Datum: Auteur: Doel: Bestemming:
mei 2013 Ludo Serrien Ter discussie Studievoormiddag ‘Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp’ – 19 juni 2013
Samenwerken aan ‘rechtstreeks toegankelijke hulp’ In de jeugd- en gehandicaptenzorg is er een evolutie ingezet naar een groter aandeel van rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. Voorzieningen die altijd een aanbod hadden ‘achter de toegangspoort’, ontwikkelen nu ook een ‘rechtstreeks toegankelijk hulpaanbod’. Dit betekent dat voor deze hulp geen toegangsticket nodig is van de nieuwe toegangspoort van Integrale Jeugdhulp (vanaf 2014) of van de provinciale evaluatiecommissies (VAPH). De verschuiving naar meer rechtstreeks toegankelijke hulp opent perspectieven voor een meer directe cliëntgerichte samenwerking met eerstelijnsdiensten. Noot: in deze tekst verkorten we af en toe de begrippen ‘niet rechtstreeks toegankelijke hulp’ en ‘rechtstreeks toegankelijke hulp’ tot NRTH en RTH.
1. Wat is ‘rechtstreeks toegankelijke hulp’? 1.1. Voor personen met een (vermoeden) van handicap In het plan Perspectief 2020 (VAPH) lezen we: “Deze hulpverlening moet tegemoet komen aan ondersteuningsvragen van personen met een (vermoeden van) handicap die een vraag hebben naar informatie of een beperkte ondersteuning in termen van frequentie, duur en intensiteit. Binnen RTH kunnen VAPH-diensten en voorzieningen een handicapspecifiek aanbod doen, zonder dat de cliënt via ‘de toegangspoort’ moet passeren. Er is dus geen inschrijving VAPH nodig en er dienen geen procedures zorgregie gevolgd te worden bij de instroom.” In het uitvoeringsbesluit (BVR 21.12.2012) werd vastgelegd dat ambulante en mobiele begeleidingen rechtstreeks toegankelijk zijn voor maximum 12 begeleidingen per jaar, al zijn er voor de eerste twee jaren samen 48 voorzien. Dagopvang is rechtstreeks toegankelijk voor maximum 24 dagen en verblijf voor maximum 12 dagen per jaar. Dit geldt wel enkel voor mensen die nog geen gebruik maken van niet-rechtstreeks toegankelijke hulp.
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 1 van 8
Een voorbeeld (Oikonde Mechelen):
Cliëntondersteuning: Handicapspecifieke aanpak van vragen op verschillende levensdomeinen Ambulante begeleiding (de cliënt heeft een contact/gesprek op de dienst) Mobiele begeleiding (de begeleider gaat voor een contact/gesprek op huisbezoek) Netwerkondersteuning De begeleider ondersteunt het natuurlijke netwerk van de cliënt De begeleider bouwt met de cliënt het netwerk verder uit De begeleider coördineert het netwerk van de cliënt. Outreach naar andere diensten: Kennisoverdracht naar een groep hulpverleners die nood hebben aan handicapspecifieke knowhow Doelgroep: Volwassenen met een (vermoeden van) handicap Een erkenning van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) is niet noodzakelijk Rechtstreeks Toegankelijke Hulp is niet combineerbaar met andere VAPH-diensten Frequentie: De eerste twee jaar zijn er maximum 48 contacten/gesprekken per cliënt mogelijk Vanaf het derde jaar worden dit maximum 12 contacten/gesprekken per kalenderjaar per cliënt De cliënt kan kiezen voor een langdurige, laagfrequente begeleiding of voor een kortdurende, intensieve begeleiding. De frequentie kan doorheen een jaar en afhankelijk van de omstandigheden veranderen.
Een tweede voorbeeld (VZW De Stapsteen, Antwerpen): Binnen deze hulpverlening staan 2 doelstellingen centraal: de draagkracht van de cliënt of zijn netwerk vergroten, zodat hij geen of minder snel beroep moet doen op langdurende hulpverlening. mensen met een handicap snel een antwoord bieden zodat problemen niet escaleren. Rechtstreeks toegankelijke hulpverlening kan bestaan uit: Kortdurende begeleiding gedurende maximaal 2 jaar: Ik zit op dit moment echt in de put. Mijn relatie is afgesprongen en daardoor dreig ik ook mijn woonst te verliezen. Ik heb nu iemand nodig die me helpt met alles om de chaos terug op een rijtje te krijgen en opnieuw te starten. Niet-intensieve langdurige begeleiding: Ik woon al een hele tijd alleen. Dit verloopt prima. Enkel indien er administratie in orde moet worden gebracht kan ik niet verder. Voor die situaties kan ik steeds terecht bij mijn begeleider. Mobiele kortopvang: Onze 25-jarige zoon met autisme woont bij ons thuis. Enkel indien wij op vakantie gaan zitten we met een probleem. Op dat moment zou er dagelijks iemand moeten langskomen die kennis heeft van autisme en die onze zoon tijdelijk ondersteunt. Dan kunnen wij met een gerust hart op vakantie gaan. Training: Ik wil gezonder eten maar weet niet hoe hier aan te beginnen. Kan ik aansluiten bij een korte
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 2 van 8
kookcursus in eenvoudig en heldere taal? Waar vind ik informatie op mijn maat? Ondersteuning natuurlijk of professioneel netwerk: Ik heb elke week thuiszorg. Op het OCMW beheren ze mijn budget. De communicatie met en tussen die diensten verloopt heel slecht. Ze willen precies van mij af. Het lijkt of ze me niet verstaan. De begeleider zorgt ervoor dat de communicatie terug hersteld wordt en in de toekomst beter verloopt. Binnen de rechtstreekse hulpverlening is er ook het luik online ondersteuning. Mensen met een handicap die op zoek zijn naar allerhande informatie of praktische hulpmiddelen rond zelfstandig wonen kunnen via deze link zelf op zoek gaan naar ter beschikking gestelde informatie.
De Diensten Ondersteuningsplan (DOP) als rechtstreeks toegankelijke hulp De DOP’s zijn een specifieke vorm van rechtstreeks toegankelijke hulp. Op de website van het VAPH worden ze als volgt voorgesteld: “Hebt u het moeilijk om zelf inzicht te verkrijgen in de voor u meest aangewezen soort(en) ondersteuning, al dan niet vanwege het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)? Vindt u uw weg niet in het ondersteuningsaanbod van het VAPH of van andere zorgaanbieders? Dan kan een Dienst Ondersteuningsplan (DOP) u wellicht helpen. Doelpubliek: Krijgt u (nog) geen begeleiding of opvang van een VAPH-dienst of -voorziening en hebt u (nog) geen persoonlijke-assistentiebudget (PAB), dan kunt u een beroep doen op een DOP. U hoeft niet als persoon met een handicap erkend te zijn bij het VAPH. Bent u (nog) niet erkend, dan moet u wel een attest van een arts of van een multidisciplinair team (MDT) omtrent (het vermoeden van) uw handicap kunnen voorleggen. U moet ook jonger zijn dan 65 en u moet voldoen aan de verblijfsvoorwaarden voor een erkeninng bij het VAPH. U bent niet verplicht een DOP te raadplegen om op verdere ondersteuning van het VAPH een beroep te kunnen doen. Aanbod: Een professionele begeleider helpt uzelf en eventueel andere rechtstreeks betrokken personen uit uw omgeving om een helder inzicht te krijgen in uw ondersteuningsbehoeften. Hij bevraagt uw eigen wensen voor de toekomst en uw mogelijkheden, beperkingen en ondersteuningsnoden. Die bevraging mondt uit in een ondersteuningsplan, waarmee u zelf aan de slag kunt. De bevraging houdt 3 luiken in: Vooreerst de mogelijkheden van uw natuurlijk netwerk onderzoeken en eventueel activeren, of een sociaal netwerk helpen tot stand komen. Het doel daarbij is een maximale inclusie bereiken. Vervolgens een antwoord op uw restvragen voor ondersteuning zoeken binnen de algemene welzijns- en gezondheidsdiensten, zoals thuishulp, thuisverpleging, enz. Ten slotte een antwoord op uw nog resterende vragen voor handicapspecifieke ondersteuning zoeken binnen de VAPH-dienstverlening. Praktisch: Een DOP biedt geen woonvorm aan, maar wel een aantal begeleidingen. Het gaat om maximaal 12 begeleidingen van minimum 1 uur per persoon, gespreid over een periode van maximum 12
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 3 van 8
maanden. De begeleiding door een DOP kost u niets.” Deze DOP’s hebben inmiddels een werking uitgebouwd. Zij worden bestuurd vanuit een netwerk van verschillende partners (gebruikers, VAPH-voorzieningen, eerstelijnsdiensten,…). Eén van de doelstellingen is om het aanbod zo dicht mogelijk bij de burger te organiseren, mogelijk in eerstelijnsdiensten, zoals de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen of de CAW’s. Deze doelstelling spoort met acties om de brede eerste lijn toegankelijker te maken voor personen met een beperking. Samengevat: De rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een (vermoeden van) handicap kan de vorm aannemen van: 1. Een ‘lichtere’ (op het vlak van duur, intensiteit en frequentie) vorm van hulp, dat een VAPHvoorziening zelf inzet zonder dat daarvoor een VAPH-inschrijving of toewijzing nodig is. In principe zou dit aanbod niet alleen in of vanuit de eigen voorziening kunnen ingezet worden, maar ook outreachend (bvb. op plaatsen die meer toegankelijk zijn of meer aansluiten bij de leefwereld van de hulpvrager) 2. Het outreachend inzetten van handicap-specifieke expertise in een andere voorziening, die rechtstreeks toegankelijk is of mogelijk een nog lagere drempel heeft. 3. De Diensten Ondersteuningsplan (DOP) hebben als ‘netwerkorganisatie’ een specifieke opdracht binnen dit rechtstreek toegankelijk aanbod.
1.2. Integrale Jeugdhulp In de Integrale Jeugdhulp is er nog niet veel ervaring met de verschuivingen van NRTH naar RTH, behalve op de scharnierleeftijd van 18 jaar. Op basis van het nieuwe decreet valt te verwachten dat er op korte termijn een belangrijke verschuiving zal plaatsvinden. Onderscheid RTJ en NRTJ “De rechtstreeks toegankelijke hulp bestaat uit heel verschillende modules, die variëren van algemeen consult tot gespecialiseerde jeugdhulpverlening. Op alle modules kan rechtstreeks een beroep gedaan worden, maar in nogal wat situaties zal de hulpvrager zelf niet meteen weten waar hij moet aankloppen met zijn hulpvraag. Het is daarom dat ook de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening zich organiseert via een ‘brede instap’. Die ‘brede instap’ bestaat uit een aantal modules van minstens drie sectoren, namelijk van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB), Kind en Gezin (K&G) en het Algemeen Welzijnswerk (AWW). Bij modules die behoren tot de brede instap, kunnen hulpvragers, toeleiders en jeugdhulpverleners terecht met al hun vragen om jeugdhulpverlening, los van enige probleemkenmerken. De brede instap heeft als doel om de toegankelijkheid tot de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening te verbeteren, maar is uiteraard niet de enige toegangsweg naar dit soort jeugdhulpverlening. Ook bij voorzieningen uit het rechtstreeks toegankelijke aanbod die geen brede instapmodules aanbieden kan een cliënt uiteraard rechtstreeks terecht met een hulpvraag.” (Ontwerpdecreet IJH, art. 11, toelichting) “Om het principe van subsidiariteit te kunnen realiseren – bij gelijk resultaat de minst ingrijpende
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 4 van 8
hulp inzetten – is het uiteraard noodzakelijk dat het hulpaanbod in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening voldoende groot is. Waar het in het verleden mogelijk was dat voor een minderjarige niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening werd ingezet zonder dat er voorheen een contact geweest was met de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening zal dat in het vernieuwde jeugdhulpveld niet meer mogelijk zijn. Immers, elke aanmelding bij de intersectorale toegangspoort veronderstelt een contactname met de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die de aanmelding bij de intersectorale toegangspoort verzorgt. Die aanmelding veronderstelt op haar beurt een grondige analyse van de situatie van de minderjarige.” (Ontwerpdecreet IJH, art. 12 toelichting) “Een voorziening kan zowel rechtstreeks toegankelijke als niet rechtstreeks toegankelijke modules aanbieden. Ook kan aan een cliënt een combinatie worden aangeboden van rechtstreeks toegankelijke en niet rechtstreeks toegankelijke modules.” (Ontwerpsecreet IJH, art. 12, toelichting) Noot: deze combinatie is niet mogelijk voor volwassenen met een (vermoeden) van handicap (zie boven). Verschuivingen van NRTJ naar RTJ: “De rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening wordt versterkt door: 1° aanpassingen in het onderscheid, vermeld in afdeling 2, waardoor 30% van de nietresidentiële modules van de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening, rechtstreeks toegankelijk wordt; 2° bij uitbreidingen van het aanbod van de sectoren minimaal 30% van de totale middelen voor de uitbreiding te besteden aan de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening. De Vlaamse Regering kan de verhouding, vermeld in het eerste lid, 2°, verhogen.” (Ontwerpdecreet IJH, art. 12) “Om de doelstellingen opgenomen in dit decreet te kunnen waarmaken is het cruciaal dat de brede instap en ook ruimer de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening worden versterkt. Het is belangrijk dat iedere burger, onafhankelijk van zijn of haar woonplaats, met om het even welke vraag of probleem, een beroep kan doen op een aanbod aan jeugd- hulpverlening op de eerste lijn. Dit biedt de garantie dat iedere burger precies die hulp krijgt die hij/zij nodig heeft en is een essentiële voorwaarde om de vlotte toegang tot de meer gespecialiseerde jeugdhulpverlening te verzekeren. Een substantiële uitbreiding van de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening is een noodzakelijke voorwaarde voor een vlotte werking van de integrale toegangspoort. Deze versterking wordt deels gerealiseerd door de verschuiving in het kader van het onderscheid, waarbij ‘handicapspecifieke modules’ of ‘modules van aanklampende hulp’ rechtstreeks toegankelijk worden. Daar- naast is ook een effectieve uitbreiding van rechtstreeks toegankelijke en handicapspecifieke hulp voorzien in de opeenvolgende jaarlijkse uitbreidings- en zorgvernieuwingsoperaties.” (Ontwerpdecreet IJH, art. 11, toelichting) “Terwijl in artikel 12 gedoeld wordt op een bepaalde beleidsmatige verschuiving die moet plaatsvinden en waardoor jeugdhulpverlening vanuit het veld niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening verschuift naar het voorveld en rechtstreeks toegankelijk wordt. Daarmee wordt niet bedoeld dat bij de verschuiving wordt afgeweken van de objectieve weging vermeld in artikel 15. Een verschuiving betekent dat de jeugdhulpverlening die rechtstreeks toegankelijk wordt ook effectief anders zal worden ingezet en dus de duur, frequentie en/of intensiteit
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 5 van 8
ervan minder zwaar zal zijn.” (repliek in MvT op de opmerking van de Raad van State dat de verschuiving van NRTJ naar RTJ een wijziging zou aanbrengen aan het onderscheid) “Aangezien er via dit decreet een koppeling komt tussen de toegang tot het niet rechtstreeks toegankelijk jeugdhulpaanbod en het rechtstreeks toegankelijk aanbod, is het aangewezen ook in het aanbod en in de vastlegging van bijkomende middelen die koppeling expliciet te voorzien. Willen we in de toekomst echt kunnen spreken van een continuüm van hulp – waarbij meer ingrijpende hulp pas wordt ingezet nadat minder ingrijpende hulp onvol- doende is gebleken of als ongeschikt wordt beoordeeld – dan moeten de verhoudingen in het aanbod daar ook op afgestemd zijn.” (bijkomende toelichting bij art. 12 in de repliek op advies van de Raad van State, MvT). RTJ en NRTJ op de scharnierleeftijd van 18 jaar. Het decreet IJH bepaalt dat de hulp die gestart is voor 18 jaar, in principe kan verdergezet worden tot de leeftijd van 25 jaar. Belangrijk is dat deze regel primeert op alle bestaande sectorale regelgeving. “De toegangspoort kan ook voor +18-jarigen beslissen over de voortzetting van de jeugdhulpverlening die voor die leeftijd werd aangevat. De voorwaarden zijn hier dat deze personen niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening hebben aangevraagd voor de leeftijd van 18 jaar. In dat geval kunnen ze in aanmerking komen voor een voortzetting van de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening en dit tot de leeftijd van 25 jaar. Dit heeft geen effect op de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die enkel ten behoeve van minderjarigen kan worden ingezet.” (Ontwerpdecreet IJH, art. 17, toelichting) De ‘voortgezette hulpverlening’ na 18 jaar (en tot max. 25 jaar) heeft dus enkel betrekking op niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, die door de toegangspoort is toegewezen, voor de jongere 18 is geworden. Het is nog onduidelijk of de zgn. ‘spijtprocedure’, die nu nog bestaat in de Bijzondere Jeugdbijstand, zal behouden worden. Art. 18 §3 van het ontwerpdecreet bepaalt: “De toegangspoort kan voor personen vanaf achttien jaar en tot maximaal vijfentwintig jaar beslissen over de voortzetting van jeugdhulpverlening die voor de leeftijd van achttien jaar is aangevraagd, conform de regels die de Vlaamse Regering bepaalt.” “Niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening is in principe inzetbaar tot de leef- tijd van 18 jaar. Indien nodig kan jeugdhulpverlening ook na de leeftijd van 18 jaar tot de leeftijd van 25 jaar worden voortgezet op voorwaarde dat niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening werd aangevraagd bij de toegangspoort voor de leeftijd van 18 jaar. In dat geval kunnen ze in aanmerking komen voor een beslissing van de toegangspoort tot voortzetting van de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening en dit tot de leeftijd van 25 jaar. De huidige sectorale regelgeving van het agentschap Jongerenwelzijn voorziet voor sommige vormen van jeugdhulpverlening de mogelijkheid om na het stopzetten van de hulpverlening op of na 18 jaar, de hulpverlening terug op te starten (via de zogenaamde spijtprocedure). Deze en andere bestaande regelgeving zal de Vlaamse Regering mee in ogenschouw nemen bij het opmaken van de regels en voorwaarden om jeugdhulpverlening na 18 jaar mogelijk te maken. De Vlaamse Regering is evenwel bij de verdere uitwerking hiervan niet verplicht rekening te houden met (decretale) sectorale regelgeving.” (Ontwerpdecreet IJH, art. 18, toelichting)
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 6 van 8
2. Ter discussie In de dialoogtafels willen we minstens de volgende vragen ter discussie voorleggen. Uiteraard hoeft de discussie zich niet tot deze vier vragen te beperken. 1. Hoe kan de verschuiving van NRTH naar RTH tot een reële versterking van laagdrempelige hulp (brede instap, onthaal en vraagverheldering)? De verschuiving van niet-rechtstreeks naar rechtstreeks toegankelijke hulp leidt niet vanzelfsprekend tot een versterking van het laagdrempelig onthaal of de ‘brede instap’. Het is anderzijds niet uitgesloten, maar dan moet er uitdrukkelijk gekozen worden om expertise én mankracht outreachend in te zetten in de bestaande onthaalwerkingen. In het VAPH-besluit is deze outreachende functie beperkt tot ‘kennisoverdracht’ (de functies ‘ambulante outreach’ en ‘mobiele outreach’, naargelang wie zich naar wie verplaatst). Het bijdragen tot een effectieve versterking van de mankracht die nodig is om laagdrempelige hulp te bieden (vraagverheldering, directe hulp) is niet voorzien. In de Integrale Jeugdhulp moet dit nog uitgeklaard worden. In welke mate kan een daadwerkelijke outreachende hulpverlening gerealiseerd worden in de vindplaatsen van de eerste lijn? 2. Hoe kan het ‘nieuwe’ rechtstreeks toegankelijk hulpaanbod goed aansluiten bij de laagdrempelige hulp (brede instap, onthaal en vraagverheldering)? Het hulpaanbod dat verschuift naar de rechtstreekse toegang wordt niet (meer) verwezen door een toegangspoort. Dit opent perspectieven voor een meer directe samenwerking tussen laagdrempelige voorzieningen als het CAW enerzijds en het nieuwe rechtstreeks toegankelijke aanbod van de bijzondere jeugd- en gehandicaptenzorg anderzijds.
Er kunnen afspraken gemaakt worden over de toeleiding van mensen vanuit de laagdrempelige hulpverlening naar dit aanbod, op basis van een goede vraagverheldering. Het nieuwe rechtstreeks toegankelijke aanbod is immers vlotter mobiliseerbaar, omdat er geen toegangspoort meer tussen staat. Dit kan helpen om het aantal cliënten in een ‘draaideursituatie’ op de eerste lijn te verminderen. Dergelijke samenwerkingsafspraken kunnen bijdragen tot een naadloze overgang van de eerste naar de tweede lijn, meer continuïteit in het hulptraject en een tijdiger inzetten van meer intensieve rechtstreeks toegankelijke hulp. Dit veronderstelt dat er een goed functionerend netwerk is van voorzieningen in de rechtstreek toegankelijke hulp, waarbij o.m. gekeken wordt naar de wijze waarop cliënten in- en doorstromen. Een goede aansluiting bij de bestaande eerstelijnshulp heeft tenslotte ook het voordeel dat elk voorziening die nu ook rechtstreeks toegankelijke hulp aanbiedt, zelf moet instaan voor een breed toegankelijke onthaalfunctie.
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 7 van 8
3. Bereikt de nieuwe RTH ook een nieuwe doelgroep, of vooral de bestaande doelgroep, maar dan zonder toegangsticket? Men spreekt meestal van een verschuiving van ‘bestaand hulpaanbod’ van niet rechtstreekse toegankelijkheid naar rechtstreekse toegang. Volgens de wegingscriteria (duur, intensiteit en frequentie) blijft de aard van de hulp hetzelfde (bvb. thuisbegeleiding), maar zal het aanbod is ‘minder zwaar’.
Een mogelijk niet-bedoeld effect is dat met dezelfde cliënten nu worden geholpen met een lichtere vorm van hulp, terwijl ze eigenlijk zwaardere hulp nodig hebben. Een tweede mogelijk effect is dat men zogenaamd ‘lichtere vorm’ van hulp opstart, maar die uiteindelijk uitmondt in een zwaardere hulp (vooral wat de duur betreft), waardoor er eigenlijk niet veel verandert (behalve het feit dat er geen toegangsticket vereist is). Dit laatste effect heeft te maken met het probleem van de onvoorspelbaarheid van de FID-parameters: men kan starten met een lage FID-score, maar uiteindelijk uitmonden in een hoge score, zonder een ‘overstap’ te maken naar niet-rechtstreeks toegankelijke hulp.
Hoe kunnen deze niet-bedoelde effecten vermeden worden? 4. Jongvolwassenen komen in een zorgsector waarin alles (met uitzondering van het VAPH) rechtstreeks toegankelijk is. Hoe voorkomen dat de meest kwetsbare jongeren in de overgang naar de volwassenenzorg tussen wal en schip komen? In de volwassenenhulpverlening zelf is er geen toegangspoort of onderscheid tussen RTH en NRTH, behalve voor personen met een handicap. Deze laatste groep kan voor NRTH ofwel gebruik maken van de formule van ‘voortgezette hulpverlening’ in het kader van de toegangspoort IJH (tot 25 jaar), ofwel van de bestaande VAPH toegangsprocedure van het VAPH. Er is een wellicht grote groep jongeren die voor hun 18de NRTH kregen en die verdere hulp nodig hebben, die geen gebruik zullen maken van het systeem van voortgezette hulp en een overstap maken van NRTH naar RTH. Die hulp is dan niet meer onderverdeeld in een rechtstreeks en een niet-rechtstreeks toegankelijk aanbod, met uitzondering van het nietrechtstreeks toegankelijk VAPH-aanbod. Het is dus best mogelijk dat jongere A een BZWmodule volgt die door de Toegangspoort is toegewezen in het kader van de voortgezette hulp en dat jongere B een identiek BZW-hulpaanbod (bvb. in een CAW) volgt waarop hij zonder toegangsticket een beroep heeft kunnen doen. Hoe kan men deze beide mogelijke trajecten zeer goed op elkaar stemmen, met het oog op: 1) een naadloze overgang van hulp op de scharnierleeftijd van 18 jaar, en 2) het voorkomen dat de meest kwetsbare groepen uit de boot vallen?
Samenwerken aan rechtstreeks toegankelijke hulp 19.06.13 - ter discussie
Pag. 8 van 8