JVD
Strafprocesrecht
Samenvatting Strafprocesrecht Jonathan Van Dooren
1
JVD
Strafprocesrecht
Inhoudsopgave
Titel 3: Algemene beginselen strafprocesrecht
Hoofdstuk 1: Definitie §1. Begrip §2. Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht • A. Personen tot wie de regels gericht zijn • B. Inhoud van de regels • C. Sanctionering van schendingen §3. Doelstellingen van het strafprocesrecht • A. Waarheidsvinding • B. Bescherming van de individuele grondrechten • C. Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten Hoofdstuk 2: Accusatoire en inquisitoire rechtspleging §1. Principe • De accusatoire rechtspleging • De inquisitoire rechtspleging §2. Praktijk Hoofdstuk 3: Verloop van het strafproces §1. Het vooronderzoek • A. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek • B. Kenmerken van het vooronderzoek o (1) Het geheim karakter van het vooronderzoek o (2) Het niet-‐tegensprekelijke karakter en sturing van vooronderzoek o (3) Het schriftelijk karakter van het vooronderzoek §2. Het onderzoek ten gronde • (1) Openbaarheid van terechtzitting en uitspraak • (2) Het tegensprekelijk karakter van de procedure • (3) Mondeling karakter van de rechtspleging Hoofdstuk 4: Actoren in het strafproces §1. De verdachte • A. Situering • B. De verschillende statuten van verdachte • C. De advocaat §2. Het slachtoffer • A. Situering • B. De verschillende statuten van het slachtoffer §3. De burgerlijk aansprakelijke partij §4. De (vrijwillig of gedwongen) tussenkomende partij §5. De politie • A. Situering • B. Taken van de politie • C. Statuut van de politie • D. Toezicht op de politiediensten • E. Internationale politiediensten • F. Staatsveiligheid
2
JVD
Strafprocesrecht
§6. Het openbaar ministerie • A. Taken van het openbaar ministerie • B. Statuut van het openbaar ministerie • C. Overzicht • D. Toezicht op het openbaar ministerie §7. De onderzoeksrechter • A. Situering • B. Taken van de onderzoeksrechter • C. Statuut van de onderzoeksrechter • D. Toezicht op de onderzoeksrechter §8. De onderzoeksgerechten • A. Situering • B. De raadkamer • C. De kamer van inbeschuldigingstelling §9. De vonnisgerechten • A. Taak van de vonnisgerechten • B. Het statuut van de rechter • C. Toezicht op rechters • D. Indeling van de vonnisgerechten • E. Samenstelling en bevoegdheid van de vonnisgerechten §10. Strafuitvoeringsrechtbanken • A. Samenstelling • B. Bevoegdheid §11. Justitieassistenten en justitiehuizen Hoofdstuk 5: Beleidsorganen in het strafprocesrecht §1. De minister van justitie §2. Het college van procureurs-generaal §3. De procureur des Konings §4. De raad van de procureurs des Konings
Titel 4: Strafprocesrecht Deel I: De rechten van de verdediging in strafzaken
Hoofdstuk 1: Algemene begrippen §1. Begrip en oorsprong §2. Toepassingsgebied rechten van de verdediging in strafzaken • A. Rechten van de verdediging in strafzaken • B. Het begrip “strafzaak” • C. De rechten van de verdediging in de verschillende fasen van de strafrechtspleging Hoofdstuk 2: Overzicht §1. Recht op toegang tot de rechter • A. Betekenis • B. Recht op toegang tot de bevoegde rechter • C. Recht op een onafhankelijk en onpartijdig rechter
3
JVD
Strafprocesrecht
§2. Het recht op een eerlijk proces • A. De “gelijkheid van wapens” (equality of arms) • B. Recht op een eerlijke bewijsvoering • C. Onmiddelijkheidsbeginsel §3. Recht op een openbaar proces • A. Begrip • B. Interne openbaarheid • C. Externe openbaarheid §4. Recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn • A. Begrip • B. Begin-‐ en eindpunt • C. Criteria ter beoordeling van de redelijkheid van de duur van het proces • D. Sanctie bij overschrijding van de redelijke termijn §5. Recht niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen • A. Principe • B. Toepassingen • C. Het zwijgrecht in België §6. Vermoeden van onschuld • A. Vermoeden van onschuld en bewijslast • B. Vermoeden van onschuld en de uitspraak over de grond van de zaak • C. Vermoeden van onschuld en materieel strafrecht §7. Het recht op verdediging • A. Recht op informatie over de beschuldigingen • B. Recht op voldoende tijd en faciliteiten ter voorbereiding van de verdediging • C. Recht zich te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman • D. Recht getuigen te (doen) ondervragen • E. Recht op kosteloze bijstand van een tolk (Art. 6(3)e) • F. Recht op hoger beroep • G. Recht op een effectief rechtsmiddel • H. Ne bis in idem Hoofdstuk 3: Wettelijke waarborgen bij beperkingen van bepaalde grondrechten §1. Recht op persoonlijke vrijheid §2. Recht op eerbiediging van de private levenssfeer
Deel II: De vorderingen die uit het misdrijf voortvloeien Hoofdstuk 1: De strafvordering §1. Algemene beginselen • A. Strafvordering en vervolging • B. Strafvordering, burgerlijke vordering en tuchtvordering §2. Personen die de strafvordering uitoefenen • A. Principe • B. Ambtenaren openbaar ministerie die de strafvordering uitoefenen • C. Uitzonderingen • D. Bevoegdheidsconflicten
4
JVD
Strafprocesrecht
§3. Wijze waarop de strafvordering wordt uitgeoefend • A. Beleid inzake de strafvordering • B. Vervolging • C. Niet-‐vervolging: Het sepot (Rangschikking zonder gevolg) • D. Buitengerechtelijke afhandeling door het parket §4. Personen tegen wie de strafvordering wordt uitgeoefend • A. Principe • B. De immuniteiten • C. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën van personen §5. (Extra)territoriale gelding van de strafvordering • A. Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd • B. Misdrijven in het buitenland gepleegd §6. Prejudiciële vragen en prejudiciële geschillen • A. Prejudiciële vragen • B. Prejudiciële geschillen §7. Verval van de strafvordering • A. De opheffing of vernietiging van de strafwet (Art. 2 al. 2 Sw.) • B. Amnestie • C. De klachtafstand bij klachtmisdrijven • D. De dood van de verdachte • E. De verjaring (Art. 21-‐25 VTSv.) • F. Het rechterlijk gewijsde • G. De buitengerechtelijke afhandeling Hoofdstuk 2: De burgerlijke vordering §1. Algemene beginselen §2. Personen die de burgerlijke vordering uitoefenen • A. Personen die rechtstreeks door het misdrijf werden benadeeld • B. Uitzonderlijk: verenigingen en instellingen van openbaar nut §3. Personen tegen wie de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend • A. De verdachte • B. De burgerlijk aansprakelijke • C. De rechtsopvolgers van de verdachte §4. Gevallen waarin geen burgerlijke partijstelling mogelijk is §5. Voorwerp van de burgerlijke vordering §6. Wijze waarop de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend
5
JVD
Strafprocesrecht
Deel III: Het vooronderzoek in strafzaken Hoofdstuk 1: Wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt §1. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek §2. Wijze waarop misdrijven ter kennis komen van de overheid • A. Klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen • B. Proces-‐Verbaal en strafdossier §3. Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld • A. Situering • B. Permissieve regel, legaliteit en loyauteit • C. Sanctionering van onregelmatige opsporingshandelingen • D. Opsporing en vaststelling van misdrijven en het EVRM Hoofdstuk 2: Personen belast met de opsporing en vaststelling van misdrijven §1. Algemene beginselen §2. De leidinggevende magistraten • A. Het openbaar ministerie (enerzijds) • B. De onderzoeksrechter (anderzijds gerechtelijk onderzoek) §3. De politiediensten • A. Opsporingstaken van de geïntegreerde politiedienst • B. Verhouding leidinggevende magistraten politiediensten Hoofdstuk 3: Het opsporingsonderzoek §1. Begrip §2. De heterdaadprocedure • A. Verrichtingen bij betrapping op heterdaad • B. “Gewone” verrichtingen §3. De proactieve recherche • A. Algemeen • B. Voorwaarden (Art. 28bis §2 Sv.) §4. De bijzondere opsporingsmethoden • A. Algemeen • B. Wettelijke regeling §5. Het “kaapluk-onderzoek” §6. Afsluiting van het opsporingsonderzoek • A. Niet-‐vervolging: Sepot, minnelijke schikking of bemiddeling • B. Vordering tot onderzoek • C. Dagvaarding of oproeping voor het vonnisgerecht Hoofdstuk 4: Het gerechtelijk onderzoek §1. Begrip §2. Taakomschrijving van de onderzoeksrechter §3. Saisine van de onderzoeksrechter • A. Wijze waarop de onderzoekrechter geadiëerd wordt • B. Omvang van de saisine • C. Gevolgen van de saisine
6
JVD
Strafprocesrecht
§4. Verhouding onderzoeksrechter - procureur des Konings • A. Situering • B. Vorderingen van de procureur des Konings ten aanzien van de onderzoeksrechter • C. Rechtsmiddelen §5. Rechten inverdenkinggestelde, burgerlijke partij en derde-beslagene tijdens het gerechtelijk onderzoek • A. Het recht inzage te vragen in het strafdossier (Art. 61ter Sv.) • B. Het strafrechtelijk kortgeding (Art. 28sexies, 61quater en 61sexies Sv.) • C. Het recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen (Art. 61quinquies Sv.) §6. Afsluiting van het gerechtelijk onderzoek: de regeling van de rechtspleging • A. Situering • B. Procedure • C. Procedure voor de raadkamer • D. Mogelijke beslissingen van de raadkamer • E. Rechtsmiddelen tegen de beschikking over de rechtspleging §7. Controle door de kamer van inbeschuldigingstelling • A. Ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken • B. Toezicht op langdurige onderzoeken • C. Toezicht op de regelmatigheid van de rechtspleging Hoofdstuk 5: Onderzoeksverrichtingen §1. Het opnemen van klachten en aangiften §2. Identiteitscontroles en houden van gegevensbestanden • A. Verzamelen van informatie • B. Houden van een gegevensbestand • C. Misdaadanalyses §3. Plaatsbezoek (Belangrijke fase) §4. Observatie §5. Ondervraging van de verdachte • A. Minimumrechten ondervraagde persoon • B. Ondervraging verdachte binnen opsporingsonderzoek • C. Ondervraging verdachte binnen gerechtelijk onderzoek • D. Ondervraging met behulp van audiovisuele media • E. De vrijheidsberoving van de verdachte §6. Inverdenkingstelling van de verdachte • A. Principe • B. Rechten inverdenkinggestelde • C. Impliciete inverdenkingstelling • D. Inverdenkingstelling en loyauteitsplicht §7. Getuigenverhoor • A. Getuigenverhoor binnen het raam van een opsporingsonderzoek • B. Getuigenverhoor binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek • C. Anonieme getuigen • D. Bedreigde getuigen • E. Verhoor met behulp van audiovisuele media §8. Inwinnen gegevens bankrekeningen en banktransacties en bevriezen van banktegoeden
7
JVD
Strafprocesrecht
§9. Deskundigenonderzoek • A. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een • B. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek §10. DNA-onderzoek • A. DNA-‐onderzoek in het raam van een opsporingsonderzoek • B. DNA-‐onderzoek in het raam van een gerechtelijk onderzoek §11. Inobservatiestelling §12. Fouillering §13. Onderzoek aan het lichaam §14. Huiszoeking • A. Begrip en grondslag • B. Grond-‐ en vormvoorwaarden • C. Huiszoeking bij betrapping op heterdaad • D. Huiszoeking met toestemming van de bewoner van het huis • E. Beperkingen §15. Andere “zoekingen” §16. Inkijkoperatie §17. Inbeslagneming • A. Algemeen • B. Zaken die in beslag kunnen worden genomen • C. Kunnen zaken die zich bevinden bij een derde worden in beslag genomen? • D. Zaken die niet in beslag kunnen worden genomen • E. Beheer van in beslag genomen goederen • F. Inbeslagneming van onroerende goederen §18. Databeslag en netwerkzoeking • A. Databeslag (Art. 39bis Sv.) • B. Netwerkzoeking (Art. 88ter Sv.) §19. Uitgestelde tussenkomst, gecontroleerde aflevering en gecontroleerde doorlevering • A. Uitgestelde tussenkomst (Art. 40bis Sv.) • B. gecontroleerde aflevering en doorlevering §20. Schending briefgeheim • A. Het onderscheppen van post (Art. 46ter Sv.) • B. Lezen van post (Art. 88sexies Sv.) §21. Identificatie telefoonnummers en opsporen & lokaliseren van telecommunicatie • A. Algemeen kader • B. Identificatie van telefoonnummers • C. Opsporen of lokaliseren van telecommunicatie §22. Afluisteren van privé(tele)communicatie • A. Situering • B. Beschermde communicaties • C. Grondvoorwaarden (Art. 90ter Sv.) • D. Personen, zaken en plaatsen die het voorwerp van een afluistermaatregel kunnen uitmaken (Art. 90ter §1 al. 3 Sv.) • E. Vormvoorwaarden (Art. 90quater Sv.) • F. Duur van de maatregel • G. Afluistering en het beroepsgeheim • H. Praktische uitvoering van de maatregel
8
JVD
Strafprocesrecht
§23. Bijzondere opsporingsmethoden • A. Algemeen • B. Stelselmatige observatie • C. Infiltratie • D. Gebruik van informanten §24. Voorlopige maatregelen ten aanzien van rechtspersonen §25. Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijke enquête Hoofdstuk 6: Voorlopige Hechtenis §1. Algemene beginselen • A. Begrip • B. Bronnen o De Grondwet o De wet o De mensenrechten • C. Kenmerken o De voorlopige hechtenis is steeds uitzonderlijk o De voorlopige hechtenis is geen straf o De voorlopige hechtenis is geen onderzoeksmaatregel o De voorlopige hechtenis is steeds voorlopig o De voorlopige hechtenis kan enkel door een rechter worden bevolen • D. De voorlopige hechtenis en andere vrijheidsberovingstitels o De bestuurlijke aanhouding o De kortstondige vrijheidsbeneming in het kader van een fouillering o De aanhouding op grond van het vattingsbevel §2. Arrestatie (Art. 1 en 2) • A. Begrip o Personen bevoegd tot arrestatie o Misdrijven vatbaar voor arrestatie o Rechten van de gearresteerde • B. De termijn van 24 uur o Oorspronkelijke termijn o Bevel tot verlenging §3. Bevel tot medebrenging (Art. 3 en 4) §4. Aanhoudingsbevel (Art. 16) • A. Grondvoorwaarden o Er moeten ernstige schuldaanwijzingen zijn o Het feit moet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 1 jaar of meer o De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn en de wettelijke redenen voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn • B. Vormvoorwaarden o De ondervraging door de onderzoeksrechter o Het aanhoudingsbevel moet gemotiveerd zijn o Het aanhoudingsbevel moet binnen de 24uur aan de verdachte worden betekend §5. Verbod van vrij verkeer (Art. 20 al. 2) §6. Opheffing aanhoudingsbevel (Art. 25) §7. Aanhoudingsbevel ten aanzien van een in vrijheid gelaten of gestelde verdachte
9
JVD
Strafprocesrecht
§8. Rechterlijk toezicht op de voorlopige hechtenis • A. Art. 5 EVRM • B. Rechtsmiddelen tegen het aanhoudingsbevel • C. Handhaving van het aanhoudingsbevel door de raadkamer o Draagwijdte van de controle o Procedure o Rechtsmiddelen §9. Voorlopige hechtenis en regeling van de rechtspleging §10. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting §11. Alternatieven voor de voorlopige hechtenis • A. Vrijheid en invrijheidstelling onder voorwaarden o Voorwaarden waaraan de vrijheid of invrijheidstelling onder voorwaarden moet voldoen o Voorwaarden die kunnen worden opgelegd o Toezicht op de naleving van de voorwaarden o Rechtsmiddelen • B. Vrijheid of invrijheidstelling met borgsom §12. Onwerkzame hechtenis • A. Onrechtmatige hechtenis • B. Onwerkdadige hechtenis §13. Het Europees aanhoudingsbevel • A. Begrip • B. Bronnen • C. Vormvoorwaarden en verband met het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd o Drempelstraf: 12 maanden o Dubbele incriminatie o Dubbele jurisdictie en dubbele verjaring? o Litispendentie in de staat van tenuitvoerlegging o Politieke misdrijven: niet langer een beletsel • D. Voorwaarden in verband met de gezochte persoon o Nationaliteit: niet langer een beletsel o Minderjarigen worden niet overgeleverd • E. Voorwaarden in verband met de rechtsbedeling in de verzoekende staat o Discriminatieclausule o Respect voor mensenrechten o De doodstraf en de levenslange gevangenisstraf • F. Andere weigeringsgronden 2 verplichte weigeringsgronden o Amnestie o Ne bis in idem • G. Procedure o Gewone procedure o Procedure in geval van instemming o Specialiteit
Deel IV: Het onderzoek ter terechtzitting Examen
10
JVD
Strafprocesrecht
Titel 3: Algemene beginselen strafprocesrecht
Hoofdstuk 1: Definitie
§1. Begrip • Het strafprocesrecht is het geheel der rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en berechting van personen die ervan worden verdacht een misdrijf gepleegd te hebben. Het beschrijft de vormvoorschriften en bepaalt de positie van de verschillende actoren in het strafproces (de overheid, de verdachte, het slachtoffer,…) • In het strafprocesrecht wordt het materieel strafrecht gerealiseerd. Zonder afdwinging zijn rechtsregels immers zinloos • Synoniemen voor strafprocesrecht: Formeel strafrecht, strafrechtspleging, strafvordering §2. Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht • A. Personen tot wie de regels gericht zijn o De regels van het materieel strafrecht zijn tot de gehele bevolking gericht (Burgers en overheid) o De regels van het strafprocesrecht richten zich in de eerste plaats tot de overheid (de personen die met de toepassing van het strafprocesrecht belast zijn) De politie, de staande en zittende magistratuur Het inquisitoir karakter van het strafprocesrecht: Het strafproces wordt beschouwd als een proces tussen de gemeenschap en de verdachte • B. Inhoud van de regels o Inhoudelijk vallen de regels van het materieel strafrecht op door hun ‘vanzelfsprekendheid’ Ze beschermen een reeks fundamentele waarden (Je mag niet doden, slaan of stelen, …) o De meeste regels van het strafprocesrecht hebben die vanzelfsprekendheid niet. Ze zijn meestal niet aan bepaalde waarden gekoppeld en berusten vaak op de afweging van verschillende belangen De inhoud is vaak “diffuus” en makkelijker vatbaar voor verandering • C. Sanctionering van schendingen o De sanctionering van schending van regels van het materieel strafrecht is vrij eenvoudig: op elk misdrijf staat een straf. o De schending van een strafprocesrechtelijke norm wordt anders gesanctioneerd. De wet bepaalt zelden wat de precieze sanctie is (de wetgever ging ervan uit dat de professionelen de wet wel zouden volgen. De rechtspraak speelt hier dan ook een belangrijke rol en houdt onder
11
JVD
Strafprocesrecht
meer rekening met de vraag of de rechten van de verdediging geschonden zijn. Een aantal sancties zijn denkbaar: De proceshandeling of het hele proces kan nietig zijn. Soms moet de rechter een onrechtmatig verkregen bewijsstuk buiten zijn beschouwingen houden Soms wordt de strafvordering onontvankelijk Soms is er helemaal geen sanctie Soms is de sanctie onzeker (nog niet duidelijk) §3. Doelstellingen van het strafprocesrecht • In het strafproces staan verschillende belangen tegenover elkaar: o Het belang van de gemeenschap (bestraffing van de criminaliteit) o Het belang van het slachtoffer (schadevergoeding) o Het belang van de verdachte (eerlijk proces) o Het strafproces heeft de ontdekking van de waarheid tot doel, maar deze waarheidsvinding mag echter niet tot stand komen met miskenning van de individuele grondrechten o Dubbele finaliteit: De waarheidsvinding (A) De bescherming van de individuele grondrechten (B) Het is de taak van het strafprocesrecht om deze, vaak tegenstrijdige belangen met elkaar te verzoenen • A. Waarheidsvinding o Het strafrecht maakt deel uit van het publiek recht: het conflict dat ontstaat ten gevolge van het plegen van een strafbaar feit wordt gezien als een conflict tussen de gemeenschap en de dader, niet als een conflict tussen dader en slachtoffer De invalshoek van waaruit de regels van het strafprocesrecht zijn opgesteld, is voornamelijk die van het openbaar belang o Het strafproces in zijn geheel (opsporing en vervolging van misdrijven, berechting van de daders) heeft, vanuit dit perspectief, als voornaamste doel de waarheidsvinding • B. Bescherming van de individuele grondrechten o Vanuit de optiek van de individuele burger heeft het strafprocesrecht een andere functie De eerbied voor de individuele grondrechten o In het kader van de waarheidsvinding worden aan de overheid belangrijke bevoegdheden toegekend die een verregaande beperking van bepaalde grondrechten kunnen inhouden (niet enkel ten aanzien van personen die ervan verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd, maar tevens ten aanzien van derden) Het beschermde belang is hier dus ruimer dan de loutere “rechten van de verdediging” in strafzaken
12
JVD
•
Strafprocesrecht
o De rechten van de verdediging gelden specifiek voor personen die vervolgd worden wegens een misdrijf Art. 6 EVRM en Art. 14 I.V.B.P.R (voornaamste rechtsbronnen) C. Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten o Het strafprocesrecht probeert deze belangen te verzoenen. Dat is een delicate evenwichtsoefening. Gedurende de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw stond de waarheidsvinding centraal. Sinds de totstandkoming van het EVRM is er meer aandacht voor de bescherming van de individuele grondrechten, dat een zelfstandig doel van het strafprocesrecht is geworden o De voornaamste waarborg Het wettelijk kader van het overheidsoptreden De beperking van grondrechten moet steeds op wettelijke basis berusten Art. 12 GW Vervolging kan slechts plaatsvinden in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft o EVRM Het volstaat vandaag niet meer dat het overheidsoptreden op wettelijke basis berust. De wet moet in vele gevallen zekere voorwaarden vervullen opdat de inbreuk op individuele grondrechten zou geoorloofd zijn Vrijheidsberoving Huiszoeking o De belangen van de burger in het algemeen (grondrechten), en van de verdachte in het bijzonder (rechten van de verdediging) wegen meer door in het strafproces dan voorheen. Het belang van de waarheidsvinding zal dus in bepaalde gevallen hiervoor moeten wijken o De concrete afweging van het belang van de waarheidsvinding en dat van de bescherming van de grondrechten gebeurt door de rechtspraak. In deze onderlinge afweging kan men een slingerbeweging vaststellen. Oorspronkelijk primeerde het belang van de waarheidsvinding Onder invloed van de internationale ontwikkeling van de mensenrechten (sinds de jaren ’60) is het belang van de bescherming van de grondrechten centraal komen te staan Een deel van de rechtsleer en een groot deel van de publieke opinie wijst op een te groot formalisme (overprocessualisering) dat tot maatschappelijk ongewenste resultaten leidt (zoals de vrijlating van verdachten waarvan de schuld quasi-‐vaststond)
13
JVD
Strafprocesrecht
In de rechtspraak is een tegenreactie merkbaar De Antigoonrechtspraak (Hof van Cassatie) heeft de sanctionering van onregelmatigheden begaan bij de bewijsvoering aanzienlijk versoepeld • Waar vroeger dit onrechtmatig bewijs steeds onbruikbaar werd in het strafproces, werd de regel in 2003 omgedraaid. Onrechtmatig bewijs moet door de strafrechter enkel nog in 3 hypothesen buiten beschouwing worden gelaten o Wanneer de miskende vormvoorwaarde op straffe van nietigheid is voorgeschreven o Wanneer de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast o Wanneer het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces Recente evoluties (tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit) • Anti-‐terroristische wetgeving waardoor de rechten van de verdediging wordt beperkt o “Speciale” Politietechnieken zoals infiltratie en het gebruik van undercoveragenten
14
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 2: Accusatoire en inquisitoire rechtspleging §1. Principe • De accusatoire rechtspleging o Horizontale processtructuur De aanklager en de verdediging staan op gelijke voet en vechten met “gelijke wapens” (equality of arms) o Passieve rol van de rechter Hij moet in hoofdzaak erop toezien dat de procedure correct verloopt en dat de partijen het proces fair spelen De taak van de rechter bestaat erin, na het aanhoren van de argumenten van beide partijen, te beslissen welke van beide juridisch “gelijk” heeft o Een accusatoir proces is volledig openbaar, zowel ten aanzien van de partijen als ten aanzien van het publiek • De inquisitoire rechtspleging o Verticale processtructuur De overheid weegt door op de procesvoering en bepaalt het procesverloop Er is een openbare aanklager, die niet namens het slachtoffer maar ambtshalve, namens de gemeenschap optreedt o Actieve rol van de rechter Zijn bestaat erin “de waarheid” te ontdekken Verregaande bevoegdheden Actieve leiding van het proces o Geheim en niet-tegensprekelijk karakter Geheim Achter gesloten deuren (noch de verdachte, noch het publiek is op de hoogte van het verloop van het onderzoek) Niet-‐tegensprekelijk De beklaagde wordt niet de mogelijkheid geboden om de tegen hem verzamelde bewijzen te weerleggen en de argumenten voor zijn verdediging naar voren te brengen. De verdachte wordt beschouwd als het “object” van de rechtspleging, niet als drager van rechten §2. Praktijk • Zuiver accusatoire of inquisitoire procedures komen vrijwel nergens (meer voor). In de common law is de accusatoire procedure het best bewaard gebleven. De beroepsrechter heeft enkel als taak erop toe te zien dat de bewijsvoering volgens de regels gebeurt. Die bewijsvoering is volledig in handen van de partijen. De procedure in de continentale traditie was eerder inquisitoir • Vandaag is ze (ook in België) eerder gemengd. Aan het onderzoek ten gronde gaat een vooronderzoek vooraf dat inquisitoir en dus geheim en niet-‐ tegensprekelijk verloopt. In tweede fase gebeurt de terechtzitting, die wel accusatoir is. De rechter speelt dus een actievere rol
15
JVD
Strafprocesrecht
Onder invloed van de kleine Franchimont (1998) Wijziging van de strafprocedure om de procedure van het vooronderzoek weg te trekken van het inquisitoire • De grote Franchimont heeft het niet gehaald (zelfde doelstelling Procedure minder inquisitoir maken) Gesneuveld in het parlement §3. Strafrechtshervorming in Europa Niet kennen •
16
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 3: Verloop van het strafproces Het strafproces verloopt in 2 fasen • Een geheime fase Het vooronderzoek (grotendeels inquisitoir) • Een openbare fase Het onderzoek ten gronde (grotendeels accusatoir) §1. Het vooronderzoek • Het vooronderzoek is de fase die het onderzoek ter terechtzitting vooraf gaat en waarin gepoogd wordt de verdachte te identificeren en na te gaan of er voldoende bezwaren tegen hem bestaan. Over de grond van de zaak wordt in deze fase nog geen uitspraak gedaan. De onderzoeksverrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn “voorlopig”. • A. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek o Het vooronderzoek kan de vorm aannemen van een opsporingsonderzoek of van een gerechtelijk onderzoek o Het opsporingsonderzoek is het onderzoek dat wordt gevoerd door de procureur des Konings en zijn hulpofficieren (zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter). Een opsporingsonderzoek kan worden afgesloten met een beslissing tot niet-‐vervolging of met een dagvaarding voor het vonnisgerecht. Meer dan 90% van de zaken wordt op deze manier afgehandeld. o Het opsporingsonderzoek kan ook met een buitengerechtelijke afdoening worden besloten: Een minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.) Een bemiddeling (Art. 216ter Sv.) o Het gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd door de onderzoeksrechter, op vordering van de procureur des Konings. Dat gebeurt voor de zwaarste misdrijven, waarbij dwangmaatregelen (zoals een huiszoeking of telefoontap) moeten gebeuren die de procureur niet zelf kan bevelen. • B. Kenmerken van het vooronderzoek o Het vooronderzoek is geheim (1), niet-‐tegensprekelijk (2) en schriftelijk (3). Het vooronderzoek heeft dus een uitgesproken inquisitoir karakter. Dit inquisitoir karakter wordt afgezwakt door de kleien Franchimont van 12 maart 1998 (1) Het geheim karakter van het vooronderzoek • Het vooronderzoek is in principe geheim o Art. 28quinquis §1 Sv. Opsporingsonderzoek o Art. 57 §1 Sv. Gerechtelijk onderzoek
17
JVD •
•
•
Strafprocesrecht
Doel o Enerzijds ervoor zorgen dat het onderzoek niet wordt gedwarsboomd o Anderzijds vermijden dat er onnodige publiciteit aan de zaak zou worden gegeven, wat nadelig zou kunnen zijn voor de verdachte Draagwijdte o Interne openbaarheid (t.a.v. verdachte en slachtoffer) De verdachte is niet aanwezig bij de onderzoeksverrichtingen en heeft in deze fase van het onderzoek geen inzage in het strafdossier. Hetzelfde geldt voor zijn advocaat en voor het slachtoffer o Milderingen op de interne openbaarheid (door Wet Franchimont) Iedereen die wordt ondervraagd heeft recht op een gratis kopie van zijn ondervraging • Art. 28quinquies §2 Sv. • Art. 57 §2 Sv. (Beperkte) inzage in het strafdossier Art. 61ter Sv. o Externe openbaarheid (t.a.v. het publiek/media en pers) Alle onderzoeksverrichtingen en procedurehandelingen vinden in het geheim plaats, zonder dat het publiek wordt toegelaten o Milderingen op de externe openbaarheid Indien het openbaar belang dit vereist kan de procureur des Konings persmededelingen doen • Art. 28quinquies §3 Sv. • Art. 57 §3 Sv. De advocaat • Art. 28quinquies §4 Sv. • Art. 57 §4 Sv. Sanctionering o Eenieder die beroepsmatig zijn medewerking verleent aan het onderzoek is tot geheimhouding verplicht Art. 28quinquies §1 Sv. Art. 57 §1 Sv. o Schending van deze verplichting kan invloed hebben op de geheimhouder (sanctie) en op de strafprocedure zelf (nietigheid van bepaalde opsporingshandelingen)
18
JVD
Strafprocesrecht
Spanningsveld geheimhouding en de pers o De journalist is niet gebonden door het geheime vooronderzoek, enkel de personen die beroepshalve meewerken aan dat vooronderzoek De journalist is dus niet gebonden door de geheimhoudingsplicht o Journalisten hebben sinds 2005 het wettelijk recht hun informatiebronnen te beschermen Bronnengeheimhouding o Delicate evenwichtsoefening tussen de geheimhouding van het vooronderzoek en het bronnengeheim waarop de media zich kan beroepen (2) Het niet-tegensprekelijke karakter en sturing van vooronderzoek • Tijdens het vooronderzoek heeft de verdachte in principe niet het recht de tegen hem verzamelde bewaren te weerleggen en verweermiddelen aan te voeren. Hij zal deze mogelijkheid pas krijgen wanneer de zaak aan de vonnisrechter wordt voorgelegd, bij het onderzoek ten gronde • Mildering van dit principe t.a.v. het gerechtelijk onderzoek De partijen kunnen het onderzoek mee sturen door aan de onderzoeksrechter specifieke onderzoeksdaden te vragen Sturing o Art. 61quinquies Sv. (3) Het schriftelijk karakter van het vooronderzoek • Alle verrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn schriftelijk Van elke onderzoeksverrichting wordt een geschrift (proces-‐verbaal) opgemaakt, dat wordt toegevoegd aan het strafdossier. Dit strafdossier vormt de basis voor het latere onderzoek ter terechtzitting • Art. 47bis Sv. Regels opnemen van processen-‐verbaal van verhoren §2. Het onderzoek ten gronde • Het onderzoek ten gronde is de onderzoeksfase waarin uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak. Er wordt nagegaan of de feiten lastens de beklaagde bewezen zijn en over de eventuele straf. Het onderzoek ten gronde vindt plaats voor de vonnisgerechten, in aanwezigheid van de beklaagde, die nu het openbaar ministerie kan “tegenspreken” • De algemene kenmerken van de procedure zijn tegengesteld aan die van het vooronderzoek Het onderzoek ten gronde is openbaar (1), tegensprekelijk (2) en mondeling (3) •
19
JVD
Strafprocesrecht
(1) Openbaarheid van terechtzitting en uitspraak • De openbaarheid van de terechtzitting en de uitspraak is door de grondwet gewaarborgd (Art. 148-‐149 G.W.) • Op de openbaarheid van de terechtzitting bestaan twee uitzonderingen: o De rechter kan bevelen dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt als de openbare orde of de goede zeden in gevaar komen (Art. 148 G.W.) o Op grond van Art. 6 EVRM kan dat ook als het privé-‐leven van de partijen in het gedrang komt • Van het beginsel van de openbaarheid van de uitspraak kan niet worden afgeweken (Art. 149 G.W.) • De openbaarheid geldt niet voor de onderzoeksgerechten, tenzij in de gevallen dat die zich uitspreken over de grond van de zaak (Art. 9 Wet Bescherming Maatschappij; Art. 6 Probatiewet) • De openbaarheid speelt op twee niveaus: o Interne openbaarheid: De beklaagde en het slachtoffer krijgen automatisch inzage in het strafdossier o Externe openbaarheid: Voor de openbare opinie (en de pers) heeft de openbaarheid een controlefunctie. Het laat het publiek toe toezicht uit te oefenen op de strafrechtspleging. (2) Het tegensprekelijk karakter van de procedure • Het recht op tegenspraak is de essentie van het recht op verdediging. Het onderzoek verloopt in de vorm van een debat tussen de vervolgende partij (het openbaar ministerie) en verdedigende partij (de beklaagde). Het gaat om een recht, niet om een plicht. De beklaagde kan verstek laten gaan. • Equality of arms Openbaar ministerei en beklaagde staan op gelijke voet • In de praktijk wordt aan het principieel tegensprekelijk karakter van de rechtspleging ten gronde afbreuk gedaan door het grote gewicht dat uitgaat van het strafdossier o In de praktijk steunt de bewijsvoering ter terechtzitting doorgaans hoofdzakelijk op de stukken in het strafdossier Dus op de bewijzen die tijdens het vooronderzoek op niet-‐tegensprekelijke wijze vergaard zijn De taak van de vonnisrechter is in grote mate herleid tot die van een verificatierechter, die de stukken uit het strafdossier nagaat (3) Mondeling karakter van de rechtspleging • De verrichtingen tijdens het onderzoek ten gronde gebeuren mondeling, al wordt wel een proces-‐verbaal van de terechtzitting opgesteld (Art. 155 en 190ter Sv.) o Het openbaar ministerie vordert mondeling o Onderzoeksverrichtingen, pleidooien gebeuren eveneens mondeling
20
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 4: Actoren in het strafproces §1. De verdachte • A. Situering o De verdachte is de persoon die ervan verdacht wordt een strafbar feit te hebben gepleegd. Het strafproces draait volledig rond de verdachte. • B. De verschillende statuten van verdachte o Tijdens het vooronderzoek Inverdenkinggestelde Vaak zal de verdachte bij het begin van het onderzoek een onbekende zijn De inverdenkinggestelde is de verdachte tegen wie een formele aanklacht werd geformuleerd, de zgn. inverdenkingstelling (Art. 61bis Sv.) • De inverdenkingstelling gebeurt automatisch wanneer het gerechtelijk onderzoek op naam van een welbepaalde verdachte werd gevorderd • Wanneer in de loop van het onderzoek de onderzoeksrechter ernstige aanwijzingen van schuld vindt tegen de verdachte, is hij verplicht deze in verdenking te stellen Het is verplicht voor zover er ernstige schuldaanwijzingen zijn Een inbeschuldiginggestelde is een verdachte die naar het Hof van Assisen is verwezen door de kamer van inbeschuldigingstelling o Tijdens het onderzoek ter terechtzitting Beklaagde of beschuldigde Het onderscheid beschuldigde/beklaagde slaat op het rechtscollege waarnaar de betrokkene werd verwezen • Politierechtbank of correctioneel rechtbank Beklaagde • Hof van Assisen Beschuldigde De veroordeelde is de persoon die veroordeeld is door een in kracht van gewijsde getreden uitspraak o De rechten waarop de betrokkene aanspraak kan maken verschillen De rechten van de verdachte (sensu stricto) zijn zeer beperkt De inverdenkinggestelde tegen wie een gerechtelijk onderzoek loopt heeft daarentegen toegang tot talrijke procedures. • Bv. Inzage in het strafdossier vragen en bijkomende onderzoeken vorderen De beklaagde en beschuldigde beschikken over alle rechten van een volwaardige procespartij. Alle in Art. 6 EVRM opgesomde verdedigingsrechten zijn hier gegarandeerd De rechten van de veroordeelde In het raam van het strafuitvoeringsrecht Het vermoeden van onschuld, dat gedurende gans het strafrechtelijk onderzoek blijft bestaan en
21
JVD
Strafprocesrecht
toepasselijk is op de verdachte, de inverdenkinggestelde en beklaagde/beschuldigde, geldt niet voor de veroordeelde
o Vroeger kon de strafvordering enkel tegen natuurlijke personen worden ingesteld en konden rechtspersonen nooit als verdachte optreden o Nu Art. 2bis VTSv. Regelt de instelling van de strafvordering tegen rechtspersonen o De lasthebber ad hoc Wanneer een rechtspersoon samen met de natuurlijke personen die haar vertegenwoordigen vervolgd wordt voor dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc aan om de rechtspersoon te vertegenwoordigen (Art. 2bis VTSv.) De belangen van de rechtspersoon en haar vertegenwoordigers kunnen tegenstrijdig zijn, waardoor de verdachten de schuld zouden kunnen afschuiven op de rechtspersoon. • C. De advocaat o De advocaat is de vertegenwoordiger van de verdachte. Samen vormen zij de verdediging. De advocaat is de vertrouwenspersoon van de verdachte en de confidentialiteit in hun betrekking is wettelijk beschermd (Art. 90sexies, lid 3 en Art. 90octies Sv.) §2. Het slachtoffer • A. Situering o Het slachtoffer is de persoon die rechtstreeks benadeeld werd door het misdrijf. De aandacht voor het slachtoffer in het strafproces is sinds eind jaren ’90 sterk toegenomen • B. De verschillende statuten van het slachtoffer o Het slachtoffer in het algemeen Slachtoffervriendelijke bejegening (Art. 3bis VTSv.) • Zie ook het slachtofferhulpfonds Als men niet via de normale kanalen schadevergoeding kan krijgen kan men zich hiertoe richten Herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer • Art. 3ter VTSv. • ≠ Bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.) • Als dader en slachtoffer ermee instemmen kunnen zij buiten de gerechtelijke procedure om onderhandelen onder begeleiding van een erkend bemiddelaar. Die heeft een vertrouwelijkheidsplicht en ook alle gesprekken en documenten die worden gebruikt zijn vertrouwelijk • Als de partijen akkoord gaan, kunnen bepaalde elementen wel ter kennis gebracht worden van de gerechtelijke instanties (Art. 555 Sv.) • Bemiddeling is mogelijk in elke fase van de strafprocedure
22
JVD
Strafprocesrecht
o De benadeelde persoon De benadeelde persoon is degene die verklaart schade te hebben geleden door het misdrijf (Art. 5bis VTSv.) In tegenstelling tot de burgerlijke partij is de benadeelde persoon geen procespartij. Zijn rechten bestaan vooral in het krijgen en geven van informatie. Hij wordt op de hoogte gehouden van het verloop van de strafzaak (seponering, instellen gerechtelijk onderzoek, bepaling van de rechtsdag,...) o De burgerlijke partij De burgerlijke partij is het rechtstreekse slachtoffer dat het initiatief genomen heeft om een procespartij te worden • Niet enkel het slachtoffer zelf, maar ook de rechtsopvolgers van het slachtoffer kunnen als burgerlijke partij optreden De burgerlijk vordering betreft uitsluitend de schadevergoeding De burgerlijke partij krijgt dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde verdachte (Bv. Art. 61ter Sv.). Dat vloeit voort uit de wapengelijkheid De burgerlijke partij die ongelijk haalt, wordt veroordeeld tot de gerechtskosten, zeker als ze zelf de zaak op gang heeft gebracht §3. De burgerlijk aansprakelijke partij • In het strafprocesrecht kan ook uitspraak worden gedaan over de burgerlijke vordering (de vordering tot shcadevergoeding). Aangezien soms andere personen dan de beklaagde/beschuldigde burgerrechtelijk aansprakelijk kunnen zijn (op basis van Art. 1384 BW) worden deze dan ook bij het proces betrokken Dit zijn de burgerlijk aansprakelijke partijen §4. De (vrijwillig of gedwongen) tussenkomende partij • In principe zijn derden geen partij in het strafproces. De rechtspraak aanvaardt echter dat derden vrijwillig kunnen tussenkomen als de wet aan de strafrechter toelaat een sanctie of maatregel lastens een derde uit te spreken • Een belangrijk toepassingsgeval hiervan is de confiscatie van zaken die aan een derde toebehoren (Art. 42 Sw.) • Derden die dreigen het slachtoffer te worden van een verbeurdverklaring kunnen zich daartegen verzetten voor de strafrechter. Zij worden daartoe op de hoogte gebracht van de datum van rechtsdag (Art. 5ter VTSv.) • Soms kan een derde ook gedwongen worden tussen te komen o Bv. Verzekeraars Die moeten tussenkomen op vraag van de burgerlijke partij of de verzekerde zelf o Verzekeraars kunnen ook vrijwillig tussenkomen. Dat gebeurt veelvuldig in het verkeersrecht
23
JVD
Strafprocesrecht
§5. De politie • A. Situering o De Wet Geïntegreerde Politiedienst (WGP, 7 december 1998) vormde de bestaande politiekorpsen om tot een eenheidspolitie, gestructureerd op twee niveaus, een lokaal en een federaal. o Vroeger was er de Rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie • B. Taken van de politie o Politiemensen hebben zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken o Daden van bestuurlijke politie Daden van bestuurlijke politie situeren zich binnen het preventieve toezicht dat door de politie wordt uitgeoefend. Het gaat onder meer om de handhaving van de openbare orde en het voorkomen van misdrijven (Art. 14 Wet Politieambt) Preventief karakter o Daden van gerechtelijke politie Daden van gerechtelijke politie zijn politieopdrachten die ertoe strekken misdrijven op te sporen en vast te stellen en hierbij bewijzen te verzamelen die eventueel later aan een rechter kunnen worden voorgelegd (Art. 15 WPA) Repressief karakter • Reactief • Proactief Om daden van gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen moet de politie-‐ ambtenaar daartoe door de wet gemachtigd zijn (Art. 8/6, lid 2 WPA). Hij moet daarvoor bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie Daarnaast bestaan er ook hulpofficieren van de procureurs des Konings. Deze hebben wat de betrapping op heterdaad betreft dezelfde bevoegdheden als de procureur des koning. Enkel hulpofficieren kunnen op bevel van de onderzoeksrechter huiszoekingen en inbeslagnemingen uitvoeren (Art. 89bis Sv.) en vorderingen uitvoeren met betrekking tot het afluisteren van privécommunicatie en telecommunicatie (Art. 90quater §3 Sv.) • C. Statuut van de politie o De nieuwe politiestructuur 2 niveaus Lokaal en Federaal Eenheidsstatuut qua rekrutering, pensioen, … o De lokale politie De lokale politie is verantwoordelijk voor de basispolitiezorg in één van de 196 politiezones. Elke politiezone omvat een of meerdere gemeenten
24
JVD
Strafprocesrecht
Voor meergemeentezones Politieraad en een politiecollege Voor ééngemeentezones Gemeenteraad en CBS Per politiezone wordt een zonale veiligheidsraad ingesteld, waarin overleg plaatsvindt tussen burgermeesters, de procureur des Konings, de korpschef en een afgevaardigde van de federale politie Elke politiezone beschikt over een lokaal politiekorps Geleid door een korpschef (uitvoerende functie) Het korps staat onder het gezag van de burgemeester of het politiecollege (als de politiezone meerdere gemeenten omvat) o De federale politie De federale politie is verantwoordelijk voor de gespecialiseerde en de bovenlokale politiezorg Ze bereidt onder meer het nationaal veiligheidsplan voor en draagt na de goedkeuring ervan zorg voor de uitvoering Samenstelling • De federale politie staat onder leiding van de commissaris-‐ generaal • Onder hem staan een reeks algemene directies (centrale diensten die een taak op zich nemen, Bv. personeelsbeheer) en gedeconcentreerde diensten (arrondissementele diensten die het werk van de federale politie uitvoeren op een kleinere schaal) Gezag en leiding • Justitiële taken Minister van Justitie • Bestuurlijke taken Minister van Binnenlandse zaken Bevoegdheid • De federale politie is bevoegd voor het hele Belgische grondgebied o Efficiënt supralokale fenomenen aanpakken o Technische ondersteuning van de lokale politie bij de beheersing van de lokale fenomenen • Materiële bevoegdheid Beginsel van specialiteit en subsidiariteit Alles moet op het meest geschikte niveau geregeld worden o Gespecialiseerde opsporingsdiensten Talrijke bijzondere wetten richten specifieke opsporingsdiensten in. Deze ambtenaren maken geen deel uit van de geïntegreerde politiedienst en blijven dus verder bestaan naast de reguliere politiediensten • Bv. douanebeambten
25
JVD •
Strafprocesrecht
D. Toezicht op de politiediensten o Intern toezicht Voor bestuurlijke opdrachten Onder toezicht van de bestuurlijke overheid (Burgemeester, politiecollege, minister) Voor gerechtelijke opdrachten Onder toezicht van de gerechtelijk overheid (het parket) Daarnaast is er een ‘algemene inspectie van de federale en lokale politie’ (onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie) en is er een eenvormig tuchtregime voor alle politiediensten o Extern toezicht Het ‘Vast Comité P’ dat aan het parlement rapporteert Het comité treedt op: • Uit eigen beweging • Op vraag van het parlement (Kamer of Senaat) • Op vraag van de bevoegde minister of van de bevoegde overheid
Het stelt onderzoeken in naar de activiteiten en de werkwijze van de politiediensten E. Internationale politiediensten o Interpol Geen internationale politie Wel een verbindingsnet tussen de verschillende nationale politiediensten die erbij aangesloten zijn Doel Doorgeven van inlichtingen en verspreiden van opsporingsberichten o Europol Geen internationale politiedienst Wel een Europees samenwerkingsverband Krijgt meer bevoegdheden waaronder ook operationele bevoegdheden Kan uitgroeien tot een echte supranationale Europese politie o OLAF Anti-‐fraudedienst van de Europese Commissie F. Staatsveiligheid o Verregaande opsporingsbevoegdheden o Controle door het ‘Vast Comté I’
•
•
26
JVD
Strafprocesrecht
§6. Het openbaar ministerie • A. Taken van het openbaar ministerie o In de strafrechtspleging belast met de toepassing van de strafwet Het openbaar ministerie is de motor van de strafvordering o Het wordt wel eens de ‘staande magistratuur’ genoemd, in tegenstelling tot de zittende magistratuur, de meer passieve rechter o De leiding van het onderzoek in strafzaken Het OM heeft (in de persoon van de procureur des Konings) de leiding van en de verantwoordelijkheid voor het onderzoek in strafzaken (Art. 28bis, §1 Sv.). Het is slechts wanneer het gaat om een gerechtelijk onderzoek dat onderzoeksrechter de belangrijke persoon wordt (Art. 55 Sv.) o De uitoefening van de strafvordering De strafvordering kan enkel door het openbaar ministerie worden uitgeoefend, niet door de burgerlijke partij (deze laatste kan enkel de burgerlijke vordering uitoefenen) Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering (Art. 1 en 3 VTSv.) Niet beperkt tot het adiëren van de rechter, het OM zal de zaak ook moeten pleiten ter terechtzitting en eventueel rechtsmiddelen aanwenden tegen beslissingen van de rechter die nadelig zijn voor de openbare vordering o De buitengerechtelijke afhandeling Het OM is verantwoordelijk voor de buitengerechtelijke afhandelingen (in opgang), met name de minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.) en de bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.) Centrale figuur De procureur des Konings o De bewijsvoering voor de strafgerechten Als de zaak voor de vonnisrechter wordt gebracht, zorgt het openbaar ministerie voor de bewijsvoering • Ze moeten daarbij objectief zijn en bewijzen à charge en à décharge geven Het bewijsrisico is voor het OM De rechter kan aan de procureur des Konings geen bevelen geven om onderzoeksdaden te stellen of informatie uit een ander strafdossier voor te brengen De rechter beschikt dus niet over een ‘injunctierecht’ tegenover het OM o De tenuitvoerlegging van de straffen Als de rechter straffen uitspreekt, is het OM belast met het initiatief tot tenuitvoerlegging ervan
27
JVD •
•
Strafprocesrecht
B. Statuut van het openbaar ministerie o Algemeen De leden van het openbaar ministerie worden door de Koning benoemd en afgezet (Art. 153 GW) Dat maakt hen minder onafhankelijk dan rechters, die onafzetbaar zijn (Art. 152 GW) Parketmagistraten zijn verplicht de instructies van de Minister van Justitie op te volgen (Art. 151 §1 GW) Parketmagistraten worden benoemd en afgezet door de koning (Art. 153 GW) Korpsoversten (Procureur des Konings, Procureur-‐generaal) worden aangewezen volgens een mandatensysteem Beperkte duur (Art. 153, §3, 2° Sv????.) Art. 259quater §1 Ger.W. Korpschefs door de Koning aangewezen voor een periode van zeven?? jaar o De pen is de slaaf, het woord is vrij Het parket is een hiërarchische structuur Parketmagistraten moeten de schriftelijke bevelen van hun overste opvolgen en zijn aan hem verantwoordingen verschuldigd (Art. 27 en 274 Sv.) • In dit opzicht zijn zij dus niet onafhankelijk De zittende magistratuur maakt geen deel uit van een hiërarchie en is aan niemand verantwoording verschuldigd Ter zitting zijn de parketmagistraten evenwel volledig vrij en vorderen zij naar eer en geweten de toepassing van de strafwet Voor hun mondelinge vorderingen zijn zij niet gebonden door bevelen van hun overste (la plume est serve mais la parole est libre) • In de praktijk speelt de hiërarchische afhankelijkheid van de parketmagistraat vooral tijdens het vooronderzoek (waar alle verrichtingen schriftelijk gebeuren) o Het openbaar ministerie is één en ondeelbaar De functie van het openbaar ministerie is één en ondeelbaar De leden van het parket treden op in naam van het ambt, niet in eigen naam Naar buiten uit treden de leden van het parket op als een eenheid Daaruit volgt dat verschillende leden van het parket elkaar kunnen vervangen tijdens de loop van het proces ( zittende magistratuur) C. Overzicht o De procureur-generaal bij het hof van beroep Het Belgische grondgebied bestaat uit 5 rechtsgebieden met elk een hof van beroep Bij elk daarvan is er een procureur-‐generaal bij het hof van beroep Hij staat aan het hoofd staat van het parket-‐generaal Dat verder bestaat uit • Advocaten-‐generaal • Substituten-‐procureur-‐generaal
28
JVD
Strafprocesrecht
Onder het gezag van de minister van Justitie oefent de procureur-‐ generaal alle opdrachten van het openbaar ministerie uit bij de hoven en rechtbanken van zijn rechtsgebied (Art. 143 §2 Ger.W.) Hij heeft de leiding over alle magistraten van het OM van zijn rechtsgebied (Art. 150 Ger.W. En Art. 274 Sv.) Hij is ook belast met het toezicht over alle officieren van gerechtelijke politie (Art. 148 Ger.W. en Art. 279 Sv.) De procureur-‐generaal heeft ook enkele beleidstaken binnen zijn ressort (Art. 146bis – 146quater Ger.W.): • De coherente uitvoering en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid (146bis) • De integrale kwaliteitszorg over de organisatie en de werking van de parketten (146ter) • De ondersteuning van de parketten van eerste aanleg (146quater) Daarnaast oefent hij ook de tucht uit over alle officieren van gerechtelijke politie (Art. 279 Sv.) o De procureur des Konings Op het niveau van de arrondissementen (27) Parket Per rechtbank van eerste aanleg is er een parket De procureur des Konings staat aan het hoofd van het parket Hij is samen met zijn substituten bevoegd om de strafvordering in te leiden voor alle misdrijven (Art. 22 Sv.) = Bevoegdheid ratione materiae Bevoegdheid op basis van woonplaats van de verdachte, de plaats van het misdrijf of de plaats van arrestatie (Art. 23 Sv.) = Territoriale bevoegdheid Hij kan de strafzaken aanbrengen bij de bevoegde rechter binnen zijn arrondissement, niet bij rechters van een ander arrondissement o De federale procureur Sinds 2002 bestaat er in België een federale procureur Het federaal parket heeft 3 hoofdtaken: • De uitoefening van de strafvordering in bepaalde gevallen (terrorisme, georganiseerde criminaliteit,...) Art. 144ter en 144quater Ger.W. • De coördinatie van de strafvordering en de vergemakkelijking van internationale samenwerking • Het toezicht op de federale politie Art. 144bis §2 Ger.W. De federale procureur is geen zesde procureur-‐generaal, maar een procureur sui generis • Qua bezoldiging en tuchtrecht op niveau van de procureur-‐ generaal
29
JVD
Strafprocesrecht
Maar hij is identiek bevoegd zoals de procureur des Konings, al strekt zijn bevoegdheid zich uit over het hele land Hij vormt samen met de federale magistraten het federaal parket De federale magistraten krijgen soms specifieke taken toegewezen • Magistraat voor de algemene directie van de gerechtelijke politie • Magistraat voor het vergemakkelijken van de internationale samenwerking Ook kunnen de federale magistraten een beroep doen op hun lokale collega’s • Delegatie van bevoegdheden aan lokaal niveau • Detachering lokale magistraat naar het federale niveau • D. Toezicht op het openbaar ministerie o Intern toezicht Parketmagistraten staan onder het interne toezicht van de procureur-‐generaal zijn namelijk officieren van gerechtelijke politie De leden van het federaal parket staan onder het toezicht van de federaal procureur (Art. 279 Sv.) Bovendien worden alle magistraten aan een evaluatiesysteem onderworpen (Art. 151 §6 GW) • Periodieke evaluatie Benoeming • Evaluatie van het mandaat adjunct-‐mandaat of bijzonder mandaat o Extern toezicht Door de Hoge Raad voor de Justitie • Hier zijn advies-‐ en onderzoekscommissies ingesteld (Art. 259bis-‐15 Ger.W.) De verenigde advies-‐ en onderzoekscommissie kan een bijzonder onderzoek instellen naar de werking van de rechterlijke orde (Art. 259bis-‐16 Ger.W.) §7. De onderzoeksrechter • A. Situering o De onderzoeksrechter Treedt op bij het vooronderzoek in strafzaken Spreekt zich niet uit over de grond van de zaak Enkel onderzoeksfunctie De onderzoeksrechter is een rechter die het gerechtelijk onderzoek leidt en beslist ambtshalve welke onderzoeksdaden nodig zijn in het belang van het onderzoek •
30
JVD
Strafprocesrecht
Hij is zowel rechter als onderzoeksmagistraat • Als rechter Bepaalde maatregelen bevelen waardoor individuele rechten en vrijheden worden aangetast (zoals een DNA-‐onderzoek) • Als onderzoeksmagistraat Hij kan ook zelf actief aan het onderzoek deelnemen door het vaststellen van misdrijven en opsporen van bewijzen • Hij kan uitzonderlijk zelfs straffen uitspreken (Art. 34 of Art. 80 Sv.) De wrakingsgronden in het Ger.W. gelden ook ten aanzien van onderzoeksrechters o Rechter van het onderzoek Zuiver gerechtelijke functie zelf niet met het onderzoek belast en heeft er niet de leiding van Treedt louter op om een dwangmaatregel te machtigen Ook in België groeit het wantrouwen in de figuur van de onderzoeksrechter. Daarom wordt soms voorgesteld om over te schakelen naar een ‘rechter van het onderzoek’ onderzoek volledig in handen van het parket B. Taken van de onderzoeksrechter o De onderzoeksrechter is verantwoordelijk voor/heeft de leiding over het gerechtelijk onderzoek, dat à charge en à décharge wordt gevoerd (Art. 56 §1 Sv.) o Wetgever De taak van de onderzoeksrechter zo aangepast dat er 2 elementen van het systeem van de rechter van het onderzoek worden ingevoerd De onderzoeksrechter kan bepaalde beperkte opdrachten krijgen van de procureur des Konings (Art. 28septies Sv.). Daarbij doet hij louter uitspraak over de gevraagde dwangmaatregelen, maar hij kan het onderzoek naar zich toetrekken De verdachte en het slachtoffer kunnen het onderzoek in beperkte mate mee sturen (Art. 61ter Sv. en Art. 61quinquies Sv.) C. Statuut van de onderzoeksrechter o Art. 259sexies §1,1° Ger.W. Door de koning aangewezen uit de rechters die minstens 3 jaar het ambt van openbaar ministerie of van rechter in de rechtbank van eerste aanleg hebben uitgeoefend Men moet steeds gedurende 1 jaar het ambt van rechter in de rechtbank van eerste aanleg hebben een uitgeoefend en er moet een gespecialiseerde opleiding worden gevolgd Onderzoeksrechters worden aangewezen voor een periode van 1 jaar die de eerste keer voor 2 jaar en vervolgens telkens voor 5 jaar kan worden verlengd
•
•
31
JVD
Strafprocesrecht
o Hij is een gewoon rechter onafhankelijkheid, onafzetbaarheid en overplaatsbaarheid • D. Toezicht op de onderzoeksrechter o Intern toezicht Het intern toezicht wordt uitgeoefend door de kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 136 Sv.) • Zij kan nietige onderzoekshandelingen uit het strafdossier verwijderen (Art. 235bis Sv.) en zelfs het hele dossier tot zich trekken (Art. 235 Sv.) Ook is de onderzoeksrechter onderwerpen aan een evaluatiesysteem (Art. 259nonies Ger.W.) o Extern toezicht Verricht door de Hoge Raad voor de Justitie §8. De onderzoeksgerechten • A. Situering o De onderzoeksgerechten zijn de raadkamer (bij de rechtbank van eerste aanleg) en de kamer van inbeschuldigingstelling (bij het hof van beroep), die in het kader van het onderzoek bepaalde functies uitoefenen o = Interface tussen het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde o Hoofdzakelijk 2 taken: Controle op de genoegzaamheid en regelmatigheid van het bewijs Een algemeen toezicht op het onderzoek • B. De raadkamer o Op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg is de raadkamer het onderzoeksgerecht o Alleenzetelend rechter (Art. 94 Ger.W.) o Taken: Controle op de vrijheidsberovende- en beperkende maatregelen • Controle op de voorlopige hechtenis Na 5 dagen automatisch voor de raadkamer verschijnen • De inobservatiestelling en internering van geestesgestoorde delinquenten • Controle met betrekking tot ter beschikking gestelde veroordeelden De regeling der rechtspleging • = Het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek (Art. 127-‐133 Sv.) • Daarbij spreekt de raadkamer zich uit over de vraag of er tegen de verdachte voldoende bezwaren (geen bewijzen!) bestaan en of de zaak kan worden doorverwezen naar de vonnisrechter
32
JVD
Strafprocesrecht
Het onderzoeksgerecht kan het dossier ook zuiveren van eventuele nietigheden, dit zijn onregelmatigheden in verband met een onderzoeksdaad of een bewijsstuk (Art. 131 Sv.) • Uitzonderlijk doet de raadkamer ook een uitspraak ten gronde o Bv. In het kader van de probatiewet De raadkamer kan een opschorting van veroordeling uitspreken De uitvoerbaarverklaring van buitenlandse dwangbevelen • De raadkamer moet zich ook uitspreken over de uitvoerbaarverklaring van buitenlandse dwangmaatregelen (ook buitenlandse verzoeken tot huiszoeking) C. De kamer van inbeschuldigingstelling o Op het niveau van het hof van beroep is de kamer van inbeschuldigingstelling het onderzoeksgerecht o 3 raadsheren o Haar bevoegdheden zijn uitgebreid en nemen nog toe: De inbeschuldigingstelling Een eigen bevoegdheid is de verwijzing van beschuldigden naar het hof van Assisen (Art. 217 e.v. Sv.) Kennis nemen van hoger beroep tegen beschikkingen van de raadkamer en tegen weigeringsbeschikkingen van de procureur des Konings en de onderzoeksrechter (als die wordt aangesproken door de procureur des Konings) Toezicht op de onderzoeksrechter De kamer van inbeschuldigingstelling houdt ambtshalve toezicht op het onderzoek dat door de onderzoeksrechter wordt gevoerd (Art. 136 Sv.) • Zij kan verslag vragen en kan kennis nemen van dossiers • Partijen kunnen een onderzoek voorleggen aan de kamer als het onderzoek binnen het jaar niet is afgerond • Bij de uitoefening van het toezicht beschikt de kamer van inbeschuldigingstelling over een evocatierecht: zij kan de zaak naar zich toetrekken en vervolgingen gelasten en onderzoeken (door de aanstelling van een rechter-‐ commissaris) (Art. 235 Sv.) Controle op de regelmatigheid van de procedure • Het dossier zuiveren van nietigheden, als zij vaststelt dat er onregelmatigheden zijn (Art. 235bis Sv.) Controle op het vertrouwelijk dossier bij observatie en infiltratie • Bij het toepassen van bijzondere opsporingsmethoden (informanten en infiltranten) Gegevens niet in het strafdossier, maar in een geheim dossier • De regelmatigheid van de aangewende bijzondere opsporingsmethoden moeten getoetst worden door een onafhankelijke en onpartijdige rechter die ook inzage heeft in het vertrouwelijk dossier •
•
33
JVD
Strafprocesrecht
o Enkele bijzondere bevoegdheden Beslissingen over eerherstel (Art. 621 e.v. Sv.) Advies betreffende uitleveringen §9. De vonnisgerechten • A. Taak van de vonnisgerechten o De vonnisgerechten zijn de rechtscolleges die belast zijn met de uitspraak over grond de zaak Ze oordelen of de feiten bewezen zijn en over de straf die moet opgelegd worden Openheid (Art. 148 GW) en motivering (Art. 149 GW) zijn hier van toepassing (Bij de onderzoeksgerechten is dit niet zo) • B. Het statuut van de rechter o Voor het leven benoemd (Art. 152 GW) o Onafzetbaar o Onverplaatsbaar o Onafhankelijk Ze maken geen deel uit van een hiërarchisch korps, en zijn voor hun rechterlijke beslissingen aan niemand verantwoording verschuldigd o Parketmagistraten worden door de Koning benoemd en afgezet. Ze maken deel uit van een hiërarchisch korps o In tegenstelling tot de parketmagistraten vervullen de rechters een louter passieve rol. Ze moeten zich uitspreken over de zaken die regelmatig bij hen aanhangig gemaakt zijn Ze kunnen niet ambtshalve een zaak opstarten of discretionair beslissen een zaak niet te behandelen als die binnen hun saisine valt • C. Toezicht op rechters o Hoge Raad voor de Justitie draagt kandidaten voor benoemingen en aanwijzingen in de magistratuur voor, organiseert examens, oefent ook een kwalitatief toezicht uit op de functionering van het gerechtelijk apparaat o De onafhankelijkheid van de rechter sluit niet uit dat zij niet kunnen worden geëvalueerd en desbetreffend gesanctioneerd, na een onderzoek van de Hoge Raad voor de Justitie De evaluatie slaat op de ambtsuitoefening, niet op de inhoud van de rechterlijke beslissing Negatieve evaluatie Art. 360quater Ger.W. o Ook een Adviesraad voor de magistratuur (volledig samengesteld uit magistraten) Hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de minister van Justitie of van de wetgevende kamers adviezen geven en met hen overleg plegen over al hetgeen betrekking heeft op het statuut, de rechten en de werkomstandigheden van de rechters en de ambtenaren van het OM
34
JVD •
•
Strafprocesrecht
D. Indeling van de vonnisgerechten o Ingedeeld in gewone en bijzondere vonnisgerechten Indeling berust op criteria om de bevoegdheid van de vonnisgerechten te bepalen • Aard van het misdrijf (ratione materiae) • De hoedanigheid van de beklaagde (ratione personae) • De plaats van het misdrijf (ratione loci) De ratione materiae en ratione personae liggen aan de basis voor het onderscheid Gewone vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de aard van het misdrijf (Misdaad, wanbedrijf, overtreding) Bijzondere vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de hoedanigheid van de beklaagde (Jeugdige leeftijd, militair in oorlogstijd) o Gewone vonnisgerechten Politierechtbank Correctionele rechtbank Hof van Assisen Hof van beroep o Bijzondere vonnisgerechten Jeugdgerechten (jeugdrechtbank en de jeugdkamer in het hof van beroep) Bijzondere kamer van de jeugdrechtbank (berechting minderjarigen na uithandengeving) E. Samenstelling en bevoegdheid van de vonnisgerechten o Hof van Cassatie Samenstelling • Zetel o 3 kamers (telkens Nl. En Fr. afdeling) o Iedere afdeling bestaat uit 5 rechters o Elke kamer heeft een gespecialiseerde taak Voorzieningen in burgerlijke en handelszaken Voorzieningen in criminele, correctionele en politiezaken Voorzieningen tegen beslissingen in laatste aanleg gewezen door de arbeidsrechtbanken en arbeidshoven • Parket o Procureur-‐generaal bij het Hof van Cassatie o Hij oefent een zuiver doctrinaal toezicht uit Geen partij in de betekenis waarin het OM partij is voor de hoven van beroep en lagere rechtscolleges
35
JVD
Strafprocesrecht
Bevoegdheid • Hoort eigenlijk niet langer thuis in de opsomming van de vonnisgerechten Beoordeelt niet de grond van de zaak, spreekt zich enkel uit over juridische vragen o Hof van beroep Samenstelling • Zetel o Meerdere kamers van 3 rechters (een voorzitter en 2 bijzitters) o Kamers voor burgerlijke zaken o Kamers voor correctionele zaken o Jeugdkamers • Parket o Procureur-‐generaal en zijn substituten en advocaten-‐ generaal o Ook de federale procureur kan de strafvordering uitoefenen voor de hoven van beroep (Art. 143 §3 Ger.W.) Bevoegdheid • Beroepsinstantie ten aanzien van vonnissen van de correctioneel rechtbank die in eerste aanleg werden gewezen • Uitzonderlijk zetelt het hof van beroep in eerste aanleg voor de strafvordering bij personen die voorrang van rechtsmacht ‘genieten’ (Art. 479 en 483 Sv.) o Eerste burgerlijke kamer is bevoegd (Art. 113 Ger.W.) • Ook bevoegd om ministers te berechten o Hof van Assisen Samenstelling • Zetel o Geen permanent rechtscollege Het wordt samengesteld telkens er beschuldigden door de kamer van inbeschuldigingstelling naar het hof worden verwezen (De beroepsmagistraten worden ontleend aan het hof van beroep en de rechtbank van eerste aanleg) o 3 beroepsrechters Voorzitter 2 bijzitters o 12 lekenrechters (de jury) 12 werkende gezworenen Volgens omslachtige procedure door het lot aangeduid (Art. 242 e.v. Ger.W.)
36
JVD
Strafprocesrecht
Parket o Procureur-‐generaal bij het hof van beroep o Kan ook door de federale procureur (Art. 143 §3 Ger.W.) o Ook nog een mogelijkheid in Art. 138, derde lid Ger.W. Bevoegdheid • Bevoegd voor misdaden, voor politieke en voor persmisdrijven (Art. 150 GW) Discussie over het behouden van de jury p. 631-‐634 o Correctionele rechtbank Samenstelling • Zetel o De correctionele rechtbank is een kamer van de rechtbank van eerste aanleg die belast wordt met de berechting van correctionele misdrijven o Het aantal kamers wordt vastgesteld naargelang de behoeften van de dienst o In principe alleenzetelend rechter o Uitzonderlijk 3 rechters Bv. Bij hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank • Parket o Procureur des Konings, bijgestaan door zijn substituten (Art. 150 en 151 Ger.W.) o Het geheel van leden van het OM = Parket o Ook de federale procureur kan de strafvordering uitoefenen voor de correctionele rechtbanken o In concrete gevallen ook via Art. 138, vierde lid Ger.W. Bevoegdheid • Kennis nemen van wanbedrijven • Ook kennisname van een groot aantal misdrijven via de correctionalisering • Het hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de politierechtbank o Politierechtbank Samenstelling • Zetel o 1 of meer kamers o Elke kamer Alleenzetelend rechter o (Zie eventueel Art. 60 Ger.W.) •
37
JVD
Strafprocesrecht
Parket o Procureur des Konings en zijn substituten o Theoretisch ook de federale procureur (Art. 143 §3 Ger.W.) Bevoegdheid • Overtredingen • Gecontraventionaliseerde wanbedrijven • Vooral een verkeersrechtbank Verkeersmisdrijven o Exclusieve bevoegdheid o De jeugdrechtbank Samenstelling • Zetel o Kamer van de rechtbank van eerste aanleg alleenzetelend rechter (Art. 79 Ger.W.) • Parket o Één of meer substituten van het parket van de rechtbank van eerste aanleg die daartoe speciaal door de procureur des Konings zijn aangewezen • De jeugdrechtbank heeft een eigen administratieve griffie Bevoegdheid • De jeugdrechtbank legt enkel niet-‐repressieve maatregelen op ten aanzien van jongeren die ‘een als misdrijf omschreven feit’ hebben gepleegd. • Vanaf 16 jaar kan de rechtbank deze jongeren wel ‘uit handen geven’, waarna ze voor volgens hete gemene straf-‐ en strafprocesrecht worden berecht door een aparte kamer van de jeugdrechtbank of door het Hof van Assisen o De jeugdkamer van het hof van beroep Samenstelling • Zetel o Alleenzetelend raadsheer (afgeweken van het beginsel dat een beroepsinstantie steeds moet samengesteld zijn uit een groter aantal rechters dan het rechtscollege dat in eerste aanleg van de zaak heeft kennis genomen • Parket o Één of meer magistraten van het parket-‐generaal (die speciaal daartoe door de procureur-‐generaal worden aangewezen) Bevoegdheid • Beroepsinstantie ten aanzien van de jeugdrechtbanken •
38
JVD
Strafprocesrecht
o De bijzondere kamer van de jeugdrechtbank Samenstelling • Zetel o 3 rechters van de rechtbank van eerste aanleg (Art. 92 §1 Ger. W.) • Parket o Een magistraat gespecialiseerd in jeugdzaken, daartoe aangewezen door de procureur des Konings Bevoegdheid • Bij uithandengeving (maatregelen van opvoeding hebben geen zin meer) de jeugdrechtbank verwijst de zaak door naar het OM die beslist over de vervolging (Art. 57bis §1 Wet 8 april 1965) Het vonnis van uithandengeving maakt de zaak nog niet aanhangig bij de bijzondere jeugdkamer (de zaak kan nog steeds geseponeerd worden • Bij wanbedrijf of gecorrectionaliseerde misdaad Kan enkel voorgelegd worden aan de bijzondere jeugdkamer (Art. 57bis §1 Wet 8 april 1965) • Tegen het vonnis van de bijzondere jeugdkamer staat hoger beroep open, volgens de regels van de gewone strafprocedure Zaak wordt dan opnieuw behandeld voor de bijzondere jeugdkamer van het hof van Beroep • Bij misdaden Sinds 2009 moet voor de berechting van een uit handen gegeven minderjarige het Hof van Assisen bestaan uit 2 magistraten die de opleiding van jeugdmagistraat hebben gevolgd §10. Strafuitvoeringsrechtbanken Door grondwetswijziging van 2002 Wet in 2006 en in werking op 1 december 2007 • A. Samenstelling o Zetel Bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, Brussel, Gent, Bergen en Luik Alleenrechtsprekend rechter één of meer vrijheidsberovende straffen waarvan het uitvoerbare gedeelte 3 jaar of minder bedraagt Kamer met 3 rechters (Art. 78 Ger.W.) Alle andere gevallen • Rechter in de strafuitvoeringsrechtbank (Art. 58bis 4° Ger.W.) • 2 assessoren Geen strafuitvoeringsrechtbanken op het niveau van het hof van beroep Tegen de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank staat enkel cassatieberoep open
39
JVD
Strafprocesrecht
o Parket Substituten van het parket van de procureur des Konings gespecialiseerd in starfuitvoeringszaken (bijzonder mandaat) • B. Bevoegdheid o Bevoegd voor de veroordeelden in de strafinrichtingen in het rechtsgebied van het hof van beroep waarin zij zijn gevestigd (Art. 635 Ger.W.) o Materiële bevoegdheid De toekenning, opvolging herroeping en schorsing van de volgende strafmodaliteiten: • Beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling, voorlopige invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of overlevering o Enkele bijzondere bevoegdheden Voorlopige invrijheidstelling om medische redenen Vervanging van een korte vrijheidsstraf door een werkstraf §11. Justitieassistenten en justitiehuizen • Justitieassistenten Personen belast met de sociale begeleiding en in vele gevallen ook het toezicht op personen die met ‘het gerecht’ op de ene of de andere wijze in aanraking komen o Term voor een gehele reeks sociale hulpverleners die bijstand verlenen aan magistraten, gevangenisdirecteurs en politiediensten o Personeelsleden van de Dienst justitiehuizen van de FOD Justitie • Justitieassistenten worden voor tal van opdrachten in het kader van de strafrechtspleging ingeschakeld o Opvang en begeleiding van slachtoffers van misdrijven (Art. 3bis VTSv.) o Opvolging van personen die voorwaardelijk in vrijheid gesteld of gelaten zijn o Controle op personen wie aan wie alternatieve sancties zijn opgelegd bij wijze van probatiemaatregel of buitengerechtelijke afhandeling o Ze spelen een belangrijke rol in de tenuitvoerlegging van de werkstraf • In het kader van de strafuitvoering vervullen ze belangrijke opdrachten o Opvolgen van personen die op proef zijn vrijgelaten o Opvolging van op proef vrijgelaten geïnterneerden • De justitieassistenten worden behuisd in Justitiehuizen 1 in elk arrondissement Optimalisering van de parajustitiële dienstverlening en de nu al bestaande initiatieven groeperen
40
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 5: Beleidsorganen in het strafprocesrecht
Volgens de filosofie van het Wetboek van Strafvordering moet elk strafbaar feit door de politiediensten aan de overheid worden gerapporteerd (Art. 29 Sv.) en worden vervolgd • In de meeste gevallen brengt het parket de zaak niet voor de strafrechter en wordt hetzij beslist tot niet vervolging, hetzij tot buitengerechtelijke afhandeling via een minnelijke schikking of een bemiddelingsprocedure o Praktisch niet mogelijk om alle misdrijven te vervolgen, ook niet steeds wenselijk o Het parket maakt keuzes. De vraag is wie die keuzes moet maken en op welke criteria deze keuzes gemaakt moeten worden §1. De minister van justitie • Het strafrechtelijk beleid wordt uitgezet door de minister van Justitie. Deze vaardigt richtlijnen uit die bindend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie (Art. 143ter Ger.W.) • De procureurs-‐generaal staan in voor de uitvoering van deze richtlijnen binnen hun ambtsgebied • Het is dus de minister van Justitie die de beleidslijnen uitzet, het college van procureurs-‐generaal zorgt voor de uitvoering ervan (Art. 143bis §2 Ger.W.) • De minister beschikt ook over een positief injunctierecht (Art. 151 GW), al maakt hij daar weinig gebruik van (vooral in dossiers waarvoor er een grote publieke belangstelling is) Hij kan een vervolging bevelen. Het omgekeerde geldt niet, er is geen negatief injunctierecht • Advisering vna de minster door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid §2. Het college van procureurs-generaal • Het college van procureurs-‐generaal zorgt voor de implementatie van de ministeriële richtlijnen inzake strafrechtelijk beleid • Het bestaat uit de vijf procureurs-‐generaal van de vijf hoven van beroep. De federale procureur zetelt enkel met raadgevende stem • Het college beslist bij consensus o Geen consensus en uitvoering van de richtlijn hierdoor in het gedrang Dan neemt de minister de noodzakelijke maatregelen o mde toepassing ervan te waarborgen • Tussen de procureurs-‐generaal werd er een taakverdeling afgesproken, die per KB werd vastgelegd. Zo is de procureur-‐generaal van Gent bevoegd voor terrorisme • Het college wordt voor zijn beleidstaken bijgestaan door bijstandsmagistraten •
41
JVD
Strafprocesrecht
§3. De procureur des Konings • De procureur des Konings oordeelt over de opportuniteit van de individuele vervolging, rekening houdend met de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid (zoals bepaal door de minister van Justitie) • Ze kunnen dus binnen die richtlijnen een beperkt eigen beleid voeren • Het sepot moet worden gemotiveerd (Art. 28quater Sv.) • Naast een vervolgingsbeleid wordt de procureur des Konings ook geacht een opsporingsbeleid te voeren (Art. 26 Sv.) Hierdoor kunnen het vervolgingsbeleid en het opsporingsbeleid op elkaar worden afgestemd • Deze dingen gelden ook voor de federale procureur §4. De raad van de procureurs des Konings • De raad van procureurs des Konings fungeert als een adviesorgaan ten aanzien van het college van procureurs-‐generaal (Art. 150bis Ger.W.) o Kunnen ook de minister van Justitie advies geven • Sinds 2004 Ook de arbeidsauditeurs vormen een raad van arbeidauditeurs o Taak Het college van procureurs-‐generaal ambtshalve of op diens verzoek adviseren over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van de arbeidsauditoraten (Art. 152bis Ger.W.)
42
JVD
Strafprocesrecht
Titel 4: Strafprocesrecht Deel I: De rechten van de verdediging in strafzaken
Hoofdstuk 1: Algemene begrippen §1. Begrip en oorsprong • Het geheel der rechtsregels die de rechtspositie van de verdachte in een strafproces beheersen en die hem meer in het bijzonder in de mogelijkheid stellen zich te verdedigen tegen de strafvordering • Ze maken deel uit van de grondrechten • Doel De verdachte beschermen tegen een willekeurige veroordeling en een willekeurige straftoemeting • Vooral ontwikkeld sinds WOII Onder invloed van het EVRM en de rechtspraak van het EHRM in Straatsburg Vele van deze rechten zijn bovendien ‘groeirechten’ waarvan het toepassingsgebied in de praktijk in de loop der jaren is uitgedeind • Sinds de kleine Franchimont (1998) heeft ons wetboek verschillende bepalingen die op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze verband houden met de rechten van de verdediging maar een systematische opsomming van deze rechten ontbreekt • De voornaamste rechtsbron voor de rechten van de verdediging vandaag Het EVRM (Art. 6) en het IVBPR (Art. 14) • Door de rechtsfiguur van de directe werking kunnen Art. 6 EVRM en Art. 14 IVBPR rechtstreeks in het Belgische (strafproces)recht worden toegepast o Gevolg Vooral het EVRM heeft een zeer grote impact op de ontwikkeling van het strafprocesrecht §2. Toepassingsgebied rechten van de verdediging in strafzaken • A. Rechten van de verdediging in strafzaken o De eerste paragraaf van Art. 6 EVRM Rechten die gelden zowel in burgerlijke als in strafzaken Recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak Recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter Recht op een redelijke termijn o De tweede paragraaf van Art. 6 EVRM Enkel in strafzaken Vermoeden van onschuld o De derde paragraaf van Art. 6 EVRM Enkel in strafzaken Een reeks specifieke rechten een lex specialis ten aanzien van de in de eerste paragraaf opgesomde rechten van de verdediging
43
JVD •
•
Strafprocesrecht
B. Het begrip “strafzaak” o In Art. 6 EVRM omschreven als een procedure die betrekking heeft op de bepaling van de gegrondheid van een ingestelde strafvervolging o Het EHRM heeft dit begrip op autonome wijze gedefinieerd Het toepassingsgebied van Art. 6 wordt bepaald, niet door de nationale criteria voor de omschrijving van het begrip strafzaak, maar door de omschrijving van het EHRM die aan het begrip wordt gegeven: In de zaak Engel 3 criteria • De vraag of de overtreden norm in het nationale strafrecht van de betrokken staat is opgenomen • De aard van de inbreuk • De aard en de ernst van de sanctie De 2 laatste criteria zijn subsidiair Als de overtreden norm naar nationale maatstaven een strafrechtelijke inbreuk uitmaakt, dan is Art. 6 EVRM automatisch toepasselijk o Ook het begrip “vervolging” wordt op autonome wijze geïnterpreteerd Het Hof hanteert een subjectief criterium Er is sprake van vervolging vanaf het ogenblik waarop de verdachte weet dat hij zicht moet verdedigen Van belang voor de beoordeling van het tijdstip waarop de “redelijke termijn” begint te lopen Dit weten dat hij zich moet verdedigen is geen louter subjectieve inschatting van de betrokkene, maar wordt op objectieve gegevens beoordeeld o Een procedure die naar internrechtelijke maatstaven de fase van de vervolging nog niet heeft bereikt, wordt toch beschouwd als een strafzaak in de betekenis van Art. 6, ook al is er naar intern recht nog geen sprake van een strafvervolging C. De rechten van de verdediging in de verschillende fasen van de strafrechtspleging o Vroeger Meestal aangenomen dat Art. 6 slechts gold tijdens het onderzoek ten gronde, maar niet tijdens het vooronderzoek o In de loop der jaren is het EHRM bepaalde onderdelen van Art. 6 gaan toepassen op andere fasen van het onderzoek dan het onderzoek ter terechtzitting o Vooronderzoek De verdachte is van bij het begin van de vervolging drager van de rechten bepaald door Art. 6 Maar hij kan deze rechten slechts uitoefenen vanaf het ogenblik waarop het interne recht dit toelaat Een bepaald element uit het vooronderzoek kan de positie van de verdachte derwijze hebben benadeeld of verzwakt dat de latere procedure ter terechtzitting daardoor is aangetast, met als gevolg dat van een “eerlijke” procedure zoals voorgeschreven door Art. 6 nog nauwelijks sprake kan zijn
44
JVD
Strafprocesrecht
De toepasselijkheid van Art. 6 op onderdelen van het vooronderzoek hangt dus af van het belang van het betrokken onderdeel voor het hele proces Strafuitvoering Art. 6 geldt niet ten aanzien van de strafuitvoering in deze proeffase is reeds over de gegrondheid van de vervolgingen uitspraak gedaan Procedure voor penitentiaire commissies en strafuitvoeringsrechtbanken Deze procedures houden geen verband met de gegrondheid van een strafvervolging, maar betreffen de controle op bepaalde aspecten van de strafuitvoering Art. 6 is dus in principe niet van toepassing Procedure voor de raadkamer bij de handhaving van de voorlopige hechtenis Ook hier wordt niet beslist over de gegrondheid van een strafvervolging Enkel over de wettelijkheid en de opportuniteit van een verdere vrijheidsberoving van de verdachte Art. 6 geldt niet Procedure tenuitvoerlegging Europees aanhoudingsbevel Art. 6 is niet van toepassing Niet van toepassing op onderzoeksgerechten die zich uitspreken ver de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, aangezien zij evenmin uitspraak doen over de gegrondheid van een beschuldiging in strafzaken
o
o
o
o
45
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 2: Overzicht §1. Recht op toegang tot de rechter • A. Betekenis o Niet uitdrukkelijk opgenomen in Art. 6 EVRM, maar vloeit er rechtstreeks uit voort o Vereist is wel dat de rechter volheid van bevoegdheid heeft Hij moet zowel over de legaliteit als over de opportuniteit van de sanctie kunnen oordelen o Termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden mogen niet zo kort zijn dat de rechtszoekende de facto verhinderd wordt om zich tot de rechter te wenden • B. Recht op toegang tot de bevoegde rechter o De rechter die door de wet is aangewezen om van de zaak kennis te nemen (de vervolgende partij kan dus niet aan forum shopping doen) o Dit recht is niet uitdrukkelijk bepaald in het EVRM • C. Recht op een onafhankelijk en onpartijdig rechter o Het principe van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid is enkel geformuleerd met betrekking tot de rechter en niet ten aanzien van het openbaar ministerie (Het OM is partij in het strafproces) o Onafhankelijkheid Zowel ten aanzien van de overheid als ten aanzien van de partijen in het geding In België wordt dit gewaarborgd door het beginsel van de scheiding der machten en door de grondwettelijke bepalingen inzake de benoeming van de rechters o Onpartijdigheid Subjectieve onpartijdigheid Persoonlijke vooringenomenheid • Subjectieve onpartijdigheid duidt op de afwezigheid van elke subjectieve vooringenomenheid ten aanzien van de zaak en sluit hierdoor sterk aan bij het vermoeden van onschuld • Moet door de beklaagde worden aangevoerd Objectieve onpartijdigheid Functiecumulatie in eenzelfde zaak • Verwijst naar de afwezigheid van vooringenomenheid die zou kunnen voortvloeien uit het feit dat de rechter die oordeelt over de grond van de zaak, vroeger al in een andere hoedanigheid kennis heeft genomen van dezelfde zaak • Dit heeft te maken met de functie, niet met de persoon van de magistraat • Functiecumulatieverbod • De objectieve onpartijdigheid moet door de rechter zelf ambtshalve worden opgeworpen
46
JVD
Strafprocesrecht
Schijn van partijdigheid De rechtspraak is verdeeld • Een schijn van partijdigheid volstaat om een schending van Art. 6 EVRM op te leveren (ook al is die partijdigheid niet bewezen) Justice must not only be done but must also bes een to be done • In andere arresten wordt dat princiep afgezwakt doordat wordt nagegaan of, in het concrete geval, er sprake was geweest van partijdigheid • Vandaag gaat de tendens in de richting van een meer objectieve beoordeling en wordt terecht gewaarschuwd voor la tyrannie des apparances
§2. Het recht op een eerlijk proces • A. De “gelijkheid van wapens” (equality of arms) o De zaak Brandstetter voor het EHRM o Er moet een processuele gelijkheid bestaan tussen de vervolgende en de verdedigende partij Niet enkel tussen de beklaagde en het openbaar ministerie Ook tussen de beklaagde en de burgerlijke partij o Gelijke toegang tot de processtukken, gelijke behandeling ter terechtzitting, gelijkheid bij het aanwenden van rechtsmiddelen o In het Belgisch strafprocesrecht bestaat deze gelijkheid vooral tijdens het onderzoek ten gronde In veel mindere mate tijdens het vooronderzoek Enkel als het vooronderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, heeft de verdachte de mogelijkheid (net zoals het OM) het strafdossier in te kijken en bepaalde onderzoeksdaden te vragen aan de onderzoeksrechter • B. Recht op een eerlijke bewijsvoering o De zaak Barberá en cons. Voor het EHRM o Volgens de rechtspraak van het Europees Hof moet het bewijs: Op rechtmatige wijze verkregen zijn Overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht Het moet voor tegenspraak vatbaar zijn De beklaagde moet in de mogelijkheid worden gesteld zich tegen de lastens hem ingebrachte tenlastelegging te verdedigen o Het gebruik van een bewijs dat werd verkregen in strijd met Art. 8 EVRM lever niet automatisch een schending van Art. 6 op De rechter moet nagaan of het bewijs op een loyale manier is verkregen en of de verdachte genoeg kansen krijgt om de bewijswaarde aan te vechten
47
JVD
Strafprocesrecht
C. Onmiddelijkheidsbeginsel o Bewijzen moeten ter terechtzitting worden gepresenteerd en het voorwerp uitmaken van een contradictoir debat o De zaak Windisch voor het EHRM o Onmiskenbare voordelen van het onmiddelijkheidsbeginsel Garandeert een betere kwaliteit van de oordeelsvorming van de rechter Garandeert de controle van het publiek op het proces o Het onmiddelijkheidsbeginsel wordt (in theorie) in België gerespecteerd Het bewijs moet ter terechtzitting worden geleverd (Art. 190 Sv.) In de praktijk sterk teloor gegaan want de fase ter terechtzitting wordt vaak beperkt tot een verificatie van het bewijsmateriaal dat tijdens het vooronderzoek werd verzameld Op basis van het strafdossier dat op geheime en niet-‐contradictoire wijze is samengesteld De kleien Franchimont bracht verbetering Vooral bij het vooronderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek (neemt niet weg dat het onderzoek ten gronde bijna volledig steunt op het strafdossier) §3. Recht op een openbaar proces • A. Begrip o Interne openbaarheid Beschermt de verdachte tegen een geheime rechtspleging die buiten zijn weten wordt afgewikkeld o Externe openbaarheid Stelt de publieke opinie in de mogelijkheid een zekere controlefunctie op de rechtspleging uit te oefenen o Op grond van Art. 6 (1) EVRM kan de toegang tot de rechtszaal aan de pers en het publiek worden ontzegd In het belang van de goede zeden De bescherming van het privéleven De belangen van minderjarigen Uitzonderingen op de openbaarheid zijn volgens het EVRM mogelijk met betrekking tot de behandeling van de zaak en met betrekking tot het vonnis De Belgische grondwet stelt dat uitzonderingen enkel zijn toegelaten met betrekking tot de behandeling van de zaak, maar niet betreffende de uitspraak • B. Interne openbaarheid o Vanuit het perspectief van de beklaagde o Sluit aan bij het recht op tegenspraak •
48
JVD
•
Strafprocesrecht
o Probleem Bijzondere opsporingsmethoden Werken met informanten en infiltranten men zal pogen de identiteit van deze personen geheim te houden beletten dat zij aan represailles zouden worden blootgesteld Deze info wordt soms opgenomen in een geheim dossier (noch de verdachte, noch de rechter hebben toegang tot dit dossier) De discussie gaat hier vooral om het onthullen van ontlastend bewijs dat wel in het dossier aanwezig is maar niet op de terechtzitting wordt gebruikt Speciale procedure die hiervoor bestaat in Groot-‐Brittannië Non disclosure wegens een public interest immunity Het EHRM aanvaardt dit binnen bepaalde perken Het heeft geoordeeld dat de niet-‐mededeling van bepaalde informatie niet per se een schending is van Art. 6 op voorwaarde dat • Zij strikt noodzakelijk is • Er een rechterlijke beslissing is waarbij over deze non disclosure wordt beslist Zaken hierover bij het EHRM, telkens tegen Groot-‐Brittannië • De zaak Fitt • De zaak Rowe & Davis • De zaak Edwards & Lewis Op basis van deze rechtspraak oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de regeling betreffende het vertrouwelijk strafdossier (zoals oorspronkelijk ingevoerd) onverenigbaar was met het EVRM Nu wordt de controle van het vertrouwelijk starfdossier toevertrouwd aan de kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 235ter Sv.) o Probleem Wettigheid van in het buitenland verkregen bewijs Kan moeilijk worden gecontroleerd omdat de buitenlandse autoriteiten weigeren de nodige info te verstrekken Cassatie In het buitenland verkregen bewijs wordt geacht op wettelijke en loyale wijze te zijn verkregen • Daarbij wordt ook rekening gehouden met de procedurele waarborgen die in het buitenland aanwezig waren o Bv. Het feit dat de maatregel werd bevolen door een onderzoeksrechter en dat een onderzoeksgerecht toezicht heeft uitgeoefend op de regelmatigheid van de rechtspleging C. Externe openbaarheid o Belang van de publieke opinie bij een openbare behandeling van de zaak o De zaak Tadic bij het Joegoslavië Tribunaal Het Hof maakte een afweging tussen enerzijds het principe van de openbaarheid van de terechtzitting en anderzijds de bescherming van de fysieke integriteit van de getuigen
49
JVD
Strafprocesrecht
Bij de afweging van deze 2 principes ging het hof niet enkel uit van het belang van de verdachte, maar ook dat van de internationale publieke opinie
§4. Recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn • A. Begrip o Voor het EVRM Enkel de termijn van de strafvordering De verjaringstermijn o Vandaag ook een tweede termijn De redelijke termijn in strafzaken o Verjaring en redelijke termijn in strafzaken stemmen niet noodzakelijk overeen De redelijke termijn kan verstreken zijn, lang voor de verjaringstermijn verstreken is (en vice versa) o Waar het verstrijken van de verjaringstermijn leidt tot het verval van de strafvordering wordt de overschrijding van de redelijke termijn op minder radicale wijze gesanctioneerd o De verjaring van de strafvordering beoogt vooral de bescherming van het openbaar belang en heeft tot doel de rechtszekerheid en de teloorgang van het bewijs te vrijwaren o De ratio legis van de redelijke termijn in strafzaken is te vermijden dat de verdachte te lang in het ongewisse zou blijven over de uitkost van een strafvervolging waarvan hij weet dat ze tegen hem loopt Een waarborg, vooral om billijkheidsredenen • B. Begin- en eindpunt o Begin-‐ en eindpunt van de redelijke termijn verschilt van het begin-‐ en eindpunt van de verjaringstermijn o Het beginpunt van de redelijke termijn is vanaf de “vervolging” in de autonome zin die door de rechtspraak van EHRM aan dit begrip wordt gegeven Het ogenblik waarop de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen o Het eindpunt is de definitieve beslissing over de grond van de zaak of de stopzetting van de vervolging o Begin- en eindpunt van de verjaringstermijn zijn op formele wijze door de wet bepaald en laten geen appreciatiemarge aan de rechter
50
JVD •
•
Strafprocesrecht
C. Criteria ter beoordeling van de redelijkheid van de duur van het proces o Niet in abstracto o Aan de hand van concrete gegevens van de voorliggende zaak 3 criteria De complexiteit van de zaak Het gedrag van de gerechtelijke overheid Het gedrag van de verdachte zelf o Uit recente arresten kan nog een 4e criterium worden afgeleid Het belang van de zaak voor de betrokkene (zowel wat betreft de straf die hem kan worden opgelegd als de psychologische impact van de strafprocedure) o De redelijke termijn verzet zich niet tegen het principe dat zeer ernstige misdaden zoals genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden onverjaarbaar zijn D. Sanctie bij overschrijding van de redelijke termijn o Naar Straatsburgs recht Het EVRM bepaalt niet wat het gevolg is dat moet worden vastgeknoopt aan de overschrijding van de redelijke termijn Of de sanctie van procedurele (nl. onontvankelijkheid van de strafvordering), dan wel van materieelrechtelijke aard is (nl. Strafvermindering) Hangt af van de concrete omstandigheden van de zaak o Naar Belgisch recht In België heeft de wetgever gekozen voor strafvermindering als sanctie voor de overschrijding van de redelijke termijn Art. 21ter VTSv. : • Eenvoudige schuldverklaring (wel nog veroordeling in de kosten) • Strafvermindering (de rechter is niet steeds verplicht een straf beneden het wettelijk minimum uit te spreken) Als de vertragingen in het onderzoek een onherstelbaar nadeel toebrengen aan de verdediging Dan wordt de overschrijding van de redelijke termijn zwaarder gesanctioneerd • Ofwel de vrijspraak • Ofwel de niet-‐ontvankelijkheid van de strafvordering wegens schending van de rechten van de verdediging
51
JVD
Strafprocesrecht
§5. Recht niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen • A. Principe o Het zwijgrecht wordt niet uitdrukkelijk gewaarborgd door het EVRM o De ratio legis van het zwijgrecht is niet volkomen duidelijk moeilijk de juiste grenzen af te bakenen Vaak wordt het zwijgrecht gefundeerd op het beginsel “nemo tenetur se ipsum accusare” = De beklaagde mag niet als een object van onderzoek worden behandeld en zal dus enkel meewerken aan het proces voor zover hij daartoe zelf beslist Een crimineelpolitieke grondslag is mogelijk dat verklaringen die een persoon onder dwang aflegt contraproductief zijn voor de waarheidsvinding omdat deze verklaringen vaak niet met de waarheid zullen overeenstemmen zodat het doel van de strafprocedure (het vinden van de waarheid) niet wordt bereikt Een andere grondslag Het vermoeden van onschuld Als de verdachte verplicht wordt verklaringen af te leggen, wordt de bewijslast omgekeerd en hoeft het OM het bewijs niet af te leveren. Stilzwijgen van de beklaagde kan dan immers als een duidelijke aanwijzing van schuld worden beschouwd o Toepassingsgebied van het zwijgrecht ratione materiae De rechtspraak van het EHRM Het zwijgrecht betreft enkel de verklaringsvrijheid van de verdachte, maar sluit niet uit dat de verdachte wordt verplicht mee te werken met het gerecht o Toepassingsgebied van het zwijgrecht ratione temporis De ratione temporis – vraag hangt samen met een ratione personae vraagstelling beschermt het zwijgrecht enkel de verdachte, of tevens de potentiële verdachte? • B. Toepassingen o Negatieve conclusies met betrekking tot het stilzwijgen van de beklaagde Het stilzwijgen van de beklaagde heeft niet de waarde van een bekentenis De rechter mag er dus geen negatieve conclusies uit trekken o Strafbaarstelling van de weigering bepaalde inlichtingen te verstrekken De zaak Funke tegen Frankrijk Probleem van de strafbaarstelling van de weigering inlichtingen te verstrekken aan de orde • Er werd hem een boete opgelegd en een dwangsom, om hem te verplichten aan de verplichting te voldoen o De Commissie zag hier geen schending van Art. 6 o Het EHRM vond wel dat Art. 6 geschonden was • In het geval van Funke bestonden er reeds concrete verdenkingen van een strafbaar feit Het ging hier over
52
JVD
•
Strafprocesrecht
een snuffeloperatie (fishing expedition Mogen niet) waarbij aan Funke gevraagd werd de documenten over te leggen waaruit zijn schuld zou blijken C. Het zwijgrecht in België o Basisartikel Art. 47bis Sv. o De bijstand van een advocaat bij het verhoor Doel: de toepassing van het zwijgrecht vrijwaren (nieuw Art. 2bis §3 Wet Voorlopige Hechtenis)
§6. Vermoeden van onschuld • A. Vermoeden van onschuld en bewijslast o Vermoeden van onschuld heeft in de eerste plaats betrekking op de bewijslast De beklaagde hoeft zijn onschuld niet te bewijzen, het is de vervolgende partij (het OM) die het bewijs van de strafbare feiten zal moeten leveren o In geval van twijfel haat de beklaagde vrijuit In dubio pro reo o Problematiek Op grond van Art. 6 (2) EVRM geldt het vermoeden van onschuld totdat de schuld bij wet is bewezen Het bewijs moet dus wettelijk zijn De zaak Schenk tegen Zwitserland • Stiekem opgenomen telefoongesprekken (naar Zwitsers recht onrechtmatig bewijs) • Het EHRM zag hierin geen schending van Art. 6 Het Hof moet enkel nagaan of het proces in zijn geheel fair was. Schenk had de gelegenheid gehad de authenticiteit van het bewijs te betwisten en de veroordeling steunde ook nog op andere bewijzen o Problematiek In verband met de verdragen en de nationale wetgevingen betreffende de confiscatie van vermogensvoordelen is de vraag gerezen of staten hierbij de bewijslast mogen omkeren of minstens “verdelen” De zaak Philips tegen Verenigd Koninkrijk • EHRM oordeelde dat er geen strijdigheid was • B. Vermoeden van onschuld en de uitspraak over de grond van de zaak o Diegene die wordt vervolgd, maar nog niet veroordeeld is, wordt geacht onschuldig te zijn totdat het bewijs van zijn schuld wordt geleverd Procesverplichting: Een persoon mag niet schuldig worden verklaard als zijn schuld niet is vastgesteld tijdens een procedure waarin hij zijn procesrechten op grond van Art. 6 EVRM heeft kunnen laten gelden o Vermoeden geldt zolang er geen uitspraak is gedaan over de grond van de zaak Ook als is een dergelijke uitspraak (Bv. omwille van de verjaring van de strafvordering) niet meer mogelijk (Minelli v. Zwitserland) o Het vermoeden van onschuld geldt ten aanzien van alle instanties in de strafrechtspleging, ook ten aanzien van de rechter ten gronde
53
JVD
Strafprocesrecht
o Uitspraken van verslaggevers in de media hebben niets te maken met de werking van het gerecht en kunnen het vermoeden van onschuld niet aantasten o Indien de beklaagde werd vrijgesproken, blijft ook na de beslissing ten gronde het vermoeden van onschuld bestaan De zaak Sekannia tegen Oostenrijk De zaak Capeau tegen België • C. Vermoeden van onschuld en materieel strafrecht o De zaak Salabiaku tegen Frankrijk Het EHRM besliste dat, hoewel het staten vrijstaat om, bij het bepalen van misdrijven, te werken met schuldpresumpties, dit niet tot gevolg mag hebben dat daardoor alle in Art. 6 erken rechten ineffectief zouden worden o De zaak Janosevic tegen Zweden Het EHRM oordeelde dat schuldpresumpties toegelaten zijn “Within the reasonable limits which take into account the importance of which is at stake and the maintenance of the rights of the defence” en voegde eraan toe dat deze proportionaliteit moet worden beoordeeld in functie van de belangen van de staat en de verdedigingsmogelijkheden van de verdachte o In de rechtsleer is uit de worden “taking into account the importance of which is at stake” afgeleid dat (weerlegbare) schuldpresumpties misschien wel verantwoord zijn ten aanzien van kleine inbreuken, maar dat dit niet noodzakelijk geldt voor ernstige inbreuken, waarop zwaardere straffen staan Hierdoor kunnen mogelijk binnen bepaalde grenzen, schuldpresumpties voor minder ernstige inbreuken worden verantwoord §7. Het recht op verdediging • Dit is de kern van de verdediging in strafzaken Wat dit precies inhoudt, is nergens op algemene wijze gedefinieerd • A. Recht op informatie over de beschuldigingen o Op grond van Art. 6 (3) heeft eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, het recht “onverwijld in een taal welke hij verstaat, en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging” o Deze informatie betreft zowel de aard (het tenlastegelegde feit) als de reden (de juiste wetsomschrijving) van de beschuldiging De beklaagde moet immers weten waartegen hij zich moet verdedigen o De informatie moet onverwijld worden verstrekt, en in een taal die de beklaagde (of zijn advocaat) verstaat
54
JVD •
•
Strafprocesrecht
B. Recht op voldoende tijd en faciliteiten ter voorbereiding van de verdediging o Grond Art. 6 (3) EVRM o Dit veronderstelt onder meer dat de beklaagde of zijn advocaat tijdig inzage moeten krijgen van het strafdossier Dat hij in kennis moet worden gesteld van alle bewijselementen die aan de rechter worden voorgelegd met het oog op zijn beslissing over het bewijs o Art. 6 (3)b veronderstelt ook dat de beklaagde vrij met zijn advocaat moet kunnen communiceren teneinde zijn verdediging voor te bereiden. Ook moet de beklaagde op een adequate wijze op de hoogte worden gesteld van de beslissing ten gronde die ten aanzien van hem werd geveld, zodat hij met kennis van zaken kan oordelen of hij al dan niet beroep wenst aan te tekenen C. Recht zich te verdedigen of de bijstand te hebben van een raadsman o Grond Art. 6 (3)c EVRM o Betekenis Geeft de beklaagde de mogelijkheid zijn recht op verdediging uit toe oefenen ofwel in eigen persoon, ofwel door middel van een raadsman van zijn keuze Het recht op een raadsman betreft zowel het recht op advies (right to counsel) als het recht op vertegenwoordiging (right to representation) o Salduz De zaak Salduz tegen Turkije Het EHRM is van oordeel dat verdachten tijdens hun arrestatie moeten kunnen overleggen met hun advocaat, dit omwille van hun kwetsbare positie De raadsman moet confidentieel met zijn cliënt kunnen overleggen voorafgaand aan het politieoverleg, dus zonder enige controle van de politie Wat bijstand van een advocaat tijdens het verhoor precies inhoudt laat het EHRM in het midden Aanwezigheid of actieve tussenkomst • Sommige auteurs leiden af dat de verdachte het verhoor moet kunnen onderbreken om met zijn raadsman te overleggen • Anderen leiden af dat de verdachte zijn advocaat kan spreken bij aanvang van het verhoor, en de raadman tijdens het verhoor enkel passief bijstand verleent, om toe te zien of op zijn cliënt geen ongeoorloofde druk wordt uitgeoefend Salduz deed veel stof opwaaien in België en leidde tot een wetswijziging in 2011 De verdachte mag nu vóór zijn eerste verhoor contact hebben met een advocaat (Art. 47bis §2, 3 Sv.)
55
JVD
•
Strafprocesrecht
o Kostenloze bijstand Indien het belang van de rechtspraak dit eist, heeft de behoeftige beklaagde recht op een kosteloos toegevoegde advocaat De beklaagde heeft hierbij geen absoluut recht op ene zelf gekozen advocaat Het recht op gratis rechtsbijstand is niet absoluut o Verstekprocedure en het recht op vertegenwoordiging door een advocaat Het EHRM heeft het recht van de beklaagde om persoonlijk aanwezig te zijn op de terechtzitting intussen in talrijke zaken beklemtoond Het EHRM gaat echter niet zo ver dat verstekprocedures per se strijdig zijn met Art. 6. Voorwaarde is wel dat de betrokkene die in zijn afwezigheid werd berecht, in de mogelijkheid wordt gesteld een rechtsmiddel aan te wenden tegen het verstekvonnis en dat in deze procedure zowel de feitelijke als de rechtsvragen opnieuw worden beoordeeld Verandering na de zaak Van Geyseghem tegen België Wetswijziging in 2003 Vertegenwoordiging is in principe toegestaan, tenzij de rechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde beveelt (Art. 152 §1 en Art. 185 §1 en §2 Sv.) • Enkel voor het Hof van Assisen is de persoonlijke verschijning nog steeds vereist (verschillende auteurs twijfelen of deze regeling in overeenstemming is met Art. 6 EVRM en de recente rechtspraak van het EHRM) Het Grondwettelijk Hof breidt het recht op vertegenwoordiging door een raadsman uit naar de fase van de strafuitvoering De veroordeelde moet zich kunnen laten vertegenwoordigen voor de strafuitvoeringsrechtbank door een raadsman telkens de rechtbank de toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit onderzoekt D. Recht getuigen te (doen) ondervragen o Grond Art. 6 (3)d EVRM o Het begrip “getuige” wordt door het EHRM op autonome wijze uitgelegd Hierbij is bepalend of de verklaringen van de betrokkene effectief aan de rechtbank werden voorgelegd en deze er rekening mee hield bij haar oordeelsvorming
56
JVD
Strafprocesrecht
o Getuigen à charge Doel De verdachte in de mogelijkheid stellen de betrouwbaarheid van de getuige en de juistheid van zijn verklaringen te toetsen Problematiek Het feit dat, volgens het nationale recht, bepaalde getuigen een “verschoningsrecht” hebben, dit wil zeggen dat zij niet kunnen worden verplicht om ter terechtzitting te komen getuigen, mag niet tot gevolg hebben dat de verdachte hiervan de dupe wordt • De zaak Unterpertinger tegen Oostenrijk De confrontatie met getuigen à charge moet in principe in de openbare terechtzitting plaatsvinden Uitzonderlijk kan hiervan worden afgeweken, en kan de confrontatie Bv. tijdens het vooronderzoek plaatsvinden. Vereist is dat de beklaagde zijn recht op tegenspraak heeft kunnen uitoefenen (De zaak Lüdi) Twee probleemcategorieën Kwetsbare getuigen en anonieme getuigen • Kwetsbare getuigen o Bv. Seksueel mishandelde slachtoffers, minderjarigen o Afscherming van de verdachte door Bv. ondervragingen te registreren op video-‐opnamen om de confrontatie met de verdachte te vermijden o De zaak S.N. tegen Zweden Ondervragingen ogenomen op video Het EHRM oordeelt dat er geen schending is van Art. 6 (3)d EVRM o Het EHRM was van oordeel dat dit artikel niet zo kan geïnterpreteerd worden als zou de verdachte of zijn raadsman in alle zaken het recht hebben om een direct kruisverhoor te verrichten Het is noodzakelijk om in de strafprocedure oog te hebben voor slachtoffers van seksuele misdrijven en zeker voor minderjarige slachtoffers o Er mogen bepaalde beschermende maatregelen worden genomen op voorwaarde dat zij verzoend kunnen worden met een adequate en effectieve uitoefening van de rechten van verdediging Schending in de zaak Bocos-‐Cuesta tegen Nederland
57
JVD
Strafprocesrecht
Anonieme getuigen o De zaak Kostovski Op grond van deze rechtspraak wordt aangenomen dat een anonieme getuigenis niet per se ontoelaatbaar is o Er moet een venwicht worden gezocht tussen De belangen van de verdediging De belangen van de bedreigde getuigen o Indien het recht van de verdachte te worden geconfronteerd met getuigen à charge wordt beperkt, dan moet wel worden voorzien in “counterbalancing” procedures om de betrouwbaarheid van deze getuigen te testen De zaak Doorson tegen Nederland Het EHRM aanvaardde dat niet de verdachte zelf, maar wel zijn advocaat aanwezig is bij het verhoor en vragen aan de getuige mag stellen, op voorwaarde dat de onderzoeksrechter de identiteit van de getuige kent o Bovendien ook strenge eisen voor het gebruik van deze verklaringen als bewijs De veroordeling mag niet uitsluitend of in beslissnede mate steunen op een anonieme getuigenis o De zaak Van Mechelen tegen Nederland EHRM heeft criteria nog verder aangescherpt voor het geval de anonieme getuige een undercover agent is van de politie Een te groot vertrouwen in politieambtenaren ondermijnt de rechtspositie van de verdachte Ook aan het steunbewijs in dit geval strengere eisen Het steunbewijs en het anoniem getuigenbewijs moeten over de hele lijn overeenstemmen o Getuigen à décharge Ter terechtzitting moet de beklaagde, op dezelfde wijze als het OM, in de mogelijkheid worden gesteld getuigen in zijn voordeel te doen oproepen en ondervragen Volgens het EHRM is het recht getuigen te doen oproepen niet absoluut De rechter oordeelt of het oproepen van getuigen, in het belang van de rechtspleging, vereist is Art. 6(3)d houdt geen verplichting in om elke getuige ter terechtzitting op te roepen, op voorwaarde echter dat de wapengelijkheid wordt gerespecteerd •
58
JVD
•
•
Strafprocesrecht
o Deskundigen In continentale rechtsstelsels De deskundige wordt aangeduid door de rechter, die tevens de opdracht van de deskundige bepaalt Het EHRM past Art. 6(3)d niet rechtstreeks toe op deskundigen De vormvereisten worden via de omweg van Art. 6(1) (fair trial in combinatie met equality of arms) terug binnen gebracht De zaak Mantovanelli tegen Frankrijk Art. 6 geschonden omdat de partijen onvoldoende de kans hadden gekregen om de bevindingen van de expert op de terechtzitting ter discussie te stellen De zaak Cottin tegen België Het recht op tegenspraak vereist niet dat, wanneer een deskundigenonderzoek wordt bevolen door het vonnisgerecht, de partijen in alle omstandigheden de mogelijkheid moeten hebben om aanwezig te zijn bij de uit te voeren onderzoeksverrichtingen Maar de verdediging moet toch op efficiënte wijze kunnen participeren aan de expertise, zeker wanneer niets er zich tegen verzet dat de verdediging bij de expertise wordt betrokken en de deskundige een belangrijke technische vraag moet beantwoorden die een rechtstreekse weerslag heeft op de kwalificatie van het misdrijf De verdediging moet haar opmerkingen al kunnen overmaken aan de deskundige en aan de deskundige nog bijkomende onderzoeksdaden kunnen vragen E. Recht op kosteloze bijstand van een tolk (Art. 6(3)e) o In tegenstelling tot de toevoeging van een kosteloos advocaat, die volgens het EVRM enkel vereist is als het belang van de rechtspraak het vereist, is de toevoeging van een kostenloze tolk steeds verplicht, ook tijdens het vooronderzoek o Het recht op bijstand van een tolk houdt echter niet in dat de beklaagde recht heeft op een vertaling van processtukken in zijn moedertaal F. Recht op hoger beroep o Niet als dusdanig in het EVRM Later toegevoegd in Art. 2 van het 7e Aanvullende Protocol o Op grond van deze bepalingen heeft eenieder die strafrechtelijk veroordeeld is het recht de zaak door een hogere gerechtelijke instantie te laten onderzoeken o Het EHRM heeft beslist dat het beginsel van de equality of arms vereist dat, indien aan één procespartij het recht wordt verleend hoger beroep aan te tekenen, ook aan de andere procespartijen een recht op hoger beroep moet worden verleend
59
JVD •
•
Strafprocesrecht
G. Recht op een effectief rechtsmiddel o Vervat in Art. 13 EVRM De zaak Camenzind tegen Zwitserland De zaak Stratégies et Communication en Dumoulin tegen België De zaak Mentes tegen Turkije o Het bestaan van een effectief rechtsmiddel in het interne recht om schendingen van het EVRM aan te klagen heeft mede tot doel te vermijden dat al te veel zaken tot in het EHRM moeten worden voortgezet om de bescherming van het EVRM te doen zegevieren H. Ne bis in idem o Opgenomen in Art. 4 van het 7e aanvullende Protocol bij het EVRM Het recht om geen tweemaal te worden veroordeeld wegens eenzelfde misdrijf o Beperkt tot vonnissen geveld binnen eenzelfde staat Het is principieel niet verboden voor staten om een persoon die in het buitenland voor een bepaald feit werd veroordeeld, opnieuw te vervolgen wegens hetzelfde feit o Staat niet in de weg aan een samenloop van administratieve, disciplinaire en strafrechtelijke vervolgingen
60
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 3: Wettelijke waarborgen bij beperkingen van bepaalde grondrechten
§1. Recht op persoonlijke vrijheid • Art. 5 EVRM bepaalt de gevallen waarin een persoon van zijn vrijheid mag worden beroofd en somt de procedurele rechten op waarover de aldus van zijn vrijheid beroofde persoon beschikt • Vrijheidsberoving moet op grond van Art. 5(1) steeds op wettelijke basis berusten, anders is de aanhouding willekeurig. Bovendien is vrijheidsberoving (zelfs al berust zij op een wettelijke basis) slechts toelaatbaar in de door Art. 5(1) op limitatieve wijze opgesomde gevallen • De minimumrechten van de personen die van hun vrijheid zijn beroofd worden uiteengezet in de overige paragrafen van Art. 5 §2. Recht op eerbiediging van de private levenssfeer • Onderzoeksmaatregelen die een inbreuk uitmaken op het privéleven, moeten beantwoorden aan de waarborgen die zijn opgenomen in de Grondwet (Art. 22) en in Art. 8 EVRM • Art. 8 EVRM, 2e lid laat beperkingen toe op het in het 1ste lid gegarandeerde recht op de eerbiediging van het privéleven Deze beperkingen moeten steeds aan 3 voorwaarden voldoen Zij moeten… o Bij wet bepaald zijn (legaliteit) o Nodig zijn in een democratische samenleving (proportionaliteit) Hier is het meeste debat Arrest Buck tegen Duitsland o Beantwoorden aan één van de doeleinden, vermeld in Art. 8(2) (Legitimiteit) ‘De bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten”
61
JVD
Strafprocesrecht
Deel II: De vorderingen die uit het misdrijf voortvloeien
Hoofdstuk 1: De strafvordering
§1. Algemene beginselen • A. Strafvordering en vervolging o De term “strafvordering” Brede betekenis Verwijzing naar het strafprocesrecht in het algemeen Enge betekenis Vordering tot toepassing van de strafwet o De term “strafvordering” verwijst naar de rechtshandelingen die de vervolgende partij stelt met het oog op de bestraffing van de vermoedelijke dader van een misdrijf: Het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, het verdere behandelen van de zaak voor de rechter (Bv. Het optreden van de parketmagistraat op de terechtzitting) Het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de beslissingen van de rechter waardoor de vervolgende partij wordt benadeeld o Ook de term “vervolging” geldt dikwijls als synoniem voor de strafvordering Bv. Het begrip “daden van vervolging” Daden waardoor de strafvordering wordt uitgeoefend Het EHRM gebruikt deze term in een bredere betekenis Er is van “vervolging” sprake zodra een persoon die verdacht wordt van een misdrijf weet heeft van deze verdenking, en zich hiertegen wenst te verdedigen, ongeacht de vraag of de vervolgende partij (technisch gezien) de zaak al aanhangig heeft gemaakt voor de strafrechter • Toepassing in rechtspraak EHRM in verband met de redelijke termijn in strafzaken Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen tegen een strafrechtelijke aanklacht, ook al is de strafvordering (formeel beschouwd) nog niet op gang gebracht • B. Strafvordering, burgerlijke vordering en tuchtvordering o Uit eenzelfde feit kan zowel een strafvordering als een burgerlijke vordering ontstaan o Het is ook mogelijk dat hetzelfde feit bovendien een schending van een deontologische gedragsregel inhoudt (tuchtvergrijp) Naast de strafvordering en de burgerlijke vordering ook een tuchtvordering mogelijk o Deze 3 vordering kunnen worden gecumuleerd
62
JVD
Strafprocesrecht
o De strafvordering onderscheidt zich van de burgerlijke vordering en de tuchtvordering De strafvordering heeft in principe voorrang op de burgerlijke vordering (Art. 4 VTSv.) De strafvordering heeft in principe geen voorrang op de tuchtvordering §2. Personen die de strafvordering uitoefenen • A. Principe o Art. 1 VTSv. Het openbaar ministerie heeft het monopolie over de strafvordering Noch de politie, noch het slachtoffer, noch de rechter, noch de minister van Justitie kunnen de strafvordering uitoefenen • B. Ambtenaren openbaar ministerie die de strafvordering uitoefenen o De procureur-generaal bij het hof van beroep Op het niveau van het ressort Enkel een vervolgingsmagistraat, geen opsporingsmagistraat o De procureur des Konings Territoriale bevoegdheid Het arrondissement o De federale procureur Territoriale bevoegdheid over heel het Rijk Art. 144ter, quater en quinquies Ger.W. Limitatieve lijst van misdrijven waarvoor de federale procureur bevoegd is Daarnaast 2 kwalitatieve criteria • Veiligheidscriterium o = om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken • Geografisch criterium o = De misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit Ook alle misdrijven die samenhangen met deze feiten vallen onder de bevoegdheid van het federaal parket Bv. voor wapensmokkel, misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid van de staat
63
JVD
Strafprocesrecht
C. Uitzonderingen o Uitzonderlijk wordt de strafvordering uitgeoefend door de administratie Inzake douane en accijnzen Initiatief door het Ministerie van Financiën o De strafvordering wordt uitgeoefend, hetzij door de administratie alleen, hetzij gezamenlijk en gelijktijdig door de administratie en het openbaar ministerie Voor misdrijven die bestraft worden met een hoofdgevangenisstraf, wordt zij gelijktijdig door het OM en de administratie uitgeoefend • D. Bevoegdheidsconflicten o Federaal parket en lokale parketten De federale procureur beschikt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden over alle bevoegdheden van de procureur des Konings (Art. 47duodecies Sv.) Tussen het federaal parket en de lokale parketten wederzijdse informatieplicht • De lokale parketten zijn ambtshalve verplicht het federaal parket in te lichten wanneer zij kennis krijgen van een misdrijf dat tot het bevoegdheidsdomein van het federaal parket behoort • De federale procureur van zijn kant licht de procureur des Konings in, telkens dit voor de uitoefening van de strafvordering door de procureur des Konings van belang is De beslissing of een concreet strafdossier uiteindelijk behandeld wordt door een lokaal parket dan wel door het federaal parket komt toe aan de federale procureur Deze heeft een evocatierecht: Hij kan dossiers van lokale parketten naar zich toe trekken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Art. 144bis §3 Ger.W.) §3. Wijze waarop de strafvordering wordt uitgeoefend • A. Beleid inzake de strafvordering o In veel gevallen Seponeren o In andere gevallen handelt het parket de zaak zelf af minnelijke schikking en bemiddeling o Niet alle misdrijven geven dus aanleiding tot vervolging, ook al zijn er voldoende bewijzen om de dader voor de strafrechter te brengen o In de praktijk Selectie welke misdrijven wél en welke niet worden vervolgd Beleidskwestie De algemene richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid worden bepaald door de minister van Justitie en verder uitgewerkt door het college van procureurs-‐generaal (Art. 143ter Ger.W.) •
64
JVD
Strafprocesrecht
De toepassing in de praktijk gebeurt door de procureur des Konings en de federale procureur Zij moeten bij de beslissing of in een concrete zaak al dan niet zal worden vervolgd, rekening houden met de ministeriële richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid (Art. 28quater Sv.) en hun beslissing motiveren B. Vervolging o Het instellen van de strafvordering “Vervolgen” betekent het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, met het oog op de toepassing van de strafwet Het instellen van de strafvordering op de wijze door de wet bepaald (Art. 28quater Sv.) De vordering tot onderzoek • De vordering tot onderzoek maakt de zaak aanhangig bij de onderzoeksechter • De procureur des Konings kan de zaak aanbrengen bij de onderzoeksrechter zonder daartoe echter principieel gehouden te zijn (Art. 47 Sv.) De rechtstreekse dagvaarding of oproeping per proces- verbaal (Art. 216quater Sv.) • Rechtstreekse dagvaarding De zaak wordt rechtstreeks voor het vonnisgerecht gebracht (Art. 145 en 182 Sv.) • De oproeping bij proces-‐verbaal (Art. 216quater Sv.) kan worden gedaan ten aanzien van personen die door de politie of door het parket werden gearresteerd, of die zich spontaan bij de procureur des Konings melden Het bevel tot onmiddellijke verschijning (Art. 216quinquis Sv.) • “Snelrecht” • Ten aanzien van een verdachte die is voorgeleid en van wie de aanhouding noodzakelijk is (Art. 20bis Voorlopige Hechteniswet) • De vonnisrechter moet de zaak binnen min. 4 en max. 7 dagen voor de correctionele rechtbank beslechten o Beperkingen ten aanzien van het recht de strafvordering in te stellen In principe is het openbaar ministerie volledig vrij in zijn beslissing betreffende het instellen van de strafvordering. Uitzonderlijk is deze beslissing afhankelijk van een machtiging, een aangifte of een klacht van het slachtoffer Machtiging 2 situaties • Fiscale misdrijven Fiscale ambtenaren die in de uitoefening van hun ambt een misdrijf hebben vastgesteld, mogen dit slechts aan het parket voorleggen voor zover zij daartoe zijn gemachtigd door de directeur waaronder zij ressorteren (Art. 29 al. 2 Sv.)
•
65
JVD
Strafprocesrecht
Personen die genieten van (ophefbare) immuniteiten of voorrechten Voor misdrijven gepleegd door diplomatieke en consulaire ambtenaren, en voor sommige misdrijven gepleegd door parlementsleden Aangifte • Vereist met betrekking tot sommige, in het buitenland gepleegde misdrijven Deze misdrijven kunnen slechts in België worden vervolgd voor zover en een “officieel bericht” is van de overheid van het land op wiens grondgebied het misdrijf werd gepleegd Klacht van de benadeelde • Voor klachtmisdrijven Bv. : o Laster en eerroof (Art. 450 Sw.) o Modern klachtmisdrijf Belaging (stalking) (Art. 442bis Sw.) • Een klacht ≠ een aangifte Voor klachtmisdrijven is vereist dat de benadeelde duidelijk vraagt dat de strafvordering wordt ingesteld C. Niet-vervolging: Het sepot (Rangschikking zonder gevolg) o Begrip Seponeren betekent dat het OM beslist de zaak niet te vervolgen De zaak wordt dan zonder gevolg gerangschikt = geseponeerd Het openbaar ministerie kan steeds op deze beslissing terugkomen Onderliggende gedachte Het OM heeft het recht tot vervolging, maar is hiertoe niet verplicht = het opportuniteitsbeginsel Het parket oordeelt over de opportuniteit van de vervolging Juist omdat het parket vrij kan beslissen over de vervolging, kan geen rechtsmiddel worden ingesteld tegen een sepot Wettelijke basis Art. 28quater Sv. • Er zijn geen wettelijke voorwaarden, enkel ministeriële richtlijnen Voor het sepot moet geen rekening worden gehouden met het gerechtelijk verleden van de verdachte of met de ernst van het feit Bij minnelijke schikking en bemiddeling wel Hoewel het om een quasi-‐jurisdictionele beslissing gaat, kan hiertegen geen hoger beroep worden aangetekend o Onderscheid tussen technisch of processueel sepot en beleidssepot Processueel of technisch sepot de vervolging in de voorliggende zaak is niet mogelijk • Bv. bij verjaring van het feit, het overlijden van de verdachte •
•
66
JVD
Strafprocesrecht
Beleidssepot Vervolging is technisch gezien mogelijk, maar niet opportuun • Criterium Het openbaar belang • Beleidssepot wordt toegepast wanneer o Het feit niet ernstig is (de minimis non curat praetor) o Vervolging in de gegeven omstandigheden nadeliger zou zijn dan niet-‐vervolging (Bv. Familiale ruzie Vechtpartij Slagen en verwondingen) o Bij geringe misdrijven, de reclasseringskansen van de verdacht gunstig zijn en men het desocaliserend effect van een korte gevangenisstraf wil vermijden o Gevolgen van het sepot De strafvordering vervalt niet Het parket kan er steeds, binnen de verjaringstermijn, op terugkomen Het sepot doet voor de verdachte geen enkel recht ontstaan Het is geen rechterlijke beslissing Geen gezag van gewijsde o Nadelen van het sepot en de manier waarop eraan wordt verholpen Het slachtoffer van wie de klacht werd geseponeerd kan zich geschaad voelen in zijn belangen Seponeringsbeleid kan verschillen van parket tot parket Er kan een ongelijkheid in de behandeling van gelijkaardige dossiers ontstaan Bij de bevolking een indruk van willekeur Misbruiken Bepaalde zaken in de doofpot Sommige van deze nadelen kunnen worden opgelost • Het slachtoffer wiens klacht werd geseponeerd kan steeds een burgerlijke vordering op grond van Art. 1382 BW voor de burgerlijke rechtbank brengen • Het slachtoffer heeft de mogelijkheid om de zaak zelf aanhangig te maken bij de strafgerechten o Door klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter (Art. 63 Sv.) o Door de rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht (Art. 64, laatste al. Sv.) Rechtstreekse dagvaarding is niet mogelijk voor het hof van Assissen • De procureur-‐generaal of de hiërarchische meerdere van de individuele parketmagistraat die de zaak heeft geseponeerd kan steeds het bevel tot vervolging geven (Art. 274 Sv.) • De minister van Justitie kan, op grond van zijn positief injunctierecht, de procureur-‐generaal bevelen vervolgingen in te stellen (Art. 143 Ger.W. en Art. 274 Sv.)
67
JVD •
Strafprocesrecht
D. Buitengerechtelijke afhandeling door het parket o Voordeel In tegenstelling tot het sepot volgt er een maatschappelijke reactie op het misdrijf Voor de betrokkene hebben deze procedures tot voordeel dat hem de lijdensweg (en de sociale afkeuring) van de strafprocedure wordt bespaard, en dat de alternatieve sanctie die hem wordt opgelegd geen echte straf is en dus niet op zijn strafblad wordt vermeld o Doel (en ook een voordeel) Verminderen van de werklast van het gerecht Ook de parketten zien hun werklast verminderen Opmerking • Ethisch zeer tolerante samenleving Op vlak van justitie zeer repressieve samenleving • Er is veel meer drafbaar dus automatisch ook veel meer dossiers o De minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.) Begrip • De procureur des Konings kan, wanneer de wettelijke voorwaarden zijn vervuld, aan de verdachte voorstellen een geldsom te betalen. Aanvaardt de verdachte en betaalt hij de geldsom, dan vervalt de strafvordering • VSBG = “Verval van de strafvordering tegen de betaling van een geldsom” • Minnelijke schikking is geen dading in de zin van Art. 2044 BW Het concept dading is onverenigbaar met de basisfilosofie van het strafprocesrecht: De strafvordering is van openbare orde, zodat overeenkomsten betreffende de strafvordering uitgesloten zijn • Het voorstel tot minnelijke schikking is steeds unilateraal Het parket stelt een geldsom voor Die is te nemen of te laten door de verdachte Toepassingsvoorwaarden • Wettelijke toepassingsvoorwaarden in Art. 216bis Sv. • Misdaden komen tot 2011 niet in aanmerking voor de minnelijke schikking Sinds 2011 is de minnelijke schikking ook mogelijk voor gecorrectionaliseerde misdaden o Wel vereist Geen zware aantasting van de lichamelijke integriteit
68
JVD
Strafprocesrecht
o De uitbreiding beoogt dus voornamelijk de minnelijke schikking mogelijk te maken in financiële strafzaken (Bv. Valsheid in geschrifte) = Witteboorden criminialiteit Tegenstanders Klassenjustitie Enkel rijken kunnen betalen Voorstanders (pragmatisch) Er gebeurt toch iéts (ze betalen iets) Procedure • De minnelijke schikking is mogelijk in alle fasen van het onderzoek • Zolang er nog geen vonnis of arrest is uitgesproken dat kracht van gewijsde heeft, kan de procureur des Konings (op eigen initiatief of op voorstel van de beklaagde) een minnelijke schikking aanbieden (Art. 216bis §2 Sv.) • In elke stand van het gerechtelijk onderzoek kan de zaak bij wijze van minnelijke schikking worden afgehandeld • Er is enige negotiatie mogelijk Bedrag van de geldsom • Art. 216bis Sv. Bepaalt het max. dat van de verdachte mag worden gevraagd bij een minnelijke schikking Deze som mag niet meer bedragen dan het max. van de geldboete die in de wet voor het betrokken misdrijf is bepaald, verhoogd met de wettelijke opdeciemen en dient in verhouding te staan tot de zwaarte van het misdrijf • Ze mag niet te hoog zijn Moet betaalbaar blijven voor de betrokkene • Ze mag niet te laag zijn Er zit toch een element van repressie in • In het sociaal strafrecht gelden andere minimumgrenzen (Art. 216bis §1 al. 3 Sv.) • De procureur des Konings bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn de betaling geschiedt en voor welke strafbare feiten de minnelijke schikking wordt aangeboden (Art. 216bis §1 Sv.) Deze termijn is ten minste 15 dagen en ten hoogste 3 maanden (het parket kan de termijn verlengen ‘wanneer bijzondere omstandigheden het wettigen’) Rechten van het slachtoffer • Vroeger kon de minnelijke schikking slechts worden voorgesteld indien de schade volledig was vergoed Deze regel werd versoepeld om ervoor te zorgen dat de procedure niet geblokkeerd geraakt • De schikking kan nu ook worden voorgesteld als de dader, in een geschrift, zijn verantwoordelijkheid voor het schadeverwekkend feit heeft erkend en hij het bewijs heeft gegeven van de vergoeding van het niet-‐betwiste gedeelte van de schade en de regeling ervan
69
JVD
Strafprocesrecht
In ieder geval kan het slachtoffer zijn rechten doen gelden voor de burgerlijke rechtbank. In dat geval is het aanvaarden van de minnelijke schikking door de dader een onweerlegbaar vermoeden van fout (Art. 216bis §4 Sv.) o De bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.) Begrip • Ook een akkoord tussen beklaagde, verdachte en openbaar ministerie Niet over geldsommen, maar het verrichten van een prestatie • Art 216ter Sv. Reeks mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening die onder de verzamelnaam “bemiddeling” worden aangeduid • Bv. Passende therapie • Bv. Maatschappelijke dienstverlening o Door de komst van de werkstraf als autonome straf Vanaf 2004 kon een werkstraf enkel nog door de rechter worden uitgesproken, en niet door het openbaar ministerie o in 2005 opnieuw ingevoerd als modaliteit bij de bemiddeling in strafzaken • Bv. Het volgen van een bepaalde vorming (Art. 216ter, lid 3 Sv.) • Het gaat meestal om een bemiddeling tussen de parketmagistraat en de verdacht Het parket stelt voor dat de verdacht zich aan een bepaalde voorwaarde onderwerpt, de verdachte moet ermee instemmen, en als de verdachte aan de voorwaarde heeft voldaan vervalt de strafvordering (identiek gevolg bij minnelijke schikking en bemiddeling) Toepassingsvoorwaarden • Art. 216ter Sv. samen lezen met Art. 80 Sw. Strafvermindering bij toepassing van verzachtende omstandigheden Laat bemiddeling toe waarop, in abstracto, 15 tot 20 jaar opsluiting is gesteld Rechten van het slachtoffer • Het slachtoffer wordt in de bemiddelingsprocedure betrokken Procedure • Initiatief bij de procureur des Konings • Er is geen recht op bemiddeling •
70
JVD
Strafprocesrecht
§4. Personen tegen wie de strafvordering wordt uitgeoefend • A. Principe o De strafvordering wordt uitgeoefend tegen de persoon die ervan wordt verdacht een misdrijf te hebben gepleegd Tegen de vermoedelijke dader van het strafbaar feit o De strafvordering kan dus niet worden uitgeoefend tegen de personen die, krachtens de regels van het aquiliaaans aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk zijn voor de schade die door het misdrijf werd veroorzaakt Niet tegen de burgerlijk aansprakelijke partij, noch tegen de rechtsopvolgers van de vermoedelijke dader (indien deze zou komen te overlijden) o Hierin onderscheidt de strafvordering zich van de burgerlijke vordering, die wel tegen de voornoemde categorieën van personen kan worden uitgeoefend o De strafvordering is strikt persoonlijk o Minderjarigen vallen in principe buiten de toepassing van de strafwet Op hen is de strafvordering niet van toepassing o Geestesgestoorden kunnen wel voor de strafgerechten worden vervolgd, maar op hen wordt een niet-‐repressieve vervangingsmaatregel toegepast De internering o Sinds 1999 Strafvordering ook tegen rechtspersonen (Art. 2bis VTSv.) • B. De immuniteiten o Tegen bepaalde personen kan de strafvordering niet worden uitgeoefend Het betreft personen die genieten van de staatsrechtelijke en volkenrechtelijke voorrechten en immuniteiten o Deze personen vallen onder de toepassing van de strafwet (Art. 10 GW), maar de strafvordering kan ten aanzien van hen niet worden uitgeoefend o De immuniteiten vloeien voort uit Enerzijds het nationaal publiek recht Beginsel van de scheiding der machten Onschendbaarheid koning en parlementsleden Anderzijds het volkenrecht Diplomatieke en consulaire immuniteit, immuniteit van vreemde staatshoofden, … o Deze immuniteit kan hetzij onbeperkt of geheel zijn, hetzij beperkt of gedeeltelijk Onbeperkt Wanneer zij op alle mogelijke strafbare feiten slaat Beperkt Wanneer zij slechts op bepaalde misdrijven betrekking heeft
71
JVD
Strafprocesrecht
o Ander belangrijk onderscheid De absolute immuniteit en de machtigingsimmuniteit Een absolute immuniteit kan nooit worden opgeheven • Bv. Parlementaire onschendbaarheid voor worden gesproken in het parlement (Art. 58 GW) Een machtigingsimmuniteit kan wel worden opgeheven, waardoor de persoon die ervan genoot kan worden vervolgd • Bv. Diplomatieke onschendbaarheid (als de zendstaat de ontvangststaat hiertoe machtigt, kan de diplomaat worden vervolgd) o De Koning The king can do no wrong Principe van de scheiding der machten Deze immuniteit is absoluut en onbeperkt Zij kan niet worden opgeheven en geldt voor alle misdrijven • De koning is tegen elk rechtsgeding beveiligd, niet enkel op strafrechtelijk, maar ook op burgerrechtelijk gebied • Op burgerrechtelijk gebied Correctief ingevoerd “civiele lijst”: Privaatrechtelijke vorderingen die betrekking hebben op het patrimonium van de Koning, kunnen worden ingesteld tegen de intendant of tegen de administrateur van de civiele lijst (Art. 41 Ger.W.) De immuniteit van de Koning is beperkt tot zijn persoon, zij slaat niet op zijn familieleden en strekt zich niet uit tot zijn ministers (Art. 88 GW) De koning zal niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd voor het plegen van misdrijven, ook niet na zijn ambt (een president wel na zijn ambt) o Parlementsleden Onschendbaarheid die deels absoluut, maar beperkt is, en deels onbeperkt, maar ophefbaar Onderscheid tussen misdrijven gepleegd bij de uitoefening van hun parlementaire functie (Art. 58 GW) en andere misdrijven (Art. 59 GW) Deze regeling was oorspronkelijk beperkt tot federale parlementsleden Grondwetsherziening 1993/94 uitgebreid tot regionale parlementsleden Misdrijven in de uitoefening van de parlementaire functie Absolute immuniteit • Zij geldt ten allen tijde en kan niet worden opgeheven • Vloeit voort uit beginsel van de scheiding der machten Vrijwaart de volledige onafhankelijkheid van parlementsleden bij het uiten van hun mening in het parlement • De immuniteit is echter beperkt geldt enkel voor misdrijven, gepleegd bij het uitbrengen van een mening of een stem in het parlement • Restrictief interpreteren de rechtspraak neemt aan dat zij slechts geldt voor uitspraken van parlementsleden in het parlement zelf (tijdens de parlementaire zittijd)
72
JVD
Strafprocesrecht
De immuniteit bestaat slechts voor zover de gewraakte woorden worden opgenomen in de gedrukte stukken van het parlement Andere misdrijven Machtigingsimmuniteit • Onderscheid naargelang de vervolgingen worden ingesteld tijdens of buiten de parlementaire zittijd • Ratio legis Art. 59 GW verhinderen dat vervolgingen die zouden plaatsvinden gedurende de zittijd de samenstelling van het parlement zouden beïnvloeden waardoor de normale werking van het parlement zou worden verstoord • Tijdelijke immuniteit die slechts geldt tijdens de duur van de parlementaire zittijd o In de praktijk is de periode die verloopt tussen 2 zittijden uiterst beperkt, zodat parlementsleden doorgaans doorlopend van een algemene, maar ophefbare immuniteit genieten •
•
C. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën van personen o Verwant maar niet identiek aan de immuniteiten De personen zijn dus niet ‘immuun’ tegen de strafvervolgingen, maar worden (wegens hun bijzondere status) aan een andere procedure onderworpen o Doel De betrokkenen tegen lichtzinnige vervolgingen beschermen o Ministers In tegenstelling tot de Koning (Art. 88 GW) zijn ministers niet onschendbaar (Art. 101 GW) Indien zij worden verdacht van een misdrijf worden zij echter volgens een speciale procedure berecht Art. 103 en 125 GW • In 1998 werden zowel Art. 103 (federale ministers) als Art. 125 (regionale ministers) van de Grondwet gewijzigd en werd voor beide categorieën een uitvoeringswet aangenomen • De regeling o Voor misdrijven die zij in de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd Ministers uitsluiten berecht voor het Hof van beroep, ongeacht of de vervolging plaatsvindt tijdens de ambtstermijn of na het beëindigen ervan o Hetzelfde geldt voor misdrijven die ministers buiten de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd en waarvoor zij worden berecht tijdens hun ambtstermijn o De vervolging in strafzaken van een minister kan enkel worden ingesteld en geleid door de procureur-‐ generaal bij het hof van beroep Klacht met burgerlijke partijstelling door de benadeelde is niet mogelijk
73
JVD
Strafprocesrecht
o Voor elke vordering tot regeling van de rechtspleging, … Verlof van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van het betrokken gemeenschaps-‐ of gewestparlement vereist (Art. 103 al. 5 en Art. 125 al. 5 GW) • De verdere uitwerking van deze grondwettelijke principe gebeurde door 2 parallelle wetten Resp. Voor federale en regionale ministers o Voor federale ministers is het bevoegde hof van beroep dat van Brussel o Voor regionale ministers het hof van beroep van de plaats waar de regering, waarvan het betrokken lid deel uitmaakt, haar zetel heeft o Tegen de beslissing van het hof van beroep is cassatieberoep mogelijk (men kan niet in beroep gaan, maar cassatie is dus wel mogelijk) o Magistraten en hoge functionarissen “voorrecht van rechtsmacht” Berecht door de eerste burgerlijke kamer van het hof van beroep, die in de eerste en laatste aanleg uitspraak doet Net zoals bij de ministers is er dus geen beroep mogelijk De vervolging gebeurt door de procureur-‐generaal (niet door de procureur des Konings en zijn substituten) en het ambt van onderzoeksrechter wordt waargenomen door een raadsheer in het hof van beroep, die hiertoe speciaal door de eerste voorzitter van dat hof wordt aangewezen Doel Vermijden dat betrokkenen door hun collega’s of hun ondergeschikten, of door lagere magistraten zouden worden berecht Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling door de benadeelde is niet mogelijk Het grondwettelijk hof heeft beslist dat dit geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel De personen die ervan genieten opgesomd door Art. 479 en 483 Sv. (limitatief) Wel is het zo dat medeplichtigen en mededaders van een misdrijf waarvoor de ambtenaar voorrecht van rechtsmacht geniet en ook daders van samenhangende misdrijven, volgens de speciale procedure van voorrecht van rechtsmacht worden berecht, behalve als het gaat om politieke misdrijven of persmisdrijven • Het grondwettelijk hof zag hierin geen schending van het gelijkheidsbeginsel • Maar het EHRM zag wel graten in het feit dat hiervoor geen wettelijke basis bestond lacune in 2001 door de wetgever gedicht Het nieuwe Art. 482bis Sv.
74
JVD
Strafprocesrecht
Het voorrecht van rechtsmacht slaat op misdaden en wanbedrijven, gepleegd buiten (Art. 479 e.v. Sv.) of binnen (Art. 483 e.v. Sv.) de uitoefening van hun ambt, en geldt wanneer de beklaagde één van de in de betrokken wetsbepalingen opgesomde hoedanigheden bezit, hetzij op het ogenblik dat de vervolgingen worden ingesteld, hetzij op het ogenblik van de feiten
§5. (Extra)territoriale gelding van de strafvordering • A. Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd o De strafwet is van toepassing op alle misdrijven die op Belgisch grondgebied worden gepleegd (territorialiteitsbeginsel) o In de praktijk Sommige plaatsen waar geen huiszoekingen en inbeslagnemingen zullen kunnen worden verricht zonder de toestemming van de persoon die van de immuniteit geniet Bv. Ambassades Consulaten Gebouwen van internationale organisaties Het Koninklijk paleis • B. Misdrijven in het buitenland gepleegd o De strafwet kan ook worden toegepast op misdrijven die in het buitenland worden gepleegd Steeds uitzonderlijk en aan bepaalde voorwaarden verbonden (Art. 6-‐12 VTSv.) o De strafwet kan slechts extraterritoriaal worden toegepast op een beperkt aantal misdrijven, nl. de misdrijven waarnaar in Art. 6 e.v. VTSv. Wordt verwezen o Het uitzonderlij karakter van de vervolging van deze misdrijven wordt bovendien beklemtoond doordat de vervolging steeds facultatief is en er soms bijkomende vervolgingsvoorwaarden of –beletsels zijn, die niet gelden wanneer het feit op Belgisch grondgebied zou zijn gepleegd o Facultatief karakter van de vervolgingen Het OM is nooit verplicht te vervolgen Uitzondering aut dedere, aut judicare: wanneer België de uitlevering weigert, is het soms verdragsrechtelijk verplicht de zaak aan zijn bevoegde autoriteiten voor te leggen teneinde vervolging in te stellen o “Officieel bericht” van de vreemde overheid of klacht van de benadeelde Officieel bericht • Deze voorwaarde geldt voor misdrijven tegen de buitenlandse openbare trouw en voor misdrijven, door Belgen in het buitenland gepleegd en waarvan vreemdelingen het slachtoffer zijn o
Voor corruptie van nationale of internationale ambtenaren gevestigd in België is geen officieel bericht meer vereist
75
JVD
Strafprocesrecht
Ratio legis Vermijden dat dubbele vervolgingen wegens hetzelfde feit zouden worden ingesteld, enerzijds in het land waar het feit werd gepleegd, anderzijds in België Klacht benadeelde vreemdeling • Voor misdaden en wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd, en waarvan een vreemdeling het slachtoffer is kan eveneens worden vervolgd op kracht van de benadeelde vreemdeling of van zijn familie, ook zonder officieel bericht • Vervolging is voor deze misdrijven enkel mogelijk op vordering van het openbaar ministerie Benadeelde vreemdeling beschikt in deze gevallen dus niet over de mogelijkheid zelf de strafprocedure op gang te brengen • Voor Belgische slachtoffers is dit procedureel beletsel niet ingebouwd Zij kunnen zich burgerlijke partij stellen of rechtstreeks dagvaarden • Voor de misdrijven bedoeld in Art. 10ter VTSv. is geen klacht of officieel bericht vereist, ook niet in gevla van corruptie van Belgische ambtenaren (Art. 10quater VTSv.) •
o De aanwezigheid van de verdachte op Belgisch grondgebied Art. 12 VTSv. Vervolging van in het buitenland gepleegde misdrijven is slechts mogelijk indien de verdachte in België gevonden wordt Ratio legis Verstekprocedures wegens in het buitenland gepleegde misdrijven vermijden “In België gevonden worden” interpretatie Niet vereist dat de verdachte aanwezig zou zijn én op het ogenblik van de aanvang van de vervolgingen én op het ogenblik van de uitspraak (een verstekvonnis blijft dus mogelijk) Voor sommige misdrijven wordt deze voorwaarde niet gesteld • Misdaden en wanbedrijven tegen de staatsveiligheid • Misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden o Ne bis in idem In principe Vonnissen die door buitenlandse rechtscolleges zijn geveld hebben geen gezag van gewijsde in België (In België dus niet opnieuw vervolgen) Aan buitenlandse vonnissen wegens in het buitenland gepleegde misdrijven wordt echter een beperkte ne bis in idem-‐werking toegekend Vrij gecompliceerd
76
JVD
Strafprocesrecht
§6. Prejudiciële vragen en prejudiciële geschillen • Algemene regel De strafrechter spreekt zich uit over alle vragen die incidenteel voor hem worden opgeworpen Naar aanleiding van een misdrijf dat bij hem aanhangig is (Art. 15 VTSv.) judex actiones judex exceptionis • Deze regel geldt “behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen” (Art. 15 VTSv.) Deze uitzonderingsgevallen worden prejudiciële geschillen genoemd o Dit zijn vragen die niet door de strafrechter zelf, maar door een andere instantie, meestal een rechtscollege, worden beantwoord o De strafrechter zal hierbij de beslissing over de strafvordering opschorten totdat deze andere instantie zich over het prejudicieel geschil heeft uitgesproken • Deze prejudiciële geschillen zijn in 2 opzichten uitzonderlijk o Zij wijken af van het beginsel dat de strafrechter zelf over rechtsvragen uit andere disciplines uitspraak doet o Geen toepassing van het principe dat het doorgaans niet de strafrechter is die zijn beslissing in afwachting van de uitspraak van een andere instantie uitstelt, maar omgekeerd, dat de burgerlijke rechter de bij hem aanhangige zaak schorst, in afwachting van een beslissing over de strafvordering (Art. 4 VTSv. Le criminel tient le civil en état ) • 2 soorten Prejudiciële vragen en prejudiciële geschillen • A. Prejudiciële vragen o Vrij recent Niet in het wetboek van strafvordering geregeld o Soms zijn prejudiciële vragen zelfs verplicht o Vragen van Europees Unierecht Aan het Hof van Justitie van de EU Meer en meer wordt het strafrecht als sanctierecht voor de overtreding van regels van het economisch recht gehanteerd (veel oorsprong in het EU-‐recht) Het antwoord van het Hof bindt de Belgische rechter o Vragen van Belgisch grondwettelijk recht Aan het grondwettelijk hof Vragen over mogelijke schendingen door de wetten en decreten of ordonnanties van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel (Art. 10 GW) en het grondwettelijk non-‐discriminatiebeginsel (Art. 11 GW) Het grondwettelijk hof is zeer belangrijk voor het strafprocesrecht • 2003 Het grondwettelijk hof kan nu de wet toetsen aan alle rechten opgenomen in titel II en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet • Personen die samen met magistraten volgens “voorrecht van rechtsmacht” berecht worden en een beroep kunnen aantekenen Geen schending gelijkheidsbeginsel • Wél schending gelijkheidsbeginsel Burgerlijke partij had tijdens het vooronderzoek geen inzage in het strafdossier, in tegenstelling tot de voorlopig gehechte verdachte, die wel inzage had Verschil in behandeling weggewerkt door de Wet van 12 maart 1998
77
JVD
Strafprocesrecht
B. Prejudiciële geschillen o De strafrechter moet zijn beslissing over de strafvordering uitstellen totdat een andere instantie zich over een prejudiciële kwestie heeft uitgesproken Hier betreft het een zaak die hetzij al aanhangig is voor een andere instantie, hetzij door één van de partijen bij een andere instantie aanhangig wordt gemaakt Het is dus niet de rechter zelf die hiertoe het initiatief neemt Het gaat over betwistingen die van belang zijn voor de uitkomst van de strafprocedure o Laster Slechts sprake van laster voor zover het wettelijk bewijs van de valsheid van de aantijging wordt geleverd (Art. 443 Sw.) Dit wettelijk bewijs kan worden geleverd door een strafrechtelijke of een disciplinaire uitspraak Deze strafrechtelijke of disciplinaire uitspraak is prejudicieel ten aanzien van de beslissing over de strafvordering wegens laster Krachtens Art. 447 al. 3, 4 en 5 Sw. wordt, indien het tegengestelde feit het voorwerp uitmaakt van een strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraak is gedaan, de vordering wegens laster geschorst totdat de bevoegde overheid zich voorlopig (seponering of buiten-‐vervolgingstelling) of definitief (vonnis ten gronde) over het feit heeft uitgesproken o Oneerlijke handelspraktijken Oneerlijke handelspraktijken kunnen een misdrijf opleveren indien zij met kwade trouw werden gepleegd Wanneer de strafrechter uitspraak moet doen over een feit dat tevens het voorwerp uitmaakt van een vordering tot staking voor de voorzitter van de rechtbank van koophandel, dan wordt zijn beslissing geschorst totdat deze laatste zich over de vordering tot staking heeft uitgesproken Ratio legis vermijden van tegengestelde beslissingen Vermijden van tegengestelde conclusies tussen de rechtbank van koophandel en de strafrechter met betrekking tot de vraag of de gewraakte handeling een schending van de handelspraktijkenwet uitmaakt §7. Verval van de strafvordering • ≠ Seponering Op de seponering kan altijd worden teruggekomen (indien niet verjaard) • A. De opheffing of vernietiging van de strafwet (Art. 2 al. 2 Sw.) o De gelding van de strafwet kan enkel een einde nemen door de uitdrukkelijke of stilzwijgende opheffing van de strafwet door de wetgever of door een arrest van het grondwettelijk hof waarbij de strafwet wordt vernietigd •
78
JVD
•
•
•
Strafprocesrecht
o Art. 2 Sw. Indien de straf ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke gold ten tijde van het misdrijf minst zware straf wordt toegepast o Indien ten tijde van het vonnis de straf volledig was opgeheven doordat het misdrijf uit de strafwet was geschrapt of doordat de strafwet waarbij de straf was bepaald, werd vernietigd, kan geen straf meer worden toegepast Geen terugwerkende kracht van de strafwet o De procedurele tegenhanger van dit principe uit het materieel strafrecht is dat de strafvordering vervalt door de opheffing van de strafwet Feiten die door de opgeheven of vernietigde wet werden bestraft, niet meer kunnen worde vervolgd o De opheffing van de strafwet heeft geen gevolg voor de burgerlijke vordering, op voorwaarde dat deze tijdig werd ingesteld B. Amnestie o Komt weinig voor o ≠ fiscale amnestie o Soms toegekend na politieke conflictsituaties (Bv. een oorlog) of na sociale conflicten C. De klachtafstand bij klachtmisdrijven o De rechtspleging kan geen voortgang vinden wanneer de partij die klacht moet indienen, de klacht intrekt vòòr elke daad van vervolging (Art. 2 VTSv.) D. De dood van de verdachte (Logisch) o Natuurlijke personen De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte (Art. 20 VTSv.) Persoonlijk karakter van de straffen Rechtsopvolgers kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd De burgerlijke vordering vervalt niet door het voerlijden van de verdachte en kan dus wel tegen de nalatenschap worden uitgeoefend o Rechtspersonen Geldt niet automatisch Anders zouden rechtspersonen zich door de ontbinding kunnen onttrekken aan strafvervolging Ten aanzien van een rechtspersoon vervalt de strafvordering door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening • 2 uitzonderingen (Art. 20 VTSv.) De strafvordering kan niet worden uitgeoefend o Indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging o Indien de rechtspersoon overeenkomstig Art. 61bis door de onderzoeksrechter in verdenking gesteld werd voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid
79
JVD •
Strafprocesrecht
E. De verjaring (Art. 21-25 VTSv.) o Begrip Niet specifiek van het strafrecht De strafvordering kan slechts gedurende een zeker termijn worden uitgeoefend Begint te lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd Na het verstrijken vervalt de strafvordering door verjaring Ratio legis • Steunt op overwegingen van algemeen belang Vermijden dat er teveel tijd verloopt tussen het misdrijf en de berechting van de zaak • De verstoring van de rechtsorde moet zo snel mogelijk worden hersteld • Ook praktische overwegingen Naarmate de tijd vordert is het steeds moeilijker om de feiten te bewijzen, vandaar dat het wenselijk is de bewijzen zo snel mogelijk te verzamelen en aan de rechter voor te leggen Bescherming van de rechtszekerheid • De verjaring dient het algemeen belang en niet het belang van de partijen Van openbare orde en dus door de rechter ambtshalve toegepast (de partijen kunnen er niet van afwijken bij overeenkomst) • Dat de verdachte niet aan de verjaring kan verzaken speelt niet steeds in zijn voordeel Onschuldige verdachte verliest mogelijkheid op definitieve beslissing Verschil met de redelijke termijn • Verjaring is geen mensenrecht • ≠ De redelijke termijn in strafzaken o De redelijke termijn bestaat niet in het algemeen belang, maar in het belang van de beklaagde en is dus niet van openbare orde o Valt niet noodzakelijk samen, met de termijn van de strafvordering o Termijnen Duur • Verjaringstermijn verschilt naargelang de aard van het misdrijf (Art. 21 VTSv.) o Niet-‐correctionaliseerbare misdaden verjaren na 15 jaar o Andere misdaden na 10 jaar o Wanbedrijven na 5 jaar o Overtredingen na 6 maanden o Wanbedrijven die, mits aanneming van verzachtende omstandigheden in een overtreding werden omgezet, verjaren na 1 jaar • Het Belgisch recht kende vroeger geen onverjaarbare misdrijven Sinds 1993 is bepaald dat genocide (Art. 136bis Sw.), misdaden tegen de mensheid (Art. 136ter) en oorlogsmisdaden (Art 136quater) onverjaarbaar zijn
80
JVD
Strafprocesrecht
In concreto, niet in abstracto • Voor de berekening van de verjaringstermijn wordt gekeken naar de straf die door de rechter werd uitgesproken (in conreto), niet de straf die in abstracto door de wet is bepaald Hierdoor verjaren in de praktijk veel misdrijven in de loop van het onderzoek, nog voordat de rechter zich over de zaak heeft kunnen uitspreken De straf in concreto bepaalt de aard van het misdrijf o Uitzondering: bepaalde misdrijven gepleegd ten aanzien van minderjarigen Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd • Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd of die ingrijpen in de regels van stuiting en schorsing worden geacht procedurewetten te zijn Kunnen onmiddellijk worden toegepast, voor zover de verjaring nog niet werd bereikt krachtens de vroegere wet o Berekening van de verjaringstermijn Van maand tot maand (men houdt geen rekening met de verschillen in lengte tussen verschillende maanden) en van dag tot dag (het tijdstip van de dag heeft geen belang) Aanvang (dies a quo) • Dag waarop het misdrijf werd gepleegd In deze termijn is de dies a quo wel, maar de dies ad quem niet inbegrepen (Art. 23 VTSv.) • Onderscheid tussen aflopende en voortdurende en tussen enkelvoudige en voortgezette of collectieve misdrijven o Aflopende misdrijven Onmiddellijk, zodra het misdrijf is afgelopen o Voortdurende misdrijven vanaf het ogenblik waarop de misdadige toestand wordt beëindigd o Collectieve of voorgezette misdrijven Vanaf het laatste feit o Gevolgmisdrijven Bv. Slagen en verwondingen met de dood als gevolg Vanaf het ogenblik waarop het gevolg is ingetreden • Is de lege ferenda, een andere vertrekpunt wenselijk? o De vertrekdatum is de dag waarop het misdrijf werd gepleegd en niet de dag waarop het werd ontdekt • Speciale regels voor bepaalde misdrijven tegen minderjarigen o De verjaring begint pas te lopen vanaf de dag dat het slachtoffer de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt (Art. 21bis VTSv.) o In geval van correctionalisering met betrekking tot deze misdrijven blijft de verjaringstermijn die in abstracto voor het misdrijf was bepaald gelden De verjaringstermijn voor misdaden blijft dus gelden
81
JVD
Strafprocesrecht
Einde (dies ad quem) • Voor het verstrijken van de verjaringstermijn moet de stafprocedure volledig zijn afgewikkeld Tijdig instellen volstaat niet Er moet een eindbeslissing zijn o Verschil met de verjaring van de burgerlijke vordering, die loopt niet langer tegen eiser wanneer ze tijdig werd ingesteld • Dit betekent dat, wanneer de parijen rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep, cassatie) hebben aangewend, de beslissingen die als gevolg van het aanwenden van deze rechtsmiddelen tot stand komen, moeten worden geveld binnen de verjaringstermijn (in kracht van gewijsde getreden zijn is niet vereist) • Het eindpunt kan echter worden “uitgesteld” door de toepassing van de rechtsfiguren van de stuiting en de schorsing van de verjaring o De stuiting van de verjaring (Art. 22 VTSv.) De stuiting is een onderbreking van de lopende verjaringstermijn, waardoor een nieuwe termijn begint te lopen die gelijk is aan de oorspronkelijke. Stuiting kan plaats vinden door daden van onderzoek of van vervolging Periode waarin de stuiting kan plaatsvinden • Stuiting van de verjaring van de strafvordering Enkel gedurende de eerste termijn (Art. 22 VTSv.) Stuiting van de verjaring van de straf, deze kan onbeperkt gebeuren • De verjaringstermijn van de strafvordering kan in principe (en onder voorbehoud van schorsing) max. het dubbele van de oorspronkelijk bepaalde verjaringstermijn bedragen • Bij verschillende stuitingsdaden is enkel de laatste stuitingsdaad vanuit praktisch oogpunt van belang • De dag waarop de stuitingsdaad heeft plaatsgehad is in de termijn inbegrepen (Art. 23 VTSv.) Wijze waarop de stuiting plaatsvindt • Krachtens Art. 22 VTSv. kan de verjaring enkel worden gestuit door daden van onderzoek en van vervolging. Wat onder deze termen moet worden verstaan wordt niet door de wet gedefinieerd, maar maakt het voorwerp uit van uitvoerige rechtspraak o Daden van onderzoek Alle daden die gesteld zijn door een daartoe bevoegd persoon met het oog op het verzamelen van bewijzen met betrekking tot een bepaalde zaak, teneinde ze aan de vonnisrechter te kunnen voorleggen met het oog op een beslissing over de grond van de zaak o Daden van vervolging Alle daden van een daartoe bevoegd persoon die ertoe strekken de strafvordering uit te oefenen
82
JVD
Strafprocesrecht
Stuiten de verjaring niet: o Een akte die nietig is Bv. Omdat zij door een onbevoegd persoon werd opgesteld of niet de vereiste vermeldingen bevat o Interne correspondentie binnen het parket o Toebedeling van het dossier aan een kamer van het hof van beroep door de eerste voorzitter Omvang van de stuiting • Krachtens Art. 22 VTSv. begint bij stuiting een nieuwe verjaringstermijn te lopen, zelfs ten aanzien van de personen die niet bij de stuitingsdaad waren betrokken. Hieruit wordt afgeleid dat de stuiting werkt in rem, niet in personam • De stuitingsdaad geldt ten aanzien van alle personen die bij de zaak betrokken zijn en ten aanzien van alle samenhangende misdrijven o De schorsing van de verjaring (Art. 24 VTSv.) ≠ Stuiting De schorsing is een tijdelijke stilstand in de lopende verjaringstermijn, waarna deze termijn verder loopt zonder dat het al verworven gedeelte verloren gaat De verjaring wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk of jurisprudentieel beletsel bestaat dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert Toepassing beginsel Contra non valentem agere non currit praescriptio De behandeling van bepaalde excepties door het vonnisgerecht • Schorsingsgrond ingevoerd door de Wet Franchimont (1998) Verdachte, burgerlijke partij of burgerlijk aansprakelijke kan excepties van onbevoegdheid, onontvankelijkheid van de strafvordering of van nietigheid opwerpen • Vermijden dat deze excepties op dilatoire wijze zouden worden gebruikt De verjaring van de strafvordering is geschorst gedurende de behandeling van een door de verdachte, de burgerlijke partij of de burgerlijk aansprakelijke partij opgeworpen exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid van de strafvordering of van nietigheid Deze schorsing werkt enkel voor het vonnisgerecht, niet voor de onderzoeksgerechten • Indien het vonnisgerecht de exceptie gegrond verklaart of indien de beslissing over de exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd is de verjaring echter niet geschorst (Art. 24, al. 2 VTSv.) Prejudiciële geschillen Opschorting uitspraak veroordeling •
83
JVD
Strafprocesrecht
Bij wet van 14 januari 2013 Nog oorzaken van schorsing van de verjaringstermijn: o Bijkomende onderzoeksdaden bij de kamer van inbeschuldigingstelling en de raadkamer o Ook als de vonnisrechter bijkomend/aanvullend onderzoek vraagt F. Het rechterlijk gewijsde o Niet opnieuw worden vervolgd voor hetzelfde feit als men in het verleden bij een onherroepelijk vonnis of arrest werd veroordeeld of vrijgesproken De strafvordering is vervallen door het eindvonnis of –arrest over de grond van de zaak o Van een vroegere veroordeling of vrijspraak gaat een ne bis in idem-‐ werking uit Zij heeft een negatief gezag van gewijsde, waardoor een nieuwe beslissing over dezelfde zaak wordt verhinderd De strafvordering vervalt van zodra er een definitieve beslissing wordt geveld over de grond van de zaak (vrijspraak of veroordeling) Autrefois convict autrefois acquit of nog het res judicata-‐beginsel o Het rechterlijk gewijsde als oorzaak van het verval van de strafvordering is van openbare orde Personen die beweren een 2e maal voor hetzelfde feit te worden vervolgd kunnen de exceptie van gewijsde aanvoeren De rechter kan dit zelfs ambtshalve toepassen Dit geldt niet ten aanzien van de burgerlijke vordering Omdat dit een privaatrechtelijke vordering is, wordt de exceptie van gewijsde enkel toegepast indien de partijen ze aanvoeren o Opdat een vroeger vonnis of arrest van veroordeling of vrijspraak een ne bis in idem-‐werking zou hebben, moeten een aantal voorwaarden worden vervuld. Deze hebben betrekking, zowel op het vroegere vonnis of arrest als op de nieuwe vervolgingen o Voorwaarden in verband met de vroegere uitspraak Een strafrechtelijke uitspraak • Wie in het verleden disciplinair of administratief werd veroordeeld wegens een bepaald feit, kan zich niet op het ne-bis in idem-‐beginsel beroepen wanneer hij naderhand strafrechtelijk wegens ditzelfde feit wordt vervolgd • Een sepotbeslissing is geen vonnis en heeft dus geen ne bis in idem-‐werking • Buitengerechtelijke afdoeningen zoals de minnelijke schikking en de bemiddeling Geen strafrechtelijke uitspraken en dus geen kracht van “rechterlijk gewijsde” Geen ne bis in idem-‐effect o Zij hebben echter ook tot gevolg dat de strafvordering vervalt Vanuit het standpunt van de betrokkenen hebben zij dus een vrijwel identieke werking •
•
84
JVD
Strafprocesrecht
Over de grond van de zaak • Enkel vonnissen of arresten waardoor de rechter over de grond van de zaak beschikt doen de strafvordering vervallen • Vonnissen of arresten over tussengeschillen (Bevoegdheid) en vonnissen of arresten alvorens recht te doen (Aanstelling deskundige) beschikken niet over de strafvordering en doen deze dus niet vervallen • In principe kunnen enkel de vonnisgerechten eindbeslissingen vellen Beschikkingen van de onderzoeksgerechten hebben in principe geen ne bis in idem-werking Zij spreken zich immers niet uit over de grond van de zaak en kunnen dus geen veroordelingen of vrijspraken uitspreken • Het maakt geen verschil of de vroegere uitspraak een vrijspraak of een veroordeling is De beslissing moet in kracht van gewijsde getreden zijn • Opdat een vroegere eindbeslissing van de strafrechter een ne bis in idem-‐werking zou hebben is vereist dat zij definitief en onherroepelijk is Dat zij dus in kracht van gewijsde is getreden (noch vatbaar voor verzet binnen de gewone termijn, noch voor hoger beroep, noch voor voorziening in cassatie) De beslissing moet uitgaan van een Belgisch strafrechter • Principieel hebben enkel uitspraken van Belgische strafrechters een ne bis in idem-‐effect. Dit moet echter worden genuanceerd ten aanzien van de Schengenlanden (binnen enkele jaren zal dit waarschijnlijk uitbreiden naar de EU-‐landen) o Voorwaarden in verband met de nieuwe vervolgingen Het moet gaan om dezelfde persoon Het moet gaan om hetzelfde feit • Vroeger werd aanvaard dat het rechterlijk gewijsde betrekking had op hetzelfde misdrijf, waardoor nieuwe vervolgingen wegens hetzelfde feit niet werden uitgesloten o Het ne bis in idem-effect van buitenlandse rechterlijke uitspraken Schengen wel, andere landen niet De gemeenrechtelijke regeling (Art. 13 VTSv.) • Onderscheid tussen buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf en buitenlandse vonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf • Buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf niet erkend • Buitenlandse strafvonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf Beperkte erkenning in België o Volgens Art 13 VTSv. zin de Belgische rechtbanken niet bevoegd “wanneer de verdachte wegens
85
JVD
•
Strafprocesrecht
hetzelfde misdrijf gevonnist is in een vreemd land, vrijgesproken is, of na te zijn veroordeeld, zijn straf heeft ondergaan, verjaring van zijn straf is ingetreden of hem genade of amnestie is verleend” o Het gaat om een beperkte erkenning, die minder ver gaat dan het gezag van gewijsde dat aan Belgische strafvonnissen wordt gegeven (vereist dat de buitenlandse veroordeling werd ondergaan) De regeling ten aanzien van de Schengenlanden en bepaalde EU-lidstaten • Schengenland Gezag van gewijsde voor uitspraken over feiten gepleegd in binnen-‐ en buitenland • Impliceert verrouwen in elkaars rechtssysteem Toekomst van de EU G. De buitengerechtelijke afhandeling o De minnelijke schikking en de bemiddeling door het parket o De onmiddellijke inning op grond van de Wegverkeerswet = soort van minnelijke schikking specifiek voor het wegverkeer Onmiddellijke inning kan worden voorgesteld voor bepaalde overtredingen van de wetten op het wegverkeer, en is slechts mogelijk voor zover geen schade aan derden werd veroorzaakt Op voorstel van de politie • Bij minnelijke schikking op voorstel van de procureur des Konings o De dading door sommige administraties Douane en accijnzen o De administratieve geldboete Specifiek, niet verwarren me de GAS-‐boete
86
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 2: De burgerlijke vordering Op basis van Art. 1382 BW Bij strafrecht Fout = misdrijf §1. Algemene beginselen • De staten van de Raad van Europa zijn niet verplicht het slachtoffer als partij in het strafproces een rol te laten spelen Uit de keuze van een staat om dit wel te doen vloeit voort dat het slachtoffer alleszins de minimumrechten geniet van Art. 6(1) EVRM (Recht op toegang tot de rechter, behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, …) • Het slachtoffer put uit Art. 6 EVRM echter geen recht om een strafrechtelijke veroordeling van de dader te verkrijgen • In België Nog steeds het Franse partie civile systeem o Aan het slachtoffer wordt een vorderingsrecht toegekend dat beperkt is tot de rechtsvordering tot herstel van de schade die voortvloeit uit het misdrijf (Art. 3 VTSv.) o De strafvordering zelf wordt niet door het slachtoffer, maar door het openbaar ministerie uitgeoefend o De burgerlijke vordering betreft een privébelang dat van patrimoniale aard is o De strafvordering betreft het openbaar belang en wordt namens de gemeenschap in haar geheel uitgeoefend Dit belet niet dat het slachtoffer de facto onder de dekmantel van de burgerlijke partijstelling de strafrechtelijke veroordeling van de dader nastreeft • Hoewel de burgerlijke vordering enkel de schadevergoeding, niet de strafvordering tot voorwerp heeft, kan zij worden uitgeoefend voor de strafgerechten Hierdoor kan het slachtoffer, hoewel het de strafvordering zelf niet uitoefent, toch de strafvordering op gang brengen §2. Personen die de burgerlijke vordering uitoefenen • Art. 3 VTSv. Hen die de schade hebben geleden De burgerlijek vordering kan enkel worden uitgeoefend door zij die persoonlijk door het misdrijf werden benadeeld • A. Personen die rechtstreeks door het misdrijf werden benadeeld o Niet enkel door het slachtoffer van het misdrijf, ook door zijn rechtsopvolgers Bv. Nabestaanden die de burgerlijke vordering uitoefenen o Ook rechtspersonen kunnen een burgerlijke vordering uitoefenen
87
JVD
Strafprocesrecht
o Art. 1249-‐1251 BW De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend door hen die ten gevolge van een wettelijke of contractuele indeplaatsstelling de schade die het slachtoffer ten gevolge van het misdrijf heeft geleden, hebben vergoed Bv. Verkeersongeval De verzekeraar (die het slachtoffer heeft vergoed) kan zich burgerlijke partij stellen tegen diegene die het ongeval heeft veroorzaakt (de verzekeraar treedt door de contractuele subrogatie in de plaats van het slachtoffer) o De burgerlijke vordering moet voldoen aan de algemene voorwaarden die gelden in het gerechtelijk privaatrecht: Burgerlijke partij moet bekwaam zijn Burgerlijke partij moet een belang hebben bij de burgerlijek vordering • Dit belang moet rechtmatig zijn • Dit belang moet van patrimoniale aard zijn (Een louter belang bij de bestraffing is onvoldoende) De burgerlijke partij moet aantonen dat zij schade leed ten gevolge van het misdrijf De burgerlijke partijstelling is enkel ontvankelijk wanneer zij steunt op een strafbaar feit De burgerlijke partij moet niet alleen een “feitenrelaas’ geven, maar ook aanduiden welk strafbaar feit er is gepleegd • B. Uitzonderlijk: verenigingen en instellingen van openbaar nut o In principe kunnen slechts zij die op rechtstreekse wijze door het misdrijf werden benadeeld, de burgerlijke vordering uitoefenen Verscheidene bijzondere wetten voorzien echter in de mogelijkheid voor verenigingen om in rechte op te treden in strafzaken o In de praktijk gaat het meestal om verenigingen die de belangen van slachtoffers van bepaalde misdrijven behartigen, maar soms wordt ook een vorderingsrecht gegeven aan belangengroepen zoals vakbonden en werkgeversorganisaties Meeste gekende voorbeeld Art. 5 Wet Racisme en Xenofobie van 1981 • Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, representatieve vakbonden, werkgeversorganisaties en beroepsorganisaties aan de lijst toegevoegd • Bekend voorbeeld van de toepassing van deze wet De strafzaak aangebracht door het Centrum tegen enkele randorganisaties van het Vlaams Blok wegens schending van de Racismewet §3. Personen tegen wie de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend • Beginsel van het persoonlijk en individueel karakter van de straffen Geldt enkel ten aanzien van de strafrechtelijke straffen en niet ten aanzien van de burgerlijke gevolgen van het misdrijf
88
JVD
Strafprocesrecht
De burgerlijke vordering kan niet enkel ingesteld worden tegen de verdachte, maar ook tegen zijn rechtsopvolgers en ook tegen diegenen die op grond van de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht, gehouden zijn tot betaling van de schade veroorzaakt door het misdrijf dat door de verdachte werd gepleegd • A. De verdachte o “Verdachte” In de brede betekenis o Meerdere daders Burgerlijke vordering kan tegen elk van hen o In tegenstelling tot de strafrechtelijke veroordeling, kan de burgerlijke veroordeling hoofdelijk tegen alle medeplichtigen en mededaders van een zelfde misdrijf worden uitgesproken (Art. 50 Sw.) Het principe van het persoonlijk karakter van de straffen (Art. 39 Sw.) geldt hier immers niet • B. De burgerlijk aansprakelijke o Art. 1384 BW Tegen de ouders (al. 2) , werkgever (al. 3) • C. De rechtsopvolgers van de verdachte o Overlijdt de verdachte, dan vervalt de strafvordering De burgerlijke vordering vervalt echter niet Kan worden uitgeoefend tegen de rechtsopvolgers van de verdachte (Art. 20 al. 3 VTSv.) §4. Gevallen waarin geen burgerlijke partijstelling mogelijk is • Minderjarigen o Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling is niet mogelijk ten aanzien van minderjarigen Enkel het OM kan de jeugdrechtbank adiëren (Art. 47 Jeugdbeschermingswet) o Als criterium De leeftijd van de beklaagde ten tijde van het ‘als misdrijf omschreven feit’ • Immuniteiten, voorrecht van rechtsmacht o Immuniteit Vervolging uitgesloten (Art. 1bis VTSv.) o Voorrecht van rechtsmacht Strafvordering kan enkel op gang worden gebracht door de procureur-‐generaal bij het Hof van Beroep o Tegen een parlementair is geen klacht met burgerlijke partijstelling mogelijk tijdens de parlementaire zittijd • Speciale regel internationale misdrijven (via federale procureur) o Vervolgingen wegens ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden), in het buitenland gepleegd, kunnen niet langer worden opgestart door het slachtoffer De wet bepaalt nu dat de vervolging, met inbegrip van het onderzoek, slechts kan plaatsgrijpen op vordering van de federale procureur (Art. 10, 1°bis VTSv.) •
89
JVD
Strafprocesrecht
§5. Voorwerp van de burgerlijke vordering • Equivalentietheorie De burgerlijke vordering is de vordering tot herstel van de schade die uit een misdrijf is voortgevloeid Beoogt niet de bestraffing van de dader, maar enkel de vergoeding van de schade • In tegenstelling tot de strafvordering (Art. 1 VTSv.) is de burgerlijke vordering bijgevolg geen publiekrechtelijke, maar een privaatrechtelijke vordering • Bestaansvoorwaarden Beheerst door de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht (Art. 1382 – 1386bis BW): o 1. Het slachtoffer moet schade geleden hebben o 2. Door een fout van de dader (het misdrijf) o 3. Er moet een causaal verband kunnen aangetoond worden tussen de fout en de schade o Heel lichte fout al voldoende Van belang bij onopzettelijke misdrijven (Art. 418 e.v. Sw.) De culpa levissima geldt hier niet enkel als drempelcriterium voor de burgerlijke aansprakelijkheid, maar bovendien voor de strafrechtelijke verantwoordelijkheid §6. Wijze waarop de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend • A. De keuze tussen de burgerlijke rechtbanken en de strafgerechten o De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend… Hetzij voor de strafgerechten Samen met de strafvordering Hetzij voor de burgerlijke rechtbanken, los van de strafvordering (Art. 4VTSv.) o De benadeelde heeft dus de keuze Voordelen en nadelen Slachtoffer stelt zich burgerlijke partij • Kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen (+) Inzage (Art. 61ter Sv.) en bijkomende onderzoeksmaatregelen (Art. 61 quinquies) • Onderzoek sleept meer dan 1 jaar aan Slachtoffer kan de zaak aanbrengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling (+) (Art. 136 al.2 Sv.) • Als het slachtoffer zich burgerlijke partij stelt kan het door zijn aanwezigheid op het strafproces, de uitkomst van dit laatste mee beïnvloeden (wat niet mogelijk is bij een aparte procedure voor de burgerlijke rechtbank) (+) • Wanneer het slachtoffer zich burgerlijke partij heet gesteld in het strafproces kan het ook de procedure ten gronde mee bepalen (+) • Daartegenover staat dat als de strafvordering ingesteld op vordering van de burgerlijke partij niet leidt tot veroordeling, de rechter verplicht is de gerechtskosten
90
JVD
Strafprocesrecht
volledig toe te wijzen aan de burgerlijke partij (-) (Art. 162 en 194 Sv.) • De burgerlijke partij kan ook tot de rechtsplegingsvergoeding worden veroordeeld (-) (Art. 162bis Sv.) • De bewijsvoering voor de strafgerechten wordt geleverd door het openbaar ministerie (+) • Bij de burgerlijke rechtbank zal de burgerlijke partij zelf het bewijs moeten leveren (actori incumbit probatio, Art. 870 Ger.W.) • Nadeel is dan weer dat de bewijslast zwaarder is voor strafgerechten Hier geldt het vermoeden van onschuld (- ) • Bij een aparte procedure voor de burgerlijke rechtbank kan het slachtoffer de uitkomst van de beslissing van de strafrechter niet mee beïnvloeden (+) Aangezien de burgerlijke rechter gebonden is door de beslissing van de strafrechter (le criminel tient le civil en état) kan dit voor de benadeelde nadelig zijn (Vrijspraak zal de burgerlijke vordering uitsluiten) Vanuit het perspectief van het slachtoffer is deze situatie zeer voordelig De tussenkomt van de benadeelde in het strafproces heeft echter een vertragend effect op de afwikkeling van de strafzaak De strafrechter moet zich verdiepen in complexe civielrechtelijke problemen Om tegen te gaan dat vertraging bij de afhandeling van de burgerlijke belangen ook de uitspraak op strafgebied vertraagt, heeft de wetgever in de mogelijkheid voorzien van de aanhouding van de burgerlijke belangen De strafrechter kan dan al uitspraak doen over de schuld en de straf, maar de uitspraak op burgerlijk gebied uitstellen wanneer de zaak wat de burgerlijke belangen betreft niet in staat van wijzen is of zelfs bij ontstentenis van burgerlijke partijstelling (Art. 4 al. 2 VTSv.) • Het slachtoffer kan de beslechting van de burgerlijke belangen dan later via een verzoekschrift aan de burgerlijke rechtbank voorleggen ofwel terug bij het strafgerecht dat uitspraak heeft gedaan (Art. 4 VTSv.)
91
JVD
Strafprocesrecht
Uitoefening van de burgerlijke vordering voor de strafgerechten Bepaalde financiële nadelen voor de benadeelde indien de verdachte buiten vervolging wordt gesteld of wordt vrijgesproken • Burgerlijke partij zal de gerechtskosten moeten betalen (Art. 66 en 162 Sv.) o Alle kosten Als zij zelf de strafvordering op gang heeft gebracht o Beoordelingbevoegdheid voor de rechter Als de strafvordering niet door de burgerlijke partij op gang werd gebracht • Wanneer de benadeelde de strafvordering zelf op gang brengt, door rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling Benadeelde moet borgsom storten (vastgesteld door de onderzoeks-‐ of vonnisrechter) o Enkel al de benadeelde gratis rechtsbijstand geniet is de borgsom niet verschuldigd • Risico dat de burgerlijke partij die de strafvordering zelf op gang brengt een rechtsplegingsvergoeding zal moeten betalen in geval van buitenvervolgingstelling, vrijspraak of onontvankelijkheid van de strafvordering B. De Burgerlijke vordering voor de strafgerechten o De strafvordering was reeds aanhangig voor de strafrechter Slachtoffer kan zich burgerlijke partij stellen door zich te “voegen” bij de procedure die reeds in gang was gezet door het openbaar ministerie Door een eenvoudige verklaring van de benadeelde (Art. 66 – 67 Sv.) Tussenkomst van benadeelden in strafzaken is niet alleen mogelijk voor slachtoffers die zich tijdens het vooronderzoek officieel als benadeelden lieten registreren op het parket (Art. 5bis VTSv.) Burgerlijke partijstelling door voeging is dus mogelijk hetzij tijdens het vooronderzoek (voor de onderzoeksrechter of de raadkamer), hetzij tijdens het onderzoek ten gronde (voor het vonnisgerecht) De burgerlijke partijstelling kan niet voor het eerst plaatsvinden in graad van beroep (dit zou de beklaagde van een tweede aanleg beroven) o De strafvordering was nog niet aanhangig voor de strafrechter Rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht • Enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen • Voorwaarde Het slachtoffer moet de dader kennen • Niet voor misdaden Hier de klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter • Niet mogelijk wanneer de zaak al het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk vooronderzoek
•
92
JVD
•
Strafprocesrecht
Niet mogelijk voor de assisenhoven, de krijgsgerechten en de jeugdrechtbanken, evenmin ten aanzien van ministers en personen die voorrecht van rechtsmacht genieten
De klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter • Art. 63 Sv. • Verschilt van een eenvoudige aangifte of klacht bij de politie of de procureur des Konings (Art. 53 en 54 Sv.) • Het parket beschikt steeds over de mogelijkheid te seponeren Veel meer vrijspraken bij deze procedure • De leiding van het onderzoek komt de onderzoeksrechter toe, zij het onder controle van de kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 136 Sv.) • De burgerlijke partij kan het gerechtelijk onderzoek enkel beïnvloeden door bijkomende onderzoeksdaden te vorderen of informatie aan te bieden aan de onderzoeksrechter, bekomen door haar privédetective • De burgerlijke partijstelling is niet ontvankelijk als de aangevoerde feiten niet strafrechtelijk worden omschreven • De ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling wordt beoordeeld door het vonnisgerecht, bij de beslissing over de grond van de zaak. De onderzoeksrechter is niet bevoegd zich over de al dan niet ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling uit te spreken o Het ambtshalve aanhouden van de burgerlijke belangen (Art. 4 al. 2 VTSv.) Het is in de praktijk mogelijk dat de zaak voor de rechtbank wordt gebracht alvorens zich een burgerlijke partij heeft gemanifesteerd Risico vooral bij “snelrecht” Dit probleem opgevangen in 1994 Art. 4 VTSv. In 2005 Mogelijkheid uitgebreid tot alle zaken die voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank aanhangig gemaakt worden (nieuw Art. 4 al. 2 VTSv.) Eenieder die door het misdrijf schade heeft geleden Art. 4 al. 3 VTSv. Het verzoekschrift geldt meteen als burgerlijke partijstelling Conclusietermijnen en rechtsdag Art. 4 al. 6 VTSv. C. De burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbanken o Procedure volgens de regels van het gerechtelijk privaatrecht o Le criminel tient le civil en état De strafvordering heeft voorrang boven de burgerlijke vordering De burgerlijke rechter is gebonden door de beslissing van de strafrechter Afgeleid uit Art. 4 VTSv.
•
93
JVD
Strafprocesrecht
o Bij samenloop van enerzijds de burgerlijke ordering voor de burgerlijke rechtbank en anderzijds de strafvordering voor de strafgerechten De burgerlijke vordering wordt geschorst totdat de strafrechter zich heeft uitgesproken over de strafvordering De burgerlijke rechter is gebonden door de beslissing van de strafrechter §7. Verval van de burgerlijke vordering • A. De afstand van de rechtsvordering en dading o Art. 5 VTSv. Afstand van de burgerlijke rechtsvordering belet de uitoefening van de strafvordering niet o Art. 2044 BW Over de burgerlijke vordering kan tussen slachtoffer en dader een dading tot stand komen Door de procedure van bemiddeling kan het parket bemiddelen bij het tot stand komen van deze dading (Art. 216ter Sv.) o Art. 820 Ger.W. Ook zonder dading kan de burgerlijke partij afstand van geding doen voor de strafrechter o Met betrekking tot de strafvordering Zij is van openbare orde Noch afstand, noch dading mogelijk • B. De verjaring van de burgerlijke vordering o Art. 26 VTSv. De burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf verjaart volgens de regels van het burgerlijk recht o Art. 2262bis BW Buitencontractuele aansprakelijkheid (5jaar) o De wet bepaalt eveneens dat de burgerlijke vordering niet kan verjaren voor de strafvordering Indien termijn strafvordering geschorst, verlengd of gestuit Eveneens voor de burgerlijke vordering Indien strafvordering reeds vervallen door verjaring De vonnisrechter heeft geen rechtsmacht meer om te oordelen over de burgerlijke vordering • C. Het rechterlijk gewijsde o Als men al een schadevergoeding heeft gekregen als burgerlijke partij voor het strafgerecht kan men dit niet nog een keer krijgen bij een vordering voor de burgerlijke rechtbank Exceptie van gewijsde aan te voeren door de verweerder voor de burgerlijke rechtbank (de dader) Het gaat om een privaatrechtelijke vordering en dus is de exceptie van het ne bis in idem niet van openbare orde De rechter moet ze niet ambtshalve aanvoeren o Het is dus strikt genomen geen verval van de burgerlijke vordering, maar een verweermiddel dat door de betrokkene kan worden aangevoerd
94
JVD
Strafprocesrecht
§8. Gezag strafrechtelijk gewijsde ten aanzien van burgerlijk gewijsde • A. Principe o In België wordt de burgerlijke vordering aan de strafrechtelijke gekoppeld Er wordt aangenomen dat de burgerlijke rechtscolleges gebonden zijn door wat de strafrechter heeft beslist (afgeleid uit Art. 4 VTSv.) • B. Draagwijdte o Gemilderd De burgerlijke rechter is slechts gebonden door datgene dat de strafrechter noodzakelijk, zeker en hoofdzakelijk heeft beslist. Ook wordt nu aanvaard dat het strafrechtelijk gewijsde de burgerlijke rechter slechts bindt tot tegenbewijs, vooral als het slachtoffer geen partij was in de procedure voor de strafrechter o Noodzakelijk Niet enkel het beschikkend gedeelte, maar ook de motivering is “noodzakelijk” en bindt op die grond de burgerlijke rechter Ook de door de strafrechter toegepaste kwalificatie is van belang o Zeker De burgerlijke rechter mag de draagwijdte van de beslissing van de strafrechter niet miskennen Bv. Als strafrechter vrijspreekt wegens twijfel, mag de burgerlijke rechter niet vaststellen dat de verweerder het feit heeft gepleegd o Hoofdzakelijk De burgerlijke rechter is slechts gebonden door de beslissing van de strafrechter met betrekking tot de strafvordering als dusdanig o Enkel ten aanzien van wie partij was in de strafprocedure Op basis van arrest van het Hof van Cassatie van 1991 §9. Hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden • In de praktijk kan de burgerlijke vordering niet altijd met succes worden uitgeoefend Bv. Dader kan niet worden geïdentificeerd of is voortvluchtig • Hieraan tegemoet komen Wet Vergoeding Slachtoffers Gewelddaden van 1 augustus 1985 Oprichting van Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden o Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden die via de gewone procedure van burgerlijke partijstelling geen vergoeding hebben kunnen verkrijgen (meestak door insolvabiliteit van de dader), kunnen een beroep doen op dit fonds o Het fonds bevindt zich buiten het kader van het strafprocesrecht Meer een soort verzekering
95
JVD •
•
•
•
Strafprocesrecht
Werking van het fonds o Gefinancierd door een krediet op de begroting van de FOD Justitie en door ene bijdrage ten laste van al wie veroordeeld wordt tot een correctionele of criminele straf o Er werd een Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden opgericht Zij doet uitspraak over de verzoeken tot toekenning van hulp Personen die op het fonds een beroep kunnen doen o Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden o Wanneer het slachtoffer is overleden, dan kunnen personen die ten gevolge van het overlijden kosten of een in de wet omschreven nadeel aanvoeren, zich eveneens tot het fonds wenden Voorwaarden o De hulp heeft een subsidiair karakter Pas als de normale wegen van het strafprocesrecht niet tot vergoeding hebben geleid Daarom wordt vereist dat het slachtoffer Hetzij zich burgerlijke partij heeft gesteld bij de onderzoeksrechter Hetzij een rechtstreekse dagvaarding of een procedure voor de burgerlijke rechtbank heeft ingeleid Bedrag van de vergoeding o Geen schadevergoeding in de zin van Art. 1382 BW o Het bedrag wordt billijk bepaald
96
JVD
Strafprocesrecht
Deel III: Het vooronderzoek in strafzaken
Hoofdstuk 1: Wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt
§1. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek • Onderzoek in strafzaken 2 fasen o Vooronderzoek o Onderzoek ten gronde = Onderzoek ter terechtzitting • In het vooronderzoek wordt onderzocht of er voldoende bezwaren zijn om de verdachte voor het vonnisgerecht te brengen Voornaamste verrichtingen zij dan ook het verzamelen van bewijsmateriaal met betrekking tot de misdrijven en hun vermoedelijke daders • Het vooronderzoek kan volgens 2 scenario’s verlopen o Opsporingsonderzoek gevoerd door de procureur des Konings (de regel) Kan zowel proactief als reactief zijn o Gerechtelijk onderzoek gevoerd door de onderzoeksrechter (de uitzondering) Uitsluitend reactief §2. Wijze waarop misdrijven ter kennis komen van de overheid • Art. 29 Sv. en Art. 40 WPA Procureur des Konings is spilfiguur • A. Klachten, aangiften en ambtelijk vaststellingen o Een misdrijf wordt niet altijd aangegeven Vrees voor confrontatie, represailles, crimes without a victim (milieumisdrijven) o Klacht Aangifte door de benadeelde zelf Men krijgt statuut van benadeelde persoon • Men krijgt bepaalde rechten o.a. het recht te worden ingelicht over het verdere verloop van de zaak (Art. 5bis VTSv.) Op zichzelf brengt de klacht de strafvordering niet op gang, enkel de klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter heeft dit gevolg (Art. 63 Sv.) Er zijn ook de klachtmisdrijven (Bv. stalking) Instelling van de strafvordering door het OM is afhankelijk van een voorafgaandelijk klacht van het slachtoffer • De aangifte van het misdrijf is nog geen klacht Klachtmisdrijven veronderstellen dat de benadeelde op ondubbelzinnige wijze aan de overheid vraagt een strafvervolging in te stellen
97
JVD
Strafprocesrecht
o De aangifte door particulieren = De kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die kennis heeft van een misdrijf In bepaalde gevallen is de aangifte verplicht Art. 30 Sv. (Een sanctie op de overtreding van deze regel is echter niet bepaald, wel is eventueel schuldig verzuim mogelijk) o De ambtelijke aangifte Algemeen principe • Art. 29 al.1 Sv. Verplicht iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf dit te melden aan de procureur des Konings Slaat zowel op de misdrijven die de ambtenaren persoonlijk hebben vastgesteld, als op de misdrijven die hen door de benadeelde (klacht) of door een derde (aangifte) zijn ter kennis gebracht • Net zoals bij particulieren is op de niet-‐naleving van deze plicht geen sanctie gesteld o Enkel officieren van de gerechtelijke politie staan in dit verband onder het disciplinair toezicht van de procureur-‐generaal o Uitzonderlijk is de niet-‐aangifte door een ambtenaar een misdrijf op zichzelf Art. 156 en 247 Sw. • De algemene verplichting tot ambtelijke aangifte sluit uit dat opsporingsambtenaren misdrijven zouden seponeren Ze zijn steeds verplicht de misdrijven (althans wanbedrijven en misdaden) die zij vaststellen of die hun ter kennis worden gebracht mee te delen aan het parket De beslissing over het gevolg dat dient verbonden te worden aan de vaststellingen van de politie is het monopolie van de procureur des Konings Bijzondere regeling voor fiscale misdrijven • Belangrijke uitzondering op Art. 29 Sv. Belastingsambtenaren kunnen slechts een ambtelijke aangifte doen voor zover zij daartoe gemachtigd zijn door de belastingsdirecteur waaronder zij ressorteren (Art. 29 al. 2 Sv.) Komt de facto neer op seponeringsbevoegdheid voor de belastingsdirecteur o In het economisch strafrecht bestaan er nog andere voorbeelden van misdrijven waarvoor de administratie een de jure of de facto seponeringsbevoegdheid uitoefent Ratio: Zorgen dat in alle regio’s eenzelfde aangiftebereidheid is
98
JVD •
Strafprocesrecht
B. Proces verbaal en strafdossier o Proces-verbaal Van klachten, aangiften en eigen ambtelijke vaststellingen wordt een geschrift opgemaakt, dat aan het parket wordt overgemaakt (Art. 53 Sv. , Art. 40 WPA) Dit geschift = het proces-‐verbaal = Geschrift waarin de verbalisant alle nuttige inlichtingen in verband met het misdrijf opneemt Behalve met betrekking tot het verhoor van verdachten en getuigen (Art. 47bis Sv.) is de wijze waarop processen-‐verbaal moeten worden opgesteld niet uitdrukkelijk in de wet geregeld PV is enkel authentiek naar de vorm, niet naar de inhoud • Sommige PV’s hebben echter een bijzondere bewijswaarde De PV’s die gelden tot tegenbewijs In principe zijn enkel gerechtigd een PV op te maken Die personen die door de wet bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie • Meer en meer afbreuk Vaker verleent de wet deze bevoegdheid ook aan anderen Bv. Agenten van de politie hebben in 2006 bevoegdheid gekregen om PV’s op te stellen inzake het wegverkeer en de gemeentelijke politieverordeningen o Strafdossier De processen verbaal worden gebundeld in het strafdossier Basis voor de behandeling van de zaak ter terechtzitting In een accusatoire rechtspleging is geen ruimte voor een strafdossier Daar moeten alle bewijzen ter terechtzitting worden gepresenteerd Het strafdossier is in principe geheim • Bij gerechtelijk onderzoek (bij onderzoeksrechter) kunnen verdachte en burgerlijke partij inzage vragen Art. 61ter Sv. • Bij een onderzoek door de procureur des Konings is er geen inzage mogelijk (in de meerderheid van de gevallen) • In de praktijk staat de procureur des Konings vaak inzage toe aan de verdachte en de benadeelde die schriftelijk inzage vraagt, mits het opsporingsonderzoek is afgesloten o Vertrouwelijk dossier Wanneer in een strafrechtelijk onderzoek gebruik wordt gemaakt van stelselmatige observatie of van infiltratie Naast het gewoon strafdossier wordt een vertrouwelijk dossier aangelegd Hiertoe hebben in principe enkel de procureur des Konings en de onderzoeksrechter toegang (Art. 47septies en novies Sv.) • De toegang van de onderzoeksrechter is echter wel beperkt tot de dossiers waarin hij machtiging tot observatie heeft gegeven
99
JVD
Strafprocesrecht
Ook bij de informantenwerking bewaart de procureur des Konings vertrouwelijke verslagen in een afzonderlijk dossier (Art. 47decies §6 Sv.)
§3. Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld • A. Situering o De taakomschrijving van de personen, belast met het opsporen en vaststellen van misdrijven wordt op algemene wijze bepaald in Art. 8 Sv. o Wat de politiediensten betreft Verder uiteengezet in Art. 15 WPA o Voor de leidinggevende magistraten worden een aantal opsporingsbevoegdheden uiteengezet Inbeslagneming (Art. 35 Sv.) DNA-‐onderzoek (Art. 44ter en 90undecies Sv.) Telefoontap (Art. 90ter Sv.) De bijzondere opsporingsmethoden (Art. 47ter-‐undecies Sv.) Een systematische regeling van alle onderzoekshandelingen ontbreekt • B. Permissieve regel, legaliteit en loyauteit o Wettelijke regeling is niet exhaustief De vroegere rechtspraak betreffende de rechtmatigheid van opsporingshandelingen en de sancties die aan de overtreding ervan verbonden worden, blijft haar belang behouden o Uitgangspunt van deze rechtspraak “alles wat niet is verboden mag” = de permissieve regel ( De prohibitieve regel: elk politieel optreden waarvoor geen uitdrukkelijke wettelijke basis is bepaald, is onrechtmatig) o Nuance: Het principe dat de overheid alles mag wat de burger mag is fout De overheid is gebonden aan de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht o Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen opsporingsdaden geen enkele dwangmaatregel inhouden noch schending van individuele rechten en vrijheden. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de procureur des Konings (Art. 28bis §3 Sv.) en de onderzoeksrechter (Art. 56 §1 Sv.) moeten waken over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze werden verzameld o In de loyauteitsvereiste weerklinken de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht o Opmerking: In een wet kan men onmogelijk alle praktijkgevallen voorzien • C. Sanctionering van onregelmatige opsporingshandelingen o Politieofficieren die bij het opsporen en vaststellen van misdrijven en het verzamelen van bewijsmateriaal zelf misdrijven of andere onregelmatigheden plegen riskeren strafrechtelijke (Bv. Art. 257 Sw.) of disciplinaire sancties o Het Hof van Cassatie oordeelde dat de strafrechter onregelmatigheden kan relativeren die geen invloed hebben op de betrouwbaarheid van het bewijs of het recht op een eerlijk proces (Antigoonarrest) Daarbij moet
100
JVD
•
Strafprocesrecht
de rechter letten op het al dan niet opzettelijk karakter van de fouten begaan door de politie o Vroeger gebeurde deze bewijsuitsluiting pas op het ogenblik waarop de zaak voor het vonnisgerecht werd gebracht. Nu kan dit al tijdens het vooronderzoek plaatsvinden, althans wanneer dit bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd (minderheid van de gevallen) o Onrechtmatig verkregen bewijs Niet enkel het bewijs dat werd verkregen door middel van een misdrijf (foltering) Ook het bewijs dat op onregelmatige wijze tot stand is gekomen (inmenging in de privacy) Of het bewijs verkregen met miskenning van de rechten van de verdediging (Verdacht wordt tijdens het verhoor niet op zijn zwijgrecht gewezen) D. Opsporing en vaststelling van misdrijven en het EVRM o Het EVRM bevat geen regels aangaande de wijze waarop misdrijven moeten worden opgespoord en vastgesteld (Logisch men zoekt de grootste gemene deler van 47 landen waar de praktijken sterk verschillen) o Toch een reeks bepalingen die van belang zijn voor de opsporing en de vaststelling van misdrijven Verbod van folteringen en onmenselijke en vernederende behandelingen (Art. 3) Het recht op persoonlijke vrijheid (Art. 5) Het recht op een eerlijk proces (Art. 6) Het recht op de eerbiediging van het privéleven (Art. 8) o Het gebruik van dwang en geweld Dwang, gebruik van geweld en Art. 3 EVRM • Bij de meeste verdragsbepalingen zijn er uitzonderingen mogelijk Het verdrag duldt ten aanzien van Art. 3 geen enkele uitzondering • (Foltering is ernstiger dan onmenselijke behandeling) • Bij een formeel afgekondigde noodtoestand zijn er geen schendingen van Art. 3 geoorloofd A fortiori ook niet in normale omstandigheden (zelfs bij terrorisme) • De overheid heeft de monopolie op dwang en geweld Binnen de grenzen Wet op het Politieambt Dwang, gebruik van geweld en de Wet Politieambt • In België is het recht op het gebruik van dwang en (gewapend) geweld geregeld door de Wet Politieambt van 1992 Art. 37 in fine en Art. 38 in fine WPA)
101
JVD
•
•
•
•
Strafprocesrecht
Art. 37 WPA laat het geweldgebruik als begeleidende maatregel toe, als de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit zijn vervuld o Subsidiariteitsvereiste Geweld kan gebruikt worden om een wettig doel na te streven dat niet op een andere wijze kan worden bereikt o Proportionaliteitsvereiste Het gebruik van geweld moet redelijk zijn en verhouding tot het nagestreefde doel Het gebruik van geweld is dus slechts geoorloofd voor zover het een wettig doel nastreeft. Gebruik van fysiek (en zelf moreel geweld) tegen verdachten om bekentenissen af te dwingen is ontoelaatbaar Het bewijs dat er eventueel wordt door verkregen, is nietig Politieambtenaren mogen hierbij gebruik maken van vuurwapens Enkel in de 4 door Art. 38 WPA bepaalde gevallen Beperkingen op het handboeien van verdachten en veroordeelden Art. 37bis WPA
Hoofdstuk 2: Personen belast met de opsporing en vaststelling van misdrijven
§1. Algemene beginselen • In het Sv. Geen systematische uiteenzetting wie belast is moet het opsporen van misdrijven en welke bevoegdheden aan deze personen bij de opsporing van misdrijven worden verleend (Het onderzoek in strafzaken werd oorspronkelijk als een taak van de rechter beschouwd deze mocht alles doen wat nodig was om de waarheid te ontdekken) • Conform de opvattingen van de opstellers van het Wetboek, waren autonome bevoegdheden voor parket en politie slechts uitzonderlijk, nl. in geval van heterdaad • Verbetering door de kleine Franchimont d.d. 12 maart 1998 Wetgever neemt op een reeks punten duidelijke stelling o Leiding: Art. 28bis §1 Sv. Procureur des Konings o Indien dwangmaatregelen nodig zijn (Art. 28bis §3 Sv.) Onderzoeksrechter (Art. 56 Sv.) o De functionele leiding van het onderzoek berust bij de magistraten (procureur des Konings of onderzoeksrechter) o De operationele leiding ligt bij de korpsoversten van de politiediensten die de onderzoeksverrichtingen uitvoeren o Art. 9 Sv. Somt de personen op die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie o De kleine Franchimont heeft de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie ontnomen aan de onderzoeksrechter Zijn opsporingsbevoegdheid steunt nu op Art. 56 Sv.
102
JVD
Strafprocesrecht
o In tal van bijzondere wetten wordt de opsporingsbevoegdheid toegekend aan telkens andere ambtenaren Onmogelijk om een volledig overzicht te geven §2. De leidinggevende magistraten • Geen top-‐down relatie meer Steeds meer overleg • A. Het openbaar ministerie (enerzijds) o De procureur des Konings Leiding van de onderzoeken in strafzaken bij wijze van opsporingsonderzoek Onderzoeksmagistraat én vervolgingsmagistraat Hij beslist welke gevolg er aan het resultaat van de opsporingen wordt gegeven en of de zaak aan de rechter wordt voorgelegd met het oog op de toepassing van de strafwet (Art. 22 Sv.) • De onderzoeksrechter is enkel onderzoeksmagistraat, hij kan geen vervolgingen instellen Bevoegdheid ratione materiae Algemeen: Hij kan alle misdrijven opsporen en vaststellen, ongeacht hun aard (misdaden, wanbedrijven of overtredingen) Territoriale bevoegdheid Het Arrondissement (27) • Wanneer een procureur des Konings onderzoeksverrichtingen wil stellen in een ander arrondissement moet hij dit in principe via zijn territoriaal bevoegde ambtgenoot laten gebeuren • De wet bepaalt echter dat de procureur des Konings buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren op het gebied van het opsporings-‐ of het gerechtelijk onderzoek (Art. 23 al.2 Sv.) Hierdoor strekt de onderzoeksbevoegdheid van parketmagistraten zich uit tot het hele grondgebied van het Rijk. Wel is dan vereist dat de procureur des Konings zijn territoriaal bevoegde ambtsgenoot hiervan op de hoogte stelt o De federale procureur Dit ambt werd opgericht vooral omdat er hinder was als een misdrijf zich op het grondgebied van meerdere arrondissementen situeerde Hij beschikt over een eigen parket Samengesteld uit federale magistraten en kan bovendien een beroep doen op magistraten van de arrondissementsparketten en de ressortparketten via delegatie en detachering Algemene bevoegdheden Art. 143 §3 en Art. 144bis -‐144sexies Ger.W.) Bevoegdheden op het gebied van de opsporing en de vaststelling van misdrijven Art. 47duodecies Sv. Geen “superprocureur” Staat niet boven de 27 procureurs des Konings
103
JVD
Strafprocesrecht
Meerwaarde Hij kan de coördinatie verzekeren tussen samenhangende dossiers die door verschillende parketten worden behandeld B. De onderzoeksrechter (anderzijds gerechtelijk onderzoek) o Algemeen Dubbele hoedanigheid van rechter en van opsporingsmagistraat Zijn tussenkomst is vereist wanneer er dwangbevelen moeten worden genomen (Hiertoe is de procureur des Konings, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet bevoegd Art. 28bis §3 Sv.) Zijn onderzoeksbevoegdheid steunt op Art. 56 Sv. Zijn bevoegdheid ratione materiae en zijn territoriale bevoegdheid Zelfde als procureur des Konings Net zoals de procureur heeft de onderzoeksrechter een algemeen vorderingsrecht ten aanzien van de politiediensten (Art. 56 §2 Sv.) Ook de onderzoeksrechter kan daden van onderzoek of van opsporing gelasten buiten zijn arrondissement mits hij de territoriaal bevoegde procureur des Konings hiervan in kennis stelt (Art. 62bis al. 2 Sv.) (In België ongeveer 90 onderzoeksrechters) o Delegatie van bevoegdheden Ook de onderzoeksrechter zal in de praktijk de meeste onderzoekshandelingen niet persoonlijk uitvoeren Ook hij zal politieofficieren belasten met de uitvoering van onderzoeksopdrachten (Art. 56 §2 en 3 Sv.) Omdat de onderzoeksrechter niet alleen opsporingsbevoegdheden uitoefent, maar ook een rechterlijke functie vervult Onderscheid tussen zijn juridictionele bevoegdheden en zijn bevoegdheden als opsporingsmagistraat • De jurisdictionele bevoegdheden kunnen niet worden gedelegeerd (Bv. Verlenen van een aanhoudingsbevel, afnemen van een getuigenverhoor onder ede) • De handelingen die hij kan stellen als opsporingsmagistraat kunnen in principe worden gedelegeerd aan officieren van gerechtelijke politie o Ambtelijke opdrachten Komt in de praktijk weinig voor Wanneer de onderzoeksrechter een onderzoeksdaad wil laten verrichten in een ander arrondissement, moet dit in principe steeds via een ambtelijke opdracht worden gedaan Art. 62bis al. 2 Sv. bepaalt dat de onderzoeksrechter die binnen zijn bevoegdheid kennis krijgt van een misdrijf, buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren. Wel moet de onderzoeksrechter de territoriaal bevoegde procureur des Konings verwittigen van het feit dat in zijn arrondissement opsporingshandelingen worden verricht
•
104
JVD
Strafprocesrecht
§3. De politiediensten • A. Opsporingstaken van de geïntegreerde politiedienst o Sinds 2001 Politiediensten omgevormd in een geïntegreerde dienst op 2 niveaus Lokaal en federaal o Naast (niet boven) de lokale politiediensten, die georganiseerd zijn in politiezones komt er een federale politiedienst die bevoegd is voor het grondgebied van het hele rijk (beiden hebben ze recherchetaken en bestuurlijke taken) o Federale en lokale politiediensten hebben dezelfde algemene bevoegdheid op het gebied van de opsporing en vaststelling van misdrijven (Art. 8 Sv.) Magistraten die op deze diensten een beroep willen doen hebben de keuze tussen hetzij de federale, hetzij de lokale diensten, hetzij zelfs een combinatie van beiden Afhankelijk van de aard van de opdracht (Art. 28ter §4 en Art. 56 §3 Sv.) Welke dienst met welke opdracht wordt belast hangt af van de noodwendigheden van het onderzoek o Behoefte aan taakverdeling Lokale politiekorpsen Basispolitiezorg Federale politie bovenlokaal niveau Beheerst door de principes van specialiteit en subsidiariteit o Minister van Justitie Richtlijn met als doel de verdeling van de opdrachten tussen de lokale en federale politie te bepalen en de coördinatie tussen deze niveaus vast te leggen De richtlijn bepaalt 4 criteria voor de toewijzing van het onderzoek aan de federale politie (geen rangorde tussen de criteria) Van zodra een onderzoek aan één criterium beantwoordt, wordt het in princiep door de magistraat aan de federale politie toegewezen De 4 criteria: • Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit of feiten in het kader van een criminele organisatie • Onderzoek waarbij er nood is aan bijzondere opsporingstechnieken • De complexiteit van het onderzoek wegens o Aard van de feiten o Aard van de onderzoeksdaden o Geografische spreiding • Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit met een verontrustend karakter
105
JVD •
Strafprocesrecht
B. Verhouding leidinggevende magistraten politiediensten o Opsporingen in opdracht van procureur des Konings of onderzoeksrechter De gevorderde politiediensten zijn gehouden aan de vorderingen gevolg te geven en de voor de uitvoering noodzakelijke medewerking en personeelsleden te verlenen (art. 28ter §3 en 56 §2 Sv.). Zij mogen niet over de gepastheid van de vordering oordelen maar zijn verplicht ze uit te voeren, behalve indien de vordering als kennelijk onwettelijk voorkomt (Art. 8/2 WPA) o Autonome opsporing door de politiediensten Politiediensten kunnen ook op autonome wijze, zonder voorafgaandelijke opdracht van een magistraat, misdrijven opsporen en vaststellen (Art. 28bis §1 al. 2 Sv.) Art. 29 Sv. Verplicht tot ambtelijke aangifte De wet bepaalt dat de procureur des Konings, in het kader van het opsporingsbeleid dat is uitgestippeld in de richtlijnen van het college van procureurs-‐generaal (Art. 143bis GerW.) en van de minister van justitie (Art. 143ter Ger.W.) vaststelt welke misdrijven prioritair in zijn arrondissement moeten worden opgespoord (Art. 28ter §1 al. 2 Sv.) Politiediensten die op eigen initiatief handelen, lichten de procureur des Konings in op de wijze en binnen de termijnen die deze bij richtlijn vastlegt (Art. 28ter §2 Sv.) De procureur bepaalt dus bij richtlijn hoe en wanneer de politiediensten op eigen initiatief kunnen handelen en hem moeten inlichten over de gevoerde opsporingsdaden In de praktijk wordt er veel gebruik gemaakt van deze autonomie bij minder ernstige feiten
106
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 3: Het opsporingsonderzoek §1. Begrip • Opsporingsonderzoek Gevoerd door de procureur des Konings • Definitie Art. 28bis §1 Sv. • De procureur des Konings heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht (Art. 28ter §1 Sv.) • Het opsporingsonderzoek wordt in de wet duidelijk afgelijnd van het gerechtelijk onderzoek o Art. 28bis §3 Sv. De opsporingshandelingen mogen geen enkele dwangmaatregel inhouden, noch schendingen van de individuele rechten en vrijheden o Indien dwangmaatregelen moeten worden getroffen Gerechtelijk onderzoek vorderen • De wet voorziet wel in de mogelijkheid voor de procureur om specifieke dwangmaatregelen te vragen aan de onderzoeksrechter, zonder dat deze met het volledige onderzoek wordt belast = De mini-‐instructie (Art. 28septies Sv.) o Het opsporingsonderzoek wordt gewoon onder leiding en gezag van de procureur des Konings voortgezet o Er kunnen toch bepaalde dwangmaatregelen worden bevolen door de onderzoeksrechter (tenzij de onderzoeksrechter beslist om de zaak te evoceren Het onderzoek naar zich te trekken) • In tegenstelling tot het gerechtelijk onderzoek (gedeeltelijk tegensprekelijk) is het opsporingsonderzoek volledig inquisitoir Alle onderzoeksverrichtingen worden gesteld buiten de aanwezigheid van de verdachte en hij heeft op geen enkel ogenblik inzage in het strafdossier (rechten voor verdachte en burgerlijke partij om bijkomende onderzoeksmaatregelen te vragen bestaan niet in het opsporingsonderzoek) §2. De heterdaadprocedure • A. Verrichtingen bij betrapping op heterdaad o Principe De ambtsverrichtingen van de procureur des Konings en zijn hulpofficieren zijn niet op systematische wijze geregeld in het Wetboek van Strafvordering Enkel de uitzonderlijke bevoegdheden in geval van betrapping op heterdaad worden uitvoerig uiteengezet (Art. 32-‐46 Sv.) Art. 41 al. 1 Sv. Een op heterdaad ontdekt misdrijf is een msidrijf dat wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd, of onmiddellijk daarna Art. 41 al. 2 Sv. Met betrapping op heterdaad worden gelijkgesteld
107
JVD
•
Strafprocesrecht
o Oorsprong van de speciale regels in verband met heterdaad In de geest van het wetboek moest het onderzoek normaal door de onderzoeksrechter worden verricht. De opsporingsbevoegdheden van de procureur des Konings en zijn hulpofficieren bestonden slechts uitzonderlijk, nl. bij betrapping op heterdaad. De heterdaadprocedure was, vanuit deze benadering, een uitzonderingsregime waarin aan de procureur des Konings en zijn hulpofficieren bevoegdheden werden toegekend om hun toe te laten de nodige vaststellingen te doen, om te vermijden dat bewijzen zouden teloorgaan in afwachting dat een onderzoeksrechter kon worden gevorderd (Oorspronkelijk was dit een tijdelijke procedure) o Bijzondere bevoegdheden bij betrapping op heterdaad Reeks bevoegdheden die de procureur des Konings normaal niet heeft • Art. 34 Sv. Getuigen opleggen de plaats niet te verlaten • Art. 36 Sv. Huiszoeking • Art. 43-‐44bis Sv. Deskundigenonderzoek • Art. 90bis Sv. Onderzoek aan het lichaam • Art. 88bis §1 al. 5 Sv. Telefoonnummers laten registreren • Art. 90ter §5 Sv. Met betrekking tot bepaalde misdrijven (gijzeling, afpersing) telefoongesprekken laten afluisteren en opnemen Betrapping op heterdaad is dus de omstandigheid waardoor de taakverdeling tussen de procureur des Konings en de onderzoeksrechter wordt doorbroken, en de procureur zelf dwangmaatregelen mag bevelen Ook de onderzoeksrechter heeft in het Sv. bijzondere bevoegdheden verkregen bij betrapping op heterdaad Art. 59 Sv. • De onderzoeksrechter hoeft niet te wachten totdat de procureur des Konings hem heeft gevorderd en adieert zichzelf door autosaisine Bij betrapping op heterdaad vallen de bevoegdheden van de procureur en de onderzoeksrechter voor een deel samen B. “Gewone” verrichtingen o In de praktijk heeft zich, naast het opsporingsonderzoek volgens de regels van de heterdaadprocedure, een “gewoon” opsporingsonderzoek ontwikkeld, waarbij de procureur en zijn hulpofficieren onderzoeksverrichtingen mogen stellen, ook al is er geen betrapping op heterdaad. Als de procureur zijn bijzondere bevoegdheden uitoefent op grond van de regels betreffende heterdaad (Bv. een huiszoeking) dan moet hij daarna niet noodzakelijk een gerechtelijk onderzoek vorderen
108
JVD
Strafprocesrecht
§3. De proactieve recherche • A. Algemeen o Het opsporingsonderzoek slaat niet enkel op feiten die al gepleegd zijn, maar ook, onder bepaalde voorwaarden, op misdrijven die nog niet gepleegd zijn o Art. 28bis §2 Sv. Het opsporingsonderzoek omvat ook de proactieve recherche = het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen met betrekking tot misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht gebracht zijn o Doel van de proactieve recherche Te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven De proactieve recherche heeft een gerechtelijke finaliteit o Proactieve recherche zal soms voorafgaan aan het strafbaar feit, wanneer er wel al een redelijk vermoeden is, maar vooraleer er een concrete verdenking tegen een concreet persoon is Proactief optreden staat tegenover reactief optreden (het optreden nadat het misdrijf is vastgesteld) De grens tussen proactieve en reactieve recherche is niet steeds precies te trekken (Bv. bij drugssmokkel) o In het kader van de proactieve recherche worden vaak bijzondere opsporingsmethoden gebruikt zoals het gebruik van undercoveragenten en allerhande bespiedingen, vaak met hoogtechnologische middelen o Binnen de proactieve recherche wordt vaak sturingsinformatie verzameld die van nut kan zijn voor het verdere verloop van het onderzoek o Soms, maar niet noodzakelijk, wordt de aldus verkregen informatie achteraf als bewijsmateriaal in de strafzaak gebruikt • B. Voorwaarden (Art. 28bis §2 Sv.) o Voorafgaandelijke schriftelijke toestemming parket Zowel de procureur als de onderzoeksrechter moeten waken over de wettigheid en loyauteit van de bewijsmiddelen Art. 28bis §2 Sv. is niet van toepassing ten aanzien van misdrijven die al gepleegd zijn Daar is geen voorafgaandelijke schriftelijke toelating van de procureur des Konings vereist o Gerechtelijke finaliteit De opsporingen moeten steeds plaats vinden met het doel te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven o Proportionaliteit Niet alle misdrijven komen voor proactieve recherche in aanmerking Het moet gaan om feiten die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie (Art. 324bis en ter Sw.), of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in Art. 90ter §2, 3 en 4 Sv., uitmaken of zouden uitmaken
109
JVD
Strafprocesrecht
§4. De bijzondere opsporingsmethoden • A. Algemeen o Gekenmerkt door hun heimelijk karakter en de noodzaak bepaalde elementen uit het onderzoek geheim te houden om politieambtenaren en burgers die aan deze heimelijke opsporingen hebben meegewerkt niet aan represailles bloot te stellen o Deze methoden worden aangewend in de strijd tegen bepaalde vormen van criminaliteit, waartegen de traditionele opsporingsmethoden niet opgewassen zijn Zo worden allerhande fraudedelicten en trafieken in personen en in illegale goederen zelden door het slachtoffer gemeld en is het voor de overheid bijzonder moeilijk om ze op het spoor te komen Bijkomend probleem De enorme winsten die deze activiteiten genereren worden “witgewassen” o Voorbeelden Het gebruik van tipgevers, informanten en zelfs infiltranten Het gebruik van gesofistikeerde afluister-‐ en bespiedingsapparatuur Valstrikoperaties (pseudokoop, flash-‐rolls, frontstores) Om de financiële circuits bloot te leggen en de witgewassen gelden te kunnen confisqueren Opsporingsmethoden vereist waarvan het “bijzondere” hierin gelegen is dat zij niet zozeer gericht zijn op de vermoedelijke daders, maar rechtstreeks op de bewegingen van de criminele vermogensvoordelen o Doel Niet preventief Het gaat eerder om het creëren van de optimale omstandigheden om de daders van het misdrijf, dat anders moeilijk zou kunnen worden vastgesteld, op heterdaad te kunnen betrappen o Dit soort opsporingen kadert binnen de proactieve recherche o Door sommige bijzondere opsporingsmethoden wordt het recht op privacy zeer sterk aangetast, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van heimelijke bespiedingsapparatuur zoals verborgen microfoons, infraroodcamera’s en peilapparatuur Hierdoor wordt de privacy geschonden, niet alleen van de verdachte, maar ook van derden o Door methoden als pseudokoop en infiltratie bewegen opsporingsdiensten zich op de scheidingslijn tussen misdaad bestrijden en zelf misdrijven plegen Hoewel de wet duidelijk bepaalt dat provocatie verboden is, wordt een beperkte vorm van deelneming aan misdrijven (Bv. activiteiten van criminele organisaties) niet per se uitgesloten Het loyauteitsbeginsel in Art. 28bis §3 en 56 §1 Sv. wordt hier buiten werking gesteld Een overheid die deelneemt aan het plegen van misdrijven of burgers daartoe aanspoort riskeert haar geloofwaardigheid te verliezen
110
JVD
•
Strafprocesrecht
o Bescherming van de rechten van de verdediging Grote geheimhouding bij bijzondere opsporingsmethoden Zodat het voor de verdachte vaak moeilijk en zelfs onmogelijk is om na te gaan of de politiediensten hun boekje niet te buiten zijn gegaan o Het onderwerp is nog steeds zeer controversieel B. Wettelijke regeling o Algemeen Geregeld in de wet van 6 januari 2003 Deze wet heeft een reeks nieuwe artikelen ingelast in het Sv. (Art. 47ter-‐undecies) De bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden aangewend zowel binnen een (al dan niet proactief) opsporingsonderzoek (Art. 47ter-‐undecies Sv.) als binnen een gerechtelijk onderzoek (Art. 56bis Sv.) Ze worden toegepast onder de controle van het openbaar ministerie • Het is niet de onderzoeksrechter zelf maar de procureur des Konings die instaat voor de tenuitvoerlegging van de bijzondere opsporingsmethoden (Art. 56bis al. 1 Sv.) De meeste bijzondere opsporingsmethoden kunnen door de procureur des Konings worden bevolen, zonder dat er machtiging van de onderzoeksrechter vereist is Ze kunnen dus binnen het raam van een gewoon opsporingsonderzoek worden toegepast In slechts 2 gevallen is een machtiging vereist • Bij stelselmatige observatie met technische middelen om zich te verwerven in een woning of de aanhorigheden daarvan (Art. 56bis al. 2 Sv.) en bij inkijkoperaties in een woning (Art. 89ter Sv.) • Bij de toepassing van sommige maatregelen op de woning of de lokalen die aangewend worden voor beroepsdoeleinden van advocaten, geneesheren Stelselmatige observaties (Art. 47sexies Sv.), infiltraties (Art. 47octies Sv.) en inkijkoperaties (Art. 89ter Sv.) Zie Art. 56bis al. 3 Sv. In deze 2 gevallen moet een volledig gerechtelijk onderzoek worden gevorderd en kan geen mini-‐instructie worden bevolen Doordat beide maatregelen enkel nog binnen een gerechtelijk onderzoek kunnen worden toegepast, kunnen ze niet proactief worden aangewend De procureur des Konings staat in voor de permanente controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden door de politiediensten binnen zijn gerechtelijk arrondissement (Art. 47ter §2 Sv.)
111
JVD
Strafprocesrecht
Sinds de BOM-‐Reparatiewet kunnen de bijzondere opsporingsmethoden ook worden aangewend in het kader van de strafuitvoering wanneer de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf heeft onttrokken (Art. 47ter §1 in fine Sv.) • De toepassingsvoorwaarden zijn dezelfde, met het verschil dat in de strafuitvoeringsfase geen methoden kunnen worden toegepast waarvoor machtiging van de onderzoeksrechter nodig is (gebrek aan controle van een onpartijdige) o Het plegen van misdrijven in het raam van een bijzondere opsporingsmethode Ten aanzien van de bijzondere opsporingsmethoden wordt afgeweken van de fundamentele regel dat politieambtenaren geen misdrijven mogen plegen bij het opsporen en vaststellen van misdrijven Onder bepaalde voorwaarden mogen politieambtenaren hier misdrijven plegen Politieambtenaren die in dergelijke omstandigheden misdrijven plegen kunnen worden verschoond wanneer zij aan een aantal voorwaarden voldoen: • Subsidiariteit Strafbare feiten in het kader van de opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van de veiligheid van de bij de operatie betrokken personen, die strikt noodzakelijk zijn (Art. 47quinquies §2 al. 1 Sv.) • Proportionaliteit Evenredig met het nagestreefde doel (Art. 47quinquies §2 al. 2 Sv.) • Uitdrukkelijke machtiging van de procureur des Konings schriftelijk en vermelden de feiten die door de politiediensten kunnen worden gepleegd (Art. 47quinquies §3 Sv.) • Verbod van provocatie (inbreuken Art. 30 VTSv.) Bij naleving van deze voorwarden geldt een strafuitsluitende verschoningsgrond, zowel ten aanzien van de politieambtenaar die strafbare feiten heeft gepleegd als ten aanzien van de procureur des Konings die hem hiertoe de machtiging heeft gegeven (Art. 47quinquies §2 Sv.) Naast deze verschoningsgrond wordt bovendien voorzien in een rechtvaardigingsgrond voorde bijzondere maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om de afscherming van de identiteit en de veiligheid van de politieambtenaren et vrijwaren (Art. 47quinquies §4 Sv.) Bv. Uitbouw van een “safe house” o Vertrouwelijk dossier Niet alle details met betrekking tot de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie worden gewoon in het strafdossier opgenomen Naast het eigenlijke strafdossier is er ook een vertrouwelijk dossier
112
JVD
Strafprocesrecht
Inhoud ervan Art. 47septies §1 en 2 en Art. 47novies §1 en 2 Sv. • De machtiging • De afzonderlijke toelating om misdrijven te plegen • De vertrouwelijke verslagen Het bestaan van een vertrouwelijk dossier betekent echter niet dat in het strafdossier zelf met geen woord over de ingezette bijzondere opsporingsmethoden wordt gerept De elementen die de afscherming van de gebruikte politietechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de betrokken politieambtenaren, informanten en burgers in het gedrang kunnen brengen, worden weggelaten De procureur des Konings bevestigt bovendien nog eens expliciet het bestaan van de door hem verleende machtiging (Art. 47septies §2 en Art. 47novies §2 Sv.) Tot de vertrouwelijke dossiers hebben enkel de procureur des Konings en de onderzoeksrechter toegang • Het inzagerecht van de onderzoeksrechter geldt echter enkel in geval hij zelf de machtiging tot observatie verleende, of wanneer een gerechtelijk onderzoek wordt gevorderd in een zaak waarin reeds een observatie of infiltratie heeft plaatsgevonden (hij mag er in het kader van zijn gerechtelijk onderzoek echter geen gewag van maken Art. 56bis Sv.) De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim Noch de partijen, noch de vonnisrechter heeft inzage in het vertrouwelijk dossier Zij hebben slechts kennis van die elementen die in het proces-‐verbaal in het strafdossier werden opgenomen Ook bij de informantenwerking bestaan vertrouwelijke dossiers Het is de procureur des Konings die beslist, in functie van de aangebrachte informatie en met inachtneming van de veiligheid van de informant, of hiervan proces-‐verbaal wordt opgesteld dat kan worden gevoegd bij het strafdossier van een lopend opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek o Wettigheidscontrole Bijzondere opsporingsmethoden worden toegepast onder de controle van het OM (Art. 47ter §1 Sv.) Voorzien in een controle die wordt toevertrouwd aan een andere instantie dan die welke de operatie zelf uitvoert (de politiediensten) of er onmiddellijke verantwoordelijkheid voor draagt (openbaar ministerie of onderzoeksrechter)
113
JVD
Strafprocesrecht
Vervolging • Art. 235ter Sv. De kamer van inbeschuldigingstelling wordt belast met de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie • Vooraleer een zaak waarin deze methoden werden toegepast aan de vonnisrechter kan worden voorgelegd Moet eerst langs de kamer van inbeschuldigingstelling passeren Verplichte controle bij de afsluiting van het vooronderzoek • Dit geldt enerzijds wanneer een observatie of een infiltratie tijdens een opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Alvorens het openbaar ministerie tot rechtstreekse dagvaarding overgaat, wordt de zaak aan de kamer van inbeschuldigingstelling voorgelegd • Dit gebeurt ook wanneer een gerechtelijk onderzoek heeft plaatsgehad Art. 235ter Sv. • De kamer van inbeschuldigingstelling kan deze controle ook al voorlopig verrichten in de loop van het gerechtelijk onderzoek Art. 235quater Sv. (geen initiatiefrecht voor de partijen zelf) • Hoewel enkel reeds ‘gecontroleerde dossiers’ de vonnisrechter zullen bereiken Vonnisrechter kan ook de kamer van inbeschuldigingstelling gelasten haar controletaak uit te oefenen Voorbehouden voor het geval er concrete gegevens zijn die pas na de controle door de K.I. aan het licht zijn gekomen en die nog vragen doen rijzen over de regelmatigheid van de observatie of de infiltratie • Het gebrek aan inzage in het vertrouwelijk dossier voor de verdachte wordt op afdoende wijze gecompenseerd door de procedure voor de K.I. Sepot • De dossiers waarin niet werd overgegaan tot vervolging worden (ten minste om de 3 maanden) aan de procureur-‐ generaal bij het Hof van Beroep toegezonden, teneinde deze toe te laten een controle uit te voeren op de regelmatigheid van de gebruikte methoden • Het college van procureurs-‐generaal controleert ook alle dossiers waarin aan informanten overeenkomstig Art. 47decies §7 de toelating werd gegeven misdrijven te plegen (Art. 47undecies Sv.) Een informant is een persoon van wie wordt verondersteld dat hij nauwe relaties onderhoudt met personen tegen wie er ernstige aanwijzingen zijn dat zij misdrijven plegen of zouden plegen. Anders dan een infiltrant is de tussenkomst van een informant beperkt tot het verstrekken van informatie aan een politieambtenaar
114
JVD
Strafprocesrecht
§5. Het “kaapluk-onderzoek” • = Financieel kaalplukken • Aparte ontnemingsprocedure die wordt afgesplitst van de hoofdprocedure • Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen vindt immers plaats nadat de beklaagde al schuldig werd bevonden • Art. 524bis Sv. De rechter die de beklaagde schuldig verklaart, kan op vordering van het openbaar ministerie een bijzonder onderzoek gelasten naar de vermogensvoordelen bedoeld in Art. 42, 3°, 43bis en 43 quater Sw. • Het hier bedoelde onderzoek heeft tot doel deze vermogensvoordelen precies te bepalen om desgevallend te kunnen overgaan tot de verbeurdverklaring ervan • In de praktijk niet te veel Men wil de verbeurdverklaring in het eigenlijke vonnis opnemen • Vermits het ontnemingsonderzoek zich chronologisch na het onderzoek ten gronde situeert, is het niet mogelijk een gerechtelijk onderzoek te vragen of specifieke onderzoeksdaden te vorderen van de onderzoeksrechter via een mini-‐ instructie §6. Afsluiting van het opsporingsonderzoek • Aangezien de leiding van het opsporingsonderzoek bij de procureur des Konings ligt, is ook hij verantwoordelijk voor de afsluiting ervan • A. Niet-vervolging: Sepot, minnelijke schikking of bemiddeling • B. Vordering tot onderzoek o Wanneer het opsporingsonderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht heeft gebracht, en de procureur des Konings meent dat dwangbevelen vereist zijn of dat de tussenkomst van de onderzoeksrechter om nog andere redenen wenselijk is Het onderzoek wordt dan verder geleid door de onderzoeksrechter Gerechtelijk onderzoek • C. Dagvaarding of oproeping voor het vonnisgerecht o In het opsporingsonderzoek werden voldoende bezwaren tegen de verdachte aan het licht gebracht
115
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 4: Het gerechtelijk onderzoek §1. Begrip • Onderzoek onderleiding van de daartoe speciaal aangestelde onderzoeksmagistraat De onderzoeksrechter Art. 55 en 56 Sv. • Het gerechtelijk onderzoek wordt voornamelijk gebruikt indien dwangmaatregelen vereist zijn of in complexe zaken • De procureur des Konings kan specifieke onderzoekshandelingen van de onderzoeksrechter vorderen zonder deze met het hele onderzoek te gelasten Via de mini-‐instructie (Art. 28septies Sv.) §2. Taakomschrijving van de onderzoeksrechter • Art. 56 Sv. • Bij het verrichten van zijn onderzoek moet de onderzoeksrechter alle nuttige inlichtingen verzamelen o Bewijzen à charge Die de verdachte bezwaren (in zijn nadeel) o Bewijzen à décharge Die de verdachte ontlasten (in zijn voordeel) • De onderzoeksrechter kan deze onderzoeksverrichtingen uitvoeren, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van de procureur des Konings • De onderzoeksrechter is intrinsiek onafhankelijk o Geen hiërarchisch toezicht, bij de procureur des Konings wel §3. Saisine van de onderzoeksrechter • Het gerechtelijk onderzoek kan slechts van start gaan van zodra de onderzoeksrechter geadiëerd is • A. Wijze waarop de onderzoekrechter geadiëerd wordt o Vordering tot onderzoek (Art. 47 Sv.) Vordering van de procureur des Konings of de federale procureur waardoor de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de onderzoeksrechter • In de regel schriftelijk • Kan ook mondeling Als naderhand schriftelijk wordt bevestigd o Klacht met burgerlijke partijstelling van de benadeelde (Art. 63 Sv.) Maakt de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter o Uitzonderlijk: auto-saisine bij betrapping op heterdaad (Art. 59 Sv.) Bij betrapping op heterdaad Versmelten de bevoegdheden van onderzoeks-‐ en vervolgingsmagistraat De onderzoeksrechter is geadiëerd zonder dat hij de vordering van de procureur des Konings moet afwachten
116
JVD
•
Strafprocesrecht
o De mini-instructie Vroeger moest men steeds tot een gerechtelijk onderzoek over gaan als er dwangmaatregelen moesten genomen worden Dan moest de procureur des zaak uit handen geven aan de onderzoeksrechter Nu via Art. 28septies Sv. Dwangmaatregelen zonder dat men moet overgaan tot een gerechtelijk onderzoek B. Omvang van de saisine o De onderzoeksrechter is gebonden door de saisine Hij mag enkel onderzoeksdaden verrichten met betrekking tot de feiten waarvoor hij geadiëerd is (de feiten die het voorwerp uitmaken van de vordering tot onderzoek) o In rem, niet in personam De onderzoeksrechter wordt geadiëerd met betrekking tot een feit, niet met een persoon
•
C. Gevolgen van de saisine o De onderzoeksrechter kan niet weigeren te onderzoeken Wel kan hij specifieke onderzoeksverrichtingen weigeren Niet het onderzoek als dusdanig o Eens de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, verliest de procureur des Konings de mogelijkheid af te zien van vervolging
§4. Verhouding onderzoeksrechter - procureur des Konings • A. Situering • B. Vorderingen van de procureur des Konings ten aanzien van de onderzoeksrechter o De procureur des Konings (geen leiding meer) kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen. Hij heeft ten allen tijde inzage in het strafdossier. Hij kan steeds aan de onderzoeksrechter de mededeling van het dossier vragen en eventueel aanvullende vorderingen nemen o De onderzoeksrechter is gebonden (heeft de leiding van het onderzoek) is gebonden door de vordering tot onderzoek en hij kan het onderzoek als dusdanig niet weigeren. Hij kan wel weigeren specifieke onderzoeksverrichtingen die van hem worden gevraagd, te bevelen Door een ‘strijdig bevel’ (gebeurt niet veel) • C. Rechtsmiddelen o Hoger beroep door de procureur des Konings De procureur des Konings kan hoger beroep aantekenen tegen een strijdig bevel van de onderzoeksrechter Bij de kamer van inbeschuldigingstelling In een aantal gevallen is het hoger beroep van het parket tegen beschikkingen van de onderzoeksrechter uitdrukkelijk geregeld
117
JVD
Strafprocesrecht
Bij situaties waarbij de onderzoeksrechter een verzoek van de partijen (inverdenkinggestelde, burgerlijke partij, derde-‐ beslagene) inwilligt Beroep door het parket wanneer: • De onderzoeksrechter inzage verleent in het strafdossier (Art. 61ter Sv.) • De onderzoeksrechter een beslag licht (Art. 61quater Sv.) • De onderzoeksrechter een verzoek tot het stellen van bijkomende onderzoeksdaden inwilligt (Art. 61quinquies Sv.) • De onderzoeksrechter in beslag genomen vermogensvoordelen laat verkopen of teruggeeft tegen betaling van een borgsom (Art. 61sexies Sv.) o Cassatieberoep door de procureur des Konings Tegen de beschikkingen van de kamer van inbeschuldigingstelling Staat pas open nadat het eindvonnis of –arrest is geveld (uitzonderingen: Art. 416 al.2 Sv.) §5. Rechten inverdenkinggestelde, burgerlijke partij en derde-beslagene tijdens het gerechtelijk onderzoek • Sinds de Wet Franchimont (1998) Reeks rechten voor de inverdenkinggestelde, de verdachte en de burgerlijke partij die zij kunnen laten gelden voor de onderzoeksrechter Enkel in gerechtelijk onderzoek • A. Het recht inzage te vragen in het strafdossier (Art. 61ter Sv.) o Art. 61ter Sv. Beperkt inzagerecht voor de inverdenkinggestelde, de verdachte en de burgerlijke partij In een opsporingsonderzoek hebben zij dit niet o Toch kan de onderzoeksrechter het inzagerecht beperken tot een deel van het dossier (onder de voorwaarde van de noodwendigheid van het onderzoek) Beperkingen in Art. 61ter §3 Sv. o Als het verzoek wordt ingewilligd Art. 61ter §4 Sv. Het inzagerecht houdt geen recht in om ook kopie te nemen van het dossier o Als de onderzoeksrechter het verzoek afwijst Dan kan de verzoeker hoger beroep instellen bij de kamer van inbeschuldigingstelling Art. 61ter §5 Sv. o De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op het voorwerp (Art. 61ter §7 Sv.) o De inlichtingen verkregen door de inzage mogen de partijen enkel in het belang van hun verdediging gebruiken
118
JVD
•
•
Strafprocesrecht
o Kwaadwillig misbruik van de door inzage verkregen inlichtingen is een misdrijf (Art. 460ter Sw.) Wanbedrijf B. Het strafrechtelijk kortgeding (Art. 28sexies, 61quater en 61sexies Sv.) o Vroeger moesten verzoeken tot opheffing van een beslag voor de burgerlijke rechter in kortgeding worden gebracht Problemen o Nu worden deze vorderingen voor de strafrechter gebracht Het zogenaamd strafrechtelijk kortgeding o De procureur des Konings resp. de onderzoeksrechter kunnen het verzoek afwijzen, of een gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke opheffing van de maatregel toestaan In de wet o Hoger beroep Indien het verzoek wordt afgewezen kan de verzoeker de zaak aanbrengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 28sexies §4 en 61quater §5 Sv.) o De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op het voorwerp (Art. 28sexies §7 en 61quater §8 Sv.) C. Het recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen (Art. 61quinquies Sv.) o De inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen de onderzoeksrechter verzoeken een bijkomende onderzoekshandeling te verrichten (Art. 61 quinquies Sv.). De verzoeker moet hierbij specificeren welke onderzoeksdaad gij wil laten stellen en waarom (meestal volgt dat op de inzage in het dossier) o De onderzoeksrechter kan het verzoek afwijzen Art. 61quinquies §3 Sv. o Tegen de afwijzing of de inwilliging kunnen resp. de verzoeker en het parket hoger beroep aantekenen bij de kamer van inbeschuldigingstelling Art. 61quinquies §4 Sv. o De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op het voorwerp (Art. 61quinquies §6 Sv.) o Kanttekeningen Men moet in België nadenken over een complete herdenkingen van het strafprocesrecht Het is als een auto met veel vervangstukken Er moet een nieuwe auto komen
119
JVD
Strafprocesrecht
§6. Afsluiting van het gerechtelijk onderzoek: de regeling van de rechtspleging • A. Situering o Regeling van de rechtspleging Tussenprocedure (Niet bij een opsporingsonderzoek) o De raadkamer (in graad van beroep is dit de kamer van inbeschuldigingstelling) beslist over de afsluiting van het onderzoek 2 vragen: Bestaan tegen de verdachte voldoende bezwaren? Werden de bewijzen op rechtmatige wijze vergaard? • B. Procedure o Beschikking tot mededeling van de onderzoeksrechter Wanneer de onderzoeksrechter oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is, maakt hij het dossier over aan de procureur des Konings (Art. 127, §1, al. 1 Sv.) = De beschikking tot mededeling o Eindvordering van de procureur des Konings Als de procureur geen andere onderzoekshandelingen wenst te laten verrichten Vordert hij de rechtspleging door de raadkamer (Art. 127, §1, al. 2 Sv.) = Eindvordering Hier bepaalt de procureur des Konings de feiten en de kwalificatie De eindvordering moet alle feiten bevatten die in de oorspronkelijke vordering begrepen waren, anders blijft het onderzoek naar die feiten bij de onderzoeksrechter aanhangig en is hij dus niet ontlast Moeilijke dossiers (ecofin) Vertraging en achterstand Al naargelang van de gegevens van het dossier kan de procureur in zijn eindvordering aan de raadkamer vragen de inverdenkinggestelde buiten vervolging te stellen of de zaak naar het vonnisgerecht te verwijzen. Hij kan ook vragen dat de raadkamer de onderzoeksrechter van de zaak ontlast (Bv. om het strafdossier over te hevelen naar een ander arrondissement) • C. Procedure voor de raadkamer o Vaststellen datum van verschijning en afhandeling van eventuele verzoeken tot bijkomende onderzoekshandelingen (fixeren) De eindvordering maakt de zaak bij de raadkamer aanhangig (De raadkamer bepaalt dan ten minste 15 dagen vooraf de plaats, de dag en het uur van de zitting van de raadkamer) De griffier stelt de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partijen in kennis dat ze gedurende deze termijn van 15 dagen het dossier op de griffie kunnen inkijken en er kopie van kunnen opvragen (Art. 127, §2 Sv.) (Automatisch, ze moeten dit niet vragen) Binnen de termijn van 15 dagen kunnen de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij de onderzoeksrechter overeenkomstig Art. 61 quinquies Sv. verzoeken om bijkomende onderzoekshandelingen te verrichten (termijn van 15 dagen loopt vanaf het moment dat de partijen van de griffier het bericht
120
JVD
•
Strafprocesrecht
ontvangen dat het strafdossier na eindnotering ter inzage ligt) In dat geval wordt regeling van de rechtspleging geschorst totdat het verzoek definitief is behandeld (ofwel verzoek afgewezen, ofwel ingewilligd en bij inwilliging dan geschorst tot de gevraagde onderzoekshandelingen werden uitgevoerd) Eventueel kan de raadkamer, indien zij oordeelt dat het onderzoek onvolledig is, de zaak ‘niet in staat’ verklaren Het gerechtelijk onderzoek zal dan nog enige tijd verder lopen In complexe zaken kan de raadkamer de termijn van inzage verlengen o Zitting van de raadkamer De raadkamer doet uitspraak op verslag van de onderzoeksrechter, na de procureur des Konings, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde te hebben gehoord De raadkamer kan de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen (geen hoger beroep tegen deze beschikking) Art. 127, §4 Sv. Procedure is tegensprekelijk Achter gesloten deuren (in dit opzicht dus gedeeltelijk inquisitoir) D. Mogelijke beslissingen van de raadkamer o Buitenvervolgingstelling of verwijzing Buitenvervolgingstelling (Art. 128 Sv.) • Uit het onderzoek blijkt dat de feiten geen misdrijf opleveren of dat en onvoldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde zijn Buitenvervolgingstelling • Buitenvervolgingstelling kan ook worden bevolen als de raadkamer vaststelt dat de strafvordering onontvankelijk is of dat zij is vervallen (Bv. door rechterlijk gewijsde of door verjaring) Verwijzing naar het vonnisgerecht • Art. 129, 130 en 133 Sv. o De zuivering der “nietigheden” Art. 131 Sv. Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg = Zuiveren Enkel geldige stukken o Beslissingen in verband met het onderzoek Overgeslagen o Beslissingen over de grond van de zaak De raadkamer kan in 2 gevallen een uitspraak ten gronde vellen ( in afwijking van het algemene principe dat de raadkamer zich niet uitspreekt over de grond van de zaak)
121
JVD
•
Strafprocesrecht
De internering o Indien blijkt dat de inverdenkinggestelde geestesgestoord is in de betekenis van Art. 1 Wet bescherming maatschappij Raadkamer kan beslissen hem te interneren
De opschorting o Indien de voorwaarden voor het verlenen van (probatie)opschorting vervuld zijn Speciaal gemotiveerde beslissing van de raadkamer (Art. 3 Probatiewet) E. Rechtsmiddelen tegen de beschikking over de rechtspleging o Hoger beroep bij de kamer van inbeschuldigingstelling Hoger beroep door het OM en de burgerlijke partij • Altijd mogelijk Want voor hen is de buitenvervolgingstelling het einde van de procedure • Art. 135, §1 Sv. • (Art. 128 Sv.) Hoger beroep door de inverdenkinggestelde • Niet volwaardig • Op grond van Art. 539 Sv. Wanneer hij de bevoegdheid van de onderzoeksrechter of de raadkamer betwist • Bovendien kan hij beroep aantekenen in de gevallen, bepaald door Art. 135, §2 Sv. o Belangrijke ontvankelijkheidsvoorwaarde Enkel ontvankelijk indien het middel bij schriftelijke conclusie is ingeroepen voor de raadkamer (ten aanzien van het OM en de burgerlijke partij wordt deze voorwaarde niet gesteld Geen schending gelijkheidsbeginsel) o De inverdenkinggestelde kan dus geen hoger beroep instellen om louter het bestaan van voldoende bezwaren te betwisten, een schulduitsluitingsgrond of een strafuitsluitende verschoningsgrond in te roepen, of de opschorting te vragen, noch om de overschrijding van de redelijke termijn aan te voeren. Ook tegen de beslissing van de raadkamer dat de zaak niet in staat is kan de inverdenkinggestelde geen hoger beroep aantekenen Termijnen en procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling • Hoger beroep instellen binnen een termijn van 15 dagen • Als enkel het OM hoger beroep instelt tegen de buitenvervolgingstelling, moet de burgerlijke partij niet worden opgeroepen • Art. 135, §3, al. 4 Sv. • Openbare terechtzitting •
•
122
JVD
Strafprocesrecht
Tegensprekelijke procedure voor de Raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling • De uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling gebeurt alleszins achter gesloten deuren o Cassatieberoep In principe Geen cassatieberoep mogelijk tegen arresten van het vooronderzoek dan na het eindarrest of eindvonnis, behalve als het gaat over vonnissen en arresten inzake de bevoegdheid Deze regel geldt niet ten aanzien van vonnissen of arresten in toepassing van de Art. 135 en 235bis Sv. , ook niet ten aanzien van vonnissen of arresten inzake de burgerlijke vordering die uitspraak doen over het beginsel van de aansprakelijkheid (Art. 416, al. 2 Sv.) •
123
JVD
Strafprocesrecht
§7. Controle door de kamer van inbeschuldigingstelling • De kamer van inbeschuldigingstelling (KI) houdt ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken (Art. 136 al. 1 Sv.) Het controlecentrum op gerechtelijke onderzoeken • De KI waakt over onderzoeken die meer dan 1 jaar aanslepen (Art. 136 al. 2 en 136bis Sv.) en controleert de regelmatigheid van de rechtspleging (Art. 235bis Sv.) • A. Ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken o Via Art. 136, al. 1 Sv. Via auto-‐saisine zonder dat ze daartoe door het OM of één van de partijen uitgenodigd wordt • B. Toezicht op langdurige onderzoeken o Onderzoeken die meer dan 1 jaar aanslepen kunnen bij de KI worden aangebracht op 2 manieren Art. 136, al. 2 Sv. (De inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij) Art. 136bis Sv. (De procureur-‐generaal) o Wanneer de zaak op die wijze bij haar is aangebracht kan de KI, zelfs ambtshalve, de bij Art. 136, 235 en 235bis Sv. bepaalde maatregelen nemen Zij kan de zaak tot zich trekken (Art. 235 Sv.) en/of het dossier zuiveren (Art. 235bis Sv.) • C. Toezicht op de regelmatigheid van de rechtspleging o De KI kan processtukken die “besmet” zijn door onregelmatigheden uit het strafdossier verwijderen Zuivering van het strafdossier o De KI doet dit op vordering van het OM of op verzoek van de partijen. Zij kan hiertoe zelfs ambtshalve overgaan (Art. 235bis, §1 Sv.) o Zuivering van de “nietigheden” 1998 Discussie over vorm en nietigheid best zo vroeg mogelijk in de procedure Welke “nietigheden”? • Procesverzuimen o Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden die betrekking hebben op een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging; ook de redelijke termijn van de procedure valt hieronder o Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden met betrekking tot de verwijzingsbeschikking (Art. 131, §1 Sv.) Door de raadkamer o Gronden van niet-‐ontvankelijkheid of verval van de strafvordering (Art. 135, §2 Sv.). Tot deze categorie behoort ook een overschrijding van de redelijke termijn waardoor de rechten van de verdediging ernstig en op onherstelbare wijze zijn aangetast In beroep door KI
124
JVD
Strafprocesrecht
Wanneer in de procedure? • Normaal bij de regeling der rechtspleging • Ook mogelijk in een vroegere fase van het onderzoek Art. 235bis, §2 Sv. … Pagina 949-‐952 lezen o Kanttekeningen Voordelen van het nieuwe systeem • De onderzoeksgerechten kunnen zich over “nietigheden” uitspreken Zij kunnen de zaak zuiveren van nietigheden zodat de zaak zuiver op de terechtzitting komt en de vonnisrechter zich kan concentreren op de grond van de zaak • Procesverzuimen die in een vroeg stadium van de procedure worden ontdekt, kunnen mogelijk nog worden hersteld • Wanneer het om niet-‐herstelbare verzuimen gaat is het, vanuit proceseconomisch standpunt, beter de zaak vroegtijdig stop te zetten eerder dan de “rit uit te zitten” tot op de terechtzitting, om dan vast te stellen dat de strafvordering onontvankelijk is of het bewijs ontoelaatbaar, met als gevolg een voor het publiek onverteerbare “vrijspraak wegens procedurefouten” Nadelen • Het gevaar is eerder dat ten gevolgde van de opeenstapeling van procedures op het ogenblik van de regeling der rechtspleging, strafzaken nog langer zullen aanslepen dan vandaag het geval is. Omdat de bestaande regeling inzake de verjaring onaangeroerd werd gelaten is de kans op vrijspraken wegens verjaring alleen nog maar vergroot • Paradoxaal neveneffect Het was de bedoeling discussies over procedurefouten voor de vonnisrechter te vermijden, waardoor deze laatste zich enkel op de grond van de zaak zou concentreren (onpopulaire “vrijspraken wegens procedurefouten” zouden dan vermeden worden) Procedureveldslagen worden nu in de fase van het gerechtelijk onderzoek gevoerd, wat naar het grote publiek de indruk wekt dat strafzaken enkel rond procedurekwesties draaien • Het nieuwe systeem vertraagt de procedures aanzienlijk Zeer complex Verschillende instanties kunnen zich in verschillende fasen van de procedure uitspreken over procesverzuimen Dit werkt vertragingen in de hand • Zuivering is niet definitief Nietigheden kunnen, maar moeten niet voor het onderzoeksgerecht worden ingeroepen (partijen houden hun joker tot op de terechtzitting)
125
JVD
•
•
•
•
•
Strafprocesrecht
Enkel nietigheden in verband met de bewijsverkrijging kunnen in de onderzoeksfase worden gezuiverd, nietigheden in verband met de bewijsappreciatie worden door de vonnisrechter beoordeeld Cruciaal probleem Gebrek aan externe openbaarheid want de raadkamer en de KI beslechten achter gesloten deuren o Bovendien is het recht op een openbaar proces ook een recht van het publiek (externe openbaarheid), dat het recht heeft geïnformeerd te worden over strafprocessen o Ook de interne openbaarheid is een probleem De besmette stukken die gezuiverd zijn komen niet voor de vonnisrechter De rechter zal dan geen kennis hebben van stukken die aan de andere partijen bekend zijn. Ook het slachtoffer, dat zich pas in de fase voor het vonnisgerecht burgerlijke partij stelt, zal geen kennis hebben van de “gezuiverde” dossierstukken Er werd wel een systeem van zuivering van het strafdossier ingevoerd, maar nergens worden de inhoudelijke criteria bepaald om uit te maken wat het gevolg is dat moet worden vastgeknoopt aan procedurefouten (Nietigheid is in vele gevallen een te zware sanctie) In Nederland heeft men door de vele bezwaren gekozen om de “nietigheden” te behandelen ter terechtzitting. Ook heeft de Nederlandse wetgever inhoudelijke criteria bepaald om te bepalen hoe procedurefouten tijdens het vooronderzoek moeten worden gesanctioneerd In afwachting van een wettelijke regeling heeft het Hof van Cassatie in zijn zgn. Antigoonrechtspraak een aantal krachtlijnen uitgezet, waarin in hoofdzaak werd beslist dat niet elke onregelmatigheid bij de bewijsgaring tot nietigheid van het verkregen bewijs aanleiding moet geven
126
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 5: Onderzoeksverrichtingen §1. Het opnemen van klachten en aangiften • Begin van elke procedure • Art. 31 Sv. (zie ook Art. 40 WPA) • Klacht Door benadeelde zelf • Melding/aangifte Door éénieder wie • In principe moet de aangever het PV ondertekenen (Art. 31 Sv.) Dit voorschrift is echter niet op straffe van nietigheid • Ook de onderzoeksrechter kan klachten en aangiften opnemen (Art. 65 Sv.). Het is enkel voor zover een klacht gepaard gaat met een burgerlijke partijstelling dat de onderzoeksrechter geadiëerd is (Art. 66 Sv.) en ambtshalve onderzoeksdaden kan gelasten §2. Identiteitscontroles en houden van gegevensbestanden • A. Verzamelen van informatie o Art. 34 WPA De politieambtenaren controleren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd o Art. 34, 2e lid WPA Zij mogen eveneens van ieder persoon de identiteit controleren… • B. Houden van een gegevensbestand o Algemene nationale gegevensbank Onder de controle van een controleorgaan dat wordt voorgezeten door een federale magistraat (Art. 44/7 WPA) • C. Misdaadanalyses o Geen werkelijke opsporingsmethode Eerder intern wetenschappelijk onderzoek §3. Plaatsbezoek (Belangrijke fase) • = Onderzoek op de plaats van het misdrijf of op elke andere plaats waar nuttige vaststellingen kunnen worden verricht o In de wet enkel geregeld in verband met de heterdaadprocedure (Art. 32 Sv.) o In het algemeen Plaatsbezoek kan ook buiten betrapping op heterdaad • Bij onderzoek ter plaatse in een woning Bij betrapping op heterdaad is geen huiszoekingsbevel van de onderzoeksrechter vereist (Art. 32 Sv.) • Kan aan de politie worden opgedragen • Praktijk door de onderzoeksrechter persoonlijk (bij zeer ernstige misdaden). Hij laat zich hierbij steeds vergezellen door de procureur en door zijn griffier, eventueel ook een deskundige
127
JVD
Strafprocesrecht
Plaatsbezoek (onderzoeksverrichting tijdens het gerechtelijk onderzoek) is niet tegensprekelijk o De verdachte heeft niet het recht aanwezig te zijn §4. Observatie • 2 soorten o Gewone observatie o Stelselmatige observatie (Art. 47sexies §1 Sv.) §5. Ondervraging van de verdachte • A. Minimumrechten ondervraagde persoon o Algemeen 1998 Reeks minimumrechten 2011 Uitbreiding door de Salduzwet (Art. 47bis Sv. vervangen en ingrijpende veranderingen aan de Voorlopige Hechteniswet) Ondervraging van een verdachte Extra rechten! (verschillen naargelang de verdachte al dan niet van zijn vrijheid is beroofd) o Recht op een advocaat 2 onderdelen • Ten aanzien van de niet-aangehouden verdachte Recht om voor het eerste verhoor een voorafgaand overleg met zijn advocaat te hebben (Art. 47bis §2 Sv.) o De advocaat is hier niet aanwezig bij het verhoor • Ten aanzien van de gearresteerde verdachte Niet enkel recht op voorafgaand overleg met zijn advocaat, de advocaat mag hem bovendien bijstaan tijdens het verhoor (Art. 2bis Voorlopige Hechteniswet) o Zwijgrecht en cautieplicht Zwijgrecht Al van voor Salduz Cautieplicht Plicht van de overheid om je op je zwijgrecht te wijzen De advocaat die de verdachte mag bijstaan bij het eerste verhoor moet erop toezien dat het zwijgrecht wordt gerespecteerd en dat op de verdachte geen ongeoorloofde druk of dwang wordt uitgeoefend (Art. 2bis §2, 1° en 2° Voorlopige Hechteniswet) Sanctie Art. 47bis §6 Sv. •
128
JVD
•
•
•
•
Strafprocesrecht
o Recht op een kopie van het PV van verhoor Niet automatisch Enkel indien de betrokkene erom verzoekt Opsporingsonderzoek Art. 28quinquies §2 Sv. • Onmiddellijk of binnen één maand Gerechtelijk onderzoek Art. 57 §2 Sv. • Onmiddellijk of binnen 48uur B. Ondervraging verdachte binnen opsporingsonderzoek o De ondervraging gebeurt door de politie in opdracht van de procureur o Het proces-‐verbaal bevat een weergave van het verhoor (samenvatting van het gesprek), het begin-‐ en eindpunt van het verhoor, wie aanwezig was, eventuele onderbrekingen en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn (Art. 47, §1, 3 Sv.) o In functie van de ondervraging kan de procureur bevelen om de verdachte kortstondig (<24u) van zijn vrijheid te beroven o Indien de verdachte niet aanwezig is kan de procureur een bevel van medebrenging uitvaardigen (Art. 40 Sv.) C. Ondervraging verdachte binnen gerechtelijk onderzoek o De onderzoeksrechter is niet wettelijk verplicht om de verdachte te ondervragen, maar deontologisch is dat wel een evidentie o Enkel indien de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uitvaardigt is hij verplicht de verdachte te ondervragen (Art. 16 §2 Voorlopige Hechteniswet) o De verdachte kan door de onderzoeksrechter worden opgeroepen, hetzij op informele wijze door een gewone uitnodiging, hetzij door een dagvaarding die door een deurwaarder of door de politie wordt betekend. Het verdere verloop van de ondervraging verloopt ongeveer zoals in het opsporingsonderzoek Er kan niet gevraagd worden om een eed of te leggen, en de verdachte kan dat ook zelf niet aanbieden. Elke andere verklaring is nietig. Dat levert soms problemen op, omdat het niet steeds duidelijk is of de persoon die ondervraagd wordt een getuige dan wel een verdachte is. In het eerste geval is een eed in principe wel verplicht o Samenvattende ondervraging Art. 22 Voorlopige Hechteniswet D. Ondervraging met behulp van audiovisuele media o Art. 112 Sv. Videoconferentie o Art. 112bis Sv. Teleconferentie Teleconferentie niet voor de verdachte E. De vrijheidsberoving van de verdachte o Principes Art. 1 en 2 Voorlopige Hechteniswet Vrijheidsberoving langer dan 24u Bevel onderzoeksrechter vereist (geen mini-‐instructie hier)
129
JVD
Strafprocesrecht
Snelrechtprocedure Onmiddellijke verschijning Art. 216quinquies Sv. • Art. 20bis Voorlopige Hechteniswet §6. Inverdenkingstelling van de verdachte • A. Principe o = Officiële mededeling aan de betrokkene dat hij wordt verdacht van een misdrijf (kan ook bij rechtspersonen) o Enkel bij het gerechtelijk onderzoek, niet bij het opsporingsonderzoek Enkel de onderzoeksrechter kan dit o Art. 61bis Sv. Verplichting • B. Rechten inverdenkinggestelde o Voordeel: Rechten waarop een gewone verdachte geen aanspraak kan maken Art. 61ter Sv. Inzage in het strafdossier Art. 61quinquies Sv. Bijkomende onderzoekshandelingen o Hij wordt partij in de strafzaak o Nadeel Meer kans dat zijn naam wordt meegedeeld aan de media Kans op herroeping, schorsing of herziening van de voorwaardelijke invrijheidstelling • C. Impliciete inverdenkingstelling o Art. 61bis, al. 2 Sv. = impliciete of virtuele inverdenkingstelling • D. Inverdenkingstelling en loyauteitsplicht o Geen sanctie als de onderzoeksrechter de verdachte niet in verdenking stelt o De loyauteitsplicht (Art. 56 §1, al. 2 Sv.) verplicht de onderzoeksrechter de verdachte onverwijld in verdenking te stellen, van zodra er ernstige aanwijzingen van schuld aan het licht zijn gekomen o Een disculpatie door de onderzoeksrechter kan niet worden gegeven (= iemand die in verdenking is gesteld, naderhand buiten verdenking stellen) De in verdenking gestelde verdachte kan alleen door een beslissing van het onderzoeksgerecht buiten vervolging worden gesteld (Art. 128 Sv.) §7. Getuigenverhoor • A. Getuigenverhoor binnen het raam van een opsporingsonderzoek o Art. 71 Sv. o Tijdens vooronderzoek Op niet-‐tegensprekelijke wijze Buiten de aanwezigheid van de verdachte en/of zijn raadsman o Getuige à charge Bevestigt de bezwaren tegen de verdacht o Getuige à décharge legt verklaringen af waaruit de onschuld van de verdachte blijkt
130
JVD
•
Strafprocesrecht
o Art. 33 en 34 Sv. De procureur kan getuigen ondervragen bij betrapping op heterdaad (ook als geen heterdaad, maar geen dwangmaatregelen) Bijzondere bij betrapping op heterdaad is dat hij kan verbieden dat aanwezigen het huis of de plaats van het misdrijf zouden verlaten, totdat het proces-‐verbaal is afgesloten o Regels voor verhoor van verdachten gelden ook voor getuigen o Praktijk Gewoon verhoor door de politie Niet onder ede Beperkingen die gelden ten aanzien van een getuigenverhoor onder ede door de onderzoeksrechter gelden hier niet o Art. 91bis Sv. Minderjarigen Vertrouwenspersoon B. Getuigenverhoor binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek o Begrip De regels betreffende de ondervraging van verdachten (Art. 47bis Sv.), inclusief het recht op kopie van het PV van de ondervraging (Art. 57 §2 Sv.) gelden hier ook o Oproeping van getuigen Eenvoudige uitnodiging Dagvaarding Art. 80 Sv. • Geeft de getuige geen gevolg Bevel tot medebrenging (Art. 4 Voorlopige Hechteniswet) o Eedaflegging Art. 75 en 77 Sv (De waarheid spreken op straffe van meineed) Deze artikels zijn niet op straffe van nietigheid voorgeschreven Wat er in de praktijk toe geleid heeft dat er meestal geen eed wordt gevraagd Minderjarigen (Art. 79 Sv.) en personen die werden ontzet uit het recht te getuigen (Art. 31 Sw.) mogen geen eed afleggen Zij kunnen bij wijze van eenvoudige verklaring worden verhoord ( Niet bij vonnisgerechten Art. 156 Sv.) Nietigheden in verband met de eed kunnen worden gedekt Art. 407 §2 Sv. o Spreekplicht en zwijgrecht De getuige heeft, in tegenstelling tot de verdachte, geen algemeen zwijgrecht. Hij is verplicht de vragen te beantwoorden die de onderzoeksrechter hem stelt. • Als hij deze plicht niet naleeft, wordt hij beschouwd als een niet-‐verschijnende getuige (Boete)
131
JVD
Strafprocesrecht
2 uitzonderingen: • Wie onder het beroepsgeheim valt heeft het recht te zwijgen (Art. 458 Sw.) o Men heeft een zwijgrecht, maar geen zwijgplicht In de praktijk zal men meestal niet spreken • Bescherming tegen self-incrimination o Niemand kan gedwongen worden tegen zichzelf te getuigen o Dit zwijgrecht beperkt zich tot het recht te weigeren vragen te beantwoorden o De verschijningsplicht en de plicht de eed af te leggen vallen hier niet onder o Vragen die voor de getuige incriminerend kunnen zijn hoeven niet beantwoord te worden o Minderjarige getuigen en minderjarige slachtoffers In principe heeft een getuige geen recht op bijstand van een advocaat. Een uitzondering is dat minderjarige slachtoffers van (pedo)seksuele misdrijven zich kunnen laten bijstaan door een vertrouwenspersoon (Art. 91bis Sv.) Audiovisuele opname Art. 92 Sv. C. Anonieme getuigen o Vrees voor represailles o Getuigen kunnen met dit doel op 2 manieren worden beschermd Juridisch Door de afscherming van hun identiteit tijdens het proces waarin zij getuigen (anonimiteit) Fysiek Door een feitelijke bescherming van de getuige (Van psychologische steun tot het verlenen van een nieuwe identiteit) o Art. 75bis (gedeeltelijke) en 86bis Sv. (volledige) Regeling voor anonieme getuigen o Art. 102 e.v. Sv. Regeling voor bescherming van bedreigde getuigen o Beide statuten (anonieme en bedreigde getuige) worden in principe niet gecumuleerd (Art. 111 Sv.) o Gedeeltelijke anonimiteit (Art. 75bis Sv.) Bepaalde identificatiegegevens van de persoon worden niet openbaar gemaakt (niet vermeld in de PV’s van verhoor of op de terechtzitting) Voorwaarde Redelijk vermoeden … (wet) De onderzoeksrechter moet de volledige identiteit van de getuige kennen Gedeeltelijk anonieme getuigenis kan via mini-‐instructie Voor een volledig anonieme getuigenis moet steeds een gerechtelijk onderzoek worden opgestart (Art. 28septies Sv.) Anonieme getuigenis door politieambtenaren Automatisch (gedeeltelijk) anonieme getuigenis (Art. 75ter Sv.)
•
132
JVD
•
•
Strafprocesrecht
o Volledige anonimiteit (Art. 86bis Sv.) Voorwaarden • Art. 86bis §1, 1° en 2° Sv. • Proportionaliteit en subsidiariteit Art. 86bis §2 Sv. • Betrouwbaarheid Art. 86bis §3 Sv. Beschikking van de onderzoeksrechter • Geen mini-‐instructie • Art. 86bis §4 -‐§6 Sv. Verloop van een anoniem getuigenverhoor (Art. 86ter al. 2-‐5 Sv.) Bewijswaarde Art. 86quinquies Sv. o Anonieme tip ≠ Anonieme getuigenis Geen bewijskracht Kan wel in overweging worden genomen om een onderzoek te openen of te sturen D. Bedreigde getuigen (Bij naam gekend) o Art. 102 tot 111 Sv. o De statuten van anonieme en bedreigde getuige worden in principe niet gecumuleerd Pas wanneer de persoonsgegevens van de anonieme getuige door omstandigheden onafhankelijk van zijn wil bekend zijn geraakt, kunnen gewone of bijzondere beschermingsmaatregelen worden toegekend (Art. 111 Sv.) o Toepassingsgebied (Art. 102 Sv.) o Beschermingsmaatregelen (Art. 104 Sv.) Gewone beschermingsmaatregelen §1 2 bijzondere beschermingsmaatregelen §2, 3 en 4 o Naamsverandering Art. 106 Sv. o Memorandum Art. 107 Sv. o Wijziging en intrekking van de bescherming Art. 108 tot 110 Sv. E. Verhoor met behulp van audiovisuele media o Vooronderzoek Art. 112-‐112ter Sv. o Onderzoek ter terechtzitting Art. 158bis-‐158quater, Art. 317quater-‐ 317quinquies Sv.) o 2 manieren Videoconferentie of teleconferentie o Verhoor op afstand via videoconferentie (Art. 112 Sv.) Ook mogelijk via een gesloten televisiecircuit
133
JVD
Strafprocesrecht
o Verhoor op afstand via teleconferentie (Art. 112bis Sv.) Niet de verdachte Zelfde regels als voor de videoconferentie 1 groot verschil: De via teleconferentie afgelegde verklaringen hebben slechts een beperkte bewijskracht Art. 112bis §6 Sv.
§8. Inwinnen gegevens bankrekeningen en banktransacties en bevriezen van banktegoeden • In België bestaat geen bankgeheim (wel in Luxemburg en Zwitserland) • 2 maatregelen: o Het inwinnen van inlichtingen Art. 46quater Sv. Procureur kan gegevens over bankrekeningen en banktransacties inwinnen o Het bevriezen van banktegoeden Art. 46quater §2, b Sv. §9. Deskundigenonderzoek • A. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een opsporingsonderzoek o Het komt vaak voor dat binnen een opsporingsonderzoek bepaalde analyses en onderzoeken moeten worden verricht, maar dat de politiediensten en het gerecht niet over de nodige expertise beschikken Er kan dan een beroep worden gedaan op deskundigen o Dat is evenwel niet op systematische wijze geregeld in het Wetboek van Strafvordering o Deskundige kan gelijk wie zijn die iets kan bijdragen aan het onderzoek (ze mogen zelf geen juridische conclusies trekken uit hun vaststellingen = Beginsel van techniciteit) o Voorbeelden: Autopsie (Art. 44 Sv.) Het nemen van bloedmonsters teneinde dronkschap vast te stellen (Art. 44bis Sv.) • B. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek o Art. 43-‐44bis Sv. worden per analogie toegepast op het gerechtelijk onderzoek o De onderzoeksrechter kan vrij een deskundige kiezen en diens opdracht omschrijven Uitzondering: Een psychiatrisch onderzoek waarbij de verdachte van diens vrijheid zou beroofd worden Enkel de raadkamer is bevoegd o De procedure is niet-‐tegensprekelijk De verdachte kan een tegenexpertise laten verrichten en heeft steeds de mogelijkheid om later, tijdens het proces ten gronde, de resultaten van de expertise te betwisten
134
JVD
Strafprocesrecht
§10. DNA-onderzoek • A. DNA-onderzoek in het raam van een opsporingsonderzoek o Sinds 1999 Opslaan van DNA-‐gegevens wettelijk geregeld in België (2 DNA-‐gegevensbanken) o Art. 44ter §1 Sv. • B. DNA-onderzoek in het raam van een gerechtelijk onderzoek o Binnen een gerechtelijk onderzoek (Art. 56 Sv.) of een mini-‐instructie (Art. 28septies Sv.) kan ook zonder toestemming van de betrokkene een DNA-‐ onderzoek worden uitgevoerd Vooraf bevel door een met redenen omklede beschikking van de onderzoeksrechter Voorwaarden in Art. 90undecies §1 Sv. moeten voldaan zijn o Bij weigering kan het onderzoek onder dwang worden uitgevoerd (Art. 90undecies §3 Sv.) §11. Inobservatiestelling • = Deskundigenonderzoek dat enkel door de raadkamer kan worden bevolen binnen het kader van een gerechtelijk onderzoek • Een soort van voorlopige hechtenis met een specifiek doel Het verrichten van een psychiatrisch onderzoek bij de verdachte De inobservatiestelling kan enkel worden bevolen voor misdrijven die vatbaar zijn voor voorlopige hechtenis • Specifieke voorwaarden o Vermoeden da de verdachte geestesgestoord is (Art. 1 Wet Bescherming Maatschappij) o Beperkt qua duur In principe voor 1 maand, en kan worden verlengd zonder dat zij 6 maand mag overschrijden o Bevel uitgevaardigd door de raadkamer • De procedure is tegensprekelijk (Art. 2 Wet Bescherming Maatschappij) • De inobservatiestelling wordt uitgevoerd in de psychiatrische afdeling van de strafinrichting • Inobservatiestelling ≠ Internering o Internering is geen onderzoeksmaatregel maar een maatregel ten gronde §12. Fouillering • Veel toegepast • Fouillering = Het oppervlakkig speuren op of onder de kleren of in bagage van een persoon, op zoek naar sporen van een misdrijf. Zij kan worden verricht zonder dat een rechterlijk bevel vereist is, in tegenstelling tot het hierna besproken onderzoek aan het lichaam
135
JVD
Strafprocesrecht
2 soorten o Veiligheidsfouillering (Art. 28 §1 al. 2 WPA) Preventief o Gerechtelijke fouillering (Art. 28 §2 WPA) • Enkel wanneer de fouillering met aanrakingen van de intieme lichaamsdelen gepaard gaat, moet de (meer omslachtige) procedure van het lichaamsonderzoek worden gevolgd §13. Onderzoek aan het lichaam • Het lichaamsonderzoek is een onderzoek waardoor de betrokkene (verdachte of slachtoffer) in zijn seksueel eergevoel kan worden gekwetst. Het is een ter exploratie van de intieme delen van het lichaam bevolen deskundigenonderzoek o Bv. Onderzoek met betrekking tot een verkrachting o Kan zowel ten aanzien van de verdachte als het slechtoffer worden bevolen • Wettelijke basis Art. 90bis Sv. • Kan bevolen worden door de onderzoeksrechter, de KI of door de rechtbank die van het misdrijf kennis neemt • Ook een mini-‐instructie kan (dus hierdoor ook binnen het kader van een opsporingsonderzoek) • Geheim en niet tegensprekelijk • Slachtoffer of verdachte kan zich tijdens het onderzoek aan het lichaam (waaraan hij wordt onderworpen) laten bijstaan door een arts naar zijn keuze, maar de arts van de tegenpartij is hier niet aanwezig o Erelonen artsen in de gerechtskosten §14. Huiszoeking • A. Begrip en grondslag o Huiszoeking is een daad van de gerechtelijke politie Bewijzen verzamelen in verband met een misdrijf dat al gepleegd is o Een gerechtelijke huiszoeking is steeds reactief, zij veronderstelt dat het misdrijf al gepleegd is o Inmenging in het privéleven dat beschermd is Aan een reeks voorwaarden onderworpen o Een rechterlijk bevel op zich is niet voldoende, het moet bovendien voldoen aan de voorwaarden van legaliteit, proportionaliteit en legitimiteit • B. Grond- en vormvoorwaarden o Bevel van de onderzoeksrechter o Niet aan materiële vereisten onderworpen (in tegenstelling tot de voorlopige hechtenis en de telefoontap) o De huiszoeking kan worden uitgevoerd, niet enkel in de woning van de verdachte (Art. 87 Sv.), maar op elke plaats waar de onderzoeksrechter vermoedt dat men bewijsmateriaal met betrekking tot het misdrijf •
136
JVD
•
•
•
Strafprocesrecht
verborgen heeft (Art. 88 Sv.) Huiszoeking kan dus ook worden uitgevoerd in de woning van een derde Huiszoeking door de procureur des Konings in geval van betrapping op heterdaad is enkel mogelijk in de woning van de verdachte (Art. 36 Sv.) C. Huiszoeking bij betrapping op heterdaad o Uitzondering Geen rechterlijk bevel nodig Procureur des Konings (Art. 36 Sv.) o Deze huiszoeking kan zelfs ’s nachts gebeuren o Enkel bij de verdachte, niet bij derden o Ook voor de onderzoeksrechter zijn zijn bevoegdheden ruimer bij heterdaad Ook ’s nachts huiszoeking o Vereist is dat het misdrijf op heterdaad werd vastgesteld voorafgaand aan de huiszoeking o Huiszoeking is dus steeds, ook in het kader van de heterdaadprocedure, een repressieve onderzoeksmaatregel, nl. een onderzoeksmaatregel met betrekking tot een al gepleegd misdrijf D. Huiszoeking met toestemming van de bewoner van het huis o Uitzondering Als de bewoner van het huis toestemt, kan de politie overgaan tot een huiszoeking zonder dat een bevel van de onderzoeksrechter vereist is (Art. 1 Huiszoekingswet, Art 46 en 49 Sv.) o De toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de huiszoeking o De voorvraag die zich hierbij stelt is wie het effectieve genot heeft van de plaats waar de huiszoeking moet worden verricht. Vereist is immers dat de toestemming geldig is Zij moet worden verleend door de bevoegde persoon die het feitelijk genot heeft over de plaats waar de huiszoeking wordt uitgeoefend (Art. 1, 3° Huiszoekingswet) E. Beperkingen o Tijdstip van de huiszoeking Niet mogelijk ’s nachts (tussen 9u ’s avonds en 5u ’s ochtends) Het volstaat echter dat de huiszoeking voor 9u werd aangevat, eens zij tijdig is aangevat mag zij na 9u worden voortgezet Uitzondering: Heterdaad Ook ’s nachts o Plaats van de huiszoeking Volkenrechtelijke of staatsrechtelijke immuniteit Geen huiszoeking • Bv. Ambassade, consulaat, Koninklijk Paleis Bijzondere regels voor huiszoekingen in de woning en de kantoren van parlementsleden Huiszoekingen bij een persoon die gebonden is door het beroepsgeheim • Bv. Advocatenkantoor, kabinet van een arts
137
JVD
Strafprocesrecht
§15. Andere “zoekingen” • Plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek mogen steeds worden betreden door politieambtenaren (Art. 26 al. 2 WPA) Een recht tot betreding • Ook verlaten onroerende goederen mogen door de politie worden betreden zonder bevel van de onderzoeksrechter • Ingeval van nakend gevaar voor rampen, onheil of schadegevallen Art. 27 WPA • Art. 29 WPA Voertuigen §16. Inkijkoperatie • Een heimelijke huiszoeking De procureur of de onderzoeksrechter kan de politiediensten machtigen om een private plaats op heimelijke wijze te betreden • Buiten weten van de rechthebbende of de bewoner, en zonder hun toestemming Art. 46quinquies en 89ter Sv. • Op zich geen bijzondere opsporingsmethode Wel een onderzoeksmethode die een vrij ingrijpende inmenging in het privéleven met zich brengt • Alles in Art. 46quinquies • Een inkijkoperatie vereist een voorafgaandelijk schriftelijk en met redenen omkleed bevel van, naargelang het geval, de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. In spoedeisende gevallen kan worden volstaan met een mondelinge machtiging die naderhand zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt bevestigd • Inkijkoperatie is veel verregaander dan een huiszoeking o Bv. Inkijkoperatie kan ‘ten allen tijde’ (dag en nacht) o Striktere voorwaarden: Subsidiariteit: De overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan om de waarheid aan de dag te brengen Proportionaliteit: Enkel voor de in Art. 90ter Sv. en 324bis Sw. bedoelde misdrijven §17. Inbeslagneming • A. Algemeen o Zowel binnen opsporingsonderzoek als gerechtelijk onderzoek Voor zover er geen huiszoeking mee dient gepaard te gaan kan tot inbeslagneming worden overgegaan, ook zonder betrapping op heterdaad o Mogelijk ten aanzien van alle zaken die schijnbaar vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of van alles war kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen (Art. 35 Sv.) o Ook onroerende goederen die een uit een misdrijf verkregen vermogensvoordeel schijnen uit te maken kunnen in beslag genomen worden (Art. 35bis Sv.)
138
JVD
•
•
•
•
Strafprocesrecht
o Art. 35ter Sv. Criminele vermogensvoordelen B. Zaken die in beslag kunnen worden genomen o Alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen (Art. 35 Sv.) Bewijsstukken o Alles wat kan worden verbeurd verklaard De in Art. 42 Sw. bedoelde zaken Het objectum sceleris (voorwerp misdrijf) Het instrumentum sceleris (zaken bestemd tot het plegen van het misdrijf) Het productum sceleris (zaken die uit he misdrijf voortkomen) De vermogensvoordelen (lucra sceleris) Ook al gaat het om onroerende goederen (Art. 35bis Sv.) o De vermogenvoordelen, bedoeld in Art. 42, 3°, 43bis en quater Sw., ook al worden zij niet in het vermogen van de veroordeelde teruggevonden (inbeslagneming per equivalent) (Art. 35ter Sv.) C. Kunnen zaken die zich bevinden bij een derde worden in beslag genomen? Krachtens Art. 35ter Sv. D. Zaken die niet in beslag kunnen worden genomen o Stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim kunnen in principe niet het voorwerp uitmaken van inbeslagneming Parallellisme tussen het zwijgrecht en de onschendbaarheid van de aan de geheimhouder toevertrouwde stukken • Bv. Geen inbeslagneming van correspondentie tussen de verdachte en zijn advocaat • Het vermoeden van onschuld is geschonden als de rechter de briefwisseling tussen de advocaat en de beklaagde als bewijs gebruikt o De bescherming van de stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim geldt echter niet ten aanzien van de verdacht De stukken die betrekking hebben op een misdrijf waarvan degene die het beroepsgeheim inroept, zelf wordt verdacht E. Beheer van in beslag genomen goederen o Centraal orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV) Beheren van de in beslag genomen goederen Men kan nu ook financieel voordeel uit ene misdrijf in beslag nemen Hoe meer in beslag Hoe meer beheren o Waardevast beheer Vermogensvoordelen in beslag genomen door procureur of onderzoeksrechter Hij is verantwoordelijk voor het waardevast beheer van de in beslag genomen goederen Beheren als een goede huisvader o Beheer inbeslaggenomen geldsommen (aandelen) Art. 10, 12 Wet 23 maart 2003
139
JVD •
Strafprocesrecht
F. Inbeslagneming van onroerende goederen o Mogelijk sinds een aantal jaren De eigenaar zal er niet meer over kunnen beschikken
§18. Databeslag en netwerkzoeking • Soort huiszoeking in een elektronische omgeving • A. Databeslag (Art. 39bis Sv.) o Procureur des Konings (of de onderzoeksrechter (Art. 88ter Sv.)) o Het kopiëren, ontoegankelijk maken en verwijderen van deze gegevens kan volgens de traditionele procedure betreffende inbeslagneming wanneer dit gepaard gaat met de inbeslagneming van de materiële drager van de gegevens • B. Netwerkzoeking (Art. 88ter Sv.) o Onderzoeksrechter Rechterlijk bevel vereist o Via mini-‐instructie ook mogelijk binnen een opsporingsonderzoek o Verdergaand • C. Medewerkingsplicht van particulieren (Art. 88quater Sv.) §19. Uitgestelde tussenkomst, gecontroleerde aflevering en gecontroleerde doorlevering • A. Uitgestelde tussenkomst (Art. 40bis Sv.) o = Bewaakte aflevering o De politiediensten volgen het vervoer van de gecontroleerde goederen o (Moedwillig uitgesteld tot een later moment Bv. Bij drugstrafiek) • B. gecontroleerde aflevering en doorlevering o Enkel wanneer aan de algemene voorwaarden voor infiltratie is voldaan o Gecontroleerde aflevering Illegale transporten van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en die door de politie zelf of met hulp van de politie worden afgeleverd Politie als soort koerierdienst bij het vervoer van de verboden goederen o Gecontroleerde doorlevering Zonder politionele tussenkomst op de eindbestemming De goederen worden “doorgelaten” (niet in beslag genomen) en worden na de levering verder opgevolgd • Onder vuur De Nederlandse Commissie Van Traa Risico dat schadelijke goederen (drugs, wapens) toch op de markt geraken doordat ze in de loop van de opvolging van het transport uit het oog worden verloren
140
JVD
Strafprocesrecht
§20. Schending briefgeheim • A. Het onderscheppen van post (Art. 46ter Sv.) o Onderscheppen en in beslag nemen o De dwangmaatregel geldt enkel voor brieven die de geadresseerde nog niet hebben bereikt. Na ontvangst van de brief kan de brief in beslag worden genomen tijdens een huiszoeking o E-‐mail valt niet onder deze definitie van ‘post’ Het onderscheppen van email kan dus niet op grond van Art. 46ter Sv. worden gesteund • B. Lezen van post (Art. 88sexies Sv.) o Enkel na machtiging van de onderzoeksrechter Niet door de procureur, tenzij bij betrapping op heterdaad o Ook mini-‐instructie mogelijk Kan dus ook binnen kader van opsporingsonderzoek §21. Identificatie telefoonnummers en opsporen & lokaliseren van telecommunicatie • A. Algemeen kader o Art. 46bis Sv. identificatie telefoonnummers o Art. 88bis Sv. Opsporen en lokaliseren van privé(tele)communicaties o Art. 90ter e.v. Sv. Afluistering van telefoongesprekken • B. Identificatie van telefoonnummers o Art. 46bis is ruim geformuleerd en kan dus ook worden toegepast ter identificatie van Bv. het IP-‐adres waarmee iemand verbinding maakt met internet o Geen betrapping op heterdaad nodig o Bij uiterst dringende noodzakelijkheid Zelfs door een officier van gerechtelijke politie, na mondelinge en voorafgaande instemming van de procureur (Art. 46bis §1, laatste al. Sv.) • C. Opsporen of lokaliseren van telecommunicatie o Bevel van de onderzoeksrechter vereist (Art. 88bis Sv.) (1) De opsporing van oproepgegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar bepaalde oproepen worden of werden gedaan (2) De lokalisering van oorsprong of bestemming van de telecommunicatie (GSM) o Bij betrapping op heterdaad kan de procureur des Konings deze maatregel bevelen, op voorwaarde echter dat de maatregel binnen de 24uur wordt bevestigd door de onderzoeksrechter Heterdaadbevoegdheden zijn hier dus beperkt in de tijd na 24uur moet de onderzoeksrechter “overnemen” en wordt de procedure van het gerechtelijk onderzoek gevolgd (het moet hierbij gaan om feiten opgesomd in Art. 90ter Sv.)
141
JVD
Strafprocesrecht
o Deze maatregel kan ook bij wijze van mini-‐instructie worden gevorderd (Ook bij opsporingsonderzoek dus) Het bevelschrift moet gemotiveerd zijn o Voor de retro-‐opvraging (gesprekken in het verleden) geldt geen beperking in de tijd (en het bevelschrift hoeft dan ook niet bijzonder met redenen te worden omkleed) Uiteraard wel nog steeds een beschikking van de onderzoeksrechter nodig o Buiten de ontdekking op heterdaad is de procureur bevoegd om een lijst op te vragen van kwaadwillige oproepen, al dan niet met zendmastbepaling (Art. 88bis §1 Sv.) Deze aparte bevoegdheid geldt voor ‘telefonische stalking’ zoals gedefinieerd in Art. 145§3 en 145§3bis Wet 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie In dit geval moet de onderzoeksrechter niet worden ingeschakeld ter bevestiging van de opdracht tot registratie of lokalisatie van telecommunicatie (Art. 88bis §1 Sv.) o Alvorens toepassing wordt gemaakt van een registratie of lokalisatie van telefoongesprekken zal rekening moeten worden gehouden met de geschatte kostprijs van de maatregel (Zeer duur!) §22. Afluisteren van privé(tele)communicatie • A. Situering o Art. 90ter §1 Sv. o Da procureur des Konings kan, in geval van betrapping op heterdaad, de maatregel bevelen • B. Beschermde communicaties o Privé(tele)communicaties Het is ruimer dan gewoon “afluisteren van telefoongesprekken”. Art. 90ter is ruimer • Ook elektronische communicaties zoals e-‐mail en voicemail De onderzoeksrechter kan deze communicaties “afluisteren, er kennis van nemen en opnemen” In dezelfde beschikking mag de onderzoeksrechter de tapmaatregel opleggen voor verschillende middelen van telecommunicatie (GSM,e-‐mail,…) o Direct afgeluisterde communicaties Art. 90ter §1 al. 2 Sv. o E-mail? Belangrijke beperking Deze communicaties zijn slechts beschermd tijdens de overbrenging ervan, niet ervoor en niet erna Email-‐berichten, voicemailberichten, SMS zijn niet beschermd wanneer zij opgeslagen zijn in een postbus, vooraleer ze door de gebruiker worden opgevraagd
142
JVD
Strafprocesrecht
Enkel de transmissiefase is beschermd E-‐mail valt evenmin onder de bescherming van het briefgeheim omdat e-‐mailberichten niet als “post” kunne worden beschouwd C. Grondvoorwaarden (Art. 90ter Sv.) o Het feit moet in aanmerking komen voor afluistering, het feit moet al gepleegd zin en de overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan om de waarheid aan de dag te brengen o Proportionaliteit Het moet gaan om ernstige feiten limitatief opgesomd in Art. 90ter §2 Nadeel: lijst moet telkens worden aangevuld wanneer er een nieuw misdrijf (in de mode) is o Subsidiariteit Enkel toegelaten voor zover e overige middelen van onderzoek niet volstaan om de waarheid aan het licht te brengen. De wet bepaalt echter niet hoe de schending van deze regel moet worden gesanctioneerd o Enkel reactief: het feit moet al gepleegd zijn Kan niet proactief Een betrappingstelefoontap is niet toegelaten Het is niet vereist dat het misdrijf voltooid is: Ook in gepoogde vorm zijn de misdaden, opgesomd in Art. 90ter §2 Sv. vatbaar voor afluistering (Art. 90ter §3 Sv.) o Geen mini-instructie Een telefoontap kan nooit bij wijze van mini-‐instructie worden bevolen: Art. 90ter Sv. is een van de artikelen waarop Art. 28septies Sv. niet toepasselijk is, samen met de huiszoeking, het volledig anoniem getuigenverhoor, het aanhoudingsbevel, de inkijkoperatie en de observatie met technische hulpmiddelen in een woning D. Personen, zaken en plaatsen die het voorwerp van een afluistermaatregel kunnen uitmaken (Art. 90ter §1 al. 3 Sv.) o Omdat telefoontap ernstige aanwijzingen van een al gepleegd strafbaar feit veronderstelt, gaat het noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte (Art. 61bis Sv.) E. Vormvoorwaarden (Art. 90quater Sv.) o Voorafgaande machtiging van de onderzoeksrechter Verleend bij een met redenen omkleed bevel dat aan de procureur des Konings wordt medegedeeld Hierin bepaalde vermeldingen die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven
•
•
•
143
JVD •
•
•
Strafprocesrecht
F. Duur van de maatregel o Maximaal 1 maand, te rekenen van het bevel van de onderzoeksrechter (Art. 90quater §1, 4° Sv.) o Verlengen, telkens voor 1 maand, met een maximum van 6 maanden (Art. 90quinquies Sv.) G. Afluistering en het beroepsgeheim o Art. 90sexies al. 3 Sv. o In principe kan geen afluistering bevolen worden ten aanzien van personen die gehouden zijn door het beroepsgeheim, tenzij de betrokkene zelf verdacht wordt o Ar. 90octies al. 1 Sv. o Net zoals ten aanzien van de huiszoeking en de inbeslagneming bij personen die gehouden zijn door het beroepsgeheim is ook voor het afluisteren van gesprekken ten aanzien van advocaten en artsen in een speciale procedure voorzien Art. 90octies al. 2 Sv. o Een gelijkaardige bescherming voor de afluistering van telefoongesprekken van parlementsleden H. Praktische uitvoering van de maatregel o Enkel door officieren van de gerechtelijke politie (Art. 90quater §3 Sv.) o Toevoeging aan het strafdossier (Art. 90sexies al. 4 Sv.) o Opname van de afgeluisterde communicatie Art. 90septies al. 1 Sv. Vroeger moesten de opnamen integraal worden overgeschreven en eventueel vertaald Nu enkel selectie relevante gegevens (Art. 90sexies al. 1 Sv.) De rechter beoordeelt welke inlichtingen, communicatie of telecommunicatie die door middel van de afluistering werden opgevangen nuttig zijn voor het onderzoek (eventueel bijkomende overschrijvingen) o Kennisgeving van de maatregel aan de betrokkene Telefoontap niet enkel ten aanzien van verdachten, maar kan ook bij derden worden geplaatst Art. 90novies Sv.
§23. Bijzondere opsporingsmethoden • A. Algemeen o Art. 47ter – undecies Sv. o Ze kunnen binnen het opsporingsonderzoek worden toegepast. In sommige gevallen is een machtiging van de onderzoeksrechter vereist Plaatsing van bespiedingsapparatuur in een woning Observaties, infiltraties en inkijkoperaties die betrekking hebben op artsen en advocaten Een mini-‐instructie kan hierbij niet worden toegepast Deze maatregelen zijn te ingrijpend
144
JVD
•
•
•
Strafprocesrecht
o Ook in het raam van een gerechtelijk onderzoek Machtigingen van de onderzoeksrechter worden, in afwijking van Art. 56 §1 al.3 Sv., door de procureur des Konings ten uitvoer gelegd (Art. 56bis al. 1, Art. 47sexies §7 en Art. 47octies §7 Sv.) B. Stelselmatige observatie o Observatie Art. 47sexies §1 Sv. o Een gewone observatie is geen bijzondere opsporingsmethode o Een stelselmatige observatie is dit wel! o Subsidiariteit Art. 47sexies §2 Sv. o Proportionaliteit Een “gewone” observatie kan voor alle misdrijven en er zijn geen bijzondere voorwaarden of machtigingen Een observatie met technische hulpmiddelen • Art. 47sexies §2, al. 2 Sv. • Proactief onderzoek Voorwaarden van Art. 28bis §2 Sv. moeten vervuld zijn Enkel voor feiten bedoeld in Art. 324bis Sw. en 90ter Sv. o Art. 47sexies §3 Sv. Machtiging tot observatie o Art. 47septies Sv. C. Infiltratie o Art. 47octies Sv. o In principe kunnen enkel politieambtenaren infiltraties verrichten o Subsidiariteit Art. 47octies §2 Sv. o Proportionaliteit Art. 47octies §1 Sv. o Ook hier is een schriftelijke machtiging van de procureur des Konings vereist o Art. 47octies §3 Sv. o Art. 47octies §4 Sv. o Provocatie is strikt verboden en wordt gesanctioneerd met de onontvankelijheid van de strafvordering (Art. 30 VTSv.) o Een infiltratie mag in beginsel niet langer duren dan 3 maanden te rekenen van de machtiging (Art. 47octies §3, 5° Sv.) o Wijzigen, aanvullen of verlengen van de machtiging Art. 47octies §6 Sv. D. Gebruik van informanten o Art. 47decies Sv. o Informant ≠ Tipgever De tipgever onderhoudt zelf geen banden met het criminele milieu, maar wenst, om diverse redenen, vaak anoniem te blijven o Voorwaarde is dat zijn anonimiteit gewaarborgd blijft De informant wordt normaal niet opgevorderd als getuige tijdens het strafproces o Geen bijzondere voorwaarden proportionaliteit en subsidiariteit
145
JVD
Strafprocesrecht
o De informantenwerking In tegenstelling tot de observatie en de infiltratie stelt de wet geen bijzondere voorwaarden ten aanzien van het gebruik van informanten De proportionaliteits-‐ en subsidiariteitsvereiste gelden hier niet Nuttige info, maar geen hard bewijs §24. Voorlopige maatregelen ten aanzien van rechtspersonen • Art. 91 Sv. §25. Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijke enquête • Art. 2 Probatiewet Onderzoeksrechter kan een beknopt voorlichtingsrapport of een maatschappelijke enquête bevelen, ambtshalve of op verzoek van de verdachte • Beknopt voorlichtingsrapport = Sneller • Maatschappelijke enquête = Grondiger • Ze hebben beide betrekking op de gedragingen van de verdachte en zijn milieu • Ze zijn minder gericht op de waarheidsvinding Ze verzamelen gegevens die van nut kunnen zijn voor de bepaling van een aangepaste straf (Bv. werkstraf), de opschorting van de straf of een straf met utstel • In assisenzaken Steeds een moraliteitsverslag over de achtergrond en de persoonlijkheid van de beschuldigde
146
JVD
Strafprocesrecht
Hoofdstuk 6: Voorlopige Hechtenis §1. Algemene beginselen • A. Begrip o De voorlopige hechtenis = De vrijheidsberoving van een verdachte in het kader van een onderzoek in strafzaken o Aantasting van één van de meest fundamentele grondrechten Het recht op de eerbiediging van de persoonlijke vrijheid Vandaar schending of beperking van dit recht onderworpen aan zeer strikte voorwaarden o Verschillende soorten vrijheidsberoving Politiearrestatie (max. 24u) Vrijheidsberoving op grond van het medebrengingsbevel Vrijheidsberoving op grond van het aanhoudingsbevel • Uitgevaardigd door de onderzoeksrechter • Langere vrijheidsberoving • Voorlopige hechtenis slaagt meestal op deze vorm • B. Bronnen o De Grondwet Art. 12 GW o De wet Niet in het wetboek van strafvordering, maar in een bijzondere wet De voorlopige hechteniswet Speciale regels voor militairen Ook minderjarigen vallen net onder de gemeenrechtelijke regels inzake voorlopige hechtenis o De mensenrechten Art. 5 EVRM Recht op persoonlijke vrijheid • C. Kenmerken o De voorlopige hechtenis is steeds uitzonderlijk Kan slechts in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid (Art. 16 VHW) Macht van de rechter om iemand van zijn vrijheid te beroven werd door de jaren stelselmatig beperkt • Motiveringsplicht van de rechter werd steeds aan strengere voorwaarden onderworpen o De voorlopige hechtenis is geen straf Zolang er geen uitspraak over de grond van de zaak is Verdachte wordt vermoed onschuldig te zijn Wel Aanrekening van de voorlopige hechtenis op de definitieve straf (Art. 30 Sw.)
147
JVD
•
Strafprocesrecht
o De voorlopige hechtenis is geen onderzoeksmaatregel De noodwendigheden van het onderzoek volstaan niet om de aanhouding van de verdachte te rechtvaardigen In de praktijk vaak met de voeten getreden Voorlopige hechtenis mag niet worden gebruikt als dwangmiddel om iemand tot bekentenissen aan te zetten o De voorlopige hechtenis is steeds voorlopig Periodieke controles op de voorlopige hechtenis gedurende het heel gerechtelijk onderzoek De wet bepaalt geen maximumduur Duur van de voorlopige hechtenis wordt beperkt door de redelijke termijn o De voorlopige hechtenis kan enkel door een rechter worden bevolen Art. 12 GW De verdachte kan door de procureur des Konings en zijn hulpofficieren worden gearresteerd, zowel bij betrapping op heterdaad (Art. 12GW, Art. 40 Sv. en Art. 1 VHW) als daarbuiten (Art. 2 VHW) Maar deze arrestatie kan nooit langer dan 24u duren. Het bevel tot verdere vrijheidsberoving kan enkel door de onderzoeksrechter worden verleend D. De voorlopige hechtenis en andere vrijheidsberovingstitels o De bestuurlijke aanhouding Niet de aanhouding van een persoon die wordt verdacht van een misdrijf, maar een louter preventieve vrijheidsberoving, die kan worden uitgevoerd los van de vraag of de verdachte een misdrijf heet gepleegd Geregeld in de WPA Art. 31 WPA Aanhouding in 4 gevallen • Max. 12u o De kortstondige vrijheidsbeneming in het kader van een fouillering Art. 28 WPA • Bestuurlijke fouillering Max. 1u (Art. 28 §1, 4° WPA) • Gerechtelijke fouillering Max. 6u (Art. 28 §2 WPA) o De aanhouding op grond van het vattingsbevel Wanneer de veroordeelde zich, na het definitief worden van zijn veroordeling, niet spontaan aanmeldt om zijn gevangenisstraf uit te zitten, dan kan tegen hem een vattingsbevel worden uitgevaardigd Dit wordt door de procureur des Konings uitgevaardigd: Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de vonnissen en arresten Personen die voorwaardelijk in vrijheid werden gesteld of werden veroordeeld met uitstel van de tenuitvoerlegging, kunnen bij niet-‐ naleving van de voorwaarden door de procureur des Konings worden opgesloten
148
JVD
Strafprocesrecht
§2. Arrestatie (Art. 1 en 2) • A. Begrip o De arrestatie is de vrijheidsbeneming die aan de eigenlijke vrijheidsberoving door de onderzoeksrechter voorafgaat. Het is een kortstondige vrijheidsberoving die niet langer mag duren dan 24u en die tot doel heeft de verdachte ter beschikking van de rechterlijke overheid (de procureur des Konings of de onderzoeksrechter) te stellen Vaak de term “aanhouding ter voorgeleiding” o Personen bevoegd tot arrestatie De politie kan een verdachte enkel aanhouden bij betrapping op heterdaad (Art. 1 VHW) Buiten heterdaad kan enkel dor procureur des Konings beslissen de verdachte te arresteren (Art. 2 VHW) Onderscheid heterdaad of geen heterdaad is dus essentieel! Ook particulieren hebben in geval van betrapping op heterdaad het recht de verdachte aan te houden (Art. 1, 3° VHW) Schending van deze voorschriften kan een misdrijf opleveren (Art. 147 resp. 434 Sw.) o Misdrijven vatbaar voor arrestatie Niet uitdrukkelijk in de wet Afgeleid Mogelijk voor alle misdaden en wanbedrijven ( De drempel van min. 1 jaar gevangenisstraf, die normaal gesteld is voor een aanhoudingsbevel van de onderzoeksrechter geldt hier dus niet) o Rechten van de gearresteerde Vanaf 1 januari 2012 Fundamenteel gewijzigde regeling Bijkomende waarborgen voor de gearresteerde Recht op bijstand van een advocaat • Art. 2bis VHW Heel artikel bekijken! • Voorafgaand vertrouwelijk overleg o Verdachte kan afstand doen • Bijstand tijdens het verhoor o Art. 2bis §2 VHW • Mogelijke beperkingen van deze rechten o Art. 2bis §5 VHW Inlichting vertrouwenspersoon • Art. 2bis §3 VHW Recht op medische bijstand • Art. 2bis §4 VHW
149
JVD •
Strafprocesrecht
B. De termijn van 24 uur o Belgische wet is preciezer dan EVRM max. 24u Sinds de Salduzwet kan deze termijn worden verlengd met 24u o Oorspronkelijke termijn Betrapping op heterdaad Art. 1, 2° en 3° VHW Buiten heterdaad Art. 2,5° VHW Bij onzekerheid over de berekening van de termijn in geval van samenloop tussen een gerechtelijke en een bestuurlijke aanhouding Max. 24u (Art. 32 WPA) Vermelding juiste uur Art. 1,6° en Art. 2,4° VHW Niet noodzakelijk dat de persoon altijd gedurende 24u van zijn vrijheid wordt beroofd Vrijgelaten zodra de maatregel niet langer noodzakelijk is (Art. 2, 5° VHW) Om een persoon langer dan 24u van zijn vrijheid te kunnen beroven is een rechterlijk bevel nodig: • Een bevel tot medebrenging (Art. 3-‐15 VHW) • Een aanhoudingsbevel (Art. 16-‐34 VHW) • Een verdachte kan dus nooit langer dan 48u van zijn vrijheid worden beroofd alvorens onder aanhoudingsbevel te worden geplaatst o Binnen de 24u moet er een rechterlijk bevel zijn, minstens een medebrengingsbevel o Als er een medebrengingsbevel is, dan beschikt de rechter over nog een bijkomende termijn van 24u na de betekening van dit bevel om het aanhoudingsbevel te verlenen, maar aan de grondwettelijke eis van een rechterlijk bevel binnen de 24u is dan voldaan Sanctie niet-‐naleving Art. 18 §1 in fine VHW o Bevel tot verlenging Art. 15bis VHW
150
JVD
Strafprocesrecht
§3. Bevel tot medebrenging (Art. 3 en 4) • Het medebrengingsbevel is een met redenen omkleed bevel van de onderzoeksrechter dat tot doel heeft een niet spontaan verschijnende getuige of verdachte met dwang voor zich te laten brengen met het oog op een ondervraging (Art. 3-‐5 VHW) • Art. 5 VHW • Art. 12 VHW • Art. 8 VHW • Art. 15 VHW • Het medebrengingsbevel kan ook door de vonnisrechter worden uitgevaardigd. Deze mogelijkheid bestaat wanneer de vonnisrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde heeft bevolen, en deze laatste geen gevolg aan dit bevel to verschijning heeft gegeven (Art. 152 §2 en Art. 185 §2 Sv.) §4. Aanhoudingsbevel (Art. 16) • Een aanhoudingsbevel kan enkel tegen de verdachte worden uitgevaardigd en slechts voor zover het volstrekt noodzakelijk is o Strikte grond-‐ en vormvoorwaarden o Voorwerp van rechterlijk toezicht dat periodiek wordt herhaald • A. Grondvoorwaarden o Er moeten ernstige schuldaanwijzingen zijn Hangt samen met het uitzonderlijke karakter van de voorlopige hechtenis De onderzoeksrechter mag zijn beslissing steunen op feiten die niet in de tenlastelegging vermeld zijn maar waarvan in het dossier melding is gemaakt Wel is vereist dat het aanhoudingsbevel steunt op wettig verkregen bewijsmateriaal Impliceert dus dat het misdrijf al gepleegd moet zijn • Enkel verdachten in voorlopige hechtenis • Geen getuigen • Aanhoudingsbevel veronderstelt ernstige aanwijzingen van schuld Het gaat noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte (Art. 61bis Sv.) o Het feit moet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 1 jaar of meer Minimumgraad aan zwaarwichtigheid van het misdrijf om vatbaar te zijn voor de voorlopige hechtenis
151
JVD
•
Strafprocesrecht
o De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn en de wettelijke redenen voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn Ingeval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid (Art. 16 §1 VHW) Een onderscheid wordt gemaakt naargelang de ernst van de feiten waarvoor het aanhoudingsbevel wordt afgeleverd • Straf die de 15 jaar opsluiting te boven gaat o Volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid volstaat • Straf die de 15 jaar opsluiting niet te boven gaat o Bijkomende voorwaarde in Art. 16 §1, al. 3 VHW Recidivegevaar Vluchtgevaar Verduisteringsgevaar Collusiegevaar De motiveringsplicht is één van de vormvoorwaarden voor de voorlopige hechtenis B. Vormvoorwaarden o De ondervraging door de onderzoeksrechter Art. 16 §2 VHW Doel van de ondervraging is na te gaan of de “volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid” in het voorliggende geval wel degelijk aanwezig is. Op grond hiervan zal hij het aanhoudingsbevel kunnen motiveren De wet bepaalt nu expliciet dat, bij ontstentenis van deze ondervraging, de inverdenkinggestelde in vrijheid moet worden gesteld, tenzij de ondervraging wegens overmacht onmogelijk is Hoe kan dit niet delegeren, hij moet de ondervraging persoonlijk verrichten Art. 16 §7 VHW Art. 18 §2 VHW Automatisch kopie van het PV van verhoor Art. 34 VHW Aanhoudingsbevel bij verstek Ondervraging pas wanneer de verdachte kan worden aangetroffen en voorgeleid o Het aanhoudingsbevel moet gemotiveerd zijn Basis Art. 12 GW en Art. 16 §5 VHW Ratio legis van de motiveringsplicht • Willekeur van de onderzoeksrechter tegengaan • Vroeger enkel formele motivering Veranderd in 1973 De onderzoeksrechters ertoe verplichten om de voorlopige hechtenis slechts in geval van absolute noodzaak toe te staan Motivering op concrete wijze In 1990 is de motiveringsplicht nog verder verscherpt
152
JVD
Strafprocesrecht
Inhoud motiveringsplicht (Art. 16 §5) • Bijkomend bij wat in § 5 staat o Feiten bestraft met meer dan 15 jaar opsluiting De rechter moet de omstandigheden vermelden die de aanhouding, in het concrete geval, volstrekt noodzakelijk maken o Feiten bestraft met minder dan 15 jaar maar aan de toepassingsdrempel van 1 jaar voldoen De rechter moet bovendien zeggen waarome er, in het concrete geval, recidivegevaar, vluchtgevaar, verduisteringsgevaar of collusiegevaar bestaat • Art. 16 § 6 VHW • Er wordt ook melding gemaakt van de verplichte voorafgaandelijk ondervraging van de verdachte o Het aanhoudingsbevel moet binnen de 24uur aan de verdachte worden betekend De termijn van 24 uur • Art. 18 §1 VHW • Nieuwe regeling vanaf 1 januari 2012 de onderzoeksrechter kan de termijn van 24u verlengen door een ‘bevel tot verlenging’ Art. 15bis VHW De betekening van het aanhoudingsbevel • Art. 18 §1, al. 2 en 3 VHW • Art. 18 §2 VHW
§5. Verbod van vrij verkeer (Art. 20 al. 2) • = Op secreet stelling = Een maatregel van de onderzoeksrechter waardoor de verdachte gedurende 3 dagen het recht op contact met derden wordt ontzegd • Ten aanzien van de raadsman kan geen weigering van vrij verkeer worden bevolen • Het verbod van vrij verkeer geldt in personam, niet in rem Indien tegen een zelfde verdachte 2 verschillende aanhoudingsbevelen werden uitgevaardigd, het verbod van vrij verkeer slechts éénmaal kan worden opgelegd • Art. 20 §3 Andere beperkingen van contact die de onderzoeksrechter kan opleggen §6. Opheffing aanhoudingsbevel (Art. 25) • Ook handlichting genoemd • Met redenen omkleed
153
JVD
Strafprocesrecht
§7. Aanhoudingsbevel ten aanzien van een in vrijheid gelaten of gestelde verdachte • Art. 28 VHW • Art. 38 §2 VHW Bv. Voorwaarden niet naleven, de borgsom niet betalen §8. Rechterlijk toezicht op de voorlopige hechtenis • A. Art. 5 EVRM o Krachtens Art. 5(4) EVRM heeft eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid beroofd is, het recht de rechtmatigheid van deze vrijheidsberoving door een rechter te laten beoordelen Zowel wettelijkheid als opportuniteit o Een belangrijke “stok achter de deur” is nu dat in alle gevallen de niet-‐ naleving van de wettelijke termijnen wordt gesanctioneerd met de vrijlating van de verdachte o Toetsing van de rechtmatigheid van het aanhoudingsbevel minimumvereisten Een zekere mate van “gelijkheid der wapens” tussen OM en verdediging o Er wordt niet vereist dat de toetsing ambtshalve gebeurt Ze staat open op verzoek van de voorlopig gehechte persoon • B. Rechtsmiddelen tegen het aanhoudingsbevel o Tegen het aanhoudingsbevel zelf Geen hoger beroep Noch door de verdachte, noch door het OM • C. Handhaving van het aanhoudingsbevel door de raadkamer o De onmogelijkheid voor de verdachte om beroep aan te tekenen tegen het aanhoudingsbevel wordt gecompenseerd door de automatische controle door de raadkamer, die ambtshalve, zonder dat de verdachte het moet vragen, plaatsvindt binnen de 5 dagen na de verlening van het aanhoudingsbevel. Deze ambtshalve controle wordt vervolgens periodiek herhaald o Deze controle komt overeen door wat vereist wordt door Art. 5 EVRM Het recht op rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de vrijheidsberoving (wettigheid en opportuniteit) België gaat hier zelfs verder dan het EVRM omdat de periodieke controles ambtshalve plaatsvinden, en dus niet slechts op verzoek van de aangehoudene zelf
154
JVD
Strafprocesrecht
o Draagwijdte van de controle De handhaving van het aanhoudingsbevel na 5 dagen (Art. 21) • Art. 21 §4 VHW Wettigheid en opportuniteit nagaan • De raadkamer kan hierbij eventuele nietigheden herstellen: zij kan het aanhoudingsbevel verbeteren, aanvullen of wijzigen o Niet alle nietigheden kunnen worden hersteld o Bv. Een aanhouding die steunt op een onregelmatige onderzoeksdaad kan niet worden hersteld • In geval de raadkamer het aanhoudingsbevel handhaaft Motiveren Zie Art. 21 § 5 VHW De periodieke handhaving door de raadkamer (Art. 22) • Art. 22 VHW Van maand tot maand • Art. 22 al. 2 VHW niet-‐correctionaliseerbare misdaden Om de 3 maanden • Art. 22bis Maandelijkse gelegenheid voor de aangehouden verdachte om het strafdossier in te kijken en een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling in te dienen • De termijn van handhaving (1 maand of 3 maanden) • In tegenstelling tot de controle na 5 dagen, waarbij eveneens de wettigheid van het aanhoudingsbevel wordt nagegaan, betreft het hier een zuivere opportuniteitscontrole • De wet voorziet niet in een maximumtermijn voor de voorlopige hechtenis o Er is de redelijke termijn van Art. 5 EVRM • De wet heeft wel een alarmbelprocedure ingevoerd bij langdurige vrijheidsbenemingen Art. 24 VHW Controle op langdurige voorlopige hechtenissen • Art. 136ter Sv. o Automatische voor correctionaliseerbare misdaden o Bij niet-‐correctionaliseerbare misdaden kan de controle ook, maar dan op verzoek van de inverdenkinggestelde (Art. 136ter §2 Sv.) • De opdracht van de KI is tweevoudig 1e en 2e lid van §3
155
JVD
Strafprocesrecht
De inzage in het strafdossier en samenvattende ondervraging • Art. 22 al. 4 VHW • Het inzagerecht is ruimer dan dat van de niet-‐aangehouden inverdenkinggestelde (Art. 61ter Sv.) • Samenvattende ondervraging Art. 22, al. 3 VHW o Geleid door de onderzoeksrechter, in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte en het OM o Als de onderzoeksrechter deze samenvattende ondervraging vergeet te organiseren Dan is de raadkamer niet verplicht de verdachte in vrijheid te stellen o Procedure Art. 23 VHW • Achter gesloten deuren, in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat Dus gedeeltelijk tegensprekelijk • Bij langdurige onderzoeken Art. 24 VHW Men kan vragen om openbare terechtzitting • Art. 23, 4° VHW Geeft aan de procedure een contradictoir karakter o Over de motivering van het aanhoudingsbevel kan een debat worden gevoerd: Betwisten de partijen de motivering in conclusies, dan is de raadkamer verplicht hierop te antwoorden o Rechtsmiddelen Hoger beroep (Art. 30) • De wet voorziet niet in een nieuw inzagerecht in het dossier voor de verdachte tijdens de procedure in hoger beroep (dit is geen schending van de rechten van de verdediging als intussen geen nieuwe stukken aan het dossier zijn toegevoegd) • Wanneer het gaat om de eerste handhaving van het aanhoudingsbevel dient de KI steeds de legaliteit van het aanhoudingsbevel te beoordelen, ook al heeft alleen het OM beroep aangetekend Cassatieberoep (Art. 31) • Wijkt af van de gemeenrechtelijke regels betreffende de voorziening in Cassatie (Art. 416 Sv.) • Cassatieberoep tegen een onwettige beslissing tot handhaving kan door het OM • Cassatie tegen een beschikking tot niet-‐handhaving kan niet
156
JVD
Strafprocesrecht
Na de regeling der rechtspleging: Het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling • Na de regeling der rechtspleging vinden er geen ambtshalve (3)maandelijkse controles meer plaats De verdachte heeft echter steeds de mogelijkheid om zelf te vragen voorlopig in vrijheid gesteld te worden door middel van een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling Art. 27 §1 VHW • Art. 27 §2 VHW Ook voor wie onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting was bevolen of bij veroordeling bij verstek • In geval de vonnisrechter het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling afwijst, moet de afwijzende beschikking worden betekend binnen een termijn van 24u Miskenning van deze termijn leidt echter niet tot invrijheidstelling, enkel tot het opschuiven van de termijn van hoger beroep
§9. Voorlopige hechtenis en regeling van de rechtspleging • Art. 26 VHW integraal bekijken • Bij de regeling van de rechtspleging kan de raadkamer tegelijkertijd beslissingen treffen over de voortzetting van de voorlopige hechtenis • Vanaf de verwijzing komt er een eind aan de periodieke maandelijkse controles door de raadkamer De verdachte kan een verzoekschrift indienen om zijn voorlopige invrijheidstelling te bekomen Om die reden kan hij ook geen beroep aantekenen tegen de beschikking waarbij zijn voorlopige hechtenis wordt gehandhaafd bij de regeling van de rechtspleging §10. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting • Wanneer de vonnisrechter over de grond van de zaak heeft beslist, komt er normalerwijze een eind aan de voorlopige hechtenis, zowel bij de vrijspraak als bij de veroordeling tot een vrijheidsstraf Want dan berust de vrijheidsberoving niet langer op het aanhoudingsbevel, maar op het veroordelend vonnis • Een veroordelend vonnis kan echter slechts worden uitgevoerd voor zover het in kracht van gewijsde is getreden Invloed van het aanwenden van rechtsmiddelen ten aanzien van de beslissing ten gronde op de vrijheidsberoving van de beklaagde o Art. 33 §1 Blijft aangehouden indien de uitgesproken hoofdgevangenisstraf hoger is dan de ondergane hechtenis o Art. 33 §2 Slechts mogelijk als de straf beantwoordt aan de algemene drempelstraf voor voorlopige hechtenis
157
JVD •
• •
Strafprocesrecht
Het bevel tot onmiddellijke aanhouding kan ook bij verstek worden uitgesproken o Beklaagde kan dan verzet aantekenen en in afwachting van een nieuwe uitsprak ten gronde, in vrijheid worden gesteld als de vonnisrechter het verzet bij tussenvonnis ontvankelijk verklaart of ingaat op een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling (Art. 27 VHW) o Na de uitspraak op verzet kan de beklaagde wel opnieuw worden aangehouden als er vluchtgevaar bestaat en het OM dit vordert (Art. 33 VHW) Zie ook Art. 33§2, 2e lid VHW Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting kan niet ambtshalve door de rechtbank worden bevolen Slechts op vordering van het OM, na een apart debat Art. 33, laatste lid VHW
• §11. Alternatieven voor de voorlopige hechtenis • A. Vrijheid en invrijheidstelling onder voorwaarden o Art. 35 VHW Door de onderzoeksrechter, ook de raadkamer en de KI en zelfs door het vonnisgerecht Zelfde voorwaarden als de voorlopige hechtenis • Drempelstraf • Volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid, … Voor 3 maanden, kan worden verlengd o Voorwaarden waaraan de vrijheid of invrijheidstelling onder voorwaarden moet voldoen Art. 35 §2 Het feit moet in aanmerking komen voor voorlopige hechtenis en de gronden voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn Zie aanhoudingsbevel (boven) Paradox Enerzijds de voorwaarde dat de aanhouding noodzakelijk is voor de openbare veiligheid om dan anderzijds de verdachte vrij te laten onder voorwaarden o Voorwaarden die kunnen worden opgelegd Door de rechter bepaald Art. 35 §3 VHW • Niet volledig vrij Redenen in Art. 16 §1 De opgelegde voorwaarden hebben tot doel deze risico’s te neutraliseren (Art. 35 §3, al. 2 VHW) Wijziging, opheffing, verlenging Art. 36 VHW De rechter moet in het kader van een invrijheidstelling onder voorwaarden de voorwaarden die de fundamentele rechten en vrijheden beperken, bijzonder motiveren • Bovendien geen voorwaarden in strijd met supranationale verdragen met rechtstreekse werking, de grondwet, de
158
JVD
•
Strafprocesrecht
nationale wetten of de algemene rechtsbeginselen Art. 35 §6 VHW Begeleiding of behandeling o Toezicht op de naleving van de voorwaarden Politiediensten of justitieassistenten van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie Art. 35§6 en 38§1 VHW Gebrek aan infrastructuur voor het toezicht blijft een levensgroot probleem Bij niet-‐naleving van de voorwaarden kan een aanhoudingsbevel worden uitgevaardigd krachtens Art. 28 VHW • Tijden gerechtelijk onderzoek Door de onderzoeksrechter • Na het beëindigen van het gerechtelijk onderzoek Door de vonnisrechter o Rechtsmiddelen De verdachte kan een verzoekschrift indienen bij de raadkamer om de voorwaarden die werden opgelegd door de onderzoeksrechter geheel of gedeeltelijk op te heffen Tegen de beschikking van de raadkamer kan hoger beroep worden aangetekend B. Vrijheid of invrijheidstelling met borgsom o Kan in alle fasen van de rechtspleging worden bevolen o De beslissing kan worden genomen door: De onderzoeksrechter bij de verlenging van het bevel of bij de latere opheffing De raadkamer of de KI bij de handhaving van het aanhoudingsbevel De vonnisgerechten die beslissen over de onvrijheidstelling van de beklaagde o De rechter bepaalt op onaantastbare wijze het bedrag van de borgsom o Art. 35 §4 VHW integraal o De zekerheidstelling waarborgt de verschijning van de verdachte bij alle proceshandelingen war dit van hem wordt gevorderd alsook de uitvoering van de vrijheidsstraf De zekerheidstelling mag dus niet worden gebruikt voor de betaling van de burgerlijke schadevergoeding of voor de uitvoering van patrimoniale straffen o De voorlopige invrijheidstelling mits betaling van een borgsom kan enkel worden bevolen voor zover de voorwaarden voor de verlening van het aanhoudingsbevel voorhanden zijn De “volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid” moet dus aanwezig zijn Zelfde paradox zoals bij de invrijheidstelling onder voorwaarden
159
JVD
Strafprocesrecht
§12. Onwerkzame hechtenis • Aparte wet P 273 in Codex o Gaat verder dan het EVRM Niet enkel schadevergoeding bij een onrechtmatige hechtenis, maar ook recht op een vergoeding bij een onwerkdadige hechtenis • A. Onrechtmatige hechtenis o Bij schending van Art. 5 EVRM Vrijheidsberoving die in strijd met de Belgische VHW tot stand gekomen is Automatisch strijdig met het EVRM en geeft daardoor aanleiding tot een schadevergoeding (Art. 27 Wet Onwerkzame VH) o Vordering tot schadevergoeding volgens de gewone regels van het Aquiliaans aansprakelijkheidsrecht Voor de burgerlijke rechtbanken tegen de Belgische Staat in de persoon van de minister van Justitie • B. Onwerkdadige hechtenis o Art. 28 Wet Onwerkzame VH o Geen echte schadevergoeding Een vergoeding die naar billijkheid wordt toegekend o Niet voor de burgerlijke rechtbank Maar bij verzoekschrift aan de minister van Justitie o Veroordeelden die met succes een klacht hebben ingediend in Straatsburg kunnen een vordering tot heropening van de rechtspleging instellen bij het Hof van Cassatie (Art. 442bis Sv.) Naargelang van de uitkomst van deze procedure zouden betrokkenen, indien zij van hun vrijheid beroofd zijn geweest, zich ook kunnen beroepen op de artikelen inzake onwerkzame hechtenis (Art. 442septies §5 Sv.) §13. Het Europees aanhoudingsbevel • A. Begrip o Gerechtelijke beslissing genomen door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een lidstaat van de EU (uitvaardigende rechterlijke autoriteit), met het oog op de aanhouding en de overlevering door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat (uitvoerende rechterlijke autoriteit), van een persoon gezocht met het oog op de instelling van een strafvervolging of de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of veiligheidsmaatregel o Voorwerp De overdracht van een verachte of veroordeelde persoon o Niet tussen de staten maar rechtstreeks tussen gerechtelijke autoriteiten
160
JVD
Strafprocesrecht
•
B. Bronnen o Kaderbesluit 13 juni 2002 Omgezet in het Belgische recht door de Wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel In werking sinds 1 januari 2004 Uitlevering tussen staten van de EU afschaffen en vervangen door deze regeling van rechtstreekse overlevering tussen de gerechtelijke autoriteiten
•
C. Vormvoorwaarden en verband met het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd o Drempelstraf: 12 maanden Drempelstraf van minstens 12 maanden in de wet van de uitvaardigende lidstaat Vervolgingsoverlevering Wanneer reeds een straf of maatregel is opgelegd, wegens opgelegde sancties met een duur van minstens 4 maanden o Dubbele incriminatie Principe • Onder het Europees aanhoudingsbevel wordt het vereiste van dubbele incrimiantie principieel afgeschaft • Het volstaat dus dat het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd strafbaar is naar het recht van de uitvaardigende lidstaat. (Strafbaarheid naar het recht van de tenuitvoerleggende staat is niet vereist) Uitzonderingen • Staten kunnen ten aanzien van bepaalde misdrijven de vereiste van dubbele incriminatie behouden België heeft hiervan gebruik gemaakt Het europees aanhoudingsbevel zal worden geweigerd (verplichte weigeringsgrond) als het feit waarop het bevel betrekking heeft naar Belgisch recht niet strafbaar is 32 misrijven waarvoor in geen geval dubbele incriminatie kan worden ingeroepen • Terrorisme • Mensenhandel • Corruptie • Deelneming aan een criminele organisatie • Opzettelijke doodslag • … Definitie van de 32 misdrijven Fiscale misdrijven Abortus en euthanasie o Dubbele jurisdictie en dubbele verjaring? Bevoegdheid ratione loci • Overlevering kan worden geweigerd als de feiten geheel of gedeeltelijk zijn gepleegd op het Belgisch grondgebied • Ook de afwezigheid van dubbele jurisdictie is een facultatieve grond tot weigering van de tenuitvoerlegging
161
JVD
Strafprocesrecht
Verjaring naar het recht van de tenuitvoerleggende staat • De “dubbele verjaring” is beperkt tot feiten die binnen de rechtsmacht van de uitvoerende lidstaat vallen o Litispendentie in de staat van tenuitvoerlegging De tenuitvoerlegging kan worden geweigerd ingeval de persoon op wie het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft, in België wordt vervolgd wegens hetzelfde feit dat aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag ligt Als de gezochte persoon terechtstaat wegens een ander feit dan datgene waarvoor het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, kan de overlevering niet worden geweigerd, maar enkel uitgesteld of voorwaardelijk worden toegestaan o Politieke misdrijven: niet langer een beletsel
•
•
D. Voorwaarden in verband met de gezochte persoon o Nationaliteit: niet langer een beletsel Onderscheid • Overlevering met het oog op de vervolging Persoon is een Belg of verblijft in België Dan kan de overlevering afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de persoon, na te zijn berecht, naar België wordt teruggezonden om er de straf of veiligheidsmaatregel te ondergaan die tegen hem in de uitvaardigende staat is uitgesproken • Overlevering met het oog op de tenuitvoerlegging Facultatieve weigeringsgrond Persoon is een Belg of verblijft in België en de bevoegde Belgische autoriteiten verbinden zich ertoe de straf of veiligheidsmaatregel overeenkomstig de Belgische wet ten uitvoer te leggen o Minderjarigen worden niet overgeleverd Als criterium geldt de leeftijdsgrens voor meerderjarigheid volgens het recht van de uitvoerende staat E. Voorwaarden in verband met de rechtsbedeling in de verzoekende staat o Discriminatieclausule o Respect voor mensenrechten Probleemstelling • Mensenrechten als dusdanig kunnen geen uitleveringsbeletsel meer zijn binnen de EU • Recent door het Hof van Justitie In geval van een schending van een fundamenteel recht van verdediging door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit zou de uitvoerende rechterlijke autoriteit de uitvoering kunnen weigeren
162
JVD
•
•
Strafprocesrecht
Weigeringsgrond ‘fundamentele rechten’ in Wet Europees Aanhoudingsbevel • Belgische wet Verplichte weigeringsgrond ingeval er ernstige redenen bestaan om te denken dat de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokken persoon Bijzondere garantie bij tenuitvoerlegging van verstekvonnissen
o De doodstraf en de levenslange gevangenisstraf Doodstraf Afgeschaft in de EU Levenslang Voorwaardelijke uitlevering De tenuitvoerlegging door de uitvoerende staat kan afhankelijk worden gesteld van een voorwaarde De voorwaarde dat in het rechtsstelsel van de uitvaardigende staat de mogelijkheid tot herziening van de opgelegde straf bestaat, de toepassing van genademaatregelen of de vroegtijdige beëindiging van de straf in het raam van de strafuitvoering • Deze mogelijkheid werd niet overgenomen in de Belgische wet F. Andere weigeringsgronden 2 verplichte weigeringsgronden o Amnestie o Ne bis in idem G. Procedure o Gewone procedure Summiere toetsing van het verzoek door de uitvoerende rechterlijke autoriteit, waarbij de gezochte persoon wordt gehoord Verzoek wordt vertaald in de officiële taal van de uitvoerende lidstaat Overlevering is een louter gerechtelijke beslissing • Terwijl de uitlevering beslist wordt door de uitvoerende macht Soms ook politieke overwegingen o Procedure in geval van instemming De betrokken persoon kan instemmen met zijn overlevering Ten overstaan van de procureur des Konings en in het bijzijn van een advocaat De instemming kan in elk stadium van de procedure worden gegeven Wanneer de betrokkene instemt, betekent dit dat hij afziet van de bescherming van het specialiteitsbeginsel o Specialiteit De uitgeleverde persoon kan alleen worden vervolgd voor de feiten waarvoor hij werd uitgeleverd
163
JVD
Strafprocesrecht
Deel IV Het onderzoek ter terechtzitting Zie boek p 1140 – 1260 Niet kennen: • 1149 (vanaf B) – 1150 • 1187 (vanaf viii) – 1195 • 1255 (vanaf H) -‐ 1277
Examen
Alle wetboeken mogen 4 delen /60 • Casus /20 o Onregelmatigheden uit een verhaaltje halen Onregelmatigheid vinden en omschrijven Het geschonden wetsartikel erbij vinden! = meer punten o Geen giscorrectie • Advies /20 o Moeilijk! • Van theorie naar praktijk (specifiek vragen) /12 o Casus Met MC’s o • Theorie (met open vraag) /18 o Terminologie Korte antwoorden Synoniemen o Theorie Bespreek Bv. huiszoeking
164