Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp
Versie 4: 13 maart 2015
1 van 13
Inhoud 1
Inleiding ................................................................................................................ 3
2
Ondersteuning ......................................................................................................... 3 2.1
Ondersteuning per gebruiker ................................................................................ 3
2.2
Outreach......................................................................................................... 4
3
Doelgroep .............................................................................................................. 5 3.1
Persoon met een handicap of vermoeden van een handicap .......................................... 5
3.2
Leeftijds- en verblijfsvoorwaarden ......................................................................... 5
3.3
Geen combinatie met niet-rechtstreeks toegankelijke hulp (nRTH) ................................. 6
4
Toegestane combinaties............................................................................................. 6 4.1
Dienst Ondersteuningsplan (DOP) ........................................................................... 6
4.2
Individuele materiële bijstand (IMB) ....................................................................... 6
4.3
Middelen noodsituatie ........................................................................................ 6
5
Geen inschrijvingsprocedure of procedure zorgregie .......................................................... 7
6
Penhouder ............................................................................................................. 7
7
Erkenning .............................................................................................................. 8 7.1
Afdeling RTH .................................................................................................... 8
7.2
Aangeboden functies .......................................................................................... 8
8
Overeenkomst met de gebruiker .................................................................................. 9
9
Cliëntenregistratie ................................................................................................... 9
10
Registratie van de prestaties ................................................................................... 9
11
Kosten voor de gebruiker .......................................................................................10
11.1
Persoonlijke bijdrage ........................................................................................10
11.2
Wettelijke subrogatie ........................................................................................10
12
Subsidiëring .......................................................................................................10
12.1
Personeel .......................................................................................................10
12.1.1
Erkend aantal personeelspunten .....................................................................10
12.1.2
Personeelsinzet .........................................................................................11
12.1.3
Personeelsregistratie ...................................................................................11
12.2
Prestaties .......................................................................................................11
12.3
Werkingstoelage ..............................................................................................11
12.4
Voorschotten...................................................................................................11
12.4.1
Personeelskosten .......................................................................................11
12.4.2
Werkingsmiddelen ......................................................................................12
12.5
Afrekeningsdossier ............................................................................................12
12.6
Reconversie 2014 .............................................................................................12
13
Contactpersonen .................................................................................................12
Bijlage 1: Functies: Puntenwaarde per voltijds equivalent .......................................................13
Opmerking: De onderlijnde tekst in deze richtlijnen betreft inhoudelijke aanvullingen en wijzigingen ten opzichte van de vorige versie van de Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp.
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
2 van 13
1 Inleiding Met het besluit van de Vlaamse Regering betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap van 22 februari 2013 werd opnieuw een belangrijke stap gezet in de invulling van ‘Perspectief 2020’ waarin de uitbouw van handicapspecifieke rechtstreeks toegankelijke hulp als één van de kritische succesfactoren als volgt wordt omschreven: “… Er is een ruim aanbod van rechtstreeks toegankelijke handicapspecifieke eerstelijnshulpverlening voorhanden. We denken hierbij zowel aan VAPH gefinancierde aanbieders, maar evengoed aan eerstelijnsdiensten uit andere sectoren (thuiszorg, lokale dienstencentra, centra algemeen welzijnswerk, sociale huizen, opvoedingswinkels,…) die, met inzet van VAPH voorzieningen via outreach en andere methodieken, deskundigheid verwerven in handicapgebonden materies. Deze eerstelijnshulpverlening, direct en zonder drempel in te schakelen, moet toelaten om de zelfredzaamheid van de persoon met een handicap en zijn sociale context maximale kansen te geven. Tevens verhindert een dergelijk aanbod dat men onnodig of te vroegtijdig gebruik maakt van intenser en duurder vorm van ondersteuning die niet rechtstreeks toegankelijk zijn. Voor kinderen en jongeren is dit aanbod ingebed in de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulpverlening. Voor de volwassenen is dit eveneens ingebed in netwerken, samenwerkingsverbanden, grotere organisaties die aan eerstelijnshulpverlening doen. Binnen deze rechtstreeks toegankelijke netwerken zijn functies vraagverheldering, case-management of trajectbegeleiding stevig aanwezig, zodanig dat zij kunnen ingezet worden voor de begeleiding van het ‘voortraject’ voor de persoon met een handicap. Daarnaast betreft dit aanbod eveneens handicapspecifieke ambulante begeleiding die beantwoordt aan bepaalde criteria op het vlak van duur, frequentie en intensiteit. …” (Perspectief 2020, p.26–27). Rechtstreeks toegankelijke hulp heeft een dubbel doel. Enerzijds laag intensieve of laagfrequente ondersteuning vlot toegankelijk maken voor de persoon met een handicap, zodat hij vlot kan worden geholpen zonder het doorlopen van de procedures om toegang te krijgen tot niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening (een inschrijvingsprocedure of een procedure zorgregie bij het VAPH of indicatiestelling en toewijzing via de Intersectorale Toegangspoort). Voor sommige personen met een handicap is de kost van het inschrijvingsgebeuren immers vrij groot in verhouding tot de gevraagde ondersteuning. Anderzijds wensen we met rechtstreeks toegankelijke hulp te vermijden dat personen met een beperkte ondersteuningsvraag onnodig of te vroeg op de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) terecht komen en gebruik maken van te intensieve en duurdere vormen van ondersteuning die niet rechtstreeks toegankelijk zijn. Deze hulpverlening komt tegemoet aan ondersteuningsvragen van personen met een (vermoeden van een) handicap die beperkte ondersteuning in termen van frequentie, duur en intensiteit vragen. Met rechtstreeks toegankelijke hulp richten we ons dan ook bewust op die personen die door beperkte ondersteuning, samenwerking en gerichte doorverwijzing voldoende handicapspecifieke ondersteuning krijgen binnen dit rechtstreeks toegankelijk ondersteuningspakket. Het is echter niet uitgesloten dat personen die meer ondersteuning nodig hebben in afwachting hiervan gebruik maken van rechtstreeks toegankelijke hulp.
2 Ondersteuning De aanbieders dienen op vraaggestuurde wijze een aanbod te doen aan personen met een (vermoeden van een) handicap.
2.1 Ondersteuning per gebruiker Aan een persoon met een (vermoeden van een) handicap kunnen maximaal 12 mobiele of ambulante begeleidingen, 24 dagen dagopvang en 12 nachten verblijf per jaar worden geboden. Voor begeleidingen wordt de eerste twee jaar een uitzondering gemaakt. Dagopvang kan in halve dagen worden opgenomen, met een maximum van 48 halve dagen per kalenderjaar. Gedurende de eerste twee jaren samen kan de gebruiker maximaal 48 begeleidingen krijgen. Voor de bepaling van het maximaal aantal begeleidingen wordt rekening gehouden met de startdatum van de eerste RTH-begeleidingsovereenkomst in de cliëntenregistratie (onafhankelijk of er vanaf het begin reeds begeleiding werd geboden).
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
3 van 13
Voor dagopvang en verblijf wordt per kalenderjaar bekeken of het maximaal aantal dagen of nachten ondersteuning niet wordt overschreden. Voor verblijf en dagopvang houdt men in het opstartjaar geen rekening met de opstartdatum. Het maximum wordt het eerste kalenderjaar dus niet pro rata aangepast voor dagopvang en verblijf. Het is toegestaan om mobiele en ambulante begeleiding, dagopvang en verblijf te combineren tot het maximale aantal begeleidingen, dagen en nachten ondersteuning per jaar. De gebruiker kan deze ondersteuning krijgen van verschillende zorgaanbieders, maar per jaar kan hij nooit meer dan de maximale hoeveelheid rechtstreeks toegankelijke hulp opnemen. Voorbeelden: Een persoon die vanaf 1 juli 2014 gebruik maakt van RTH zal in 2014 recht hebben op 24 dagen dagopvang en 12 nachten verblijf op jaarbasis, aangezien er geen rekening wordt gehouden met de startdatum binnen het kalenderjaar. Ook de volgende kalenderjaren kan hij maximaal 12 nachten verblijven en 24 dagen dagopvang krijgen. Van 1 juli 2014 tot 30 juni 2016 kan hij maximaal 48 begeleidingen krijgen en van 1 juli 2016 tot 30 juni 2017 maximaal 12 begeleidingen. Een gebruiker die op 1 april 2014 startte met RTH, kan in de periode van 1 april 2014 tot 31 maart 2016 gebruik maken van 48 begeleidingen. Van 1 april 2016 tot 31 maart 2017 kan hij gebruik maken van 12 begeleidingen. Het maximaal aantal begeleidingen wordt in dit voorbeeld jaarlijks op 1 april hernieuwd. Voor dagopvang en verblijf wordt het maximaal aantal per kalenderjaar bekeken. In 2014, 2015, 2016, 2017, … kan hij telkens gebruik maken van 24 dagen dagopvang en 12 nachten verblijf. Alle maxima gelden op persoonsniveau over voorzieningen heen. Functie Ambulante begeleiding
Mobiele begeleiding
Dagopvang (dag)
Verblijf (nacht)
Omschrijving de algemene psychosociale ondersteuning van minimaal één uur en maximaal twee uur, waarbij de persoon met een handicap of zijn netwerk zich naar de hulpverlener verplaatst de algemene psychosociale ondersteuning van minimaal één uur en maximaal twee uur, waarbij de hulpverlener zich naar de persoon met een handicap of zijn netwerk verplaatst de ondersteuning overdag voor een aangepaste opvang of een aangepaste dagbesteding het verblijf met overnachting, met inbegrip van de opvang en ondersteuning gedurende de ochtend en de avonduren
Maximaal - 48 begeleidingen tijdens de eerste 2 jaren samen - 12 begeleidingen vanaf het 3de jaar
24 dagen per jaar
12 nachten per jaar
2.2 Outreach Rechtstreeks toegankelijke hulp kan eveneens een belangrijke bijdrage leveren voor meer inclusieve trajecten die mee opgezet worden door hulpverleners of ondersteuners. Via mobiele en ambulante outreach kan de VAPH-voorziening haar kennis overdragen naar een groep van minimaal drie ondersteuners die behoefte hebben aan handicapspecifieke knowhow om hun ondersteuning beter af te stemmen op de vragen en noden van personen met een handicap. Het kan bijvoorbeeld gaan om handicapspecifieke kennisoverdracht aan een kinderopvang, voorzieningen van bijzondere jeugdzorg, een school, diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, CAW’s, sociale huizen, opvoedingswinkels, groepspraktijken, zelfstandige (para)medici, scholen, andere VAPH-voorzieningen of -diensten,…. Indien het gaat om het overdragen van handicapspecifieke kennis in functie van de ondersteuning van één welbepaalde cliënt, is de ondersteuning persoonsgebonden en betreft het begeleiding (cf. 2.1) en geen outreach.
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
4 van 13
Functie Ambulante outreach
Mobiele outreach
Omschrijving de kennisoverdracht van minimaal één uur en maximaal twee groep van minimaal drie ondersteuners van personen met een behoefte hebben aan handicapspecifieke knowhow en ondersteuners zich naar de hulpverlener (RTH) verplaatsen de kennisoverdracht van minimaal één uur en maximaal twee groep van minimaal drie ondersteuners van personen met een behoefte hebben aan handicapspecifieke knowhow en hulpverlener (RTH) zich naar de ondersteuners verplaatst
uur naar een handicap die waarbij de uur naar een handicap die waarbij de
3 Doelgroep Rechtstreeks toegankelijke hulp richt zich zowel op meerder- als minderjarigen die voldoende geholpen zijn met beperkte handicapspecifieke ondersteuning. Het is toegestaan om tijdelijk gebruik te maken van rechtstreeks toegankelijke hulp in afwachting van meer intensieve niet-rechtstreeks toegankelijke ondersteuning. Er zijn echter een aantal voorwaarden verbonden aan het gebruik van rechtstreeks toegankelijke hulp: - Het gaat om een persoon met een handicap of een vermoeden van een handicap. - De persoon is gedomicilieerd in Vlaanderen of Brussel. Voor minderjarigen is het bij gebreke aan domicilie voldoende dat ze feitelijk in Vlaanderen of Brussel verblijven. - De persoon maakt niet gelijktijdig gebruik van rechtstreeks toegankelijke hulp en nietrechtstreeks toegankelijke hulp van het VAPH. De voorzieningen zijn verantwoordelijk voor het bewaken van de doelgroep. Indien zou blijken dat ze bewust personen ondersteunen die geen gebruik mogen maken van rechtstreeks toegankelijke hulp, wordt dit meegenomen binnen de evaluatie van het BVR rechtstreeks toegankelijke hulp en kan het VAPH de subsidiëring van deze prestaties weigeren.
3.1 Persoon met een handicap of vermoeden van een handicap Het Decreet van 7 mei 2004 definieert een handicap als ‘elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren’. Onder een persoon met een handicap verstaan we iemand die reeds door het VAPH of de Intersectorale Toegangspoort erkend werd als een persoon met een handicap. Het gaat dus om personen die reeds een positieve beslissing kregen voor zorg in natura, een persoonlijke assistentiebudget (PAB), hulpmiddelen (IMB) of enkel de vaststelling van een handicap. Soms is er echter (nog) geen vraag aan het VAPH of de Intersectorale Toegangspoort gesteld, maar zijn er wel sterke aanwijzingen dat er een handicap aanwezig is. In dit geval spreken we over een vermoeden van een handicap. Men hoeft bijgevolg geen inschrijvingsprocedure te doorlopen om van rechtstreeks toegankelijke hulp gebruik te kunnen maken. Er worden in het BVR geen formaliteiten met betrekking tot het motiveren van het vermoeden van een handicap opgelegd. Er wordt vanuit gegaan dat de zorgaanbieders hieromtrent hun verantwoordelijkheid nemen.
3.2 Leeftijds- en verblijfsvoorwaarden Voor personen die reeds door het VAPH erkend werden als persoon met een handicap zijn er geen bijkomende leeftijdsvoorwaarden om gebruik te kunnen maken van rechtstreeks toegankelijke hulp. Personen met een vermoeden van een handicap dienen bij de start van rechtstreeks toegankelijke hulp echter jonger te zijn dan 65. De rechtstreeks toegankelijke hulp kan worden verdergezet op het ogenblik dat de gebruiker de leeftijd van 65 bereikt.
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
5 van 13
Er werd een ontwerp van aanpassing van artikel 21 van het VAPH-decreet opgemaakt waarbij o.a. de verblijfsvoorwaarden worden opgeheven voor personen die gebruik wensen te maken van rechtstreeks toegankelijke ondersteuning. Deze wijziging zal worden opgenomen in het mozaïekdecreet. Wat de tussentijd betreft heeft de minister ingestemd met een gedoogbeleid, wat wil zeggen dat voor deze personen de verblijfsvoorwaarden de facto niet moeten worden gecontroleerd. Voor minderjarigen die ondersteuning wensen van het VAPH is de enige voorwaarde bijgevolg dat zij een domicilie of bij gebreke aan een domicilie een feitelijke verblijfsplaats hebben in Vlaanderen of Brussel. Meerderjarigen dienen effectief in Vlaanderen of Brussel gedomicilieerd te zijn. De voorziening dient deze voorwaarden naar best vermogen te bewaken.
3.3 Geen combinatie met niet-rechtstreeks toegankelijke hulp (nRTH) Het is niet toegestaan om gelijktijdig ondersteuning van rechtstreeks toegankelijke hulp en nietrechtstreeks toegankelijke hulp van het VAPH te combineren. Iemand die bijvoorbeeld reeds buiten rechtstreeks toegankelijke hulp ondersteuning krijgt van een door het VAPH erkende en gesubsidieerde zorgaanbieder (vb. reguliere opname binnen een dagcentrum, logeerfunctie, persoonsvolgend convenant,…) of gebruik maakt van een persoonlijke assistentiebudget (PAB) of persoonsgebonden budget (PGB) kan op dat ogenblik geen gebruik maken van rechtstreeks toegankelijke hulp. Het is ook niet mogelijk om rechtstreeks toegankelijke hulp in te kopen vanuit een PAB- of PGB-budget. De combinatie tussen bv. niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening vanuit Bijzondere Jeugdzorg en rechtstreeks toegankelijke VAPH-ondersteuning is dus wel mogelijk indien het gaat om personen met het (vermoeden van) een handicap. Indien men in het verleden reeds gebruik maakte van ondersteuning van het VAPH is dit geen probleem op voorwaarde dat deze ondersteuning en de begeleidingsovereenkomst in de cliëntenregistratie werd stopgezet alvorens met rechtstreeks toegankelijke hulp van start te gaan. De overstap van rechtstreeks toegankelijke hulp naar niet-rechtstreeks toegankelijke hulp is eveneens mogelijk, maar de zorgaanbieder dient ervoor te zorgen dat de begeleidingsovereenkomsten voor rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp niet met elkaar overlappen. Bij de aanmaak van een begeleidingsovereenkomst in de cliëntenregistratie wordt u verwittigd als de betrokkene reeds een lopende begeleidingsovereenkomst heeft. Het VAPH zal via de cliëntenregistratie nagaan of personen gelijktijdig gebruik maken van rechtstreeks toegankelijke hulp en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Hiervoor zal o.a. per cliënt worden nagegaan welke begeleidingsovereenkomst(en) op een bepaalde datum liepen.
4 Toegestane combinaties 4.1 Dienst Ondersteuningsplan (DOP) Een DOP maakt deel uit van het voortraject van het VAPH, is ook rechtstreeks toegankelijk en wordt niet beschouwd als een zorgvorm. Begeleiding door een DOP en rechtstreeks toegankelijke hulp kunnen bijgevolg steeds met elkaar worden gecombineerd.
4.2 Individuele materiële bijstand (IMB) IMB betreft hulpmiddelen en geen ondersteuning/ zorg. Bijgevolg kan IMB worden gecombineerd met rechtstreeks toegankelijke hulp.
4.3 Middelen noodsituatie Aangezien bij noodsituaties (zowel convenanten als middelen voor een reguliere plaats) slechts voor een korte periode intensievere ondersteuning wordt toegekend, is de combinatie met rechtstreeks toegankelijke hulp toegestaan. Het is bijgevolg mogelijk om de begeleidingsovereenkomst m.b.t. rechtstreeks toegankelijke hulp in de cliëntenregistratie te laten openstaan tijdens de looptijd van de noodsituatie. De middelen noodsituatie hebben geen invloed op het maximaal aantal functies rechtstreeks toegankelijke hulp die per jaar aan de gebruiker kunnen worden geboden en tijdens de periode dat er middelen noodsituatie worden voorzien, kan eveneens rechtstreeks toegankelijke hulp worden geboden.
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
6 van 13
5 Geen inschrijvingsprocedure of procedure zorgregie Om gebruik te maken van rechtstreeks toegankelijke hulp is het niet nodig om de inschrijvingsprocedure of zorgregieprocedure (CRZ) van het VAPH te doorlopen of een indicatiestelling en jeugdhulpbeslissing van de Intersectorale Toegangspoort (ITP) te hebben. Een persoon met een (vermoeden van een) handicap kan rechtstreeks terecht bij de voorzieningen en diensten die rechtsreeks toegankelijke hulp aanbieden. Personen die reeds een positieve PEC-beslissing hebben en/ of reeds met een actieve vraag op de centrale registratie van zorgvragen (CRZ) geregistreerd staan of reeds een indicatiestelling voor nietrechtstreeks toegankelijke hulp voor minderjarigen met een handicap hebben, maar nog geen gebruik maken van niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, kunnen eveneens gebruik maken van rechtstreeks toegankelijke hulp. Wanneer uit overleg met de gebruiker blijkt dat er, door inzet van de rechtstreeks toegankelijke hulp, niet langer een zorgvraag is naar meer intensieve ondersteuning, moet de contactpersoon de zorgvraag op de CRZ afsluiten of de jeugdhulpregisseur hiervan op de hoogte stellen. Het is niet de bedoeling dat gebruikers regelmatig wisselen tussen rechtstreeks toegankelijke hulp en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Indien de gebruiker van rechtstreeks toegankelijke ondersteuning echter nood krijgt aan meer intensieve ondersteuning, kan hij overstappen naar niet-rechtstreeks toegankelijke hulp, op voorwaarde dat hij de inschrijvingsprocedure en de procedure zorgregie heeft doorlopen.
6 Penhouder De VAPH-voorziening aan wie middelen rechtstreeks toegankelijke hulp werden toegekend, fungeert steeds als penhouder. In vele gevallen gaat het om één zorgaanbieder (voorbeeld 1), maar er werden eveneens regionale samenwerkingsverbanden opgezet, waarbij verschillende zorgaanbieders een samenwerkingsovereenkomst aangaan om gezamenlijk middelen rechtstreeks toegankelijke hulp in te zetten, waarbij één van de voorzieningen de erkenning rechtstreeks toegankelijke hulp krijgt en het penhouderschap waarneemt (voorbeeld 2 en 3). De penhouder die met verschillende zorgaanbieders samenwerkt, staat in voor de verdeling van de personeelspunten onder de samenwerkende voorzieningen en het monitoren van de geleverde prestaties en de inzet van middelen. Het is echter niet nodig om vooraf reeds te bepalen hoe de personeelspunten over de verschillende samenwerkende partners wordt verdeeld. Op deze manier is het mogelijk om gedurende het jaar, op basis van de vragen van gebruikers, middelen toe te wijzen aan verschillende voorzieningen. De voorziening die de ondersteuning biedt, is zelf verantwoordelijk voor de verantwoording/ afrekening, registratie van de begeleidingsovereenkomsten en prestaties en het aanvragen van voorschotten. Een voorziening die middelen rechtstreeks toegankelijke hulp kreeg toegewezen, maar deze enkel zal inzetten binnen de eigen voorziening krijgt eveneens de rol van penhouder toegewezen. In de praktijk fungeert ze echter als een voorziening die rechtstreeks toegankelijke hulp biedt. Het is echter niet uitgesloten dat ze, indien ze dit wenst, een deel van haar middelen rechtstreeks toegankelijke hulp kan doorgeven aan een andere VAPH-zorgaanbieder. De voorzieningen die rechtstreeks toegankelijke hulp aanbieden via een penhouder registreren de effectief geboden ondersteuning in de registratietool (webapplicatie) en bewijzen hiermee de gesubsidieerde personeelspunten. De penhouder bezorgt het VAPH op het einde van het jaar een overzicht van hoe de personeelspunten over de verschillende zorgaanbieders werden verdeeld. Het VAPH zal via rapportering uit de registratietool op niveau van de penhouder nagaan hoeveel prestaties de penhouder en zijn samenwerkende voorzieningen samen hebben gepresteerd. Indien minimum voor 90% van de erkende capaciteit van de penhouder prestaties werden geleverd, kan voor 100% personeel (niet werkingskosten) worden gesubsidieerd. Dit wordt net als de personeelsinzet op niveau van de penhouder bekeken, dus niet per samenwerkende voorziening. Iedere samenwerkende voorziening dient een afrekeningsdossier in met de bewijsvoering van het personeel dat voor rechtstreeks toegankelijke hulp bijkomend werd ingezet. Indien de penhouder zelf geen prestaties leverde kan deze via een afrekeningsdossier toch personeelskosten voor rechtstreeks toegankelijke hulp inbrengen, maar hiervoor dient hij, in samenspraak met de samenwerkende voorzieningen, aan zichzelf Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
7 van 13
personeelspunten toe te wijzen, waar de samenwerkende voorzieningen prestaties tegenover stellen. Als de penhouder zelf geen prestaties voor rechtstreeks toegankelijke hulp leverde en geen personeelsen werkingskosten indient, levert hij geen afrekeningsdossier in. Voorbeeld 1 De organisatie die RTHmiddelen kreeg toegewezen, gebruikt deze enkel voor het aanbieden van RTH door de eigen organisatie. Dezelfde organisatie heeft dus de rol penhouder en de rol voorziening.
Voorbeeld 2 De organisatie die RTHmiddelen kreeg toegewezen is penhouder en dezelfde organisatie biedt samen met andere voorzieningen met deze middelen RTH aan.
Voorbeeld 3 De organisatie die RTHmiddelen kreeg toegewezen, biedt zelf geen RTH, maar verdeelt deze middelen onder over andere voorzieningen die RTH aanbieden.
Rol PENHOUDER (PH) = verdeelt RTHmiddelen onder de (samenwerkende) voorzieningen Rol VOORZIENING (VZ) = Biedt RTH
7 Erkenning 7.1 Afdeling RTH De voorzieningen die als penhouder optreden krijgen een erkenning voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp. Aan de samenwerkende voorzieningen wordt geen erkenning rechtstreeks toegankelijke hulp toegekend. Het VAPH voegt een nieuwe afdeling, namelijk afdeling RTH, aan de voorziening of dienst toe. Indien een voorziening zowel (semi-)residentiële als ambulante diensten heeft, wordt de afdeling RTH toegevoegd aan de residentiële voorziening. Aan multifunctionele centra (MFC) FAM-voorzieningen (Flexibel aanbod meerderjarigen) die als penhouder optreden, kan eveneens een aparte erkenning RTH worden toegekend. Hiervoor gelden dezelfde outputindicatoren als voor de andere RTH-aanbieders. Deze outputindicatoren staan dus los van de outputindicatoren die in hun beheersovereenkomst werden opgenomen. De voorziening is niet verplicht om de afdeling RTH apart op te nemen in de boekhouding, aangezien de afdeling RTH niet als een apart organisatorisch geheel wordt beschouwd. 1
7.2 Aangeboden functies Aanbieders van rechtstreeks toegankelijke hulp mogen, maar moeten niet alle functies aanbieden. De erkenning van een aanbieder laat immers toe om het aanbod te laten variëren op basis van de vragen van de gebruikers. Op regionaal niveau streven we er naar dat rechtstreeks toegankelijke hulp zo wordt uitgebouwd dat tegemoet wordt gekomen aan alle vragen van personen met een (vermoeden van een) handicap. Binnen regionaal overleg dient er voor gezorgd te worden dat alle functies in alle subregio’s voldoende aanwezig zijn. De zorgaanbieders delen aan het ROG mee voor welke functies, doelgroepen en regio men bij de zorgaanbieder terecht kan. Op deze manier kan het ROG zijn rol in het kader van afstemming en planning spelen. 1
Ministerieel Besluit van 28 juli 2006
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
8 van 13
8 Overeenkomst met de gebruiker De ondersteuning en de wijze waarop de ondersteuning zal worden geboden, moet worden vermeld in het protocol van verblijf, behandeling en begeleiding. Deze vormt de basis om een begeleidingsovereenkomst in de cliëntenregistratie te legitimeren. Bij het verlenen van rechtstreeks toegankelijke hulp moet echter geen individuele dienstverleningsovereenkomst worden opgemaakt. Het protocol is onderworpen aan de kwaliteitsregelgeving (BVR van 4 februari 2011). Ook alle andere bepalingen van dit besluit blijven van toepassing. De verbrekingsvergoeding bij het niet naleven van de opzegtermijn wordt bepaald op € 5 per dag dat de overeenkomst vroeger wordt beëindigd. In de praktijk wil dit zeggen dat er steeds een opzegtermijn moet worden bepaald in de overeenkomst en dat er door één van de partijen een opzegvergoeding moet worden betaald indien deze niet wordt nageleefd.
9 Cliëntenregistratie De zorgaanbieder dient binnen 7 kalenderdagen na het opstarten van de ondersteuning via de knop ‘begeleidingsovereenkomst RTH’ de begeleidingsovereenkomst te registreren in de cliëntenregistratie. Om een begeleidingsovereenkomst RTH aan te maken is het om technische redenen nodig dat er een individuele fiche in de VAPH-webapplicatie aanwezig is. De zorgaanbieder maakt dus voor alle RTHgebruikers die nog niet in de webapplicatie zijn geregistreerd een individuele fiche aan. Om technische redenen gebeurt dit, hoewel er geen procedure zorgregie is, in de webapplicatie voorlopig nog via het luik zorgregie. Voor alle door het VAPH erkende en gesubsidieerde voorzieningen wordt een service RTH aangemaakt. De zorgaanbieder dient bij de registratie van een RTH-begeleidingsovereenkomst bijkomend aan te geven via welke penhouder de middelen RTH ter beschikking worden gesteld. De voorzieningen registreren onder service RTH 543 onder de nieuwe afdeling RTH 543. Indien duidelijk is dat de zorgaanbieder geen RTH meer zal aanbieden aan een RTH-gebruiker, dient men de begeleidingsovereenkomst in de cliëntenregistratie stop te zetten. Het is echter niet de bedoeling dat men de begeleidingsovereenkomsten van gebruikers van rechtstreeks toegankelijke hulp tussen prestaties stopzet. Indien de zorgaanbieder (in uitzonderlijke situaties) de penhouder van een gebruiker wenst te veranderen, dient zij voor de gebruiker een nieuwe begeleidingsovereenkomst aan te maken met de nieuwe penhouder en op dezelfde dag de oude begeleidingsovereenkomst stop te zetten. Ook de prestaties die nog ten onrechte geregistreerd werden onder de oude penhouder dient men te verwijderen en opnieuw aan te maken nadat de nieuwe begeleidingsovereenkomst met de juiste penhouder is geregistreerd, omdat deze prestaties anders onder de oude penhouder gerapporteerd worden. Outreach wordt geregistreerd via ‘Registratie RTH Voorziening’ via de webapplicatie of via een automatiseerdersapplicatie Dit is een niet-cliëntgebonden registratie en is dus niet zichtbaar bij de rapportering in het ‘Rapport RTH Voorziening’, maar dit wordt uiteraard wel mee in rekening gebracht bij de afrekening.
10 Registratie van de prestaties Naast de registratie van de begeleidingsovereenkomst dient de voorziening per gebruiker de prestaties, namelijk het aantal ambulante en/ of mobiele begeleidingen, (halve) dagen dagopvang en nachten verblijf binnen de 7 kalenderdagen te registreren. Op basis hiervan kunnen de verschillende actoren opvolgen of het quotum rechtstreeks toegankelijke hulp al dan niet wordt overschreden en door de koppeling met de cliëntregistratie kan worden nagegaan of iemand reeds gebruik maakt van nietrechtstreeks toegankelijke ondersteuning. Tenslotte worden de gegevens uit deze registratie gebruikt bij de afrekening. In het kader van rechtstreeks toegankelijke hulp kunnen in de registratietool zes functies worden geregistreerd: dagopvang, verblijf, ambulante begeleiding mobiele begeleiding, ambulante outreach en Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
9 van 13
mobiele outreach. Hierbij dient de voorziening te registreren welke functie(s) werden aangeboden op een bepaalde dag. Mobiele en ambulante outreach kan worden geregistreerd in de registratietool via Registratie RTH Voorziening, omdat dit niet cliëntgebonden is. Deze prestaties worden ook meegenomen bij de afrekening. Bij het invoeren van de begindatum van begeleiding in de begeleidingsovereenkomst wordt aan de persoon met een (vermoeden van een) handicap het maximum aan rechtstreeks toegankelijke hulp per jaar toegekend. Telkens wanneer een zorgaanbieder rechtstreeks toegankelijke hulp verstrekt, wordt de functie geregistreerd en van de maxima afgetrokken. Zo kunnen in de toekomst alle voorzieningen die rechtstreeks toegankelijke hulp bieden, telkens zij een rijksregisternummer invoeren, zien hoeveel begeleidingen iemand voor het lopende jaar nog over heeft. Bij het begin van het jaar worden de maxima hernieuwd. Op termijn is het de bedoeling dat een gebruiker via ‘mijn VAPH’ kan opvolgen hoeveel ondersteuning er reeds werd gebruikt en welke ondersteuning in de loop van het jaar nog kan worden ingezet. De voorzieningen kunnen hun prestaties rechtstreeks in de webapplicatie (CR-CRZ) van het VAPH registeren of via een andere applicatie.
11 Kosten voor de gebruiker 11.1 Persoonlijke bijdrage De voorziening kan aan de persoon met een handicap of vermoeden van een handicap een financiële bijdrage vragen. Onderstaand overzicht vermeldt per functie de maximale persoonlijke bijdrage die men aan een gebruiker kan vragen per prestatie. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de index en worden jaarlijks op 1 januari aangepast. De voorziening kan echter beslissen om minder of zelfs geen bijdrage te vragen. Functie Ambulante begeleiding Mobiele begeleiding Dagopvang (dag) Verblijf (nacht)
Maximale persoonlijke bijdrage € 5,00 € 5,00 € 9,50 € 23,90
Indien men een halve dag dagopvang gebruikt, bedraagt de persoonlijke bijdrage de helft van een hele dag, namelijk €4,75. Deze bedragen zijn de naakte bedragen zoals vermeld in de wetgeving van 22 februari 2013 (BVR betreffende rechtstreeks toegankelijke hulp voor personen met een handicap). De geïndexeerde bedragen zijn terug te vinden op de website van het VAPH http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/8566277 Er kan door de voorziening een bijkomende vergoeding worden aangerekend voor vervoer van en naar de voorziening.
11.2 Wettelijke subrogatie De regels omtrent wettelijke subrogatie zijn ook van toepassing op personen met een handicap die gebruik maken van rechtstreeks toegankelijke hulp.
12 Subsidiëring 12.1 Personeel 12.1.1 Erkend aantal personeelspunten De erkenning RTH wordt uitgedrukt in een aantal personeelspunten die door de voorziening moet worden verantwoord door de effectief aangeboden ondersteuning (prestaties). Ook de personeelsformatie wordt uitgedrukt in personeelspunten. Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
10 van 13
Hetgeen de voorziening aan subsidies kan ontvangen, is beperkt tot het aantal personeelspunten in haar RTH-erkenning of de personeelspunten die ze kreeg toegewezen van een penhouder en afhankelijk van de geleverde prestaties (op niveau van de penhouder). Voor een voorziening/penhouder die bijvoorbeeld slechts voor 75% van zijn personeelspunten prestaties levert, wordt slechts 75% van de erkende personeelspunten gesubsidieerd. Indien de voorziening/penhouder echter minstens 90% van de erkende personeelspunten met prestaties kan bewijzen, wordt 100% subsidie verleend. 12.1.2 Personeelsinzet Door te werken met personeelspunten, en niet met personeelskaders, kan de voorziening zelf bepalen welke functies zij aanwerft om de prestaties te leveren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de voorwaarden m.b.t. diplomavereisten, anciënniteiten en salarissschalen. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de personeelspunten die aan de verschillende functies zijn gekoppeld. Het VAPH subsidieert de effectieve loonkost van het personeel dat met de personeelspunten werd ingezet. 12.1.3 Personeelsregistratie De voorzieningen dienen het personeel dat wordt ingezet voor rechtstreeks toegankelijke hulp, op dit ogenblik nog niet te registreren. Het VAPH zal hierover op een later tijdstip bijkomende richtlijnen meedelen.
12.2 Prestaties De voorziening registreert de effectief geboden ondersteuning in de registratietool en bewijst hiermee haar gesubsidieerde personeelspunten. Onderstaand overzicht vermeldt het aantal personeelspunten dat per geboden prestatie wordt bewezen. Functie Ambulante begeleiding Mobiele begeleiding Dagopvang (dag) Verblijf (nacht) Ambulante outreach Mobiele outreach
Personeelspunten 0,155 0,220 0,087 0,130 0,155 0,220
Indien men een halve dag dagopvang heeft geboden, ontvangt men de helft van de personeelspunten voor een volledige dag, namelijk 0,0435 personeelspunten.
12.3 Werkingstoelage Per personeelspunt ontvangt de voorziening een werkingstoelage van € 89. Dit bedrag is gekoppeld aan de index en wordt telkens op 1 januari aangepast. Als er echter onvoldoende prestaties worden verricht om de personeelspunten in de erkenning van de penhouder te verantwoorden, worden de werkingstoelagen pro rata verminderd, ook indien minstens 90% van de personeelspunten wordt bewezen.
12.4 Voorschotten Zowel de voorzieningen die rechtstreeks toegankelijke hulp bieden als de penhouders kunnen voorschotten aanvragen op voorwaarde dat er bijkomend personeel wordt ingezet. 12.4.1 Personeelskosten Het personeel dat wordt aangeworven voor RTH wordt geregistreerd in Isis. Het VAPH zal de punten RTH maandelijks aan het te besteden puntenpakket van de subsidie-eenheid toevoegen. Deze punten worden gebaseerd op de geregistreerde RTH prestaties van 4 maanden voor de voorschotmaand (BV: registraties maand september 2014 voor voorschot januari 2015). Het personeelsvoorschot voor RTH wordt zo geïntegreerd in het personeelsvoorschot van de subsidie-eenheid. Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
11 van 13
12.4.2 Werkingsmiddelen De werkingsmiddelen bedragen € 89 per personeelspunt Op basis van het maandelijkse puntenpakket RTH worden de maandelijkse werkingskosten berekend.
12.5 Afrekeningsdossier De voorziening die rechtstreeks toegankelijke hulp aanbiedt, is zelf verantwoordelijk voor het indienen van het afrekeningsdossier, ook als de middelen worden verdeeld via een penhouder. De penhouder bezorgt via een bevraging het VAPH een overzicht van de verdeling van de personeelspunten over de samenwerkende voorzieningen. De verantwoording van de personeelspunten m.b.t. rechtstreeks toegankelijke hulp gebeurt op basis van het ingezette personeel en de effectief geboden ondersteuning.. De geleverde prestaties die worden gebruikt voor het opmaken van de afrekening, haalt het VAPH uit de RTH-registratietool. Alle tewerkstellingen die betrekking hebben op RTH, moeten via het dagprijsdossier (residentiële en semi-residentiële) onder afdelingsnummer 543 doorgegeven worden, ook als de cliënten onder de ambulante afdelingen geregistreerd werden. De verdeling van de punten zal via WUFO (bevraging) aan de penhouders opgevraagd worden. De controle van de output gebeurt via de RTH-registratie. Voor de ambulante diensten werd de uitleg opgenomen in de e-mail m.b.t.de afrekening. Indien een voorziening geen erkenning heeft voor een residentiële afdeling, kan de afrekening gebeuren via het afrekeningsdossier van de ambulante dienst. In dat geval wordt aan dit dossier een afdeling 543 toegevoegd. De afrekening zal gebeuren op basis van de RTH-prestaties die geregistreerd zijn in de RTH-applicatie enerzijds en de verdeling van personeelspunten door de penhouder anderzijds. Vanaf de afrekening 2015 zal echter geen aparte opsplitsing meer worden gevraagd.
12.6 Reconversie 2014 Een aantal voorzieningen reconverteerden in het kader van het uitbreidingsbeleid 2014 plaatsen naar RTH. Om het afrekeningsdossier niet te moeten opsplitsen, wordt er van start gegaan vanaf 1 januari 2014.In het erkenningsbesluit is er daarom een beslissing terug te vinden met terugwerkende kracht. Benadrukt dient te worden dit alles te doen in nauwe samenwerking met de eventuele andere penhouder zodat beiden de vooropgestelde te realiseren prestaties kunnen behalen dit tevens teneinde een correcte rapportering te behouden.
13 Contactpersonen •
Voor vragen omtrent bijdrageregeling en registratie kan u terecht bij de Helpdesk Cliëntenadministratie (02/225 86 05 of
[email protected]).
•
Voor vragen omtrent afrekeningen kan u terecht bij de dienst afrekeningen (02/225 85 27 of
[email protected]).
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
12 van 13
Bijlage 1: Functies: Puntenwaarde per voltijds equivalent Functie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Barema
Barema L4 L4 ond L4 ond L3 ond L2 ond L3a L3 L2 A2 A1 MV2 B3 B2B B2A B1C B1b B1A MV1 B1b B1A L1 G1 GS B2B
L4 L4 ond II L4 ond III L3 ond IV L2 ond V L3a L3 L2 A2 A1 A1 2 A2 boekh kl II A3 K5 K3 K2 K1
II III IV V
Functiegroep 1 zorggebonden personeel logistiek personeel klasse 4 logistiek onderhoud categorie II logistiek onderhoud categorie III logistiek onderhoud categorie IV logistiek onderhoud categorie V logistiek klasse 3 logistiek klasse 3 logistiek personeel klasse 2 logistiek personeel klasse 2 logistiek personeel klasse 1 verzorgend personeel begeleidend-verzorgend klasse 3 begeleidend-verzorgend klasse 2B begeleidend-verzorgend klasse 2A opvoedend personeel klasse 1 hoofdopvoeder opvoeder groepschef sociaal paramedisch en therapeutisch personeel diensthoofd sociaal paramedisch of therapeutisch personeel coördinator sociaal paramedisch of therapeutisch personeel licentiaten geneesheer omnipracticus geneesheer specialist ADL-assistent Functiegroep 2 organisatiegebonden personeel logistiek personeel klasse 4 logistiek onderhoud categorie II logistiek onderhoud categorie III logistiek onderhoud categorie IV logistiek onderhoud categorie V logistiek klasse 3 logistiek klasse 3 logistiek personeel klasse 2 logistiek personeel klasse 2 logistiek personeel klasse 1 administratie klasse 1 administratie klasse 2 administratief personeel boekhouder klasse II administratief personeel klasse III onderdirecteur directeur 30-59 bedden directeur 60-89 bedden directeur +90 bedden
Richtlijnen Rechtstreeks Toegankelijke Hulp (versie maart 2015)
Puntenwaarde 53,5 53,5 53,5 56 61 56 56 61 61 71 67 57,5 61 63,5 71 79 86 71 79 86 90 108 143,5 61 Puntenwaarde 53,5 53,5 53,5 56 61 56 56 61 61 71 71 61 61,5 56 90 93,5 96,5 100
13 van 13