. Het weer is geschikt. Bij de “Ermita de N.S. del Poyo” nemen we even de tijd om de sandwich op te eten. Met nieuwe energie kunnen we dan weer door. Op een kilometer of vier voor Viana, nemen we toch noch even de tijd om de benen wat rust te gunnen. En drie kwartier later, om 15u30 zijn we in Viana. Na enig zoeken vinden we de San Pedro. Het blijkt een ruïne te zijn, maar daarnaast ligt de Albergue Andrés Miñoz, in een gerenoveerd pand, voorheen het klooster. We krijgen een bed toegewezen, in een kamer met drie stapelbedden,
Viana 102
pelgrimsherberg
drie bedden hoog. Er zijn douches en een ruimte om te wassen en te drogen, maar voor diner en ontbijt zullen we de stad in moeten. Na het corvee, het bijwerken van logboeken, sms’en en telefoneren naar huis wandelen we de stad in. Die is flink groot. Aan het plein in het centrum ligt de gotische Santa-María. De kerk is op Spaanse wijze overmatig voorzien van
Sta María, Viana
goud en beeldhouwwerk. We gaan naar binnen en kijken rond. Het enorme altaar met de vele vlakken met in ieder vlak een heilige doet mij denken aan zo’n 103
adventskalender vlak voor kerst. Alle vakjes open. En de heiligen zijn zo krijgs-haftig en streng afgebeeld, dat ze bijna angstaanjagend zijn. Petrus heeft hier een sleutel om de hemel op slot te doen, terwijl ik hem liever ken om de hemel voor ons te ontsluiten. En Jacobus is hier wel heel erg “matamores”, de morendoder.
matamores
Op het plein zijn inmiddels de Spanjaarden naar buiten gekomen. Overal lopen of zitten hele families, van grootmoeder tot baby’s in de kinderwagen samen buiten. Dat geeft een heel gezellige sfeer, zelfs in de wat donkere, smalle straten. ’s Avond eten we in het restaurant tegenover de albergue een pelgrims-menu. We komen aan tafel terecht bij een finszweeds stel. Hij is professor in Gotenburg, zij lerares in Stockholm. Ze zien elkaar alleen in de weekends in het zomerhuis halverwege. En dat is maar goed ook. Ze zijn het nooit met elkaar eens en kibbelen voortdurend. Voor ons wordt het een hilarische avond. Of zij dat ook zo ervaren?
104
Logroño, zaterdag 20 juni 2009 18 kilometer, 450 kilometer totaal. We vertrekken vroeg, vanmorgen, Jenny en ik. En daar hebben we goede reden toe. We willen alle twee vroeg in Logroño zijn. Jenny omdat haar vriend, die een paar dagen met haar mee komt lopen, vannacht in Logroño is aangekomen. En ik omdat ik vanuit Logroño naar huis ga. Deze wandeling heeft voor mij wel weer lang genoeg geduurd. En het is tijd voor een maand of 11 thuis. We staan dus om 07:00 voor het restaurant voor een ontbijtje, maar ondanks het bordje “breakfast from 7h” is het gewoon gesloten. We gaan dus hermitage Virgen de las Cuevas meteen maar op stap, zonder ontbijt dus. We verlaten de stad via de oude stadspoort. Bijna meteen lopen we tussen tuinen en tuintjes aan de rand van de stad, die al gauw overgaan in steeds grotere percelen met graan en druiven. Het is mooi weer en de zon wordt alweer sterker, maar we hopen voor de warmte op onze Sint Maarten 105
Laguna de las Cañas
bestemming te zijn, dus we vinden dat vandaag niet erg. De wegen zijn vlak en breed, soms onverhard, soms asfalt, en binnen een uur zijn we bij de hermitage Virgen de las Cuevas, Onze Lieve Vrouwe van de Grotten, waar we sint Maarten weer eens tegen komen. Er is ook een grote picknickplek, met tafels en banken. Daar improviseren we een ontbijt met madeleines, mueslirepen en water. En we kijken nog even om even te genieten van het uitzicht op Viana. We gaan al gauw weer verder over een breed onverhard pad en staan al snel bij een stuwmeer, Laguna de las Cañas, een beschermd natuurgebied. Daarna hebben we nog even een bergje te overwinnen. De Cerro Cantabria. Vanaf de helling van de 106
berg zien we Logroño in de verte liggen. Tijdens de afdaling nog even een dennenbos doorkruizen en daarna staan we al snel tussen de bedrijven aan de rand van de stad. Toch vonden we nog een aardige, gemarkeerde route. Via een kleine omweg, tussen de druiven voor de Riojawijn door, lopen we langs een mooi pad richting stad. We worden aangeschoten door de oude Felisa, die al jaren voor haar huisje wacht op passerende pelgrims, om hun credential te stempelen en wat souvenirs en flesjes limonade te verkopen. (Later hoor ik dat Señora Felisa overleden is. Ik moet haar dochter, haar opvolgster, ontmoet hebben.) Dan steken we de brug over de Ebro over en staan in het centrum van Logroño. Jenny wordt op de brug opgewacht door haar vriend en even later zitten we gedrieën aan de koffie. Daarna gaan de andere twee weer aan de wandel en ik loop naar het station.
Logroño 107
Om 11u30 sta ik bij het loket en vraag hoe ik het best naar Amsterdam kan komen. Ik verwacht dat het wel een hele puzzel zal worden, maar na enig computergetik komt het antwoord: De bus naar Vittoria, de “trenotel” naar Parijs, de Thalys naar Amsterdam. Klinkt goed, maar wat is een “trenotel”? Gesproken Spaans begrijp ik niet maar als de lokettist het opschrijft wordt het duidelijk: een train-hotel, een slaaptrein. Voor de bus moet ik op het busstation Santa María La Redonda zijn, maar de rest kan hij voor me reserveren. Voor de zekerheid ga ik eerst naar het busstation, vijf minuten lopen verderop. Een kaartje kopen voor de bus van 14u00 naar Vittoria lukt. Dus weer terug naar het station en een ticket kopen voor de slaaptrein van Vittoria naar Parijs. Vanwege de overstaptijd in Parijs bestel ik nog maar geen kaartje voor het stuk Parijs-Amsterdam.
108
Santiago Matamores
In Clavijo, ten zuiden van Logroño, zou Santiago, op een wit paard gezeten, in 844 een Christelijk leger in verloren situatie aan een overwinning op de Moren geholpen hebben. Sinds die tijd is Santiago Matamoros = Morendoder het symbool van de Spaanse vrijheidsstrijd tegen de Moorse overheersing.
Vitoria, zaterdagmiddag…
Dan begint het wachten. Ik wandel nog een stukje door Logroño. Omdat het alweer aardig warm wordt, blijft ik een tijdie in de grote, koele kathedraal, die ook alweer met een “matamores” wordt gesierd. En tot 14u00 breng ik veel tijd door in de schaduw bij het busstation, kijkend naar heel wat komende en gaande passagiers en bussen. De bus rijdt in twee uur naar Vittoria, met maar een tussenstop. Een minuut of twintig lopen van het bus- naar het treinstation, en dan moet ik wachten tot 23u30 vanavond. Gelukkig is Vittoria een drukke, gezellige stad, waar op zaterdag wel wat te zien is. In het park is een evenement voor jeugd aan de gang, met allerlei spelletjes. Dus nadat ik een dagmenuutje gevonden heb in een restaurantje, kijk ik naar wedstrijden in eenwielerrijden, hardlopen met springveren onder de schoenen en nog veel meer geks. Toch duurt het eindeloos lang, voordat ik in de trein kan stappen. 109
…en Vitoria, zaterdagavond
Maar dan gaat het rap. De conducteur brengt me naar een bed in een coupe waar al twee anderen liggen te slapen. Zo stil mogelijk leg ik mijn rugzak op de bagageplank, trek wat kleren uit en kruip onder de lakens. En vrijwel meteen komt de conducteur alweer zeggen dat we bijna in ParijsMontparnasse zijn. Daar ga ik met de metro naar het Gare du Nord en koop een Thalys-kaartje. Ik heb nauwelijks tijd om op het station een broodje en een kop koffie te kopen, of ik ben alweer onderweg. En om twee uur stap ik uit op station Schiphol, waar Marianne me opwacht. Na drie weken heerlijk wandelen, ben ik – nog veel heerlijker – weer thuis.
110
Tenslotte Weer thuis en terugkijkend op deze drie weken onderweg, wil ik nog even kwijt, hoe anders deze tocht geworden is, in vergelijking met de wandelingen van vorige jaren. Jullie hebben de dagelijkse verslagen al gelezen, dus je zal het ook wel gemerkt hebben. Na drie jaar eenzame wandelingen in mijn eentje te hebben gemaakt, ben ik nu één der velen in de trein van pelgrims. Een stuk gezelliger is het, zo met z’n allen en de onderlinge sfeer is als een vriendengroep. Iedereen heeft wel een mooi verhaal. Iedereen heeft tijd om te luisteren. Toch betekent dat niet dat je hier niet eenzaam kan zijn. Tot Bordeaux wist ik meestal pas aan het eind van de middag waar ik de komende nacht zou doorbrengen. Maar tijdens deze tocht reserveerden mijn Franse kompanen telefonisch een slaapplaats voor de volgende nacht; ook voor mij. Of de routebeschrijving geeft nauwkeurig de mogelijkheden aan. Dat is comfortabel, maar het gaat wel ten koste van het avontuurlijke. Tijdens de wandelingen van eerdere jaren heb ik steeds de weg moeten zoeken en vragen, terwijl ik mijn eigen route volgde. Dat was opletten. Het ging wel eens mis, dan was het spannend en er was de opluchting als het toch weer goed kwam. In dit gebied is de pelgrimstocht optimaal gemarkeerd met gele pijlen. Je kan haast niet meer verdwalen. Het is bijna saai. Gelukkig zijn er nu bergen en dalen, met prachtige uitzichten voor in de plaats gekomen. Ook ik ben inmiddels anders geworden. Aanvankelijk maakte ik nauwkeurige planningen en telde de kilometers, nu maak ik me niet meer druk. Ik loop gewoon en de plek voor vanavond komt vanzelf. Mijn gps registreert de afstand en ik neem die over in mijn verslagen, alleen om de lijn van de eerste dagverslagen voort te zetten. En, misschien opvallender, ik begon als wandelaar en beschouw mezelf nu als pelgrim. Hoe dat komt? De eeuwenoude route, de monumenten, kerken, de mensen, en overal de heilige Jacobus, Saint Jacques of Santiago. En bewijzen van miljoenen voorgangers. Deze tocht, van mysterieplaats naar mysterieplaats, sluit mogelijk aan bij onze, veelal onbewuste, zoektocht naar spirituele oorsprongen van onze cultuur en van ons zijn. Velen, die met mij onderweg zijn, ervaren iets dergelijks. Bijvoorbeeld de Nederlandse waarmee ik een aantal dagen opliep. Zij zei “niets te kunnen” met kerk, geloof, spiritualiteit of God. Maar waarom stak zij dan in de kerk van Santa María in Viana een kaarsje op? Hans, september 2009 111