Algemene Beginselen strafprocesrecht Hoofdstuk I: Definitie 1. Begrip Het strafprocesrecht is het geheel der rechtsregels betreffende opsporing, vervolging en berechting van personen die ervan verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd. Het beschrijft de scenario’s en vormvoorschriften die moeten worden gevolgd en bepaalt de rechtspositie van de verschillende personen die erbij betrokken zijn. In het strafprocesrecht (formeel strafrecht) wordt het materieel strafrecht gerealiseerd. Dit laatste bestaat immers niet zonder het formeel strafrecht, aangezien de praktische toepassing vh materieel strafrecht slechts via het strafprocesrecht kan worden bewerkstelligd. Andere synoniemen voor strafprocesrecht zijn strafrechtspleging en strafvordering 2. Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht Dit onderscheid heeft betrekking op: •
personen op wie de regels gericht zijn - De regels van het materieel strafrecht zijn tot de gehele bevolking gericht, burgers en overheid inbegrepen - De regels van het formeel strafrecht richten zich in de 1ste plaats tot de overheid, met name tot de politie en de staande en zittende magistratuur - Uitzonderlijk zal de gewone burger met de regel vh formeel strafrecht te maken hebben bv; als hij verdachte is of getuige of wanneer tegen hem een strafrechtelijke dwangmaatregel wordt uitgevoerd.
•
Inhoud van deze regels - Inhoudelijk vallen de regels van het materieel strafrecht op door hun vanzelfsprekendheid (bv. dat men niet mag doden of slaan). Deelneming of poging van deze daden kunnen (vanzelfsprekend) worden bestraft. De verklaring hiervoor is dat het materieel strafrecht een reeks fundamentele waarden beschermt. - De regels van het formeel strafrecht hebben deze vanzelfsprekendheid niet (bv. verjaring van de strafvordering is op zichzelf niet evident). In het strafrecht gaat het om spelregels die, anders dan in het materieel strafrecht, niet aan intrinsieke waarden zijn gekoppeld. Vaak berusten de regels in het formeel strafrecht op het onderling afwegen van verschillende belangen
1
•
Sanctionering van schendingen - De sanctionering van schending van regels vh materieel strafrecht is vrij eenvoudig: op elk misdrijf staat een straf en schending van de norm brengt met zich dat de dader zich aan bestraffing blootstelt. - In het strafprocesrecht daarentegen wordt de niet-naleving of de schending van de processuele normen op een andere wijze gesanctioneerd: de processuele sanctie verschilt naargelang de vorm en is in vele gevallen niet op voorhand in de wet bepaald. In sommige gevallen heeft de schending de nietigheid vd proceshandeling of van de hele procedure tot gevolg. Soms heeft de overtreding gevolgen op het niveau van de bewijsvoering Niet-naleving van bepaalde procedureregels heeft soms de onontvankelijkheid vd strafvordering tot gevolg. Deze onontvankelijkheid sanctioneert het stilzitten van het parket. In vele gevallen wordt de niet-naleving van bepaalde proceduregeschriften helemaal niet gesanctioneerd. De sanctionering van de niet-naleving van processuele voorschriften kan soms onzeker zijn
3. Doelstellingen van het strafproces In het strafproces staan verschillende belangen tegenover elkaar: het belang van de gemeenschap (bestraffing criminaliteit), het belang vh slachtoffer (schadevergoeding) en het belang vd verdachte (recht op een eerlijk proces). Het voornaamste doel van het strafproces is echter de ontdekking van de waarheid. Dit gaat gepaard met de erkenning van individuele grondrechten. Hierdoor heeft het strafprocesrecht een dubbele finaliteit: •
De waarheidsvinding enerzijds De regels van het strafprocesrecht zijn in de 1ste plaats toegeschreven naar de personen die met de toepassing van deze regels belast zijn, nl. politie, parket en rechters. De taak van de advocaat in de strafprocedure bestaat er dan ook in erop toe te zien dat deze regels in de praktijk worden gerespecteerd. Dit alles in het kader van het openbaar belang. Het strafproces in zijn geheel heeft als voornaamste doel de waarheidsvinding
•
De bescherming van de individuele grondrechten anderzijds Eerbied voor de individuele grondrechten is een andere belangrijke functie. Aan de overheid worden belangrijke bevoegdheden toegekend die een verregaande beperking van bepaalde grondrechten kunnen inhouden (schending van privacy, schending vh briefgeheim en van het eigendomsrecht).
2
Wanneer een persoon vervolgd wordt wegens een misdrijf, geniet hij van een complex van grondrechten dat wordt aangeduid als de “rechten van de verdediging”. De onderlinge afweging vd waarheidsvinding en de bescherming vd individuele grondrechten De bescherming van de individuele grondrechten is een zelfstandig doel van het strafprocesrecht geworden. De Wet Franchimont heeft voor een aantal verdedigingsrechten gezorgd mbt het gerechtelijk onderzoek. De voornaamste waarborg hierbij was het wettelijk karakter van het overheidsoptreden. Dit hield in dat de beperking van grondrechten steeds op wettelijke basis moest berusten en dat het overheidsoptreden tegen de burger door deze wettelijke bepalingen was gebonden. De concrete afweging vh belang van de waarheidsvinding en dat van de bescherming van de grondrechten gebeurt door de rechtspraak. In verschillende landen is de vraag gerezen of de huidige balans tussen waarheidsvinding en grondrechten de overheid voldoende in de mogelijkheid stelt bepaalde vormen van criminaliteit te bestrijden.
Hoofdstuk II: Accusatoire en inquisitoire rechtspleging 1. Principe Accusatoir Horizontale processtructuur : de aanklager en de verdediger staan op gelijke voet en vechten met gelijke wapens De beklaagde is een volwaardige procespartij en de partijen hebben het proces volledig in handen
Inquisitoir Verticale processtructuur: de overheid weegt door op de procesvoering en bepaalt het procesverloop De procesvoering wordt niet aan de partijen overgelaten, maar aan de openbare aanklager die namens de gemeenschap optreedt Alle onderzoeksverrichtingen vinden plaats op Niet-tegensprekelijk karakter: de beklaagde een tegensprekelijke wijze wordt niet de mogelijkheid geboden de tegen hem verzamelde bewijzen te weerleggen en de argumenten voor zijn verdediging naar voren te brengen Passieve rol vd rechter: toezien of proces Actieve rol vd rechter: ontdekken vd correct en fair verloopt waarheid Volledig openbaar tav partijen en publiek Geheim karakter: het proces gebeurt achter gesloten deuren
2. Praktijk Een volledig accusatoir of volledig inquisitoir proces komt vrijwel nergens voor!
3
•
Common law-landen Hier heeft de strafprocedure grotendeels een accusatoir karakter: - de rechter moet enkel beslissen over de vraag of de tenlastelegging voldoende bewezen is. Het onderzoek wordt verricht door de politie - er is geen openbaar ministerie en geen onderzoeksechter - voor het nemen van dwangmaatregelen wordt door de politie een beroep gedaan op de gewone rechters. - Het is meestal de politie die als eiser optreedt Hier wordt ook vaak gebruik gemaakt van privé-detectives en provédeskundigen Verschil tussen accusatoire strafprocedure en burgerlijk geding Accusatoir: de bewijslast vd vervolgende partij moet het vermoeden van onschuld weerleggen en een bewijs beyond reasonable doubt voorleggen. Burgerlijk geding hier volstaat de balance of probabilities
•
Continentale landen Dit zijn landen, waaronder België, die vooral door de inquisitoire rechtspleging zijn geïnspireerd. De inquisitoire rechtspleging komt echter niet meer voor in zuivere vorm. Fase vh Vooronderzoek Deze is inquisitoir omdat het onderzoek schriftelijk, geheim en niettegensprekelijk is. Dit onderzoek gebeurt onder leiding van het openbaar ministerie. De onderzoeksverrichtingen worden op schrift gesteld en gebundeld in een strafdossier dat als basis zal dienen voor de volgende fase: Fase van de terechtzitting Deze heeft een accusatoir karakter omdat de rechtspleging openbaar, mondeling en tegensprekelijk is. De rechter speelt een meer passieve rol dan in het vooronderzoek. Hij is echter tijdens het onderzoek ten gronde meer actief dan de rechters uit de common law-landen. Deze fase steunt vooral op de onderzoeksverrichtingen uit het vooronderzoek.
3. Strafrechtshervorming in Europa Het inquisitoir systeem komt op een aantal punten in aanvaring met het EVRM waardoor in vele landen een hervormingsbeweging op gang is gekomen in de richting van een meer accusatoire rechtspleging. De laatste jaren is onder invloed vh EVRM op de nadelen van het inquisitoir systeem gewezen.
4
In een accusatoir systeem bestaat er geen vooronderzoek en het onderzoek wordt verricht door de politie waardoor we moeilijk kunnen spreken van een objectief onderzoek. In meer dan 90% vd strafzaken pleit de beklaagde schuldig waardoor de procedure veel sneller kan verlopen. Er wordt onmiddellijk overgegaan naar het opleggen van de straf. Hierdoor kan de verdachte strafvermindering krijgen. Dit noemt men guilty plea wat kan uitmonden in plea bargaining of een charge bargaining waarbij de onschuldigen soms schuldig pleiten. In België werd het strafprocesrecht in ’98-’99 grondig hervormd door de Wet Franchimont die het vooronderzoel in strafzaken meer tegensprekelijk heeft gemaakt en de rechtspositie van verdachte en slachtoffer heeft verbeterd. Door het Octopus-akkoord werden politie en parket hervormd.
Hoofdstuk III: Verloop van het strafproces 1. Voorlopig onderzoek Het voorlopig onderzoek is de onderzoeksfase die het onderzoek der terechtzitting voorafgaat. Het doel is het identificeren van de verdachte en nagaan of er voldoende bezwaren tegen hem bestaan. Er wordt nog geen uitspraak gedaan want de onderzoeksverrichtingen zijn slechts voorlopig. Enkel de vonnisgerechten zijn bevoegd om een uitspraak te doen. De onderzoeksverrichtingen worden tijdens het onderzoek ten gronde grondig overgedaan en beoordeeld. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek •
Opsporingsonderzoek - wordt door de PdK gevoerd en afgesloten - er is geen tussenkomst van de onderzoeksrechter - het kan worden afgesloten met een beslissing tot niet-vervolging of met rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht
•
gerechtelijk onderzoek - wordt gevoerd door de onderzoeksrechter op vordering van de PdK - in de praktijk is er sprake ve gerechtelijk onderzoek wanneer er dwangmaatregelen moeten worden bevolen - Sinds de Wet Franchimont kunnen verdachte en slachtoffer dit onderzoek meesturen - Het verloop onder controle van de onderzoeksgerechten (kamer van inbeschuldigingstelling) maar wordt afgesloten door de raadkamer in een regeling der rechtspleging
90% wordt afgehandeld via het opsporingsonderzoek en 10% via het gerechtelijk onderzoek (meest ernstige misdrijven). Meestal moeten er in zware zaken
5
dwangmaatregelen genomen worden (telefoontap, huiszoeking,…). Deze kunnen enkel bevolen worden door de onderzoeksrechter. Kenmerken van het voorlopig onderzoek De kenmerken zijn inquisitoir. •
geheim karakter Het is in principe geheim, maar verdachte en slachtoffer krijgen onder bepaalde voorwaarden inzagerecht (Wet Franchimont). De reden van het geheim karakter is gelegen in het feit dat het onderzoek niet wordt gedwarsboomd. Ook wil men vermijden dat er onnodige publiciteit aan de zaak wordt gegeven aangezien dit nadelig kan zijn voor de verdachte. De geheimhouding bestaat zowel intern als extern: - intern: geheim tav de betrokken partijen (verdachte en slachtoffer) dit heeft tot gevolg dat verdachte/slachtoffer in principe niet betrokken worden bij de onderzoeksverrichtingen en dat het resultaat hen hiervan niet wordt meegedeeld (geen inzage in het strafdossier). - extern: geheim tav personen die niets te maken hebben met het vooronderzoek bv. pers, media en publiek dit geheim is al erg afgezwakt. Het parket mag persmededelingen doen, evenals de verdediging. De pers wordt soms omschreven als de 4de macht. Ze oefent een beetje controle uit op de justitie. Er zijn echter ook beperkingen verbonden aan de persmededelingen. Bij de schending van het geheim van het vooronderzoek volgt er een sanctionering (art.458 Sw). Het blijft echter moeilijk om in de praktijk een schending daadwerkelijk te sanctioneren, vooral wat betreft een schending van het geheim door de pers. Journalisten zijn immers niet door het beroepsgeheim gehouden. Anderzijds is een onafhankelijk gerechtsverslaggeving essentieel in een democratie. Beperkingen neigen al snel naar censuur, waardoor ze in aanvaring komen met de persvrijheid. Magistraten en politiemensen die het geheim van het onderzoek schenden maken zich schuldig aan een strafbaar feit.
•
niet-tegensprekelijk karakter Tijdens het vooronderzoek heeft de verdachte in principe niet het recht de tegen hem verzamelde bezwaren te weerleggen en verweermiddelen aan te voeren. In deze fase wordt er immers nog geen uitspraak gedaan over de zaak. Dit geldt vooral tijdens het opsporingsonderzoek en minder tijdens het gerechtelijk onderzoek.
6
•
schriftelijk karakter Alles moet op papier worden gezet. Er wordt een pv opgemaakt van elke onderzoeksverrichting en dit wordt toegevoegd aan het strafdossier dat de basis vormt voor de behandeling van de zaak op de openbare terechtzitting. Alles neerschrijven wordt echter niet altijd gedaan omdat sommige onderzoekers interessante bronnen of bepaalde informanten niet wensen te vernoemen.
2. Onderzoek ten gronde Dit is de onderzoeksfase waarin uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak. Het is de fase wanneer de beklaagde voor de rechter komt. In principe moeten hier de onderzoeksverrichtingen indien mogelijk opnieuw worden overgedaan in aanwezigheid van de beklaagde waardoor die nu de mogelijkheid heeft om het openbaar ministerie tegen te spreken. Kenmerken van het onderzoek ten gronde •
openbaarheid van terechtzitting en uitspraak Alle verrichtingen vinden plaats in de aanwezigheid van zowel beklaagde als publiek. Hierop bestaan echter 2 uitzonderingen: - art.148 GW: zitting gebeurt achter gesloten deuren indien de openbaarheid vd debatten gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden - art.6(1) EVRM: in het belang van de bescherming vh privé-leven van de partijen bij het proces De openbaarheid geldt enkel tav de vonnisgerechten, niet de onderzoeksgerechten. Interne openbaarheid: de partijen mogen het hele strafdossier inkijken. Voor de beklaagde betekent dit dat hij zich naar behoren kan verdedigen. Externe openbaarheid: het publiek heeft het recht om een zaak bij te wonen. De voorwaarde is echter dat de leeftijd van 18j bereikt moet zijn.
•
tegensprekelijk karakter Het recht op tegenspraak vormt de essentie van het recht op verdediging. Het onderzoek verloop in de vorm van een debat tussen OM en beklaagde. In de praktijk wordt een afbreuk gedaan aan het tegensprekelijk karakter omdat er een groot gewicht uitgaat van het strafdossier waarin de PV’s gebundeld zijn en dit wordt ter beschikking vd rechter gesteld.
•
mondeling karakter De verrichtingen gebeuren mondeling, maar de advocaten kunnen hun conclusies wel schriftelijk neerleggen. Van de rechtspleging ter terechtzitting wordt wel een schriftelijk verslag opgesteld. Dit is het proces-verbaal van de terechtzitting of zittingsblad.
7
Hoofdstuk IV: Actoren in het strafproces 1. De verdachte Dit is de persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. De verschillende statuten van de verdachte Tijdens het voorlopig onderzoek: • verdachte: iemand die door politie en OM verdacht wordt een misdrijf te hebben gepleegd. Het gaat hier om vermoedens. Het is de persoon tegen wie een strafrechtelijk onderzoek loopt, ofwel een opsporingsonderzoek, ofwel een gerechtelijk onderzoek. • Inverdenkinggestelde: als er zware vermoedens zijn wordt de verdachte door de onderzoeksrechter in verdenking gesteld. Dit is niet hetzelfde als inbeschuldigingstelling wat inhoudt dat iemand voor het Hof van Assisen moet verschijnen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting • beklaagde: persoon die naar de politierechtbank of de correctionele rechtbank werd verwezen • beschuldigde: dit is de verdachte in het assisenproces • veroordeelde: de persoon die door het vonnisgerecht schuldig werd bevonden De advocaat Vormt samen met de verdachte de verdediging. Hij speelt een essentiële rol in het strafproces. De advocaat moet een evenwicht zoeken tussen justitie en cliënt. Zijn rol neemt toe naarmate het proces vordert: - tijdens het opsporingsonderzoek heeft de verdachte recht op contact met zijn advocaat om zijn verdediging voor te bereiden - in het kader van het gerechtelijk onderzoek heeft de inverdenkinggestelde in meerdere gevallen recht op bijstand van een advocaat - tijdens het onderzoek ter terechtzitting kan de beklaagde zich laten bijstaan door een advocaat die hem in bepaalde gevallen mag vertegenwoordigen. 2. Het slachtoffer Eind jaren ’90 is de aandacht voor het slachtoffer in het strafproces sterk toegenomen. De aanbevelingen van de commissies hebben geleid tot een reeks wetswijzigingen die een betere opvang en bescherming van het slachtoffer van misdrijven beogen. Het slachtoffer van een misdrijf is geen noodzakelijke partij in het strafproces. Er zijn veel misdrijven zonder rechtstreekse benadeelde; Slachtoffer in het algemeen Het is de persoon die in de realiteit wordt benadeeld door een gepleegd misdrijf. Er bestaat sinds ’97 een justitieassistent slachtofferonthaal. Deze heeft een onthaal, ondersteunings- en informatiefunctie.
8
Slzchtoffers kunnen zich vandaag richten tot vertrouwenspersonen (igv seksuele misdrijven) of tot een slachtofferhulpfonds. De benadeelde Art. 5bis VTSv: de benadeelde heeft het recht zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat. De benadeelde is geen partij in het strafproces. Zijn rechten bestaan in het verkrijgen en geven van informatie. Justitieassistenten spelen hierbij een belangrijke rol. Burgerlijke partij Enkel wanneer er een rechtstreeks slachtoffer is en indien het daartoe zelf het initiatief neemt, wordt dit slachtoffer een procespartij/burgerlijke partij. Men is volledige partij in de zaak, zoals de beklaagde en heeft dezelfde rechten: - inzage vagen in het strafdossier - opheffing van bepaalde maatregelen vragen - bijkomende onderzoeksdaden vorderen De tussenkomst van het slachtoffer heeft enkel de vergoeding van de door het misdrijf veroorzaakte schade tot voorwerp. Naar een actio popularis? De burgerlijke vordering kan in principe enkel door het rechtstreekse slachtoffer worden uitgeoefend. Onrechtstreekse slachtoffers kunnen enkel in uitzonderlijke gevallen de strafvordering op gang brengen en schadevergoeding vragen. Bv. de Wet op Racisme en Xenofobie heeft een vorderingsrecht aan bepaalde verenigingen toegekend. Hier moet echter spaarzaam mee worden omgesprongen omdat het de privatisering van justitie in de hand werkt. Nu kan het slachtoffer dat zich burgerlijke partij heeft gesteld niet alleen het strafdossier inkijken, maar ook reeds tijdens het vooronderzoek vorderingen instellen. 3. De burgerlijk aansprakelijke partij Is in principe gericht tegen de beklaagde, maar kan tevens gericht worden tegen de persoon die burgerlijk aansprakelijk is voor de door de beklaagde veroorzaakte schade. Bv. ouders die burgerlijk aansprakelijk zijn voor de schade die minderjarige kinderen verrichten. 4. De (vrijwillig of gedwongen) tussenkomende partij Bepaalde wetten voorzien uitdrukkelijk in de mogelijkheid voor derden om tussen te komen in een strafzaak. Deze wetten situeren zich in het wegverkeerswet (verzekeringsmaatschappijen die vrijwillig tussenkomen). 5. De politie In België bestonden vroeger tal van politiekorpsen met bevoegdheden die elkaar gedeeltelijk overlapten. De parlementaire onderzoekscommissies Mensenhandel,
9
Dutroux-Nihoul en de twee bendecommissies hebben echter aangedrongen dat de politiediensten grondig zouden worden hervormd. In het Octopus-akkoord krijgen we een Wet Geïntegreerde Politiedienst (’98) die de bestaande politiekorpsen omvormt tot een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus: een lokaal en een federaal niveau. Taken van de politie De taakstelling is dubbel: politiemensen hebben zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken. Deze worden omschreven door de Wet Politieambt die grondig aangepast werd door de Wet Geïntegreerde Politiedienst. -
Daden van de bestuurlijke politie Dit zijn politieopdrachten die zich situeren binnen het preventieve toezicht (art.14 Wet Politieambt). Het betreft de handhaving van de openbare orde en het toezicht op de naleving vd politiewetten, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen.
-
Daden van de gerechtelijke politie Dit zijn politieopdrachten die ertoe strekken misdrijven op te sporen en vast te stellen en hierbij bewijzen te verzamelen (art.15 Wet Politieambt). Daden van de gerechtelijke politie hebben een repressief karakter. Politieofficieren zijn verplicht misdrijven op te sporen, vast te stellen en ze ter kennis te brengen van het openbaar ministerie. Zelf mogen ze echter geen vervolgingen instellen. Bij het opsporen en vaststellen van misdrijven treden ze op onder gezag van de PdK. Het is de magistraat die verantwoordelijk is voor de sturing van het onderzoek. • •
officieren van gerechtelijke politie Kunnen opdrachten van de gerechtelijke politie uitoefenen hulpofficieren van de procureur des Konings beschikken over dezelfde bevoegdheden als de PdK in geval van betrapping op heterdaad. Enkel hulpofficieren kunnen op bevel van de onderzoeksrechter huiszoekingen en inbeslagnemingen uitvoeren en vorderingen uitvoeren mbt afluistering van privé-communicaties en telecommunicaties.
Statuut van de politie De nieuwe politiestructuur -
Basisbeginselen • er is sprake van één geïntegreerde politiedienst, georganiseerd en gestructureerd op 2 niveaus: een lokaal en federaal niveau. Er wordt dus geen eenheidspolitie opgericht.
10
• • •
•
De leden vd politiediensten hebben een eenheidsstatuut qua rekrutering, selectie, bezoldiging, pensioen en opleiding. Het mobiliteitsprincipe garandeert de mobiliteit tss de verschillende lokale en federale politiediensten. De korpsoversten worden tegenwoordig benoemd volgens een mandaatsysteem: ze worden aangesteld voor een eenmaal hernieuwbare periode van 5 jaar De politiediensten bestaan uit 2 kaders: - operationeel kader is verantwoordelijk voor de uitvoering vd opdrachten v gerechtelijke en bestuurlijke politie - administratief en logistiek kader bestaat uit personeelsleden zonder bevoegdheid inzake gerechtelijke of bestuurlijke politie
-
De lokale politie • deze is verantwoordelijk voor de basispolitiezorg (community policing). • Het grondgebied vh Rijk wordt ingedeeld in politiezones die uit één of meerdere gemeentes bestaan. - Voor meergemeentezones komen er een politieraad en een politiecollege - In ééngemeentezones zijn het de gemeenteraad en de burgemeester en schepencollege die bevoegd blijven. • per politiezone hebben we een zonale veiligheidsraad. Deze raad bespreekt het zonaal veiligheidsplan, bevordert de optimale coördinatie vh optreden vd lokale politiediensten en evalueert de uitvoering vh plan • elke politiezone beschikt over een lokaal politiekorps dat wordt geleid door een korpschef die wordt aangewezen obv een functie-profiel volgens een mandaatsysteem. • Per korps is er een opsporingsdienst die wordt geleid door een politieambtenaar. Deze diens staat in voor de uitvoering vd gerechtelijke taken. • Het gezag en de leiding over de lokale politiedienst wordt uitgeoefend door de burgemeester (eengemeentezones) of het politiecollege (meergemeentezones).
-
De federale politie • Is verantwoordelijk voor de gespecialiseerde en bovenlokale politiezorg. De federale politie bereidt het nationaal veiligheidsplan voor en draagt bij tot de uitvoering ervan. • Samenstelling: - commissaris-generaal (leiding) - algemene directies onder leiding van de directeurs-generaal - gedeconcentreerde diensten • gezag en leiding - berust bij de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie • bevoegdheid - de federale politie is bevoegd voor het hele grondgebied van het Rijk. - De bevoegdheidsafbakening tss federale en lokale politie is een functionele aangelegenheid. De meerwaarde vd federale politie is
11
-
-
gelegen in de beheersing vd supralokale fenomenen en de technische ondersteuning vd lokale politie bij de beheersing van lokale fenomen Tav de federale politie gelden specialiteit en subsidiariteit als beginselen.
Gespecialiseerde opsporingsdiensten • douane, accijnzen, allerhande inspecties • blijven verder bestaan naast de reguliere politiediensten
Toezicht op de politiediensten Intern toezicht Dit gebeurt op drie niveaus: • parket: controle op wettigheid en regelmatigheid door deprocureur • bestuurlijk toezicht • algemene inspectie: staat onder het gezag vd Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie Extern toezicht De Wet 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten heeft een Vast Comité van Toezicht op de politiediensten in het leven geroepen. Dit wordt het Vast Comité P genoemd. Dit comité kan zelf geen sancties nemen. Het kan enkel aanbevelingen en mogelijkheden geven tot het voeren van onderzoek. Internationale politiediensten Interpol: is een internationaal verbindingsnet tss de verschillende nationale politiediensten. Het doel is het preventief en repressief doorgeven van inlichtingen en de verspreiding van internationale opsporingsberichten. Europol: is een Europees samenwerkingsverband dat binnen een louter intergouvernementeel kader functioneert OLAF: dit is de anti-fraudedienst van de Europese Commissie. OLAF-inspecterus hebben het recht plaatsen te bezoeken met het oog op opsporing en vaststelling van administratieve inbreuken op de EG-verordeningen inzake fraude. 6. Het openbaar ministerie Is de motor, het actieve orgaan van het strafproces. Algemene situering Wetten 22/12/’98 (na Dutroux-crisis): wijziging structuur van het openbaar ministerie en doorvoering van de verticale en horizontale integratie van de parketten. Dit is echter nog niet zo duidelijk in de praktijk. Omwille van de grote tegenkanting zal de horizontale integratie nooit worden doorgevoerd, en de verticale slechts gedeeltelijk.
12
Taken van het OM -
het opsporingsonderzoek leiden • dit onderzoek wordt verricht olv de PdK. Deze heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht. • Zelfs als het onderzoek in handen is vd onderzoeksrechter, heeft de PdK een vorderingsrecht: hij kan de onderzoeksrechter vragen bepaalde onderzoeksverrichtingen te stellen
-
uitoefening van de strafvordering • dwz dat de zaak aanhangig wordt gemaakt of dat de zaak voorgelegd wordt aan de rechter • de strafvordering kan enkel uitgevoerd worden door het OM, niet door de burgerlijke partij!
-
buitengerechtelijke afhandeling • steeds minder strafzaken worden voor de strafrechter gebracht. Dit is het gevolg van het groot aantal seponeringen en vh feit dat de wetgever de buitengerechtelijke afdoening van strafzaken aanmoedigt. • Voorbeelden buitengerechtelijke afhandeling: minnelijke schikking en bemiddeling in strafzaken • De PdK is hier de spilfiguur
-
bewijsvoering voor de strafgerechten • het parket moet zorgen voor de bewijsvoering • het is de taak vh OM bewijzen te verzamelen en deze aan de rechter voor te leggen
-
tenuitvoerlegging van de straffen • indien de rechter straffen uitspreekt is het OM belast met het initiatief tot de tenuitvoerlegging van de straffen. Het verdere verloop vd strafuitvoering wordt door de minister van Justitie en de penitentiaire commissies beslist.
Statuut van het openbaar ministerie De leden van het Openbaar Ministerie worden door de koning benoemd en afgezet. In de loop van eenzelfde procedure kunnen verschillende leden elkaar vervangen en opvolgen. Hierin onderscheiden ze zich van rechters die in principe tot het einde van de zaak dezelfde moeten zijn. De leden van het OM zijn verplicht de bevelen en instructies van de minister van Justitie op te volgen. Het openbaar ministerie is hiërarchisch georganiseerd dus de leden moeten bevelen opvolgen en zijn verantwoording schuldig aan de oversten. De verantwoordingsplicht is beperkt tot de schriftelijke bevelen van de overste dus de mondelinge vorderingen bij de terechtzitting moeten niet worden verantwoord. De functie van het OM is één en ondeelbaar: de leden van het parket treden op in naam vh ambt, en niet in eigen naam.
13
Overzicht De procureur-generaal bij het Hof van Beroep In België zijn er 5 rechtsgebieden met elk een hof van Beroep (Gent, Antwerpen, Brussel, Bergen en Luik). Bij elk hof van Beroep is er een procureur-generaal die bijgestaan wordt door een reeks advocaten-generaal en substituten-procureur-generaal. Samen vormen ze het parket-generaal, ook wel ressortparket genoemd. -
Bevoegdheden • uitoefening van de strafvordering de procureur-generaal heeft de leiding over alle magistraten van het openbaar ministerie van zijn rechtsgebied en is belast met het toezicht over alle officieren van gerechtelijke politie • management de procureur-generaal zal moeten zorgen voor de coördinatie vh strafrechtelijk beleid, realisatie van een permanente audit bij de parketten van 1ste aanleg, ondersteuning vd parketten van 1ste aanleg en integrale kwaliteitszorg • tucht procureur-generaal oefent een disciplinair toezicht uit over alle officieren van gerechtelijke politie
De procureur des Konings Hij is de motor van het strafproces. Er zijn er 27 in België. Per rechtbank van eerste aanleg is er een parket, met aan het hoofd de procureur des Konings. Hij wordt bijgestaan door een reeks substituten. Samen vormen ze het arrondissementsparket. De bevoegdheid van de PdK ratione materiae is algemeen: hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen tav alle misdrijven. De territoriale bevoegdheid van de PdK is het arrondissement. De procureur kan strafzaken aanbrengen bij de bevoegde rechter binnen zijn arrondissement, niet bij rechters uit andere arrondissementen. Voor het stellen van onderzoeksverrichtingen daarentegen kan hij buiten zijn arrondissement optreden, op voorwaarde dat hij zin territoriaal bevoegde ambtgenoot hiervan in kennis stelt. De federale procureur Deze bestaat sinds 1 mei 2002. Het federale parket heeft 3 hoofdtaken: - uitoefening van de strafvordering in bepaalde gevallen - coördinatie van de strafvordering - vergemakkelijking vd internationale samenwerking en het toezicht op de federale politie
14
Statutair zweeft de federale procureur ergens tussen de procureur-generaal en de procureur des Konings. De federale procureur vormt samen met de federale magistraten het federaal parket. Zijn bevoegdheden strekken zich uit over het hele grondgebied. De federale magistraten kunnen echter ook een beroep doen p hun lokale collega’s. De wet voorziet immers in de mogelijkheid tot delegatie (federale procureur kan in uitzonderlijke omstandigheden zijn bevoegdheden tijdelijk geheel of gedeeltelijk opdragen aan een lid van een lokaal parket die deze dan uitoefent vanuit zijn standplaats) en detachering (de minister van Justitie geeft aan een lid vh lokaal parket de opdracht om in het federaal parket de opdrachten vh OM tijdelijk uit te oefenen). De federale procureur maakt geen deel uit vh college van procureurs-generaal en ook niet van de raad van PdK’s, hij mag wel de vergaderingen bijwonen. Verticale en horizontale integratie Verticale integratie en integrale afhandeling Het is de bedoeling dat in de toekomst de procureur des Konings de opdrachten van het Openbaar ministerie zou uitoefenen bij omzeggens alle rechtbanken. Horizontale integratie In zaken van sociaal strafrecht wordt nu de strafvordering uitgeoefend door de arbeidsauditeur. Hoewel dit systeem goed functioneert, leidde het in de praktijk tot problemen omwille van de versnippering van bevoegdheden tussen de PdK en de arbeidsauditeur. Daarom besloot de wetgever tot een gespecialiseerde afdeling (auditoraat) voor economische, fiscale en sociale zaken. Het gaat om de integratie van het arbeidsauditoraat in het parket. Toezicht op het openbaar ministerie Intern toezicht De procureur-generaal kan geen bevelen meer geven aan de PdK en zijn substituten, maar ze staan wel onder het toezicht van de procureur-generaal in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. Bovendien worden alle beroepsmagistraten onderworpen aan een evaluatie. Extern toezicht Wordt verricht door de Hoge Raad voor Justitie waarbij een advies- en onderzoekscommissie is ingesteld die klachten kunnen ontvangen betreffende de werking van de gerechtelijke orde 7. De onderzoeksrechter Situering De onderzoeksrechter Is een rechter die optreedt in het kader van het vooronderzoek in strafzaken. Hij spreekt zich niet uit over de grond van de zaak, maar vervult enkel een
15
onderzoeksfunctie. Hij heeft de leiding van het gerechtelijk onderzoek en beslist welke onderzoeksdaden nodig zijn in het belang van het onderzoek. De onderzoeksrechter is een creatie van Napoleon (1808). De onderzoeksrechter heeft een dubbele hoedanigheid: hij is tegelijkertijd rechter en onderzoeksmagistraat. De 1ste hoedanigheid stelt hem in staat maatregelen te bevelen waardoor individuele rechten en vrijheden worden aangetast (voorlopige hechtenis, huiszoeking,…). De 2de hoedanigheid laat hem toe zelf op actieve wijze deel te nemen aan het onderzoek. Napoleon noemde hem de machtigste man van het land omdat hij de functies van politieman en rechter cumuleert. Uitzonderlijk kan de onderzoeksrechter zelf straffen uitspreken. Dit kan bij overtreding vh verbod het huis of de plaats vh misdrijf te verlaten bij betrapping op heterdaad. Als rechter is de onderzoeksrechter onpartijdig en onafhankelijk. Deze twee zaken zijn vandaag een mensenrecht geworden. Indien een partij twijfels heeft over de objectiviteit vd rechter, kan men beroep doen op de wrakingsgronden. Deze gelden tav alle rechters, ook onderzoeksrechters. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid tot verhaal in geval van gewettigde verdenking, dat evenwel niet geldt tav onderzoeksrechters. Tenslotte bestaat de mogelijkheid van een verhaal op de rechter. De rechter van het onderzoek In common law-landen bestaat geen onderzoeksrechter. Dwangmaatregelen worden er door een gewoon rechter genomen die niet zelf op actieve wijze aan de bewijsgaring meewerkt. De rechter van het onderzoek heeft een zuiver gerechtelijke functie. Hij treedt slechts op indien hij daartoe uitdrukkelijk wordt verzocht door parket, verdachte of slachtoffer. Hierdoor kan hij zich meer neutraal opstellen. De omschakeling van de onderzoeksrechter naar een rechter van het onderzoek wordt bepleit vanuit de bekommernis voor een betere bescherming van de rechten van de verdediging. De instelling van een rechter vh onderzoek zou de rechtspositie vd verdachte verbeteren omdat hij een vorderingsrecht tav deze rechter zou hebben. De keerzijde is echter dat de verdachte zelf een meer actieve rol zou moeten gaan spelen in het vooronderzoek. De afschaffing vd onderzoeksrechter wordt ook vanuit een andere hoek bepleit. Men wil de macht vd onderzoeksrechter beperken door hem te herleiden tot een rechter van het onderzoek. Hierdoor zou de impact van het parket en via het parket ook vd minister van justitie, op het onderzoek vergroten.
16
Bij een rechter van het onderzoek wegen de partijen meer door op het onderzoek dan bij de onderzoeksrechter, wiens opdracht het is bewijzen à charge en à décharge te verzamelen. De rechter van onderzoek kan zelf geen initiatieven nemen, maar slechts optreden op vordering vh OM of op verzoek van de verdachte. Door de Wet Bijzondere Opsporingsmethoden is de rol van de onderzoeksrechter bij het nemen van dwangmaatregelen zeer sterk teruggedrongen. Een hele reeks privacy-schendende dwangmaatregelen kunnen nu door de PdK worden genomen, zonder dat een voorafgaand rechterlijk bevel vereist is. Taken van de onderzoeksrechter De onderzoeksrechter draagt de verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk onderzoek dat zowel à charge als à décharge wordt gevoerd. Toch heeft de wetgever de taak vd onderzoeksrechter zo aangepast dat minstens 2 elementen van het systeem vd rechter vh onderzoek worden ingevoerd in België: • mini-instructie: de onderzoeksrechter beslist slechts over de dwangmaatregel die van hem gevraagd wordt door de PdK, maar wordt niet met het hele onderzoek belast. De onderzoeksrechter kan echter de zaak tot zich trekken indien hij dit wenst (itt rechter van onderzoek). • Hoewel de onderzoeksrechter meester blijft vh onderzoek, kunnen de verdachte en het slachtoffer nu het onderzoek in beperkte mate meesturen. Ze kunnen inzage in het strafdossier vragen en de onderzoeksrechter verzoeken bijkomende onderzoekshandelingen te verrichten. Statuut van de onderzoeksrechter De onderzoeksrechter wordt door de koning aangewezen onder de rechters van de RB van 1ste aanleg die gedurende minstens 3 jaar het ambt van OM of van rechter in de RB van 1ste aanleg hebben uitgeoefend in het kader van een vervanging. Hij die het ambt van rechter in de RB van 1ste aanleg gedurende tenminste 1 jaar heeft uitgeoefend en die een gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd, kan ook tot een onderzoeksrechter worden benoemd. Onderzoeksrechters worden voor 1 jaar aangewezen die een eerste maal voor 2 jaar en vervolgens telkens voor 5 jaar kan worden verlengd. De onderzoeksrechter is een gewoon rechter die geniet van onafhankelijkheid, onafzetbaarheid en onverplaatsbaarheid. Hij blijft ook bevoegd om in de RB van 1ste aanleg zitting te nemen. Toezicht op de onderzoeksrechter Intern toezicht Het toezicht is sinds de Wet van 12 maart 1998 toevertrouwd aan de kamer van inbeschuldigingstelling. Deze houdt toezicht op het verloop vd onderzoeken, kan
17
verslagen vragen van de lopende onderzoeken, kan kennis nemen van de dossiers en kan eventuele nietige onderzoekshandelingen uit het strafdossier verwijderen of het hele dossier tot zich trekken. Verder is hij onderworpen aan het algemene toezicht dat gelijk is voor parketmagistraten en magistraten vd zetel. Net zoals de andere magistraten is de onderzoeksrechter aan het evaluatiesysteem onderworpen en aan de in 1999 aangepaste regels inzake het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde. Extern toezicht Wordt verricht door de Hoge Raad voor de Justitie 8. De onderzoeksgerechten Situering De onderzoeksgerechten zijn het Hof van Beroep (Kamer van Inbeschuldigingstelling) en de rechtbank van 1ste aanleg (Raadkamer). De onderzoeksgerechten vormen de interface tussen het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde. Onderzoeksgerechten bestaan niet in alle landen. Ze spreken zich in principe niet uit over de grond van de zaak. Ze produceren geen echte vonnissen maar wel beschikkingen. Ze zetelen met gesloten deuren, tenzij in uitzonderlijke gevallen Taken van de onderzoeksgerechten • controle op de genoegzaamheid van het bewijs • controle op de regelmatigheid van het bewijs Deze taken situeren zich op 3 domeinen: • verwijzingsfunctie: als er bezwarend materiaal is gevonden, moet er worden doorverwezen • regelmatigheid vh vooronderzoek: eventueel een zuivering van nietigheden maw nietigheden eruit halen • voorlopige hechtenis De raadkamer Controle op vrijheidsberovende en –beperkende maatregelen •
controle op de voorlopige hechtenis - verdachten onder aanhoudingsmandaat worden automatisch na 5 dagen voor de raadkamer gebracht - controleert de legaliteit van de aanhouding - spreekt zich uit over de vraag of verdere aanhouding wenselijk is. Dit is een opportuniteitscontrole die maandelijks wordt herhaald
•
inobservatiestelling en internering van geestesgestoorde delinquenten - bevoegd als enige om de inobservatiestelling te bevelen bij wie vermoed wordt geestesgestoord te zijn 18
•
zitting gebeurt met gesloten deuren
controle mbt ter beschikking gestelde veroordeelden - wie als gevaarlijk wordt beschouwd, komt onder een speciaal toezichtsregime, nl. de terbeschikkingstelling van de regering (TBR) - toetst op verzoek van de veroordeelde de regelmatigheid van de beslissing tot internering - kan beslissen ter beschikking gestelde veroordeelden te ontheffen van de gevolgen vd de TBR
Regeling der rechtspleging = De raadkamer beslist over de afsluiting van het gerechtelijk onderzoek Men spreekt zich uit over de vraag of de zaak kan worden doorverwezen naar de vonnisrechter. Sinds 1998 zuivert men ook het dossier van eventuele nietigheden, dwz onregelmatigheden ivm een handeling van het onderzoek of bewijsverkrijging Wettigheidscontrole op de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden tijdens het vooronderzoek Sinds 2003 heeft de raadkamer een nieuwe taak gekregen: zij moet nu bij de afsluiting ve opsporingsonderzoek waarin gebruik gemaakt werd van bijzondere opsporingsmethoden een wettigheidscontrole doorvoeren. De uitvoerbaarverklaring van buitenlandse dwangbevelen Wanneer België om uitlevering wordt verzocht is doorgaans vereist dat de opgeëiste persoon, in afwachting ve beslissing mbt de uitlevering, van zijn vrijheid wordt beroofd. Wanneer het uitleveringsverzoek echter steunt op een buitenlands aanhoudingbevel, dan moet dit bevel eerst uitvoerbaar worden verklaard alvorens de opgeëiste persoon van zijn vrijheid kan worden beroofd. De beslissing hierover is aan de raadkamer toevertrouwd. De kamer van inbeschuldigingstelling Dit is het onderzoeksgerecht op het niveau van het Hof van Beroep. Het is samengesteld uit 3 raadsheren. Hieronder worden de bevoegdheden uitvoerig besproken: Inbeschuldigingstelling De verwijzing van beschuldigden naar het hof van Assisen is de inbeschuldigingstelling. De raadkamer maakt het dossier via de procureurgeneraal over aan de KvI die verder beslist over de verwijzing naar het hof van Assisen. Hoger beroep tegen beschikkingen van de Raadkamer Men kan hoger beroep aantekenen inzake voorlopige hechtenis, inobservatiestelling, internering, TBR, uitlevering en rogatoire commissies (huiszoeking).
19
Hoger beroep tegen weigeringsbeschikkingen van de onderzoeksrechter en de PdK Als de onderzoeksrechter weigert in te gaan op een vordering van de procureur des Konings kan deze laatste beroep aantekenen bij de KvI De KvI beslist over de wettigheid en de opportuniteit vd gevraagde inzage of maatregel. Toezicht op onderzoeksrechter De Kvi kan verslag vragen over de stand van zaken en kan kennis nemen van de dossiers. Dit noemt men het evocatierecht, dwz dat de KvI de zaak naar zich kan trekken, ambtshalve vervolgingen gelasten, zich de stukken doen overleggen en de zaak onderzoeken. Controle op de regelmatigheid vd procedure De regelmatigheid van de procedure ambtshalve onderzoeken. De zaak kan in een veel vroeger stadium bij KvI worden aangebracht. 9. De vonnisgerechten Dit zijn de rechtscolleges die belast zijn met de uitspraak over de grond van de zaak, dwz de bewezenverklaring van de feiten en de oplegging van de straf. Het opleggen van een strafrechtelijke sanctie is voorbehouden aan de rechter Het statuut van de rechter Een rechter is voor het leven benoemd, is onafzetbaar, onverplaatsbaar en onafhankelijk (hij is niemand verantwoording verschuldigd en maakt geen deel uit van een hiërarchisch korps). Rechters hebben een louter passieve rol: ze spreken zich slechts uit over de zaken die hen worden voorgelegd. De natuurlijke rechter is de rechter die door de wet is aangeduid om van de zaak kennis te nemen. Toezicht op de rechters Gebeurt door de Hoge Raad voor de Justitie. Ook is er sprake van een adviesraad voor de magistratuur die volledig is samengesteld uit magistraten. Hun opdracht is adviezen te geven en overleg te plegen over al hetgeen betrekking heeft op het statuut, de rechten en de werkomstandigheden van de rechters en de ambtenaren van het OM. Indeling van de vonnisgerechten Gewone vonnisgerechten Deze steunen hun bevoegdheid op de aard van het misdrijf. Het zijn politierechtbanken, correctionele rechtbanken, het hof van Assisen en het hof van Beroep
20
Bijzondere vonnisgerechten Steunen hun bevoegdheid op de hoedanigheid van de beklaagde bv. militairen, minderjarigen,… Voorbeelden hiervan zijn jeugdrechtbanken, hof van cassatie, militaire rechtscolleges
Hoofdstuk V: Beleidsorganen in het strafprocesrecht 1. De Minister van Justitie De wet bepaald dat het strafrechtelijk beleid wordt bepaald door de minister van Justitie. Hij is degene die de beleidslijnen uitzet; het college procureurs-generaal zorgt voor de uitvoering ervan. De richtlijnen van de minister zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie. Het positief injunctierecht bestaat nog steeds. Dit houdt in dat de minister het recht heeft vervolgingen te bevelen. In de praktijk wordt dit echter zelden gebruikt. Van een negatief injunctierecht (minister geeft bevel om in concreet geval niet over te gaan tot vervolging) is er geen sprake. Bij het uitstippelen van richtlijnen wordt de minister ondersteund door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid, die geleid wordt door een adviseur-generaal. 2. Het college van procureurs-generaal Dit wordt gevormd door de procureur-generaals van de 5 hoven van beroep. Het college staat onder het gezag van de minister van justitie. Het is bevoegd over het hele Rijk en zijn beslissingen hebben bindende kracht. Het college zorgt voor de implementatie vd ministeriële richtlijnen inzake strafrechtelijk beleid. De beslissingen worden bij consensus getroffen. Indien men niet tot consensus komt, neemt de minister de noodzakelijke maatregelen om de toepassing ervan te waarborgen. Hierdoor is er een rechtstreekse band tussen minister en alle leden van het openbaar ministerie, waardoor de rol van de minister aanzienlijk is verstevigd. Andere bevoegdheden zijn zorgen voor de goede en algemene gecoördineerde werking vh OM en het verlenen van info en advies aan de minister van justitie. De federale procureur maakt geen deel uit van het college. Hij kan echter wel deelnemen aan de vergaderingen. Het college evalueert de wijze waarop de federale procureur de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid uitvoert én evalueert ook de werking vh federaal parket. Aan deze vergaderingen mag de federale procureur niet deelnemen.
21
Elke procureur-generaal heeft een eigen bevoegdheid. Het college wordt voor zijn beleidstaken bijgestaan door bijstandsmagistraten. Hun taak is beleidsondersteunend en beleidsvoorbereidend 3. De procureur des konings Dit is de spilfiguur in het strafproces omdat hij beslist over de instelling vd strafvordering en deze ook verder stuurt doorheen de procedure. De wet van 12 maart ’98 heeft bepaald dat de PdK oordeelt over de opportuniteit van de vervolging rekening houdend met de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vd minister van justitie. Bovendien moet het sepot gemotiveerd worden. Binnen de perken van de ministeriële richtlijnen kunnen de parketten nog hun eigen beleid bepalen. Naast een vervolgingsbeleid wordt de PdK ook geacht een opsporingsbeleid te voeren. 4. De raad van procureurs des Konings Deze fungeert als adviesorgaan tav het college van procureurs-generaal. Er komt een verticaal overleg tussen het college van procureurs-generaal en de PdK’s (eerstelijnsmagistraten). Dit overleg wordt versterkt door een horizontaal overleg tussen de PdK’s onderling (raad van de PdK’s) die het college én de minister van justitie van advies kan dienen
22
Deel I: de rechten van de verdediging in strafzaken Hoofdstuk II: Overzicht 1. Recht op toegang tot de rechter
Dit recht is niet uitdrukkelijk opgenomen in art.6 EVRM, maar vloeit er rechtstreeks uit voort. Een vorderingsrecht moet immers aan een rechter kunnen worden voorgelegd. Vereist is dat deze rechter volheid van bevoegdheid heeft: hij moet zowel over legaliteit als over opportuniteit kunnen oordelen. Het recht op toegang tot de rechter is niet absoluut: de verdachte kan er bv. van afzien door een minnelijke schikking. Dit moet echter vrijwillig gebeuren, niet onder dwang.
Recht op toegang tot de bevoegde rechter De vervolgende partij kan de rechter voor wie de zaak wordt gebracht niet vrij kiezen: hij kan de zaak slechts voorleggen aan de bevoegde rechter. Dit is de rechter die door de wet is aangewezen om van de zaak kennis te nemen. De vervolgende partij kan dus niet aan forum shopping doen. Dit vloeit voort uit art.13 GW (bevoegdheid vd natuurlijke rechter) en art.14(1)IVBPR (bevoegde rechter). Recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter
Onafhankelijkheid Dit betekent dat de rechter onafhankelijk moet zijn, zowel tav de overheid als tav de partijen in het geding. Militaire rechtscolleges voldoen vaak niet aan deze voorwaarde. In België wordt ze onder meer gewaarborgd door het beginsel vd scheiding der machten en door de grondwettelijke bepalingen inzake de benoeming v rechters.
Onpartijdigheid Dit houdt in dat de rechter geen blijk mag geven van vooringenomenheid mbt de zaak. Subjectieve partijdigheid slaat op de persoonlijke vooringenomenheid van de rechter, objectieve partijdigheid heeft louter met de functiecumulatie in eenzelfde zaak te maken. -
subjectieve onpartijdigheid
23
Dit duidt op de afwezigheid van elke subjectieve vooringenomenheid tav de zaak en sluit hierdoor sterk aan bij het vermoeden van onschuld. Het gaat hier om de persoon van de magistraat. Een voorbeeld hiervan is het spaghetti-arrest: de rechter had sympathie laten zien tav één van de partijen. Dit mag niet! De rechter is natuurlijk een mens met gevoelens, maar hij moet zich rvoor hoeden zijn emoties/gevoelens te uiten. -
objectieve onpartijdigheid Hier wordt verwezen naar de afwezigheid van vooringenomenheid die zou kunnen voortvloeien uit het feit dat de rechter die oordeelt over de grond vd zaak, vroeger reeds in een andere hoedanigheid kennis heeft genomen van dezelfde zaak. Men kan als rechter niet in 2 hoedanigheden deel uitmaken van één zaak bv. eerst als onderzoeksrechter en dan zetelen om straf te bepalen in rechtbank mag NIET! Volgens de huidige stand van zaken bestaan in België de volgende onverenigbaarheden: • rechter 1ste aanleg/rechter in graad van hoger beroep • onderzoeksrechter en rechter ten gronde • rechter in de raadkamer en rechter ten gronde • openbaar ministerie en rechter ten gronde • onderzoeksrechter en openbaar ministerie Er geldt voorlopig geen functiecumulatieverbod in de volgende gevallen: • onderzoeksrechter of OM en rechter in de raadkamer • voorzitter raadkamer bij handhaving voorlopige hechtenis/id. bij internering • onderzoeksrechter/advocaat tegenpartij verdachte in een burgerlijke procedure • onderzoeksrechter/advocaat een vd beschuldigden in een vroegere zaak • rechter die oordeelt over een verzoek tot invrijheidstelling en rechter ten gronde • voorzitter in kortgeding/voorzitter correctionele rechtbank • rechter in verstekprocedure/rechter op verzet • rechters in de KvI die meermaal tussenkomen tijdens vooronderzoek
2. Recht op een eerlijk proces De gelijkheid van wapens (equality of arms) De beklaagde en het OM, evenals de beklaagde en de burgerlijke partij moeten beschikken over eenzelfde positie in de procedure van het vonnisrecht. Er moet processuele gelijkheid bestaan tussen de vervolgende en de verdedigende partij. Wat aan de ene partij wordt toegestaan moet ook aan de andere worden toegestaan.
24
In het Belgisch strafprocesrecht bestaat deze gelijkheid vooral tijdens het onderzoek ten gronde, en in veel mindere mate tijdens het vooronderzoek. Alleen als het vooronderzoek wordt gevoerd bij wijze van een gerechtelijk onderzoek hebben verdachte en OM recht op inzage in het strafdossier. Dit is niet het geval bij opsporingsonderzoek. Recht op een eerlijke bewijsvoering Het bewijs moet verworven zijn door de overheid op een manier die conform is met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het bewijs moet op rechtmatige wijze verkregen zijn en moet voor tegenspraak vatbaar zijn. Voorbeeld: Zaak Kostovski van Nederland: dit was geen eerlijk proces want er werd gebruik gemaakt van anonieme getuigen. Op deze manier kan immers de betrouwbaarheid niet gecontroleerd worden. Onmiddellijkheidsbeginsel Vereist dat de bewijzen ter terechtzitting worden gepresenteerd en het voorwerp uitmaken van een contradictoir debat. In principe wordt het proces afgespeeld voor de rechter en worden de getuigenissen voor de rechter gebracht. Men moet de kans krijgen getuigen op te roepen indien nodig. Het onmiddellijkheidsbeginsel garandeert een betere kwaliteit vd oordeelsvorming vd rechter en de controle vh publiek op het proces. 3. Recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn Vóór het EVRM gold enkel de verjaringstermijn waarbinnen het openbaar ministerie op straffe van verval de zaak voor de rechter moest brengen. Vandaag is daarbij een 2de termijn gekomen, nl. de redelijke termijn in strafzaken. Eenieder heeft recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Wanneer de vervolging onredelijk lang aansleept is art.6(1) geschonden. Verjaring en redelijke termijn stemmen niet noodzakelijk overeen. Een zaak kan strafrechtelijk verjaard zijn, hoewel de procedure niet onredelijk lang heeft aangesleept. Het omgekeerde is ook mogelijk. Waar het verstrijken van de verjaringstermijn leidt tot het verval van de strafvordering, wordt de overschrijding van de redelijke termijn op mindere radicale wijze gesanctioneerd. De verjaring van de strafvordering beoogt vooral de bescherming vh openbaar belang en heeft tot doel de rechtszekerheid en de teloorgang vh bewijs te vrijwaren. Bij de redelijk termijn daarentegen wil men vermijden dat de verdachte te lang in het ongewisse zou blijven over de uitkomst van een strafvervolging. De inhoud van de redelijke termijn moet worden geïnterpreteerd in verhouding tot elke specifieke zaak. Er staan geen cijfers bij en het ligt niet vast. De beoordelingscriteria bij de redelijke termijn zijn: - de complexiteit van de zaak - gedrag vd overheid: indien een dossier te lang blijft liggen, is de redelijke
25
termijn geschonden. Dit is bijvoorbeeld het probleem in de zaak Dutroux - gedrag vd verdachte: als hij niet meewerkt en Hoger beroep aantekent, zal dit een invloed hebben op de redelijke termijn: de zaak zal langer duren Het beginpunt van de redelijke termijn is vanaf de vervolging en het eindpunt is de definitieve beslissing over de grond vd zaak of de stopzetting van de vervolging. Bij de verjaringstermijn gaat het om een termijn die vastligt. Deze is perfect te berekenen tot de laatste dag toe.
26
Deel II: De vorderingen die uit het misdrijf voortvloeien
Hoofdstuk I: De strafvordering 1. Algemene beginselen
Strafvordering en vervolging In brede betekenis duidt de strafvordering op het strafprocesrecht in het algemeen. In de enge betekenis duidt het op de vordering tot toepassing van de strafwet. Het is de vordering waardoor de zaak voor de rechter wordt gebracht met als doel de bestraffing van de vermoedelijke dader. In het algemeen verwijst de strafvordering naar de rechtshandelingen die de vervolgende partij stelt met het oog op de bestraffing vd vermoedelijke dader van een misdrijf. De term vervolging wordt vaak als synoniem gebruikt, maar is niet identiek hetzelfde. We spreken van vervolging vanaf het moment dat er een rechter in de zaak wordt betrokken. Strafvordering slaat op het geheel van de procedure. Strafvordering, burgerlijke vordering en tuchtvordering Een gepleegd misdrijf kan aanleiding geven tot 3 vorderingen:
Strafvordering Dit is het recht van de overheid om te gaan vervolgen. Het gaat om het instellen van een onderzoek, daarna vervolgen en eventueel veroordelen bij schuld. Het kan in principe enkel uitgeoefend worden door het openbaar ministerie, namens de gemeenschap en niet namens het slachtoffer. Het is een noodzakelijk gevolg van een misdrijf. Burgerlijke vordering Is het recht van het slachtoffer om als benadeelde schade te vorderen. Dit is geen noodzakelijk gevolg van een misdrijf. Burgerlijke vordering en strafvordering kunnen samen voor dezelfde rechter en dus voor hetzelfde feit voorkomen. Strafvordering heeft wel voorrang op burgerlijke vordering. Tuchtvordering Dit beoogt de beteugeling van schendingen van deontologische regels ivm de uitoefening van bepaalde beroepen. Bepaalde categorieën van personen zijn
27
onderworpen aan een tuchtstatuut. In elk tuchtstatuut zijn regels vervat om iemand te vervolgen. Dit noemt men tuchtrechtelijke maatregelen. De tuchtvordering wordt niet uitgeoefend door de strafgerechten, maar door de disciplinaire rechtscolleges. De tuchtvordering kan samen voorkomen met de strafvordering, maar ze hangen los van elkaar. De tuchtoverheid hoeft niet te wachten op de uitspraak vd rechter omtrent strafvordering. 2. Personen die de strafvordering uitoefenen
Principe Het openbaar ministerie heeft het monopolie over de strafvordering. We moeten er echter rekening mee houden dat niet alle ambtenaren van het openbaar ministerie bevoegd zijn om strafvervolgingen in te stellen. Ambtenaren OM die de strafvordering uitoefenen
Procureur-generaal bij het Hof van Beroep Deze oefent de strafvordering uit op het niveau van het ressort. De procureurgeneraal is alleen vervolgingsmagistraat, geen opsporingsmagistraat. Op deze regel zijn enkele uitzonderingen: in bepaalde gevallen is het Hof van Beroep bevoegd om in eerste en laatste aanleg uitspraak te doen. Het betreft de vervolging van ministers en magistraten. Een andere bijzondere procedure waarin de strafvordering door de procureurgeneraal wordt uitgeoefend, betreft de adviesprocedure inzake de uitlevering.
Procureur des Konings De territoriale bevoegdheid is het arrondissement. De bevoegdheid van de PdK (en zijn substituten) is algemeen: hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen tav alle misdrijven.
Federale procureur De territoriale bevoegdheid is het ganse rijk. Enkel indien de goede rechtsbedeling het vereist, wordt de strafvordering uitgeoefend door de federale procureur, zoniet blijft de lokale PdK bevoegd. -
Misdrijven waarvoor de federale procureur is bevoegd: • ernstige schendingen vh internationaal humanitair recht • misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid vd staat • kernmateriaal-misdrijven • wapensmokkel • mensenhandel • criminele organisaties • misdrijven gepleegd door Belgische militairen in het buitenland
28
-
veiligheids –en geografisch criterium • misdrijven gepleegd met gebruik van geweld om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen te bereiken dmv terreur, intimidatie of bedreigingen (veiligheidscriterium) • misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben (geografisch criterium)
Uitzonderingen Inzake douane en accijnzen wordt het initiatief tot strafvervolging genomen door het Ministerie van Financiën, niet door het parket. Bevoegdheidsconflicten
Federaal parket en lokale parketten Tussen beide parketten bestaat een wederzijdse informatieplicht. De beslissing of een concreet strafdossier uiteindelijk behandeld wordt door een lokaal parket dan wel door een federaal parket komt toe aan de federale procureur. Deze heeft dus een evocatierecht: hij kan dossiers v lokale parketten naar zich toe trekken.
Centralisering van de gerechtelijke onderzoeken De wet geeft een bredere invulling aan het begrip samenhang. Daardoor moet het mogelijk worden om in de strafdossiers één territoriaal bevoegde onderzoeksrechter aan te duiden en het onderzoek bij deze onderzoeksrechter te centraliseren. Verschillende misdrijven zijn eveneens samenhangend wanneer de band die tussen hen bestaat van die aard is dat de misdrijven aan dezelfde rechtbank ter beoordeling moeten worden voorgelegd. Wanneer reeds verschillende onderzoeken lopende zijn bij meer dan één onderzoeksrechter en de verschillende onderzoeksrechters een uiteenlopende visie hebben op de meest adequate toewijzing vh onderzoek, zal het Hof van Cassatie de knoop moeten doorhakken en bepalen welke onderzoeksrechter bevoegd is. 3. Wijze waarop de strafvordering wordt uitgeoefend
Beleid inzake de strafvordering Niet alle misdrijven geven aanleiding tot vervolging, ook al is de dader bekend en zijn er voldoende bewijzen om hem voor de strafrechter te brengen. In de praktijk moet een selectie gemaakt worden tussen de misdrijven die wel en deze die niet worden vervolgd.
29
De minister van Justitie beschikt over een positief injunctierecht: hij heeft het recht om in concrete gevallen vervolgingen te bevelen. De concrete toepassing vd richtlijnen vd minister gebeurt door de PdK’s en de federale procureur. Vervolging
Het instellen van de strafvordering Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering. Vervolgen betekent het aanhangig maken van de zaak bij de rechter met het oog op de toepassing van de strafwet, dwz het instellen van de strafvordering op de wijze door de wet bepaald. -
De vordering tot onderzoek De vordering tot onderzoek maakt de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter. In de praktijk werd het onderzoek echter meestal door de PdK zelf gevoerd. Vandaag kan de PdK de zaak aanbrengen bij de onderzoeksrechter bv. via de mini-instructie
-
Rechtstreekse dagvaarding of oproeping per proces-verbaal Door de rechtstreekse dagvaarding wordt de zaak rechtstreeks voor het vonnisgerecht gebracht. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer het voorlopig onderzoek bij wijze van eenvoudig opsporingsonderzoek werd gevoerd. De oproeping bij proces-verbaal kan worden gedaan tav personen die door de politie of door het parket werden gearresteerd of die zich spontaan bij de PdK melden. Correctionalisering en contraventionalisering door het parket is eveneens mogelijk wanneer de zaak op deze wijze bij het vonnisgerecht aanhangig wordt gemaakt
-
Bevel tot onmiddellijke verschijning Dit bevel wordt gegeven tav een verdachte die is voorgeleid en wiens aanhouding noodzakelijk is. Bij uitvaardiging van dit bevel moet de vonnisrechter de zaak binnen min. 4 en max. 7 dagen voor de correctionele rechtbank beslechten
Beperkingen tav het recht de strafvordering in te stellen -
Machtiging • fiscale misdrijven: fiscale ambtenaren die in de uitoefening van hun ambt een misdrijf hebben vastgesteld mogen dit slechts aan het parket voorleggen voor zover ze daartoe zijn gemachtigd door de directeur waaronder ze ressorteren. Het OM kan geen vervolgingen instellen indien het kennis heeft gekregen vd feiten tgv een klacht of aangifte van een niet-gemachtigd ambtenaar
30
•
personen die genieten van (ophefbare) immuniteiten of voorrechten: Sommige personen genieten van een immuniteit die hen beschermt tegen vervolging en zelfs onderzoeken in strafzaken.
-
Aangifte Is vereist mbt sommige in het buitenland gepleegde misdrijven. Deze misdrijven kunnen slechts in België worden vervolgd voor zover er een officieel bericht is van de overheid vh land waar het misdrijf is gepleegd.
-
Klacht van de benadeelde Deze klacht is vereist voor de klachtmisdrijven, die enkel op klacht vd benadeelde kunnen worden vervolgd. Voorbeelden van zulke misdrijven zijn laster en eerroof, stalking
Niet-vervolging: het sepot
Begrip Seponeren betekent dat het OM beslist de zaak niet te vervolgen. De zaak wordt dan zonder vervolg gerangschikt. Het OM kan steeds op deze beslissing terugkomen, maar na verloop van tijd vervalt de strafvordering door de verjaring. Het sepot heeft te maken met het opportuniteitsbeginsel: het OM oordeelt over de opportuniteit van de vervolging. Er zijn geen wettelijke voorwaarden voor de rangschikking zonde gevolg (= sepot), enkel ministeriële richtlijnen. Onderscheid tussen technisch of processueel sepot en beleidssepot -
processueel of technisch sepot Wanneer de rangschikking zonder gevolg berust op de vaststelling dat vervolging in de zaak niet mogelijk is. Bv. door verjaring van het feit of door het overlijden van de verdachte
-
beleidssepot Wanneer de vervolging technisch gezien mogelijk is, maar niet opportuun. Het criterium hier is het openbaar belang en niet het belang van de verdachte of het slachtoffer. Het beleidssepot wordt toegepast met niet ernstige feiten of wanneer de vervolging in de gegeven omstandigheden nadeliger zou zijn dan nietvervolging bv. familiale ruzie gevolgd door verzoening van de partijen: hier kan men dan seponeren
Gevolgen van het sepot Het OM kan altijd op de beslissing terugkomen, tenzij er verjaring is opgetreden. Het sepot doet voor de verdachte geen enkel recht ontstaan. Het is geen rechterlijke beslissing en er gaat dus geen gezag van gewijsde van uit. -
verschillen met minnelijke schikking en bemiddeling
31
Indien bij deze 2 zaken de verdachte het voorstel aanvaardt, dan vervalt de strafvordering. Minnelijke schikking verschilt ook van het sepot omdat het wettelijk geregeld is. Dit is niet het geval bij sepot! Na sepot kan worden beslist toch over te gaan tot vervolging. Nadelen van het sepot en de manier waarop eraan wordt verholpen Het slachtoffer kan zich in zijn belangen geschaad voelen. Het seponeringsgebied verschilt van parket tot parket waardoor er ongelijkheid in de behandeling van gelijkaardige dossiers kan ontstaan. Dit wekt de indruk van willekeur op. Er kan ook misbruik van gemaakt worden door zaken op deze manier in de doofpot te steken. -
Oplossingen • Het slachtoffer kan steeds een burgerlijke vordering opbrengen • Het slachtoffer beschikt over de mogelijkheid de zaak zelf aanhangig te maken bij de strafgerechten hetzij door klacht met burgerlijke partijstelling, hetzij door rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht • De procureur-generaal of meerde kan steeds bevel tot vervolging geven • De Minister van justitie kan met zijn positief injunctierecht de procureurgeneraal bevelen vervolgingen in te stellen
Buitengerechtelijke afhandeling door het parket Hierbij is toestemming nodig van de verdachte. Bij toestemming wordt de zaak niet aanhangig gemaakt bij de rechter. Het doel van een buitengerechtelijke afhandeling is tweezijdig: - vermindering van de werklast van het gerecht - humane afhandeling van de zaak ZIE SCHEMA VOOR VERSCHILLEN TUSSEN MINNELIJKE SCHIKKING EN BEMIDDELING IN STRAFZAKEN!! DIT ONDERSCHEID IS BELANGRIJK VOOR HET EXAMEN
32
Begrip
Toepassingsvoorwaarden
Minnelijke schikking of verval van de strafvordering tegen betaling ve geldsom De PdK kan aan de verdachte voorstellen een geldsom te betalen. Bij aanvaarding door de verdachte en betaling, vervalt de strafvordering. Het voorstel is steeds unilateraal: het is te nemen of te laten. Weigert de verdachte op het voorstel in te gaan, dan wordt de gewone procedure verder gevolgd.
Art.216bis Sv: • alle wanbedrijven komen in aanmerking voor een minnelijke schikking; geen misdaden! • Er is een plafondstraf van 5 jaar • Minnelijke schikking kan slechts worden voorgesteld als de zaak nog niet aanhangig is gemaakt bij de strafrechter • De eventueel aan een ander veroorzaakte schade moet reeds volledig vergoed zijn vooraleer de minnelijke schikking kan worden voorgesteld. Belofte tot vergoeding is niet voldoende!!
Bedrag van de De som mag niet meer bedragen dan het geldsom maximum vd geldboete, in de wet bepaald voor het misdrijf, verhoogd met de wettelijke opdeciemen en mag niet minder dan 10€ bedragen, eveneens verhoogd met de opdeciemen. De geldsom kan verhoogd worden met de kosten van analyse of deskundig onderzoek Rechten van Minnelijke schikking is slechts mogelijk bij het slachtoffer volledige vergoeding van de schade vh slachtoffer Procedure Is slechts mogelijk wanneer de zaak nog niet aanhangig is gemaakt bij de strafrechter.
Bemiddeling in strafzaken Kan enkel door de PdK gebeuren. De bemiddeling vindt plaats tussen dader, slachtoffer en bemiddelaar. Art.216ter Sv: • De PdK kan aan de verdachte verzoeken de schade volledig te herstellen • Wanneer de dader zich beroept op een ziekteverschijnsel of verslaving, kan de PdK hem verzoeken een geneeskundige behandeling of therapie te volgen gedurende max 6 mnd • De PdK kan de dader verzoeken in te stemmen met de uitvoering ve maatschappelijke dienstverlening van max 120u. Deze mogelijkheid is echter verdwenen sinds 1 mei 2004 • PdK kan vragen dat de dader instemt met een bepaalde vorming De plafondstraf is de straf in concreto, met name de straf die de PdK in het concrete geval, dus met aanneming van verzachtende omstandigheden, zou wensen te vorderen.
Bijna alle misdaden die vatbaar zijn voor correctionalisering, komen in aanmerking voor bemiddeling. Toepassingsgebied is dus veel groter dan bij minnelijke schikking.
De strafvordering vervalt slechts voor zover de dader aan al de hem gestelde voorwaarden heeft voldaan De verdachte wordt opgeroepen door de PdK. Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat die hem echter niet mag vertegenwoordigen. Ook het slachtoffer kan worden opgeroepen. Is slechts mogelijk wanneer de zaak nog niet aanhangig is gemaakt bij de strafrechter
33
4. (Extra)territoriale gelding van de strafvordering De geografische reikwijdte van de strafvordering beperkt zich tot het grondgebied van het rijk. De strafvordering kan enkel op Belgisch grondgebied worden uitgesproken.
Misdrijven op het Belgisch grondgebied gepleegd Territorialiteitsbeginsel: de strafwet is van toepassing op alle misdrijven die op Belgisch grondgebied zijn gepleegd. Toch kan de praktische uitvoering van bepaalde onderzoeksdaden worden bemoeilijkt doordat de plaats waar deze daden dienen te worden gesteld, gedekt is door een onschendbaarheid, die rechtstreeks samenhangt met de onschendbaarheid van de persoon die van immuniteit geniet. In de praktijk betekent dit dat op deze plaatsen geen huiszoekingen en inbeslagnemingen zullen kunnen worden verricht zonder de toestemming van de persoon die van immuniteit geniet. De plaatsen waarover het hier gaat zijn ambassades, consultaten, de gebouwen van internationale organisaties (bv. NAVO en de Europese Gemeenschap) en het Koninklijk paleis.
Misdrijven in het buitenland gepleegd De strafwet kan ook worden toegepast op misdrijven die in het buitenland werden gepleegd. Hier zijn een aantal voorwaarden aan verbonden: - misdaden en wanbedrijven tegen staatsveiligheid - misdaden en wanbedrijven tegen de openbare trouw - misdaden en wanbedrijven door Belgen in het buitenland gepleegd - misdaden waarvan Belgen in het buitenland het slachtoffer zijn - bepaalde seksuele misdrijven, door Belgen of door vreemdelingen in het buitenland gepleegd - corruptie - bepaalde internationale misdaden bv; oorlogsmisdaden
Facultatief karakter van de vervolgingen De vervolging is steeds facultatief, maw het OM is nooit verplicht te vervolgen.
Het officieel bericht van de vreemde overheid of de klacht van de benadeelde -
officieel bericht In bepaalde gevallen wordt de vervolging in België afhankelijk gesteld van de vraag of er een officieel bericht is vd overheid vd staat op wiens grondgebied het misdrijf werd gepleegd.
34
Deze voorwaarde geldt voor misdrijven tegen de buitenlandse openbare trouw, voor misdrijven door Belgen in het buitenland gepleegd en waarvan vreemdelingen het slachtoffer zijn. Het officieel bericht komt neer op een verzoek van het buitenland tot overname van strafvervolging door België. -
klacht vd benadeelde vreemdeling Voor misdaden en wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd en waarvan een vreemdeling het slachtoffer is, kan eveneens worden vervolgd op klacht vd benadeelde vreemdeling of zijn familie, ook zonder officieel bericht. Vervolging is hier echter enkel mogelijk op vordering van het openbaar ministerie. De benadeelde vreemdeling kan de procedure dus niet zelf op gang brengen.
Voor bepaalde seksuele misdrijven is geen klacht of officieel bericht vereist.
De aanwezigheid van de verdachte op Belgisch grondgebied De vervolging van in het buitenland gepleegde misdrijven is slechts mogelijk indien de verdachte in België wordt gevonden. Men wenst de verstekprocedures wegens in het buitenland gepleegde feiten te vermijden. Een persoon die in het begin vd procedure in België was en inmiddels het grondgebied heeft verlaten kan wel veroordeeld worden.
Ne bis in idem In principe hebben vonnissen die door buitenlandse rechtscolleges zijn geveld geen gezag van gewijsde in België. Wie in het buitenland reeds veroordeeld of vrijgesproken werd kan dus in België opnieuw voor hetzelfde feit worden vervolgd. 5. Prejudiciële vragen en geschillen Deze geschillen moeten opgelost worden alvorens ten gronde uitspraak te kunnen doen. Soms rijzen voor de strafrechter rechtsvragen die tot andere disciplines behoren bv. tot het burgerlijk recht of het administratief recht. Prejudiciële geschillen betreft vragen die niet door de strafrechter zelf, maar door een andere instantie (meestal rechtscollege) worden beantwoord. De strafrechter zal hierbij de beslissing over de strafvordering opschorten totdat deze andere instantie zich over het prejudicieel geschil heeft uitgesproken.
Prejudiciële vragen van E.G.-recht Vele regels van het economisch strafrecht vinden rechtstreeks hun oorsprong in het EG-recht. Hierdoor kunnen voor de strafrechter vragen van EG-recht rijzen die beslissend zijn voor de strafvordering.
35
De Belgische rechter kan zich zelf over het interpretatieprobleem uitspreken of hierover een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie. Het antwoord van het Hof bindt de Belgische rechter Belgisch grondwettelijk recht Conflicten rijzen tussen enerzijds nationale en regionale wetten en anderzijds tussen regionale wetten onderling. Men kan hierover prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie stellen. Prejudiciële geschillen In sommige gevallen bepaalt de wet dat de strafrechter zijn beslissingen over de strafvordering moet uitstellen totdat een andere instantie zich over een prejudiciële kwestie heeft uitgesproken. Het betreft hier een zaak die hetzij reeds aanhangig is voor een andere instantie, hetzij door één van de partijen bij een andere instantie aanhangig wordt gemaakt. Het is dus niet de rechter zelf die hiertoe het initiatief neemt. Het verschil met prejudiciële vragen ligt hem in het feit dat bij prejudiciële geschillen de strafrechter de partijen de tijd geeft om een bepaald punt door andere rechters te laten beslechten.
Voorbeelden Laster, oneerlijke handelspraktijken, vragen betreffende de arbeidsongevallenwet en milieumisdrijven. 6. Verval van de strafvordering
Opheffing of vernietiging van de strafwet Art.2 Sw bepaalt dat indien de straf ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke gold ten tijde van het misdrijf, de minst zware straf wordt toegepast. Hieruit vloeit voort dat: - Indien ten tijde van het vonnis de straf volledig was opgeheven, kan er geen straf meer worden toegepast - Stel dat de strafwet verdwijnt tussen de tijd van het gepleegde feit en de veroordeling, dan is er geen strafvordering meer mogelijk = principe vd terugwerkende kracht. De strafvordering vervalt dus door de opheffing van de strafwet. Het gevolg is dat feiten die door de opgeheven of vernietigde wet werden gestraft, niet meer kunnen worden vervolgd. De opheffing van de strafwet heeft echter geen gevolg voor de burgerlijke vordering op voorwaarde dat ze tijdig werd ingesteld. Amnestie Dit begrip is louter theoretisch en wordt in België niet toegepast. Het gaat om een ingreep van het parlement dat het parlement beslist dat een bepaald misdrijf geen misdrijf is. 36
Amnestie strekt er voornamelijk toe feiten die zich in het verleden hebben voorgedaan te doen vergeten. Door de amnestiewet vervallen niet enkel de straffen die reeds werden uitgesproken. Ook alle hangende vervolgingen wegens misdrijven die door de amnestiewet worden uitgewist, vervallen. De amnestiewet heeft geen weerslag tav derden. Het gevolg hiervan is dat de burgerlijke vordering die voortvloeit uit misdrijven waarvoor amnestie werd verleend, onaangetast blijft. Klachtafstand bij klachtmisdrijven Sommige misdrijven (bv. laster) kunnen enkel op klacht vd benadeelde worden vervolgd. De rechtspleging kan dan bijgevolg geen voortgang vinden wanneer de partij de klacht intrekt vóór elke daad van vervolging. Dood van de verdachte
Natuurlijke personen De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte. De burgerlijke vordering daarentegen vervalt niet door het overlijden van de verdachte en kan dus wel tegen de nalatenschap worden uitgeoefend. Rechtspersonen Ten aanzien van een rechtspersoon vervalt de strafvordering door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening. De strafvordering kan nog worden uitgevoerd indien: - de rechtspersoon vóór de ontbinding reeds in verdenking werd gesteld - de 3 bovenstaande zaken tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging De verjaring
Begrip De strafvordering kan slechts gedurende een zekere termijn worden uitgeoefend. Deze termijn begint te lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd. De verjaring steunt op overwegingen van algemeen belang. Zij strekt ertoe te vermijden dat er teveel tijd verloopt tussen het misdrijf en de berechting. De verstoring van de rechtsorde moet zo snel mogelijk worden hersteld. Eens er een zekere periode is verstreken, is het ongewenst de herinnering aan de vroegere verstoring terug op te wekken. Ook praktische overwegingen spelen hierbij een rol: naarmate de tijd vordert is het steeds moeilijker om de feiten te bewijzen. Hierdoor dient de verjaring ook ter bescherming van de rechtszekerheid. De verjaring is van openbare orde en moet door de rechter ambtshalve worden toegepast -
verschil met de redelijke termijn De verjaring is geen mensenrecht en is in de meeste common law-landen zelfs onbekend. Deze landen beperken de duur vd strafrechtelijke onderzoeken via de redelijke termijn in strafzaken. Hiermee wordt verwezen
37
naar de periode die redelijkerwijze vereist is om tot een eindvonnis over de grond van de zaak te komen. De redelijke termijn bestaat niet in het algemeen belang, maar in het belang van de beklaagde en is dus niet van openbare orde. De overschrijding van de redelijke termijn wordt niet gesanctioneerd met het verval van de strafvordering, maar leidt enkel tot strafvermindering of tot eenvoudige schuldigverklaring. Termijnen -
Duur De termijn verschilt naargelang het misdrijf: niet-correctionaliseerbare misdaden (moord en doodslag) verjaren na 15 jaar, andere na 10 jaar, wanbedrijven na 5 jaar en overtredingen na 6 maanden. Verkeersovertredingen vormen hier echter een uitzondering op; deze verjaren na 1 jaar. Wanbedrijven die door verzachtende omstandigheden worden omgezet in overtredingen verjaren na 1 jaar. Sinds 1993 is in België in toepassing van 2 internationale verdragen bepaald dat genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden onverjaarbaar zijn!!
-
In concreto, niet in abstracto Voor de berekening van de verjaringstermijn wordt gekeken naar de straf die door de rechter werd uitgesproken (in concreto) en niet de straf die door de wet in abstracto is bepaald. Hierdoor verjaren in de praktijk veel misdrijven nog voordat de rechter zich over de zaak heeft kunnen uitspreken. De straf in concreto bepaalt de aard van het misdrijf.
-
Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd Deze worden geacht procedurewetten te zijn. Ze kunnen onmiddellijk worden toegepast voor zover de verjaring nog niet werd bereikt krachtens de wet. Bv. Bende van Nijvel: deze zaak zou al lang verjaard zijn, maar dit is verlengd.
Berekening van de verjaringstermijn De verjaringstermijn wordt van maand tot maand en van dag tot dag berekend. Van maand tot maand betekent dat men geen rekening houdt met de verschillen in lengte tussen de maanden. Van dag tot dag betekent dat het tijdstip binnen de dag geen belang heeft. -
Aanvang vd verjaringstermijn De verjaring begint te lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd. Voor de bepaling van het beginpunt van de verjaringstermijn is het onderscheid tussen aflopende en voortdurende en tussen enkelvoudige en voortgezette of collectieve misdrijven van belang:
aflopende misdrijven: de verjaring begint onmiddellijk te lopen van zodra het misdrijf is afgelopen
38
voortdurende misdrijven: verjaring begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de misdadige toestand wordt beëindigd bv. de verjaring wegens het optrekken van een gebouw zonder vereiste bouwtoelating begint te lopen op het moment waarop de bouwovertreding werd gedaan en niet op het moment als het gebouw is afgebroken. Dus verjaring begint nu vroeger te lopen
collectieve/voortgezette misdrijven: de verjaring begint te lopen vanaf het laatste feit gevolgmisdrijven (bv. slagen en verwondingen met de dood tot gevolg): verjaring begint te lopen vanaf het ogenblik waarop het gevolg is ingetreden
De vertrekdatum van de verjaringstermijn is de dag waarop het misdrijf werd gepleegd, niet de dag waarop het werd ontdekt!! Als de dader erin slaagt het misdrijf geheim te houden kan het zijn dat de feiten verjaard zijn oh ogenblik waarop ze aan het licht komen -
Einde van de verjaringstermijn Vóór het verstrijken van de verjaringstermijn moet de strafprocedure volledig zijn afgewikkeld. De hele procedure moet afgerond zijn.
Stuiting van de verjaring Dit is een onderbreking van de lopende verjaringstermijn, waardoor een nieuwe termijn begint te lopen die gelijk is aan de oorspronkelijke. -
periode waarin de stuiting kan plaatsvinden De stuiting vd verjaring van de strafvordering kan enkel plaatsvinden gedurende de eerste termijn, itt de stuiting van de verjaring van de straf die onbeperkt kan gebeuren. Hierdoor kan de verjaringstermijn vd strafvordering bij stuiting in principe maximaal het dubbele vd oorspronkelijk bepaalde verjaringstermijn bedragen.
-
wijze waarop de stuiting plaatsvindt De verjaring kan enkel worden gestuit door daden van onderzoek (alle daden met het oog op het verzamelen van bewijzen) en van vervolging (alle daden die ertoe strekken de strafvordering uit te oefenen).
o stuiten de verjaring niet: een akte die nietig is voorstel tot minnelijke schikking buitenvervolgingstelling door raadkamer verzet of hoger beroep door beklaagde interne correspondentie binnen het parket -
omvang van de stuiting Bij stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. Hieruit wordt afgeleid dat de stuiting in rem werkt en niet in personam. Dit betekent dat de stuiting
39
geldt tav alle personen die bij de zaak betrokken zijn en tav alle samenhangende misdrijven Schorsing van de verjaring Dit is een tijdelijke stilstand in de lopende verjaringstermijn, waarna deze termijn verder loopt zonder dat het reeds verworden gedeelte verloren gaat. Hieronder volgt een overzicht vd voornaamste gevallen waarin de verjaring vd strafvordering wordt geschorst: - De behandeling van bepaalde excepties door het vonnisgerecht Dit is ingevoerd door de Wet Franchimont ’98. Het geeft de mogelijkheid om excepties van onbevoegdheid onontvankelijk van de strafvordering of van nietigheid op te werpen. De verjaring van de strafvordering is geschorst gedurende de behandeling van een door de verdachte, de burgerlijke partij of de burgerlijk aansprakelijke partij opgeworpen exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid van de strafvordering of van nietigheid. Deze schorsing werkt enkel voor het vonnisgerecht -
Prejudiciële geschillen Bij een prejudicieel geschil wordt de zaak naar een ander rechtscollege verwezen. De verjaring wordt geschorst totdat dit rechtscollege uitspraak heeft gedaan.
-
Opschorting uitspraak veroordeling Wanneer de rechter de uitspraak van de veroordeling opschort op grond van de Probatiewet
-
Parlementaire onschendbaarheid Verjaring wordt geschorst tav parlementsleden in de periode tijdens welke zij genieten van de parlementaire onschendbaarheid. Het Parlementslid kan aan de Kamer de schorsing vd vervolging vragen.
-
Verzet en cassatieberoep De verjaring is geschorst gedurende de buitengewone termijn voor het verzet in strafzaken en de procedure in cassatie
-
Vordering tot heropening onderzoek Art.422bis Sv zou de heropening van een strafrechtelijk onderzoek mogelijk maken wanneer België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld is wegens schending van het EVRM. Gedurende deze heropeningsprocedure is de strafvordering geschorst.
Het rechterlijk gewijsde De strafvordering is vervallen door het eindvonnis of eindarrest over de grond van de zaak. Een vroegere veroordeling of vrijspraak heeft een negatief gezag van gewijsde waardoor een nieuwe beslissing over dezelfde zaak wordt verhinderd.
40
Het rechterlijk gewijsde is enkel uitdrukkelijk bepaald door het hof van Assisen: de beschuldigde die door het hof van Assisen is vrijgesproken, kan niet meer worden vervolgd wegens dezelfde feiten. Het rechterlijk gewijsde als oorzaak vh verval vd strafvordering is van openbare orde. Personen die beweren een 2de maal voor hetzelfde feit te worden vervolgd kunnen de exceptie van gewijsde aanvoeren. Dit geldt niet tav de burgerlijke vordering
Voorwaarden ivm de vroegere uitspraak De vroegere uitspraak moet een strafrechtelijke uitspraak zijn over de grond van de zaak, uitgegaan van een Belgische rechtbank -
strafrechtelijke uitspraak Enkel vonnissen of arresten die werden gewezen door de strafgerechten kunnen de strafvordering doen vallen. wie dus in het verleden disciplinair of administratief werd veroordeeld, kan zich niet beroepen op het ne bis in idem beginsel wanneer hij strafrechtelijk wegens hetzelfde feit wordt vervolgd
-
over de grond van de zaak Enkel vonnissen of arresten waardoor de rechter over de grond van de zaak beschikt doen de strafvordering vervallen. Enkel vonnisgerechten kunnen uitspraken doen over de bewezenverklaring van de feiten en de bepaling van de straf. Vandaar dat de onderzoeksgerechten geen ne bis in idem werking hebben en zich niet uitspreken over de grond van de zaak en kunnen dus geen veroordelingen of vrijspraken uitspreken.
-
de beslissing moet in kracht van gewijsde getreden zijn Opdat een vroegere eindbeslissing van de strafrechter een ne bis in idem werking zou hebben, is vereist dat zij definitief en onherroepelijk is, maw dat zij in kracht van gewijsde is getreden, dwz dat zij noch vatbaar is voor verzet binnen de gewone termijn, noch voor hoger beroep, noch voor voorziening in cassatie.
-
de beslissing moet uitgaan van een Belgische strafrechter Dit moet echter worden genuanceerd tav de Schengen-landen
Voorwaarden ivm de nieuwe vervolgingen -
het moet om dezelfde persoon gaan Als A en B betrokken waren bij eenzelfde diefstal en A wordt vrijgesproken dan kan het vonnis waardoor A wordt vrijgesproken niet door B worden ingeroepen om vervolgingen tegen hemzelf af te weren
-
het moet om hetzelfde feit gaan Een tweede vervolging wegens hetzelfde feit, maar onder een andere juridische omschrijving is uitgesloten. Of het gaat om hetzelfde feit, wordt overgelaten aan de feitenrechter.
41
Het ne bis in idem effect van internationale rechterlijke uitspraken Aan buitenlandse vonnissen wordt niet hetzelfde gezag van gewijsde gegeven. In de meeste landen is het rechterlijk gewijsde als oorzaak van verval vd strafvordering beperkt tot rechterlijke uitspraken die in eigen land zijn geveld. België bekleedt hier een tussenpositie: het verleent een beperkte erkenning aan buitenlandse rechterlijke uitspraken, maar enkel voor zover die betrekking hebben op feiten die buiten het Belgisch grondgebied werden gepleegd. Buitenlandse uitspraken wegens feiten op Belgisch grondgebied gepleegd worden in principe niet erkend. Hieruit vloeit voort dat personen die in staat A zijn veroordeeld of vrijgesproken het risico lopen een tweede maal te worden vervolgd wegens hetzelfde feit of hetzelfde misdrijf in staten B en C.
- Onderscheid tussen nationale uitspraken en Schengenlanden Het Belgisch positie recht maakt een onderscheid tussen: gemeenrechtelijke regeling Buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf worden niet erkend. Dit wil zeggen dat een persoon die in het buitenland veroordeeld of vrijgesproken is wegens een in België gepleegd feit, een 2de maal voor dit feit kan worden vervolgd Buitenlandse strafvonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf genieten een beperkte erkenning in België maar vooreerst is vereist dat de buitenlandse veroordeling werd ondergaan. Indien dit niet het geval is, kan een nieuwe vervolging worden ingesteld. regeling tav Schengenlanden art.54 bepaalt dat een persoon, die bij onherroepelijk vonnis in één van de Schengenlanden is berecht, niet meer kan worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten. Op voorwaarde dat de straf of opgelegde maatregel reeds is ondergaan of ten uitvoer is gelegd op grond van de wetten van de staat waar hij is veroordeeld. De buitengerechtelijke afhandeling Dit is wanneer zaken buiten de strafrechter worden afgehandeld. Er is een tendens tot toename van deze vorm. De redenen hiervoor zijn: kostbesparing, sneller en efficiënter, omzeilen vd problemen uit het materieel strafrecht en dat het voor de betrokkene minder stigmatiserend is omdat het proces en de veroordeling worden vermeden. Het nadeel van deze afhandelingen is dat het OM zich hierbij in de plaats van de rechter stelt en zelf een sanctie oplegd.
42
Minnelijke schikking en de bemiddeling door het parket Wanneer de verdachte ingaat op het voorstel van het parket en aan de voorwaarden voldoet, vervalt de strafvordering
De onmiddellijke inning op grond van de Wegverkeerswet Deze is slechts mogelijk voor zover er geen schade aan derden werd veroorzaakt. Onmiddellijke inning wordt voorgesteld door politieambtenaren die hiervoor gemachtigd zijn Wanneer de verdachte het voorstel aanvaardt en betaalt, vervalt de strafvordering binnen een termijn van 1 maand. Speciale regels werden bepaald tav overtreders zonder vaste verblijf- of woonplaats in België: Wanneer hij niet onmiddellijk betaalt, moet een som in consignatie gegeven worden door de overtreder die bestemd is om eventuele boete en de gerechtskosten te dekken. Het voertuig wordt op zijn kosten en zijn risico ingehouden totdat deze som wordt betaald (max 4 dagen). Indien dan nog niet betaald is, kan het OM het voertuig in beslag nemen. Een gelijkaardig systeem werd ingevoerd voor overtreders met een vaste verblijfplaats in België.
Hoofdstuk II: de burgerlijke vordering 1. Algemene beginselen Men kan vinden dat het slachtoffer moet volstaan met een burgerlijke eis tot schadevergoeding voor de burgerlijke rechtscolleges. Men kan daarentegen van mening zijn dat het slachtoffer een actieve rol moet kunnen spelen in de strafprocedure België kent een partie civile-systeem waarbij aan het slachtoffer van een misdrijf een vorderingsrecht wordt toegekend dat beperkt is tot de rechtsvordering tot herstel van de schade die voortvloeit uit een misdrijf. De strafvordering zelf wordt door het openbaar ministerie uitgeoefend. De burgerlijke vordering betreft een privé-belang dat van patrimoniale aard is, itt de strafvordering die het openbaar belang betreft en namens de gemeenschap in haar geheel wordt uitgeoefend. Hoewel de burgerlijke vordering enkel schadevergoeding tot voorwerp heeft, kan ze worden uitgeoefend voor de strafgerechten. Hierdoor kan het slachtoffer de strafvordering op gang brengen (niet zelf uitoefenen!!!). Slachtoffers kunnen volgens het partie civile-systeem enkel worden vergoed voor zover de dader van het misdrijf kan worden geïdentificeerd en schuldig bevonden. Zoniet, kan het slachtoffer geen schadevergoeding verkrijgen. 2. Personen die de burgerlijke vordering uitoefenen
43
Art.3 VTSv: de rechtsvordering tot herstel van de schade, door een misdrijf veroorzaakt, behoort aan hen die de schade hebben geleden. De burgerlijke vordering kan enkel worden uitgeoefend door zij die persoonlijk door het misdrijf werden benadeeld.
Personen die rechtstreeks door het misdrijf werden benadeeld De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend, niet enkel door het slachtoffer van het misdrijf, maar ook door zijn rechtsopvolgers zoals bv. nabestaanden.
Voorwaarden burgerlijke vordering De burgerlijke partij moet bekwaam zijn en een rechtmatig belang hebben bij de burgerlijke vordering.
Uitzonderlijk: verenigingen en instellingen van openbaar nu Verscheidene bijzondere wetten voorzien in de mogelijkheid voor verenigingen om in rechte op te treden in strafzaken. Soms wordt hierbij vereist dat het slachtoffer instemt met het optreden van de vereniging. In de praktijk gaat het meestal om verenigingen die de belangen van slachtoffers van bepaalde misdrijven behartigen, maar soms wordt ook een vorderingsrecht gegeven aan belangengroepen zoals vakbonden en werkgeversorganisaties. 3. Personen tegen wie de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend
Verdachte Als er meerdere mededaders of medeplichtigen zijn, kan de burgerlijke vordering tegen elk van hen worden uitgeoefend. Het persoonlijk karakter van de straffen geldt hier immers niet. De burgerlijke vordering kan ook worden uitgeoefend tegen geestesgestoorde delinquenten. Burgerlijk aansprakelijke partij De burgerlijke vordering kan tevens uitgeoefend worden tegen personen die, krachtens de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schade, veroorzaakt door andermans daad. Bv. ouders die opdraaien voor de daad van hun minderjarige zoon Rechtsopvolgers van de verdachte De strafvordering kan enkel tegen de verdachte worden uitgeoefend. Overlijdt de verdachte, dan vervalt de strafvordering. 44
De burgerlijke vordering vervalt daarentegen niet: ze kan worden uitgeoefend tegen de rechtsopvolgers van de verdachte. Overlijdt de verdachte voordat de zaak naar het vonnisgerecht werd verwezen, dan kan ze enkel voor de burgerlijke rechtscolleges worden uitgeoefend. 4. Voorwerp van de burgerlijke vordering De burgerlijke vordering is de vordering tot herstel van de schade die uit een misdrijf is voortgevloeid. Zij beoogt enkel de vergoeding van de schade. Het gaat hier om een privaatrechtelijke vordering en geen publiekrechtelijke zoals bij de strafvordering.
Bestaansvoorwaarden burgerlijke vordering - slachtoffer heeft schade geleden - door een fout van de dader - een causaal verband tss fout en schade kan worden aangetoond 5. Wijze waarop de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend
De keuze tss de burgerlijke rechtbanken en de strafgerechten De burgerlijke vordering kan samen met de strafvordering worden uitgeoefend voor de strafgerechten óf los van de strafvordering voor de burgerlijke rechtbanken. De benadeelde heeft dus een keuze waaraan echter een aantal voordelen en nadelen verbonden zijn: -
het slachtoffer dat zich burgerlijke partij heeft gesteld kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen en dus beïnvloeden. Bovendien kan de burgerlijke partij, als het onderzoek meer dan 1 jaar aansleept, de zaak aanbrengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling om de zaak weer op gang te trekken.
-
Als het slachtoffer zich burgerlijke partij stelt kan het door zijn aanwezigheid op het strafproces de uitkomst vh strafproces beïnvloeden
-
Wanneer het slachtoffer zich burgerlijke partij heeft gesteld in het strafproces kan het ook de procedure ten gronde mee bepalen bv. aanvoeren bewijzen, vragen dat bijkomende vragen gesteld worden aan de jury,…
-
De bewijsvoering voor de strafgerechten wordt geleverd door het OM. Wordt de zaak daarentegen voor de burgerlijke rechtbank gebracht, dan zal de burgerlijke partij zelf het bewijs moeten leveren. Een nadeel is dan weer dat de bewijslast zwaarder is voor de strafgerechten: hier geldt immers het vermoeden van onschuld.
-
Als de benadeelde zich niet burgerlijke partij heeft gesteld, kan hij de uitkomst vd beslissing van de strafrechter niet mee beïnvloeden. Aangezien de burgerlijke rechter gebonden is door de beslissing van de strafrechter, kan dit voor de benadeelde nadelig zijn: een eventuele vrijspraak door de strafrechter
45
zal in vele gevallen een burgerlijke veroordeling door de burgerlijke rechter uitsluiten. De tussenkomst van de benadeelde in het strafproces heeft een vertragend effect op de afwikkeling van de strafzaak omdat de strafrechter zich moet verdiepen in complexe civielrechtelijke problemen. Hoewel deze regeling slachtoffer-vriendelijk is, werkt ze de vertraging van de strafzaken inde hand. Aan de uitoefening van de burgerlijke vordering voor de strafgerechten kunnen voor de benadeelde financiële nadelen verbonden zijn indien de verdachte buiten vervolging wordt gesteld of wordt vrijgesproken. De burgerlijke partij zal dan immers veroordeeld worden tot het betalen van de gerechtskosten.
De burgerlijke vordering voor de strafgerechten De strafvorderingwas reeds aanhangig voor de strafrechter In dit geval kan het slachtoffer zich burgerlijke partij stellen door zich te voegen bij de procedure die reeds in gang was gezet door het OM. Dit gebeurt dmv een eenvoudige verklaring van de benadeelde. Burgerlijke partijstelling is dus mogelijk hetzij tijdens het vooronderzoek voor de onderzoeksrechter of de raadkamer, hetzij tijdens het onderzoek ten gronde voor het vonnisgerecht
Strafvordering was nog niet aanhangig gemaakt voor de strafrechter Hier beschikt het slachtoffer over de mogelijkheid de zaak zelf bij de strafrechter aanhangig te maken. Dit kan door middel van: -
rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht Dit is echter enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen. Voor de assisenhoven, de krijgsgerechten en de jeugdrechtbanken, alsook tav ministers is rechtstreekse dagvaarding door de benadeelde niet mogelijk
-
de klacht met de burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter Dit is mogelijk voor misdaden. Heeft het slachtoffer zich burgerlijke partij gesteld voor de onderzoeksrechter, dan is deze hierdoor geadieerd en is een rangschikking zonder gevolg of een buitengerechtelijke afhandeling door het OM niet langer mogelijk. De onderzoeksrechter is niet bevoegd zich over de al dan niet ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling uit te spreken.
Het aanhouden van de burgerlijke belangen In de praktijk is het mogelijk dat de zaak voor de rechtbank wordt gebracht alvorens zich een burgerlijke partij heeft gemanifesteerd. Dit risico bestaat vooral bij de toepassing van het snelrecht. Oplossing: als bij de correctionele rechtbank de zaak aanhangig werd gemaakt dmv oproeping bij proces-verbaal, kan deze rechtbank de burgerlijke belangen
46
aanhouden, zelfs bij afwezigheid van burgerlijke partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is .
De burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbanken De benadeelde kan er de voorkeur aan geven de zaak voor de burgerlijke rechtscolleges te brengen. Wanneer de zaak die het voorwerp uitmaakt van een burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbank echter tevens het voorwerp van een strafvordering voor de strafgerechten uitmaakt, dan heeft de strafvordering voorrang op de burgerlijke vordering, met als gevolg dat de burgerlijke rechter gebonden is door de beslissing van de strafrechter. Wanneer er samenloop is van enerzijds de burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbank en de strafvordering voor de strafgerechten, dan gelden de volgende regels: - de burgerlijke vordering wordt geschorst totdat de strafrechter zich over de strafvordering heeft uitgesproken - de burgerlijke rechter is gebonden door de beslissing vd strafrechter Wanneer de strafvordering is vervallen, heeft het slachtoffer wiens schade nog niet volledig werd vergoed, geen andere keuze dan de zaak voor de burgerlijke rechter te brengen. 6. Verval van de burgerlijke vordering
Afstand van rechtsvordering en dading Afstand van rechtsvordering door de benadeelde doet de burgerlijke vordering vervallen, maar belet de uitoefening van de strafvordering niet. Bovendien kan over de burgerlijke vordering een dading tot stand komen. Dit is een schriftelijk contract waarbij de partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen. Afstand en dading zijn niet mogelijk bij strafvordering aangezien deze van openbare orde is!! De verjaring van de burgerlijke vordering Alle rechtsvorderingen tot vergoeding vd schade verjaren door verloop van 5 jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. De burgerlijke vordering kan niet verjaren vóór de strafvordering. Indien de verjaringstermijn van de strafvordering verlengt wordt door stuiting of schorsing, wordt de verjaringstermijn vd burgerlijke vordering eveneens verlengd.
47
Het rechtelijk gewijsde Als de beklaagde reeds werd veroordeeld tot de betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde door een burgerlijk vonnis, dan heeft dit vonnis gezag van gewijsde tav een eventueel latere schade-eis van de benadeelde mbt hetzelfde feit voor de strafrechter. Het omgekeerde geldt ook: de benadeelde die zich voor het strafgerecht burgerlijke partij heeft gesteld en een schadevergoeding heeft verkregen, kan naderhand geen schadevergoeding wegens hetzelfde feit vorderen voor de burgerlijke rechtscolleges. 7. Gezag strafrechtelijk gewijsde tav burgerlijk gewijsde
Principe Burgerlijke rechtscolleges zijn gebonden door de beslissingen van de strafgerechten. Wat de strafrechter heeft beslist, wordt geacht de waarheid te zijn, die tav iedereen, dus ook tav de burgerlijke rechtscolleges geldt.
Draagwijdte De burgerlijke rechter is slechts gebonden door datgene wat de strafrechter noodzakelijk, zeker en hoofdzakelijk heeft beslist.
Noodzakelijk Alles wat in rechte vereist is om de beslissing van de strafrechter te motiveren is noodzakelijk en bindt op die grond de burgerlijke rechter. Zeker De burgerlijke rechter mag de draagwijdte vd beslissing van de strafrechter niet miskennen. Hij is gebonden door wat de strafrechter werkelijk heeft gezegd. Hoofdzakelijk De burgerlijke rechter is slechts gebonden door de beslissing van de strafrechter mbt de strafvordering als dusdanig. Wat de strafrechter daarbuiten heeft gezegd, bindt de burgerlijke rechter niet 8. Hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden Wanneer de dader niet kan worden geïdentificeerd of voortvluchtig is, verkeert het slachtoffer praktisch gezien in de onmogelijkheid de burgerlijke vordering tot een goed einde te brengen. Door de Wet Vergoeding Slachtoffers Gewelddaden (1985) werd een Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden opgericht. Slachtoffers die geen vergoeding krijgen via de gewone procedure, kunnen een beroep doen op dit fonds.
48
Werking van het fonds Het wordt gefinancierd door een krediet op de begroting van het ministerie van Justitie en door een bijdragen van deze personen die worden veroordeeld tot het betalen van een bedrag van 10€, vermeerderd met het aantal wettelijk opdeciemen ter financiering van het fonds DUS 50€
Personen die op het fonds beroep kunnen doen Alle slachtoffers van opzettelijke gewelddaden die tgv deze daden een ernstig lichamelijk letsel of nadeel voor hun gezondheid hebben ondervonden. Als het slachtoffer overleden is, kunnen andere personen zich eveneens wenden tot dit fonds
Voorwaarden De hulp wordt slechts verleend als de normale wegen van het strafprocesrecht niet tot vergoeding hebben geleid
Bedrag van de vergoeding Het betreft hier een vergoeding waarvan het bedrag naar billijkheid wordt bepaald en hierbij wordt rekening gehouden met de financiële toestand van de verzoeker, zijn gedrag en de betrekkingen tss verzoeker en dader.
49
Deel III: Het vooronderzoek in strafzaken Hoofdstuk I: Wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt 1. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek Het onderzoek in strafzaken verloopt in 2 fasen: het vooronderzoek of voorlopig onderzoek én het onderzoek ten gronde of onderzoek ter terechtzitting. Het vooronderzoek is de onderzoeksfase waarin wordt onderzocht of er voldoende bezwaren zijn om de verdachte voor het vonnisgerecht te brengen. De voornaamste verrichtingen in deze fase zijn het verzamelen van bewijsmateriaal. Het vooronderzoek kan volgens 2 scenario’s verlopen: Ofwel hebben we te maken met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Procureur des Konings, ofwel hebben we te maken met een gerechtelijk onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter. Het opsporingsonderzoek kan zowel proactief als reactief zijn. Een gerechtelijk onderzoek kan daarentegen uitsluitend reactief zijn. Van deze 2 scenario’s is het opsporingsonderzoek de regel, het gerechtelijk onderzoek de uitzondering. Met de invoering van de mini-instructie dreigt het aantal gerechtelijke onderzoeken zelfs nog af te nemen: sinds 1998 heeft de PdK de mogelijkheid dwangbevelen vd onderzoeksrechter te vorderen zonder hem evenwel met het hele onderzoek te belasten. Verdachte en slachtoffer hebben in het gerechtelijk onderzoek een beperkte sturingsmogelijkheid: De inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij hebben het recht bijkomende onderzoeksdaden te vorderen van de onderzoeksrechter. Deze is niet verplicht op het verzoek in te gaan, maar bij weigering kan hoger beroep worden aangetekend. 2. Wijze waarop misdrijven ter kennis komen van de overheid De spilfiguur in het vooronderzoek is de PdK. De wet vereist dat alle misdrijven die ter kennis komen van de overheid onmiddellijk aan de PdK zouden worden meegedeeld. Hij beslist dan verder welk gevolg hieraan zal worden gegeven.
Klachten, aangiften en ambtelijke vaststellingen Een misdrijf kan op 3 wijzen ter kennis vd overheid worden gebracht: Klacht Dit is de aangifte van het misdrijf door de benadeelde (persoon die schade heeft geleden) zelf. Op zichzelf brengt dit de strafvordering niet op gang, enkel de klacht met de burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter heeft dit gevolg.
50
Na de klacht krijgt de benadeelde het recht te worden ingelicht over het verder verloop van de zaak. Aangifte door particulieren Dit is de kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die kennis heeft van een misdrijf. In bepaalde gevallen is de aangifte verplicht bv. getuige aanslag tegen openbare veiligheid of ve aanslag op iemands leven. Een sanctie op de overtreding van deze regel is echter niet bepaald. Ambtelijke aangifte Art.29 al.1 Sv verplicht iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf dit te melden aan de PdK. De verplichting slaat zowel op de misdrijven die ambtenaren persoonlijk hebben vastgesteld, als op de misdrijven die hen door de benadeelde of door een derde zijn ter kennis gebracht. Dit artikel richt zich in de 1ste plaats op officieren vd gerechtelijke politie. Maar ook andere ambtenaren zijn op grond van dit artikel tot aangifte verplicht. Ook hier is op de niet-naleving geen sanctie gesteld. Uitzonderlijk maakt de nietaangifte op zichzelf een misdrijf uit. Dit is bv. het geval voor de politieambtenaar die wetens en willens gegevens achterhoudt en nalaat ze door te geven. De algemene verplichting tot ambtelijke aangifte sluit uit dat opsporingsambtenaren misdrijven zouden seponeren. De beslissing over het gevolg is immers het monopolie van de PdK. -
Bijzondere regeling voor fiscale misdrijven Belastingsambtenaren kunnen slechts een ambtelijke aangifte doen voor zover ze daartoe gemachtigd zijn door de belastingsdirecteur waaronder ze ressorteren
Proces-verbaal en strafdossier Proces-verbaal Dit is een geschrift van klachten, aangiften en eigen ambtelijke vaststellingen dat wordt opgemaakt en overgemaakt aan het parket. Hierin staan alle nuttige inlichtingen ivm het misdrijf. Behalve mbt het verhoor v verdachten en getuigen is de wijze waarop pv’s moeten worden opgesteld niet uitdrukkelijk geregeld in de wet. Niet iedereen is gerechtigd een pv op te maken. In principe zijn enkel de personen die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hiertoe gerechtigd. Hieraan wordt echter de laatste jaren steeds meer afbreuk gedaan.
Strafdossier De processen-verbaal worden gebundeld in een strafdossier. Dit zal na afsluiting van het vooronderzoek dienen als basis voor de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
51
Het strafdossier is in principe geheim. De griffiers mogen er geen uittreksel uit verstrekken zonder de uitdrukkelijke machtiging van de procureur-generaal bij het Hof van Beroep of de auditeur-generaal. Wanneer de zaak wordt onderzocht bij wijze van gerechtelijk onderzoek kunnen de inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij inzage vragen in het strafdossier. Deze mogelijkheid bestaat echter niet bij het opsporingsonderzoek.
Vertrouwelijk dossier Dit wordt aangelegd wanneer er gebruik wordt gemaakt van stelselmatige observatie of van infiltratie. Enkel de PdK en de onderzoeksrechter hebben toegang tot dit dossier 3. Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld
Situering Het Wetboek van Strafvordering bevat geen systematische regeling van de wijze waarop misdrijven worden opgespoord of vastgelegd. Deze leemte werd opgevuld door de Wet tot verbetering van strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek (12 maart ’98) en door de Wet Politieambt (’92).
Taakomschrijving De gerechtelijke politie spoort misdaden, wanbedrijven en overtredingen op, verzamelt de bewijzen ervan en levert de daders over aan de rechtbanken belast met hun bestraffing.
Permissieve regel, legaliteit en loyauteit Permissieve regel: alles wat niet is verboden mag. Deze regel staat tegenover de prohibitieve regel die stelt dat elk politioneel optreden waarvoor geen uitdrukkelijke wettelijke basis is bepaald, onrechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat politieofficieren bij het opsporen en vaststellen van misdrijven en het verzamelen van bewijzen in principe alle middelen mogen gebruiken die niet uitdrukkelijk door de wet of door een algemeen rechtsbeginsel verboden zijn. Terecht is erop gewezen dat de permissieve regel te breed is. De politie mag bij de opsporing en vaststelling van misdrijven in principe zelf geen misdrijven plegen. Ze mag slechts dwangmiddelen gebruiken onder de voorwaarden die de wet bepaalt (art.1 al.3 Wet Politieambt). Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen opsporingsdaden geen enkele dwangmaatregel inhouden noch schending van individuele rechten en vrijheden. De PdK en onderzoeksrechter moeten waken over de wettigheid en de loyauteit waarmee ze werden verzameld. Sanctionering van onregelmatige opsporingshandelingen
52
Politieofficieren die bij het opsporen en vaststellen van misdrijven en het verzamelen van bewijsmateriaal zelf misdrijven plegen, riskeren strafrechtelijke of disciplinaire sancties. Bovendien wordt het overtreden van de regels gesanctioneerd op het vlak van het bewijsrecht: het bewijs dat op onrechtmatige wijze werd verkregen is ontoelaatbaar. De juiste afbakening van wat als onrechtmatig verkregen bewijs moet worden beschouwd, is echter niet in de wet geregeld. Met onrechtmatig bewijs wordt bedoeld: - bewijs dat werd verkregen dmv een misdrijf bv. folteringen om bekentenissen af te dwingen - bewijs dat op onregelmatige wijze tot stand is gekomen bv. bewijs verkregen door inmenging in de privacy - bewijs verkregen met miskenning vd rechten vd verdediging. In de praktijk bestaat er een grote onzekerheid mbt de toelaatbaarheid van bepaalde politionele opsporingsmethoden.
Hoofdstuk II: Personen belast met de opsporing en vaststelling van misdrijven 1. Algemene beginselen Met de Wet van 12 maart 1998 heeft de wetgever op een reeks punten duidelijk stelling genomen. Er wordt nu op ondubbelzinnige wijze bepaald wie de leiding en de verantwoordelijkheid heeft voor het onderzoek. Het onderzoek gebeurt onder leiding en het gezag vd PdK en, indien dwangmaatregelen nodig zijn door de onderzoeksrechter. Zij zijn de leidinggevende magistraten die verantwoordelijk zijn voor het geheel, de politiediensten staan hen hierin bij. De functionele leiding en uiteindelijke verantwoordelijkheid berust bij de magistraten (PdK en ozrechter), de operationele leiding bij de korpsoversten. In theorie kunnen enkel personen die de hoedanigheid hebben van officier van gerechtelijke politie misdrijven opsporen en vaststellen. Dit principe lijkt vandaag echter voor een deel achterhaald. Het traditionele onderscheid tussen hogere en lagere officieren blijft onaangeroerd. De hogere officieren hebben de leiding en de verantwoordelijkheid voor het onderzoek, de langere handelen onder het gezag en de leiding van de hogere. De hogere officieren kunnen aan de lagere opdrachten geven tot opsporing en vaststelling van misdrijven die tot hun bevoegdheid horen.
53
2. De leidinggevende magistraten
Het openbaar ministerie Procureur des Konings Hij is niet enkel onderzoeksmagistraat, maar ook vervolgingsmagistraat: hij beslist welk gevolg er aan het resultaat vd opsporingen wordt gegeven en of de zaak aan de rechter wordt voorgelegd. De PdK heeft de leiding over alle officieren van de gerechtelijke politie binnen het arrondissement. Hij beschikt tav deze personen over een algemeen vorderingsrecht: hij kan hen alle nodige opdrachten geven mbt het opsporen en vaststellen van misdrijven die in het arrondissement zijn gepleegd. Voorts kan de PdK zowel een beroep doen op de lokale politiediensten als op de federale politie. De bevoegdheid van de PdK is algemeen: hij kan ALLE misdrijven opsporen en vaststellen, ongeacht hun aard. De territoriale bevoegdheid van de PdK is het arrondissement. Dit heeft tot gevolg dat er 27 PdK’s zijn. Indien de PdK opsporingshandelingen wil laten verrichten in een ander arrondissement, kan dit indien hij de territoriaal bevoegde PdK ervan op de hoogte stelt. De Wet van 12 maart 1998 heeft de mini-instructie ingevoerd. Dit houdt in dat de PdK de onderzoeksrechter kan vorderen een onderzoekshandeling te verrichten waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is. De onderzoeksrechter beslist dan of hij het volledige onderzoek verder zet of enkel de gevorderde maatregel verricht. De mini-instructie kan echter niet worden bevolen in geval van huiszoeking, telefoontap, aanhouding en bij volledig anonieme getuigenis!!
De federale procureur Deze beschikt over een eigen parket, dat is samengesteld uit federale magistraten. Hij kan bovendien een beroep doen op magistraten van arrondissementsparketten via delegatie en detachering. De federale procureur beschikt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden over alle wettelijke bevoegdheden van de PdK. De federale procureur staat niet boven de PdK’s maar heeft toch het laatste woord wanneer zowel hijzelf als de lokale parketten bevoegd zijn. De federale procureur is voor een beperkt deel in de wet opgesomde misdrijven, gekoppeld aan een veiligheidscriterium en een geografisch criterium. Hij is exclusief bevoegd voor genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid.
54
De onderzoeksrechter
Algemeen De onderzoeksrechter leidt het onderzoek in ongeveer 10% vd strafzaken. Hij heeft een dubbele hoedanigheid van rechter en opsporingsmagistraat. Hij kan echter geen vervolgingen instellen. Zijn tussenkomst is vereist wanneer dwangbevelen moeten worden genomen. Hij is in principe bevoegd voor alle misdrijven in het arrondissement. Net zoals de PdK heeft hij een algemeen vorderingsrecht tav de politiediensten. Ook hij kan daden gelasten buiten zijn arrondissement als hij de territoriaal bevoegde PdK hiervan in kennis stelt. De onderzoeksrechter is echter beperkt door saisine: als rechter kan hij niet ambtshalve optreden en is hij, behalve bij betrapping op heterdaad, gebonden door de vordering tot onderzoek van de PdK. Hij kan dus enkel onderzoeksdaden verrichten mbt misdrijven waarvoor hij geadieerd is. Als een onderzoeksrechter geadieerd is wegens diefstal en hij stel in het kader van zijn onderzoek hiernaar een zedendelict vast, mag hij geen verdere opsporingsdaden stellen mbt het zedendelict, maar zal hij de zaak aan de PdK moeten doorgeven.
Delegatie van bevoegdheden Net zoals de PdK voert de onderzoeksrechter in de praktijk de meeste onderzoekshandelingen niet persoonlijk uit. Politieofficieren worden belast met de uitvoering hiervan. We moeten bij de bevoegdheden van de onderzoeksrechter een onderscheid maken tussen: - jurisdictionele bevoegdheden: deze kunnen niet worden gedelegeerd en dienen door hem zelf uitgevoerd te worden bv. verlenen aanhoudingsbevel, afnemen getuigenverhoor onder ede - bevoegdheden als opsporingsmagistraat: kunnen in principe worden gedelegeerd aan officieren van de gerechtelijke politie
Ambtelijke opdrachten Onderzoeksopdrachten buiten het ambtsgebied van de onderzoeksrechter worden gegeven door ambtelijke opdrachten of rogatoire commissies. Hieronder verstaat men het verzoek dat de onderzoeksrechter richt aan zijn territoriaal bevoegde collega om een bepaalde onderzoeksdaad te stellen. Bepaalde onderzoeksopdrachten kunnen ook rechtstreeks aan de lokale en federale politiediensten van het ander arrondissement worden gegeven. Wanneer een onderzoeksrechter een onderzoeksdaad wil laten verrichten in een ander arrondissement, moet dit in principe steeds via een ambtelijke opdracht 55
gebeuren. Art.62bis Sv bepaalt echter dat de onderzoeksrechter die binnen zijn bevoegdheid kennis krijgt van een misdrijf, buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten die tot zijn bevoegdheid horen. De PdK van het arrondissement moet wel op de hoogte gebracht worden. 3. de politiediensten
Opsporingstaken van de geïntegreerde politiedienst Sinds 1 januari 2001 zijn de politiediensten omgevormd in een geïntegreerde dienst op lokaal en federaal niveau. De lokale politiediensten zijn georganiseerd in politiezones en de federale politiedienst is bevoegd voor het grondgebied van het hele rijk. Federale en lokale politiediensten hebben dezelfde algemene bevoegdheid op het gebied van de opsporing en vaststelling van misdrijven. Magistraten kunnen kiezen op welke dienst ze een beroep wensen te doen, afhankelijk van de aard van de opdracht. De basispolitiezorg wordt verstrekt door de lokale politiekorpsen en het optreden van de federale politie situeert zich op het bovenlokale niveau en wordt beheerst door de principes van specialiteit en subsidiariteit.
-
-
Richtlijn minister van Justitie: 4 criteria voor de toewijzing vh onderzoek aan de federale politie onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit in het kader ve criminele organisatie onderzoek waarbij er nood is aan bijzondere opsporingstechnieken complexiteit van het onderzoek wegens aard vd te onderzoeken feiten aard vd te verrichten onderzoeksdaden geografische spreiding vd gespecialiseerde onderzoeksdaden onderzoek naar een gepleegd feit of nog te plegen feit met een verontrustend karakter
Verhouding leidinggevende magistraten politiediensten
Opsporingen in opdracht van de PdK of onderzoeksrechter Beide leiden het vooronderzoek. Zij doen dit bij wijze van vorderingen, gericht aan de politiediensten. Deze vorderingen moeten in principe schriftelijk worden gedaan, behalve in dringende gevallen! De gevorderde politiediensten zijn gehouden aan de vorderingen gevolg te geven. Ze mogen niet over de gepastheid van de vordering oordelen maar zijn verplicht ze uit te voeren, behalve als de vordering als kennelijk onwettelijk voorkomt. De inlichtingen die dan door de politiediensten verzameld worden, moeten dadelijk aan de PdK of onderzoeksrechter worden overgemaakt, samen met de info waarover de betrokken ambtenaren eventueel reeds beschikten. 56
Autonome opsporing door de politiediensten Politiediensten kunnen op autonome wijze, zonder voorafgaandelijke opdracht van een magistraat, misdrijven opsporen en vaststellen. Politiediensten die op eigen initiatief handelen, lichten de PdK in op de wijze en binnen de termijnen die deze bij richtlijn vastlegt: - de procureur bepaalt bij richtlijn hoe en wanneer de politiediensten op eigen initiatief kunnen handelen en hem moeten inlichten over de gevoerde opsporingen. Als deze opsporingen belang hebben voor een onderzoek dat loopt in een ander gerechtelijk arrondissement, dan wordt de betrokken gerechtelijke overheid onmiddellijk hierover ingelicht door de betrokken politiedienst en de PdK.
Hoofdstuk III: Het opsporingsonderzoek 1. Begrip Het opsporingsonderzoek is het onderzoek dat gevoerd wordt door de PdK die waakt over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld. Het opsporingsonderzoek wordt gedefinieerd in art.28bis §1 Sv. De PdK heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht. Hij oordeelt over de opportuniteit vd vervolging en vh onderzoek. Dit in tegenstelling tot de onderzoeksrechter die niet over een algemeen opsporingsrecht beschikt omdat hij beperkt is door saisine. Ook beschikt deze niet over een opportuniteitsoordeel: hij kan een vordering tot onderzoek niet afwijzen omdat hij de vervolging niet opportuun acht. Opsporingshandelingen in het opsporingsonderzoek mogen geen enkele dwangmaatregel inhouden en ook geen schendingen van de individuele rechten en vrijheden. Indien dwangmaatregelen moeten worden getroffen, moet een gerechtelijk onderzoek worden gevorderd. De wet voorziet echter in de mogelijkheid van de mini-instructie waarbij de PdK specifieke dwangmaatregelen vraagt aan de onderzoeksrechter zonder deze met het volledige onderzoek te belasten. Het opsporingsonderzoek is volledig inquisitoir: alle onderzoeksverrichtingen worden gesteld buiten de aanwezigheid van de verdachte en hij heeft op geen enkel ogenblik inzage in het strafdossier. 2. De heterdaadprocedure
Verrichtingen bij betrapping op heterdaad
57
Principe Een op heterdaad ontdekt misdrijf is een misdrijf dat wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd, of onmiddellijk erna. Met betrapping op heterdaad worden gelijkgesteld het geval waarin de verdachte, kort na het misdrijf, door het openbaar geroep wordt vervolgd en het geval waarin de verdachte, kort na het misdrijf, wordt aangetroffen in het bezit van wapens, werktuigen of papieren, die doen vermoeden dat hij de dader van het misdrijf is of een medeplichtige.
Oorsprong van de speciale regels ivm heterdaad In de geest van het Wetboek moest het onderzoek normaal door de onderzoeksrechter worden verricht. De opsporingsbevoegdheden van de PdK en zijn hulpofficieren bestonden slechts uitzonderlijk, nl. bij betrapping op heterdaad. De heterdaadprocedure was vanuit deze benadering een uitzonderingsregime waarin aan de PdK en zijn hulpofficieren bevoegdheden werden toegekend om hun toe te laten de nodige vaststellingen te doen om te vermijden dat bewijzen teloor zouden gaan
Bijzondere bevoegdheden bij betrapping op heterdaad Bij betrapping op heterdaad heeft de PdK een reeks bevoegdheden die hij normaal niet heeft: - verbod opleggen aan aanwezigen en getuigen de plaats te verlaten totdat het pv is afgesloten - huiszoeking verrichten in woning van verdachte - deskundigenonderzoek en onderzoek aan het lichaam bevelen - telefoonnummers laten registreren - telefoongesprekken laten afluisteren en opnemen mbt bepaalde misdrijven Bij betrapping op heterdaad heeft de PdK een reeks bevoegdheden die normaal enkel door de onderzoeksrechter kunnen worden bevolen. In geval van betrapping op heterdaad mag de procureur zelf dwangmaatregelen bevelen. Bij betrapping op heterdaad vallen de bevoegdheden van de PdK en de onderzoeksrechter voor een deel samen. Gewone verrichtingen De PdK kan na het stellen van de onderzoeksdaad zijn onderzoek gewoon voortzetten bij wijze van een eenvoudig opsporingsonderzoek. Bovendien kan hij aan de onderzoeksrechter specifieke dwangmaatregelen vragen zonder hem met het volledige onderzoek te belasten. 3. De proactieve recherche
Algemeen Het opsporingsonderzoek kan in bepaalde gevallen ook slaan op misdrijven die nog niet gepleegd zijn. Dit is de proactieve recherche. Hiermee wordt bedoeld het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen mbt
58
misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht zijn gebracht. Het doel is te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven (gerechtelijke finaliteit). In het kader van proactief onderzoek worden vaak bijzondere opsporingsmethoden gebruikt zoals undercover-agenten en allerhande bespiedingen. Soms wordt er ook sturingsinfo verzameld. Voorwaarden
Voorafgaande schriftelijke toestemming parket Zowel de PdK als de onderzoeksrechter moeten waken over de wettigheid en de loyauteit van de bewijsmiddelen.
Gerechtelijke finaliteit De opspringen bij proactieve recherche moeten steeds plaatsvinden met het doel te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven.
Proportionaliteit Niet alle misdrijven komen in aanmerking voor proactieve recherche. Het moet gaan om feiten die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie, of misdaden of wanbedrijven bedoeld in art.90ter, §§2, 3 en 4 Sv Voorbeelden: aanslag of samenspanning tegen de Koning en zijn familie, tegen de regeringsvorm; informatica-criminaliteit; actieve en passieve omkoping; pivate omkoping; ernstige bedreigingen; lidmaatschap ve criminele organisatie; gijzeling; ontvoering van minderjarigen; roofmoord; handel in verdovende middelen; bepaalde categorieën brandstichting,…. 4. De bijzondere opsporingsmethoden
Algemeen Deze methoden worden gekenmerkt door hun heimelijk karakter en de noodzaak bepaalde elementen uit het onderzoek geheim te houden. Voorbeelden zijn: gebruik van tipgevers, informanten, infiltranten, gesofistikeerde afluisterings- en bespiedingsapparatuur en valstrikoperaties. Het doel van deze methoden is het creëren van optimale omstandigheden om de daders van het misdrijf op heterdaad te kunnen betrappen. Dit soort opsporingen kadert binnen de proactieve recherche. Door sommige van deze methoden wordt het recht op privacy zeer sterk aangetast. Ook bewegen bepaalde methoden zich tussen misdaad bestrijden en zelf misdrijven plegen Wettelijke regeling
Algemeen Wet van 6 januari 2003
59
De bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden aangewend zowel binnen een opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek en worden toegepast onder de controle van het openbaar ministerie. De meeste van deze methoden kunnen worden bevolen door de PdK zonder dat een machtiging van de onderzoeksrechter vereist is
Het plegen van misdrijven in het raam van een observatie of infiltratie De wet bepaalt dat politieambtenaren onder bepaalde voorwaarden misdrijven mogen plegen. Politieambtenaren worden verschoond wanneer ze aan een aantal voorwaarden voldoen: - Subsidiariteit: het moet gaan om strafbare feiten die strikt noodzakelijk zijn - Proportionaliteit: de strafbare feiten moeten evenredig zijn met het nagestreefde doel - uitdrukkelijke machtiging vd PdK: moet schriftelijk zijn - verbod van provocatie: politieambtenaren mogen de verdachte niet brengen tot andere strafbare feiten dan deze waarop het opzet reeds tevoren was gericht
Vertrouwelijk dossier Hierin worden de resultaten opgenomen van de observaties en infiltraties die binnen het kader van deze opsporingsmethoden worden verricht. Ook de info afkomstig van informanten wordt hierin bewaard. Enkel de PdK en de onderzoeksrechter hebben toegang tot dit dossier.
Wettigheidscontrole De methoden worden toegepast onder de controle van het OM. Er wordt bovendien voorzien in een controle die wordt toevertrouwd aan een andere instantie dan die welke de operatie zelf uitvoert of er onmiddellijk verantwoordelijkheid voor draagt.
Vervolging Wanneer de PdK gebruik heeft gemaakt van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie kan hij de zaak niet rechtstreeks voor het vonnisgerecht brengen via een dagvaarding of oproeping per proces-verbaal. 5. Afsluiting van het opsporingsonderzoek
Niet-vervolging: sepot, minnelijke schikking of bemiddeling Indien het opsporingsonderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht brengt, is vervolging niet mogelijk of wenselijk. Dan kan de PdK besluiten de zaak zonder gevolg te rangschikken. Dit gebeurt in 70% van de gevallen. Wanneer voldoende bezwaren werden gevonden en de PdK niet wenst te vervolgen, maar ook niet wenst te seponeren, kan hij de zaak buitengerechtelijk afhandelen via minnelijke schikking of bemiddeling in strafzaken.
60
Vordering tot onderzoek Dit kan wanneer het opsporingsonderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht heeft gebracht en de PdK meent dat dwangbevelen vereist zijn. De zaak wordt uit handen gegeven en het onderzoek wordt verder geleid door de onderzoeksrechter. Dagvaarding of oproeping voor het vonnisgerecht Dit is wanneer het opsporingsonderzoek voldoende bezwaren aan het licht heeft gebracht. Dit kan door rechtstreekse dagvaarding of door een oproeping bij proces-verbaal. Hierbij kan worden gecorrectionaliseerd of gecontraventionaliseerd.
Hoofdstuk IV: Het gerechtelijk onderzoek 1. Begrip Het gerechtelijk onderzoek is het onderzoek dat wordt gevoerd onder leiding van een onderzoeksrechter. De meeste onderzoeken verlopen echter volgens het opsporingsonderzoek en slechts in 1% vd gevallen volgens het gerechtelijk onderzoek, met name in geval van het gebruik van dwangmaatregelen of in complexe zaken. 2. Taakomschrijving van de onderzoeksrechter Bepalingen zijn te vinden in Art.56 §1 Sv. De rechtspraak neemt aan da t de onderzoeksrechter alle onderzoeksverrichtingen mag doen die nuttig zijn voor de ontdekking van de waarheid, op voorwaarde dat ze niet door de wet verboden zijn en verenigbaar zijn met de waardigheid van zijn ambt. Bij het verrichten van onderzoek moet de onderzoeksrechter zowel bewijzen à charge (bewijzen die de verdachte bezwaren) als à décharge (bewijzen die de verdachte ontlasten) verzamelen. Ook de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij hebben nu het recht aan de onderzoeksrechter te vragen bepaalde onderzoeken te verrichten. 3. Saisine van de onderzoeksrechter Het gerechtelijk onderzoek kan slechts van start gaan van zodra de onderzoeksrechter geadieerd is, van zodra de zaak bij hem aanhangig is gemaakt. De onderzoeksrechter kan dus niet uit eigen initiatief een gerechtelijk onderzoek starten, behalve bij betrapping op heterdaad. Het gerechtelijk onderzoek is steeds reactief: het vertrekt van een reeds gepleegd feit dat werd vastgesteld. Proactieve recherche is enkel mogelijk bij een opsporingsonderzoek. 61
Wijze waarop de onderzoeksrechter geadieerd wordt Vordering tot onderzoek Dit is de vordering van de PdK of de federale procureur waardoor de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de onderzoeksrechter. Meestal gebeurt deze vordering schriftelijk. Het kan ook mondeling, op voorwaarde dat deze naderhand schriftelijk wordt bevestigd Klacht met burgerlijke partijstelling van de benadeelde Dit kan de zaak aanhangig maken bij de onderzoeksrechter. Uitzonderlijk: auto-saisine bij betrapping op heterdaad Bij betrapping op heterdaad is de onderzoeksrechter geadieerd zonder dat hij de vordering van de PdK moet afwachten. Mini-instructie Dit systeem kan niet worden gebruikt voor alle dwangmaatregelen. Aanhoudingsbevelen, ondervragingen van volledig anonieme getuigen, huiszoekingsbevelen en bevelen tot het plaatsen van een telefoontap kunnen niet bij wijze van een mini-instructie worden gevorderd. Ook heeft de onderzoeksrechter steeds een evocatierecht: hij beslist of hij uitsluitend de gevorderde onderzoeksverhandeling verricht en het dossier terugstuurt, dan wel of hij het gehele onderzoek voortzet. Omvang van de saisine De onderzoeksrechter mag enkel onderzoeksdaden (laten) verrichten mbt feiten waarvoor hij geadieerd is. Hij is maw gebonden door de saisine. De onderzoeksrechter heeft geen ambtshalve opsporingsrecht. Hij mag zijn onderzoek niet uitbreiden tot andere feiten dan diegene die in de oorspronkelijke vordering of klacht zijn omschreven. Een gerechtelijk onderzoek kan enkel betrekking hebben op feiten die reeds gepleegd zijn. In rem, niet in personam De onderzoeksrechter is gevat in rem omdat wordt aangenomen dat hij geadieerd wordt mbt feiten en niet tot personen. Gevolg hiervan is dat hij zijn onderzoek kan uitbreiden tot alle personen die bij het feit dat hem werd voorgelegd, betrokken zijn, ook al werden ze niet bij naam in de oorspronkelijk vordering vernoemd. Als in de loop van het onderzoek naar A aan het licht komt dat ook B bij hetzelfde feit betrokken is, dan mag hij zijn onderzoek uitbreiden tot B. De onderzoeksrechter is niet gebonden door de kwalificatie die door het openbaar ministerie of de burgerlijke partij aan het feit is gegeven. Wanneer bv. het feit dat bij hem aanhangig is gemaakt onder de kwalificatie diefstal, uiteindelijk een misbruik van vertrouwen blijkt op te leveren, is hij bevoegd onderzoeksverrichtingen te laten uitvoeren mbt het misbruik van vertrouwen, op voorwaarde dat het nog steeds om hetzelfde feit gaat.
62
Samenhangende en ondeelbare misdrijven? Wanneer de onderzoeksrechter in de loop ve gerechtelijk onderzoek feiten ontdekt die een misdaad of een wanbedrijf kunnen uitmaken dat niet bij hem is aangebracht, moet hij de PdK hiervan onmiddellijk in kennis stellen -
Samenhangende misdrijven Loutere samenhang is onvoldoende: als de onderzoeksrechter belast is met onderzoek wegens diefstal lastens C en tijdens het onderzoek komen gegevens aan het licht waaruit blijkt dat C de diefstal heeft gepleegd om verdovende middelen aan te kopen, dan kan de onderzoeksrechter zijn onderzoek niet tot deze laatste feiten uitbreiden. Hij zal ze aan de PdK moeten melden die dan beslist om er al dan niet gevolg aan te geven.
-
Ondeelbare misdrijven Hier moet een onderscheid gemaakt worden tussen ondeelbaarheid in de strikte betekenis en in de ruimere betekenis. strikte betekenis: samenloop van incriminaties • toestand waarin eenzelfde feit verschillende strafbepalingen schendt (eendaadse samenloop). • Onderzoeksrechter mag onderzoek uitbreiden tot hetzelfde feit, maar anders gekwalificeerd bv. hij doet onderzoek naar aanranding van de eerbaarheid, maar de feiten wijzen erop dat deze in de openbaarheid is geschied. Dan kan hij zijn onderzoek uitbreiden tot openbare zedenschennis. ruimere betekenis: collectief of voortgezet misdrijf • deze vraag wordt verdeeld door de rechtsleer beantwoord
Gevolgen van de saisine Door de saisine wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de onderzoeksrechter, behalve in het geval van de mini-instructie. De onderzoeksrechter kan niet weigeren te onderzoeken. Hij oordeelt niet over de opportuniteit van het onderzoek. Eens de zaak bij hem aanhangig is gemaakt, is hij verplicht het onderzoek te verrichten. Hij kan wel specifieke onderzoeksverrichtingen weigeren (strijdig bevel), maar niet het onderzoek als dusdanig. De wet van 12 maart 1998 heeft aan de inverdenkinggestelde verdachte het recht gegeven tot inzage in het strafdossier en tot het vragen van bijkomende onderzoeksdaden. Ook tav de burgerlijke partij heeft de saisine van de onderzoeksrechter concrete gevolgen: de burgerlijke partij heeft nu ook inzage in het strafdossier en kan ook bijkomende onderzoekshandelingen vragen. De onderzoeksrechter kan niet door de PdK van de zaak worden afgetrokken. Enkel de raadkamer is bevoegd hem te ontlasten. Dit betekent echter niet dat er geen controle is op de onderzoeksrechter. De PdK kan te allen tijde mededeling
63
vragen van het dossier. Ook de inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij heeft recht tot inzage. De kamer van Inbeschuldigingstelling is belast met de controle op het gerechtelijk onderzoek. 4. Verhouding onderzoeksrechter – PdK Situering De wet van 12 maart 1998 heeft de bevoegdheidafbakening tussen de PdK en de onderzoeksrechter duidelijker bepaald. Vroeger stond de onderzoeksrechter onder het toezicht vd procureur-generaal bij het hof van beroep, vandaag staat hij echter onder toezicht van de kamer van inbeschuldigingstelling. Vorderingen van de PdK tav de onderzoeksrechter De PdK heeft te allen tijde inzage in het strafdossier. Zo hij het opportuun acht, kan hij zelfs de opdracht van de onderzoeksrechter uitbreiden. Hij kan specifieke onderzoekshandelingen van de onderzoeksrechter vorderen en bij afwijzing van de vordering kan de PdK hoger beroep aantekenen. Rechtsmiddelen Hoger beroep door de PdK De PdK kan een hoger beroep aantekenen tegen een strijdig bevel van de onderzoeksrechter. Dit wordt aangebracht bij de KvI. In een aantal gevallen is het hoger beroep vh parket tegen beschikkingen van de onderzoeksrechter uitdrukkelijk geregeld. Het betreft situaties waarin de onderzoeksrechter een verzoek van de partijen inwilligt (inzage strafdossier en uitvoeren bijkomende onderzoeksdaden). Er is echter geen hoger beroep mogelijk wanneer de onderzoeksrechter weigert een aanhoudingsbevel uit te vaardigen of wanneer de onderzoeksrechter gebruik maakt van zijn evocatierecht. Een ander voorbeeld is de weigering vd onderzoeksrechter gedeeltelijke of volledige anonimiteit te verlenen aan een getuige. Cassatieberoep door de PdK Dit is tegen de beschikkingen van de KvI en staat pas open nadat het eindvonnis is geveld. 5. Rechten inverdenkinggestelde, burgerlijke partij en derde-beslagene tijdens het gerechtelijk onderzoek Het recht inzage te vragen in het strafdossier Principe
64
Het inzagerecht is uitdrukkelijk voorbehouden voor het gerechtelijk onderzoek. Men kan geen inzage vragen tijdens het opsporingsonderzoek. De inzage slaat in principe op het gehele dossier, maar de onderzoeksrechter kan het inzagerecht beperken tot het deel van het dossier betreffende de feiten die tot de inverdenkingstelling of tot de burgerlijke partijstelling hebben geleid. De onderzoeksrechter kan de inzage in het dossier of bepaalde stukken verbieden indien: - de noodwendigheden van het onderzoek dit vereisen - inzage een gevaar zou opleveren voor personen of een ernstige inmenging in hun privé-leven zou inhouden - de burgerlijke partijstelling niet ontvankelijk lijkt - de burgerlijke partij van geen rechtmatige beweegreden tot het raadplegen van het dossier doet blijken Als het verzoek wordt ingewilligd wordt het dossier binnen de 20d na de beschikking vd onderzoeksrechter en ten vroegste binnen de 8 dagen voor tenminste 48u voor inzage ter beschikking gesteld. Indien de onderzoeksrechter het verzoek afwijst, kan de verzoeker hoger beroep aantekenen bij de KvI binnen een termijn van 8dagen. De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak zonder debat binnen 15dagen na de neerlegging van het verzoekschrift. De procedure is schriftelijk. De verzoeker mag geen nieuw verzoek over hetzelfde onderwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maand is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp. Het strafrechtelijk kortgeding Principe Personen die het voorwerp uitmaken van opsporingshandelingen tijdens een opsporingsonderzoek hebben in principe niet het recht deze te betwisten. Hetzelfde geldt voor onderzoekshandelingen tijdens een gerechtelijk onderzoek. De behoefte om te betwisten bestaat vooral mbt inbeslagneming. Vroeger moesten verzoeken tot lichting van een beslag voor de burgerlijke rechter in kortgeding worden gebracht, wat verschillende problemen met zich meebracht. Nu worden deze vorderingen voor de strafrechter gebracht, dit noemt men het strafrechtelijk kortgeding. Het betreft een willig beroep dat wordt aangebracht bij de magistraat die de beslissing waartegen wordt opgekomen heeft genomen, met als doel deze beslissing te doen intrekken. -
Eenieder die geschaad wordt door een opsporingshandeling betreffende zijn goederen kan aan de PdK de opheffing ervan vragen Dezelfde mogelijkheid bestaat in het gerechtelijk onderzoek Vanaf de aanhangigmaking van de zaak bij het vonnisgerecht wordt het verzoek gericht tot dit vonnisgerecht.
65
Het verzoek kan door de PdK en de onderzoeksrechter worden afgewezen indien: - de PdK of de onderzoeksrechter van oordeel zijn dat de noodwendigheden vh onderzoek de maatregel vereisen - door de opheffing ervan de rechten van partijen of van derden in het gedrang zouden dreigen te komen - de opheffing vd handeling een gevaar zou betekenen voor personen of goederen, wanneer de wet in de verbeurdverklaring vd betrokken goederen voorziet. Indien het verzoek wordt afgewezen kan de verzoeker de zaak aanbrengen bij de KvI binnen een termijn van 15dagen. De Kvi doet uitspraak binnen de 15d na de neerlegging van het verzoekschrift. Geen nieuw verzoekschrift met hetzelfde voorwerp kan worden toegezonden vooraleer 3maand verstreken zijn te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp. De opheffing van de opsporings- of onderzoekshandeling waardoor de verzoeker mbt zijn goederen benadeeld beweert te zijn kan geheel of gedeeltelijk worden toegestaan, of verbonden worden aan voorwaarden (voorwaardelijke opheffing). Kanttekeningen De toekomst zal uitwijzen of er naast het nu ingevoerde strafrechtelijk kortgeding een behoefte zal bestaan om kortgedingprocedures te blijven inleiden voor de burgerlijke rechter. De meeste opsporingshandelingen zijn niet vatbaar voor hoger beroep en ook talrijke handelingen vd onderzoeksrechter kunnen niet worden aangevochten. De verdachte kan zich benadeeld voelen tav beslissingen waartegen geen beroep kan aangetekend worden bv. wanneer de onderzoeksrechter nalaat de verdachte in verdenking te stellen. De kans bestaat dat het burgerlijk kortgeding verder als uitlaatklep zal fungeren in dergelijke gevallen. Het recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen Principe Hier moet de verzoeker specifiëren welke onderzoeksdaad hij wil laten stellen en waarom. De onderzoeksrechter doet uitspraak binnen de maand na de indiening van het verzoekschrift. Deze termijn wordt teruggebracht op 8dagen indien één van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt. De onderzoeksrechter kan het verzoek afwijzen indien: - hij de maatregel niet noodzakelijk acht om de waarheid aan de dag te brengen - hij deze maatregel nadelig acht voor het onderzoek Tegen de afwijzing of inwilliging kunnen resp. de verzoeker en het parket hoger beroep aantekenen bij de KvI.
66
Ook hier is bepaald dat geen nieuw verzoekschrift met hetzelfde voorwerp kan worden toegezonden vooraleer 3maand verstreken zijn te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp. Kanttekeningen Vandaag overheerst het gevoelen dat de partijen het onderzoek mee moeten kunnen sturen. Dit vormt een breuk met het vroegere systeem. De onderzoeksrechter zal op allerhande verzoekschriften moeten reageren en ook het parket zal waakzaam moeten zijn. De onderzoeksrechter zal vandaag meer tijd kunnen besteden aan zijn rechterlijke functie dan aan zijn opsporingsfunctie. De praktijk zal uitwijzen of de waarheidsvinding hiermee gebaat is. Ook de rol van de burgerlijke partij is op fundamentele wijze veranderd. Ze kan het onderzoek nu mee sturen en bijdragen tot de waarheidsvinding 6. Afsluiting van het gerechtelijk onderzoek: de regeling van de rechtspleging Situering Tussen het gerechtelijk onderzoek en het onderzoek ten gronde is een gerechtelijke tussenfase ingebouwd, nl. de regeling der rechstpleging. Hierbij komen hoofdzakelijk 2 vragen aan de orde: • bestaan tegen de verdachte voldoende bezwaren • werden de bewijzen op rechtmatige wijze verkregen De wet Franchimont 12 maart 1998 heeft de vroegere regeling op dit punt grondig gewijzigd. Procedure voorafgaand aan de regeling der rechtspleging Beschikking tot mededeling van de onderzoeksrechter beschikking tot mededeling: wanneer de OR oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is maakt hij het dossier over aan de PdK. Ze houdt niet meer in dan de overmaking vh dossier aan de procureur. Eindvordering van de PdK eindvordering: indien de PdK geen ander onderzoekshandeling wenst te laten verrichten, vordert hij de regeling der rechtspleging door de raadkamer De kwalificatie moet niet noodzakelijk overeenstemmen met de omschrijving die hij aan de feiten heeft gegeven bij de aanvang van het gerechtelijk onderzoek. Het is mogelijk dat in de loop vh onderzoek gegevens aan het licht komen die met zich mee brengen dat de kwalificatie van het feit moet worden gewijzigd. Aanvullende onderzoeksverrichtingen op verzoek van de partijen Eens de eindvordering is opgesteld kunnen de partijen kennis nemen van het Dossier. dossier in origineel of in kopie ter griffie gedurende minstens 15 dagen raadplegen.
67
Wanneer het onderzoek volledig is, laat de raadkamer, minstens 15 dagen vooraf, melding te maken van plaats, dag en uur van verschijning De procedure voor de raadkamer De raadkamer doet uitspraak op verslag van de onderzoeksrechter, na de PdK, de burgerlijkr partij en de inverdenkinggestelde te hebben gehoord. De partijen kunnen worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat. De raadkamer kan evenwel de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open. De procedure is tegensprekelijk: de partijen hebben het recht aanwezig te zijn en hun argumenten uiteen te zetten. Ze verloop echter achter gesloten deuren. In dit opzicht blijft de procedure dus gedeeltelijk inquisitoir. Mogelijke beslissingen van de raadkamer Buitenvervolgingstelling of verwijzing -
Buitenvervolgingstelling art 128 Sv: als uit het onderzoek blijkt dat de feiten geen misdrijf opleveren of dat er onvoldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde zijn, beveelt de raadkamer de buitenvervolgingstelling. Dit kan ook worden bevolen als de raadkamer vaststelt dat de strafvordering onontvankelijk is of dat zij is vervallen
-
Verwijzing naar het vonnisgerecht: Oordeelt de RK dat er voldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde bestaan, dan kan hij naar het vonnisgerecht worden verwezen. De RK is hierbij niet gebonden door de kwalificatie in de eindvordering van de PdK. verwijzing naar de politierechtbank: • indien de RK van oordeel is dat het feit slechts een overtreding is of één vd in art.138Sv bedoelde wanbedrijven is verwijzing naar de correctionele Rechtbank • indien het feit strafbaar is met correctionele straffen verwijzing naar de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep • wanneer het feit strafbaar is met criminele straffen en correctionalisering onmogelijk of onopportuun is.
De zuivering der “nietigheden” De raadkamer spreekt, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de handeling en van een deel of geheel van de daarop volgende rechtspleging, wanneer zij een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt die een invloed heeft op een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging. Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg De beslissing ivm onderzoek
68
-
de zaak is niet in staat: Als de RK vaststelt dat het onderzoek niet volledig is, dan schorst zij haar beslissing over de regeling der rechtspleging op door te beschikken dat de zaak niet in staat is
-
ontslag van onderzoek: Als de RK vaststelt dat de onderzoeksrechter onbevoegd is , dan beveelt zij het ontslag v onderzoek. Dit heeft enkel tot gevolg dat de onderzoeksrechter wordt ontlast en niet dat de zaak wordt beëindigd.
Beslissingen over de grond van de zaak In afwijking van het algemene principe dat de RK zich niet uitspreekt over de grond van de zaak, kan de raadkamer in 2 uitzonderingsgevallen een uitspraak ten gronde vellen: het betreft enerzijds de internering en anderzijds de opschorting. Rechtsmiddelen tegen de beschikkingen over de rechtspleging hoger beroep bij de kamer van inbeschuldigingstelling Het openbaar ministerie en de burgerlijke partij kunnen hoger beroep instellen tegen alle beschikkingen van de RK De inverdenkinggestelde kan, net als voorheen, beroep aantekenen als hij de bevoegdheid van de onderzoeksrechter of de raadkamer betwist. Bovendien kan hij beroep aantekenen in geval van: onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden in art.131 Sv onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden mbt de verwijzingsbeschikking gronden van niet-ontvankelijkheid of verval vd strafvordering -
termijnen en procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling Het hoger beroep wordt ingesteld binnen een termijn van 15 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de beschikking van de raadkamer is gewezen. De PdK zendt de stukken over naar de procureur-generaal. De partijen worden door de griffier opgeroepen. Het dossier wordt ten laatste 15d vóór de zitting vd kamer ter beschikking gesteld van de partijen. De KvI doet uitspraak over het beroep, nadat de procureur-generaal, de partijen en hun advocaten zijn gehoord. De uitspraak gebeurt achter gesloten deuren.
-
cassatie beroep Vroeger was geen cassatieberoep mogelijk tegen arresten van het vooronderzoek dan na het eindarrest of vonnis, behalve als het ging over vonnissen en arresten inzake bevoegdheid
7. Controle door de kamer van Inbeschuldigingstelling (KvI)
69
Ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken De kamer van inbeschuldigingstelling houdt ambtshalve toezicht op het verloop van de onderzoeken. Ze kan verslag vragen over de stand van zaken en kennis nemen van de dossiers. Zij kan één van haar leden machtigen en uitspraken doen.
Toezicht op langdurige onderzoeken Onderzoeken die meer dan 1 jaar aanslepen kunnen op 2 manieren bij de kamer van inbeschuldigingstelling worden gebracht: - via de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij - via de procureur-generaal Wanneer de zaak op die wijze bij haar is aangebracht kan de KvI bepaalde maatregelen nemen. Dit betekent dat zij de zaak tot zich kan trekken en/of het dossier zuiveren. Ze kan hierbij de onderzoeksrechter in zijn verslag horen en tevens de burgerlijke partij, de inverdenkinggestelde en hun advocaten horen.
Toezicht op de regelmatigheid van de rechtspleging Dit toezicht werd toevertrouwd aan de kvI. Ze kan processtukken die besmet zijn door onregelmatigheden uit het strafdossier verwijderen. Dit wordt de zuivering van het strafdossier genoemd. De KvI doet dit op vordering vh OM of op verzoek van de partijen. Zij kan hiertoe zelfs ambtshalve overgaan.
Zuivering van de nietigheden -
Welke nietigheden? Het betreft onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden die betrekking hebben op een handeling vh onderzoek of de bewijsverkrijging of met betrekking tot de verwijzingsbeschikking. Het kan ook gaan om gronden van niet-ontvankelijkheid of verval van de strafvordering.
-
Wanneer in de procedure Het ogenblik is normaal de regeling der rechtspleging. Het kan echter ook in een vroegere fase van het onderzoek gebeuren
-
Op wiens verzoek Alle partijen kunnen de zuivering van het strafdossier vragen
-
Openbaarheid vd procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling De procedure is tegensprekelijk
70
-
Ne bis in idem Een systeem van zuivering van nietigheden heeft slechts zin als de excepties die hierover door partijen worden opgeworpen voor de onderzoeksgerechten, niet een tweede maal kunnen worden opgeworpen, voor de vonnisrechter. Daarom heeft de wet bepaalt dat nietigheden die door de KvI werden onderzocht niet opnieuw kunnen worden opgeworpen voor de feitenrechter. Hierop zijn 2 uitzonderingen: middelen die betrekking hebben op de bewijswaardering middelen die betrekking hebben op de openbare orde In deze gevallen kunnen ze voor het vonnisgerecht worden opgeworpen, ook al werd het reeds vroeger aangevoerd voor het onderzoeksgerecht
71
HOOFDSTUK V: ONDERZOEKSVERRICHTINGEN 1. Het opnemen van klachten en aangiften De officieren van de gerechtelijke politie kunnen klachten en aangiften ontvangen. Hier wordt een PV van gemaakt en overgemaakt aan de PdK. Ook de OR kan klachten en aangiften opnemen. Enkel voor zover een klacht gepaard gaat met burgerlijke partijstelling is de OR geadieerd en kan ambtshalve onderzoeksdaden gelasten.
2. Identiteitscontroles en het houden van gegevenbestanden
Verzamelen van informatie Krachtens de Wet Politieambt controleren politieambtenaren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd. Wanneer een verdachte wordt gearresteerd wordt hij uitgenodigd zijn vingerafdrukken op een blad aan te brengen en wordt zijn foto gemaakt. Dit steunt op een aantal richtlijnen van de Minister van Justitie, staat niet in de wet. De politiediensten kunnen gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en verwerken bij het vervullen van hun opdrachten.
Houden van een gegevensbestand Deze gegevens worden in een algemene nationale gegevensbank verwerkt. In afwachting van de oprichting van deze gegevensbank worden politiegegevens bewaard in het Arrondissementeel informatiebureau van de federale politie.
3. Plaatsbezoek Onderzoek op de plaats van het misdrijf of op elke andere plaats waar nuttige vaststellingen kunnen worden verricht. Het is in de wet enkel geregeld in de heterdaadprocedure, maar het kan ook worden verricht buiten een betrapping op heterdaad. De PdK en zijn hulpofficieren kunnen altijd een onderzoek verrichten op de plaats waar een misdrijf gepleegd is. Enige verschil: bij betrapping op heterdaad is er geen huiszoekingsbevel van de OR vereist (art. 32 Sv.) Het plaatsbezoek kan aan de politie worden opgedragen. In de praktijk: door de OR persoonlijk verricht bij zeer ernstige misdaden of wedersamenstellingen. Hij laat zich hierbij steeds vergezellen van de PdK en zijn griffier. Het plaatsbezoek is niet tegensprekelijk. De verdachte heeft niet het recht aanwezig te zijn, behalve bij wedersamenstelling.
4. Observatie Dit is een middel dat de politie altijd heeft toegepast. Voor zover zij niet stelselmatig is of gepaard gaat met het betreden van privé-plaatsen is observatie toegelaten: de politie mag d.m.v. observatie bewijselementen verzamelen of een misdrijf waarvan zij vermoedt dat het gepleegd is of zal worden gepleegd
72
vaststellen. Het gewone occasioneel schaduwen, vb. politieofficier ‘in burger’ die in een café gesprekken mee beluistert hoort tot de normale politiemethoden. Als een meer ingrijpende vorm van observatie wordt toegepast, dan is hiervoor een uitdrukkelijke wettelijke grondslag vereist. Dit zal het geval zijn als: de observatie langdurig is, een zekere intensiteit bereikt en wordt verricht met behulp van technische hulpmiddelen. ⇒ heimelijke bespiedingen, heimelijk afluisteren en registreren van gesprekken. Dergelijke stelselmatige observaties behoren tot de bijzondere opsporingsmethoden.
5. Ondervraging van de verdachte
Minimumrechten ondervraagde persoon De PdK, de politie en de OR kunnen de verdachte ondervragen. De manier waarop wordt bepaald in art. 47bis Sv.: dit artikel bevat de minimumrechten en er mogen dus tijdens de ondervraging meer rechten worden toegekend, zolang de waarheidsvinding hierdoor niet in het gedrang komt. Deze regeling geldt bij alle verhoren. De ondervraagde heeft recht te vragen dat alle vragen en antwoorden integraal
zouden worden geverbaliseerd. Hij kan vragen dat bepaalde opsporingshandelingen zouden worden gedaan of een bepaald verhoor wordt afgenomen. De magistraat of politiedienst die de ondervraging verricht moet aan de betrokkene meedelen dat zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt. Er bestaat geen verplichting de betrokkene op zijn zwijgrecht te wijzen (dus geen cautieplicht). Iedereen die ondervraagd wordt mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat de ondervraging daardoor wordt uitgesteld. Hij mag eisen dat deze documenten bij het PV worden gevoegd of ter griffie worden neergelegd. De wet voorziet in speciale waarborgen voor ondervraagde personen die zich in een andere taal dan die van de procedure wensen uit te drukken.
De ondervraagde heeft recht op een kosteloze kopie van het PV van zijn verhoor. Deze wordt niet automatisch verstrekt, dus enkel als de betrokkene hierom verzoekt. De OR moet de kopie onmiddellijk of binnen de 48 uur overhandigen of versturen, de politiediensten onmiddellijk of binnen één maand.
Ondervraging verdachte binnen opsporingsonderzoek Verloop van de ondervraging De ondervraging gebeurt buiten de aanwezigheid van de advocaat en is niet aan bijzondere voorwaarden onderworpen. Hij mag wel aanwezig zijn, maar dit is geen plicht. In het PV van ondervraging moeten volgende zaken vermeld staan: Begin- en eindduur, alsook de eventuele onderbrekingen Nauwkeurige melding van de identiteit van personen die in het verhoor tussenkomen en tijdstip van hun aankomst en vertrek Bijzondere omstandigheden In het kader van het opsporingsonderzoek bestaat niet de verplichting de 73
verdachte, tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan, in verdenking te stellen. Deze verplichting bestaat enkel bij een gerechtelijk onderzoek, de OR is hiertoe dus verplicht. Vrijheidsberoving ondervraagde personen De PdK mag de verdachte maximaal 24 uur van zijn vrijheid beroven en, indien de verdachte niet aanwezig is, kan hij een ‘bevel tot medebrenging’ uitvaardigen tegen de verdachte. Dit is geen uitzonderlijke bevoegdheid: PdK kan verdachte laten arresteren buiten de betrapping op heterdaad. De arrestatiebevoegdheid van de politie i.g.v. gerechtelijke aanhouding is beperkt tot de betrapping op heterdaad, maar de politie kan wel overgaan tot een bestuurlijke aanhouding. Dit is echter een administratieve maatregel, die kadert in het preventieve toezicht waarmee de politie belast is.
Ondervraging verdachte binnen gerechtelijk onderzoek Plicht tot ondervraging? De ondervraging van de verdachte is niet verplicht door het Wetboek, maar wordt wel als een deontologische plicht van de OR beschouwd. In belangrijke zaken, ondervraagt de OR zelf, in andere kan hij de verdachte door een officier van de gerechtelijke politie laten ondervragen. Enkel als de OR een aanhoudingsbevel uitvaardigt, wordt hij verplicht door de wet om de verdachte te ondervragen. Bij de inverdenkingstelling is de ondervraging niet wettelijk verplicht, maar de inverdenkingsgestelde kan om een ondervraging verzoeken. Het feit dat de beklaagde nooit door de OR werd ondervraagd is geen schending van de rechten van de verdediging. Oproeping verdachte De verdachte kan door de OR worden opgeroepen op informele wijze of via een dagvaarding. Als een medebrengingsbevel tegen de verdachte is uitgevaardigd kan hij onder dwang voor de OR geleid worden en deze is dan verplicht de verdachte te ondervragen binnen de 24 uur. Na deze ondervraging kan hij eventueel overgaan tot het verlenen van een aanhoudingsbevel. Verloop van de ondervraging De ondervraging van de verdachte vindt plaats in het kabinet van de OR, buiten de aanwezigheid van de advocaat(in België mag de advocaat enkel aanwezig zijn bij de samenvattende ondervraging). De OR kan de aanwezigheid van de advocaat wel toestaan, maar dit is dus geen plicht. Het OM heeft het recht aanwezig te zijn. De OR mag zich laten bijstaan door deskundigen. De ondervraging wordt geleid door de OR en wordt op schrift gesteld door de griffier, in een PV, dat bij het strafdossier wordt gevoegd. Zwijgrecht, cautieplicht en eed De verdachte heeft het recht te zwijgen, maar de OR is niet verplicht hem hieraan uitdrukkelijk te herinneren. De magistraat of politiedienst die de ondervraging verricht moet aan de betrokkene wel meedelen dat zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt. De ondervraging van de verdachte gebeurt niet onder ede. Een getuigenverklaring van de verdachte die onder ede werd afgelegd is nietig en kan
74
niet als bewijs worden gebruikt (een getuige moet de eed afleggen, een verdachte mag dit niet!). In common law – landen is dit anders: verdachten worden uitdrukkelijk gewezen op hun zwijgrecht, als zij hier afstand van doen zijn ze verplicht de eed af te leggen. Samenvattende ondervraging Mogelijk door de Voorlopige Hechteniswet van 20 juli 1990: de verdachte die onder aanhoudingsbevel werd geplaatst of zijn raadsman kan de OR om een samenvattende ondervraging verzoeken. Deze mag worden bijgewoond door de raadsman van de verdachte en ook de PdK kan deze bijwonen. Ze kan voor het eerst worden aan gevraagd voor de 2de verschijning voor de raadkamer en vervolgens voor elke verschijning voor de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling. De verdachte en zijn raadsman hebben het recht inzage te vragen in het strafdossier gedurende 2 dagen voor de samenvattende ondervraging.
6. Inverdenkingstelling van de verdachte
Principe = de officiële mededeling aan de betrokkene dat hij wordt verdacht van een misdrijf. Enkel voorzien binnen het gerechtelijk onderzoek, dus enkel OR is bevoegd. De OR is verplicht tot inverdenkingstelling over te gaan t.a.v. elke persoon tegen wie ernstige aanwijzingen van schuld bestaan. Deze inverdenkinstelling vindt plaats ter gelegenheid van een verhoor of door kennisgeving aan de betrokkene. Ook rechtspersonen kunnen in verdenking worden gesteld.
Rechten inverdenkinggestelde Hij kan inzage in het strafdossier vragen en kan vragen dat de OR bijkomende onderzoekshandelingen zou stellen. Hij wordt partij in een strafzaak en kan vragen dat onregelmatige of nietige proceshandelingen uit het strafdossier zouden worden verwijderd. Nadeel: inverdenkingstelling van voorwaardelijk in vrijheid gestelde veroordeelden kan de herroeping, schorsing of herziening van de voorwaardelijke invrijheidstelling meebrengen. De inverdenkinggestelde heeft ook meer kans dan een verdachte dat zijn naam aan de media wordt meegedeeld.
Impliciete inverdenkingstelling De PdK richt vordering aan OR om een bepaald persoon te onderzoeken. Eenieder tegen wie de strafvordering wordt ingesteld in het kader van het gerechtelijk onderzoek, geniet dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde. Hiermee bedoeld men de gevallen waarin de PdK, wanneer hij een zaak aanhangig maakt bij de onderzoeksrechter, de naam van de verdachte uitdrukkelijk in zijn vordering tot onderzoek vermeldt. In dat geval is de verdachte een persoon “tegen wie de strafvordering wordt ingesteld” en krijgt 75
hij automatisch de rechten van een inverdenkinggestelde. Een impliciete verdenkingstelling kan ook voortvloeien uit een onderzoeksdaad waaruit blijkt dat t.a.v. een bepaald persoon ernstige aanwijzingen van schuld bestaan, vb. een telefoontap.
Inverdenkingstelling en loyauteitsplicht Aan de niet-naleving van de verplichting de verdachte in verdenking te stellen is geen sanctie verbonden. De loyauteitsplicht verplicht de OR evenwel de verdachte onverwijld in verdenking te stellen van zodra er ernstige aanwijzingen van schuld aan het licht zijn gekomen. De OR beschikt niet over de mogelijkheid een verdachte, die in verdenking werd gesteld, naderhand buiten verdenking te stellen, vb. indien zou blijken dat de schuldaanwijzingen ongegrond waren. Een “disculpatie door de OR kan niet worden gegeven. De inverdenkinggestelde kan alleen door een beslissing van het onderzoeksgerecht buiten vervolging worden gesteld.
7.
Getuigenverhoor Getuigenverhoor binnen het raam van een opsporingsonderzoek Getuige = persoon die nuttige inlichtingen kan verschaffen over het misdrijf f over de persoonlijkheid van de verdachte. Tijdens het vooronderzoek wordt de getuige op niet-tegensprekelijke wijze verhoord, dus buiten aanwezigheid van verdachte en/of zijn raadsman. Getuige à charge: bevestigt de bezwaren tegen de verdachte Getuige à decharge: legt verklaringen af waaruit de onschuld van de verdachte blijkt. Bij betrapping op heterdaad kan de PdK aanwezigen en getuigen ondervraging én kan hen dan ook verbieden het huis of de plaats van het misdrijf te verlaten tot het PV is afgesloten. Buiten betrapping op heterdaad kunnen getuigen steeds worden verhoord, op voorwaarde dat er geen dwangmaatregelen tegen hen moeten worden getroffen. Hier gaat het niet om een getuigenverhoor in de strikte betekenis: de betrokken worden immers niet onder ede verhoord. De regels i.v.m. het verhoor van verdachten gelden ook t.a.v. getuigen. Bijkomende regel: minderjarige slachtoffers van bepaalde (pedo)seksuele misdrijven hebben het recht zich tijdens elk verhoor vanwege de rechterlijke instanties te laten begeleiden door een vertrouwenspersoon. Het OM of de onderzoeksmagistraat kan dit echter weigeren, maar dit gebeurt bij een met redenen omklede beslissing.
Getuigenverhoor binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek begrip Kan door de OR zelf of door hem aan de politie worden opgedragen. In dit geval wordt echter geen eed afgelegd. De regels inzake ondervraging van verdachten, incl. recht op kopie van PV, gelden ook t.a.v. getuigen binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek. 76
Het getuigenverhoor tijdens het vooronderzoek is geheim: de verdachte of zijn advocaat hebben niet het recht hierbij aanwezig te zijn. oproeping van getuigen Hij kan worden opgeroepen via eenvoudige uitnodiging of hij kan worden gedagvaard. Als hij dit bevel niet naleeft kan hij tot een boete van max. 100€ worden veroordeeld waartegen geen hoger beroep kan worden aangetekend. Geeft de getuige geen gevolg aan het bevel, dan kan tegen hem een bevel tot medebrenging worden uitgevaardigd, waardoor hij onder dwang voor de OR wordt geleid. Hij moet dan binnen de 24 uur worden ondervraagd, te rekenen vanaf de betekening van het bevel tot medebrenging. de eedaflegging Getuigen worden door de OR steeds onder ede verhoord; ze zijn dus verplicht de waarheid te spreken op straffe van meineed. In de praktijk worden ze meestal ondervraagd zonder dat hun de eed wordt opgedragen. Sommige personen mogen geen eed afleggen: minderjarigen beneden 15 jaar en personen die werden ontzet uit het recht te getuigen. Zij kunnen bij wijze van eenvoudige verklaring worden verhoord. Bloed- en aanverwanten kunnen wel door de OR worden verhoord. Eens het slachtoffer zich burgerlijke partij heeft gesteld, kan het niet als getuige onder ede worden gehoord. Gebeurt dit wel, dan is de getuigenis nietig. Het kan wel zonder eedaflegging worden gehoord, ten titel van eenvoudige verklaring. Nietigheden i.v.m. de eedaflegging kunnen worden “gedekt”. spreekplicht en zwijgrecht Een getuige heeft geen algemeen zwijgrecht: hij is verplicht de vragen die hem door de OR worden gesteld te beantwoorden. Er zijn 2 uitzonderingen op de algemene spreekplicht: a. Getuige die gehouden is door het beroepsgeheim: hij heeft het recht te zwijgen, maar is hiertoe niet verplicht. Vb. politieofficieren hebben het recht de identiteit van hun informanten te verzwijgen. Personen met een discretieplicht hebben geen zwijgrecht. Vb. journalisten kunnen zich niet achter het beroepsgeheim verschuilen om te weigeren vragen te beantwoorden als ze als getuige worden opgeroepen. b. Getuige die door de waarheid te zeggen, zichzelf aan vervolging zou blootstellen. Deze getuige mag weigeren de vragen te beantwoorden. Hij heeft wel de plicht te verschijnen en de eed af te leggen. Van het getuigenis wordt een PV opgemaakt, dat aan het strafdossier wordt toegevoegd. De vonnisrechter zal doorgaans steunen op het schriftelijk verslag van het getuigenverhoor door de OR. minderjarige getuigen en minderjarige slachtoffers Getuigen hebben, evenmin als verdachten, recht op bijstand van een advocaat tijdens een verhoor. Een mildering hierop: minderjarige slachtoffers van bepaalde (pedo)seksuele misdrijven hebben het recht zich tijdens elk verhoor vanwege de rechterlijke instanties te laten begeleiden door een vertrouwenspersoon. Het OM of de
77
onderzoeksmagistraat kan dit echter weigeren, maar dit gebeurt bij een met redenen omklede beslissing. Een andere manier om minderjarigen te beschermen is de audiovisuele opname van het verhoor van minderjarigen. Het opgenomen verhoor kan worden bevolen in geval van strafbare feiten als seksueel misdrijf, slagen en verwondingen, gijzeling, e.d. of als er sprake is van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden. Minderjarige < 12 jaar: moet niet instemmen; minderjarige > 12 jaar: moet instemmen. In beide gevallen is de toestemming van de ouders irrelevant.
Anonieme getuigen Vaak worden opsporingsambtenaren geconfronteerd met situaties waarbij personen wel bereid zijn verklaringen af te leggen, maar niet als getuige wensen op te treden uit vrees voor represailles van de persoon of de organisatie die in het getuigenis wordt genoemd. Dit probleem is de laatste jaren vooral aan de orde in het kader van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Vaak zullen personen die worden ingezet bij de toepassing van zgn. bijzondere opsporingsmethoden dienen te worden beschermd. Getuigen kunnen met dit doel op 2 manieren worden beschermd: Juridisch door de afscherming van hun identiteit tijdens het proces waarin zij getuigen (anonimiteit). Dit wordt vooral in de civil law landen toegepast. Fysiek door een feitelijke bescherming van de getuige, gaande van psychologische steun tot het verlenen van een nieuwe identiteit. Dit wordt vooral in de common law landen toegepast, waar men huiverig staat t.a.v. anonieme getuigen die niet aan een kruisverhoor kunnen worden onderworpen. In België bestaan beide mogelijkheden Het EVRM aanvaardt anonieme getuigenissen binnen bepaalde perken, maar duldt niet dat de verdachte hier de dupe van zou zijn. Het is vereist dat de verdachte zijn recht op tegenspraak moeten kunnen uitoefenen, indien niet tijdens de openbare terechtzitting, dan minstens ergens tijdens het vooronderzoek. De OR is verplicht de identiteit van de getuige in het PV op te nemen. Door de Wet van 8 april 2002 is er een expliciete wettelijke basis gevormd voor de verhoren van anonieme getuigen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gedeeltelijke en volledige anonimiteit en beide zijn aan strenge regels onderworpen. T.a.v. politieambtenaren die als getuige wensen op te treden worden strengere voorwaarden gesteld. gedeeltelijke anonimiteit dit houdt in dat bepaalde identificatiegegevens van de getuige niet openbaar worden gemaakt, vb. adres, beroep, naam. Zij worden dan niet vermeld in de PV’s van verhoor of op de terechtzitting. Voorwaarde: er bestaat een redelijk vermoeden dat de getuigen of iemand uit zijn naaste omgeving een ernstig nadeel zou lopen door het bekendmaken van bepaalde identiteitsgegevens of door het afleggen van een verklaring. De
78
OR moet de volledige identiteit kennen en in principe verricht hij de ondervraging. Tijdens een gerechtelijk onderzoek wordt hierover beslist door de OR, de inverdenkinggestelde, de burgerlijke partij, hun advocaten, het OM. Een gedeeltelijke anonieme getuigenis kan ook bij wijze van een mini-instructie worden afgenomen. De OR zet in een PV uiteen waarom hij gedeeltelijke anonimiteit toekent. Anoniem getuigenis door politieambtenaren: t.a.v. politieambtenaren die gedeeltelijk anoniem wensen te blijven worden slechts bepaalde identiteitsgegevens afgeschermd. volledige anonimiteit Zij kan worden toegepast indien de gedeeltelijke anonimiteit niet lijkt te volstaan en wanneer kan worden aangenomen dat de getuige of een persoon uit zijn naaste omgeving zich redelijkerwijze door het afleggen van de getuigenis ernstig in zijn integriteit bedreigd voelt, en dat de getuige kennis heeft gegeven wegens deze bedreiging geen verklaring te willen afleggen. Vaak zal dit het geval zijn als de anonieme getuige de verdachte persoonlijk kent. Hierbij gelden de voorwaarde van proportionaliteit en subsidiariteit. Beschikking van de OR: volledige anonimiteit kan enkel worden verleend door de OR die belast is met een volwaardig gerechtelijk onderzoek. Hij neemt vooraf kennis van de volledige identiteit van de getuige en onderzoekt zijn betrouwbaarheid. De beschikking is met redenen omkleed en tegen deze beschikking staan geen rechtsmiddelen open. Verloop van het anonieme getuigenverhoor: voor en tijdens het verhoor kunnen het OM, de verdachte, de burgerlijke partij en hun raadslieden vragen opgeven die zij gesteld wensen te zien. De OR neemt alle maatregelen die redelijkerwijze nodig zijn om de identiteit van de getuige verborgen te houden. PV van verhoor: hierin staat o.a. de omstandigheden waarin het verhoor plaatsvond e.d. Bewijswaarde: de anonieme getuigenverklaringen kunnen enkel dienen als bewijs van de misdrijven opgesomd in art. 90ter Sv. En misdrijven gepleegd in het kader van een criminele organisatie. Een veroordeling mag niet uitsluitend of in heersende mate op een anonieme getuigenis gegrond zijn, maar moet in afdoende mate steun vinden in de andere bewijsmiddelen. is de Belgische regelgeving in overeenstemming met het EVRM? De veroordeling mag niet uitsluitend of in beslissende mate op het anoniem getuigenis gebaseerd zijn en er moeten “counterbalancing procedures” (compenserende procedures) zijn. De minimale compenserende procedures zijn dat de OR de identiteit van de getuige moet kennen en dat de advocaat van de verdachte aanwezig mag zijn bij het kruisverhoor en vragen mag stellen. De Belgische wetgeving is in overeenstemming met die eerste vereiste.
79
Bedreigde getuigen De regels ter bescherming van bedreigde getuigen beogen de fysieke bescherming van de getuige, i.t.t. de juridische bescherming voor anonieme getuigen. Een bedreigde getuige is een persoon die gevaar loopt als gevolg van afgelegde of af te leggen verklaringen in de loop van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek in het kader van een strafzaak. De Getuigenbeschermingscommissie moet instaan voor de toekenning, wijziging en intrekking van de beschermingsmaatregelen en financiële hulpmaatregelen. De PdK, de procureur-generaal, de federale procureur en de OR kunnen beschermingsmaatregelen aanvragen en om financiële hulpmaatregelen verzoeken. Het met redenen omkleed verzoekschrift wordt samen met een afschrift van het dossier gericht tot de voorzitter van de Getuigenbeschermingscommissie. De getuige moet een memorandum ondertekenen (getuigen wanneer nodig) en de bescherming kan worden ingetrokken.
Verhoor met behulp van audiovisuele media Sinds 2002 is er een wettelijke regeling voor het verhoor op afstand. Getuigenverhoor op afstand is nu geregeld zowel t.a.v. het vooronderzoek als van het onderzoek ter terechtzitting. Het verhoor op afstand kan op 2 manieren gebeuren: via videoconferentie: dit is voor een bedreigde getuige of een getuige, verdachte of deskundige die in het buitenland vertoeft. Het gaat hier om een verbinding ‘in real time’. De ondervraagde personen moeten instemmen met het verhoor. Bij hem bevindt zich een politieambtenaar of officier van de gerechtelijke politie of een buitenlandse justitiële autoriteit. Van het verhoor wordt een PV opgemaakt waarin de belangrijkste elementen van het onderhoud worden vermeld. Via een telefoonconferentie: dit kan voor dit kan voor een bedreigde getuige, getuige of deskundige. De via teleconferentie afgelegde verklaringen hebben slechts een beperkte bewijskracht: ze kunnen door het vonnisgerecht slechts in aanmerking worden genomen als bewijs op voorwaarde dat zij in voldoende mate steun vinden in andere bewijzen. Verhoor via gesloten televisiecircuit: hier gaat het om een verbinding tussen 2 personen die zich in verschillende ruimten van hetzelfde gebouw bevinden. Beeld- en stemvervorming zijn mogelijk.
8.
Inwinnen gegevens bankrekeningen en banktransacties In België bestaat geen bankgeheim. De PdK kan, volgens art. 46quater Sv., gegevens over bankrekeningen en banktransacties inwinnen. Deze maatregel kan enkel worden bevolen als er ernstige aanwijzingen zijn dat de verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop een straf van 1 jaar of meer is gesteld.
80
Bankinstellingen zijn verplicht hun medewerking hiertoe te verlenen. Weigering is strafbaar met een straf van 8 dagen tot 1 jaar en/of met een zware geldboete. Deze maatregel kan worden toegepast in het opsporingsonderzoek en in het gerechtelijk onderzoek. Dit is de eerste toepassing in het Belgisch recht van een afgifteverplichting voor particulieren. In de rechtsleer is voorgesteld een algemene afgifteplicht in te voeren in het Wetboek van Strafvordering.
9.
Deskundigenonderzoek het deskundigenonderzoek binnen het raam van een opsporingsonderzoek algemeen Het deskundigenonderzoek is niet op systematische wijze geregeld in het Wetboek van Strafvordering, buiten enkele bepalingen in de artikelenreeks over de heterdaadprocedure. Buiten het geval van ontdekking op heterdaad, moet de deskundige geen eed afleggen. Binnen het opsporingsonderzoek is er om die reden geen sprake van een deskundigenonderzoek, maar eerder van een technisch advies, dat bij het strafdossier wordt gevoegd. autopsie Hiervoor bestaat een aparte regeling. Bij betrapping op heterdaad, kan de PdK een deskundige aanstellen met het oog op een autopsie. In dat geval moet de deskundige de deskundigeneed afleggen, bepaald in art. 44 Sv. bloedmonsters Art. 44bis Sv. handelt over het nemen van een bloedmonster teneinde vaststellingen te laten verrichten m.b.t. de staat van dronkenschap. Dit kan worden afgenomen bij dader én slachtoffer van het misdrijf. De PdK kan hiervoor een geneesheer als deskundige opvorderen. Bij de heterdaadprocedure legt deze de eed af, erbuiten wordt geen eed afgelegd. Het bloed mag niet worden geanalyseerd op andere substanties dan alcohol, tenzij met de toestemming van de betrokkene. De opgevorderde geneesheer die het bloedstaal neemt is niet gehouden door het beroepsgeheim, tenzij hij de betrokkene eerst medische zorgen heeft toegediend. Het nemen van een bloedstaal is een ‘technische handeling’ en wordt niet gedekt door het beroepsgeheim. Het onderzoek vindt plaats in 1 van de laboratoria door de Koning daartoe erkend.
Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek algemeen M.b.t. het gerechtelijk onderzoek is niet uitdrukkelijk wettelijk bepaald. het recht van de OR een deskundige aan te stellen wordt afgeleid van zijn algemene bevoegdheid als onderzoeksmagistraat. De art. 43-44bis Sv. worden per analogie op het gerechtelijk onderzoek toegepast (dus ook de regels inzake de eedaflegging). 81
De OR kiest vrij de deskundige en omschrijft zijn opdracht. Enkel als een psychiatrisch onderzoek, gepaard gaande met de vrijheidsberoving van de verdachte moet worden bevolen, is de OR niet bevoegd, enkel de raadkamer is hiertoe bevoegd. niet-tegensprekelijk karakter zoals alle onderzoeksverrichtingen in het vooronderzoek is het deskundigenonderzoek geheim en niet-tegensprekelijk. Het gebeurt buiten de aanwezigheid van de partijen, dus deze moeten vooraf niet worden ingelicht. De deskundige moet niet antwoorden op vragen van de partijen en zijn ontwerp van eindverslag mag enkel met toestemming van de onderzoekende magistraat aan de partijen worden voorgelegd. Aan de vereiste van een eerlijk proces is reeds voldaan als de partijen het expertiseverslag op de terechtzitting kunnen aanvechten. Er is voorgesteld de expertise reeds in de fase van het gerechtelijk onderzoek tegensprekelijk te maken. Dat de tegensprekelijkheid niet verplicht is, belet niet dat de rechter een tegensprekelijke expertise kan bevelen. Evenmin als het getuigenverhoor is het deskundigenonderzoek geregeld door het EVRM.
10.
DNA – onderzoek Dit is een bijzondere vorm van deskundigenonderzoek Sinds 1999 is het opslaan van DNA-gegevens wettelijk geregeld in België. DNA-onderzoek binnen het raam van een opsporingsonderzoek Dit is geregeld door art. 44 ter Sv. als er sporen van menselijk celmateriaal zijn aangetroffen kan de PdK, in het raam van een onderzoek dat bij hem aanhangig is, bij verdachte of slachtoffer een DNA-onderzoek laten verrichten. Dit onderzoek kan enkel worden verricht met de schriftelijke toestemming van de betrokkene en enkel meerderjarigen kunnen toestemming geven. Dit onderzoek gebeurt in het belang van het onderzoek. Er is op eigen kosten een tegenexpertise mogelijk. Na verloop van tijd wordt het afgenomen celmateriaal vernietigd. DNA-onderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek (of miniinstructie) Hier kan ook zonder toestemming van de betrokkene een DNA-onderzoek worden uitgevoerd. De voorwaarden, bepaald in art. 90undecies Sv. moeten vervuld zijn. Het feit moet strafbaar zijn met gevangenisstraf van 5 jaar of meer De afname kan slechts als er schuldaanwijzingen zijn: de OR moet over rechtstreekse aanwijzingen beschikken Er moet reeds beschikbaar celmateriaal aanwezig zijn: er moet tenminste een spoor van menselijk celmateriaal aangetroffen en verzameld zijn. Vooraleer het DNA-onderzoek te bevelen moet de OR de betrokkene horen, hem in kennis stellen van de omstandigheden van de zaak en van het feit dat
82
zijn DNA-profiel aan een vergelijkend onderzoek kan worden onderworpen. Bij weigering kan het onderzoek onder dwang worden uitgevoerd. Ook hier is tegenexpertise mogelijk op eigen kosten en wordt het celmateriaal vernietigd.
11.
Inobservatiestelling Dit deskundigenonderzoek kan enkel door de raadkamer worden bevolen, binnen het kader van een gerechtelijk onderzoek en t.a.v. verdachten van wie wordt vermoed dat ze aan een geestesstoornis lijden. Geregeld door de Wet Bescherming Maatschappij en kan worden gevraagd door de PdK, de OR, de verdachte of zijn raadsman. .de voorwaarden zijn gedeeltelijk gelijklopend met die van de voorlopige hechtenis: inobservatiestelling kan enkel worden bevolen voor misdrijven die vatbaar zijn voor voorlopige hechtenis. Toch zijn er een aantal belangrijke verschilpunten: Er moet vermoeden zijn dat de verdachte geestesgestoord is. Beperkt qua duur: in principe voor 1 maand bevolen, maar verlenging mogelijk, wel niet langer dan 6 maanden. Het bevel wordt uitgevaardigd door de raadkamer (niet door de OR) en de procedure is tegensprekelijk. Ze verloopt in aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman, die het strafdossier 48h voor de zitting van de raadkamer mag raadplegen. De inobservatiestelling wordt uitgevoerd op de psychiatrische afdeling van de strafinrichting en kan worden gevolgd door een internering. De procedure van inobservatiestelling moet slechts worden gevolgd indien het psychiatrisch onderzoek gepaard moet gaan met de vrijheidsberoving van de verdachte. Als dit niet moet, dan volstaat een gewoon deskundigenonderzoek en is geen bevel van de raadkamer vereist. In de praktijk wordt de inobservatiestelling nagenoeg nooit toegepast.
12.
Fouillering = het oppervlakkig speuren op of onder de kleren of in de bagage van een persoon, op zoek naar sporen van een misdrijf. Een rechterlijk bevel is niet vereist. Het kan zowel in het opsporingsonderzoek als in het gerechtelijk onderzoek. De Wet Politieambt bevat een wettelijke regeling voor zowel de gerechtelijke als de bestuurlijke of veiligheidsfouillering. In beide gevallen kan de fouillering gepaard gaan met een kortstondige vrijheidsberoving. Een gerechtelijke fouillering heeft tot doel een misdrijf op te sporen en is dus repressief. Een veiligheidsfouillering is preventief. Beiden mogen niet langer dan een uur duren.
13.
Onderzoek aan het lichaam Dit is een verder doorgedreven fouillering: het seksuele eergevoel kan worden gekwetst. Het kan bevolen worden door de OR, door de kamer van inbeschuldigingstelling of door de rechtbank die kennis neemt van het misdrijf.
83
Dit bevel is niet nodig bij betrapping op heterdaad of als de betrokkene meerderjarig en schriftelijk met het onderzoek instemt. Het kan ook binnen het kader van een opsporingsonderzoek plaatsvinden door de procedure van de mini-instructie. Het lichaamsonderzoek is geheim en niet-tegensprekelijk. Maar, de onderzochte kan de aanwezigheid van een vertrouwensgeneesheer eisen. Als lichaamsonderzoeken in vernederende omstandigheden worden uitgevoerd kunnen een schending van art. 3 van het EVRM opleveren.
14.
Huiszoeking
Begrip en grondslag = een onderzoeksmaatregel die ertoe strekt gegevens m.b.t. misdrijven op te sporen en te verzamelen in privé-plaatsen, m.a.w. plaatsen die door het recht op de eerbiediging van het privé-leven zijn beschermd. Het is een daad van de gerechtelijke politie: strekt ertoe de bewijzen i.v.m. een reeds gepleegd misdrijf te verzamelen. Een gerechtelijke huiszoeking is steeds reactief, ze veronderstelt dat het misdrijf reeds gepleegd is. De huiszoeking is onderworpen aan een reeks voorwaarden: een rechterlijk bevel op zich is niet voldoende, het moet bovendien voldoen aan de voorwaarden van legaliteit, proportionaliteit en legitimiteit. In België geldt de regel dat een huiszoeking slechts kan plaatsvinden op bevel van de OR, in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Tijdens een opsporingsonderzoek is de huiszoeking dus principieel niet toegelaten. De PdK en zijn hulpofficieren en alle andere politieambtenaren of inspecteurs zijn hiertoe dus niet bevoegd. Wel uitzonderingen: huiszoeking bij betrapping op heterdaad en de huiszoeking met toestemming. Toepassingsgebied De regels inzake huiszoeking gelden enkel t.a.v. privé-plaatsen, plaatsen waar de betrokkene zijn recht op privacy uitoefent. Strikt gezien: zoeking in een privé-woning. Maar ook: zoeking in gebouwen die niet strikt dienen als privé-woning (vb. bedrijven). Vb. auto op openbare weg kan worden doorzocht zonder bevel, maar voor auto op oprit van een woning, gelegen in een omheinde tuin, te doorzoeken is een bevel of toestemming vereist. Grond- en vormvoorwaarden Bevel van de onderzoeksrechter vereist. T.a.v. dit bevel worden geen inhoudelijke voorwaarden gesteld. Een huiszoeking mag niet tussen 9h ’s avonds en 5h ’s morgens. Bij het verlenen van een huiszoekingsbevel is de OR wel beperkt door de saisine: hij kan enkel die misdrijven opsporen die bij hem aanhangig werden gemaakt door de PdK of de benadeelde. Worden andere misdrijven vastgesteld in de loop van de huiszoeking, dan mag hij het onderzoek hier niet toe uitbreiden, maar moet hij het feit aan de PdK melden.
84
Gerechtelijke Huiszoeking kan ook worden uitgevoerd in de woning van een derde. De huiszoeking moet niet door de OR persoonlijk worden uitgevoerd: hij kan dit delegeren aan officieren van de gerechtelijke politie. Enkel in delicate aangelegenheden moet de OR de huiszoeking persoonlijk verrichten, vb. wanneer stukken in beslag moeten worden genomen die onder het beroepsgeheim vallen. Huiszoeking bij betrapping op heterdaad Bij betrapping op heterdaad kunnen de PdK en zijn hulpofficieren een huiszoeking verrichten zonder bevel van de OR. Deze huiszoeking kan zelfs ’s nachts worden verricht Deze huiszoeking kan echter enkel worden verricht bij de verdachte zelf en niet bij derden. Vereist is dat het misdrijf op heterdaad werd vastgesteld voorafgaand aan de huiszoeking. Huiszoeking is dus steeds een repressieve onderzoeksmaatregel, nl. een onderzoeksmaatregel m.b.t. een reeds gepleegd misdrijf. Een proactieve huiszoeking, met als doel het misdrijf op heterdaad te betrappen is niet toegelaten in België. Huiszoeking met toestemming van de bewoner van het huis Dan is geen bevel van de OR vereist. De toestemming moet wel schriftelijk zijn en aan de huiszoeking voorafgaan. Maar, wie heeft het effectieve genot van de plaats, dus wiens toestemming is geldig? Huiszoeking in hotelkamer die niet quasi-permanent door een gast wordt bewoond: toestemming van hotelhouder volstaat In principe beide echtgenoten, maar de toestemming van 1 van beiden volstaat, bij afwezigheid van de ander, op voorwaarde dat alleen vaststellingen worden gedaan tegen de toestemmer. Huiszoeking in een studentenkamer: al naargelang omstandigheden is de toestemming van de student vereist of volstaat deze van de ouders of van de verhuurder. Een militair kwartier: geen bevel nodig, want geen privé-plaats Een winkel: een voor het publiek toegankelijke plaats. Beperkingen Beperkingen gesteld aan het recht van de OR een huiszoeking te bevelen: De huiszoeking is niet mogelijk ’s nachts, d.w.z. tussen 9h ’s avonds en 5h ’s morgens. Het volstaat echter dat zij voor 9h werd aangevat; eens tijdig aangevat, mag ze na 9h worden voortgezet. Plaatsen die van een volkenrechtelijke of staatsrechtelijke immuniteit genieten kunnen niet aan een huiszoeking worden onderworpen, vb. ambassades, koninklijk paleis, gebouwen van internationale organisaties, consulaten.
85
De huiszoeking in de woning en de kantoren van een parlementslid kan enkel worden bevolen door de eerste voorzitter van het hof van beroep, op verzoek van de OR die het onderzoek voert. Huiszoeking bij een persoon gebonden aan het beroepsgeheim (zie inbeslagneming).
15.
Andere zoekingen De Wet Politieambt bevat uitdrukkelijk een machtiging voor de politie om voertuigen of andere vervoermiddelen op de openbare weg te doorzoeken, tenzij het een voertuig betreft dat als woning wordt gebruikt. Er moeten wel wettelijke redenen zijn voor de zoeking.
16.
Inkijkoperatie Deze onderscheidt zich van de huiszoeking door haar heimelijke karakter: de OR kan de politiediensten machtigen om een private plaats op heimelijke wijze te betreden. Deze onderzoeksmethode werd ingevoerd door de Wet Bijzondere Opsporingsmethoden. Ze kan bevolen worden binnen het kader van een opsporingsonderzoek (via mini-instructie) of een gerechtelijk onderzoek. De wet onderscheidt 3 mogelijke doelstellingen van een inkijkoperatie: Zoekend kijken om vast te stellen of er zaken aanwezig zijn die eventueel het voorwerp kunnen uitmaken van een inbeslagneming. Verzamelen van bewijzen. Er kunnen ook foto’s worden genomen en in beperkte mate monsters en stalen. Aanbrengen of plaatsen van bespiedingsapparatuur (geen afluisterapparatuur), vb. videocamera of bewegingsmelder. Een voorafgaand schriftelijk bevel van de OR is vereist. Veel verdere ingreep op de privacy dan de huiszoeking, dus aan striktere voorwaarden verbonden, m.n. subsidiariteit en proportionaliteit. Inkijkoperatie kan wel bevolen worden bij wijze van mini-instructie.
17.
Inbeslagneming
Algemeen Mogelijk zowel binnen een opsporingsonderzoek (enkel geregeld binnen de heterdaadprocedure, behalve als er geen huiszoeking mee gepaard gaat) als binnen een gerechtelijk onderzoek. Inbeslagneming is mogelijk t.a.v. alle zaken die schijnen vatbaar te zijn voor verbeurdverklaring of alles wat kan dienen om de waarheid aan het licht te brengen. Ook onroerende goederen die een uit een misdrijf verkregen vermogensvoordeel schijnen uit te maken kunnen in beslag worden genomen. Nu kunnen ook vermogensvoordelen worden verbeurd verklaard die niet rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde misdrijf (Kaalplukwet). In het kader van een gerechtelijk onderzoek is inbeslagneming in het wetboek opgevat als een corrolarium van de huiszoeking: de onderzoeksrechter mag
86
bij de huiszoeking alle papieren, alle voorwerpen in het algemeen opsporen die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. De opdracht tot huiszoeking en tot inbeslagneming van papieren, titels of bescheiden kan enkel gegeven worden aan en officier van de gerechtelijke politie, hulpofficier van de PdK. zaken die in beslag kunnen worden genomen Het voorwerp van het misdrijf, de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, de zaken die uit het misdrijf voortkomen en de primaire en secundaire vermogensvoordelen kunnen in beslag worden genomen. Alles wat kan dienen om de waarheid aan het licht te brengen Sinds de Kaalplukwet van 19 december 2002 kan worden overgegaan tot de inbeslagneming per equivalent: de PdK kan beslag leggen op andere zaken die zich in het vermogen van de verdachte bevinden ten belope van de vermoedelijke opbrengst van het misdrijf. Verruimde verbeurdverklaring: vermogensvoordelen verworven gedurende een periode van 5 jaar voorafgaand aan de inverdenkingstelling van de verdachte en die niet voortvloeien uit het misdrijf waaraan hij schuldig werd bevonden maar uit andere gelijkaardige misdrijven kunnen nu ook verbeurd verklaard worden. In het kader van het vooronderzoek kunnen deze vermogensvoordelen nu ook in beslag worden genomen.
kunnen zaken die zich bevinden bij een derde worden in beslag genomen? JA. Vb. goederen die in pand werden gegeven
Zaken die niet in beslag kunnen worden genomen Stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim kunnen in principe niet het voorwerp uitmaken van een inbeslagneming. Vb. er kan geen inbeslagneming worden gedaan van correspondentie tussen de verdachte en zijn advocaat.
Beheer van de inbeslaggenomen goederen Het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring werd in het leven geroepen om de gerechtelijke overheden bij te staan bij de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake inbeslagneming en verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. Als de PdK of de OR is overgegaan tot de inbeslagneming van vermogensvoordelen dan is hij verantwoordelijk voor het waardevast beheer ervan, d.w.z. de bewaring of de opslag van de goederen ofwel de vervreemding van de inbeslaggenomen goederen.
Inbeslagneming van voertuigen Deze kunnen, vor zover zij eigendom zijn van de verdachte of inverdenkinggestelde, in beslag worden genomen en ter beschikking gesteld
87
worden van de federale politie. Deze beslissing wordt genomen door de PdK of de federale procureur. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De federale politie dient het voertuig als een goede huisvader te gebruiken en kan het gebruiken voor haar normale werking.
Beklag tegen beslag: het strafrechtelijk kortgeding Mogelijkheid voor eenieder die geschaad wordt door een onderzoekshandeling m.b.t. zijn goederen om aan de OR de opheffing ervan te vragen. Dezelfde vraag kan worden gesteld aan de PdK, in het kader van een opsporingsonderzoek. Zodra de zaak aanhangig is bij het vonnisgerecht, moeten verzoeken tot deze rechter worden gericht. Wordt de opheffing geweigerd, dan kan de verzoeker hiertegen beroep aantekenen bij de kamer van inbeschuldigingstelling.
18.
Uitgestelde tussenkomst, gecontroleerde aflevering en gecontroleerde doorlevering Dit wordt uitsluitend toegepast in drugszaken. Vb. de handel in verdovende middelen die via havens en luchthavens het land binnenkomen. Het is praktisch onmogelijk alle vrachten op drugs of andere verboden trafieken te controleren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties: Uitgestelde tussenkomst: kan in een gewoon strafrechterlijk onderzoek Gecontroleerde aflevering: vormen van stelselmatige observatie of zelfs infiltratie en vallen daarom onder de bijzondere opsporingsmethoden. Zo ook Gecontroleerde doorlating Uitgestelde tussenkomst (art. 40bis Sv.) Synoniem: bewaakte aflevering. De politiediensten volgen het vervoer van de gecontroleerde goederen. Zij gaan over tot de inbeslagneming van de goederen en de vatting van de daders op het ogenblik waarop de goederen worden afgeleverd. Dit gebeurt vaak in afspraak en onderlinge coördinatie van politiediensten van verschillende staten. Binnen een gewoon opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek is dit toegelaten, maar de 2 volgende niet. De politiediensten die tot een uitgestelde tussenkomst wensen over te gaan moeten daartoe een schriftelijke machtiging krijgen van de procureur en deze moet met redenen zijn omkleed.
Gecontroleerde aflevering en doorlevering Dit zijn bijzondere opsporingstechnieken. Zij kunnen worden toegepast in het kader van een stelselmatige observatie of een politionele infiltratie. Ze kunnen enkel worden toegepast als aan de algemene voorwaarden voor infiltratie is voldaan.
88
gecontroleerde aflevering Betreft illegale transporten van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en die door de politie zelf of met de hulp van de politie worden afgeleverd. De politionele tussenkomst wordt uitgesteld tot uiterlijk op de eindbestemming in België of het buitenland. Politieagenten zullen vaak optreden onder een valse identiteit, wat betekent dat ze mogelijk als kopers, vervoerders of verkopers van de verboden waar optreden. gecontroleerde doorlevering dit is hetzelfde, maar zonder politionele tussenkomst op de eindbestemming. De goederen worden “doorgelaten” (niet in beslag genomen) en worden na de levering verder opgevolgd. Deze methode is sterk onder vuur komen te staan omdat het risico dat ze toch op de markt geraken erg groot is, doordat ze in de loop van de opvolging van het transport uit het oog wordt verloren. Naar schatting wordt ongeveer 1/3 van de gecontroleerde doorleveringen kwijt geraken!
19.
Schending briefgeheim Het onderscheppen van post (art. 46ter Sv.) Dit kan gebeuren op bevel van de PdK op voorwaarde van het bestaan van ernstige aanwijzingen dat er een strafbaar feit gepleegd is waarop een gevangenisstraf van 1 jaar of meer gesteld is. De postoperator is verplicht deze vordering uit te voeren. Deze maatregel is ook mogelijk in een pro-actief onderzoek (onder de voorwaarden van een pro-actief feit. Het moet gaan om “brievenpost”; boeken, kranten, tijschriften en e-mails kunnen niet onderschept worden. Lezen van de post (art. 88sexies Sv.) Kennisneming van de post kan enkel na machtiging door de OR, enkel bij betrapping op heterdaad kan dit ook door de PdK. Enkel de OR is gemachtigd de post te openen en kennis te nemen van de inhoud. Deze maatregel kan ook bij wijze van mini-instructie bevolen worden en het lezen van post kan dus ook gebeuren bij een opsporingsonderzoek. Kennisneming van post van een advocaat of een dokter kan enkel als deze personen er zelf van verdacht worden een misdrijf gepleegd te hebben. De strafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren moet op de hoogte gesteld worden. Indien de OR van oordeel is dat hij de inbeslagneming niet moet handhaven geeft hij de stukken onverwijld aan de postoperator terug.
20.
Identificatie telefoonnummers en opsporen & lokaliseren van telecommunicatie
89
Identificatie van telefoonnummers Art. 46bis Sv.: PdK kan te allen tijde van de operator van een netwerk de identiteit van de abonnee opvragen (vb. geheime nummers). Niets belet de OR dezelfde maatregel te bevelen in het kader van een gerechtelijk onderzoek.
Opsporen of lokaliseren van telecommunicaties Art. 88bis Sv.: er is een bevel van de OR vereist. Het betreft: 1) de opsporing van oproepgegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar bepaalde oproepen worden of werden gedaan en 2) de lokalisering van oorsprong of bestemming van telecommunicatie. Bij betrapping op heterdaad kan de PdK deze maatregel bevelen op voorwaarde dat de maatregel binnen de 24h wordt bevestigd door de OR. An 24h moet de OR overnemen en wordt de procedure van het gerechtelijk onderzoek gevolgd. Deze maatregel kan ook worden bevolen bij wijze van mini-instructie. De maatregel kan maximaal 2 maand duren, onbeperkt hernieuwbaar. In de praktijk wordt het veel gebruikt, kost minder dan afluisteren.
21.
Afluisteren van privé-(tele)communicaties
Situering De PdK kan, in geval van betrapping, de maatregel bevelen. Voor het afluisteren zijn de heterdaadbevoegdheden echter beperkt tot 2 misdrijven: afpersing en gijzeling. In dat geval moet de maatregel binnen de 24h worden bevestigd door de OR. Beschermde communicaties Ook privé-communicaties die niet via de telefoon maar via een andere informatiedrager worden gevoerd kan de OR “afluisteren, er kennis van nemen en opnemen”. Privé-communicaties kunnen ook direct worden afgeluisterd d.m.v. afluisterapparatuur (vb. richttelefoons). De OR kan de plaatsing ervan bevelen zonder toestemming of medeweten van de eigenaar. Deze communicaties zijn slechts beschermd tijdens de overbrenging ervan, niet ervoor of erna. Enkel de transmissiefase is beschermd, niet de fase tijdens dewelke gegevens op de server van de dienstverstrekker zijn opgeslagen. Ook een afdruk van een e-mail of faxbericht is niet beschermd. Grondvoorwaarden (art. 90ter Sv.) Aan meer stringente wettelijke voorwaarden onderworpen. Het feit moet in aanmerking komen voor afluistering, het feit moet reeds gepleegd zijn en de
90
overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan om de waarheid aan de dag te brengen. Proportionaliteit: het moet gaan om ernstige feiten. Deze zijn limitatief in art. 90ter. Sv. opgesomd, o.a. roofmoord, gijzeling, private omkoping,…(23). Nadeel: de lijst moet telkens worden aangevuld als er een nieuw misdrijf (in de mode) is. Als de telefoontap toevallig een misdrijf aan het licht brengt dat niet in de lijst voorkomt, moet de verkregen info aan de PdK overgemaakt worden. Hetzelfde geldt als de OZ zo een misdrijf ontdekt waarmee hij niet geadieerd is. Subsidiariteit: afluistering is enkel toegelaten voor zover de overige middelen van onderzoek niet volstaan om de waarheid aan het licht te brengen. Enkel reactief: het feit moet reeds gepleegd zijn en hiervoor moeten ernstige aanwijzingen zijn. Proactieve afluistering mag niet worden bevolen. Het misdrijf moet niet voltooid zijn: ook in gepoogde vorm zijn de opgesomde misdrijven vatbaar voor afluistering. Geen mini-instructie: deze kan een telefoontap nooit bevelen. Personen, zaken en plaatsen die het voorwerp van een afluisteringsmaatregel kunnen uitmaken (art. 90ter Sv.) Verdachten Communicatie of telecommunicatiemiddelen die geregeld door de verdachte worden gebruikt Plaatsen waar de verdachte vermoed wordt te vertoeven Derden van wie op grond van precieze feiten vermoed wordt dat zij geregeld in verbinding met de verdachte staan. Hierbij gaat het noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte. Vormvoorwaarden (art. 90ter. Sv.) Er moet een voorafgaande machtiging zijn van de OR, die wordt verleend bij een met redenen omkleed bevel dat aan de PdK wordt meegedeeld. Hierin moeten bepaalde vermeldingen voorkomen, die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven.
Duur van de maatregel Max. 1 maand, te rekenen van het bevel van de OR, duren. De OR kan dit evenwel 1 of meerdere keren verlengen, met een max. van 6 maanden. Afluistering en het beroepsgeheim De communicatie die onder het beroepsgeheim valt, wordt niet opgenomen in het PV van afluistering dat door de OR wordt opgemaakt. In principe kan geen afluistering bevolen worden t.a.v. personen die gehouden zijn door het beroepsgeheim, tenzij de betrokkene zelf verdacht wordt. Ook voor het afluisteren van gesprekken t.a.v. advocaten en artsen is in een speciale procedure voorzien: de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren moet op de hoogte gebracht zijn. Een
91
gelijkaardige bescherming voor de afluistering van telefoongesprekken van (federale en regionale) parlementsleden.
Praktische uitvoering van de maatregel Enkel door officieren van de gerechtelijke politie. Alles wordt opgenomen op band en beluisterd, maar het wordt niet allemaal meer opgenomen in het PV. De OR beslist welke passages nuttig zijn voor het onderzoek en deze worden overgeschreven. De opnames, de overgeschreven passages, de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en van de identificatiegegevens van de communicatiemiddelen worden bewaard, verzegeld ter griffie. De inverdenkinggestelde, de beklaagde, de burgerlijke partij of hun raadsman kunnen aan de OR vragen kennis te mogen nemen van de niet neergeschreven passages. Iedereen wordt schriftelijk in kennis gesteld van de aard van die maatregel en van de dagen waarop die is uitgevoerd op het einde van het onderzoek.
22.
Bijzondere opsporingsmethoden
23.
Stelselmatige observatie Infiltratie Gebruik van informanten
Voorlopige maatregelen t.a.v. rechtspersonen Sinds de invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen kunnen ook gerechtelijke onderzoeken m.b.t. rechtspersonen worden bevolen. Voorlopige maatregelen in het gerechtelijk onderzoek: Schorsing van de procedure van vereffening. Vb. BVBA die wordt verdacht, zou zichzelf proberen ontbinden om zo haar straf te ontlopen. Verbod van specifieke vermogensrechtelijke transacties om zo de onvermogendheid van de rechtspersoon te verhinderen. Betaling van een borgsom eisen. Vb. Om de latere uitvoering van sancties te verzekeren.
24.
Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijke enquête Door de Probatiewet kan de OR beiden bevelen, ambtshalve of op verzoek van de verdachte. Als de verdachte reeds veroordeeld werd tot een straf van meer dan 12 maanden, kan enkel een maatschappelijke enquête worden bevolen. Ook de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten kunnen beide bevelen. Het beknopt voorlichtingsrapport kan ook dor de PdK worden bevolen in het raam van een opsporingsonderzoek. DOEL: schetsen van de persoonlijkheid en gedrag van de verdachte evenals zijn milieu (omgeving) om zo een individualisering van de straf te verwezenlijken.
92
Hoofdstuk VI: De voorlopige hechtenis 1. Algemene beginselen
Begrip De voorlopige hechtenis is de vrijheidsberoving van een verdachte in het kader van een onderzoek in strafzaken. Het is een aantasting van het recht op de eerbiediging van de persoonlijke vrijheid. In 1990 werd een nieuwe Voorlopige Hechteniswet van kracht in België Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen: - politiearrestatie: kan max 24u duren - medebrengingsbevel: heeft tot doel de ondervraging van een niet-vrijwillig verschijnend persoon door de onderzoeksrechter mogelijk te maken - aanhoudingsbevel: uitgevaardigd door de onderzoeksrechter. Hier is sprake van een langere vrijheidsberoving dan in bovenstaande 2. De arrestatie door politie of parket is slechts mogelijk bij ernstige aanwijzigen van schuld. Een aanhoudingsbevel door de onderzoeksrechter kan slechts worden uitgevaardigd wanneer de vrijheidsberoving bovendien, om redenen die verband houden met de openbare veiligheid, volstrekt noodzakelijk is. Bronnen
De grondwet Art.12 De wet - Voorlopige hechteniswet - Wet van 13 maart 1975 betreffende de onwerkzame voorlopige hechtenis De menserechten Deze worden een steeds belangrijkere bron van het strafprocesrecht. De kernbepaling hier is art.5 EVRM: waarborging vh recht op persoonlijke vrijheid. Kenmerken
De voorlopige hechtenis is steeds uitzonderlijk Kan enkel worden bevolen wanneer het werkelijk nodig is, dus slechts in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid. De voorlopige hechtenis is geen straf Zolang over de grond van de zaak geen uitspraak is gedaan, wordt de verdachte vermoed onschuldig te zijn. Voorlopige hechtenis mag enkel op voorwaarde dat de aanhouding absoluut noodzakelijk is ter vrijwaring van de openbare veiligheid. De straf van het veroordelend vonnis zal worden verminderd met het aantal
93
dagen dat de veroordeelde, tijdens het gerechtelijk onderzoek, in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht De voorlopige hechtenis is geen onderzoeksmaatregel Het loutere belang van het onderzoek is onvoldoende om de voorlopige hechtenis te verantwoorden. De noodwendigheden vh onderzoek volstaan dus niet op zichzelf om de aanhouding van de verdachte te rechtvaardigen. Deze regel wordt in de praktijk echter vaak met de voeten getreden. Voorlopige hechtenis mag niet worden gebruikt als dwangmiddel om iemand tot bekentenissen aan te zetten. De voorlopige hechtenis is steeds voorlopig Op geregelde tijdstippen tijdens het gerechtelijk onderzoek wordt nagegaan of de voortzetting van de voorlopige hechtenis nog noodzakelijk is. De duur van de voorlopige hechtenis is vandaag beperkt door de redelijke termijn: de verdachte moet in vrijheid worden gesteld als de VH onredelijk lang aansleept. Voorlopige hechtenis kan enkel door een rechter worden bevolen De verdachte kan wel door de PdK worden gearresteerd, maar deze arrestatie kan nooit langer dan 24u duren! Het bevel tot verdere vrijheidsberoving kan enkel door de onderzoeksrechter worden verleend. Voorlopige hechtenis en andere vrijheidsberovingstitels
Bestuurlijke aanhouding Het gaat hier om een louter preventieve vrijheidsberoving, die kan worden uitgevoerd los van de vraag of de verdachte een misdrijf heeft gepleegd. De bestuurlijke aanhouding is geregeld in de Wet Politieambt: politieagenten mogen overgaan tot aanhouding in 4 gevallen: - aanhouding ve persoon die hen hindert in de vervulling van hun opdracht het verkeer vrij te houden - aanhouding ve persoon die de openbare rust daadwerkelijk verstoort - aanhouding ve persoon tav wie ernstige aanwijzingen bestaan dat hij voorbereidingen treft een misdrijf te plegen - aanhouding ve persoon die een misdrijf pleegt dat de openbare rust/veiligheid ernstig in gevaar brengt De vrijheidsberoving mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden en mag in geen geval de 12u boven gaan. De persoon die bestuurlijk wordt aangehouden mag vragen dat een persoon waarin hij vertrouwen heeft, hiervan verwittigd wordt De kortstondige vrijheidsbeneming in het kader ve fouillering Er zijn 2 soorten fouillering: een gerechtelijke en een bestuurlijke. De betrokkene mag max 1u bij een bestuurlijke en max 6 u bij een gerechtelijke fouillering worden opgehouden. Deze zaken zijn geregeld in de Wet Politieambt
94
De aanhouding op grond van het vattingsbevel Wanneer de veroordeelde zich, na het definitief worden van zijn veroordeling, niet spontaan aanmeldt om zijn gevangenisstraf uit te zitten, dan kan tegen hem een vattingsbevel worden uitgevaardigd. Dit bevel wordt door de PdK uitgevaardigd. 2. Arrestatie
Begrip Dit is de vrijheidsbeneming die aan de eigenlijke vrijheidsberoving door de onderzoeksrechter voorafgaat. Het is een kortstondige beroving die niet langer mag duren dan 24u en die tot doel heeft de verdachte ter beschikking te stellen van de PdK of de onderzoeksrechter. Men gebruikt hierbij vaak de term aanhouding ter voorgeleiding.
Personen bevoegd tot arrestatie De politie kan een verdachte enkel aanhouden bij betrapping op heterdaad. Als dit niet het geval is, kan enkel de PdK beslissen de verdachte te arresteren. Ook particulieren hebben in geval van betrapping op heterdaad het recht de verdachte aan te houden. Van een echte arrestatie is echter geen sprake. Ze moeten onmiddellijk de politie op de hoogte brengen.
Misdrijven vatbaar voor arrestatie De wet bepaalt dit niet uitdrukkelijk. Arrestatie is mogelijk voor alle misdaden en wanbedrijven en er moet geen rekening worden gehouden met de drempel minimaal 1 jaar gevangenisstraf zoals wel het geval is bij een aanhoudingsbevel van de onderzoeksrechter. Het was echter de bedoeling van de wetgever de politiearrestatie te beperken tot de gevallen waarin voorlopige hechtenis mogelijk is dus moet het gaan om een feit waarop een straf is gesteld van tenminste 1 jaar gevangenisstraf. Ook de arrestatie door particulieren is onduidelijk
Is de arrestatieregeling in overeenstemming met de Grondwet en het EVRM? Doordat de aanhouding nu wettelijk geregeld is, is ze niet langer in strijd met art.5 EVRM. De vraag blijft echter bestaan of ze in overeenstemming is met de Grondwet. Art.12 bepaalt uitdrukkelijk dat een aanhouding slechts mogelijk is krachtens een rechterlijk bevel. Politiearrestatie zonder rechterlijk bevel is echter toegelaten voor zover zij niet langer dan 24u duurt. Rechten van de gearresteerde De wet verleent aan de gearresteerde geen specifieke rechten De termijn van 24u De gearresteerde persoon mag in geen geval langer dan 24u worden aangehouden.
95
Deze termijn is van groot praktisch belang: als de 24u is overschreden, mag de onderzoeksrechter in principe geen medebrengingsbevel of aanhoudingsbevel meer uitvaardigen. Berekening (Voorlopige Hechteniswet) -
-
betrapping op heterdaad: termijn gaat in op het ogenblik dat de verdachte niet meer beschikt over de vrijheid van komen en gaan vrijheidsberoving door een particulier: termijn begint te lopen op het ogenblik dat de particulier de feiten aan de politie heeft gemeld geen betrapping op heterdaad: termijn begint te lopen vanaf het moment waarop de verdachte in kennis wordt gesteld van de beslissing van de PdK hem van zijn vrijheid te beroven.
De politie is verplicht om in het proces-verbaal uitdrukkelijk melding te maken van het juiste uur van de effectieve vrijheidsbeneming. Hierdoor worden latere betwistingen uitgesloten. Om een persoon langer dan 24u van zijn vrijheid te kunnen beroven is een rechterlijk bevel nodig. Dit kan een bevel tot medebrenging of een aanhoudingsbevel zijn. 3. Bevel tot medebrenging Dit is een met reden omkleed bevel van de onderzoeksrechter met als doel een niet spontaan verschijnende getuige of verdachte met dwang voor zich te laten brengen met het oog op een ondervraging. Een persoon die krachtens een medebrengingsbevel voor de onderzoeksrechter werd geleid, moet door deze laatste worden ondervraagd binnen 24u te rekenen vanaf de betekening van het bevel tot medebrenging. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de betekening uiterlijk moet worden uitgevoerd binnen de 24u te rekenen van de effectieve vrijheidsbeneming, zoniet moet de verdachte in vrijheid worden gesteld. Het medebrengingsbevel kan ook door een vonnisrechter worden uitgevaardigd wanneer hij de persoonlijke verschijning vd beklaagde heeft bevolen en deze laatste geen gevolg heeft gegeven aan het bevel. 4. Aanhoudingsbevel In tegenstelling tot het medebrengingsbevel, dat enkel een vrijheidsberovingstitel voor ten hoogste 24u kan opleveren en dat alleen ondervraging vd betrokkene (verdachte óf getuige) tot doel heeft, kan een aanhoudingsbevel enkel tegen een verdachte worden uitgevaardigd en slechts voor zover het volstrekt noodzakelijk is. Het is aan strikte vorm- en grondvoorwaarden onderworpen.
96
Grondvoorwaarden Er moeten ernstige schuldaanwijzingen zijn De onderzoeksrechter mag zijn beslissing steunen op feiten die niet in de tenlastelegging vermeld zijn maar waarvan in het dossier melding is gemaakt. Wel is vereist dat het aanhoudingsbevel steunt op wettig verkregen bewijsmateriaal. Deze voorwaarde impliceert dat het misdrijf reeds gepleegd moet zijn. Dit wil zeggen dat enkel verdachten kunnen worden aangehouden. Omdat een aanhoudingsbevel ernstige aanwijzingen van schuld veronderstelt gaat het noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte. Het feit moet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van minstens 1 jaar Feiten, die voor de verdachte een correctionele hoofdgevangenisstraf van minstens 1 jaar tot gevolg kunnen hebben, zijn vatbaar voor voorlopige hechtenis. Zelfs al is de maximumstraf 1 jaar, dan komt men ook in aanmerking voor een aanhoudingsbevel. De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn en de wettelijke redenen voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn Aanhouding kan slechts worden bevolen in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid. Een onderscheid wordt gemaakt naargelang vd ernst vd feiten waarvoor het aanhoudingsbevel wordt afgeleverd. Indien het een feit betreft waarop een straf staat van meer dan 15j opsluiting, dan volstaat de onderzoeksrechter met de vaststelling dat de voorlopige hechtenis volstrekt noodzakelijk is voor de openbare veiligheid. Indien het feit echter strafbaar is met een lagere straf, kan de aanhouding slechts worden bevolen mits er één van volgende ernstige redenen aanwezig is: - recidivegevaar: de in vrijheid gelaten verdachte zou nieuwe misdaden of wanbedrijven plegen - vluchtgevaar: de verdachte zou zich aan het optreden vh gerecht onttrekken - verduisteringsgevaar: de verdachte zou pogen bewijzen te laten verdwijnen - collusiegevaar: de verdachte zou zich verstaan met derden. Er is echter ook vereist dat de rechter die het aanhoudingsbevel verleent dit zou motiveren. Deze motiveringsplicht is bedoeld om de willekeur van de onderzoeksrechter tegen te gaan.
Vormvoorwaarden De ondervraging door de onderzoeksrechter Alvorens een aanhoudingsbevel uit te vaardigen moet de onderzoeksrechter de verdachte ondervragen. Het doel hier is nagaan of de volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid wel degelijk aanwezig is. Op grond hiervan zal hij het aanhoudingsbevel kunnen motiveren. 97
De onderzoeksrechter moet de ondervraging persoonlijk verrichten en deze ondervraging vindt plaats buiten de aanwezigheid van zijn raadsman. De onderzoeksrechter is wettelijk verplicht de verdachte ervan te verwittigen dat hij onder aanhoudingsbevel kan worden geplaatst en moet aan de verdachte meedelen dat hij het recht heeft een advocaat te kiezen. Van de ondervraging door de onderzoeksrechter wordt een proces-verbaal opgemaakt. Hierin moet melding worden gemaakt van het uur vh begin van de ondervraging, vd eventuele onderbrekingen en vh einde van de ondervraging. Dit om al te langdurige, nachtelijke ondervragingen te beperken tot de gevallen waarin dit strikt noodzakelijk is. Indien de ondervraging onmogelijk is omdat de verdachte voortvluchtig is, kan de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel bij verstek uitvaardigen. Dit zal ook het geval zijn wanneer de verdachte zich in het buitenland bevindt. Het aanhoudingsbevel moet gemotiveerd zijn -
ratio legis vd motiveringsplicht De wet van 13 maart 1973: om de onderzoeksrechters ertoe te verplichten voorlopige hechtenis slechts in geval van absolute noodzaak toe te staan, werd voorzien in de verplichting het aanhoudingsbevel in bepaalde gevallen op concrete wijze te motiveren, itt vroeger waar het enkel op louter formele wijze gemotiveerd diende te worden. De wet van 1990 heeft dit nog verscherpt. In de praktijk wordt deze motiveringsplicht echter niet altijd even nauwgezet nageleefd.
-
inhoud motiveringsplicht •
•
•
•
•
verplichte vermeldingen zijn het feit waarvoor het wordt verleend, dwz de wetsbepaling die bepaalt dat het feit een misdaad of een wanbedrijf is en het bestaan van ernstige aanwijzingen van schuld de rechter moet de feitelijke omstandigheden vd zaak vermelden alsook de omstandigheden eigen aan de persoon vd verdachte die de voorlopige hechtenis wettigen. Voor feiten die gestraft worden met minder dan 15j opsluiting moet de rechter de omstandigheden vermelden die de aanhouding volstrekt noodzakelijk maken voor de openbare veiligheid Betreft het feiten waarop een minder zware straf staat, dan moet de rechter bovendien zeggen waarom er in het concrete geval recidivegevaar, collusiegevaar, vluchtgevaar of verduisteringsgevaar bestaat. Het aanhoudingsbevel wordt door de rechter die het verleend ondertekend en met zijn zegel bekleed. De verdachte wordt erin met naam genoemd of zo duidelijk mogelijk aangewezen.
98
Het aanhoudingsbevel moet binnen de 24u aan de verdachte worden betekend -
termijn van 24u Een verdachte kan nooit langer dan 48u van zijn vrijheid worden beroofd alvorens onder een aanhoudingsbevel te worden geplaatst. In elk geval moet er binnen de 24u een rechterlijk bevel zijn, minstens een medebrengingsbevel. Als er een medebrengingsbevel werd uitgevaardigd, dan beschikt de rechter nog over een bijkomende termijn van 24u na de betekening van dit bevel om het aanhoudingsbevel te verlenen. Bij gebrek aan een regelmatige betekening binnen de wettelijke termijn, wordt de verdachte in vrijheid gesteld.
-
betekening vh aanhoudingsbevel Kan worden uitgevoerd door de griffier van de onderzoeksrechter, door de directeur vd strafinrichting of door een agent van de openbare macht. Deze betekening gebeurt mondeling met afgifte van een volledig afschrift van de akte. De verdachte krijgt tegelijkertijd een afschrift van het proces-verbaal van zijn verhoor door de onderzoeksrechter en tevens van de pv’s vd politieverhoren.
5. Verbod van vrij verkeer Dit is een maatregel van de onderzoeksrechter waardoor de verdachte gedurende 3 dagen het recht op contact met derden wordt ontzegd. De Voorlopige hechteniswet bepaalt echter dat de verdachte onmiddellijk na het eerste verhoor vrij verkeer kan hebben met zijn raadsman. Deze maatregel wordt ook de “op secreet stelling” genoemd, kan voor ten hoogste 3 dagen worden bevolen en kan niet worden vernieuwd! Het verbod van vrij verkeerd geldt in personam: indien tegen een zelfde verdachte 2 verschillende aanhoudingsbevelen werden uitgevaardigd, kan het verbod op vrij verkeer slechts eenmaal worden opgelegd. 6. Opheffing aanhoudingsbevel De onderzoeksrechter zal dit doen als hij van oordeel is dat de verdere aanhouding van de verdachte niet langer genoodzaakt is. Deze maatregel wordt soms handlichting genoemd. Het gaat om een met redenen omklede beschikking van de onderzoeksrechter die onmiddellijk aan de PdK wordt medegedeeld. Wanneer deze handlichting na de handhaving van de raadkamer wordt verleend, kan de PdK binnen de 24u verzet doen tegen de beschikking van de onderzoeksrechter. In dit geval wordt de zaak voor de raadkamer gebracht die dan zal beslissen. Deze beslissing moet genomen worden binnen de 5 dagen te rekenen van de mededeling vd beschikking vd onderzoeksrechter aan de PdK. Indien dan niet is beslist, wordt de verdachte in vrijheid gesteld.
99
7. aanhoudingsbevel tav een in vrijheid gelaten of gestelde verdachte Deze mogelijkheid staat open als de verdachte verzuimt bij enige proceshandeling te verschijnen of indien nieuwe en ernstige omstandigheden, die na de vrijlating zijn ontstaan of aan het licht gekomen, het aanhoudingsbevel noodzakelijk maken. Het aanhoudingsbevel moet de nieuwe omstandigheden vermelden. 8. rechterlijk toezicht op de voorlopige hechtenis
Art.5 EVRM Eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid is beroofd, heeft het recht de rechtmatigheid van deze vrijheidsberoving door een rechter te laten beoordelen. Deze toetsing behelst zowel de wettelijkheid als de opportuniteit van de vrijheidsberoving. Dit artikel vereist evenwel niet dat de rechterlijke toetsing van de voorlopige hechtenis ambtshalve gebeurt. Hoewel de verdachte geen beroep kan aantekenen tegen zijn aanhouding, wordt de wettigheid vd aanhouding door de raadkamer gecontroleerd en vindt er op geregelde tijdstippen een opportuniteitscontrole door de raadkamer plaats. Rechtsmiddelen tegen het aanhoudingsbevel Tegen het aanhoudingsbevel zelf kan door niemand hoger beroep worden aangetekend. Handhaving vh aanhoudingsbevel door de raadkamer De bovenstaande onmogelijkheid wordt gecompenseerd door de automatische controle door de raadkamer die ambtshalve plaatsvindt binnen de 5 dagen na de verlening van het aanhoudingsbevel
Draagwijdte van de controle -
Handhaving van het aanhoudingsbevel na 5 dagen Art.21 Voorlopige hechteniswet: het aanhoudingsbevel is geldig voor hoogstens 5 dagen, te rekenen van zijn tenuitvoerlegging. Vóór het verstrijken van deze termijn beslist de raadkamer of de voorlopige hechtenis gehandhaafd moet blijven. Deze controle gebeurt ambtshalve, dwz dat de aangehoudene er zelf niet uitdrukkelijk hoeft om te vragen. Het betreft hier zowel een wettigheidscontrole (zijn alle grond- en vormvoorwaarden nageleefd?) als een opportuniteitscontrole (noodzakelijkheid handhaving voorlopige hechtenis).
-
De maandelijkse handhaving door de raadkamer Art.22 Voorlopige hechteniswet: zolang aan de voorlopige hechtenis geen einde wordt gemaakt en het gerechtelijk onderzoek niet is afgesloten, oordeelt
100
de raadkamer van maand tot maand over het handhaven vd voorlopige hechtenis. Het betreft hier een zuivere opportuniteitscontrole. De raadkamer moet tevens nagaan of de voortduring van de voorlopige hechtenis redelijkerwijze verantwoord is. De hechtenis mag immers niet onredelijk lang aanslepen. Indien de redelijke termijn is overschreden, moet men de vrijlating van de verdachte bevelen -
De inzage in het strafdossier en samenvattende ondervraging De aangehouden verdachte heeft van bij het begin recht tot inzage in het strafdossier. Bij de maandelijkse verschijningen voor de raadkamer, heeft de verdachte of zijn raadsman de mogelijkheid aan de onderzoeksrechter te vragen om binnen de 10 dagen vóór zijn verschijning, ondervraagd te worden. Deze samenvattende ondervraging wordt geleid door de onderzoeksrechter, in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte en het OM.
Procedure De rechtspleging verloop achter gesloten deuren, in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat. Hierdoor is zij gedeeltelijk tegensprekelijk. Bij langdurige onderzoeken kan de verdachte vragen om in een openbare terechtzitting te verschijnen. De raadkamer moet antwoorden op de conclusies van de partijen: betwisten deze de motivering van het aanhoudingsbevel, dan moet de raadkamer preciseren welke concrete gegevens volgens haar de schuldaanwijzingen uitmaken waarop de voortzetting van de vrijheidsberoving steunt. Rechtsmiddelen -
Hoger beroep Zowel de verdachte als het Om kunnen hoger beroep aantekenen tegen de beschikkingen van de raadkamer. Dit hoger beroep moet worden ingesteld bij de kamer van inbeschuldigingstelling, binnen de 24u te rekenen vanaf de dag van de beschikking of vanaf de betekening. Indien de KvI geen uitspraak heeft gedaan binnen de 15dagen nadat het beroep werd aangetekend, moet de verdachte worden vrijgelaten
-
Cassatieberoep Kan worden aangetekend binnen de 24u, te rekenen van de dag waarop het arrest aan de verdachte werd betekend. Het Hof van Cassatie moet binnen de 15 dagen na het instellen van het cassatieberoep beslissen, zoniet wordt de verdachte in vrijheid gesteld.
101
Na de regeling der rechtspleging: het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling De periodieke controles op de voorlopige hechtenis gelden slechts voor de duur van het gerechtelijk onderzoek. Na de regeling der rechtspleging vinden er gen ambtshalve maandelijkse controles meer plaats. De verdachte heeft echter steeds de mogelijkheid om zelf te vragen voorlopig in vrijheid te worden gesteld, dmv een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling. Over dit verzoekschrift moet binnen de 5 dagen worden beslist, anders wordt de betrokkene in vrijheid gesteld. Voor beklaagden wordt dot verzoek gericht tot de correctionele rechtbank, voor beschuldigden is dit de kamer van Inbeschuldigingstelling 9. voorlopige hechtenis en regeling vd rechtspleging -
-
-
Bij buitenvervolgingstelling en bij verwijzing naar de politierechtbank wordt de verdachte in vrijheid gesteld. Bij verwijzing naar de correctionele rechtbank of naar de politierechtbank kan de raadkamer de voorlopige hechtenis handhaven Is het feit waarvoor wordt verwezen niet strafbaar met een gevangenisstraf van minstens 1 jaar, dan wordt de verdachte in vrijheid gesteld onder de verplichting om op een te bepalen dag voor de bevoegde rechtbank te verschijnen. Is het feit wel strafbaar met een gevangenisstraf van minstens 1 jaar en overstijgt de duur van de straf de duur vd reeds ondergane voorlopige hechtenis, dan kan ze beslissen dat de verdachte aangehouden blijft. Bij verwijzing naar het hof van assisen kunnen de raadkamer en de KvI een beschikking tot gevangenneming verlenen
Wanneer de raadkamer beslist de voorlopige hechtenis voort te zetten, dan moeten de redenen voorhanden zijn. De beschikking van de raadkamer moet worden gemotiveerd. In geval de raadkamer beslist tot invrijheidstelling van de verdachte kan het OM hiertegen beroep aantekenen bij de KvI 10. onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting Wanneer de vonnisrechter over de grond van de zaak heeft beslist, komt er normaal een einde aan de voorlopige hechtenis, zowel bij vrijspraak als bij veroordeling. Een veroordelend vonnis kan echter slechts worden uitgevoerd voor zover het in kracht van gewijsde is getreden. Indien de veroordeelde binnen de wettelijke termijn beroep of verzet aantekent, wordt de uitvoering van het vonnis geschorst en kan het niet in kracht van gewijsde treden. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting kan niet ambtshalve door de rechtbank worden bevolen: zij kan hiertoe slechts beslissen op vordering van het openbaar ministerie, en na een apart debat. De beslissing tot onmiddellijke aanhouding moet in concreto worden gemotiveerd. Deze beslissing is niet vatbaar
102
voor hoger beroep of verzet. De beklaagde heeft wel de mogelijkheid zijn voorlopige invrijheidstelling te vragen 11. alternatieven voor de voorlopige hechtenis Sinds 1990 kan de onderzoeksrechter de verdachte onder bepaalde voorwaarden in vrijheid laten. Het gaat hier om een minder ingrijpende maatregel, die echter dezelfde doelen nastreeft als de voorlopige hechtenis, en die aan dezelfde voorwaarden verbonden is.
Vrijheid en invrijheidstelling onder voorwaarden Dit kan worden bevolen in alle gevallen waarin de voorlopige hechtenis kan worden bevolen of gehandhaafd. Zij kan zowel door de onderzoeksrechter als door de raadkamer en de KvI worden bevolen, en zelfs door het vonnisgerecht. Ze kan evenwel slechts worden bevolen voor zover de voorwaarden voor de voorlopige hechtenis vervuld zijn. Voorwaarden waaraan de vrijheid of invrijheidstelling onder voorwaarden moet voldoen Deze maatregel kan slechts worden bevolen in de gevallen waarin voorlopige hechtenis mogelijk is. We kunnen ons echter de vraag stellen of het niet tegenstrijdig is enerzijds vast te stellen dat de aanhouding van een verdachte volstrekt noodzakelijk is voor de openbare veiligheid en anderzijds deze verdachte onder voorwaarden vrij te laten of in vrijheid te stellen?
Voorwaarden die kunnen worden opgelegd De voorwaarden worden door de rechter bepaald. Deze is hierbij niet volledig vrij: de opgelegde voorwaarden moeten betrekking hebben op de omstandigheden recidivegevaar, vluchtgevaar, verduisteringsgevaar of collusiegevaar. De vrijheid of invrijheidstelling onder voorwaarden mag geen surrogaat-straf zijn. De voorwaarden worden opgelegd voor een termijn van 3 maanden en kunnen in de loop van het onderzoek steeds worden gewijzigd, opgeheven of verlengd.
Toezicht op de naleving van de voorwaarden Hiervoor kan een beroep gedaan worden op de politiediensten of op justitieassistenten. Deze zorgen voor de begeleiding en het toezicht op de voorlopig gehechten die voorwaardelijk in vrijheid werden gesteld. Bij niet-naleving vd voorwaarden kan een aanhoudingsbevel worden uitgevaardigd door de onderzoeksrechter tijdens het gerechtelijk onderzoek en door de vonnisrechter na het beëindigen ervan.
103
Rechtsmiddelen De verdachte kan een verzoekschrift indienen bij de raadkamer om de voorwaarden die werden opgelegd door de onderzoeksrechter geheel of gedeeltelijk op te heffen. Tegen de beschikking van de raadkamer kan hoger beroep worden aangetekend
Vrijheid of invrijheidstelling met borgsom Dit is een fundamenteel recht in common law-landen. In de continentale landen is dit recht veel minder ontwikkeld. Deze maatregel kan in alle fasen van de rechtspleging worden bevolen. De beslissing kan worden genomen door de onderzoeksrechter, door de raadkamer of de KvI en door de vonnisgerechten. De rechter bepaalt op onaantastbare wijze het bedrag van de borgsom en dit bedrag wordt door de verdachte gestort in de deposito- en consignatiekas. Verschijnt de betrokkene bij alle proceshandelingen, dan wordt de geldsom teruggegeven. Deze zekerheidstelling waarborgt de verschijning van de verdachte. De zekerheidstelling mag niet worden gebruikt voor de betaling van de burgerlijke schadevergoeding of voor de uitvoering van patrimoniale straffen. De maatregel kan enkel worden bevolen voor zover de voorwaarden voor de verlening van het aanhoudingsbevel voorhanden zijn. De volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid moet dus aanwezig zijn. Ook hier schuilt weer dezelfde contradictie als hierboven omschreven.
104
Deel IV: Het onderzoek ter terechtzitting Hoofdstuk I: Inleiding Het onderzoek ter terechtzitting is de procesfase waarin wordt beslist over de grond van de zaak. Deze procesfase betreft de vraag of de feiten uit de tenlastelegging bewezen zijn en of de beklaagde schuldig is. Het speelt zich af voor de vonnisgerechten. De rechter speelt tijdens het onderzoek ter terechtzitting een actieve rol bij de waarheidsvinding: het is de rechter die het onderzoek leidt, die de verdachte verhoort en de getuigen ondervraagt en die eventuele bijkomende onderzoeksverrichtingen kan bevelen.
Hoofdstuk II: De bevoegdheid in strafzaken 1. Algemene bevoegdheidsregels De bevoegde rechter is de rechter die bij wet is aangewezen om kennis te nemen van de zaak. Dit is één van de fundamentele rechten van de verdediging: hierdoor wordt immers verhinderd dat het OM of de burgerlijke partij aan jurisdiction shopping zouden doen. De bevoegdheidsregels in strafzaken zijn van openbar orde: ze zijn bij wet vastgelegd
Algemene regels Bevoegdheid ratione materiae Deze wordt bepaald door de aard van het misdrijf. Dit levert de volgende rationele indeling op: - misdaden behoren tot de bevoegdheid van het Hof van Assisen - wanbedrijven tot de bevoegdheid vd correctionele rechtbanken - overtredingen tot de bevoegdheid van de politierechtbanken Deze indeling is volledig scheefgetrokken. Vooreerst werd door de Wet Verzachtende Omstandigheden de procedure van correctionalisering en contraventionalisering ingevoerd waardoor de correctionele rechtbank niet enkel kennis neemt van wanbedrijven, maar ook van vele misdaden. Anderzijds neemt ze ook kennis van sommige overtredingen. De bevoegdheid van politierechtbanken is nu veel ruimer dan enkel overtredingen. Ze kunnen kennis nemen van een hele reeks wanbedrijven. Sinds 1994 is ze vooral een verkeersrechtbank: ze is nu bevoegd kennis te nemen van wanbedrijven gepleegd in het kader van het wegverkeer
105
Bevoegdheid ratione personae Deze wordt bepaald door de hoedanigheid van de beklaagde. Normaal heeft deze geen weerslag op de bevoegdheid van de rechtscolleges. De gewone vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de aard van het misdrijf, de bijzondere vonnisgerechten echter op de hoedanigheid van de dader. Voorbeelden hiervan zijn de jeugdgerechten, de militaire rechtscolleges en het Hof van Beroep. Bevoegdheid ratione loci Elk rechtscollege is in principe slechts bevoegd binnen een bepaalde territoriale omschrijving. Voor de politierechtbanken en de correctionele rechtbanken is dit het arrondissement. De hoven van Beroep zijn bevoegd in het rechtsgebied, de assisenhoven in de provincie en het Hof van Cassatie over het hele rijk. De bepaling van de bevoegdheid ratione loci in een concreet geval gebeurt door de PdK en de onderzoeksrechter. Op grond van art.23 Sv zijn op gelijke wijze bevoegd de rechtbank van de plaats waar het misdrijf werd gepleegd (forum delicti commissi), de rechtbank vd plaats waar de verdachte verblijft (forum domicilii) en de rechtbank van de plaats waar de verdachte kan worden aangetroffen (forum deprehensionis). Het gevolg hiervan is dat steeds tegelijkertijd 3 rechtscolleges bevoegd zijn kennis te nemen van dezelfde zaak, wat in de praktijk aanleiding kan geven tot bevoegdheidsconflicten. Afwijkingen van de hierboven geschetste bevoegdheidsregels zijn: - jeugdrechtbanken - eerste burgerlijke kamer vh Hof van Beroep - het Hof van Beroep van Brussel - correctionele rechtbank - strafgerechten die zetelen als beroepsinstantie en de rechtscolleges die kennis nemen vd zaak na cassatie. Uitzonderingen op de bevoegdheidsregels Deze uitzonderingen kunnen enkel uit de wet voortvloeien. De uitzonderingen worden hieronder besproken
Samenhang Er is samenhang wanneer tussen 2 of meer zaken een verband bestaat dat van zulke aard is dat het vereist dat de zaken samen door dezelfde rechtbank worden behandeld. Het gevolg is dat de ratione materiae, personae of loci worden samengevoegd ten voordele van één enkel rechtscollege. Dit heft uitbreiding van bevoegdheid tot gevolg.
106
Een 1ste geval van samenhang doet zich voor wanneer meerdere misdrijven tegelijkertijd zijn gepleegd door verschillende personen samen. Er is ook samenhang wanneer meerdere personen ten gevolge van een voorafgaandelijke afspraak feiten hebben gepleegd, op onderscheiden plaatsen en tijdstippen, om het misdrijf mogelijk te maken of te vergemakkelijken, of om de straffeloosheid ervan te verzekeren. • bv. A steelt wagen in Oostende zodat B een gewapende diefstal in Brussel kan plegen en dat C met de wagen, die gebruikt werd voor de diefstal in Brussel, A en B naar een schuiloord te Gent vervoert. Een ander toepassingsgeval is wanneer een zelfde verdachte wordt vervolgd wegens verschillende misdrijven die ratione materiae, personae of loci tot de bevoegdheid van verschillende vonnisgerechten behoren. • bv. A wordt veroordeeld wegens openbare zedenschennis (wanbedrijf) en roofmoord (misdaad). Tenslotte is er sprake van samenhang in de situatie waarin de band tss 2 of meerdere misdrijven van zodanige aard is dat hij, met het oog op een goede rechtsbedeling en met inachtneming van de rechten van de verdediging, vereist dat die misdrijven aan dezelfde strafrechtbank worden toevertrouwd
- Samenhang ratione materiae Hier gebeurt de samenvoeging ten voordele van het rechtscollege met de ruimste bevoegdheid. o als A wordt vervolgd voor een misdaad en een wanbedrijf, gebeurt de samenvoeging ten voordele van het Hof van Assisen
- Samenhang ratione personae De samenvoeging gebeurt ten voordele van het rechtscollege met de ruimste bevoegdheid. Een uitzondering hierop wordt gevormd door art.48 Jeugdbeschermingswet: bij samenloop tussen misdrijven waaronder 1 of meerdere behoren tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank, wordt geen samenvoeging toegepast, maar worden de zaken gesplitst.
- Samenhang ratione loci Hier bestaat er geen voorrangsregel. In dergelijke gevallen beslissen de bevoegde parketten in onderling overleg de zaak voor één vd bevoegde rechtscolleges te brengen o bv. A heeft 2 diefstallen geleegd, 1 in Aarlen en 1 in Antwerpen
Ondeelbaarheid Er is sprake van ondeelbaarheid wanneer een zelfde verdachte wordt vervolgd wegens verschillende tenlasteleggingen die onderling zodanig verbonden zijn dat de ene tenlastelegging zich vermengt met de andere. • A heeft b vermoord met een revolver en wordt dus vervolgd wegens moord en verboden wapendracht
107
Ook hier gebeurt de samenvoeging ten voordelen van het rechtscollege met de ruimste bevoegdheid. Het onderscheid tussen samenhang en ondeelbaarheid is van praktisch belang: de onderzoeksrechter mag kennis nemen van de feiten die op ondeelbare wijze verbonden zijn met het feit waarmee hij geadieerd is, loutere samenhang is onvoldoende.
Verwijzing op grond van de Taalwet Gerechtszaken Wanneer de beklaagde/beschuldigde voor het vonnisgerecht opwerpt dat hij de taal vd rechtspleging niet beheerst, kan dit een verwijzing naar een rechtscollege uit een ander taalgebied met zich brengen. Wanneer de beschuldigde dit opwerpt voor het assisenhof, dan is de verwijzing naar een ander rechtscollege verplicht. Voor de correctionele rechtbank en de politierechtbank is de verwijzing facultatief. 2. Bevoegdheidsconflicten
Algemeen Positief bevoegdheidsconflict: dit is een bevoegdheidsconflict tussen verschillende rechtscolleges die tegelijkertijd mbt een zelfde zaak geadieerd zijn. Deze kunnen reeds in het stadium van het vooronderzoek rijzen, wanneer 2 verschillende onderzoeksrechters met dezelfde zaak werden belast.
Negatieve bevoegdheidsconflicten Doen zich voor wanneer één of meerdere vonnisgerechten zich onbevoegd verklaren. Dit is onder meer het geval wanneer het onderzoeksgerecht een zaak naar een vonnisgerecht heeft verwezen en dit laatste zich naderhand onbevoegd verklaart. Bv. raadkamer verwijst misdaad naar correctionele rechtbank maar vergeet verzachtende omstandigheden aan te nemen. De correctionele rechtbank zal zich onbevoegd moeten verklaren. Bevoegdheidsconflicten geven aanleiding tot de regeling van rechtsgebied. Twee mogelijkheden doen zich hierbij voor: ofwel is het bevoegdheidsconflict gerezen tussen rechtbanken die behoren tot verschillende rechtsgebieden, ofwel betreft het rechtbanken die tot een zelfde ressort behoren. Bevoegdheidsconflicten met internationale strafhoven Sinds de oprichting van de internationale strafhoven, de twee ad hoc tribunalen en het permanent internationaal strafhof, bestaat een nieuw soort bevoegdheidsconflicten.
108
Het kan zijn dat een internationaal strafhof een zaak wil onderzoeken die aanhangig is voor de Belgische gerechten. Het gaat hier dus over een positief bevoegdheidsconflict. De categorie misdaden waar het hier om gaat is zeer beperkt: genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden.
Hoofdstuk III: de saisine van de vonnisgerechten 1. Wijze waarop het vonnisgerecht geadieerd wordt
De politierechtbank en de correctionele rechtbank Voor deze rechtbanken kan de zaak als volgt aanhangig gemaakt worden:
Rechtstreekse dagvaarding Dit kan worden gedaan door het OM of door de burgerlijke partij. Ze gebeurt dmv een deurwaarders-exploot dat aan de beklaagde moet worden betekend. Rechtstreekse dagvaarding kan slechts worden gedaan voor zover er mbt het feit geen gerechtelijk onderzoek is bevolen, en is enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen. Misdrijven die vatbaar zijn voor correctionalisering of contraventionalisering konden tot 1994 enkel door een verwijzingsbeschikking van het onderzoeksgerecht bij het vonnisgerecht aanhangig worden gemaakt. Vandaag kan het OM de beklaagde rechtstreeks dagvaarden voor de correctionele rechtbank of politierechtbank. Deze mogelijkheid is er niet voor de burgerlijke partij. De correctionele rechtbank of politierechtbank waarvoor de beklaagde rechtstreeks werd gedagvaard door het OM, kan zich onbevoegd verklaren tav verzachtende omstandigheden of de verschoningsgrond. Oproeping per pv en bevel tot onmiddellijke verschijning -
oproeping per proces-verbaal De PdK kan de persoon die gearresteerd is door de politie, ambtshalve, bij betrapping op heterdaad of op last van de PdK, of die zich spontaan hebben gemeld, oproepen om te verschijning voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank. De termijn om te verschijnen is minimum 10 dagen en maximum 2 maand. De PdK kan overgaan tot correctionalisering of contraventionalisering. Deze snelrechtprocedure bestaat echter enkel voor de correctionele rechtbank, niet voor het Hof van Beroep.
109
De oproeping per proces-verbaal kadert in het snelrecht, waarbij de bekommernis van de wetgever erin bestaat eenvoudige strafzaken snel te doen afhandelen. Voorbeelden hiervan zijn winkeldiefstallen en handtassenroof. In de praktijk lijkt de oproeping per pv in sommige arrondissementen slecht te werken, onder meer omdat de mogelijkheid daartoe enkel voor de correctionele rechtbank werd ingesteld. -
Bevel tot onmiddellijke verschijning Deze procedure werd in 2002 ingevoerd met als doel in eenvoudige zaken de aangehouden verdachte binnen een termijn van 7 dagen voor het vonnisgerecht te brengen.
Door een verwijzingsbeschikking van het onderzoeksgerecht De beschikking van het onderzoeksgerecht waardoor de zaak naar het vonnisgerecht wordt verwezen maakt de zaak bij het vonnisgerecht aanhangig. Het vonnisgerecht is gebonden door de verzachtende omstandigheden of de verschoningsgronden die het onderzoeksgerecht heeft aangenomen. Door de vrijwillige verschijning van de beklaagde Dit wordt in de praktijk gebruikt om te verhelpen aan de nietigheid van de dagvaarding of om bijkomende feiten bij de rechter aanhangig te maken Bij een nietige dagvaarding zal het OM de beklaagde opnieuw moeten dagvaarden. De beklaagde kan ermee instemmen vrijwillig te verschijnen om tijdverlies te vermijden. Tijdens de ter terechtzitting komen feiten aan het licht die niet in de oorspronkelijke dagvaarding begrepen waren. Het OM zal de feiten dan dmv een rechtstreekse dagvaarding aanhangig moeten maken. Ook hier kan de beklaagde instemmen vrijwillig te verschijnen zodat de nieuwe feiten aanhangig worden gemaakt bij de vonnisrechter. Andere wijzen van adiëring Ambtshalve door de rechter bij zittingsmisdrijven, door verwijzing op grond van de taalwet Gerechtszaken en door verwijzing door het Hof van cassatie igv regeling van rechtsgebied. Het Hof van Assisen De saisine van het Hof van Assisen kan noch dmv een rechtstreekse dagvaarding, noch dmv een verwijzingsbeschikking van de raadkamer worden verricht. Zij gebeurt dmv de inbeschuldigingstelling door de KvI. De inbeschuldigingstelling heeft geen dagstelling tot gevolg. Het assisenhof is immers geen permanent rechtscollege.
110
2. Omvang van de saisine De rechter is beperkt door saisine: hij kan zich slechts uitspreken over de zaak die hem werd voorgelegd, en kan deze niet uitbreiden tot feiten of personen die niet in de saisine waren begrepen. De opdracht van de rechter is zowel in rem als in personam beperkt. - de rechter zal zich enkel mogen uitspreken over het feit dat hem werd voorgelegd in de inleidende akte (in rem). - De rechter mag zich enkel uitspreken over de persoon die voor hem terechtstaat (in personam). Dit vormt het verschil met de saisine van de onderzoeksrechter wiens opdracht enkel in rem is beperkt De vonnisrechter is niet gebonden door de kwalificatie die aan het feit in de inleidende akte wordt gegeven: hij kan het feit steeds anders omschrijven of herkwalificeren. De beklaagde moet hier echter van in kennis worden gesteld/ 3. Gevolgen van de saisine
Het vonnisgerecht zal zich moeten uitspreken De vonnisrechter zal moeten oordelen of het feit bewezen is, of het strafbaar is en of de beklaagde strafbaar is. Indien deze vragen positief worden beantwoord, moet hij een straf, maatregel of eventueel uitstel of opschorting uitspreken. Minnelijke schikking en bemiddeling zijn niet meer mogelijk. Rechten van de verdediging kunnen volledig worden uitgeoefend Door de saisine bereikt de zaak de fase van het onderzoek ten gronde. Dit is van belang voor de rechten van de verdediging: vanaf dit ogenblik kunnen deze rechten volledig worden uitgeoefend. De beklaagde geniet nu van een volledige gelijkheid van wapens -
informatie over de aard en de reden van de beschuldiging De beklaagde moet op de hoogte gesteld worden van de juiste inhoud van de aanklacht: zowel de aard als de reden worden medegedeeld.
-
voldoende tijd en faciliteiten voor voorbereiding verdediging Een termijn van minstens 10 dagen moet tussen de dagvaarding en de verschijning voor de politierechtbank of correctionele rechtbank worden gelaten. Vanaf de dagvaarding hebben de beklaagde en zijn advocaat recht op inzage in het strafdossier. De beklaagde kan op eigen kosten een kopie bekomen van het strafdossier. Enkel in assisenzaken hebben de beschuldigde en de burgerlijke partij recht op een gratis afschrift van een deel van het strafdossier.
111
-
contact met raadsman De beklaagde moet vóór de terechtzitting contact kunnen hebben met zijn raadsman teneinde zijn verdediging voor te bereiden.
Hoofdstuk IV: De rechtspleging voor de vonnisgerechten 1. de politierechtbank en de correctionele rechtbank
De verschijning der partijen Rechtspleging op tegenspraak en rechtspleging bij verstek In vele civil law landen bestaat de mogelijkheid de beklaagde bij verstek te veroordelen indien hij niet verschijnt. Hij heeft het recht, maar niet de plicht te verschijnen. Tegen het verstekvonnis kan verzet worden aangetekend. In België beschouwt men dit als een grondrecht. Het is echter bijzonder onduidelijk waarop dit recht steunt. De ratio legis van de regel dat verdachten het recht hebben afwezig te blijven is evenmin duidelijk. Verstekprocedures zijn onbekend in common law landen. De beklaagde is er verplicht te verschijnen. Verschijnt hij niet, dan kan hij niet worden berecht, ook niet in zijn afwezigheid. Dit wordt gecompenseerd door het quasi-ontbreken van de verjaring. Afwezig gebleven beklaagden kunnen nog jaren nadien voor de rechter worden gedaagd Persoonlijke verschijning of vertegenwoordiging? -
regeling vóór het arrest Van Geyseghem van het EHRM Ten aanzien van de beklaagde gold vroeger dat de afwezige beklaagde zich niet mocht laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, behalve in enkele gevallen, ondermeer wanneer er geen hoofdgevangenisstraffen konden worden uitgesproken. Verscheen hij niet persoonlijk, dan werd hij in zijn afwezigheid berecht, ook als zijn advocaat ter terechtzitting aanwezig was. Tegen een verstekvonnis kon verzet worden aangetekend. Verscheen de beklaagde weer niet persoonlijk, dan werd het verzet ongedaan gemaakt en werd het verstekvonnis definitief. Deze regeling werd strijdig bevonden met art.6 EVRM: het recht om door een advocaat verdedigd te worden is volgens dit Hof een essentieel bestanddeel van het recht op een eerlijk proces, wat niet verloren mag gaan door het enkele feit dat de beklaagde afwezig blijft op de zitting.
-
Huidige regeling De beklaagde is nu niet meer verplicht persoonlijk te verschijnen, tenzij de rechter de persoonlijke verschijning uitdrukkelijk beveelt. Alleen voor het Hof van Assisen is de persoonlijke verschijning van de beschuldigde vereist.
112
Het openbaar ministerie kan geen verstek laten gaan: indien de procedure zou worden afgewikkeld buiten de aanwezigheid van het OM, is zij nietig. Het OM moet steeds persoonlijk verschijnen. De andere partijen zijn niet verplicht te verschijnen voor de politierechtbank en de correctionele rechtbank. Ze hebben het recht te verschijnen, maar zijn er niet toe verplicht. Er is dus geen verplichting persoonlijk te verschijnen. De rechter kan wel de persoonlijke verschijning bevelen zonder dat tegen haar beslissing hoger beroep kan worden ingesteld. Wel is vereist dat de beklaagde of zijn advocaat verschenen zijn op de inleidingszitting. Als de beklaagde hieraan geen gevolg geeft, kan de rechter tegen hem een medebrengingsbevel uitvaardigen. -
Rechtspersonen Een rechtspersoon kan persoonlijk verschijnen via de natuurlijke persoon die bevoegd is hem te vertegenwoordigen of via een advocaat. Wanneer de natuurlijke persoon samen met de rechtspersoon wordt vervolgd is er een belangenconflict tussen de natuurlijke persoon en de rechtspersoon. In dit geval wordt een lasthebber ad hoc aangesteld ten einde de rechten van verdediging van de rechtspersoon op onafhankelijke wijze te waarborgen.
De voorlezing van de processen-verbaal door de griffier Dit is in de praktijk in onbruik geraakt. Zowel de partijen als de rechters hebben immers vóór de terechtzitting het strafdossier kunnen inzien, waardoor voorlezing als overbodig wordt geacht. Het eigenlijke onderzoek ter terechtzitting Hierna volgt een overzicht van de voornaamste onderzoeksverrichtingen ter terechtzitting.
De ondervraging van de beklaagde Deze is enkel voorgeschreven in correctionele, niet in politiezaken. De beklaagde is niet verplicht te spreken, en hij kan niet gedwongen worden tegen zichzelf belastende verklaringen af te leggen. In België leidt de bekentenis van de beklaagde niet automatisch tot zijn veroordeling. De beklaagde wordt buiten eed verhoord. Hij mag geen eed afleggen, zelfs als hij er zelf om verzoekt. Een verhoord van de beklaagde onder ede is nietig. Het getuigenverhoor -
de oproeping van getuigen De getuigen worden door het OM opgeroepen om te verschijnen voor het vonnisgerecht. Ze kunnen ook worden gedagvaard, hetzij op vordering van het OM, hetzij op verzoek van de partijen.
113
De rechter is echter niet verplicht alle getuigen te ondervragen. Dit kan echter een schending van het EVRM opleveren, vooral wanneer de rechter weigert een getuige à décharge op te roepen. In verband met het oproepen van getuigen à charge, stelt zich het probleem van de anonieme getuige en van de personen die zich op een verschoningsrecht kunnen beroepen. De ondervraging van anonieme getuigen is geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Tijdens het vooronderzoek kunnen getuigen hetzij van een gedeeltelijke anonimiteit genieten, hetzij van een volledige anonimiteit. De eerste kunnen wel ter terechtzitting worden gehoord. Volledig anonieme getuigen daarentegen kunnen niet zonder hun toestemming gehoord worden ter terechtzitting. De wet voorziet nu in een bijzondere regeling voor bedreigde getuigen die het voorwerp kunnen uitmaken van gewone of van bijzondere beschermingsmaatregelen. Aan een persoon die als anonieme getuige werd verhoord kunnen slechts beschermingsmaatregelen worden verleend indien zijn identiteitsgegevens door omstandigheden onafhankelijk van zijn wil bekend zijn geraakt. -
de verschijning van de getuigen Getuigen die worden opgeroepen zijn verplicht te verschijnen. Doen ze dit niet, dan kunnen ze tot een geldboete worden veroordeeld en kunnen ze zelfs onder dwang voor het vonnisgerecht geleid worden. Getuigen kunnen nu van op afstand worden verhoord (bv. videoconferentie: hierbij is stem- en gelaatsvervorming mogelijk). Het moet gaan om bedreigde getuigen of getuigen die zich in het buitenland bevinden.
-
de eedaflegging De getuigen verklaren onder ede dat ze de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen. Deze voorwaarde is op straffe van nietigheid voorgeschreven Sommige getuigen kunnen in principe niet worden verhoord. Wanneer echter geen van de partijen zich tegen het verhoor verzet, kunnen ze worden verhoord. Het betreft: o echtgenoot en sommige bloedverwanten van de beklaagde o de burgerlijke partij: de hoedanigheid van getuige en burgerlijke partij zijn onverenigbaar Andere personen kunnen daarentegen nooit onder ede worden verhoord, zelfs niet als geen van de partijen zich ertegen verzet. Zij kunnen echter wel bij wijze van eenvoudige verklaring zonder eedaflegging worden verhoord. Een voorbeeld is kinderen van beneden de 15 jaar
-
verloop van het getuigenverhoor
114
Het getuigenverhoor wordt door de voorzitter geleid. De rechter-bijzitters en het OM mogen mits machtiging van de voorzitter rechtstreeks vragen stellen aan de getuige. De beklaagde, de burgerlijke partij en hun advocaten hebben dit recht niet: zij mogen hun vragen enkel via de voorzitter stellen. In de praktijk laten de meeste rechtbanken echter de rechtstreekse vraagstelling toe aan alle partijen. Getuigen hebben geen recht op bijstand van een advocaat (itt beklaagden). Voor minderjarige getuigen geldt echter een bijzondere regeling: o minderjarige slachtoffers van bepaalde zedenfeiten kunnen zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon -
spreekplicht en zwijgrecht De getuige is verplicht de hem gestelde vragen te beantwoorden, en moet hierbij de waarheid spreken. Slechts in 2 gevallen heeft de getuige het recht te zwijgen: o gehouden door beroepsgeheim: heeft recht dit geheim te doorbreken, maar is hier niet toe verplicht DUS spreekrecht maar geen zwijgplicht o wanneer hij zich door de waarheid te zeggen, zelf aan vervolgingen zou blootstellen = zwijgrecht
Het deskundigenonderzoek Het vonnisgerecht kan steeds een deskundige aanstellen. De deskundige wordt door de rechter aangeduid en de opdracht wordt door de rechter omschreven. De rechter oordeelt soeverein over de opportuniteit van het deskundigenonderzoek. Het deskundigenonderzoek tijdens de terechtzitting verloop op niettegensprekelijke wijze, tenzij het enkel betrekking heeft op de burgerlijke belangen. Wanneer de deskundige reeds tijdens het vooronderzoek is opgetreden en ter terechtzitting enkel zijn verslag toelicht, legt hij de getuigeneed af. Als hij daarentegen bijkomende of nieuwe inlichtingen verstrekt, dan moet hij de deskundigeneed afleggen: ik zweer dat ik mijn taak naar eer en geweten nauwgezet en eerlijk zal verrichten. De eis van de burgerlijke partij Indien het slachtoffer zich burgerlijke partij heeft gesteld, kan het nu zijn eis voordragen. Zij zal dit meestal doen dmv een geschreven conclusie waarin zij haar eis concreet omschrijft. Het mag echter ook mondeling gebeuren. Indien het slachtoffer zich nog geen burgerlijke partij heeft gesteld, zal het zich tijdens de debatten ter terechtzitting burgerlijke partij stellen om aan deze debatten te kunnen deelnemen De vordering van het openbaar ministerie
115
Het OM vat de zaak samen en neemt zijn conclusie. Deze vordering is op straffe van nietigheid voorgeschreven. Deze vordering wordt mondeling door de parketmagistraat ter terechtzitting genomen. Hij is hierbij vrij naar eer en geweten te vorderen. Zo kan het OM ter terechtzitting de vrijspraak vorderen, al had het tevoren te kennen gegeven op een veroordeling aan te sturen. De verdediging van de beklaagde De beklaagde kan nu, in persoon of via zijn raadsman, zijn verdediging voordragen. Deze verdediging geschiedt mondeling, maar de beklaagde kan bovendien schriftelijke conclusies neerleggen. De replieken Na elkaars argumenten te hebben gehoord, kunnen de partijen repliceren. Hierbij is niet uitdrukkelijk bepaald dat de beklaagde het laatste woord heeft. Hij krijgt wel het laatste woord indien hij er zelf om vraagt. Hierna worden de debatten gesloten. De beraadslaging Dit gebeurt door de rechter(s) in de raadkamer, buiten aanwezigheid van de partijen. Wanneer er meerdere rechters zijn, worden de beslissingen bij volstrekte meerderheid genomen. Tijdens de beraadslaging kunnen ze op vragen stuiten die niet ter terechtzitting werden opgehelderd. In dit geval kunnen ze beslissen tot heropening van de debatten. Het vonnis of arrest
Eindbeslissingen en beslissingen alvorens recht te doen -
eindbeslissingen Dit zijn beslissingen over de strafvordering, waardoor de rechter zijn rechtsmacht uitput. Deze beslissingen kunnen betrekking hebben op de grond van de zaak of op een tussengeschil
-
beslissingen alvorens recht te doen Dit zijn beslissingen die aan de eindbeslissing voorafgaan. Voorbeelden zijn het aanstellen van een deskundige, de schorsing vd procedure wegens een prejudicieel geschil,…
Mogelijke eindebeslissingen Bij de strafoplegging staan verschillende mogelijkheden open: veroordeling, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging (d.i. wanneer het feit geen misdrijf oplevert).
116
Uitzonderlijk spreekt de rechtbank zich niet uit over de grond van de zaak omdat een uitspraak onmogelijk is (bv. dood beklaagde) of ontoelaatbaar is. De motivering van vonnissen en arresten Een vonnis moet steeds 2 delen bevatten: een beschikkende gedeelte waarin de rechter aangeeft wat hij beslist en een motivering waarin de rechter de redenen aangeeft die hem tot deze beslissing hebben geleid. -
algemene motiveringsverplichting Een vonnis moet zowel feitelijk als juridisch gemotiveerd zijn. De feitelijke motivering is de vaststelling die het feit bewezen verklaart en de juridische motivering is de kwalificatie van dit feit. In wezen betreft het hier een louter formele motivering: de rechter moet niet vermelden waarom hij de beslissing heeft genomen, het volstaat dat hij verwijst naar de toepasselijke wetsbepalingen
-
bijzondere motiveringsverplichting De rechter is nu in de meeste gevallen verplicht de straf die hij oplegt nader te motiveren zowel tav de keuze van de straf als tav de strafmaat. Wanneer de partijen conclusies hebben genomen, is de rechter verplicht hierop te antwoorden: als de rechter een bepaalde conclusie van een partij verwerpt, zal hij deze beslissing moeten motiveren. Wanneer de rechter mits aanneming van verzachtende omstandigheden een straf oplegt die lager is dan de wettelijke minimumstraf, dan moet hij vermelden waaruit deze verzachtende omstandigheden bestaan. Hetzelfde geldt wanneer de rechter op grond van de Probatiewet de opschorting van de uitspraak beveelt: hij zal niet kunnen volstaan met een loutere verwijzing naar de toepasselijke wetsartikelen, maar moet de maatregelen verder motiveren op grond van de reclasseringskansen van de beklaagde in het concrete geval.
Algemene regels ivm de uitspraak -
-
-
beginsel van de eenheid van de uitspraak: o het vonnis moet uitspraak doen over heel de strafvordering, dwz over de schuldvraag én over de straf het vonnis wordt onmiddellijk of ten laatste op de terechtzitting, volgende op die waarop de debatten zijn gesloten, uitgesproken. o In de praktijk wordt de uitspraak vaak echter met meer dan een maand uitgesteld het vonnis moet in openbare terechtzitting worden uitgesproken, in aanwezigheid van het OM. Deze aanwezigheid is op straffe van nietigheid voorgeschreven.
117
Vormvereisten ivm de uitspraak Het vonnis moet worden gewezen door het voorgeschreven aantal rechters die bovendien dezelfde zijn als degene die de zaak ter terechtzitting hebben behandeld (continuïteit van de zetel). Het vonnis moet binnen de 48u na de uitspraak door de rechters worden ondertekend en ter griffie neergelegd. Het origineel wordt ter griffie bewaard. Afschriften en expedities worden door de griffier verstrekt. De uitvoering van de vonnissen en arresten Dit geschiedt door het openbaar ministerie voor wat betreft de straffen en door de burgerlijke partij voor wat de burgerlijke veroordelingen betreft. Kaalpluk-onderzoek Sinds de kaalplukwet kan, aansluitend bij de procedure ten gronde, een bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen van de veroordeelde beklaagde worden gevoerd. Doel van deze procedure is het ontnemen van vermogensoordelen afkomstig van een misdrijf.
Hoofdstuk V: Het bewijs in strafzaken 1. Inleiding De bewijsmiddelen worden niet op limitatieve wijze in de wet opgesomd en in principe geldt het vrije bewijsstelsel: - de wet bepaalt de bewijswaarde vd verschillende bewijsmiddelen niet, het is de rechter die op soevereine wijze het hem voorgelegde bewijsmateriaal beoordeelt en op grond hiervan zijn innerlijke overtuiging vormt. De beklaagde moet zijn onschuld niet bewijzen. De bewijslast berust bij het Om en de burgerlijke partij. In geval van twijfel moet de beklaagde worden vrijgesproken (in dubio pro reo). Het bewijsrisico is dus voor de vervolgende partij. 2. De bewijsvoering
Bewijslast en aanvoeringslast Principe Het is in principe de vervolgende partij die het bewijs levert. Ook het bewijsrisico rust bij de vervolgende partij: in dubio pro reo 118
Wanneer de beklaagde op geloofwaardige wijze een rechtvaardigings- of een schulduitsluitingsgrond inroept, dan moet de vervolgende partij het tegenbewijs leveren. De aanvoeringslast berust dan bij de beklaagde, maar de bewijslast blijft bij de vervolgende partij. De bewijslast is ondeelbaar: de vervolgende partij moet zowel het positief bewijs leveren van het feit (dat de beklaagde schuldig is) als het negatief bewijs van de rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgrond (dat de beklaagde hierop niet kan terugvallen). De actieve rol van de rechter In de procedure van België heeft de rechter een actieve rol: de opdracht van de rechter bestaat erin in een inquisitoir proces de waarheid te achterhalen. De rechter is niet beperkt door de bewijzen die hem zijn voorgelegd: hij is zelf vrij in het opzoeken van het bewijs. Ter terechtzitting speelt de rechter een actieve rol in de leiding van het onderzoek: hij leidt het getuigenverhoor en oordeelt over de opportuniteit van eventuele bijkomende getuigenverhoren en andere onderzoeksverrichtingen
3. de bewijsmiddelen regel: het bewijs mag met alle middelen worden geleverd de gegevens van het strafdossier De onderzoeksverrichtingen die werden verricht tijdens het voorlopig onderzoek worden op schrift gesteld en gebundeld in een strafdossier dat bv. pv’s kan bevatten van getuigenverhoren. De rechter kan zich bij het vormen van zijn overtuiging op deze processen-verbaal steunen.
De bewijzen, voorgelegd ter terechtzitting In principe moet al het bewijsmateriaal tijdens de ter terechtzitting worde geproduceerd en worden opgeworpen aan een tegensprekelijk debat. Voorbeelden hiervan zijn getuigenverhoren, deskundigenverslagen, bekentenis van de beklaagde en materiële bewijzen zoals moordwapen en bandopnames
Vermoedens -
jurisprudentiële vermoedens bv. het vermoeden dat eenieder wordt geacht de wet te kennen. Dit is van belang bij de beoordeling van de onoverwinnelijkheid van de rechtsdwaling
-
wettelijke vermoedens bv. het vermoeden van wettige verdediging en het vermoeden ivm het daderschap van verkeersinbreuken wanneer enkel de nummerplaat, maar niet de identiteit vd bestuurder kon worden bepaald.
119
Algemeen bekende gegevens De rechter mag zijn overtuiging steunen op algemeen bekende gegevens. Deze moeten niet aan een tegensprekelijk debat worden onderworpen. - Bv. na regen is het wegdek gladder - Bv. absorptiesnelheid v alcohol varieert naargelang het soort drank - Bv. rechters hebben uit het feit dat een slachtoffer van verkrachting een orgasme kreeg, afgeleid dat het slachtoffer toestemde en dat het niet om verkrachting ging De rechter mag zijn innerlijke overtuiging echter niet steunen op feitelijke gegevens die uit zijn persoonlijke kennis voortvloeien of die hij buiten de terechtzitting heeft vernomen aangezien vereist is dat de beklaagde zich ter terechtzitting tegen de aangevoerde bewijzen heeft kunnen verdedigen. Daarom mag de rechter enkel steunen op bewijzen die in het strafdossier voorkomen of ter terechtzitting zijn voorgebracht. uitzondering: de uitsluitingsregel zie nota’s en arrest 14 otkober 2003!!! 4. de bewijswaardering uitgangspunt: het vrije bewijsstelsel Het bewijsstelsel in België is het vrije bewijsstelsel: de beoordeling van de bewijzen wordt overgelaten aan de soevereine appreciatie van de rechter. Het is de innerlijke overtuiging van de rechter die bepaalt of een bepaald feit al dan niet bewezen is. Hij is ook niet verplicht te verantwoorden op welke bewijsmiddelen hij zijn beslissing steunt. Dit wil echter niet zeggen dat de rechter op willekeurige wijze met het bewijsmateriaal mag omspringen: hij beoordeelt vrij de bewijswaarde vd hem voorgelegde gegevens, maar hij mag de bewijskracht van de akten waarin ze zijn opgenomen niet miskennen. Bovendien mag hij zich bij de beslissing over het bewijsmateriaal niet op tegenstrijdige wijze uitspreken: een tegenstrijdige motivering schendt de algemene motiveringsplicht. Bv. rechter kan beklaagde, die de feiten heeft bekend, niet zonder meer vrijspreken. Hij zal moeten aangeven waarom hij de bekentenis verwerpt. uitzonderingen op het beginsel van het vrije bewijsstelsel de bewijskracht van processen-verbaal Er wordt aan de vaststellingen van officieren van de gerechtelijke politie een groter geloof gehecht dan aan die van andere burgers omdat ze bij hun ambtsaanvaarding de eed hebben afgelegd.
120
In verband met de bewijswaarde van processen-verbaal worden 3 soorten onderscheiden: - gewone processen-verbaal deze hebben voor de rechter de waarde ve gewone inlichting. De bewijslast blijft bij het OM en de rechter is niet door de vaststellingen in het pv gebonden. Voorbeeld: pv waarbij misdrijven uit het Strafwetboek worden vastgesteld. -
processen-verbaal die gelden tot tegenbewijs Deze hebben een bijzondere bewijswaarde: de beklaagde mag weliswaar met alle middelen het tegenbewijs leveren, maar bij gebrek aan tegenbewijs moet de rechter de door de verbalisant gedane vaststellingen voor waar houden. Hierdoor wordt de bewijslast omgekeerd: de beklaagde moet het tegenbewijs leveren Voorbeeld: pv waarin inbreuken op de Wegverkeerswet worden vastgesteld.
-
processen-verbaal die gelden tot inschrijving wegens valsheid Deze kunnen enkel worden weerlegd dmv de valsheidsprocedure. Enkel als blijkt dat het stuk vals is, zal het niet als bewijs gelden, anders is de rechter verplicht er rekening mee te houden. Dergelijk pv’s zijn vandaag zeer uitzonderlijk.
Gewone processen-verbaal zijn de algemene regel. De processen-verbaal uit de 2de categorie situeren zich in het bijzonder strafrecht.
Wettelijke vermoedens Inzake de inbreuken op de Wegverkeerswet nam de rechtspraak vroeger aan dat indien enkel de nummerplaat van het voertuig werd genoteerd, maar de dader niet kon worden geïdentificeerd, er een vermoeden was dat de kentekenhouder de dader was. Dit jurisprudentieel vermoeden is nu een wettelijk vermoeden geworden. Er is een vermoeden van schuld ingebouwd tav de kentekenhouder. Dit kan echter weerlegd worden met elk middel. Ook hierdoor wordt de bewijslast omgekeerd: de beklaagde wordt geacht schuldig te zijn, maar mag hierbij steeds het tegenbewijs leveren Bewijskracht anonieme getuigenissen Sinds de wet van 8 april 2002 worden anonieme getuigenissen gezien als een noodzakelijk kwaad in de strijd tegen georganiseerde misdaad. In België wordt een onderscheid gemaakt tussen: - volledig anonieme getuigenissen: kunnen slechts gebruikt worden als bewijsmateriaal voor art.90ter misdrijven of misdrijven gepleegd in het kader van een criminele organisatie De veroordeling mag echter niet hoofdzakelijk steunen op de anonieme verklaring. De rechter mag het anonieme getuigenis enkel ter ondersteuning van ander bewijsmateriaal gebruiken - gedeeltelijk anonieme getuigenissen
121
de bewijswaardering en de zuivering vd nietigheden Onregelmatige processtukken kunnen reeds in de fase van het vooronderzoek uit het strafdossier worden gezuiverd. De onderzoeksgerechten hebben de bevoegdheid het strafdossier te zuiveren van onregelmatigheden en nietigheden die betrekking hebben op de bewijsverkrijging zonder zich evenwel te mogen uitspreken over de bewijsappreciatie. Dit laatste betreft immers de grond van de zaak en is om die reden voorbehouden aan de feitenrechter. Het zuiveringssysteem dat door de Wet van 12 maart 1998 werd ingevoerd is facultatief. De nietigheden kunnen maar moeten niet voor de onderzoeksgerechten worden opgeworpen. Wel is bepaald dat zij geen twee keer kunnen worden opgeworpen.
122
Hoofdstuk VI: Rechtsmiddelen 1. Verzet
Begrip Verzet is het rechtsmiddel dat wordt aangewend om een bij verstek gewezen uitspraak te doen intrekken. Wanneer het verstekvonnis of –arrest niet aan de beklaagde kon worden betekend, treedt het verstekvonnis voorlopig in kracht van gewijsde na het verstrijken van de gewone termijn voor verzet. Dit in kracht van gewijsde treden is echter slechts voorlopig, omdat de beklaagde in dat geval nog over een buitengewone termijn beschikt om verzet aan te tekenen. Algemene beginselen inzake het verzet
Recht op verstek Verstek laten en gaan en verzet aantekenen tegen een verstekvonnis is een recht. Vanaf de fase van het onderzoek ter terechtzitting, hebben partijen het recht aanwezig te zijn. Zij zijn daartoe echter niet verplicht. Dit principe geldt niet voor het openbaar ministerie!!!
Belang Verzet is enkel mogelijk tegen een verstekvonnis of –arrest dat nadelig is tav de persoon die het rechtsmiddel aanwendt. De partij die verzet aantekent moet belang hebben bij dit rechtsmiddel. Zo is verzet niet mogelijk bij een verstekvonnis waarbij de beklaagde wordt vrijgesproken. Opposition sur opposition ne vaut Tegen eenzelfde vonnis kan slechts eenmaal verzet worden uitgeoefend : wanneer de versteklatende partij die verzet heeft aangetekend niet ter terechtzitting verschijnt, maakt de rechter het verzet ongedaan. De betrokkene kan dan niet opnieuw verzet aantekenen. Verzet en hoger beroep kunnen worden gecumuleerd Eenzelfde partij kan zowel hoger beroep als verzet aantekenen tegen een verstekvonnis. In dit geval wordt voorrang gegeven aan het rechtsmiddel dat het eerst werd aangewend.
123
Het is ook mogelijk dat verschillende partijen een verschillend rechtsmiddel aanwenden en dat de ene partij beroep en de andere verzet aantekent.
Beslissingen die vatbaar zijn voor verzet De beslissing waartegen verzet wordt aangetekend moet bij verstek gewezen zijn. Het verstek van de beklaagde is het niet-verschijnen op de dag en het uur in de dagvaarding bepaald. Verzet kan worden aangewend tegen verstekvonnissen van de politierechtbank en van de correctionele rechtbank, in 1ste aanleg gewezen, en tegen beslissingen van de correctionele rechtbank en het hof van beroep die in laatste aanleg werden gewezen. Tegen cassatiearresten is echter geen verzet mogelijk: de arresten van het Hof van Cassatie worden geacht op tegenspraak gewezen te zijn. Partijen die verzet kunnen aantekenen Enkel de partij die ter terechtzitting verstek heeft laten gaan, kan verzet aantekenen. Alle partijen, behalve het openbaar ministerie, kunnen verzet aantekenen. Wijze waarop verzet wordt aangetekend Verzet wordt in de regel aangetekend door middel van een verzetsakte. Dit is een akte houdende vermelding vd beslissing waartegen verzet wordt aangetekend. Zij wordt per deurwaardersexploot betekend aan het OM en eventueel ook aan de burgerlijke partijen. Gedetineerde beklaagden kunnen verzet doen dmv een verklaring aan de directeur van de strafinrichting, maar enkel wat de strafrechtelijke veroordeling betreft. Termijnen om verzet aan te tekenen De gewone termijn Deze geldt wanneer het verstekvonnis of –arrest aan de betrokkene kon worden betekend. Het heeft geen belang of het vonnis of arrest al dan niet aan de persoon van de beklaagde werd betekend. De gewone termijn bedraagt 15 dagen na de dag waarop het vonnis werd betekend. De dag van de betekening is dus niet in de termijn begrepen.
De buitengewone termijn Deze geldt enkel tav de beklaagde, niet tav de burgerlijke (aansprakelijke) partij.
124
Deze termijn geldt wanneer het verstekvonnis niet aan de beklaagde in persoon kon worden betekend. In dat geval bedraagt de termijn 15 dagen na de dag waarop hij van de betekening kennis heeft gekregen, en indien het niet blijkt dat hij daarvan kennis heeft gekregen, totdat de termijnen van verjaring van de straf zijn verstreken. Deze termijn biedt de persoon de mogelijkheid om alsnog verzet aan te tekenen als hij kennis krijgt van de betekening van het verstekvonnis. Deze mogelijkheid bestaat echter niet onbeperkt in de tijd: ze geldt slechts totdat de verjaring van de straf is ingetreden Gevolgen van het verzet Verzet binnen de gewone termijn Hier heeft verzet een schorsende werking: het vonnis of arrest a quo treedt niet in kracht van gewijsde en de tenuitvoerlegging van de beslissing is dus niet mogelijk. De verjaring van de strafvordering blijft bijgevolg doorlopen Verzet binnen de buitengewone termijn Wanneer de veroordeelde kennis krijgt van de betekening van het verstekvonnis en binnen de 15 dagen na de dag van de betekening verzet aantekent, dan wordt de zaak terug aanhangig gemaakt voor de rechtbank die de oorspronkelijke beslissing heeft gewezen. Aan de tenuitvoerlegging van deze beslissing verandert voorlopig niets, totdat de rechtbank over de ontvankelijkheid van het verzet uitspraak heeft gedaan. Mogelijke beslissingen op verzet Mbt de ontvankelijkheid Het verzet is onontvankelijk indien het laattijdig is, het niet regelmatig is naar de vorm of indien het wordt aangewend tegen een vonnis of arrest dat op tegenspraak is gewezen. Indien de partij die verzet aantekent, opnieuw niet verschijnt, wordt het verzet als ongedaan beschouwd. Wordt het verzet ontvankelijk verklaard, dan vervalt het vonnis of arrest a quo in zijn geheel. Het vonnis of arrest wordt declaratief verklaard: de beslissing a quo vervalt met terugwerkende kracht en het hoger beroep dat werd ingesteld is zonder voorwerp. Mbt de gegrondheid Is het verzet ontvankelijk, dan wordt de zaak opnieuw onderzocht en komt de nieuwe beslissing ipv de oude. De rechter moet hierbij de zaak opnieuw onderzoeken.
125
De rechter is beperkt door de devolutieve werking. Indien de versteklatende partij slechts verzet heeft aangetekend mbt een deel van de bestreden beslissing, dan zal de rechter die kennis neemt van het verzet zich enkel over dat deel mogen uitspreken. Het verzet mag geen nadeel hebben voor de partij die het aanwendt. Zo kan de rechte die na het verzet opnieuw kennis neemt van de zaak, geen zwaardere straf opleggen dan diegene die in het verstekvonnis was uitgesproken. 2. Hoger beroep
Begrip Dit is het rechtsmiddel dat wordt aangewend om de zaak aan de beslissing van een ander hoger geplaatst rechtscollege te onderwerpen. Het recht op hoger beroep is een mensenrecht.
Algemene beginselen ivm het hoger beroep Belang De partijen kunnen HB aantekenen, elk wat hun belangen betreft. Het OM kan enkel HB aantekenen betreffende de strafvordering, niet betreffende de burgerlijke vordering. De beklaagde die werd vrijgesproken kan geen HB aantekenen, bij gebrek aan belang. De burgerlijke partij kan HB aantekenen, maar enkel wat de burgerlijke vordering betreft.
Tantum devolutum quantum appelatum De bevoegdheid van de rechter in hoger beroep is beperkt door datgene wat hem als beroepsrechter door de partij wordt voorgelegd.
Geen nadeel voor de partij HB kan geen nadeel berokkenen aan degene die het aanwendt. Als daarentegen het OM hoger beroep aantekent, dan kan de straf worden verzwaard. De rechters zullen dan unaniem moeten beslissen tot strafverzwaring
Hoofdberoep en incidenteel beroep Hoofdberoep is een zelfstandig rechtsmiddel, dat door elke partij kan worden aangewend, zowel op burgerlijk gebied als op strafgebied. Incidenteel beroep daarentegen kan enkel mbt de burgerlijke vordering worden ingesteld en staat alleen open tav de partij tegen wie hoofdberoep werd
126
aangetekend mbt de burgerlijke vordering. Dit beroep is niet gebonden aan de termijnen die gelden voor het hoofdberoep: het kan worden aangetekend zolang de debatten in hoger beroep niet gesloten zijn.
Beslissingen vatbaar voor hoger beroep In principe zijn alle rechterlijke beslissingen vatbaar voor HB. Hier bestaan echter een aantal uitzonderingen op: assisenarresten en arresten van het hof van beroep zetelende igv voorrecht van rechtsmacht van magistraten of van ministers. Partijen die hoger beroep kunnen aantekenen Alle partijen in een strafzaak kunnen beroep aantekenen: OM, beklaagde, burgerlijke (aansprakelijke) partij, vrijwillig tussenkomende partij Termijnen om hoger beroep aan te tekenen De termijn verschilt naargelang de partij Als algemene regel geldt dat het HB moet worden aangetekend door een verklaring op de griffie van de rechtbank die het bestreden vonnis heeft gewezen binnen een termijn van 15 dagen, te rekenen vanaf hetzij de dag na de uitspraak, hetzij de dag na de betekening, behoudens overmacht. Indien het HB tegen de burgerlijke partij is gericht, dan beschikt deze over een extra termijn van 5 dagen om HB aan te tekenen tegen de beklaagde en de burgerlijk aansprakelijke partij. Dit betekent dat de burgerlijke partij over een termijn van 20 dagen beschikt. Het OM beschikt over een termijn van 25dagen, te rekenen van de uitspraak van het vonnis. De gedaa gde kan bovendien tot aan het sluiten der debatten dmv een ter terechtzitting neergelegde conclusie incidenteel hoger beroep instellen mbt de burgerlijke vordering Wijze waarop hoger beroep wordt aangetekend De gewone vorm is de (mondelinge) verklaring ter griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen, door de partij die het hoger beroep instelt of door haar advocaat. Deze verklaring kan enkel geldig worden afgelegd tijdens de uren waarop de griffie toegankelijk is voor het publiek.
127
Om praktische redenen kunnen gedetineerden hun verklaring van HB afleggen voor de directeur vd strafinrichting. Het OM moet zijn beroep betekenen bij deurwaardersexploot aan de beklaagde of de voor het misdrijf burgerlijk aansprakelijke partij. Incidenteel HB wordt ingesteld door het nemen van een conclusie voor de rechter die in HB kennis neemt van de zaak. Gevolgen van het hoger beroep Het instellen van het HB heeft een schorsend effect: het heeft tot gevolg dat het vonnis a quo niet in kracht van gewijsde kan treden en dat het dus niet kan worden ten uitvoer gelegd. Er is voorzien in de mogelijkheid vonnissen alvorens recht te doen en ook de vonnissen over de burgerlijke rechtsvordering, bij een speciaal gemotiveerde beslissing, bij voorraad uitvoerbaar te verklaren. Wanneer een beklaagde tot een vrijheidsstraf van minstens 1 jaar werd veroordeeld, en er bestaat vrees dat hij zich aan de uitvoering vd straf zal onttrekken, dan kan de rechtbank die de veroordeling uitspreekt, op vordering van het OM de onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting uitspreken. Hierdoor wordt de periode overbrugd tss het vonnis en het ogenblik waarop het vonnis in kracht van gewijsde treedt. Mogelijke beslissingen van de beroepsinstantie De verschillende mogelijkheden zijn: - bevestiging van het vonnis a quo - hervorming van het vonnis a quo • wanneer de beroepsinstantie vaststelt dat de 1ste rechter onbevoegd was, dan doet ze geen uitspraak over de grond. Het OM moet dan het initiatief nemen de zaak aan de bevoegde rechter voor te leggen • wanneer het vonnis a quo een niet-herstelbaar verzuim bevat trekt de beroepsinstantie de zaak tot zich, en beslist mee over de grond vd zaak, in 1ste en laatste aanleg. Dit noemt men evocatie
128
Examenvragen
• • • •
leg alles uit over de saisine van de onderzoeksrechter verschil verhoor verdachte-getuige...ook alles een casus over de medebrengingsbevel, aanhoudingsbevel en plaatsbezoek 10 woordjes verklaren...redelijke makkelijke
De examenvragen van vorig jaar weet ik niet meer allemaal precies. Er zat wel behoorlijk wat meerkeuze tussen, als ik me dat goed herinner. Er was ook één vraag waarin ge schematisch (lees: 2 kolommekes met elk 4 woorden of zo) het verschil tussen verjaring en redelijke termijn moest uitleggen, of zoiets. Het was in elk geval iets in die aard. De verschillende punten waarvan ge de verschillen moest uitleggen waren daarbij nog mooi aangegeven. Echt moeilijk was het niet en veel schrijven moest ge al evenmin.
Hij geeft drie meerkeuze casussen waarbij je vooral moet opletten dat de termijnen kloppen en de procedure juist is. verder geeft hij ook nog definities en moet jij zeggen wie of wat onder de definitie verstaan wordt bv de procureur des konings,verjaringstermijn,...zijn woordjes die je dan moet invullen, een stuk of tien denk ik. De eerste vragen zijn open en moet je zoveel mogelijk schrijven en zeveren. bij sommige vragen wordt je gevraagd ook alle actoren te omschrijven die betrokken zijn bij een bepaalde procedure. En vergelijkingsvragen mochten in een kolom gezet worden als ik me goed herinner. vanachter op u examenblad staat hoe al de vragen berekend worden. Ge moogt gene wetboek gebruiken denk ik, maar je moet dus wel die termijnen kennen. Als ik me niet vergis zat er vorig jaar ook een vraag bij over de verschillende bevoegdheden van de onderzoeksrechter en PdK, dat ge die twee moest vergelijken... Zeker dat onderscheid goed kennen!
Uit examenbrochure tweede lic rechten
Vragen :
open vragen : b.v. "Vertel mij eens iets over huiszoeking ?" "Hoe is voorlopige hechtenis in België geregeld ?" "Wat betekent 'le criminel tient le civil en état' ?" inzichtsvragen : b.v. "Welke rechtsmiddelen staan open voor een verdachte die door de Raadkamer naar het vonnisgerecht wordt verwezen ?" evaluatievragen : b.v. "In welke mate is het vooronderzoek tegensprakelijk ?" toepassingsvragen : b.v. "Kan ik iets doen tegen een bevel tot aanhouding ?"
129
"Kan ik als burgerlijke partij iets doen tegen een beschikking tot buitenvervolgingstelling ?" "Een verstekvonnis wordt betekend aan de moeder van de veroordeelde. Tot hoe lang is verzet mogelijk ?" vergelijkende vragen : b.v. "Wat is het verschil tussen een sepot, minnelijke schikking, beschikking tot buitenvervolginstelling ?" Bij alle vragen kan aansluitend gevraagd worden het toepasselijke wetsartikel in het (eigen) wetboek terug te vinden en uit te leggen. b.v. "art. 33 van de Wet op de Voorlopige Hechtenis"
Belangrijk is dat u de de algemene regels kent, de gewone procedures kent. Men moet a.h.w. in staat zijn om de grote thema’s uit te leggen aan een rechtenstudent uit een ander land. Vragen : open vragen : b.v. "Vertel mij eens iets over huiszoeking ?" "Hoe is voorlopige hechtenis in België geregeld ?" "Wat betekent 'le criminel tient le civil en état' ?" inzichtsvragen : b.v. "Welke rechtsmiddelen staan open voor een verdachte die door de Raadkamer naar het vonnisgerecht wordt verwezen ?"
evaluatievragen : b.v. "In welke mate is het vooronderzoek tegensprakelijk ?" toepassingsvragen : b.v. "Kan ik iets doen tegen een bevel tot aanhouding ?" "Kan ik als burgerlijke partij iets doen tegen een beschikking tot buitenvervolgingstelling ?" "Een verstekvonnis wordt betekend aan de moeder van de veroordeelde. Tot hoe lang is verzet mogelijk ?"
vergelijkende vragen : b.v. "Wat is het verschil tussen een sepot, minnelijke schikking, beschikking tot buitenvervolginstelling ?" Bij alle vragen kan aansluitend gevraagd worden het toepasselijke wetsartikel in het (eigen) wetboek terug te vinden en uit te leggen. b.v.
"art. 33 van de Wet op de Voorlopige Hechtenis"
Belangrijk is dat u de de algemene regels kent, de gewone procedures kent. Men moet a.h.w. in staat zijn om de grote thema’s uit te leggen aan een rechtenstudent uit een ander land.
130
1)Hoe kan je de principiële verjaringstermijnen verlengen? Is dus stuiting en schorsing. 2)Geef de verschillende modaliteiten en voor- en nadelen om een vordering tot schadevergoeding uit te kunnen oefenen. 3)En dan een heel blad over Ali die werd tegengehouden omdat zijn lichtjes van zijn nummerplaat niet werkten, plots zien die politiemannen sierraden op de achterband... En dan zijn zijn papieren ook nog eens ni in orde... Die Ali toch!! Tja ze arresteren hem voor wa te bezinnen. Hij zegt dat die van zijn oma komen, die oma bevestigt dat dus niet. Dan vaardigt de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uit, zonder hem te ondervragen door veel vertraging en gewoon omdat die vindt dat die gevaarlijk is owv diefstal... De raadkamer laat hem vrij na 4 dagen. Uiteindelijk roept de onderzoeksrechter hem op te verschijnen bij PV, voor de corr rb, voor diefstal. Hij wordt veroordeeld bij verstek, daarna, gaat hij nr zijne raadsman, vonnis was betekent aan zijn vrouw, pas twee dagn later aan hem en nog net binnen de 15 dagen gaat hij nr zijne raadsman. Bon das het zowat in kort maar twas int geheel 1 blad, de vragen waren dan : Geef 3 onvolkomenheden bij de wettelijke vrijheidsberoving en de voorwaarden waaraan die dan wel moesten voldoen. wat zou je hem als raadsman aanbevelen als rechtsmiddel? En wat vind je over de oproeping per pv bij de corr rb?
131