Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Samenvatting Strafprocesrecht Titel 3: Algemene beginselen strafprocesrecht Hoofdstuk 1: Definitie §1. Begrip Het strafprocesrecht is het geheel der rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en berechting van personen die ervan worden verdacht een misdrijf gepleegd te hebben. Het beschrijft de vormvoorschriften en bepaalt de positie van de verschillende actoren in het strafproces (de overheid, de verdachte, het slachtoffer). Het bevat ook de regels betreffende de organisatie en werking van de strafgerechten en de regels betreffende de tenuitvoerlegging van de beslissingen van deze gerechten. In het strafprocesrecht wordt het materieel strafrecht gerealiseerd. Zonder afdwinging zijn rechtsregels immers zinloos. Er bestaat een inherente band tussen beiden. Men zal dus regelmatig moeten teruggrijpen naar begrippen uit het materieel strafrecht. Strafprocesrecht bevat vele formele voorschriften die bepalen hoe materieelrechterlijke voorschriften moeten worden toegepast. Het verloop van het proces is een formeel strafrechterlijk aspect. (Bv: de correctionalisering van een misdrijf (materieel strafrechterlijke rechtsfiguur) heeft vele implicaties voor het strafprocesrecht. Zaak komt niet voor het HvA. Dit omdat het HvA overbelast is. De techniek van de correctionalisering wordt aangewend om van misdaden wanbedrijven te maken en ze alsnog voor de correctionele rechtbank te brengen.) Synoniemen voor strafprocesrecht: Formeel strafrecht (meer in Nederland), strafrechtspleging, strafvordering §2. Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht Het onderscheid op 3 punten-> betrekking op de personen tot wie de regels gericht zijn, hun inhoud, en op de sancties indien zij worden geschonden. A. Personen tot wie de regels gericht zijn o De regels van het materieel strafrecht zijn tot de gehele bevolking gericht. Tot iedereen dus. (Burgers en overheid) Vb: Als je niet mag stelen, dan mag de overheid ook niet stelen. o De regels van het strafprocesrecht richten zich in de eerste plaats tot de overheid (de personen die met de toepassing van het strafprocesrecht belast zijn = de politie, de staande en zittende magistratuur. Dit vloeit voort uit het inquisitoir karakter van het strafprocesrecht. Het is een proces tussen de gemeenschap (vertegenwoordigd door het !1
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
OM) en de verdachte. Enkel wanneer een gewone burger verdacht wordt als (mede)dader, optreedt als getuige of tegen hem een dwangmaterieel word uitgevoerd, krijgt hij te maken met de regels van het strafprocesrecht. De bedoeling van de strafprocedure is het opleggen van beperkingen aan de overheid mbt tot het toepassen van het materieel strafrecht. Beperkingen mbt het vervolgen van bepaalde personen. Iemand die macht heeft zal daarvan gebruik gaan maken (al sinds de oude tijden). Aan die macht moeten bepaalde grenzen worden gesteld. Een overheid die bepaalde bevoegdheden heeft, heeft de neiging om die bevoegdheid te gebruiken en die macht uit te breiden. Vb: huiszoeking: Waarom bestaan regelen hieromtrent? Om te vermijden dat om het even welke overheidsinstantie om het even welk moment uw huis binnen kan vallen om een huiszoeking te doen. Daarom bestaan er procedureregels en alsmede beperkingen mbt wanneer men mag over gaan tot een huisonderzoek. Procedureregels = bevel van de overheid, of toestemming van de bewoner. Het eerste wetboek dat een dictator die aan de macht komt wijzigt is het wetboek van strafvordering. Dit om de bevoegdheden van politiediensten, etc. uit te breiden = meer macht aan de overheid. B. Inhoud van de regels o Inhoudelijk vallen de regels van het materieel strafrecht op door hun ‘vanzelfsprekendheid’ Ze beschermen een reeks fundamentele waarden (Je mag niet doden, slaan of stelen, ...). Wettelijke bepalingen die aangeven welke feiten strafbaar zijn onder welke voorwaarden en wie daarvoor kan worden vervolgd. Wat mag en wat mag niet? Welke zijn de constitutieve bepalingen van het misdrijf? Zijn er verzachtende omstandigheden, rechtvaardigingsgronden, schulduitsluitingsgronden of verschoningsgronden? Deze rechtsfiguren vertolken het algemeen rechtsgevoel op een juridische manier. Het is evident dat je procedures nodig hebt om dit toe te passen. o De meeste regels van het strafprocesrecht hebben die vanzelfsprekendheid niet. Het zijn ‘spelregels’/specifieke procedureregels die meestal niet aan bepaalde intrinsieke waarden/algemene rechtsgoederen (het leven, fysieke integriteit, eigendom, etc.) zijn gekoppeld en berusten vaak op onderlinge afweging van verschillende belangen (waarheidsvinding, grondrechten waaronder de rechten van verdediging). De inhoud is vaak “diffuus” en makkelijker vatbaar voor verandering. C. Sanctionering van schendingen o De sanctionering van schending van regels van het materieel strafrecht is vrij eenvoudig: Op elk misdrijf staat een straf. De rechter moet de wet toepassen en moet een straf opleggen die ligt tussen het minimum en het maximum. !2
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o De schending van een strafprocesrechtelijke norm wordt anders gesanctioneerd. De wet bepaalt zelden wat de precieze sanctie is (De wetgever ging ervan uit dat de professionelen de wet wel zouden volgen). De rechtspraak speelt hier dan ook een belangrijke rol en houdt onder meer rekening met de vraag of de rechten van de verdediging geschonden zijn (want er is nood aan een belangenafweging met de waarheidsvinding). Ook kan het niet naleven van proces beginselen een misdrijf uitmaken en wordt deze krachtens het materieel strafrecht gesanctioneerd. Volgens sommige politici moet dit niet worden gesanctioneerd. Als men als wetgever zegt dat geen enkele procedureregel tot sanctionering moet leiden dan is het bestaan van de procedureregels op zich overbodig. Ze hebben ze zelf gestemd. BV; de huiszoeking-> Als men bij de huiszoeking een schriftelijke toestemming moet geven, dan werd dit gestemd omdat er misbruik van werd gemaakt. Voor deze nieuwe wet moest men enkel een mondelinge toestemming geven. De politie schreef gewoon in het proces-verbaal dat men had toegestemd, terwijl dit niet zo was. De nieuwe wet stelt dat de toestemming voorafgaand aan de huiszoeking moet en schriftelijk moet worden opgesteld om misbruiken te vermijden. Nu krabbelt men erop terug. ➔ Het debat omtrent de sanctionering van de regels van het formeel strafrecht is een zeer moeilijk debat. ➔ De rechtspraak bepaalde vroeger hoe men moest overgaan tot de sanctionering. Als de wet iets niet regelt dan moet de rechter zelf op grond van art. 6 Ger. W. zelf bepaalde jurisprudentiële regels ontwerpen. Uiteindelijk werd dit wettelijk geregeld in de Wet Landuyt > in bepaalde gevallen is er bewijsuitsluiting, maar meestal is dit niet zo. Een aantal sancties zijn denkbaar: ▪ De proceshandeling of het hele proces kan nietig zijn. ▪ Soms moet de rechter een onrechtmatig verkregen bewijsstuk buiten beschouwingen laten -> hier moet men wel rekening houden met de Antigoon-rechtspraak. ▪ Soms wordt de strafvordering onontvankelijk ▪ Soms is er helemaal geen sanctie ▪ Soms is de sanctie onzeker (nog niet duidelijk) De problematiek mbt het sanctioneren van het formeel strafrecht is een internationaal probleem. Er is een toenemende repressieve tendens => toenemend dat men minder gaat sanctioneren. Een repressief regime gaat minder streng gaan optreden. De rechtspraak van het EHRM gaat ook uit van een repressieve regime (sinds begin jaren 90 <> verdachte vriendelijke aanpak). VB: voor een lange tijd was er discussie binnen het EHRM omtrent de overschrijding van de redelijke termijn ex. Art. 6 EVRM. 2 opties: 1) onontvankelijkheid van de strafvordering 2) de vermindering van de straf. Het hof heeft de bovenhand verleend aan de vermindering van de straf. §3. Doelstellingen van het strafprocesrecht In het strafproces staan verschillende belangen tegenover elkaar: !3
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o Het belang van de gemeenschap (bestraffing van de criminaliteit) o Het belang van het slachtoffer (schadevergoeding) o Het belang van de verdachte (eerlijk proces) Het strafproces heeft de ontdekking van de waarheid tot doel, maar deze waarheidsvinding mag echter niet tot stand komen met miskenning van de individuele grondrechten ➔ Dubbele finaliteit: ▪ De waarheidsvinding (A) ▪ De bescherming van de individuele grondrechten (B) Het is de taak van het strafprocesrecht om deze, vaak tegenstrijdige belangen met elkaar te verzoenen A. Waarheidsvinding o Het strafrecht maakt deel uit van het publiekrecht: Het conflict dat ontstaat ten gevolge van het plegen van een strafbaar feit wordt gezien als een conflict tussen de gemeenschap en de dader, niet als een conflict tussen dader en slachtoffer De invalshoek van waaruit de regels van het strafprocesrecht zijn opgesteld, is voornamelijk die van het openbaar belang( finaliteit en wijze van het opstellen van het strafprocesrecht) De taak van de advocaat van de verdachte is toezien op de toepassing van de regels van het strafproces. o Het strafproces in zijn geheel (opsporing en vervolging van misdrijven, berechting van de daders) heeft, vanuit dit perspectief, als voornaamste doel de waarheidsvinding. Men moet de waarheid vinden. Maar soms is dit niet altijd mogelijk. Onderscheid tussen de 1) gerechtelijke waarheid 2) reële waarheid. De gerechtelijke waarheid kan men achterhalen, want de jury (rb) heeft dit beslist. Maar vaak weten we niet wat er concreet is gebeurd. We moeten zoveel mogelijk de waarheid gaan bepalen, maar het strafrecht is slechts een middel om de waarheid te achterhalen. Men kan niet altijd de absolute waarheid gaan bepalen. Bv: Als er te weinig elementen à charge zijn -> twijfel -> in dubio pro reo =vrijspraak. B. Bescherming van de individuele grondrechten o Vanuit de optiek van de individuele burger heeft het strafprocesrecht een andere functie: de eerbied voor de individuele grondrechten o In het kader van de waarheidsvinding worden aan de overheid belangrijke bevoegdheden toegekend die een verregaande beperking van bepaalde grondrechten kunnen inhouden (niet enkel ten aanzien van personen die ervan verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd, maar tevens ten aanzien van derden) Het beschermde belang is hier dus ruimer dan de loutere “rechten van de verdediging” in strafzaken in de mate dat er meer voorrang wordt verleend aan de individuele grondrechten zal het achterhalen van de waarheid moeilijker worden. !4
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o De rechten van de verdediging (verzamelnaam voor reeks van grondrechten) gelden specifiek voor personen die vervolgd worden wegens een misdrijf ▪ Art. 6 EVRM en Art. 14 I.V.B.P.R (voornaamste rechtsbronnen) C. Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten o Het strafprocesrecht probeert deze belangen te verzoenen. Dat is een delicate evenwichtsoefening. Gedurende de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw stond de waarheidsvinding centraal. Sinds de totstandkoming van het EVRM is er meer aandacht voor de bescherming van de individuele grondrechten, dat een zelfstandig doel van het strafprocesrecht is geworden. De waarheid moet worden gevonden, maar op om het even welke manier. o De voornaamste waarborg Het wettelijk kader van het overheidsoptreden. VB: De telefoontap is enkel mogelijk in bepaalde gevallen. Er moet voorrang worden gegeven aan de rechten van de verdediging ▪ De beperking van grondrechten moet steeds op wettelijke basis berusten (legaliteitsbeginsel): ▪ Art. 12 al. 2 GW Vervolging kan slechts plaatsvinden in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft ( verwijzing naar het strafprocesrecht) ▪ Huiszoeking = art. 15 GW Echter was het zo dat er geen inhoudelijke vereisten werden gesteld mbt dat optreden. Het was voldoende dat het overheidsoptreden op wettelijke basis berustte, opdat het rechtmatig zou zijn. o EVRM brengt hier verandering inHet volstaat vandaag niet meer dat het overheidsoptreden ENKEL op een wettelijke basis berust. De wet moet in vele gevallen zekere voorwaarden vervullen opdat de inbreuk op individuele grondrechten zou geoorloofd zijn ▪ Vrijheidsberoving -> het is niet voldoende dat de vrijheidsberoving op een wettelijke basis berust en door een rechter wordt bevolen ( art. 12 GW). Moet ook worden voldaan aan de voorwaarden van art. 5 EVRM(1 &3) ▪ Huiszoeking ➔ De belangen van de burger in het algemeen (grondrechten), en van de verdachte in het bijzonder (rechten van de verdediging) wegen meer door in het strafproces dan voorheen. Het belang van de waarheidsvinding zal dus in bepaalde gevallen hiervoor moeten wijken Vb: wet Franchimont: enkele verdedigingsrechten worden nu uitdrukkelijk bepaald m.b.t. het gerechtelijk onderzoek. o De concrete afweging van het belang van de waarheidsvinding en dat van de bescherming van de grondrechten gebeurt door de rechtspraak. In deze onderlinge afweging kan men een slingerbeweging vaststellen. ▪ Oorspronkelijk primeerde het belang van de waarheidsvinding. In 1933 is een autoritaire !5
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
regime op een democratische verkozen manier aan de macht gekomen. Deze individuele grondrechten werden compleet aan de kant geschoven. ▪ Onder invloed van de internationale ontwikkeling van de mensenrechten (sinds de jaren ’60 en het ontstaan van het EVRM) is het belang van de bescherming van de grondrechten centraal komen te staan. Men wou een situatie zoals in 1933 vermijden. Dus de bovenhand aan mensenrechten. ▪ Een deel van de rechtsleer en een groot deel van de publieke opinie wijst op een te groot formalisme (overprocessualisering) dat tot maatschappelijk ongewenste resultaten leidt (zoals de vrijlating van verdachten waarvan de schuld quasi-vaststond)-> De wet Franchimont heeft deze discussie nog meer aangewakkerd. ▪ In de rechtspraak is een tegenreactie merkbaarDe Antigoonrechtspraak (Hof van Cassatie) heeft de sanctionering van onregelmatigheden begaan bij de bewijsvoering aanzienlijk versoepeld. Vanaf de jaren 90= meer repressieve aanpak (kaderen in het gevoel van de jaren 80 met de bende van nijvel, etc.) Ook merken we meer wetten die tot stand komen (witwaswetgeving,..) waar de waarheidsvinding zijn voorrang verkrijgt. Waar vroeger dit onrechtmatig bewijs steeds onbruikbaar werd in het strafproces, werd de regel in 2003 omgedraaid. Onrechtmatig bewijs moet door de strafrechter enkel nog in 3 hypothesen buiten beschouwing worden gelaten o
Wanneer de miskende vormvoorwaarde op straffe van nietigheid is voorgeschreven
o
Wanneer de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast
o
Wanneer het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces
Recente evoluties (tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit) Anti-terroristische wetgeving waardoor de rechten van de verdediging wordt beperkt= nieuwe vormen van criminaliteit die vaak internationale dimensies aannemen. Hier was er een nood aan een versoepeling van de proces voorschriften. o “Speciale” Politietechnieken zoals infiltratie en het gebruik van undercoveragenten = inperking van de grondrechten. De problemen doen zich vooral voor mbt tot het feit dat deze normaal enkel maar mogen worden aangewend voor specifieke vormen van criminaliteit maar toch algemeen worden gebruikt.
Hoofdstuk 2: Accusatoire en inquisitoire rechtspleging §1. Principe Een zuivere toepassing van deze 2 principes vind je niet meer. Doch is het interessant om hier nog op in te gaan. VB: Salduz-wetgeving: De tegenstanders van de wetgeving zeggen dat het recht van bijstand van een advocaat duidt op puur een accusatoire rechtspleging terwijl wij in België inquisitoire zijn.
!6
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De accusatoire rechtspleging o Horizontale processtructuur De aanklager en de verdediging staan op gelijke voet en vechten met “gelijke wapens” (equality of arms). De partijen hebben het proces volledig in handen, bepalen welke onderzoeksverrichtingen zullen plaatsen en op welke wijze. o Passieve rol van de rechter Hij moet in hoofdzaak erop toezien dat de procedure correct verloopt en dat de partijen het proces fair spelen ▪ De taak van de rechter bestaat erin, na het aanhoren van de argumenten van beide partijen, te beslissen welke van beide juridisch “gelijk” heeft o Een accusatoir proces is volledig openbaar, zowel ten aanzien van de partijen als ten aanzien van het publiek. Deze is alsmede tegensprekelijk De inquisitoire rechtspleging o Verticale processtructuur De overheid weegt door op de procesvoering en bepaalt het procesverloop. Men staat dus niet op gelijke voet. ▪ Er is een openbare aanklager, die niet namens het slachtoffer maar ambtshalve, namens de gemeenschap optreedt. o Actieve rol van de rechter Zijn bestaat erin “de waarheid” te ontdekken ▪ Verregaande bevoegdheden ▪ Actieve leiding van het proces De rechter kan zelf het onderzoek leiden en eventueel bijkomende onderzoeksverrichtingen gaan bevelen. In de Angelsaksische landen ondergaat de rechter de procedure veel meer en hebben de partijen de bevoegdheid om de beklaagde te ondervragen. Tout juge est procureur-general (er werd vroeger geen onderscheid gemaakt tussen de rechter en echt OM, nu wel dus) = weerspiegeling van het inquisitoir karakter. o Geheim en niet-tegensprekelijk karakter ▪ Geheim Achter gesloten deuren gevoerd (noch de verdachte, noch het publiek is op de hoogte van het verloop van het onderzoek) ▪ Niet-tegensprekelijk De beklaagde wordt niet de mogelijkheid geboden om de tegen hem verzamelde bewijzen te weerleggen en de argumenten voor zijn verdediging naar voren te brengen. De verdachte wordt beschouwd als het “object” van de rechtspleging, niet als drager van rechten. §2. Praktijk Zuiver accusatoire of inquisitoire procedures komen vrijwel nergens (meer voor). In de common law is de accusatoire procedure het best bewaard gebleven. De beroepsrechter heeft enkel als taak erop toe te zien dat de bewijsvoering volgens de regels gebeurt. Die bewijsvoering is volledig in handen van de partijen. De procedure is alsook nie echt !7
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
geheimelijk. De procedure in de continentale traditie was eerder inquisitoir (ook landen die hun model daarop hebben geïnspireerd) Vandaag is ze (ook in België) eerder gemengd. Aan het onderzoek ten gronde gaat een vooronderzoek vooraf dat inquisitoir en dus geheim en niet-tegensprekelijk verloopt. In tweede fase gebeurt de terechtzitting, die wel accusatoir is. De rechter speelt dus een actievere rol (zie hierboven). Het vooronderzoek is zuiver inquisitoir -> het openbaar ministerie heeft veel meer macht. Ook is zij geheim (niet rekeninghoudend met de lekking in de media) en niet tegensprekelijk: de verdachte moet ondergaan wat er gebeurd in het vooronderzoek. Er is hier geen beroep voor mogelijk. Zie telefoontap: hier kan je ook niks aan doen, want kom je pas te weten nadat dit is uitgevoerd. De grondwet schrijft voor dat de terechtzitting openbaar is. Dit deel van het proces is tegensprekelijk. Hier heb je als verdachte recht op inzage van het strafdossier (1 uitz.: BOM). Het is alsmede mondeling. Dit onderscheid moet dus sterk worden gerelativeerd. De rechtspraak van het EHRM zorgt ervoor dat deze procedures naar elkaar toegroeien. Wij (inquisitoire traditie) zijn meer en meer accusatoire tradities aan het opnemen. Ook in de Common Law landen worden aspecten van ons systeem overgenomen. VB: jury bij elke procedure wordt afgenomen, meer schriftelijke procedure. De raad van europa telt 47 lidstaten, dus de arresten van het EHRM die bepaalde normen opleggen hebben dus een zeer verregaande strekking. Deze landen hebben verschillende tradities. Hierdoor groeien de tradities tot elkaar. Het arrest Salduz v. Turijke: Salduz was een turkse minderjarige die omwille van activiteiten voor de PKK. Art. 6 EVRM moet zo worden geïnterpreteerd dat iemand die van zijn recht beroofd wordt heeft onmiddellijk recht op bijstand van zijn advocaat en niet pas na 24uur. Salduz-wet: De bijstand van een advocaat moet worden uitgebreid naar alle procedures (wat nu nog niet het geval). Onder invloed van de kleine Franchimont (1998) Wijziging van de strafprocedure om de procedure van het vooronderzoek weg te trekken van het inquisitoire De grote Franchimont heeft het niet gehaald (zelfde doelstellingProcedure minder inquisitoir maken) Gesneuveld in het parlement
Hoofdstuk 3: Verloop van het strafproces Het strafproces verloopt in 2 fasen (onderscheid met burgerlijk proces): 1: Een geheime fase Het vooronderzoek (grotendeels inquisitoir) -> hier wordt meer en meer nadruk opgelegd. Dit kan jaren duren, terwijl de terechtzitting veel sneller gaat.
2: Een openbare fase Het onderzoek ten gronde (grotendeels accusatoir) !8
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§1. Het vooronderzoek Het vooronderzoek is de fase die het onderzoek ter terechtzitting vooraf gaat en waarin gepoogd wordt de verdachte te identificeren en na te gaan of er voldoende bezwaren tegen hem bestaan. Is dit niet zo dan wordt het onderzoek stopgezet en wordt de tweede fase, het onderzoek ten gronde, niet aangevat. Over de grond van de zaak wordt in deze fase nog geen uitspraak gedaan. De onderzoeksverrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn “voorlopig”. Alle onderzoeksverrichtingen zullen opnieuw moeten worden gesteld wanneer er een beoordeling “ten gronde” komt. Als je een casus krijgt dan moet je je als eerst afvragen of het een opsporingsonderzoek is, of een gerechtelijk onderzoek (regels verschillen). A. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek Het vooronderzoek kan de vorm aannemen van een opsporingsonderzoek of van een gerechtelijk onderzoek o Het opsporingsonderzoek is het onderzoek dat wordt gevoerd door de procureur des Konings (O.M.) en zijn hulpofficieren (zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter). Een opsporingsonderzoek kan worden afgesloten met een beslissing tot niet-vervolging of met een dagvaarding voor het vonnisgerecht. Meer dan 90% van de zaken wordt op deze manier afgehandeld. Geen tussenkomst van de onderzoeksrechter vereist. Het opsporingsonderzoek kan ook met een buitengerechtelijke afdoening worden besloten: ▪ Een minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.) ▪ Een bemiddeling (Art. 216ter Sv.) o Het gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd door de onderzoeksrechter, op vordering van de procureur des Konings. Dat gebeurt voor de zwaarste misdrijven, waarbij dwangmaatregelen (zoals een huiszoeking, telefoontap, aanhoudingsbevel) moeten gebeuren die de procureur niet zelf kan bevelen. De 10% die hieronder valt zijn de zwaarste zaken. Wanneer men een onderzoek kan voeren zonder dat er een huiszoeking, etc. nodig is dan zal de procureur des Konings dit zelfstandig afhandelen. Aan de verdachten en het slachtoffer wordt de mogelijkheid geboden om het gerechtelijk onderzoek mee te sturen. Het verloopt onder de controle van de onderzoeksgerechten (kamer van inbeschuldigingstelling) Het wordt afgesloten door de raadkamer in een regeling der rechtspleging. Het onderscheid tussen het O.M. en de rechter is essentieel. Ze zijn beiden magistraat, maar het statuut van het O.M. is minder onafhankelijk want zij bevinden zich in een hiërarchische positie. Dit zorgt ervoor dat in het opsporingsonderzoek veel minder maatregelen kunnen worden getroffen. VB: huiszoeking/ondervraging van getuigen: Hier heb je een rechterlijk bevel nodig dus kan dit niet in het opsporingsonderzoek.
!9
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Er is vraag naar het al dan niet behouden van het gerechtelijk onderzoek: In andere landen wendt men zich gewoon tot de rechter in bepaalde gevallen. Het is dus slechts een opsporingsonderzoek. B. Kenmerken van het vooronderzoek o Het vooronderzoek is: geheim (1), niet-tegensprekelijk (2) en schriftelijk (3). Het vooronderzoek heeft dus een uitgesproken inquisitoir karakter. Dit inquisitoir karakter wordt afgezwakt door de kleine Franchimont van 12 maart 1998. Deze heeft hierdoor een meer horizontale processtructuur gekregen doordat de partijen in de mogelijkheid worden gesteld de gang van zaken mee te beïnvloeden. Men kan een controle uit gaan oefenen wanneer men zich binnen een gerechtelijk onderzoek bevindt (geld dus niet voor het opsporingsonderzoek). (1) Het geheim karakter van het vooronderzoek Het vooronderzoek is in principe geheim o Art. 28quinquis §1 Sv. Opsporingsonderzoek o Art. 57 §1 Sv. Gerechtelijk onderzoek Doel: Enerzijds ervoor zorgen dat het onderzoek niet wordt gedwarsboomd. Anderzijds vermijden dat er onnodige publiciteit aan de zaak zou worden gegeven, wat nadelig zou kunnen zijn voor de verdachte (wanneer na verloop van tijd zijn onschuld zou blijken). Draagwijdte: Interne en externe openbaarheid. 1. Interne openbaarheid (t.a.v. verdachte en slachtoffer) ▪ De verdachte is niet aanwezig bij de onderzoeksverrichtingen en heeft in deze fase van het onderzoek geen inzage in het strafdossier. Deze wordt niet betrokken bij de onderzoeksverrichtingen. Hetzelfde geldt voor zijn advocaat en voor het slachtoffer. Milderingen op de interne openbaarheid (door Wet Franchimont): ▪ Iedereen die wordt ondervraagd heeft recht op een gratis kopie van zijn procesverbaal van ondervraging te vragen. Vroeger als je werd ondervraagd en er een PV werd opgesteld dan kreeg je er geen kopij van. Art. 28quinquies §2 Sv en Art. 57 §2 Sv.: Dit wordt onmiddellijk afgegeven of binnen 3 maanden. Voorkomen dat men andere personen kan briefen om gelijklopende verklaring af te leggen (collaties voorkomen). Is dit nuttig? (Je kan gewoon je antwoorden opschrijven als je thuis bent) ▪ (Beperkte) inzage in het strafdossier Art. 61ter Sv.: geld enkel voor de zaak die bij wijze van een gerechterlijk onderzoek wordt onderzocht. Zie ook art. 21-22 voorlopige hechteniswet en art. 127 Sv. voor uitzonderingen op dit principe mbt het gerechterlijk onderzoek. 2. Externe openbaarheid (t.a.v. het publiek/media en pers) ▪ Alle onderzoeksverrichtingen en procedurehandelingen vinden in het geheim plaats (achter gesloten deuren), zonder dat het publiek wordt toegelaten <> groot onderscheid !10
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
met de common law landen. Zowel voor de reputatie van de persoon zelf alsmede om het onderzoek niet te belemmeren. Grondwettelijk hof: Het geheim karakter houdt aldus verband met het vermoeden van onschuld. Bij de terechtzitting is dit geheim karakter niet aanwezig. Dit omdat er reeds een onderzoek werd gevoerd. Milderingen op de externe openbaarheid ▪ Indien het openbaar belang dit vereist kan de procureur des Konings persmededelingen doen. Art. 28quinquies §3 Sv. en Art. 57 §3 Sv.: De wet van 12 maar 1989: Het recht opgenomen voor het O.M.om pers mededelingen te doen, met inbegrip van bepaalde voorwaarden en de rechten van verdediging. Algemene informatie wordt aan het publiek ter kennisgegeven. ▪ De advocaat op grond van Art. 28quinquies §4 Sv. en Art. 57 §4 Sv.: Hij kan namens zijn cliënt informatie aan de pers verstrekken. De advocaat heeft hiervoor toestemming van zijn cliënt nodig. Hij moet alsmede zijn deontologie respecteren. Het mag dus niet uitdraaien in een pleidooi voor uw cliënt. In beide gevallen (parket en advocaat), voor zover als mogelijk, mag de identiteit (ook geen foto) van de in het dossier genoemde partijen niet worden vrijgegeven. Sanctionering: o Eenieder die beroepsmatig zijn medewerking verleent aan het onderzoek is tot geheimhouding verplicht = belang van de strafvordering en het vermoeden van onschuld. Deze geheimhoudingsverplichting geldt ook t.a.v personen en bedrijven uit de privésector die gehouden zijn gevolgen te geven aan bepaalde vorderingen van de overheid. Art. 28quinquies §1 Sv. en Art. 57 §1 Sv.: Deze schending van het geheim heeft niet de nietigheid van het proces tot gevolg. Het hof van cassatie stelt dat het recht op een eerlijk proces niet in het gedrang komt als men als verdachte negatief in het beeld komt. Deze kan wel de nietigheid van de opsporingshandeling tot gevolg hebben. Er is een vaste persrechter die de contacten met de pers regelt. De magistraat die het vonnis heeft geveld mag nooit voor de camera zijn vonnis gaan uitleggen. “een rechter spreekt via zijn vonnissen en voor de rest zwijgt hij” Een magistraat van het parket heeft dit niet, of toch minder (want moet niet objectief zijn). o Schending van deze verplichting kan invloed hebben op de geheimhouder (sanctie = strafrechterlijk misdrijf ex. Art. 458/460ter SW.) en op de strafprocedure zelf (nietigheid van bepaalde opsporingshandelingen) Spanningsveld geheimhouding en de pers o De journalist is niet gebonden door het geheime vooronderzoek, enkel de personen die beroepshalve meewerken aan dat vooronderzoek zijb gehouden tot geheimhoudingsplicht. Ook bestaat er de speciale rechtsfiguur van het persmisdrijf die journalisten beschermt die, bij het schenden van het geheim van het onderzoek, een misdrijf zouden plegen (helling/laster en eerroof) -> moeilijke procedure voor HvA waardoor dat persmisdrijven meestal onbestraft blijven. o Journalisten hebben sinds 2005 het wettelijk recht hun informatiebronnen te beschermen en kunnen niet vervolgd worden wegens medeplichtigheid aan schending !11
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
van het beroepsgeheim Bronnengeheimhouding ➔ Delicate evenwichtsoefening tussen de noodzaak aan een vrije gerechtsverslaggeving en de bescherming van het vermoeden van onschuld en de privacy van verdachten en slachtoffer. (2) Het niet-tegensprekelijke karakter en sturing van vooronderzoek Tijdens het vooronderzoek heeft de verdachte in principe niet het recht de tegen hem verzamelde bewaren te weerleggen en verweermiddelen aan te voeren. Hij zal deze mogelijkheid pas krijgen wanneer de zaak aan de vonnisrechter wordt voorgelegd, bij het onderzoek ten gronde. (Hier wordt er immers geen uitspraak ten gronde gedaan) Mildering van dit principe t.a.v. het gerechtelijk onderzoek De partijen kunnen het onderzoek mee sturen door aan de onderzoeksrechter specifieke onderzoeksdaden te vragenSturing ex Art. 61quinquies Sv. en art. 47bis 1 b SV. (3) Het schriftelijk karakter van het vooronderzoek(strafdossier) Alle verrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn schriftelijk Van elke onderzoeksverrichting wordt een geschrift (proces-verbaal) opgemaakt, dat wordt toegevoegd aan het strafdossier. Dit strafdossier vormt de basis voor het latere onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is geheim, maar om controle te houden op wat er in het vooronderzoek werd gevoerd is er een strafdossier nodig. Als dit niet schriftelijk was dan zou elke latere controle door de rechter onmogelijk zijn. VB: ondervraging van een verdachte. Hier is een PV nodig, want anders kan men zeggen wat men wil. Art. 47bis Sv. Regels opnemen van processen-verbaal van verhoren §2. Het onderzoek ten gronde Het onderzoek ten gronde is de onderzoeksfase waarin uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak. Er wordt nagegaan of de feiten lastens de beklaagde bewezen zijn en over de eventuele straf. Het onderzoek ten gronde vindt plaats voor de vonnisgerechten, in aanwezigheid van de beklaagde, die nu het openbaar ministerie kan “tegenspreken” De algemene kenmerken van de procedure zijn tegengesteld aan die van het vooronderzoek Het onderzoek ten gronde is openbaar (1), tegensprekelijk (2) en mondeling (3)
(1) Openbaarheid van terechtzitting en uitspraak De openbaarheid van de terechtzitting en de uitspraak is door de grondwet gewaarborgd (Art. 148-149 GW) Belangrijk want hier kan het publiek een controlefunctie uitgeoefend, doch wordt dit vaak waargenomen door de pers. Op de openbaarheid van de terechtzitting bestaan twee uitzonderingen: !12
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o De rechter kan bevelen dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt als de openbare orde of de goede zeden in gevaar komen (Art. 148 G.W.) -> vaak zedenzaken. Enkel de partijen in de zaak en de advocaat mogen aanwezig zijn. Het is niet de bedoeling dat de advocaat dan aan de pers verteld wat er gebeurd is, evident ogv de deontologie. o Op grond van Art. 6 EVRM kan dat ook als het privé-leven van de partijen in het gedrang komt Van het beginsel van de openbaarheid van de uitspraak kan niet worden afgeweken (Art. 149 G.W.) Moet altijd openbaar. De openbaarheid geldt niet voor de onderzoeksgerechten, tenzij in de gevallen waarin de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstellign zich uitspreken over de grond van de zaak (Art. 9 Wet Bescherming Maatschappij; Art. 6 Probatiewet) De openbaarheid speelt op twee niveaus: 1. Interne openbaarheid: De beklaagde en het slachtoffer krijgen automatisch inzage in het volledige strafdossier. Dit is noodzakelijk om zich naar behoren te kunnen verdedigingen tegen de aanklacht. (uitz. Bijzonder dossier van de BOM). 2. Externe openbaarheid: Voor de openbare opinie (en de pers) heeft de openbaarheid een controlefunctie. Het laat het publiek toe toezicht uit te oefenen op de strafrechtspleging. De minister van justitie is politiek verantwoordelijk. (2) Het tegensprekelijk karakter van de procedure Het recht op tegenspraak is de essentie van het recht op verdediging. Het onderzoek verloopt in de vorm van een debat tussen de vervolgende partij (het openbaar ministerie) en verdedigende partij (de beklaagde). Het gaat om een recht, niet om een plicht. De beklaagde kan verstek laten gaan. Equality of arms Openbaar ministerie en beklaagde staan op gelijke voet In de praktijk wordt aan het principieel tegensprekelijk karakter van de rechtspleging ten gronde afbreuk gedaan door het grote gewicht dat uitgaat van het strafdossier. In de praktijk steunt de bewijsvoering ter terechtzitting doorgaans hoofdzakelijk op de stukken in het strafdossier Dus op de bewijzen die tijdens het vooronderzoek op niettegensprekelijke wijze vergaard zijnDe taak van de vonnisrechter is in grote mate herleid tot die van een verificatierechter, die de stukken uit het strafdossier nagaat. De Belgische strafrechter speelt een actieve rol in de procedure. (3) Mondeling karakter van de rechtspleging De verrichtingen tijdens het onderzoek ten gronde gebeuren mondeling, al wordt wel een proces-verbaal van de terechtzitting opgesteld (Art. 155 en 190ter Sv.) o Het openbaar ministerie vordert mondeling (tegenover het schriftelijke van het vooronderzoek) o Onderzoeksverrichtingen (ondervraging, getuigenverhoor) en pleidooien gebeuren eveneens mondeling-> moet echter worden gerelativeerd. !13
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Van de rechtspleging ter terechtzitting wordt wel een schriftelijk verslag opgemaakt, procesverbaal van de terechtzitting of zittingsblad, waarin de griffier het algemeen verloop van de procedure uiteenzet en de voornaamste verklaringen van de ondervraagde getuigen vermeldt. Juridische argumenten worden aangevoerd in een schriftelijke conclusie wat later gekoppeld wordt aan een mondeling pleidooi. Echter gelet op de toevloed aan strafzaken is het zo dat pleidooien ook geen uren mag duren. Een correctionele rechter moet soms op 1 voormiddag 6/7 zaken beoordelen.
Hoofdstuk 4: Actoren in het strafproces In het strafprocesrecht komen er veel meer actoren te pas dan bij het burg. Procesrecht. §1. De verdachte A. Situering o De verdachte is de persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. Het strafproces draait volledig rond de verdachte. Het is de feitelijke situatie, nog geen bewijs, men verdenkt hem om een misdrijf te hebben gepleegd. Zijn er voldoende bewijzen tegen de verdachte om hem voor de strafrechter te brengen? B. De verschillende statuten van verdachte Men begint met de term verdachte (1): generieke verzamelnaam voor alle categorieën personen tegen wie een strafzaak loopt. Tijdens het vooronderzoek Inverdenkinggestelde (2a) ▪ Vaak zal de verdachte bij het begin van het onderzoek een onbekende zijn. Deze weet niet dat hij verdacht wordt voor een bepaald misdrijf. (gerechtelijk/opsporings) ▪ De inverdenkinggestelde is de verdachte tegen wie een formele aanklacht werd geformuleerd, de zgn. inverdenkingstelling (Art. 61bis Sv.). Iemand die officieel weet dat hij verdacht wordt van een misdrijf. Men zal dus zijn verdediging kunnen voorbereiden. Men zal alsmede bepaalde rechten krijgen om dit te doen. De inverdenkingstelling gebeurt automatisch wanneer het gerechtelijk onderzoek op naam van een welbepaalde verdachte werd gevorderd. Vaak is het moeilijk om te achterhalen of men een getuige of een verdachte is, wanneer je een 2de of 3de keer wordt verhoord werd men pas in verdenking gesteld => soort misbruik van die getuige verklaring- > verdediging kan nog niet worden voorbereid. Wanneer in de loop van het onderzoek de onderzoeksrechter ernstige aanwijzingen van schuld vindt tegen de verdachte, is hij verplicht deze in verdenking te stellen ▪ Een inbeschuldiginggestelde (2b) is een verdachte die naar het Hof van Assisen is verwezen door de kamer van inbeschuldigingstelling
!14
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting Beklaagde of beschuldigde (3) ▪ Het onderscheid beschuldigde/beklaagde slaat op het rechtscollege waarnaar de betrokkene werd verwezen: iemand die voor een vonnisgerecht wordt geleid. - Politierechtbank of correctioneel rechtbank Beklaagde - Hof van Assisen Beschuldigde o De rechten waarop de betrokkene aanspraak kan maken verschillen ▪ De rechten van de verdachte (sensu stricto) zijn zeer beperkt ▪ De inverdenkinggestelde tegen wie een gerechtelijk onderzoek loopt heeft daarentegen toegang tot talrijke procedures. Bv. Inzage in het strafdossier vragen en bijkomende onderzoeken vorderen ▪ De beklaagde en beschuldigde beschikken over alle rechten van een volwaardige procespartij. Alle in Art. 6 EVRM opgesomde verdedigingsrechten zijn hier gegarandeerd ▪ De rechten van de veroordeeldeIn het raam van het strafuitvoeringsrechtHet vermoeden van onschuld, dat gedurende gans het strafrechtelijk onderzoek blijft bestaan en toepasselijk is op de verdachte, de inverdenkinggestelde en beklaagde/beschuldigde, geldt niet voor de veroordeelde o Vroeger kon de strafvordering enkel tegen natuurlijke personen worden ingesteld en konden rechtspersonen nooit als verdachte optreden <> NuArt. 2bis VTSv. Regelt de instelling van de strafvordering tegen rechtspersonen De veroordeelde (4) Persoon die veroordeeld is door een in kracht van gewijsde getreden uitspraak De lasthebber ad hoc (5) Wanneer een rechtspersoon samen met de natuurlijke personen die haar vertegenwoordigen vervolgd wordt voor dezelfde of samenhangende feiten, wijst de rechtbank, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc aan om de rechtspersoon te vertegenwoordigen (Art. 2bis VTSv.) De belangen van de rechtspersoon en haar vertegenwoordigers kunnen tegenstrijdig zijn, waardoor de verdachten de schuld zouden kunnen afschuiven op de rechtspersoon. De rechtspersoon wordt dus beter niet door zijn eigen vertegenwoordigers vertegenwoordigd. Is veeleer een advocaat. Vanaf de strafpleging => enkel advocaat kan de rechtspersoon vertegenwoordigen. Doet hij dat niet dan zijn de rechten van verdediging van de RP geschonden. C. De advocaat De advocaat is de vertegenwoordiger van de verdachte. Samen vormen zij de verdediging. De advocaat is de vertrouwenspersoon van de verdachte en de confidentialiteit in hun betrekking is wettelijk beschermd (Art. 90sexies, lid 3 en Art. 90octies Sv.) De advocaat dient zich ook te houden aan deontologische regels van de balie. Zij is echter geen partij als dusdanig. Hij is de onafhankelijke vertegenwoordiger. De relatie tussen de advocaat en de client is een vertrouwensrelatie, maar geen loopknecht. Deze verdedigt zijn eigen positie. !15
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Visie EHRM (niet in belgie gevolgd): De advocaat kan op een zeker hoogte gelijkgesteld worden met zijn partij. Wanneer men bepaalde info niet aan de verdediging wil vrijmaken, bv. namen van politiemensen die hebben geïnfiltreerd, dan kan dit. Maar men kan echter wel overgaan tot het verlenen van die info aan de advocaat, die hij dan niet mag doorspelen aan de advocaat. Op deze manier wordt de verdediging op de hoogte gesteld. In België wordt dit niet gevolgd omdat dit ervoor zorgt voor wringingen. Want de advocaat weet meer dan zijn client. Alsmede wil de advocaat dit niet, want als de advocaat bepaalde info heeft en dit niet voor de rechtbank mag gebruiken (want client zit daar), dan weten zij dat liever niet. Vb.: het vertrouwelijk dossier komt niet ter inzage van zowel de advocaat als van de verdachte §2. Het slachtoffer A. Situering Het slachtoffer is de persoon die rechtstreeks benadeeld werd door het misdrijf, of de burgerlijke partij. (feitelijk gezien het slachtoffer van een misdrijf). De aandacht voor het slachtoffer in het strafproces is sinds eind jaren ’90 (dutroux affaire) sterk toegenomen. Niet enkel in België, maar ook de EU. Bij ons heeft het slachtoffer zeer veel te zeggen en dit in vergelijking met andere landen. Zij speelt aldus een belangrijke rol in ons strafproces en kan alsmede een schadevergoeding gaan vorderen. In landen met een Angelsaksische rechtstraditie is de rol van het slachtoffer zeer beperkt, want proces betreft enkel het O.M. and the defence. In Nederland heeft men enkele jaren geleden een “hoorrecht” ingevoerd in het strafproces zeer veel kritiek: want dit kan de rechter negatief beïnvloeden t.o.v. de dader. Bij ons zijn wij het gewoon dat het slachtoffer een gewoon optredende partij is bij het proces. B. De verschillende statuten van het slachtoffer Het slachtoffer in het algemeen ▪ Slachtoffervriendelijke bejegening (Art. 3bis VTSv.) Slachtoffer moeten zorgvuldig of correct bejegend worden. Dit werd ingesteld omdat men merkte dat slachtoffers bij het eerste contact met de politie niet correct werden bejegend. Slachtoffers die schadevergoeding willen eisen voor de strafrechter zijn niet verplicht zich vooraf bij het parket te registreren als benadeelde. De procureur des konings is verplicht ‘alle gekende slachtoffers’ op te roepen voor de openbare terechtzitting in geval de zaak aanhanging wordt gemaakt door rechtstreekse dagvaarding en oproeping bij proces-verbaal. Van zodra de mogelijkheid bestaat dat het misdrijf schade heeft berokkend aan een derde, is de strafrechter verplicht de burgerlijke belangen ambtshalve aan te houden, ookal komt het slachtoffer op de terechtzitting niet opdagen (art. 4 VTSv). Het slachtoffer kan dan zijn eis tot schadevergoeding aanhangig maken bij de burgerlijke rechter (art. 1034bis Ger.W.) of bij de strafrechter (art. 4 VTSv) !16
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Het minderjarig slachtoffer van een seksueel misdrijf mag zich tijdens elk verhoor vanwege de gerechtelijke instanties laten bijstaan door een vertrouwenspersoon (meerderjarig persoon naar keuze) (art. 91bis SV) De processenverbaal van het verhoor en de cassettes van opname worden overgelegd aan het onderzoeksgerecht en het vonnisgerecht, zulks in de plaats van de persoonlijke verschijning van de minderjarige (art. 100 Sv) Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en hun nabestaanden die niet via de normale kanalen schadevergoeding kunnen verkrijgen (via burgerlijke partijstellingen), kunnen zich richten tot het slachtofferhulpfonds. Legt de vonnisrechter een effectieve vrijheidsstraf op, dan moet hij de burgerlijke partij inlichten over de mogelijkheid deel te nemen aan de debatten van de strafuitvoeringsrechtbank (art. 195 lid 7 Sv.) ▪ Herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer Alle personen die een direct belangen hebben in het kader van een gerechtelijke procedure wordt de mogelijkheid geboden om beroep te doen op herstelbemiddeling, buiten de strafprocedure om, die de dader en het slachtoffer toelaat elkaar te ontmoeten in aanwezigheid van een neutrale bemiddelaar van een erkende bemiddelingsdienst (art. 553 Sv.) ≠ Bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.) Als dader en slachtoffer ermee instemmen kunnen zij buiten de gerechtelijke procedure om onderhandelen onder begeleiding van een erkend bemiddelaar. Die heeft een vertrouwelijkheidsplicht en ook alle gesprekken en documenten die worden gebruikt zijn vertrouwelijk, kunnen dus niet worden aangewend buiten de bemiddeling, zelfs niet voor het gerecht. Als de partijen akkoord gaan, kunnen bepaalde elementen wel ter kennis gebracht worden van de gerechtelijke instanties (Art. 555 Sv., 195 in fine Sv.) Bemiddeling is mogelijk in elke fase van de strafprocedure, zelfs nog tijdens de fase van de strafuitvoering De benadeelde persoon ▪ De benadeelde persoon is degene die verklaart schade te hebben geleden door het misdrijf (Art. 5bis VTSv.) -> onderscheid zich dus van het eigenlijke slachtoffer. De verklaring wordt in persoon of door een advocaat afgelegd op het secretariaat van de procureur des konings of op het politiesecretariaat. Elke benadeelde wordt geïnformeerd over deze mogelijkheid en de daarbij horende rechten (bijstand door een advocaat, inzage in het strafdossier) ▪ In tegenstelling tot de burgerlijke partij is de benadeelde persoon geen procespartij. Zijn rechten bestaan vooral in het krijgen en geven van informatie. Hij wordt op de hoogte gehouden van het verloop vd strafzaak (seponering, instellen gerechtelijk onderzoek, bepaling rechtsdag). Alsmede kunnen er bepaalde documenten aan het dossier worden toegevoegd. !17
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De burgerlijke partij ▪ De burgerlijke partij is het rechtstreekse slachtoffer dat het initiatief genomen heeft om een procespartij te worden ➔ Men kan dat worden in het gerechtelijk onderzoek of het eigenlijk proces. ➔ Men kan alsmede de procedure gaan sturen. Men krijgt het woord, zoals de beklaagde dat krijgt. Niet enkel het slachtoffer zelf, maar ook de rechtsopvolgers van het slachtoffer kunnen als burgerlijke partij optreden De burgerlijke partij kan zich laten bijstaan door een advocaat. Ook rechtspersonen kunnen zich burgerlijke partij stellen ▪ De burgerlijk vordering betreft uitsluitend de schadevergoeding ▪ De burgerlijke partij krijgt dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde verdachte (inzage, opheffing ve maatregel, aanhangig maken bij kamer van inbeschuldigingstelling, bijkomende onderzoeksdaden, beroep aanteken, gehoord worden…). wapengelijkheid ▪ De burgerlijke partij die ongelijk haalt, wordt veroordeeld tot de gerechtskosten met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding, zeker als ze zelf de zaak op gang heeft gebracht. Wanneer men alsmede een schadevergoeding wil bekomen dan is het proceseconomisch beter om zich ook burgerlijke partij te stellen. §3. De burgerlijk aansprakelijke partij (burgerrechtelijk figuur) In het strafprocesrecht kan ook uitspraak worden gedaan over de burgerlijke vordering (de vordering tot schadevergoeding). Dit wordt toegelaten om de belangen van het slachtoffer te verdedigen. In principe is de burgerlijke vordering gericht tegen de beklaagde/beschuldigde, maar kan tevens gericht worden tegen de personen die, krachtens de regels van het aquiliaans aansprakelijkheidsrecht, burgerrechtelijk aansprakelijk (art. 1384 BW) is voor de door de beklaagde/beschuldigde veroorzaakte schade. In sommige gevallen kan de burgerlijke aansprakelijke partij zelfs burgerlijk aansprakelijk worden gesteld voor het betalen van de geldboete waartoe de beklaagde werd veroordeeld. Het slachtoffer heeft hier belang bij, want de financiële toestand van de werkgever/ouders zal doorgaans beter zijn dan die van de werknemer/kind. De burgerlijke partij is geen noodzakelijke partij (uitz.: ouders vd ‘uit handen gegeven’ minderjarige) §4. De (vrijwillig of gedwongen) tussenkomende partij (burgerrechtelijke figuur) In principe zijn derden geen partij in het strafproces. Dus tussenkomst is niet toegelaten. De rechtspraak aanvaardt echter dat derden vrijwillig kunnen tussenkomen als de wet aan de strafrechter toelaat om, tezelfdertijd met de beslissing over de strafvordering, een sanctie of maatregel lastens een derde uit te spreken. !18
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Een belangrijk toepassingsgeval hiervan is de confiscatie van zaken die aan een derde toebehoren (Art. 42 Sw.) Derden die dreigen het slachtoffer te worden van een verbeurdverklaring kunnen zich daartegen verzetten voor de strafrechter. Zij worden daartoe op de hoogte gebracht van de datum van rechtsdag (Art. 5ter VTSv.) Soms kan een derde ook gedwongen worden tussen te komen (WAM-wet, gecombineerd met de Wet LVO): een rechtstreeks vorderingsrecht tegen de verzekeraar, dus nood aan gedwongen tussenkomst. o Bv. Verzekeraars Die moeten tussenkomen op vraag van de burgerlijke partij of de verzekerde zelf. Ook vrijwillig kunnen verzekeraars kunnen tussenkomen voor de strafrechter, bv. in het verkeersrecht §5. De politie A. Situering De samenstelling van het strafdossier gebeurd door de politie, maar men is geen partij. De Wet Geïntegreerde Politiedienst (WGP, 7 december 1998) vormde de bestaande politiekorpsen om tot 1 politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een lokaal en een federaal. Vroeger was er de Rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie (bij de parketten): info over lopende strafrechtelijke onderzoeken werd niet doorgespeeld: nu hebben we een algemene nationale gegevensbank B. Taken van de politie Politiemensen hebben zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken (essentieel onderscheid) 1. Daden van bestuurlijke politie Daden van bestuurlijke politie situeren zich binnen het preventieve toezicht dat door de politie wordt uitgeoefend. Het gaat onder meer om het algemeen toezicht, politiecontroles, handhaving van de openbare orde, voorkomen van misdrijven en beschermen personen en goederen (Art. 14 Wet Politieambt) 2. Daden van gerechtelijke politie ▪ Daden van gerechtelijke politie zijn politieopdrachten die ertoe strekken misdrijven op te sporen en vast te stellen en hierbij bewijzen te verzamelen die eventueel later aan een rechter kunnen worden voorgelegd (Art. 15 WPA): gerelateerd op een concreet misdrijf. ▪ Repressief karakter Reactieve recherche: het reageren op het plegen van een misdrijf. Proactieve recherche: misdrijven die nog niet gepleegd, en waarvan men nog geen volledige kennis heeft. Het hof van cassatie interpreteert dit zeer eng, waardoor dat dit in de praktijk niet veel voorstelt. Vaak wordt het als een reactieve recherche gezien. !19
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Bv: patrouille op de weg gewone controle uitoefent = daad van bestuurlijke politie, inbreuken vaststel = daad van gerechtelijke politie. (zeer moeilijk om de grens te trekken) Politieofficieren zijn verplicht misdrijven op te sporen, vast te stellen en ze ter kennis te brengen van het openbaar ministerie. Zelf mogen zij echter geen vervolgingen instellen. Dit is het monopolie van het openbaar miniserie. Bij het opsporen en vaststellen van misdrijven treden zij op onder de leiding en het gezag van de procureur des konings/onderzoeksrechter. Vorderingen zijn principe schriftelijk en vermelden de rechtsbasis waarop zij berust, behalve in spoedeisende gevallen. De operationele leiding berust bij de hiërarchische oversten van de politiekorpsen. In geval van noodzaak verlenen agenten elkaar bijstand. ▪ Om daden van gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen moet de politieambtenaar daartoe door de wet gemachtigd zijn (Art. 8/6, lid 2 WPA). Hij moet daarvoor bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie (afhankelijk van de graad). Wanneer men niet over die hoedanigheid beschikt (slechts een administratieve bevoegdheid) kan men niet actief misdrijven opsporen en vaststellen. Stellen zij toch een misdrijf vast dan dienen zij dit te melden (art. 29, al.1 Sv) ▪ Daarnaast bestaan er ook hulpofficieren van de procureurs des Konings. Dit zijn politieambtenaren met de graad van officier of met bepaalde anciënniteits- en opleidingsvoowaarden. Deze hebben wat de betrapping op heterdaad betreft dezelfde bevoegdheden als de procureur des koning. Mag dus op eigen initiatief, maar moet de magistraat naderhand verwittigen. Enkel hulpofficieren (van de procureur des konings) kunnen op bevel van de onderzoeksrechter huiszoekingen en inbeslagnemingen uitvoeren (Art. 89bis Sv.) en vorderingen uitvoeren met betrekking tot het afluisteren van privécommunicatie en telecommunicatie (Art. 90quater §3 Sv.) C. Statuut van de politie o De nieuwe politiestructuur ▪ geïntegreerde politiedienst met 2 niveaus Lokaal en Federaal (met essentieel verschillende bevoegdheden) ▪ Eenheidsstatuut qua rekrutering, pensioen … en onderworpen dezelfde deontologische regels. Daarnaast geldt ook het mobiliteitsprincipe. De politiediensten bestaan uit een operationeel en een administratief en logistiek kader. o De lokale politie (Bestuurlijke en gerechtelijke taken) ▪ De lokale politie is verantwoordelijk voor de basispolitiezorg. Het grondgebied van het Rijk wordt ingedeeld in politiezones (196) die uit éen of meer gemeenten bestaan Voor meergemeentezones Politieraad en politiecollege Voor ééngemeentezones Gemeenteraad en CBS Per politiezone wordt een zonale veiligheidsraad ingesteld, waarin systematisch overleg plaatsvindt tussen burgermeesters, de procureur des Konings, de korpschef (heeft een uitvoerende taak) en bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie. Het !20
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
bespreekt het zonaal veiligheidsplan, bevordert de optimale coördinatie van het optreden van de lokale politiediensten en evalueert de uitvoering van het plan Elke politiezone beschikt over een lokaal politiekorps geleid door een korpschef (uitvoerende functie). De burgemeester is dus niet meer de hoofd van de politie. Per korps is er een opsporingsdienst, die wordt geleid door een politieambtenaar. Het is deze dienst die instaat voor de uitvoering van de gerechtelijke taken. Het gezag en de leiding wordt uitgeoefend door de burgemeester of het politiecollege o De federale politie ▪ De federale politie is verantwoordelijk voor de gespecialiseerde en de bovenlokale politiezorg (art. 3.al. 3 wet geïntegreerde politiedienst) ▪ Ze bereidt onder meer het nationaal veiligheidsplan voor en draagt bij, na de goedkeuring ervan, tot de uitvoering met haar algemene diensten en directies (art. 92) ▪ Samenstelling Piramidale structuur: De federale politie staat onder leiding van de commissaris-generaal (Katrien de Bolle) Onder hem staan een reeks algemene directies (centrale diensten die een taak op zich nemen, Bv. personeelsbeheer) en gedeconcentreerde diensten (arrondissementele diensten die het werk van de federale politie uitvoeren op een kleinere schaal) ▪ Gezag en leiding Justitiële taken Minister van Justitie Bestuurlijke taken Minister van Binnenlandse zaken ▪ Bevoegdheid De federale politie is bevoegd voor het hele Belgische grondgebied (zij verrichten zowel daden van gerechtelijke en bestuurlijke politie -> vorm van dubbel onderscheid): 2 territoriale bevoegdheden: o Efficiënt supralokale fenomenen aanpakken: wanneer een misdrijf fenomeen zich blijkt te situeren in verschillende arrondisementen. o Technische ondersteuning van de lokale politie bij de beheersing van de lokale fenomenen Materiële bevoegdheid Beginsel van specialiteit (een aantal materies zijn aan de federale politie voorbehouden: bijzondere opsporingsmethoden) en subsidiariteit Alles moet op het meest geschikte niveau geregeld worden (Alles wat op lokaal kan, moet dan ook zo gebeuren). Verdere afbakening kan door de minister van justitie.
!21
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o Gespecialiseerde opsporingsdiensten Talrijke bijzondere wetten richten specifieke opsporingsdiensten op, die met bestuurlijke en gerechtelijke opsporingsopdrachten belast zijn. Deze ambtenaren maken geen deel uit van de geïntegreerde politiedienst en blijven dus verder bestaan naast de reguliere politiediensten, vb. douanebeambten C. Toezicht op de politiediensten Onderscheid tussen het intern en het extern toezicht o Intern toezicht ▪ Voor bestuurlijke opdrachten Onder toezicht van de bestuurlijke overheid (Burgemeester, politiecollege, minister) ▪ Voor gerechtelijke opdrachten Onder toezicht van de gerechtelijk overheid (Het parket -> procureur des konings bij het hof van beroep of federale procureur (art. 279 Sv)) Als het personen betreft die de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie cumuleren met een bestuurlijke bevoegdheid, dan betreft het een toezicht van de procureurgeneraal of de federale procureur enkel de daden van gerechtelijke politie die door deze personen worden gesteld. De andere daden ontsnappen aan zijn toezicht. ▪ Daarnaast is er een ‘algemene Inspectie van de Federale en Lokale Politie’ (onder het gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie) en voor alle leden van de politiediensten is er een eenvormig tuchtregime.
o Extern toezicht ▪ Het ‘Vast Comité P’ (Vast Comité van toezicht op de politiediensten) waaraan een Dienst Enquêtes P is verbonden. ▪ Het comité treedt op: Uit eigen beweging (maakt dus geen deel uit van de politiestructuur) Op vraag van het parlement (Kamer of Senaat) Op vraag van de bevoegde minister of van de bevoegde overheid ▪ Het Vast Comité P stelt onderzoeken in naar de activiteiten en de werkwijze van de politiediensten, naar hun interne reglement en richtlijnen, alsmede naar alle documenten die de handwijze van de leden van de politiediensten regelen (met uitzondering van de richtlijnen inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid en inzake het beleid met betrekking tot de bestuurlijke politie). Maar het heeft geen tuchtbevoegdheid. Het verslag zal dus worden opgemaakt en aan de bevoegde instanties worden overgemaakt. !22
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Het hoofd en de leden van de Dienst enquêtes P hebben de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des konings. Deze dienst kan ambtshalve of in opdracht van het Vast Comité onderzoeken instellen. D. Internationale politiediensten Interpol ▪ Geen internationale politie ▪ Wel een verbindingsnet tussen de verschillende nationale politiediensten die erbij aangesloten zijn ▪ Doel: Doorgeven van inlichtingen (zowel preventief als repressief) en verspreiden van internationale opsporingsberichten (oa met het oog op de uitlevering) Minder belangrijke rol door het ontstaan van Europol. Europol ▪ Geen internationale politiedienst (met eigen bevoegdheden) ▪ Wel een Europees samenwerkingsverband dat binnen een louter intergouvermenteel kader (geen supranationaal Europees) functioneert. Ook België heeft verbindingsmagistraten. ▪ Kreeg meer bevoegdheden waaronder ook operationele bevoegdheden Kan uitgroeien tot een echte supranationale Europese politie OLAF ▪ Anti-fraudedienst van de Europese Commissie (ook België heeft verbindingsmagistraten) -> heeft dus specifieke opsporingsbevoegdheden om plaatsbezoeken te verrichten met het oog op de opsporing en vaststelling van administratieve inbreuken op de EG-verordeningen inzake fraude. Hun processen-verbaal hebben dezelfde bewijskracht als de processen-verbaal van de nationale politiële instanties. §6. Het openbaar ministerie A. Taken van het openbaar ministerie o In de strafrechtspleging belast met de toepassing van de strafwet Het openbaar ministerie is de motor van de strafvordering. Zonder het O.M. is er geen strafprocedure: bewijsvoeren voor de vonnisrechter en de tenuitvoerlegging van het vonnis wanneer de rechter uitspraak heeft gedaan. o Het wordt wel eens de ‘staande magistratuur’ genoemd, in tegenstelling tot de zittende magistratuur, de meer passieve rechter Het gebruik van de term parket -> niet correct: verwijst naar het parket van de procureur des konings. Het orgaan in de strafrechtspleging dat belast is met de toepassing vd strafwet. Het heeft de leiding van het onderzoek in strafzaken en beslist over het al dan niet instellen van de !23
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
strafvordering. Het is verantwoordelijke voor de bewijsvoering, eens de zaak bij de vonnisrechter is aangebracht, en het zorgt voor de tenuitvoerlegging van het vonnis wanneer de rechter uitspraak heeft gedaan. 1. De leiding van het onderzoek in strafzaken ▪ Het opsporingsonderzoek wordt verricht onder het gezag en de leiding van de procureur des konings, die er de verantwoordelijkheid voor draagt. (Art. 28bis, §1 Sv.) Hij heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht, dat blijft voortbestaan nadat de strafvordering is ingesteld. Het is enkel wanneer het onderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, dat de leiding en verantwoordelijkheid ervan bij de onderzoeksrechter berust (Art. 55 Sv.). Zelfs als het onderzoek in handen van de onderzoeksrechter is, heeft de PdK een vorderingsrecht: hij kan de onderzoeksrechter vragen bepaalde onderzoeksverrichtingen te stellen en bij weigering kan hij hoger beroep aantekenen bij de kamer van inbeschuldigingstelling. In zaken met minderjarige verdachten is de PdK verantwoordelijk voor het onderzoek naar de strafbare feiten. De jeugdrechter is geen officier van gerechtelijke politie en mag geen onderzoeksdaden stellen, behalve als het gaat om informatie over de persoon. De onderzoeksrechter kan enkel in uitzonderlijke omstandigheden worden gevorderd om bewijsmateriaal te verzamelen. 2. De uitoefening van de strafvordering ▪ Het openbaar ministerie kan de strafrechter adiëren met het oog op de toepassing van de strafwet. Enkel hij kan een zaak aanhangig maken/voorleggen aan de rechter. Dit kan niet door de burgerlijke partij (kan enkel de burgerlijke vordering uitoefenen) ➔ Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering (Art. 1 en 3 VTSv.) Tegen de beslissing tot sepot kan de benadeelde geen rechtsmiddel aanwenden. Hij kan enkel onder bepaalde voorwaarden de strafvordering op gang brengen door de onderzoeksrechter in te schakelen of de verdachte rechtstreeks te dagvaarden voor de vonnisrechter. ▪ Het OM zal de zaak ook moeten pleiten ter terechtzitting en eventueel rechtsmiddelen (hoger beroep, cassastie) aanwenden tegen beslissingen van de rechter die nadelig zijn voor de openbare vordering. Ze kan zelf geen straf opleggen. 3. De buitengerechtelijke afhandeling = het afhandelen van de zaak buiten de rechter om. ▪ Het OM (met PdK als centrale figuur) is verantwoordelijk voor de buitengerechtelijke afhandelingen opgang te brengen 1.de minnelijke schikking (Art.216bis Sv.): betalen van een geldsom 2.de bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.): bemiddeling geleid door de Procureur des Konings waarbij het slachtoffer betrokken wordt samen met de verdachte: komt er een akkoord, dan vervalt de strafvordering. Twee redenen om dit te promoten: 1. Men reageert op een misdrijf (niet klasseren zonder gevolg + geen overbelasting van de gerechten: formele reden !24
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
2. voor bepaalde misdrijven is het beter om op te treden a.d.h.v. een buitengerechtelijke afdoening: inhoudelijke reden Vb: iemand die steelt om zijn drugs te betalen. Als je hem opsluit heeft het geen zin. Beter om uw toevlucht te nemen met de bemiddeling. Men zal de strafvordering laten vallen op voorwaarde dat men therapie volgt. 3. De bewijsvoering voor de strafgerechten ▪ Als de zaak voor de vonnisrechter wordt gebracht, zorgt het openbaar ministerie voor het verzamelen van bewijzen en deze aan de rechter voor te leggen. Het moet daarbij objectief zijn en bewijzen à charge en à décharge geven. De verdachte wordt immers geacht onschuldig te zijn en hoeft hiervan geen bewijs te leveren. ▪ Het bewijsrisico is voor het OM. Slaagt het er niet in het bewijs te leveren en bestaan er twijfel, dan wordt de beklaagde vrijgesproken. ▪ De rechter kan aan de procureur des Konings geen bevelen geven om onderzoeksdaden te stellen of informatie uit een ander strafdossier voor te brengenDe rechter beschikt dus niet over een ‘injunctierecht’ tegenover het OM 4. De tenuitvoerlegging van de straffen ▪ Als de rechter straffen uitspreekt, is het OM belast met het initiatief tot tenuitvoerlegging ervan. Over het verdere verloop van de strafuitvoering (eens zij is aangevat) beslist de minister van Justitie (lichte gevangenisstraffen) of de strafuitvoeringsrechtbank (vrijheidstraffen boven de 3 jaar effectief). Het parket speelt echter een grotere rol bij de nietuitvoering van bepaalde straffen en bij bepaalde uitvoeringsmodaliteiten. B. Statuut van het openbaar ministerie Algemeen ▪ De leden van het openbaar ministerie worden door de Koning benoemd en afgezet. Ze zijn dus afzetbaar en verplaatsbaar en maken deel uit van een hiërarchisch korps Minder onafhankelijk dan rechters (onafzetbaar en onverplaatsbaar) ▪ Parketmagistraten zijn verplicht de instructies van de Minister van Justitie op te volgen ▪ Parketmagistraten worden benoemd en afgezet door de koning: tot hun pensioen ▪ Korpsoversten (Procureur des Konings, Procureur-generaal) worden aangewezen volgens een mandatensysteem Beperkte duur (Art. 153, §3, 2° GW): periode van 7 jaar: dan keert men terug naar zijn voormalige functie en dit is niet in strijd met de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht. Men wordt dus niet “afgezet” De pen is de slaaf, het woord is vrij (la plume est serve mais la parole est libre) ▪ Het parket is een hiërarchische structuur. Parketmagistraten moeten de schriftelijke bevelen van hun hiërarchische overste opvolgen en zijn verantwoording aan hem verschuldigd. !25
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
In dit opzicht zijn zij dus niet onafhankelijk <> De zittende magistratuur maakt geen deel uit van een hiërarchie en is aan niemand verantwoording verschuldigd ▪ Ter zitting zijn de parketmagistraten evenwel volledig vrij en vorderen zij naar eer en geweten de toepassing van de strafwet. Voor hun mondelinge vorderingen zijn zij niet gebonden door bevelen van hun overste (la plume est serve mais la parole est libre) In de praktijk speelt de hiërarchische afhankelijkheid van de parketmagistraat vooral een rol tijdens het vooronderzoek (waar alle verrichtingen schriftelijk gebeuren) Het openbaar ministerie is één en ondeelbaar ▪ De functie van het openbaar ministerie is één en ondeelbaar De leden van het parket treden op in naam van het ambt, niet in eigen naam. ▪ Naar buiten uit treden de leden van het parket op als een eenheid, hoewel ze onderling in hiërarchisch verband t.o.v. elkaar staan. Zo worden de stukken van het parket bij de rechtbank van 1e aanleg steeds ondertekend in naam van de PdK. ➔ Daaruit volgt dat verschillende leden van het parket elkaar kunnen vervangen en opvolgen in de loop van eenzelfde proces (<> zittende magistratuur: zij moeten alles bijwonen). In de praktijk treden vaak verschillende substituten achtereenvolgens in hetzelfde strafdossier op.
C. Overzicht De procureur-generaal bij het hof van beroep ▪ Het Belgische grondgebied bestaat uit 5 rechtsgebieden met elk een hof van beroep (want er zijn 5 hoven van beroep: Antwerpen, Bergen, Brussel, Gent en Luik) Bij elk daarvan is er een procureur-generaal bij het hof van beroep (het volledig resort/provinciaal niveau) ▪ Hij staat aan het hoofd staat van het parket-generaal (ressortparket) Dat verder bestaat uit: Advocaten-generaal Substituten-procureur-generaal ▪ Uitoefening strafvordering: Onder het gezag van de minister van Justitie oefent de procureur-generaal alle opdrachten van het openbaar ministerie uit bij de hoven en rechtbanken van zijn rechtsgebied: Hij heeft de leiding over alle magistraten van het OM van zijn rechtsgebied en is belast met het toezicht over alle officieren van gerechtelijke politie. Management naar boven en naar onder. Boven: minister van justitie: de vergadering van de 5 PG: soort adviserende bevoegdheid Onder: opvolging en implementering. Hij is ook belast met het toezicht over alle officieren van gerechtelijke politie De procureur-generaal heeft ook enkele beleidstaken binnen zijn ressort: !26
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De coherente uitvoering en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid (146bis): dwingende onderrichtingen aan alle leden van het O.M. De integrale kwaliteitszorg over de organisatie en de werking van de parketten (146ter) De ondersteuning van de parketten van eerste aanleg (146quater) Daarnaast oefent hij ook de tucht/disciplinair uit over alle officieren van gerechtelijke politie: ook ambtenaren die geen gerechtelijke politie zijn, maar tot daden van gerechtelijke politie kunnen uitvoeren. De procureur des Konings ▪ Op het niveau van de arrondissementen (27 -> maar nu 28: na splitsing van het BHV) Parket: na 1 april vallen we terug op 16 ▪ Per rechtbank van eerste aanleg is er een parket De procureur des Konings staat aan het hoofd van het parket -> toezicht en leiding van de procureur-generaal bij het hof van beroep ▪ Hij is samen met zijn substituten (1/3 is eerste substituut) en bijgestaan door een afdelingsprocureur bevoegd om de strafvordering in te leiden voor alle misdrijven. Samen vormen ze een arrondissementsparket = Bevoegdheid ratione materiae: orgaan van de strafrechtspleging die belast is met het toepassen van de strafwet.: beslist over het instellen van een strafvordering, richtlijnen van de minister van justitie m.b.t vervolgingsbeleid. ▪ Bevoegdheid op basis van woonplaats van de verdachte, de plaats van het misdrijf of de plaats van arrestatie (Art. 23 Sv.) = Territoriale bevoegdheid: kan dus daden stellen buiten het arrondissement in die mate dat het binnen uw arrondissement plaatsvond. Voor rechtspersonen is het de procureur des Konings van de plaats van de maatschappelijke zetel of bedrijfszetel. ▪ Hij kan de strafzaken aanbrengen bij de bevoegde rechter binnen zijn arrondissement, niet bij rechters van een ander arrondissement: soms gespecialiseerde parketmagistraten. De federale procureur ▪ Sinds 2002 bestaat er in België een federale procureur ▪ Het federaal parket heeft 3 hoofdtaken: De uitoefening van de strafvordering in bepaalde gevallen (terrorisme, georganiseerde criminaliteit) ook gewone zaken met een boven arrondissementaal belang. De coördinatie van de strafvordering en de vergemakkelijking van internationale samenwerking (aanspreekpunt voor internationale instanties) Het toezicht op de federale politie ▪ De federale procureur is geen zesde procureur-generaal, maar een procureur sui generis: (maar hij wordt uitgenodigd met raadgevend stem bij het college van PG, want hij staat er nauw bij verbonden) Qua bezoldiging en tuchtrecht op niveau van de procureur- generaal !27
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Maar hij is identiek bevoegd zoals de procureur des Konings, al strekt zijn bevoegdheid zich uit over het hele land. Hij moet een boven arrondissementeel belang gaan nastreven. Kan dus voor allerlei soorten misdrijven optreden. ➔ Federale procureur heeft de bevoegdheid om bepaalde zaken naar zich toe te trekken -> de gok chinees ( redenen van internationale samenwerking) ▪ Hij vormt samen met de federale magistraten het federaal parket ▪ De federale magistraten krijgen soms specifieke taken toegewezen Magistraat voor de algemene directie van de gerechtelijke politie Magistraat voor het vergemakkelijken van de internationale samenwerking( aanspreekpunt) ▪ Ook kunnen de federale magistraten een beroep doen op hun lokale collega’s Delegatie van bevoegdheden aan lokaal niveau Detachering lokale magistraat naar het federale niveau D. Toezicht op het openbaar ministerie Intern toezicht ▪ Parketmagistraten staan onder het interne toezicht van de procureur-generaal bij het hof van beroep in hun hoedanigheid van officieren van gerechtelijke politie. ▪ De leden van het federaal parket staan onder het toezicht van de federaal procureur. Hij heeft een tuchtrechtelijke toezicht op de ‘onder hem staande magistraten’ ▪ Bovendien worden alle magistraten (zowel parket als van de zetel) aan een evaluatiesysteem onderworpen (Art. 151 §6 GW) Periodieke evaluatie Benoeming Evaluatie van het mandaat adjunct-mandaat of bijzonder mandaat Extern toezicht (ja en neen) ▪ Door de Hoge Raad voor de Justitie Hier zijn advies- en onderzoekscommissies ingesteld die klachten kunnen ontvangen betreffende de werking van de rechterlijke orde. (Disfuncties binnen justitie -> houding van 1 of meerderen magistraten. Dit kan ambtshalve door de minister van justitie) Het mag zich evenwel niet uitspreken over klachten die behoren tot de strafrechtelijke of tuchtrechtelijke overheden, over de inhoud van rechterlijke beslissingen, over klachten waarvan het doel kan worden bereikt door rechtsmiddelen of klachten die bedoeld zijn informatie te bekomen over lopende zaken ▪ De verenigde advies- en onderzoekscommissie kan, met uitsluiting van strafrechtelijke en !28
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
tuchtrechtelijke bevoegdheden, een bijzonder onderzoek instellen naar de werking van de rechterlijke orde (Art. 259bis-16 Ger.W.) §7. De onderzoeksrechter A. Situering De onderzoeksrechter ▪ Rechter die optreedt in het kader van het vooronderzoek in strafzaken. Dit is de procesfase die aan de openbare terechtzitting vooraf gaat. Hij spreekt zich niet uit over de grond van de zaak, maar vervult enkel een onderzoeksfunctie ▪ Hij heeft de leiding van het gerechtelijk onderzoek en beslist ambtshalve welke onderzoeksdaden nodig zijn in het belang van het onderzoek. Hij heeft een dubbele hoedanigheid: - Rechter maatregelen bevelen waardoor individuele rechten & vrijheden worden aangetast - onderzoeksmagistraat op actieve wijze aan een onderzoek deelnemen door het (laten) vaststellen van misdrijven en (laten) opsporen van bewijzen. Uitzonderlijk kan hij zelf straffen uitspreken. Dit kan bij overtreding van het verbod het huis/plaats van het misdrijf te verlaten bij betrapping op heterdaad of tav een nietverschijnende getuige. Als rechter is hij geen partij. Hij is onafhankelijk en onpartijdig. Indien een partij twijfels heeft over de objectiviteit van de rechter kan zij vragen dat deze zo worden gewraakt. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid tot verhaal op de rechter. Rechter van het onderzoek ▪ Zuiver gerechtelijke functie: Ambtshalve bewijzen verzamelen, zowel à charge als à décharge. Hij kan slechts optreden op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte. Hij is zelf niet met het onderzoek belast en heeft er niet de leiding van. ▪ Treedt louter op om een dwangmaatregel te machtigen, indien hij daartoe uitdrukkelijk worden verzocht door hetzij het parket, hetzij de verdachte/slachtoffer. ▪ Ook in België groeit het wantrouwen in de figuur van de onderzoeksrechter. Daarom wordt soms voorgesteld om over te schakelen naar een ‘rechter van het onderzoek’ onderzoek volledig in handen van het parket: de rechter van het onderzoek heeft een zuiver gerechtelijke functie, hij is zelf niet met het onderzoek belast en heeft er niet de leiding van. B. Taken van de onderzoeksrechter o De onderzoeksrechter is verantwoordelijk voor en heeft de leiding over het gerechtelijk onderzoek, dat à charge en à décharge wordt gevoerd. Naast het verzamelen van bewijsmateriaal voor strafbare feiten gepleegd in België en het !29
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
toepassen van dwangmaatregelen beslist de onderzoeksrechter ook over de uitvoering van rechterlijke beslissingen uitgevaardigd door een lidstaat van de Europese Unie o Wetgever De taak van de onderzoeksrechter zo aangepast dat er 2 elementen van het systeem van de rechter van het onderzoek worden ingevoerd (dit zonder de rechter van het onderzoek wel degelijk in te voeren) ▪ De onderzoeksrechter kan bepaalde beperkte opdrachten krijgen van de procureur des Konings (Art. 28septies Sv.).: de mini-instructie. Stukje rechter van het onderzoek: dit geld echter niet voor de zware onderzoeksdaden (lichaamsonderzoek of DNAonderzoek); Daarbij doet hij louter uitspraak over de gevraagde dwangmaatregelen, maar hij kan het onderzoek naar zich toetrekken. Hij blijft dus de dominus litus ▪ De verdachte en het slachtoffer kunnen het onderzoek in beperkte mate mee sturen (Art. 61ter Sv. en Art. 61quinquies Sv.) C. Statuut van de onderzoeksrechter (Art. 259sexies §1,1° Ger.W) ▪ Hij wordt door de koning aangewezen onder de rechters van de rechtbank van eerste aanleg die gedurende minstens 3 jaar het ambt van openbaar ministerie of van rechter in de rechtbank van eerste aanleg hebben uitgeoefend en die dat ambt al hebben uitgeoefend in het kader van vervanging, nodig voor de continuïteit van de dienst. ▪ Men moet daarenboven steeds gedurende minstens 1 jaar het ambt van rechter in de rechtbank van eerste aanleg hebben een uitgeoefend en een gespecialiseerde opleiding hebben gevolgd. ▪ Onderzoeksrechters worden aangewezen voor een periode van 1 jaar, die een eerste maal voor 2 jaar en vervolgens telkens voor 5 jaar kan worden verlengd. Hij is een gewone rechter en geniet van de onafhankelijkheid, onafzetbaarheid en onverplaatsbaarheid. Hij blijft ook, gedurende zijn ambtstermijn, bevoegd om in de rechtbank van eerste aanleg zitting te nemen. D. Toezicht op de onderzoeksrechter Intern toezicht (binnen het gerechtelijk systeem op zich) ▪ Het intern toezicht wordt uitgeoefend door de kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 136 Sv.). Deze houdt ambtshalve toezicht op het verloop van de onderzoeken, kan aan de onderzoeksrechter verslag vragen van de lopende zaken en kennis nemen van dossiers. Zij kan oa nietige onderzoekshandelingen uit het strafdossier verwijderen en zelfs het hele dossier tot zich trekken. In geval van onregelmatigheden of vertragingen in het gerechtelijk onderzoek kan de procureur-generaal steeds de zaak aanbrengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling
!30
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
▪ Hij is ook onderworpen aan het algemeen toezicht, aan een evaluatiesysteem en aan de regels inzake het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde Extern toezicht ▪ Verricht door de Hoge Raad voor de Justitie §8. De onderzoeksgerechten A.Situering o De onderzoeksgerechten zijn de raadkamer (bij de rechtbank van eerste aanleg) en de kamer van inbeschuldigingstelling (bij het hof van beroep) die in het kader van het onderzoek bepaalde functies uitoefenen. Het zijn de gerechtelijke instanties die onderzoek gaan uitvoeren wanneer er betwistingen zijn m.b.t het gerechtelijk onderzoek.-> Komt dus zeer vaak voor, want in gerechtelijke onderzoeken is de rol van de raadkamer en de K.I. bepalend. Komt niet tussen in een opsporingsonderzoek, want de onderzoeksrechter en het gerechtelijk onderzoek zijn nauw met elkaar verbonden. o Ze vormen het interface tussen het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde o Zij worden hoofdzakelijk voor 2 soorten taken ingezet: ▪ Controle op de genoegzaamheid en regelmatigheid van het bewijs: De vraag of er tegen de verdachte voldoende bezwaren (door het OM) bestaan om hem voor de vonnisrechter te brengen. ▪ Een algemeen toezicht op het onderzoek Zij spreken zich niet uit over de grond van de zaak waardoor zij geen echte vonnissen maar beschikkingen produceren. Art. 149 Gw betreffende de motivering is dus niet van toepassing. B. De raadkamer o Op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg is de raadkamer het onderzoeksgerecht o De raadkamer bestaat uit 1 alleenzetelend rechter (Art. 94 Ger.W.) De bevoegdheden betreffen enerzijds de controle op de vrijheidsberoving of -beperking van voorlopig gehechten, geestesgestoorden deliquenten en ter beschikking gestelde veroordeelden; en anderszijds de afsluiting van het gerechtelijk onderzoek. Daarnaast heeft het nog enkele bijzondere bevoegdheden. ▪ Controle op de vrijheidsberovende- en beperkende maatregelen Controle op voorlopige hechtenis Verdachten die door de onderzoeksrechter onder aanhoudingsmandaat zijn geplaatst verschijnen automatisch na 5 dagen voor de raadkamer. Deze controleert de legaliteit van de aanhouding en spreekt zich uit over een al dan niet wenselijke verdere aanhouding. !31
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De inobservatiestelling en internering van geestesgestoorde delinquenten Tav. verdachten van wie vermoed wordt dat ze geestesgestoord zijn is de raadkamer (in de fase van het vooronderzoek) als enige bevoegd de inobversatiestelling van een verdachte te bevelen. Ook kan het, bij de regeling der rechtspleging, beslissen de verdachte te interneren. Controle met betrekking tot ter beschikking gestelde veroordeelden ▪ De regeling der rechtspleging = Het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek De raadkamer spreekt zich uit over de vraag of er tegen de verdachte voldoende bezwaren (geen bewijzen!) bestaan en of de zaak kan worden doorverwezen naar de vonnisrechter, die over de grond van de zaak zal beslissen. Het kan ook het dossier zuiveren van eventuele ‘nietigheden’ (onregelmatigheden ivm een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging) Bij wijze van uitzondering kan het beslissen over de grond van de zaak, met name de opschorting van de veroordeling uitspreken. De zaak wordt achter gesloten deuren behandeld, maar de uitspraak gebeurt echter in het openbaar ▪ De uitvoerbaarverklaring van buitenlandse dwangbevelen Wanneer België om uitlevering wordt verzocht is doorgaans vereist dat de opgeëiste persoon, in afwachting van een beslissing, van zijn vrijheid wordt beroofd. Wanneer het uitleveringsverzoek echter steunt op een buitenlands aanhoudingsbevel (geen veroordelend vonnis), moet dit eerst uitvoerbaar worden verklaard. De beslissing hierover (exequatur) is aan de raadkamer toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor een buitenlands verzoek tot huiszoeking en inbeslagneming. C. De kamer van inbeschuldigingstelling o Op het niveau van het hof van beroep is de kamer van inbeschuldigingstelling het onderzoeksgerecht o Het is samengesteld uit 3 raadsheren o Het neemt kennis van het hoger beroep tegen de beschikkingen van de raadkamer en heeft daarnaast een reeks eigenbevoegdheden. De wet Franchimont (1989) heeft deze bevoegdheden zeer sterk uitgebreid. Deze hervorming heeft echter niet tot een versnelling van de procedure geleid. Men had gehoopt dat doordat men enkel debatten vooruit schoof, in het vooronderzoek, dan moet dit niet meer voor de rechter ten gronde worden gevoerd. Nu wordt in het vooronderzoek debatten over de nietigheid van de procedure gevoerd, terwijl het onderzoek ten gronde niet versneld is=> zorgt uiteindelijk voor een langere procedure. ▪ De inbeschuldigingstelling Een eigen bevoegdheid is de verwijzing van beschuldigden naar het hof van Assisen. Wanneer de raadkamer bij de regeling der rechtspleging van oordeel is dat het feit strafbaar is met criminele straffen en dat de tenlastelegging tegen de inverdenkinggestelde voldoende gegrond is, maakt zij het dossier via de procureur-generaal over aan de KI
!32
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
▪ Kennisnemen van hoger beroep tegen beschikkingen van de raadkamer en tegen weigeringsbeschikkingen van de procureur des Konings en de onderzoeksrechter Zo is hoger beroep mogelijk tegen de beschikkingen inzake voorlopige hechtenis, inoberservatiestelling en internering, uitlevering en rogatoire commissies mbt huiszoekingen, tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, tot buitenvervolgingstelling, verwijzingen naar de correctionele rechtbank of politierechtbank. Wanneer de onderzoeksrechter weigert in te gaan op een vordering van de PdK kan deze laatste hiertegen hoger beroep aantekenen. Deze mogelijkheid bestaat ook voor de inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij tijdens het gerechtelijk onderzoek wanneer de onderzoeksrechter hun verzoek afwijst of nalaat te beslissen, in de gevallen waarin de wet hun het recht geeft een verzoekschrift (tot inzage in het strafdossier of tot het nemen van bijkomende onderzoeksmaatregelen) bij de onderzoeksrechter aan te brengen. De KI beslist over de wettigheid en opportuniteit van de gevraagde inzage of maatregel. De KI kan ook in graad van hoger beroep beslissen over het strafrechtelijk kortgeding tot opheffing van een opsporingshandeling of onderzoekshandeling die schade berokkend. ▪ Toezicht op de onderzoeksrechter De kamer van inbeschuldigingstelling houdt ambtshalve toezicht op het verloop van het onderzoek dat door de onderzoeksrechter wordt gevoerd. Dit kan op alle onderzoeken in het gerechtelijk ressort: hier wordt zeer spaarzaam gebruik van gemaakt, vergroot de werklast. Zij kan verslag vragen over de stand van zaken en kan kennisnemen van dossiers Partijen kunnen een onderzoek voorleggen aan de kamer als het onderzoek binnen het jaar niet is afgerond. Dit gebeurt automatisch in zaken waarin de inverdenkinggestelde zich langer dan 6 maanden in voorlopige hechtenis bevindt zonder uitspraak over de regeling der rechtspleging Bij de uitoefening van het toezicht beschikt de kamer van inbeschuldigingstelling over een evocatierecht: zij kan de zaak naar zich toetrekken, ambtshalve vervolgingen gelasten, zich de stukken doen overleggen, de zaak onderzoeken of doen onderzoeken (door de aanstelling van een rechter- commissaris) en daarna beschikken zoals het hoort. ▪ Controle op de regelmatigheid van de procedure Het dossier zuiveren van eventuele ‘nietigheden’ (onregelmatigheden ivm een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging). Zij kan de regelmatigheid van de procedure ambtshalve onderzoeken en dit in alle gevallen waarin zij kennis neemt van de zaak. ▪ Controle op het vertrouwelijk dossier bij observatie en infiltratie Bij het toepassen van bijzondere onderzoeksmethoden (informanten en infiltranten = BOM-wet) worden deze egevens niet gewoon in het strafdossier opgenomen, maar in een vertrouwelijk/geheim dossier dat berust bij de PdK. Dit dossier wordt niet aan de verdediging gegeven, ook niet tijdens de procedure van de !33
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
vonnisgerechten. Dit om de veiligheid van de betrokken informanten en infiltranten en afscherming van de gebruikte politionele technieken te waarborgen. De regelmatigheid van de aangewende bijzondere opsporingsmethoden moet bij de afsluiting van het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek worden getoetst door een onafhankelijke en onpartijdige rechter (= KI) die ook inzage heeft in het vertrouwelijk dossier. Om te voorkomen dat men bepaalde informatie die wel ter kennis van de verdediging moet komen daarin verduisterd. Deze controle kan eventueel ook al gebeuren in de loop van het gerechtelijk onderzoek. Ook de vonnisrechten kunnen de KI nog gelasten deze controle uit te oefenen voor de fase ter terechtzitting of na dat het door de strafrechter het dossier is overgemaakt aan het OM. Dit geldt echter alleen voor de gegeven die na de controle van de KI aan het lichtkomen. Enkele bijzondere bevoegdheden: Beslissingen over eerherstel Veroordeelden die hun straf hebben ondergaan en die bepaalde voorwaarden vervullen kunnen eerherstel vragen. Advies betreffende uitleveringen: In uitleveringszaken met landen die niet tot de EU behoren, worden de beslissingen tot uitlevering genomen door de regering. Deze beslissing moet voorafgegaan worden door een (niet-bindend) advies mbt de toelaatbaarheid van de uitlevering. Ambtshalve vervolgen De KI is niet gebonden door het vervolgingsbeleid van het OM en kan bevelen dat personen of feiten worden vervolgd die niet in de eindvordering van de PdK waren opgenomen. §9. De vonnisgerechten A. Taak van de vonnisgerechten De vonnisgerechten zijn de rechtscolleges die belast zijn met de uitspraak over grond de zaak Ze oordelen of de feiten bewezen zijn en over de straf die moet opgelegd worden Recent: verschuiving van het zwaartepunt van de vonnisgerechten naar het vooronderzoek. Wet Franchimont heeft hier een invloed gespeelt. De verdediging heeft meer bevoegdheden. De vonnisgerechten komen pas na een lange tijd aan bod. Het onmiddellijkheidsbeginsel = het proces moet eigenlijk voor de rechter worden gevoerd. Niet enkel de partijen moeten pleiten, maar de belangrijke onderzoeksdaden moeten opnieuw worden gesteld voor de rechter. Dit gebeurt de facto niet. Dit wordt enkel nog door het Hof van Assisen gerespecteerd. De beroepsrechter doen dit niet. Dit heeft te maken met de beperkte capaciteiten van het jurisdictioneel systeem. ▪ Openbaarheid en motivering zijn hier van toepassing (<> onderzoeksgerechten) !34
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
B. Het statuut van de rechter o o o o
Voor het leven benoemd Onafzetbaar Onverplaatsbaar Onafhankelijk: Ze maken geen deel uit van een hiërarchisch korps en zijn voor hun rechterlijke beslissingen aan niemand verantwoording verschuldigd.
O Onpartijdigheid Men moet onbevangen naar een dossier kunnen kijken. Subjectief: door de uitlaten die je doet ter zitting. Objectief: cumulatie van bv. onderzoeksrechter en rechter ten gronde. Bepaalde verboden cumulaties van functies. o Ze vervullen een louter passieve rol en worden bijgestaan door referendarissen Zij kunnen niet proprio motu (niet ambtshalve een zaak opstarten of discretionair belissen een zaak niet te behandelen) optreden en kunnen zich slechts uitspreken over de zaken die hen door het parket worden voorgelegd en binnen de perken van wat hen wordt voorgelegd. Vb.: wanneer slechts 5 van de 10 vervolgd worden. De rechter kan hier niks aan doen. Als het parket zegt (want het is hun prerogatief om te besluiten tot vervolging) dan moet de rechter dit volgen. C. Toezicht op rechters o Hoge Raad voor de Justitie draagt kandidaten voor benoemingen en aanwijzingen in de magistratuur voor, organiseert examens, stelt standaardprofielen voor kandidaten op, oefent een kwalitatief toezicht uit op de functionering van het gerechtelijk apparaat. (Benoeming van magistraten <> (tijdelijke) aanwijzing van korpsoversten) o De onafhankelijkheid van de rechter sluit niet uit dat zij niet kunnen worden geëvalueerd en desbetreffend gesanctioneerd. De evaluatie van de Hoge Raad voor de Justitie slaat op de wijze van ambtsuitoefening (niet op de inhoud van de rechterlijke beslissingen). Een negatieve evaluatie leidt tot de toepassing van art. 360quater Ger.W. o De Adviesraad voor de magistratuur (volledig samengesteld uit magistraten) kan hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de minister van Justitie of de Wetgevende Kamers adviezen geven en met hen overleg plegen over al hetgeen dat betrekking heeft op het statuut, de rechten en de werkomstandigheden van de rechters en de ambtenaren van het openbaar ministerie. D. Indeling van de vonnisgerechten o Ingedeeld in gewone en bijzondere vonnisgerechten ▪ Indeling berust op criteria om de bevoegdheid van de vonnisgerechten te bepalen Aard van het misdrijf (ratione materiae) !35
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De hoedanigheid van de beklaagde (ratione personae) De plaats van het misdrijf (ratione loci) ➔ De ratione materiae en ratione personae liggen aan de basis voor het onderscheid ➔ Gewone vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de aard van het misdrijf (misdaad, wanbedrijf, overtreding) ➔ Bijzondere vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de hoedanigheid van de beklaagde (Jeugdige leeftijd, militair in oorlogstijd) Gewone vonnisgerechten ▪ Politierechtbank ▪ Correctionele rechtbank ▪ Hof van Assisen ▪ Hof van beroep o Bijzondere vonnisgerechten ▪ Jeugdgerechten (jeugdrechtbank en de jeugdkamer in het hof van beroep) ▪ Bijzondere kamer van de jeugdrechtbank (berechting minderjarigen na uithandengeving) E. Samenstelling en bevoegdheid van de vonnisgerechten Vanaf 1 april hebben worden de arrondissementen afgeschaft. Zij worden op provinciaal niveau ingesteld. Er zullen er 12 zijn ipv 27. 2 voordelen aan de gerechtelijke hervorming: 1. schaalvergroting 2. de grotere mobiliteit van de magistraten: bv: een RB waar er meerdere rechters ziek zijn. Bepaalde andere rechters kunnen geplaatst worden in andere rechtbanken. Mits het arrondissement groter kunnen ze er bij worden gevoegd. 3. . Specialisatie van magistraten Hof van Cassatie ▪ Samenstelling Zetel o 3 kamers, die telkens uit 2 afdelingen bestaan (Ndl. en Fr., slechts 1 in Brussel) o Iedere afdeling bestaat uit 5 rechters (raadsheren) o Elke kamer heeft een gespecialiseerde taak ▪ 1e kamer: Voorzieningen in burgerlijke en handelszaken ▪ 2e kamer: Voorzieningen in criminele, correctionele en politiezaken ▪ 3e kamer: Voorzieningen tegen beslissingen in laatste aanleg gewezen door de arbeidsrechtbanken en arbeidshoven !36
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De arresten worden gewezen door 5 raadheren, maar kunnen ook door 3 raadheren worden gewezen bij een bespoedigde procedure Parket o Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie o Hij oefent een zuiver doctrinaal toezicht uit. De eigenlijke strafvordering oefent hij niet uit (niet verantwoordelijk voor de vervolging en opsporing van misdrijven en geen toezicht op de parketen-generaal/parketten van eerste aanleg) Geen partij in de betekenis waarin het OM partij is voor de hoven van beroep en lagere rechtscolleges ▪ Bevoegdheid Het HvC hoort niet thuis in de opsomming van de vonnisgerechten. Het beoordeelt immers niet de grond van de zaak, maar spreekt zich enkel uit over juridische vragen. Hof van beroep ▪ Samenstelling Zetel o 5 hoven van beroep o Meerdere kamers van 3 rechters (1 voorzitter en 2 bijzitters) o Kamers voor burgerlijke zaken o Kamers voor correctionele zaken o Jeugdkamers Het HvB houdt zitting met 3 raadsheren, de voorzitter daaronder begrepen ofwel met een lid, kamervoorzitter of raadheer in het Hof Wanneer de werklast ongelijkmatig verdeeld is tussen de rechtbanken van het ressort, zijn verschuivingen mogelijk door de Eerst Voorzitter van het HvB. Een rechter benoemd in de rechtbank van eerste aanleg wordt voortaan subsidair benoemd in de andere rechtbanken van het ressort Parket o Procureur-generaal en zijn substituten en advocaten- generaal o Ook de federale procureur kan de strafvordering uitoefenen voor de HvB ▪ Bevoegdheid Beroepsinstantie ten aanzien van vonnissen van de correctioneel rechtbank die in eerste aanleg werden gewezen (niet de vonnissen van de Corr. Rb. gewezen in hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank!) Uitzonderlijk zetelt het hof van beroep in eerste en in laatste aanleg wanneer het kennisneemt van de strafvordering ingesteld tegen personen die voorrang van rechtsmacht ‘genieten’ o Eerste burgerlijke kamer is bevoegd (Art. 113 Ger.W.) Berechten van ministers !37
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Hof van Assisen ▪ Samenstelling Zetel o Geen permanent rechtscollege. Het wordt samengesteld telkens er beschuldigden door de kamer van inbeschuldigingstelling naar het HvC worden verwezen (alle overige rechtscolleges zijn wel permanent) ▪ De beroepsmagistraten worden ontleend aan het HvB en de rechtbank van 1e aanleg o 3 beroepsrechters (en plaatsvervangende beroepsrechters) ▪ Voorzitter (raadsheer in het HvB en aangewezen door de eerste voorzitter van dat hof) ▪ 2 bijzitters (rechters in de rechtbank van 1e aanleg in de zetel waarvan het HvA wordt gehouden en aangewezen door de voorzitter van die rechtbank) o 12 lekenrechters (de jury) ▪ 12 werkende gezworenen (en max. 12 plaatsvervangende gezworenen) Volgens omslachtige procedure door het lot aangeduid. (max. 8 van hetzelfde geslacht en tussen de 28 en 65 jaar) Parket Procureur-generaal bij het hof van beroep. Kan ook door de federale procureur of door een magistraat van het parket van de PdK (mits toestemming van Pdk en procureu-generaal) ▪ Bevoegdheid Kennisnemen van misdaden, politieke misdrijven en persmisdrijven (zeer sterk uitgehold) Correctionele rechtbank ▪ Samenstelling Zetel o De correctionele rechtbank is een kamer van de rechtbank van eerste aanleg die belast wordt met de berechting van correctionele misdrijven o Het aantal kamers wordt vastgesteld naargelang de behoeften van de dienst o In principe samengesteld uit een alleenzetelend rechter o Uitzonderlijk 3 rechters -> de algemene regel in strafzaken wanneer er hoger beroep wordt ingesteld ▪ Bv. Hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank ▪ Wanneer de verdachte binnen de 8 dagen een kamer van 3 rechters vraagt, moet dit worden in gewilligd. ▪ Bepaalde zaken die systematisch aan een kamer met 3 rechters moet worden toevertrouwd. De zedenmisdrijven, het misdrijf van familieverlating (het niet betalen van het onderhoudsgeld waartoe men wettelijk verplicht is).
!38
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Parket o Procureur des Konings, bijgestaan door zijn afdelingsprocureur en substituten o Het geheel van leden van het OM = Parket o Ook de federale procureur kan de strafvordering uitoefenen voor de correctionele rechtbanken o Ook een magistraat van het parket-generaal in het raam van een coherente en geïntegreerde uitoefeningen van de strafvordering ▪ Bevoegdheid Kennisnemen van wanbedrijven Ook kennisname van een groot aantal misdrijven via de correctionalisering tot wanbedrijf werden gediskwalificeerd (grens = feiten met een straf > 20 jaar opsluiting) Het hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de politierechtbank Politierechtbank ▪ Samenstelling Zetel o 1 of meer kamers o Elke kamer is samengesteld uit een alleenzetelend rechter o Vrederechter kan het ambt van rechter in de politierechtbank uitoefenen. De techniciteit is toegenomen, want de verkeersongevallen zijn zeer complex. De bevoegdheden zijn gewijzigd maar de samenstelling bleef ongewijzigd. parket Procureur des Konings, de afdelingsprocureur en zijn substituten Theoretisch ook de federale procureur ▪ Bevoegdheid Overtredingen Gecontraventionaliseerde wanbedrijven en wanbedrijven door bijzondere wetten Vooral een verkeersrechtbank Verkeersmisdrijven o Exclusieve bevoegdheid Onopzettelijke doden en onopzettelijke slagen en verwondingen die verband houden met het wegverkeer Geschillen betreffende de schade ontstaan uit een verkeersongeval Treinongevallen De jeugdrechtbank Kamer van de rechtbank van eerste aanleg die samengesteld is uit een alleenzetelend rechter door de koning aangewezen onder de rechters van de rechtbank van eerste aanleg die gedurende minstens 1 jaar werkelijk een gerechtelijk ambt hebben uitgeoefend. Het vormt een onderdeel van de familierechtbank. Het ambt van OM wordt uitgeoefend door 1 of meer substituten van het parket van de !39
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
rechtbank van eerste aanleg. Het heeft een eigen administratieve griffie Zij kan al optreden in een predelictueel stadium. De sanctie die zij kan opleggen hebben een niet-repressief karakter De jeugdkamer van het hof van beroep Het is samengesteld uit een alleenzetelend rechter door de koning onder de raadsheren in het hof aangewezen voor een termijn van 3 jaar, die telkens met 5 jaar kan worden verlengd. Het ambt van OM wordt uitgeoefend door 1 of meer magistraten van het parket-generaal. Het fungeert als beroepsinstantie tav de jeugdrechtbanken De kamer van uithandengeving Het is samengesteld uit 3 rechters van de rechtbank van eerste aanleg: twee leden moeten de bijzondere opleiding voor jeugdrechters hebben gevolgd en het derde lid is rechter van de correctionele rechtbank. Het ambt van OM wordt uitgeoefend door een magistraat gespecialiseerd in jeugdzaken. Indien de jeugdrechtbank de jongere uit handen geeft, omdat maatregelen van opvoeding geen zin meer hebben, verwijst het de zaak naar het OM, dat dan beslist over de vervolging van de beklaagde. Het parket kan de minderjarige laten berechten zoals een volwassene van zodra de uithandengeving uitvoerbaar is. Is de vervolging gericht op een wanbedrijf of een misdaad die vatbaar is voor correctionalisering, dan kan de zaak enkel worden voorgelegd aan de KvU De KvU past de regels van het gewone strafrecht en strafprocesrecht toe lettend op de persoonlijkheid van de beklaagde (strafdossier + verslagen van de sociale dienst). Hiertegen staat hoger beroep open Iss de minderjarige verdacht van een misdaad die niet vatbaar is voor correctionalisering, dan kan hij na uithandengeving enkel worden gedagvaard door het HvA §10. Strafuitvoeringsrechtbanken Door grondwetswijziging van 2002 Wet in 2006 en in werking op 1 december 2007: oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken, die de taak overnemen van een reeks administratieve commissies. Bedoeling: alle betwistingen m.b.t. de uitvoering van de straf moeten aan de strafuitvoeringsrechtbank worden onderworpen. De controle bestaat vandaag voor straffen vanaf 3 jaar. Voor de kleinere straffen is de bevoegdheid nog niet volledig gerealiseerd. De datum van in werkingtreding m.b.t die kleine straffen wordt steeds uitgesteld. A. Samenstelling o Zetel ▪ Bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, Brussel, Gent, Bergen en Luik
!40
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
▪ Alleenrechtsprekend rechter wanneer ze zaken moet behandelen betreffende één of meer vrijheidsberovende straffen waarvan het uitvoerbare gedeelte 3 jaar of minder bedraagt ▪ In alle andere gevallen bestaat ze uit kamer met 3 rechters (1 rechter in de strafuitvoeringsrechtbank en 2 accessoren) De rechter in de strafuitvoeringsrechtbank moet minimum 10 jaar ervaring hebben als magistraat en een specifieke opleiding hebben gevolgd. De 2 assessoren zijn geen beroepsmagistraten. Zij staan in voor de behandeling van dossiers betreffende vrijheidsberovende straffen waarvan het uitvoerbare gedeelte meer dan 3 jaar bedraagt. Het zijn personen met een nuttige beroepservaring (advocaat, psycholoog) van ten minste 5 jaar. De ene is gespecialiseerd in penitentiaire zaken en de andere in sociale re-integratie. ▪ Geen strafuitvoeringsrechtbanken op het niveau van het hof van beroep ▪ Tegen de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank staat enkel cassatieberoep open o Parket ▪ Substituten van het parket van de procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken (bijzonder mandaat) B. Bevoegdheid o Bevoegd voor de veroordeelden gedetineerd in de strafinrichtingen in het rechtsgebied van het hof van beroep waarin zij zijn gevestigd (Art. 635 Ger.W.) o Materiële bevoegdheid: de toekenning, opvolging, herroeping en schorsing van de volgende strafmodaliteiten: Beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling, voorlopige invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of overlevering o Enkele bijzondere bevoegdheden ▪ Voorlopige invrijheidstelling om medische redenen ▪ Vervanging van een korte vrijheidsstraf door een werkstraf De SURb houdt zitting in de gevangenis wat betreft de strafuitvoeringsmodaliteiten Nieuwe bevoegdheden in het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO) De SURb komt tussen om ingrijpende dwangmaatregelen te bevelen. §11. Justitieassistenten en justitiehuizen De justitiehuizen moeten de drempel naar justitie verlagen. Justitieassistenten zijn personen die belast zijn met de sociale begeleiding en in vele gevallen ook het toezicht op personen die met ‘het gerecht’ op de ene of de andere wijze in aanraking komen !41
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o Gehele reeks sociale hulpverleners die in verschillende procedures tussenkomen en die bijstand verlenen aan magistraten, gevangenisdirecteurs en politiediensten. Ze worden ingeschakeld voor allerlei taken van hulpverlening, adviesverlening en toezicht op de uitvoering van sancties en maatregelen o Personeelsleden van de Dienst justitiehuizen van de FOD Justitie Justitieassistenten worden voor tal van opdrachten in het kader van de strafrechtspleging ingeschakeld o Opvang en begeleiding van slachtoffers van misdrijven (Art. 3bis VTSv.) o Opvolging van personen die voorwaardelijk in vrijheid gesteld of gelaten zijn o Controle op personen wie aan wie alternatieve sancties zijn opgelegd bij wijze van probatiemaatregel of buitengerechtelijke afhandeling o Ze spelen een belangrijke rol in de tenuitvoerlegging van de werkstraf In het kader van de strafuitvoering vervullen ze belangrijke opdrachten o Opvolgen van personen die op proef zijn vrijgelaten o Opvolging van op proef vrijgelaten geïnterneerden De justitieassistenten worden behuisd in Justitiehuizen 1 in elk arrondissement Optimalisering van de parajustitiële dienstverlening en de nu al bestaande initiatieven groeperen De gemeenschappen zijn bevoegd voor het beheer en de werking van de Justitiehuizen. De federale overheid is wel nog bevoegd voor de omschrijving van de opdrachten.
Hoofdstuk 5: Beleidsorganen in het strafprocesrecht Volgens de filosofie van het Wetboek van Strafvordering moet elk strafbaar feit door de politiediensten aan de overheid worden gerapporteerd (Art. 29 Sv.) en worden vervolgd In de meeste gevallen brengt het parket de zaak niet voor de strafrechter en wordt hetzij beslist tot niet vervolging, hetzij tot buitengerechtelijke afhandeling via een minnelijke schikking of een bemiddelingsprocedure o Praktisch niet mogelijk om alle misdrijven te vervolgen, ook niet steeds wenselijk o Het parket maakt keuzes. De vraag is wie die keuzes moet maken en op welke criteria deze keuzes gemaakt moeten worden §1. De minister van justitie Het strafrechtelijk beleid wordt uitgezet door de minister van Justitie. Deze vaardigt richtlijnen uit die bindend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie De procureurs-generaal staan in voor de uitvoering van deze richtlijnen binnen hun ambtsgebied ➔ Het is dus de minister van Justitie die de beleidslijnen uitzet, het college van procureurs-generaal zorgt voor de uitvoering ervan (Art. 143bis §2 Ger.W.): zij zijn politiek verantwoordelijk en zullen dan ontslag moeten nemen. !42
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De minister beschikt ook over een positief injunctierecht (Art. 151 GW), al maakt hij daar weinig gebruik van (vooral in dossiers waarvoor er een grote publieke belangstelling is) Hij kan een vervolging bevelen. Het omgekeerde geldt niet, er is geen negatief injunctierecht (hij kan geen vervolging verbieden) Advisering van de minister door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid §2. Het college van procureurs-generaal Het college van procureurs-generaal zorgt voor de implementatie van de ministeriële richtlijnen inzake strafrechtelijk beleid Het bestaat uit de vijf procureurs-generaal van de vijf hoven van beroep. De federale procureur zetelt enkel met raadgevende stem. Zonder de p-g bij het hof van cassatie, deze heeft geen vervolgende taak en heeft slechts een adviserende taak. Het college beslist bij consensus o Geen consensus en uitvoering van de richtlijn hierdoor in het gedrang Dan neemt de minister de noodzakelijke maatregelen om de toepassing ervan te waarborgen Tussen de procureurs-generaal werd er een taakverdeling afgesproken, die per KB werd vastgelegd. Zo is de procureur-generaal van Gent bevoegd voor terrorisme. Het college wordt voor zijn beleidstaken bijgestaan door bijstandsmagistraten taken bestaan uit: adviseert de minister van justitie, implimentatie van de richtlijnen, zorgen voor een goede algemene en gecoordineerde werking van het o.m. §3. De procureur des Konings De procureur des Konings oordeelt over de opportuniteit van de individuele vervolging, rekening houdend met de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid (zoals bepaal door de minister van Justitie). Hij mag dus binnen zijn arrondisement bepaalde prioriteiten stellen, maar daarbinnen zal hij de richtlijnen van de minister van justitie en het college moeten naleven. Bv. wnn de procureur des konings prioriteiten wil stellen inzaken cannabis gebruik dan is dit een probleem. De minister heeft namelijk een richtlijn waarbij het occasioneel gebruik van cannabis niet wordt vervolgd. Ze kunnen dus binnen die richtlijnen een beperkt eigen beleid voeren Het sepot moet worden gemotiveerd (Art. 28quater Sv.) Naast een vervolgingsbeleid wordt de procureur des Konings ook geacht een opsporingsbeleid te voeren (Art. 26 Sv.) Hierdoor kunnen het vervolgingsbeleid en het opsporingsbeleid op elkaar worden afgestemd Deze dingen gelden ook voor de federale procureur
!43
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§4. De raad van de procureurs des Konings De raad van procureurs des Konings fungeert als een adviesorgaan ten aanzien van het college van procureurs-generaal (Art. 150bis Ger.W.) o Kunnen ook de minister van Justitie advies geven Sinds 2004 Ook de arbeidsauditeurs vormen een raad van arbeidauditeurs o Taak Het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek adviseren over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van de arbeidsauditoraten (Art. 152bis Ger.W.)
Titel 4: Strafprocesrecht Deel I: De rechten van de verdediging in strafzaken Hoofdstuk 2: Overzicht §1. Recht op toegang tot de rechter A. Betekenis o Niet uitdrukkelijk opgenomen in Art. 6 EVRM, maar vloeit er rechtstreeks uit voort: een procesverplichting: Strafsancties kunnen enkel door een rechter worden opgelegd en dit volgens een procedure in overeenstemming met de minimumrechten van art. 6 EVRM o Vereist is wel dat de rechter volheid van bevoegdheid heeft Hij moet zowel over de legaliteit als over de opportuniteit van de sanctie kunnen oordelen: Doch is dit recht niet absoluut, betrokkene kan ervan afzien. Enkel als er over de grond van de zaak uitspraak wordt gedaan= dient dit door de rechter te gebeuren. o Termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden mogen niet zo kort zijn dat de rechtszoekende de facto verhinderd wordt om zich tot de rechter te wenden B. Recht op toegang tot de bevoegde rechter ➔ De rechter die door de wet is aangewezen om van de zaak kennis te nemen (de vervolgende partij kan dus niet aan forum shopping doen) o Dit recht is niet uitdrukkelijk bepaald in het EVRM (art. 13 GW en art. 14 BUPO) De procedure moet precies bij de wet zijn bepaald en voorzienbaar zijn. Vloeit voort uit het !44
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
strafrechtelijk legaliteitsbeginsel. C. Recht op een onafhankelijk en onpartijdig rechter o Het principe van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid is enkel geformuleerd met betrekking tot de rechter en niet ten aanzien van het openbaar ministerie (Het OM is partij in het strafproces). Ook getuigen en expertisen moeten niet aan het onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsvereiste voldoen. Onafhankelijkheid ▪ Zowel ten aanzien van de overheid als ten aanzien van de partijen in het geding ▪ In België wordt dit gewaarborgd door het beginsel van de scheiding der machten en door de grondwettelijke bepalingen inzake de benoeming van de rechters Onpartijdigheid De rechter wordt steeds vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het bewijs van zijn partijdigheid wordt geleverd en een subjectieve indruk van partijdigheid volstaat om een schednding van art. 6 EVRM op te leveren. ▪ Subjectieve onpartijdigheid Persoonlijke vooringenomenheid Subjectieve onpartijdigheid duidt op de afwezigheid van elke subjectieve vooringenomenheid ten aanzien van de zaak en sluit hierdoor sterk aan bij het vermoeden van onschuld in art. 6(2) EVRM. Moet door de beklaagde worden aangevoerd ▪ Objectieve onpartijdigheid Functiecumulatie in eenzelfde zaak Verwijst naar de afwezigheid van vooringenomenheid die zou kunnen voortvloeien uit het feit dat de rechter die oordeelt over de grond van de zaak, vroeger al in een andere hoedanigheid kennis heeft genomen van dezelfde zaak Dit heeft te maken met de functie, niet met de persoon van de magistraat ➔ Functiecumulatieverbod De objectieve onpartijdigheid moet door de rechter zelf ambtshalve worden opgeworpen <> subjectieve onpartijdigheid. ▪ Schijn van partijdigheid De rechtspraak is verdeeld Een schijn van partijdigheid volstaat om een schending van art. 6 EVRM op te leveren (ook al is die partijdigheid niet bewezen) Justice must not only be done but must also be seen to be done !45
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
In andere arresten wordt dat principe afgezwakt doordat wordt nagegaan of, in het concrete geval, er sprake was geweest van partijdigheid Vandaag gaat de tendens in de richting van een meer objectieve beoordeling en wordt terecht gewaarschuwd voor la tyrannie des apparances Vb. onverenigbaarheden in Belgie: rechter eerste aanleg/ graad van beroep; rechter raadkamer en ten gronde; O.M en rechter ten gronde, … §2. Het recht op een eerlijk proces kan worden gezien als “equality of arms”, recht op een eerlijke bewijsvoering en het onmiddellijkheidsbeginsel.
A. De “gelijkheid van wapens” (equality of arms) o De zaak Brandstetter voor het EHRM o Er moet een processuele gelijkheid bestaan tussen de vervolgende en de verdedigende partij ▪ Niet enkel tussen de beklaagde en het openbaar ministerie ▪ Ook tussen de beklaagde en de burgerlijke partij Gelijke toegang tot de processtukken, gelijke behandeling ter terechtzitting, gelijkheid bij het aanwenden van rechtsmiddelen: Wat aan de ene partij wordt toegestaan moet ook aan de andere partij worden toegestaan. o In het Belgisch strafprocesrecht bestaat deze gelijkheid vooral tijdens het onderzoek ten gronde In veel mindere mate tijdens het vooronderzoek. ▪ Enkel als het vooronderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, heeft de verdachte de mogelijkheid (net zoals het OM) het strafdossier in te kijken en bepaalde onderzoeksdaden te vragen aan de onderzoeksrechter B. Recht op een eerlijke bewijsvoering o De zaak Barberá en cons. Voor het EHRM: marginale toetsing van het Hof op de wijze waarop de bewijsvoering voor de nationale rechtscolleges plaats vindt. o Volgens de rechtspraak van het Europees Hof moet het bewijs: ▪ Op rechtmatige wijze verkregen zijn Overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht ▪ Het moet voor tegenspraak vatbaar zijn De beklaagde moet in de mogelijkheid worden gesteld zich tegen de lastens hem ingebrachte tenlastelegging te verdedigen o Het gebruik van een bewijs dat werd verkregen in strijd met Art. 8 EVRM levert niet automatisch een schending van Art. 6 op De rechter moet nagaan of het bewijs op een !46
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
loyale manier is verkregen en of de verdachte genoeg kansen krijgt om de bewijswaarde aan te vechten. Kon de verdachte een inbreuk op zijn privéleven vermijden(expectation of privacy). Indien men zware inbreuken pleegt op het recht dan moet men er rekening mee houden dat de politie hen in de gaten kan houden. Lee Davies v. Belgie: preventieve controle in Loodsen lijdt tot vangst van 95 kg verdovende middelen. De beklaagden stellen echter dat de loods zonder huiszoekingsbevel, of nog zonder schriftelijke toestemming van de beklaagde werd onderzocht. Het verkregen bewijs moest krachtens hen worden uitgesloten. In het kader van de Antigoonrechtspraak (zie laatste deel van de cursus) stelde het Hof van Cassatie echter dat er geen bewijsuitsluiting noodzakelijk was want 1: er was geen op straffe van nietigheid voorgeschreven norm overschreden 2: de onregelmatigheid had geen invloed op de kwaliteit van het bewijs en 3: het recht op een eerlijk proces was niet onherstelbaar aangetast. Het EHRM sluit zich bij deze rechtspraak aan en stelt dat bewijsuitsluiting alleen verplicht is als fundamentele rechten in het gedrang komen, vormfouten het bewijs ongeloofwaardig maken of de verdediging in de procedure weinig aan bod komt. De onwettige huiszoeking was dus niet strijdig met art. 6 EVRM. C. Onmiddelijkheidsbeginsel o Bewijzen moeten ter terechtzitting worden gepresenteerd en het voorwerp uitmaken van een contradictoir debat o
De zaak Windisch voor het EHRM
o Onmiskenbare voordelen van het onmiddelijkheidsbeginsel ▪ Garandeert een betere kwaliteit van de oordeelsvorming van de rechter ▪ Garandeert de controle van het publiek op het proces o Het onmiddelijkheidsbeginsel wordt (in theorie) in België gerespecteerd Het bewijs moet ter terechtzitting worden geleverd (Art. 190 Sv.) ▪ In de praktijk sterk teloor gegaan want de fase ter terechtzitting wordt vaak beperkt tot een verificatie van het bewijsmateriaal dat tijdens het vooronderzoek werd verzameld➔ Op basis van strafdossier dat op geheime & niet-contradictoire wijze is samengesteld Enkel nog in assisenzaken wordt het nog gerespecteerd ▪ De kleien Franchimont bracht verbetering Vooral bij het vooronderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek (neemt niet weg dat het onderzoek ten gronde bijna volledig steunt op het strafdossier)
!47
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§3. Recht op een openbaar proces A. Begrip Recht dat zowel de verdachte als de openbare opinie aanbelangt: het beschermt de verdachte tegen een geheime rechtspleging die buiten zijn weten wordt afgewikkeld (interne openbaarheid) en stelt de publieke opinie in de mogelijkheid een zekere controle functie op de rechtspleging uit te oefenen via de pers (externe openbaarheid) B. Interne openbaarheid Vanuit het perspectief van de beklaagde sluit dit aan bij het recht in zijn tegenwoordigheid (in persoon of via een advocaat) te worden berecht, te worden gehoord en toegang tot het strafdossier zodat de verdediging haar recht op tegenspraak ten volle kan uitoefenen. Een uitzonderling hierop betreft het vertrouwelijk dossier. Geen enkele rechter heeft immers toegang tot dit dossier, behalve de onderzoeksrechter als hij de bijzondere opsporingshandeling zelf heeft bevolen. De controle op het vertrouwelijk dossier is evenwel toevertrouwd aan de kamer van inbeschuldigingstelling. Een andere problematiek is dat de wettigheid van een in het buitenland verkregen bewijs geacht wordt op wettige en loyale wijze te zijn verkregen. Een andere uitzondering is de inzage in het strafdossier na uithandengeving van een minderjarige beklaagde. C. Externe openbaarheid Belang van de publieke opinie bij een openbare behandeling van de zaak. In België is enkel de fase van het onderzoek ten gronde openbaar, het vooronderzoek dat daaraan voorafgaat is grotendeels geheim. De rechter moet steeds uitspraak doen tijdens een openbare terechtzitting, ook al verliep de behandeling van de zaak achter gesloten deuren. Ieder moet de inhoud van de eindbeslissing kunnen achterhalen, zodat democratische controle op het gerecht mogelijk is. De rechter moet zijn vonnis of arrest motiveren, ook al er geen conclusies zijn ingediend. §4. Recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn A. Begrip o Voor het EVRM Enkel de termijn van de strafvordering De verjaringstermijn o Vandaag ook een tweede termijn De redelijke termijn in strafzaken Verjaring en redelijke termijn in strafzaken stemmen niet noodzakelijk overeen ▪ De redelijke termijn kan verstreken zijn, lang voor de verjaringstermijn verstreken is (en vice versa) o Waar het verstrijken van de verjaringstermijn leidt tot het verval van de strafvordering wordt de overschrijding van de redelijke termijn op minder radicale wijze gesanctioneerd o De verjaring van de strafvordering beoogt vooral de bescherming van het openbaar belang en heeft tot doel de rechtszekerheid en de teloorgang van het bewijs te vrijwaren o De ratio legis van de redelijke termijn in strafzaken is te vermijden dat de verdachte te lang !48
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
in het ongewisse zou blijven over de uitkomst van een strafvervolging waarvan hij weet dat ze tegen hem loopt ▪ Een waarborg, vooral om billijkheidsredenen Begin- en eindpunt van de redelijke termijn verschilt van het begin- en eindpunt van de verjaringstermijn o Het beginpunt van de redelijke termijn is vanaf de “vervolging” in de autonome zin die door de rechtspraak van EHRM aan dit begrip wordt gegeven Het ogenblik waarop de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen o Het eindpunt is de definitieve beslissing over de grond van de zaak of de stopzetting van de vervolging >< o Begin- en eindpunt van de verjaringstermijn zijn op formele wijze door de wet bepaald en laten geen appreciatiemarge aan de rechter. Redelijke termijn geldt niet enkel voor de strafprocedure maar ook voor een aantal nevenprocedures die het proces ten gronde voorafgaan. B. Criteria ter beoordeling van de redelijkheid van de duur van het proces o Niet in abstracto o Aan de hand van concrete gegevens van de voorliggende zaak 3 criteria ▪ De complexiteit van de zaak -> hoe complexer, hoe langer te procedure in beslag zal nemen en hoe langer de termijn redelijk zal blijven. Ratio legis: de vervolgden mogen niet lang in onzekerheid blijven. Vb: geografie, verspreiding van getuigen, internationale aspecten van de zaak. ▪ Het gedrag van de gerechtelijke overheid-> wordt zeer dikwijls gebruikt. Wat wordt er bedoeld? Als justitie een belachelijke hoeveelheid tijd laat vergaan: hier wordt rekening mee gehouden. Als een zaak in eerste aanleg beslecht wordt en de zaak wordt opgeroepen bij hoger beroep, maar pas na 2 jaar= overschrijding van de redelijke termijn. Periode van complete inactiviteit die niet aan de beklaagde te wijten is. ▪ Het gedrag van de verdachte zelf -> Men wordt niet verwacht om zelf actief aan dien eigen berechting mee te werken. Maar dilatoire proceduretechnieken om de zaak te doen aanslepen kunnen niet in zijn voordeel werken en de verdachte zal zich dan ook niet op de redelijke termijn kunnen beroepen. o Uit recente arresten kan nog een 4e criterium worden afgeleid Het belang van de zaak voor de betrokkene (zowel wat betreft de straf die hem kan worden opgelegd als de !49
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
psychologische impact van de strafprocedure). Ook het feit dat men zich nog in voorhechtenis bevindt= hinder van de procedure. o De redelijke termijn verzet zich niet tegen het principe dat zeer ernstige misdaden zoals genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden onverjaarbaar zijn C. Sanctie bij overschrijding van de redelijke termijn o Naar Straatsburgs recht ▪ Het EVRM bepaalt niet wat het gevolg is dat moet worden vastgeknoopt aan de overschrijding van de redelijke termijn ▪ Of de sanctie van procedurele (nl. onontvankelijkheid van de strafvordering), dan wel van materieelrechtelijke aard is (nl. Strafvermindering) Hangt af van de concrete omstandigheden van de zaak Vb: Beck vs. Noorwegen: Hier had het gerechtelijke onderzoek zich lang doen aanslepen. De rechter ten gronde heeft hier rekening mee gehouden en is overgegaan tot het opleggen van een lichtere straf. Hier werd vastgesteld dat het EVRM niet geschonden was. o Naar Belgisch recht ▪ In België heeft de wetgever gekozen voor strafvermindering als sanctie voor de overschrijding van de redelijke termijn Art. 21ter VTSv. : Eenvoudige schuldverklaring (wel nog veroordeling in de kosten): vaak als de redelijke termijn manifest overschreden is. Strafvermindering (de rechter is niet steeds verplicht een straf beneden het wettelijk minimum uit te spreken) keuze moet door de feitenrechter worden gemaakt. ▪ Als de vertragingen in het onderzoek een onherstelbaar nadeel toebrengen aan de verdediging Dan wordt de overschrijding van de redelijke termijn zwaarder gesanctioneerd Ofwel de vrijspraak Ofwel de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering wegens schending van de rechten van de verdediging §5. Recht niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen A. Principe Een verdachte kan niet geacht worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling en heeft het recht te zwijgen. Uit zijn stilzwijgen mogen geen negatieve conclusies worden getrokken, m.a.w. zijn stilzwijgen mag niet worden beschouwd als een aanwijzing of een bewijs van zijn schuld.
!50
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o Het zwijgrecht wordt niet uitdrukkelijk gewaarborgd door het EVRM. Sinds het arrest Funke wordt het geacht impliciet vervat te zijn in art. 6(1) EVRM. o De ratio legis van het zwijgrecht is niet volkomen duidelijk moeilijk de juiste grenzen af te bakenen ▪ Vaak wordt het zwijgrecht gefundeerd op het beginsel “nemo tenetur se ipsum accusare” = De beklaagde mag niet als een object van onderzoek worden behandeld en zal dus enkel meewerken aan het proces voor zover hij daartoe zelf beslist. Er bestaat dus een verband met het onschuldsbeginsel. ▪ Een crimineelpolitieke grondslag is mogelijk dat verklaringen die een persoon onder dwang aflegt contraproductief zijn voor de waarheidsvinding omdat deze verklaringen vaak niet met de waarheid zullen overeenstemmen zodat het doel van de strafprocedure (het vinden van de waarheid) niet wordt bereikt ▪ Een andere grondslag Het vermoeden van onschuld Als de verdachte verplicht wordt verklaringen af te leggen, wordt de bewijslast omgekeerd en hoeft het OM het bewijs niet af te leveren. Stilzwijgen van de beklaagde kan dan immers als een duidelijke aanwijzing van schuld worden beschouwd o Toepassingsgebied van het zwijgrecht ratione materiae ▪ De rechtspraak van het EHRM Het zwijgrecht betreft enkel de verklaringsvrijheid van de verdachte, maar sluit niet uit dat de verdachte wordt verplicht mee te werken met het gerecht, dus hij zal bepaalde DNA-testen, en onderzoeken van het lichaam moeten ondergaan. o Toepassingsgebied van het zwijgrecht ratione temporis ▪ De ratione temporis – vraag hangt samen met een ratione personae vraag beschermt het zwijgrecht enkel de verdachte, of tevens de potentiële verdachte? Vb in het kader van de Bijzondere opsporingsmethoden: Een verdachte wordt door een informant tot een confessie gelokt van moord. Deze “confessie” kan echter niet worden aangewend om een veroordeling te bekomen. De gesprekken met een informant worden als het equivalent van een verhoord gezien, zonder de nodige waarborgen. B. Toepassingen o Negatieve conclusies met betrekking tot het stilzwijgen van de beklaagde ▪ Het stilzwijgen van de beklaagde heeft niet de waarde van een bekentenisDe rechter mag er dus geen negatieve conclusies uit trekken.
!51
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o Strafbaarstelling van de weigering bepaalde inlichtingen te verstrekken ▪ De zaak Funke tegen Frankrijk Probleem van de strafbaarstelling van de weigering inlichtingen te verstrekken aan de orde Er werd hem een boete opgelegd en een dwangsom, om hem te verplichten aan de verplichting te voldoen o De Commissie zag hier geen schending van Art. 6 o Het EHRM vond wel dat Art. 6 geschonden was In het geval van Funke bestonden er reeds concrete verdenkingen van een strafbaar feitHet ging hier over een snuffeloperatie (fishing expedition mag niet) waarbij aan Funke gevraagd werd de documenten over te leggen waaruit zijn schuld zou blijken C. Het zwijgrecht in België o Basisartikel Art. 47bis Sv. o De bijstand van een advocaat bij het verhoor Doel: de toepassing van het zwijgrecht vrijwaren (nieuw Art. 2bis §3 Wet Voorlopige Hechtenis). §6. Vermoeden van onschuld werd als algemeen rechtsbeginsel erkend. Nu ook uitdrukkelijke wijze voorgeschreven in de Belgische wetgeving. Wet van 12 maart 1998. A. Vermoeden van onschuld en bewijslast o Vermoeden van onschuld heeft in de eerste plaats betrekking op de bewijslast De beklaagde hoeft zijn onschuld niet te bewijzen, het is de vervolgende partij (het OM) die het bewijs van de strafbare feiten zal moeten leveren o In geval van twijfel haat de beklaagde vrijuitIn dubio pro reo o Problematiek Op grond van Art. 6 (2) EVRM geldt het vermoeden van onschuld totdat de schuld bij wet is bewezen Het bewijs moet dus wettelijk zijn. Onregelmatig bewijs kan het vermoeden niet weerleggen. Doch oefent het Hof slechts een marginaal toetsingsrecht uit m.b.t. tot het bewijs. Zij gaat na of het proces in zijn geheel eerlijk was. ▪ De zaak Schenk tegen Zwitserland Stiekem opgenomen telefoongesprekken (naar Zwitsers recht onrechtmatig bewijs) Het EHRM zag hierin geen schending van Art. 6 Het Hof moet enkel nagaan of het proces in zijn geheel fair was. Schenk had de gelegenheid gehad de authenticiteit van het bewijs te betwisten en de veroordeling steunde ook nog op andere bewijzen o Problematiek In verband met de verdragen en de nationale wetgevingen betreffende de confiscatie van vermogensvoordelen is de vraag gerezen of staten hierbij de bewijslast mogen omkeren of minstens “verdelen” (zie de Belgische Kaalplukwet: !52
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
vermogensvoordelen van een bepaald misdrijf waarvan de oorsprong niet als legaal is bewezen zullen geconfisceerd worden). ▪ De zaak Philips tegen Verenigd Koninkrijk EHRM oordeelde dat er geen strijdigheid was met het vermoeden van onschuld, want de schuld in het kader van het misdrijf was reeds bewezen. B. Vermoeden van onschuld en de uitspraak over de grond van de zaak o Diegene die wordt vervolgd, maar nog niet veroordeeld is, wordt geacht onschuldig te zijn totdat het bewijs van zijn schuld wordt geleverd ➔ Procesverplichting: Een persoon mag niet schuldig worden verklaard als zijn schuld niet is vastgesteld tijdens een procedure waarin hij zijn procesrechten op grond van Art. 6 EVRM heeft kunnen laten gelden o Vermoeden geldt zolang er geen uitspraak is gedaan over de grond van de zaak ▪ Ook als is een dergelijke uitspraak (Bv. omwille van de verjaring van de strafvordering) niet meer mogelijk (Minelli v. Zwitserland). o Het vermoeden van onschuld geldt ten aanzien van alle instanties in de strafrechtspleging, ook ten aanzien van de rechter ten gronde( de subjectieve onpartijdigheid) bv: indien de onderzoeksrechter zich uitspreekt over schuld van de verdachte= schending van dit recht. C. Vermoeden van onschuld en materieel strafrecht o De zaak Salabiaku tegen Frankrijk Het EHRM besliste dat, hoewel het staten vrijstaat om, bij het bepalen van misdrijven, te werken met schuldpresumpties, dit niet tot gevolg mag hebben dat daardoor alle in Art. 6 erken rechten ineffectief zouden worden o De zaak Janosevic tegen ZwedenHet EHRM oordeelde dat schuldpresumpties toegelaten zijn “Within the reasonable limits which take into account the importance of which is at stake and the maintenance of the rights of the defence” en voegde eraan toe dat deze proportionaliteit moet worden beoordeeld in functie van de belangen van de staat en de verdedigingsmogelijkheden van de verdachte ➔ In de rechtsleer is uit de woorden “taking into account the importance of which is at stake” afgeleid dat (weerlegbare) schuldpresumpties misschien wel verantwoord zijn ten aanzien van kleine inbreuken, maar dat dit niet noodzakelijk geldt voor ernstige inbreuken, waarop zwaardere straffen staan Hierdoor kunnen mogelijk binnen bepaalde grenzen, schuldpresumpties voor minder ernstige inbreuken worden verantwoord o Uitspraken van verslaggevers in de media hebben niets te maken met de werking van gerecht en kunnen vermoeden van onschuld niet aantasten. Indien de beklaagde werd vrijgesproken, blijft ook na de beslissing ten gronde het vermoeden van onschuld bestaan ▪ De zaak Sekannia tegen Oostenrijk ▪ De zaak Capeau tegen België !53
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Deel II: De vorderingen die uit het misdrijf voortvloeien Hoofdstuk 1: De strafvordering §1. Algemene beginselen A. Strafvordering en vervolging o De term “strafvordering” ▪ Brede betekenis Verwijzing naar het strafprocesrecht in het algemeen ▪ Enge betekenis Vordering tot toepassing van de strafwet o De term “strafvordering” verwijst naar de rechtshandelingen die de vervolgende partij stelt met het oog op de bestraffing van de vermoedelijke dader van een misdrijf ▪ Het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, het verdere behandelen van de zaak voor de rechter (Bv. Het optreden van de parketmagistraat op de terechtzitting) ▪ Het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de beslissingen van de rechter waardoor de vervolgende partij wordt benadeeld o Ook de term “vervolging” geldt dikwijls als synoniem voor de strafvordering ▪ Bv. Het begrip “daden van vervolging” Daden waardoor de strafvordering wordt uitgeoefend ▪ Het EHRM gebruikt deze term in een bredere betekenis Er is van “vervolging” sprake zodra een persoon die verdacht wordt van een misdrijf weet heeft van deze verdenking, en zich hiertegen wenst te verdedigen, ongeacht de vraag of de vervolgende partij (technisch gezien) de zaak al aanhangig heeft gemaakt voor de strafrechter. Toepassing in rechtspraak EHRM in verband met de redelijke termijn in strafzaken Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de verdachte weet dat hij zich moet verdedigen tegen een strafrechtelijke aanklacht, ook al is de strafvordering (formeel beschouwd) nog niet op gang gebracht B. Strafvordering, burgerlijke vordering en tuchtvordering o Uit eenzelfde feit kan zowel een strafvordering (inbreuk op de wet) als een burgerlijke vordering (aquiliaanse fout) ontstaan o Het is ook mogelijk dat hetzelfde feit bovendien een schending van een deontologische gedragsregel inhoudt (tuchtvergrijp) Naast de strafvordering en de burgerlijke vordering ook een tuchtvordering mogelijk ➔ Deze 3 vordering kunnen worden gecumuleerd ➔ De strafvordering onderscheidt zich van de burgerlijke - en de tuchtvordering ▪ De strafvordering heeft in principe voorrang op de burgerlijke vordering ▪ De strafvordering heeft in principe geen voorrang op de tuchtvordering Bv: advocaat kan strafrechterlijk worden gesanctioneerd, maar alsmede door de orde op tuchtrechterlijke basis.
!54
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§2. Personen die de strafvordering uitoefenen A. Principe Art. 1 VTSv.Het openbaar ministerie heeft het monopolie over de strafvordering. “ambtenaren”: maar is eigenlijk niet zo, ze zijn magistraten. ▪ Noch de politie, noch het slachtoffer, noch de rechter, noch de minister van Justitie kunnen de strafvordering uitoefenen Politie = opsporen en vaststellen van misdrijven. Slachtoffer = enkel burgerlijke vordering Rechter = hij kan zich niet ambtshalve met een zaak belasten B. Ambtenaren openbaar ministerie die de strafvordering uitoefenen De procureur-generaal bij het hof van beroep ▪ Op het niveau van het ressort in zaken die, in graad van hoger beroep tegen beslissingen van de correctionele rechtbank bij het HvB worden gebracht. ▪ Enkel een vervolgingsmagistraat, geen opsporingsmagistraat (zonder de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie) maar wel met de bevoegdheid om de PdK te bevelen specifieke onderzoeksdaden te stellen De procureur des Konings ▪ Zijn territoriale bevoegdheid is het arrondissement, bij het HvB en HvA Hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen tav alle misdrijven (sociale misdrijven behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsauditeur) De federale procureur ▪ Zijn territoriale bevoegdheid strekt zich uit over heel het Rijk ▪ Hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen tav alle misdrijven. Het federaal parket is echt principieel slechts subsidiair bevoegd: enkel indien de goede rechtsbedeling het vereist, zo niet blijft de lokale PdK bevoegd. Art. 144ter, quater en quinquies Ger.W. bevatten een limitatieve lijst van misdrijven waarvoor de federale procureur bevoegd is ▪ Daarnaast gelden 2 kwalitatieve criteria Veiligheidscriterium = De misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken Geografisch criterium = De misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit
!55
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
C. Uitzonderingen o Uitzonderlijk wordt de strafvordering uitgeoefend door de administratie ▪ Inzake douane en accijnzen wordt het initiatief tot strafvervolging genomen door het Ministerie van Financiën. o De strafvordering wordt uitgeoefend, hetzij door de administratie alleen, hetzij gezamenlijk en gelijktijdig door de administratie en het openbaar ministerie ▪ Voor misdrijven die bestraft worden met een hoofdgevangenisstraf, wordt zij gelijktijdig door het OM en de administratie uitgeoefend D. Bevoegdheidsconflicten Federaal parket en lokale parketten ▪ De federale procureur beschikt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden over alle bevoegdheden van de procureur des Konings. Hij kan over het gehele grondgebied van het Rijk alle opsporingshandelingen of handelingen van gerechtelijk onderzoek verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren, evenals de strafvordering uitoefenen ▪ Tussen het federaal parket en de lokale parketten bestaat er een wederzijdse informatieplicht. (VB: Dutroux, verdwijning in Luik en in Middelkerke. Wanneer aan het licht komt dat het over hetzelfde misdrijf gaat dan moeten die zaken worden samengevoegd. Niet twee leden van het O.M maar 2 rechters die er mee bezig zijn. Men kan dan de gerechtelijke onderzoeken samenvoegen. Wanneer men het niet eens is over die samenvoeging dan kan het Hof van Cassatie hierover beslissen.) De lokale parketten zijn ambtshalve verplicht het federaal parket in te lichten wanneer zij kennis krijgen van een misdrijf dat tot het bevoegdheidsdomein van het federaal parket behoort De federale procureur van zijn kant licht de PdK in, telkens dit voor de uitoefening van de strafvordering door de PdK van belang is ▪ De beslissing of een concreet strafdossier uiteindelijk behandeld wordt door een lokaal parket dan wel door het federaal parket komt toe aan de federale procureur. Deze heeft een evocatierecht: Hij kan dossiers van lokale parketten naar zich toe trekken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, noch voor de betrokken magistraten noch voor de procespartijen. Betreffende de bevoegdheidsverdeling kunnen er ook geen nietigheden worden opgeworpen. De beslissing wordt, behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden, genomen na overleg met de PdK of procureur-generaal. ‘Centralisering’ van de gerechtelijke onderzoeken Het moet mogelijk worden om in de strafdossiers 1 territoriale bevoegde onderzoeksrechter (en onderzoeksgerecht) aan te duiden en het onderzoek bij deze onderzoeksrechter te centraliseren. Verschillende misdrijven zijn eveneens samenhangend wanneer de band die tussen hen bestaat van die aard is dat, met het oog op een goede rechtsbedeling en onder voorbehoud van !56
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
eerbiediging van de rechten van verdediging, de misdrijven aan dezelfde rechtbank ter beoordeling moeten worden voorgelegd. Wanneer al verschillende onderzoeken lopende zijn bij meer dan 1 onderzoeksgerecht, en de verschillende onderzoeksrechters een uiteenlopende visie hebben op de meest adequate toewijzing van het onderzoek, zal het HvC de knoop doorhakken en bepalen welke onderzoeksrechter bevoegd is. §3. Wijze waarop de strafvordering wordt uitgeoefend A. Beleid inzake de strafvordering o In de meeste gevallen brengt het OM de zaak niet voor de strafrechter (Seponeren) o In andere gevallen handelt OM de zaak zelf af door minnelijke schikking & bemiddeling ➔ Niet alle misdrijven geven dus aanleiding tot vervolging, ook al zijn er voldoende bewijzen om de dader voor de strafrechter te brengen o In de praktijk moet dus een selectie worden gemaakt tussen de misdrijven die wel, en deze die niet worden vervolgd. Dit is een beleidskwestie, waarover verschillende instanties, elk op hun niveau, beslissen ▪ De algemene richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid worden bepaald door de minister van Justitie (positief injunctierecht) en verder uitgewerkt door het college van procureurs-generaal. Deze richtlijnen bepalen de krijtlijnen waarbinnen, in concrete gevallen, vervolgingen moeten worden ingesteld. De toepassing van de richtlijnen gebeurt in de praktijk door de PdK en de federale procureur. Zij moeten bij hun beslissing rekening houden met de ministeriële richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid en hun beslissing motiveren en aan de benadeelde meedelen. B. Vervolging Het instellen van de strafvordering Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering ‘Vervolgen’ betekent het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, met het oog op de toepassing van de strafwet, dwz het instellen van de strafvordering op de wijze door de wet bepaald. De instelling van de strafvordering kan worden gedaan ofwel door een vordering tot onderzoek ofwel door een rechtstreekse dagvaarding of een oproeping per procesverbaal. De vordering tot onderzoek De vordering tot onderzoek maakt de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter. Er wordt dus een gerechtelijk onderzoek gestart. De onderzoeksrechter is verplicht om gevolg te geven aan die vordering. De procureur des Konings kan de zaak aanbrengen bij de onderzoeksrechter zonder daartoe echter principieel gehouden te zijn. Bovendien brengt het vorderen van de onderzoeksrechter niet meer automatisch de strafvordering op gang: voor bepaalde !57
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
zaken kan de procureur via een mini-instructie de onderzoeksrechter vragen enkel een specifieke onderzoeksdaad te bevelen. De rechtstreekse dagvaarding of oproeping per proces-verbaal Rechtstreekse dagvaarding: De zaak wordt rechtstreeks voor het vonnisgerecht gebracht op verzoek van de procureur. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer het vooronderzoek bij wijze van eenvoudig opsporingsonderzoek werd gevoerd. Een formulier met feiten waarvoor men vervolgd wordt hierbij aangebracht. Dit kan niet voor het Hof van Assisen (dit moet via een verwijzing van de K.I.) De oproeping bij proces-verbaal kan worden gedaan ten aanzien van personen die door de politie of door het parket werden gearresteerd, of die zich spontaan bij de procureur des Konings melden. (Min. 10 dagen en max. 2 maanden) ▪ Het bevel tot onmiddellijke verschijning ‘Snelrecht’: de PdK kan aan de onderzoeksrechter vragen een bevel tot aanhouding met het oog op de onmiddellijke verschijning uit te vaardigen. Dit bevel wordt gegeven ten aanzien van een verdachte die is voorgeleid en van wie de aanhouding noodzakelijk is. Indien dit bevel wordt uitgevaardigd moet de vonnisrechter de zaak binnen min. 4 en max. 7 dagen voor de correctionele rechtbank beslechten. Beperkingen ten aanzien van het recht de strafvordering in te stellen In principe is het openbaar ministerie volledig vrij in zijn beslissing betreffende het instellen van de strafvordering. Uitzonderlijk is deze beslissing afhankelijk van een machtiging, een aangifte of een klacht van het slachtoffer Machtiging Fiscale misdrijven Fiscale ambtenaren die in de uitoefening van hun ambt een misdrijf hebben vastgesteld, mogen dit slechts aan het parket voorleggen voor zover zij daartoe zijn gemachtigd door de directeur waaronder zij ressorteren. Het OM kan niet vervolgen indien men kennis heeft gekregen van een klacht/aangifte van een niet-gemachtigde ambtenaar. De rechtspraak aanvaardt echt wel dat een niet-gemachtigde aangifte naderhand kan worden geregulariseerd door de machtiging van de bevoegde ambtenaar Personen die genieten van (ophefbare) immuniteiten of voorrechten Sommige personen genieten van een immuniteit die hen beschermt tegen vervolging en zelfs onderzoeken in strafzaken. In sommige gevallen is deze immuniteit absoluut (bv. de koning), maar meestal gaat het om een machtigingsimmuniteit, maw. een immuniteit die kan worden opgeheven doordat de bevoegde instantie het parket machtigt tot vervolging. Dit is bv. het geval voor misdrijven gepleegd door diplomatieke en consulaire ambtenaren, en voor sommige misdrijven gepleegd door parlementsleden (verlof van de Kamer van Volksvertegenwoordigers vereist) !58
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Aangifte Een aangifte is vereist met betrekking tot sommige, in het buitenland gepleegde misdrijven. Deze misdrijven kunnen slechts in België worden vervolgd voor zover er een “officieel bericht” is van de overheid van het land op wiens grondgebied het misdrijf werd gepleegd Klacht van de benadeelde Uitzonderlijk is een klacht van de benadeelde vereist. Dit is het geval voor de zgn. klachtmisdrijven, die enkel op klacht van de benadeelde kunnen worden vervolgd. Bv.: laster en eerroof of belaging (stalking). Een klacht is niet hetzelfde als een aangifte. Voor klachtmisdrijven is vereist dat de benadeelde duidelijk vraagt dat de strafvordering wordt ingesteld C. Niet-vervolging: het sepot Begrip Seponeren betekent dat het OM beslist de zaak niet te vervolgen. De zaak wordt dan zonder gevolg gerangschikt/geseponeerd. Dit kan onmiddellijk als men de klacht ontvangt, of na een summier onderzoek. ▪ Het openbaar ministerie kan steeds op deze beslissing terugkomen. Na verloop van tijd vervalt de strafvordering echter door verjaring. ▪ Het sepot beroept op de gedachte dat het OM het recht heeft tot vervolging, maar hiertoe niet verplicht is. Men noemt dit het opportuniteitsbeginsel. Het parket oordeelt over de opportuniteit van de vervolging <> het legaliteitsbeginsel ▪ Juist omdat het parket vrij kan beslissen over de vervolging, kan geen rechtsmiddel worden ingesteld tegen een sepot ▪ Wettelijke basis is art. 28quater Sv. Er zijn geen wettelijke voorwaarden, enkel ministeriële richtlijnen ▪ Voor het sepot moet geen rekening worden gehouden met het gerechtelijk verleden van de verdachte of met de ernst van het feit (<> minnelijke schikking en bemiddeling). Alle misdrijven, misdaden, wanbedrijven en overtredingen komen ervoor in aanmerking. ▪ Hoewel het om een quasi-jurisdictionele beslissing gaat, kan hiertegen geen hoger beroep worden aangetekend Onderscheid tussen technisch of processueel sepot en beleidssepot ▪ Processueel of technisch sepot De vervolging in de voorliggende zaak is niet mogelijk. Bv. bij verjaring van het feit, het overlijden van de verdachte (geen dader) … ▪ Beleidssepot Vervolging is technisch gezien mogelijk, maar niet opportuun. Criterium Het openbaar belang (niet het belang van dader/slachtoffer) Beleidssepot wordt toegepast wanneer: o Het feit niet ernstig is (de minimis non curat praetor) o Vervolging in de gegeven omstandigheden nadeliger zou zijn dan nietvervolging (Bv. Familiale ruzie Vechtpartij Slagen en verwondingen) !59
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
o Bij geringe misdrijven, de reclasseringskansen van de verdacht gunstig zijn en men het desocaliserend effect van een korte gevangenisstraf wil vermijden (vermaning + voorwaarden) Gevolgen van het sepot ▪ De strafvordering vervalt niet. Het parket kan er steeds, binnen de verjaringstermijn, op terugkomen ▪ Het sepot doet voor de verdachte geen enkel recht ontstaan ▪ Het is geen rechterlijke beslissing, en er gaat dus geen gezag van gewijsde vanuit Nadelen van het sepot en de manier waarop eraan wordt verholpen ▪ Het slachtoffer van wie de klacht werd geseponeerd kan zich geschaad voelen in zijn belangen ▪ Seponeringsbeleid kan verschillen van parket tot parket. Er kan ongelijkheid in de behandeling van gelijkaardige dossiers ontstaan waardoor bij de bevolking een indruk van willekeur kan worden opgewekt. ▪ Misbruiken waarbij bepaalde zaken in de doofpot worden gestopt. ▪ Sommige van deze nadelen kunnen worden opgelost: Het slachtoffer wiens klacht werd geseponeerd kan steeds een burgerlijke vordering op grond van Art. 1382 BW voor de burgerlijke rechtbank brengen Het slachtoffer heeft de mogelijkheid om de zaak zelf aanhangig te maken bij de strafgerechten: o Door klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter (Art. 63 Sv.) o Door de rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht (Art. 64, laatste al. Sv.) ▪ Rechtstreekse dagvaarding is niet mogelijk voor het hof van Assissen De procureur-generaal of de hiërarchische meerdere van de individuele parketmagistraat die de zaak heeft geseponeerd kan steeds het bevel tot vervolging geven (Art. 274 Sv.) De minister van Justitie kan, op grond van zijn positief injunctierecht, de procureurgeneraal bevelen vervolgingen in te stellen. F. Buitengerechtelijke afhandeling door het parket Het parket handelt de strafzaken zelf af, niet door een eigenlijke straf op te leggen, maar door, met instemming van de verdachte, de zaak op buitengerechtelijke wijze af te handelen. Dit is geen sanctie, maar een ‘oorzaak tot verval van de strafvordering’ De buitengerechtelijke afdoeningsystemen zijn wettelijk geregeld en dus aan regels onderworpen (<> sepot) Voordeel In tegenstelling tot het sepot volgt er een maatschappelijke reactie op het misdrijf. Voor de betrokkene hebben deze procedures tot voordeel dat hem de lijdensweg (en de sociale afkeuring) van de strafprocedure wordt bespaard, en dat de alternatieve sanctie die hem !60
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
wordt opgelegd geen echte straf is en dus niet op zijn strafblad wordt vermeld. De sanctie volgt ook veel sneller op het misdrijf, wat ook in het belang van het slachtoffer kan zijn. Doel Verminderen van de werklast van het gerecht. De vonnisgerechten worden erdoor ontlast omdat de zaak niet meer voor de rechter wordt gebracht. Voor een deel is dit een verschuiving van de werklast naar de parketten. Ook de parketten zien hun werklast verminderen, want zij zullen niet meer voor de bewijsvoering ter terechtzitting moeten instaan. De minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.) Begrip De procureur des Konings kan, wanneer de wettelijke voorwaarden zijn vervuld, aan de verdachte voorstellen een geldsom te betalen. Aanvaardt de verdachte en betaalt hij de geldsom, dan vervalt de strafvordering. Hij kan ook vragen dat de dader van een misdrijf waarop verbeurdverklaring staat afstand doet van de te verbeurd verklaren goederen. Minnelijke schikking is geen dading in de zin van Art. 2044 BW. Het concept dading is onverenigbaar met de basisfilosofie van het strafprocesrecht: De strafvordering is van openbare orde, zodat overeenkomsten betreffende de strafvordering uitgesloten zijn Het voorstel tot minnelijke schikking is steeds unilateraal. Het parket stelt een geldsom voor, die is te nemen of te laten is door de verdachte. Aanvaardt hij en wordt de geldsom binnen de gestelde termijn betaald, dan vervalt de strafvordering. Weigert hij dan wordt de gewone procedure verder gevolgd. Het kan eveneens worden voorgesteld door de arbeidsauditeur en igv voorrecht van rechtsmacht door de procureur-generaal bij het HvB Het is ook mogelijk tijdens het gerechtelijk onderzoek en zelfs tjdens het proces ten gronde. Toepassingsvoorwaarden Het OM beslist over het al dan niet formuleren van een voorstel tot minnelijke schikking. De verdachte heeft hierop dus geen recht, ook al zijn de wettelijke voorwaarden vervuld. De toepassingsvoorwaarden zijn bepaald in art. 216bis Sv. Procedure De minnelijke schikking is mogelijk in alle fasen van het onderzoek. Zolang er nog geen vonnis of arrest is uitgesproken dat kracht van gewijsde heeft, kan de procureur des Konings (op eigen initiatief of op voorstel van de beklaagde) een minnelijke schikking aan. Indien er een MS wordt aangeboden tijdens het gerechtelijk onderzoek, kan de onderzoeksrechter bij mededeling van het dossier aan het parket een advies formuleren over de stand van het onderzoek. De onderzoeksrechter beschikt niet over een vetorecht. De noodzaak tot het vorderen van dwangmaatregelen is dus een obstakel voor de MS. Als een MS is gesloten in een zaak die al aanhangig was bij een rechtbank of hof, geven de !61
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
PdK of de procureur-generaal daarvan kennis aan de rechtbank of het hof en vervalt de strafvordering Daarbij gaat de rechter na of aan de formele toepassingsvoorwaarden is voldaan, of de dader de voorgestelde MS heeft aanvaard en het slachtoffer of de fiscale en sociale administratie werden vergoed. Bij MS gesloten tijdens het opsporingsonderzoek ontbreekt elke rechterlijke controle. Het verval van de strafvordering tegen de dader doet geen afbreuk aan de strafvervolging tegen de overige dader, mededaders of medeplichtigen. Als het voorstel tot MS niet wordt aanvaard, kunnen de stukken en mededeling van de onderhandelingen niet tegen de verdachte worden gebruikt in enig strafrechtelijk, burgerrechtelijk of andere procedure. Dus alle overtredingen, alle wanbedrijven en ook de correctionaliseerbare misdaden. Bedrag van de geldsom Deze som mag niet meer bedragen dan het maximum van de geldboete die in de wet voor het betrokken misdrijf is bepaald, verhoogd met de wettelijke opdeciemen en dient in verhouding te staan tot de zwaarte van het misdrijf:
Ze mag niet te hoog zijn Moet betaalbaar blijven voor de betrokkene Ze mag niet te laag zijn Er zit toch een element van repressie in In het sociaal strafrecht gelden andere minimumgrenzen (Art. 216bis §1 al. 3 Sv.) De procureur des Konings bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn de betaling geschiedt en voor welke strafbare feiten de minnelijke schikking wordt aangeboden. Deze termijn is ten minste 15 dagen en ten hoogste 3 maanden (het parket kan de termijn verlengen ‘wanneer bijzondere omstandigheden het wettigen’). Wanneer verbeurdverklaring kan worden toegepast verzoekt de PdK de dader, binnen een door hem te bepalen termijn afstand te doen van de in beslag genomen voorwerpen of vermogensvoordelen of, indien ze niet in beslag genomen zijn, deze voorwerpen of vermogensvoordelen af te geven op de door hem bepaalde plaats
Rechten van het slachtoffer Vroeger kon de minnelijke schikking slechts worden voorgesteld indien de schade volledig was vergoed. Deze regel werd versoepeld om ervoor te zorgen dat de procedure niet geblokkeerd geraakt. De schikking kan nu ook worden voorgesteld als de dader, in een geschrift, zijn verantwoordelijkheid voor het schadeverwekkend feit heeft erkend en hij het bewijs heeft gegeven van de vergoeding van het niet-betwiste gedeelte van de schade en de regeling ervan. (Vb: kleine diefstal en aantasting van de lichamelijke integriteit. Dader betaalt 5,000 maar slachtoffer zegt dat het 10,000 is. Indien het niet-betwistbaar gedeelte (dus die 5,000 euro) dan toch MS voor het betwistbare gedeelte (dus die 5,000 euro) zal men zich naar de burgerlijke rechter moeten wenden.) In ieder geval kan het slachtoffer zijn rechten doen gelden voor de burgerlijke rechtbank. In dat geval is het aanvaarden van de minnelijke schikking door de dader een onweerlegbaar vermoeden van fout (Art. 216bis §4 Sv.)
!62
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.) Begrip Art 216ter Sv. bevat een reeks mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening die onder de verzamelnaam “bemiddeling” worden aangeduid. Het betreft een akkoord tussen beklaagde, verdachte en openbaar ministerie tot het verrichten van een prestatie. (Bv. passende therapie, opleiding, maatschappelijke dienstverlening) In de meeste gevallen gat het over een bemiddeling tussen de parketmagistraat en de verdacht. Het parket stelt voor dat de verdacht zich aan een bepaalde voorwaarde onderwerpt, de verdachte moet ermee instemmen, en als de verdachte aan de voorwaarde heeft voldaan vervalt de strafvordering Toepassingsvoorwaarden Bemiddeling is mogelijk voor zover het feit niet van aard schijnt te zijn dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan 2 jaar correctionele gevangenisstraf of met een zwaardere straf. De plafondstraf wordt bepaald adhv de straf die de procureur in concreto (met aanneming van verzachtende omstandigheden) zou wensen te vorderen. Het vervullen van de voorwaarden kan slechts worden voorgesteld mits de dader zich heeft verbonden de door het misdrijf veroorzaakte kosten van analyse of deskundig onderzoek te betalen binnen de termijn bepaald door de PdK. Wanneer bijzondere verbeurdverklaring kan worden toegepast verzoekt de PdK de dader, binnen een door hem te bepalen termijn afstand te doen van de in beslag genomen voorwerpen die zijn eigendom zijn of ze, indien ze niet in beslag genomen zijn, af te geven op de bepaalde plaats. De bemiddeling kan niet meer worden voorgesteld eens de zaak aanhangig is bij de onderzoeksrechter of vonnisrechter. Rechten van het slachtoffer De strafvordering vervalt slechts voor zover de dader aan al de hem gestelde voorwaarden heeft voldaan. (Bv. Dient er eerst een bewijs geleverd te worden van het feit dat dat de door het misdrijf veroorzaakte schade vergoed of hersteld werd.) Het verval doet geen afbreuk aan de rechten van gesubrogeerden in de rechten van het slachtoffer (zoals verzekeraars) of van slachtoffers die niet betrokken werden in de behandelingsprocedure. Tegenover hen wordt de fout van de dader onweerlegbaar vermoed. Procedure De verdacht wordt door de PdK opgeroepen. Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat, die hem echter niet mag vertegenwoordigen. Ook het slachtoffer kan worden opgeroepen, ook al is dit geen wettelijke verplichting. Bemiddeling is slecht mogelijk voor zover de zaak nog niet aanhangig is bij de strafrechter (onderzoeksrechter/vonnisgerecht)
!63
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§4. Personen tegen wie de strafvordering wordt uitgeoefend. A. Principe De strafvordering wordt uitgeoefend tegen de persoon die ervan wordt verdacht een misdrijf te hebben gepleegd, dwz tegen de vermoedelijke dader(s) van het strafbaar feit. De mededaders en medeplichtigen kunnen ook worden vervolgd. (= strafbare deelneming) De strafvordering kan dus niet worden uitgeoefend tegen de personen die, krachtens de regels van het aquiliaaans aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk zijn voor de schade die door het misdrijf werd veroorzaakt (= burgerlijk aansprakelijke partij), noch tegen de rechtsopvolgers van de vermoedelijke dader (indien deze zou komen te overlijden). Hierin onderscheidt de strafvordering zich van de burgerlijke vordering, die wel tegen de voornoemde categorieën van personen kan worden uitgeoefend ➔ De strafvordering is strikt persoonlijk Minderjarigen vallen in principe buiten de toepassing van de strafwet, want zij zijn schuldonbekwaam. Op hen is de strafvordering niet van toepassing Geestesgestoorden kunnen wel voor de strafgerechten worden vervolgd, maar op hen wordt een niet-repressieve vervangingsmaatregel (internering) toegepast. De strafvordering kan ook worden ingesteld tegen rechtspersonen. B. De immuniteiten Tav. bepaalde personen kan de strafvordering niet worden uitgeoefend. Het betreft personen die genieten van de staatsrechtelijke en volkenrechtelijke voorrechten en immuniteiten. Deze personen vallen weliswaar onder de toepassing van de strafwet, maar de strafvordering kan tav hen niet worden uitgeoefend. De immuniteiten vloeien voort uit ▪ Enerzijds het nationaal publiek recht (staatsrechtelijke) Beginsel van de scheiding der machten Onschendbaarheid koning en parlementsleden ▪ Anderzijds het volkenrecht Diplomatieke en consulaire immuniteit, immuniteit van vreemde staatshoofden, Europarlementsleden en ambtenaren van internationale instellingen Deze immuniteit kan hetzij onbeperkt of geheel zijn, hetzij beperkt of gedeeltelijk ▪ Onbeperkt Wanneer zij op alle mogelijke strafbare feiten slaat ▪ Beperkt Wanneer zij slechts op bepaalde misdrijven betrekking heeft Daarnaast is er het nderscheid tussen de absolute immuniteit en de machtigingsimmuniteit ▪ Een absolute immuniteit kan nooit worden opgeheven Bv. Parlementaire onschendbaarheid voor worden gesproken in het parlement (Art. 58 GW) ▪ Een machtigingsimmuniteit kan wel worden opgeheven, waardoor de persoon die ervan genoot kan worden vervolgd. !64
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Bv. Diplomatieke onschendbaarheid (als de zendstaat de ontvangststaat hiertoe machtigt, kan de diplomaat worden vervolgd) De Koning ▪ The king can do no wrong Principe van de scheiding der machten ▪ Deze immuniteit is absoluut en onbeperkt Zij kan niet worden opgeheven en geldt voor alle misdrijven De koning is tegen elk rechtsgeding beveiligd, niet enkel op strafrechtelijk, maar ook op burgerrechtelijk gebied Op burgerrechtelijk gebied werd echt een correctief ingevoerd in de vorm van de zgn. “civiele lijst”: Privaatrechtelijke vorderingen die betrekking hebben op het patrimonium van de Koning, kunnen worden ingesteld tegen de intendant of tegen de administrateur van de civiele lijst (Art. 41 Ger.W.) ▪ De immuniteit van de Koning is beperkt tot zijn persoon, zij slaat niet op zijn familieleden en strekt zich niet uit tot zijn ministers (Art. 88 GW) ▪ De koning zal niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd voor het plegen van misdrijven, ook niet na zijn ambt (een president wel na zijn ambt) Parlementsleden ▪ Onschendbaarheid die deels absoluut, maar beperkt is, en deels onbeperkt, maar ophefbaar Onderscheid tussen misdrijven gepleegd bij de uitoefening van hun parlementaire functie (Art. 58 GW) en andere misdrijven (Art. 59 GW) ▪ Deze regeling was oorspronkelijk beperkt tot federale parlementsleden Grondwetsherziening 1993/94 uitgebreid tot regionale parlementsleden Onderscheid tussen verschillende misdrijven: ▪ Misdrijven in de uitoefening van de parlementaire functie Misdrijven gepleegd bij het uitbrengen van een mening of stem in de uitoefening van de parlementaire functie Absolute immuniteit (art. 58 GW) Zij geldt ten allen tijde en kan niet worden opgeheven Vloeit voort uit beginsel van de scheiding der machten Vrijwaart de volledige onafhankelijkheid van parlementsleden bij het uiten van hun mening in het parlement. (De vrije meningsuiting moet kunnen worden gerespecteerd zonder enige vrees van vervolging) De immuniteit is echter beperkt geldt enkel voor misdrijven (bv. laster, eerroof, smaad…), gepleegd bij het uitbrengen van een mening of een stem in het parlement Restrictief worden geïnterpreteerd de rechtspraak neemt aan dat zij slechts geldt voor uitspraken van parlementsleden in het parlement zelf (tijdens de parlementaire zittijd). Woorden van parlementsleden uitgesproken buiten het parlementsgebouw, zelfs indien zij zich ertoe zouden beperken de in het parlement uitgesproken redevoeringen te !65
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
herhalen of de tekst ervan te doen opnemen in een krant, genieten niet van deze absolute immuniteit. De immuniteit bestaat slechts voor zover de gewraakte woorden worden opgenomen in de gedrukte stukken van het parlement ▪ Andere misdrijven Machtigingsimmuniteit Er wordt een onderscheid gemaakt al naargelang de vervolgingen worden ingesteld tijdens of buiten de parlementaire zittijd. De ratio legis van art. 59 GW is te verhinderen dat vervolgingen die zouden plaatsvinden gedurende de zittijd de samenstelling van het parlement zouden beïnvloeden waardoor de normale werking van het parlement zou worden verstoord. ➔ Het is dus een tijdelijke immuniteit die slechts geldt tijdens de duur van de parlementaire zittijd. De periode die verloopt tussen 2 zittijden is uiterst, zodat parlementsleden doorgaans doorlopend van een algemene, maar ophefbare immuniteit genieten. Tijdens de parlementaire zittijd kan een parlementslid, behalve bij betrapping op heterdaad, niet worden verwezen of rechtstreeks gedagvaard voor een hof of rechtbank of worden aangehouden dan met verlof van de kamer waarvan het betrokken parlementslid deel uitmaakt. De vervolging kan enkel worden ingesteld door de ambtenaren van het OM en de bevoegde ambtenaren, wat rechtstreekse dagvaarding door het slachtoffer van het misdrijf uitsluit. In geval van ontdekking op heterdaad is geen machtiging van het parlement nodig. Heterdaad slaat op de ontdekking wanneer het misdrijf nog actueel is en er geen onderbreking is in de opsporing en vervolging van het misdrijf Voor het vorderen van een gerechtelijk onderzoek is geen machtiging vereist. Behalve bij ontdekking op heterdaad kunnen de dwangmaatregelen waarvoor het optreden van een rechter vereist is (bv. huiszoeking, telefoontap) enkel worden bevolen door de eerste voorzitter van het HvB, op verzoek van de betrokken rechter, en de voorzitter van het parlement moet op de hoogte worden gebracht. Huiszoeking en inbeslagneming kan alleen plaats vinden in aanwezigheid van de voorzitter van de betrokken kamer of een door hem aangewezen lid. Om een parlementslid naar de strafrechter door te verwijzen of hem te dagvaarden moet het parket eerst de toelating, dwz de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid vragen. (= machtigingsimmuniteit) Het is een onbeperkte immuniteit en gedeeltelijke opheffing van de parlementaire immuniteit is mogelijk. Voor misdrijven die buiten de zittijd werden gepleegd kan de parlementslid gewoon worden vervolgd, net als elke burger. De Kamer kan echter de schorsing van de vorderingen vragen. C. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën van personen Ministers In tegenstelling tot de Koning zijn ministers niet onschendbaar. Indien zij worden verdacht van een misdrijf worden zij echter volgens een speciale procedure berecht
!66
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Art. 103 en 125 GW In 1998 werden zowel art. 103 (federale ministers) als art. 125 (regionale ministers) gewijzigd en werd voor beide categorieën een uitvoeringswet aangenomen. De regeling voor ministers kan niet langer worden gecumuleerd met die voor parlementsleden. De regeling Voor misdrijven die zij in de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd worden ministers uitsluiten berecht voor het Hof van beroep (in eerste en laatste aanleg), ongeacht of de vervolging plaatsvindt tijdens de ambtstermijn of na het beëindigen ervan Hetzelfde geldt voor misdrijven die ministers buiten de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd en waarvoor zij worden berecht tijdens hun ambtstermijn De vervolging in strafzaken van een minister kan enkel worden ingesteld en geleid door de procureur- generaal bij het hof van beroep (Klacht met burgerlijke partijstelling door de benadeelde is niet mogelijk) De verdere uitwerking van deze grondwettelijke principe gebeurde door 2 parallelle wetten Voor federale ministers is het bevoegde hof het hof van beroep dat van Brussel Voor regionale ministers is het bevoegde hof het hof van beroep van de plaats waar de regering, waarvan het betrokken lid deel uitmaakt, haar zetel heeft Tegen de beslissing van het hof van beroep is cassatieberoep mogelijk (men kan niet in beroep gaan, maar cassatie is dus wel mogelijk) Voor elke vordering tot regeling van de rechtspleging is verlof van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van het betrokken gemeenschaps- of gewestparlement vereist Magistraten en hoge functionarissen ▪ “voorrecht van rechtsmacht”. Zij worden berecht voor misdaden en wanbedrijven gepleegd buiten of binnen de uitoefening van hun ambt door de eerste burgerlijke kamer van het hof van beroep, die in de eerste en laatste aanleg uitspraak doet. Net zoals bij de ministers is er dus geen beroep mogelijk. ▪ De vervolging gebeurt door de procureur-generaal (niet door de procureur des Konings en zijn substituten) en het ambt van onderzoeksrechter wordt waargenomen door een raadsheer in het hof van beroep, die hiertoe speciaal door de eerste voorzitter van dat hof wordt aangewezen ▪ Doel: Vermijden dat betrokkenen door hun collega’s of hun ondergeschikten, of door lagere magistraten zouden worden berecht ▪ Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling door de benadeelde is niet mogelijk ▪ De personen die ervan genieten worden pgesomd door Art. 479 en 483 Sv. (limitatief) ▪ Wel is het zo dat medeplichtigen en mededaders van een misdrijf waarvoor de ambtenaar voorrecht van rechtsmacht geniet en ook daders van samenhangende misdrijven, volgens de speciale procedure van voorrecht van rechtsmacht worden berecht, behalve als het gaat om politieke misdrijven of persmisdrijven.
!67
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§5. (Extra)territoriale gelding van de strafvordering De strafvordering kan enkel op Belgisch grondgebied worden uitgeoefend (geografische reikwijdte). Belgische vervolgingsmagistraten kunnen de strafvordering niet instellen/uitoefenen voor buitenlandse rechtscolleges en buitenlandse vervolgingsmagistraten kunnen geen strafvorderlijke daden verrichten op Belgisch grondgebied. A. Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd De strafwet is van toepassing op alle misdrijven die op Belgisch grondgebied worden gepleegd (territorialiteitsbeginsel) Voor deze misdrijven kan de strafvordering worden uitgeoefend zonder dat er beperkende voorwaarden aan worden gesteld. Toch kan de praktische uitvoering van bepaalde onderzoeks- of vervolgingsdaden worden bemoeilijkt doordat de plaats waar deze daden dienen te worden gesteld, gedekt is door een staatsrechtelijke of volkenrechtelijke onschendbaarheid, die rechtstreeks samenhangt met de onschendbaarheid van de persoon die van de immuniteit geniet. In de praktijk betekent dit voornamelijk dat op deze plaatsen geen huiszoekingen en inbeslagnemingen zullen kunnen worden verricht zonder de toestemming van de persoon die van de immuniteit geniet. ▪ Ambassades Agenten of ambtenaren van de openbare macht van de ontvangststaat het gezantschapsgebouw niet betreden of er hun functie uitoefenen zonder de toelating van het hoofd van de diplomatieke zending. De onschendbaarheid slaat tevens op de private woning, voertuigen, archieven, briefwisseling, diplomatieke tast … van de gezant. ▪ Consulaten De onschendbaarheid is beperkt tot de consulaire gebouwen en strekt zich niet tot de privéwoning van de consulaire ambtenaren. Wel geldt de onschendbaarheid van het archief, documenten en de officiële briefwisseling. Er is daarnaast expliciet voorzien in de verplichting toegang te verlenen in geval van ramp of brand. ▪ Gebouwen van internationale organisaties Bepaalde, aan de gebouwen waarin de organisatie gevestigd zijn, verbonden immuniteiten ▪ Het Koninklijk paleis Het koninklijk paleis kan niet zonder toestemming van de Koning worden betreden. B. Misdrijven in het buitenland gepleegd De strafwet kan ook worden toegepast op misdrijven die in het buitenland worden gepleegd. Dit is steeds uitzonderlijk en aan bepaalde voorwaarden verbonden. (Art. 6-12 VTSv.) De strafwet kan slechts extraterritoriaal worden toegepast op een beperkt aantal misdrijven, nl. de misdrijven waarnaar in art. 6 e.v. VTSv. wordt verwezen Het uitzonderlijk karakter van de vervolging van deze misdrijven wordt bovendien beklemtoond doordat de vervolging steeds facultatief is en er soms bijkomende vervolgingsvoorwaarden of –beletsels zijn, die niet gelden wanneer het feit op Belgisch grondgebied zou zijn gepleegd . !68
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Facultatief karakter van de vervolgingen Het OM is nooit verplicht te vervolgen. Er is een uitzondering bij aut dedere, aut judicare: wanneer België de uitlevering weigert, is het soms verdragsrechtelijk verplicht de zaak aan zijn bevoegde autoriteiten voor te leggen teneinde vervolging in te stellen. ‘Officieel bericht’ van de vreemde overheid of klacht van de benadeelde ▪ Officieel bericht Dit is een bericht waarbij de vreemde overheid een op haar grondgebied gepleegd misdrijf bij de aangezochte staat aanklaagt, opdat de aangezochte staat de strafvordering overneemt. Deze voorwaarde geldt voor misdrijven tegen de buitenlandse openbare trouw en voor misdrijven, door Belgen in het buitenland gepleegd en waarvan vreemdelingen het slachtoffer zijn. Voor corruptie van nationale of internationale ambtenaren gevestigd in België is geen officieel bericht meer vereist. ▪ Klacht benadeelde vreemdeling Voor misdaden en wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd, en waarvan een vreemdeling het slachtoffer is kan eveneens worden vervolgd op kracht van de benadeelde vreemdeling of van zijn familie, ook zonder officieel bericht. Vervolging is voor deze misdrijven enkel mogelijk op vordering van het openbaar ministerie Benadeelde vreemdeling beschikt in deze gevallen dus niet over de mogelijkheid zelf de strafprocedure op gang te brengen Voor Belgische slachtoffers is dit procedureel beletsel niet ingebouwd. Zij kunnen zich burgerlijke partij stellen of rechtstreeks dagvaarden. Voor de misdrijven bedoeld in Art. 10ter VTSv (bepaalde seksuele misdrijven) is geen klacht of officieel bericht vereist. Dit is evenmin vereist in geval van corruptie van Belgische ambtenaren (Art. 10quater VTSv.) De aanwezigheid van de verdachte op Belgisch grondgebied Krachts art. 12 VTSv. is de vervolging van in het buitenland gepleegde misdrijven is slechts mogelijk indien de verdachte in België gevonden wordt. Ratio legis is dat men verstekprocedures wegens in het buitenland gepleegde misdrijven wil vermijden. De woorden “in België gevonden worden” worden zo geïnterpreteerd dat niet wordt vereist dat de verdachte aanwezig zou zijn én op het ogenblik van de aanvang van de vervolgingen én op het ogenblik van de uitspraak (een verstekvonnis blijft dus mogelijk). ▪ Voor sommige misdrijven wordt deze voorwaarde niet gesteld Misdaden en wanbedrijven tegen de staatsveiligheid Misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden
!69
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Ne bis in idem In principe hebben vonnissen die door buitenlandse rechtscollege zijn geveld geen gezag van gewijsde in België. Aan buitenlandse vonnissen wegens in het buitenland gepleegde misdrijven wordt echter een beperkte ne bis in idem-werking toegekend. §6. Prejudiciële vragen en prejudiciële geschillen Soms rijzen er voor de strafrechter rechtsvragen die tot een andere discipline behoren, bv. tot het burgerlijk recht of administratief recht, en die een beslissende invloed hebben op de beslissing over de strafvordering. Kan de rechter zich hierover uitspreken? Als algemene regel geldt dat de strafrechter zich uitspreekt over alle vragen die incidenteel voor hem worden opgeworpen naar aanleiding van een misdrijf dat bij hem aanhangig is (art. 15 VTSv.) ➔ judex actiones judex exceptionis Deze regel geldt “behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen”. Deze uitzonderingsgevallen worden prejudiciële geschillen genoemd. o Dit zijn vragen die niet door de strafrechter zelf, maar door een andere instantie, meestal een rechtscollege, worden beantwoord. o De strafrechter zal hierbij de beslissing over de strafvordering opschorten totdat deze andere instantie zich over het prejudicieel geschil heeft uitgesproken. Deze prejudiciële geschillen zijn in 2 opzichten uitzonderlijk 1.Zij wijken af van het beginsel dat de strafrechter zelf over rechtsvragen uit andere disciplines uitspraak doet. 2. Geen toepassing van het principe dat het doorgaans niet de strafrechter is die zijn beslissing in afwachting van de uitspraak van een andere instantie uitstelt, maar omgekeerd, dat de burgerlijke rechter de bij hem aanhangige zaak schorst, in afwachting van een beslissing over de strafvordering. A. Prejudiciële vragen De strafrechter wordt een vraag opgeworpen maar dient de zaak eerst aanhangig te maken bij een andere rechter die de vraag beantwoord. Soms zijn prejudiciële vragen zelfs verplicht. Vragen van Europees Unierecht De Belgische rechter kan zich zelf over het interpretatieprobleem (van bv. rechtsregel ivm economisch recht die hun oorsprong vinden in het EU-recht) uitspreken of kan hierover een prejudiële vraag stellen aan het Hof van Justitie. Het antwoord van het Hof is bindend.
!70
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Vragen van Belgisch grondwettelijk recht Er kunnen conflicten rijzen tussen enerzijds nationale en regionale ‘wetten’ en anderzijds regionale ‘wetten’ (decreten en ordonnanties) onderling. Rechters hebben de mogelijkheid om hierover prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof te stellen. Rechters kunnen ook vragen stellen over mogelijke schendingen door de wetten en decreten of ordonnanties van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel (Art. 10 GW) en het grondwettelijk non-discriminatiebeginsel (Art. 11 GW). Het GwH kan de wet toetsten aan alle rechten opgenomen in titel II en artikelen 170, 172 en 191 Gw. b. Prejudiciële geschillen De strafrechter moet zijn beslissing over de strafvordering uitstellen totdat een andere instantie zich over een prejudiciële kwestie heeft uitgesproken. Hier betreft het een zaak die hetzij al aanhangig is voor een andere instantie, hetzij door één van de partijen bij een andere instantie aanhangig wordt gemaakt. Het is dus niet de rechter zelf die hiertoe het initiatief neemt. Het gaat over betwistingen die van belang zijn voor de uitkomst van de strafprocedure Laster Er is slechts sprake van laster voor zover het wettelijk bewijs van de valsheid van de aantijging wordt geleverd (Art. 443 Sw.). Dit wettelijk bewijs kan worden geleverd door een strafrechtelijke of een disciplinaire uitspraak. Deze strafrechtelijke of disciplinaire uitspraak is prejudicieel ten aanzien van de beslissing over de strafvordering wegens laster. Krachtens Art. 447 al. 3, 4 en 5 Sw. wordt, indien het tenlastegelegde feit het voorwerp uitmaakt van een strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraak is gedaan, de vordering wegens laster geschorst totdat de bevoegde overheid zich voorlopig (seponering of buitenvervolgingstelling) of definitief (vonnis ten gronde) over het feit heeft uitgesproken. §7. Verval van de strafvordering ≠ Seponering A. De opheffing of vernietiging van de strafwet (Art. 2 al. 2 Sw.) De gelding van de strafwet kan enkel een einde nemen door de uitdrukkelijke of stilzwijgende opheffing van de strafwet door de wetgever of door een arrest van het Arbitragehof waarbij de strafwet wordt vernietigd Art. 2 Sw. Bepaalt dat indien de straf ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke gold ten tijde van het misdrijf, de minst zware straf wordt toegepast. Indien ten tijde van het vonnis de straf volledig was opgeheven doordat het misdrijf uit de strafwet was geschrapt of doordat de strafwet waarbij de straf was bepaald, werd vernietigd, kan geen straf meer worden toegepast ➔ Geen terugwerkende kracht van de strafwet De procedurele tegenhanger van dit principe uit het materieel strafrecht is dat de strafvordering vervalt door de opheffing van de strafwet. Feiten die door de opgeheven of !71
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
vernietigde wet werden bestraft, kunnen niet worden vervolgd. De opheffing van de strafwet heeft geen gevolg voor de burgerlijke vordering, op voorwaarde dat deze tijdig werd ingesteld B. Amnestie Een wet waardoor een strafbaar feit niet meer wordt bestraft en het zelfs het kenmerk misdrijf verliest. De straffen die uitgesproken zijn verdwijnen volledig, en de hangende vervolgingen verdwijnen ook. Burgerlijke vordering blijft bestaan. Soms toegekend na politieke conflictsituaties (Bv. een oorlog) of na sociale conflicten C. De klachtafstand bij klachtmisdrijven De rechtspleging kan geen voortgang vinden wanneer de partij die klacht moet indienen, de klacht intrekt voor elke daad van vervolging (Art. 2 VTSv.). Dit is enkel mogelijk bij de klachtmisdrijven waar een klacht van de benadeelde een vereiste is. D. De dood van de verdachte Natuurlijke personen De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte (Art. 20 VTSv.) Zijn Rechtsopvolgers kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd persoonlijk karakter van de straffen. De burgerlijke vordering vervalt niet door het vooroverlijden van de verdachte en kan dus wel tegen de nalatenschap worden uitgeoefend Rechtspersonen Geldt niet automatisch als grond van het verval. Anders zouden rechtspersonen zich door de ontbinding kunnen onttrekken aan strafvervolging. Ten aanzien van een rechtspersoon vervalt de strafvordering door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening (art. 20 VTSv.) 2 uitzonderingen (Art. 20 VTSv.): De strafvordering kan niet worden uitgeoefend o indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging o indien de rechtspersoon overeenkomstig Art. 61bis door de onderzoeksrechter in verdenking gesteld werd voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid E. De verjaring (Art. 21-25 VTSv.) Begrip De strafvordering kan slechts gedurende een zeker termijn worden uitgeoefend. Ze begint te lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd. Ma het verstrijken vervalt de strafvordering door verjaring. De burgerlijke vordering blijft wel nog mogelijk.
!72
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Ratio legis: Ze steunt op overwegingen van algemeen belang. Men wil vermijden dat er teveel tijd verloopt tussen het misdrijf en de berechting van de zaak. De verstoring van de rechtsorde moet zo snel mogelijk worden hersteld. Eens er een zekere periode is verstreken is het ongewenst de herinnering aan de vroegere verstoring op te wekken door het misdrijf te vervolgen. Ook praktische overwegingen: Naarmate de tijd vordert is het steeds moeilijker om de feiten te bewijzen, vandaar dat het wenselijk is de bewijzen zo snel mogelijk te verzamelen en aan de rechter voor te leggen. ➔ Bescherming van de rechtszekerheid De verjaring dient het algemeen belang en niet het belang van de partijen Van openbare orde en dus door de rechter ambtshalve toegepast (de partijen kunnen er niet van afwijken bij overeenkomst) Dat de verdachte niet aan de verjaring kan verzaken speelt niet steeds in zijn voordeel Onschuldige verdachte verliest mogelijkheid op definitieve uitspraak van zijn onschuld. Verschil met de redelijke termijn Verjaring is geen mensenrecht in common law landen bestaat dit doorgaans niet. Hier wordt dus gebruik gemaakt van de redelijke termijn in strafzaken. De redelijke termijn in strafzaken = de periode die “redelijkerwijze”, rekening houdend met de complexiteit van de zaak, het gedrag van de rechtelijke overheid en het bedrag van de beklaagde zaak, vereist is om tot een eindvonnis over de grond van de zaak te komen. Deze bestaat niet in het algemeen belang, maar in het belang van de beklaagde. niet van openbare orde. Ze valt ook niet noodzakelijk samen met de termijn van de strafvordering Termijnen Duur De verjaringstermijn verschilt naargelang de aard van het misdrijf (Art. 21 VTSv.) Niet-correctionaliseerbare misdaden en misdaden gepleegd ten nadele van een minderjarige verjaren na 15 jaar Andere misdaden & gecorrectionaliseerde misdaad > 20j opsluiting na 10 jaar Wanbedrijven & andere gecorrectionaliseerde misdaden na 5 jaar Overtredingen na 6 maanden, maar de wet schrijft vaak een langere termijn voor (1 jaar voor vb. verkeersovertredingen) Wanbedrijven die, mits aanneming van verzachtende omstandigheden in een overtreding werden omgezet, verjaren na 1 jaar Het Belgisch recht kende vroeger geen onverjaarbare misdrijven. sinds 1993 is bepaald dat genocide (Art. 136bis Sw.), misdaden tegen de mensheid (Art. 136ter) en oorlogsmisdaden (Art 136quater) onverjaarbaar zijn In concreto, niet in abstracto !73
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Voor de berekening van de verjaringstermijn wordt gekeken naar de straf die door de rechter werd uitgesproken (in concreto), niet de straf die in abstracto door de wet is bepaald Hierdoor verjaren in de praktijk veel misdrijven in de loop van het onderzoek, nog voordat de rechter zich over de zaak heeft kunnen uitspreken ➔ De straf in concreto bepaalt de aard van het misdrijf. Uitzondering: bepaalde misdrijven gepleegd ten aanzien van minderjarigen Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd of die ingrijpen in de regels van stuiting en schorsing worden geacht procedurewetten te zijn. Zij kunnen onmiddellijk worden toegepast, voor zover de verjaring nog niet werd bereikt krachtens de vroegere wet Berekening van de verjaringstermijn De verjaring wordt van maand tot maand (men houdt geen rekening met de verschillen in lengte tussen verschillende maanden) en van dag tot dag (het tijdstip van de dag heeft geen belang) Aanvang (dies a quo) Vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd In deze termijn is de dies a quo wel, maar de dies ad quem niet inbegrepen: eerste dag inbegrepen, laatste dag niet. Onderscheid tussen aflopende en voortdurende en tussen enkelvoudige en voortgezette of collectieve misdrijven o Aflopende misdrijven Onmiddellijk, zodra het misdrijf is afgelopen: is dus zeer eenvoudig te bepalen. o Voortdurende misdrijven Vanaf het ogenblik waarop de misdadige toestand wordt beëindigd. Zal dus eigenlijk bijna nooit beginnen te lopen. o Collectieve of voorgezette misdrijven Vanaf het laatste feit. Verschillende afzonderlijke misdrijven die met elkaar verbonden zijn door eenheid van opzet. o Gevolgmisdrijven: Vanaf het ogenblik waarop het gevolg is ingetreden. Misdrijven die bestaan in het veroorzaken van een gevolg (bv. slagen en verwondingen met de dood als gevolg) Is de lege ferenda, een andere vertrekpunt wenselijk? De vertrekdatum is de dag waarop het misdrijf werd gepleegd, niet de dag waarop het werd ontdekt. Indien de feiten zeer lang worden geheimgehouden, kan dit problematisch worden. Speciale regels voor bepaalde misdrijven tegen minderjarigen De verjaring begint pas te lopen vanaf de dag dat het slachtoffer de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt (Art. 21bis VTSv.) !74
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
In geval van correctionalisering met betrekking tot deze misdrijven blijft de verjaringstermijn die in abstracto voor het misdrijf was bepaald gelden. Einde (dies ad quem) Voor het verstrijken van de verjaringstermijn moet de stafprocedure volledig zijn afgewikkeld. Het volstaat niet dat de strafvordering tijdig werd ingesteld. Er moet een eindbeslissing zijn. ➔Verschil met de verjaring van de burgerlijke vordering, die niet langer tegen eiser wanneer ze tijdig werd ingesteld. (Hoelang de procedure duurt) Dit betekent dat, wanneer de partijen rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep, cassatie) hebben aangewend, de beslissingen die als gevolg van het aanwenden van deze rechtsmiddelen tot stand komen, moeten worden geveld binnen de verjaringstermijn (in kracht van gewijsde getreden zijn is niet vereist) Het eindpunt kan echter worden “uitgesteld” door de toepassing van de rechtsfiguren van de stuiting en de schorsing van de verjaring De stuiting van de verjaring (Art. 22 VTSv.) De stuiting is een onderbreking van de lopende verjaringstermijn, waardoor een nieuwe termijn begint te lopen die gelijk is aan de oorspronkelijke. Stuiting kan plaats vinden door daden van onderzoek of van vervolging. Periode waarin de stuiting kan plaatsvinden De stuiting van de verjaring van de strafvordering kan enkel plaats vinden gedurende de eerste termijn (<> Stuiting van de verjaring van de straf, deze kan onbeperkt gebeuren) ➔ De verjaringstermijn van de strafvordering kan in principe (en onder voorbehoud van schorsing) max. het dubbele van de oorspronkelijk bepaalde verjaringstermijn bedragen. ➔ Bij verschillende stuitingsdaden is enkel de laatste stuitingsdaad vanuit praktisch oogpunt van belang De dag waarop de stuitingsdaad heeft plaatsgehad is in de termijn inbegrepen (Vb: 12/03/14 is een aflopend misdrijf gepleegd. 11/03/19 = stuitingsdaad + 5 jaar = 10/03/24) Wijze waarop de stuiting plaatsvindt Krachtens Art. 22 VTSv kan de verjaring enkel worden gestuit door daden van onderzoek en van vervolging. Daden van onderzoek Alle daden die gesteld zijn door een daartoe bevoegd persoon (politie) met het oog op het verzamelen van bewijzen met betrekking tot een bepaalde zaak, teneinde ze aan de vonnisrechter te kunnen voorleggen met het oog op een beslissing over de grond van de zaak. Daden van vervolging Alle daden van een daartoe bevoegd persoon (OM) die ertoe strekken de strafvordering uit te oefenen, om een vervolging te benaarstigen !75
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Stuiten de verjaring niet: Een akte die nietig is Bv. omdat zij door een onbevoegd persoon werd opgesteld of niet de vereiste vermeldingen bevat o Interne correspondentie binnen het parket Toebedeling van het dossier aan een kamer van het hof van beroep door de eerste voorzitter
Omvang van de stuiting Krachtens Art. 22 VTSv begint bij stuiting een nieuwe verjaringstermijn te lopen, zelfs tav de personen die niet bij de stuitingsdaad waren betrokken. Hieruit wordt afgeleid dat de stuiting in rem (op de zaak) werkt, niet in personam. ➔ De stuitingsdaad geldt ten aanzien van alle personen die bij de zaak betrokken zijn en ten aanzien van alle samenhangende misdrijven De schorsing van de verjaring (Art. 24 VTSv.) ≠ Stuiting De schorsing is een tijdelijke stilstand in de lopende verjaringstermijn, waarna deze termijn verder loopt zonder dat het al verworven gedeelte verloren gaat De verjaring wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk of jurisprudentieel beletsel bestaat dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert ➔beginsel Contra non valentem agere non currit praescriptio (art. 24 VTSv). Oorzaken van schorsing: Uitstel van de regeling der rechtspleging Indien de raadkamer de zaak niet kan behandelen door een tijdig verzoek voor bijkomende onderzoekshandelingen of het stellen van onderzoeksdaden door de onderzoeksrechter/KI na de beschikking tot mededeling. Ingevolge een tijdig verzoek tot bijkomend onderzoek beslist de raadkamer dat zij een gerechtelijk onderzoek nog niet kunnen afsluiten De onderzoeksrechter of KI beslist dat bijkomende onderzoek moet worden verricht De schorsing loopt vanaf de dag van de beslissing tot uitvoering van bijkomende onderzoeksdaden tot de dag waarop de behandeling van de zaak door het onderzoeksgerecht of vonnisgerecht wordt hervat. Een schorsing mag niet langer duren dan 1 jaar, indien langer ‘herleeft’ de verjaring van de strafvordering. Uitstel van behandeling tijdens het onderzoek ter terechtzitting De handeling van de zaak wordt door het vonnisgerecht uitgesteld met het oog op het verrichten van bijkomende onderzoeksdaden. De verjaring is dan geschorst vanaf de dag waarop is beslist de zaak uit te stellen tot op de dag voor de eerste terechtzitting waarop de behandeling van de zaak wordt hervat. De schorsing lag evenwel niet langer dan 1 jaar duren.
!76
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De behandeling van bepaalde excepties door het vonnisgerecht Deze schorsingsgrond werd ingevoerd door de Wet Franchimont, die aan de verdachte, de burgerlijke partij of de burgerlijk aansprakelijke de mogelijkheid biedt excepties van onbevoegdheid, onontvankelijkheid van de strafvordering of van nietigheid op te werpen. Om te vermijden dat deze excepties op dilatoire wijze (dus met doel de verjaring te doen intreden) zouden worden gebruikt werd bepaald dat de verjaring van de strafvordering is geschorst gedurende de behandeling van de opgeworpen exceptie. Deze schorsing werkt enkel voor het vonnisgerecht, niet voor de onderzoeksgerechten Indien het vonnisgerecht de exceptie gegrond verklaart of indien de beslissing over de exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd is de verjaring echter niet geschorst Prejudiciële geschillen Wanneer, bij een prejudicieel geschil, de zaak naar een ander rechtscollege wordt verwezen, is de verjaring van de strafvordering geschorst totdat dit rechtscollege uitspraak heeft gedaan. Opschorting uitspraak veroordeling Wanneer de rechter de uitspraak van de veroordeling opschort ogv Probatiewet, wordt de verjaring van de strafvordering geschorst gedurende de proeftermijn die is vastgesteld door het vonnis waarbij de opschorting wordt toegestaan. (art. 18 § 1 Probatiewet) Zowel in geval van probatie-opschorting als probatie-uitstel geldt de regel dat bij miskenning van de voorwaarden de vordering tot herroeping van dit gunstregime moet worden ingesteld binnen 1 jaar na afloop van de proeftermijn. Het gaat om een verval termijn, die niet verlengbaar is door stuiting of schorsing. Parlementaire onschendbaarheid De verjaring is ook geschorst tav parlementsleden in de periode tijdens welke zij genieten van een parlementaire onschendbaarheid ogv art. 59 en 120 Gw. Het parlementslid dat vervolgd wordt kan, in elke stand van het onderzoek, aan de Kamer waarvan hij deel uitmaakt de schorsing van de vervolging vragen. Omdat de strafvordering tijdens deze periode niet kan worden uitgeoefend is de verjaring geschorst. Verzet Kon de veroordeling bij verstek niet in persoon worden betekend aan de beklaagde, dan kan de beklaagde verzet aantekenen in de buitengewone termijn, die loopt vanaf de dag na de kennisname van de betekening van de beslissing. Vanaf het verstrijken van de gewone termijn van verzet (15 dagen te rekenen vanaf de betekening) tot de beslissing over de ontvankelijkheid van het verzet is de verjaring van de strafvordering geschorst. In deze periode is de veroordeling bij stek immers (tijdelijk) uitvoerbaar. Cassatieberoep De verjaring van de strafvordering is geschorst vanaf de dag van de bestreden beslissing tot de dag waarop het cassatiearrest wordt gewezen, op voorwaarde echter dat het casstieberoep ontvankelijk is.
!77
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Vordering tot heropening strafzaak Het HvC kan een definitieve veroordeling tot vrijheidsstraf intrekken wanneer de beslissing ten gronde strijdig is met het EVRM of een schending van het EVRM ontstond door procedurefouten die een ernstige twijfel doen rijzen over de schuldd van de veroordeelde. De verjaringstermijn begint opnieuw te lopen vanaf het cassatiearrest dat de heropening beveelt. Inleiding van de zaak voor het vonnisgerecht voor feiten gepleegd voor 01/09/2003: Voor deze feiten kan nog toepassing gemaakt worden van de oude versie van art. 24, 1° VTSv. dat bepaalde dat de verjaring van de strafvordering is geschorst vanaf de inleiding van de zaak bij het vonnisgerecht. Zodra de zaak bij de vonnisrechter werd ingeleid, wordt de chronometer stilgezet. Deze regel geldt bij elke nieuwe inleiding voor een vonnisgerecht, ook al wordt de zaak ingeleid op verzet of in hoger beroep. F. Het rechterlijk gewijsde (non bis in idem) Wie in het verleden bij een onherroepelijk vonnis of arrest werd veroordeeld of vrijgesproken kan niet opnieuw worden vervolgd voor hetzelfde feit. De strafvordering is vervallen door het eindvonnis of –arrest over de grond van de zaak. Van een vroegere veroordeling of vrijspraak gaat een ne bis in idem- werking uit. Zij heeft een negatief gezag van gewijsde, waardoor een nieuwe beslissing over dezelfde zaak wordt verhinderd. Maw.: De strafvordering vervalt van zodra er een definitieve beslissing wordt geveld over de grond van de zaak (vrijspraak of veroordeling) Het rechterlijk gewijsde als oorzaak van het verval van de strafvordering is van openbare orde (<> burgerlijke zaken) is dit niet zo. Personen die beweren een 2e maal voor hetzelfde feit te worden vervolgd kunnen de exceptie van gewijsde aanvoeren. De rechter moet dit zelfs ambtshalve toepassen. Dit geldt niet ten aanzien van de burgerlijke vordering, omdat dit een privaatrechtelijke vordering is, wordt de exceptie van gewijsde enkel toegepast indien de partijen ze aanvoeren. Opdat een vroeger vonnis of arrest van veroordeling of vrijspraak een ne bis in idem-werking zou hebben, moeten een aantal voorwaarden worden vervuld. Deze hebben betrekking, zowel op het vroegere vonnis of arrest als op de nieuwe vervolgingen Voorwaarden in verband met de vroegere uitspraak Een strafrechtelijke uitspraak Enkel vonnissen of arresten die werden gewezen door de strafgerechten hebben een negatief gezag van gewijsde en doen de strafvordering vervallen. Wie in het verleden disciplinair of administratief werd veroordeeld wegens een bepaald feit, kan zich niet op het ne-bis in idembeginsel beroepen wanneer hij naderhand strafrechtelijk wegens ditzelfde feit wordt vervolgd. Een sepotbeslissing van OM is geen vonnis en heeft dus geen ne bis in idem-werking. Buitengerechtelijke afdoeningen (zoals de minnelijke schikking en de bemiddeling) zijn geen strafrechtelijke uitspraken en hebben dus geen kracht van “rechterlijk gewijsde” Geen ne bis in idem-effect. Omdat zij echter ook tot gevolg hebben dat de strafvordering vervalt hebben zij, vanuit het standpunt van de betrokkenen, een vrijwel identieke werking !78
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Over de grond van de zaak Enkel vonnissen of arresten waardoor de rechter over de grond van de zaak beschikt doen de strafvordering vervallen. Vonnissen of arresten over tussengeschillen (Bv. over bevoegdheid) en vonnissen of arresten alvorens recht te doen (bv. aanstelling deskundige) beschikken niet over de strafvordering en doen deze dus niet vervallen. In principe kunnen enkel de vonnisgerechten eindbeslissingen vellen, dwz uitspraken over de bewezenverklaring van de feiten en de bepaling van de straf. Om deze reden hebben beschikkingen van de onderzoeksgerechten in principe geen ne bis in idem-werking. Zij spreken zich immers niet uit over de grond van de zaak en kunnen dus geen veroordelingen of vrijspraken uitspreken. Het maakt geen verschil of de vroegere uitspraak een vrijspraak of een veroordeling is. Indien een persoon is vrijgesproken, en naderhand komen nieuwe bewijzen aan het licht, dan kan hij niet opnieuw worden vervolgd. De beslissing moet in kracht van gewijsde getreden zijn Opdat een vroegere eindbeslissing van de strafrechter een ne bis in idem-werking zou hebben is vereist dat zij definitief en onherroepelijk is, maw dat zij in kracht van gewijsde is getreden. Wat betekent dat zij noch vatbaar is voor verzet binnen de gewone termijn, noch voor hoger beroep, noch voor voorziening in cassatie De beslissing moet uitgaan van een Belgisch strafrechter Principieel hebben enkel uitspraken van Belgische strafrechters een ne bis in idem-effect. Dit moet echter worden genuanceerd tav de Schengen-landen. Voorwaarden in verband met de nieuwe vervolgingen Het moet gaan om dezelfde persoon Als A en B betrokken waren bij eenzelfde diefstal, en A wordt vrijgesproken, dan kan het vonnis waardoor A wordt vrijgesproken niet door B worden ingesproken om vervolging tegen hem af te weren. Het moet gaan om hetzelfde feit De wet dat wie vrijgesproken is niet meer kan worden vervolgd wegens dezelfde feiten, ongeacht de juridische omschrijving ervan. Dit betekent dat een tweede vervolging wegens hetzelfde feit, maar onder een andere juridische omschrijving, is uitgesloten. Dit is een feitelijke kwestie die aan de soevereine beoordeling van de feitenrechten wordt overgelaten. Veel zal afhangen van de tijds- en plaatsbepalingen van het feit in de inleidende akte (rechtstreekse dagvaarding, verwijzingsbeschikking) Wanneer het nieuwe feit echter een ‘laattijdig vastgesteld voorgezet of ‘collectief’ misdrijf is, kan de rechter zich er nog over uitspreken zonder het ne bis in idem-beginsel te schenden. De rechter moet weliswaar met de vroegere veroordeling rekening houden bij de straftoemeting, maar de strafvordering is niet door de vroegere veroordeling vervallen (art. 65 Sw).
!79
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Het ne bis in idem-effect van buitenlandse rechterlijke uitspraken Aan buitenlandse vonnissen wordt niet hetzelfde gezag van gewijsde gegeven. Hieruit vloeit voort dat personen die in staat A zijn veroordeeld of vrijgesproken het risico lopen een tweede maal te worden vervolgd wegens hetzelfde feit of hetzelfde misdrijf in staat B. Vaak hebben staten vaak, op grond van internationale verdragen, tal van extraterritoriale bevoegdheidsregels ingevoerd, waardoor de kans op positieve bevoegdheidsconflicten alsmaar toeneemt. De gemeenrechtelijke regeling (Art. 13 VTSv.) Een onderscheid wordt gemaakt tussen buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf en buitenlandse vonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf Buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf worden niet erkend. Dit betekent dat een persoon die in het buitenland veroordeeld is of vrijgesproken wegens een in België gepleegd feit, een tweede maal voor dit feit kan worden vervolgd. Buitenlandse strafvonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf genieten een beperkte erkenning in België. Belgische rechtbanken niet bevoegd wanneer de verdachte wegens hetzelfde misdrijf gevonnist is in een vreemd land, vrijgesproken is, of na te zijn veroordeeld, zijn straf heeft ondergaan, verjaring van zijn straf is ingetreden of hem genade of amnestie is verleend. De regeling ten aanzien van de Schengenlanden en bepaalde EU-lidstaten Art. 54 Schengen-Overeenkomst: Een persoon, die bij onherroepelijk vonnis in 1 van de Schengenlanden is berecht, kan niet meer worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten. Voorwaarde: In geval dat er een straf of maatregel is opgelegd, deze al is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer gelegd wordt, dan wel op grond van de wetten van de staat waar hij werd veroordeeld, niet meer kan worden ten uitvoer gelegd. G. De buitengerechtelijke afhandeling De minnelijke schikking en de bemiddeling door het parket Wanneer de verdachten ingaat op het voorstel van het parket en aan de voorwaarden voldoet, vervalt de strafvordering, op waarde dat de minnelijke schikking/bemiddeling wettig tot stand is gekomen De onmiddellijke inning op grond van de Wegverkeerswet (art. 65 Wegverkeerswet)
De onmiddellijke inning kan worden voorgesteld voor bepaalde overtredingen van de wetten op het wegverkeer en is slechts mogelijk voor zover er geen schade aan derden werd veroorzaakt. Dit wordt voorgesteld door de politieambtenaren die hiertoe speciaal gemachtigd !80
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
werden door de procureur-generaal bij het HvB (niet door het OM). Wanneer de verdachte het voorstel aanvaardt en betaalt, vervalt de strafvordering binnen een termijn van 1 maand. Gedurende deze termijn behoudt het OM het recht te vervolgen. Het bevel tot betaling kan ook uit gaan van de PdK voor zover er geen betwisting bestaat nopens de materialiteit van de feiten of de identiteit van de overtreden. Het bedrag van de geldsom mag niet hoger zijn dan de maximumstraf die de wet voor de betrokken overtreding bepaalt, en niet lager dan 50 euro (art. 65bis en 65ter) Er werden ook speciale regels bepaald tav overtreders zonder vaste verblijf- of woonplaats in België (art. 65 §3). Een gelijkaardig systeem werd ingevoerd voor overtreden met een vaste verblijfplaats in België (art. 65 §3bis)
Hoofdstuk 2: De burgerlijke vordering §1. Algemene beginselen In België is nog steeds het Franse partie civile systeem van kracht waarbij aan het slachtoffer van een misdrijf een vorderingsrecht wordt toegekend dat beperkt is tot de rechtsvordering tot herstel van de schade die voortvloeit uit het misdrijf (Art. 3 VTSv.) De strafvordering zelf wordt niet door het slachtoffer, maar door het openbaar ministerie uitgeoefend. De burgerlijke vordering betreft een privébelang dat van patrimoniale aard is. De strafvordering betreft het openbaar belang en wordt namens de gemeenschap in haar geheel uitgeoefend Dit belet niet dat het slachtoffer de facto onder de dekmantel van de burgerlijke partijstelling de strafrechtelijke veroordeling van de dader nastreeft (vooral in assisenzaken). Hoewel de burgerlijke vordering enkel de schadevergoeding, niet de strafvordering tot voorwerp heeft, kan zij worden uitgeoefend voor de strafgerechten. Hierdoor kan het slachtoffer, hoewel het de strafvordering zelf niet uitoefent, toch de strafvordering op gang brengen. Slachtoffers kunnen evenwel enkel worden vergoed voor zover de dader van het misdrijf kan worden geïdentificeerd en schuld bevonden. §2. Personen die de burgerlijke vordering uitoefenen Art. 3 VTSv.: De burgerlijke vordering kan enkel worden uitgeoefend door zij die persoonlijk door het misdrijf werden benadeeld. A. Personen die rechtstreeks door het misdrijf werden benadeeld De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend, niet enkel door het slachtoffer van het misdrijf, maar ook door zijn rechtsopvolgers. Zo kunnen nabestaanden van het slachtoffer de burgerlijke vordering uitoefenen. Ook rechtspersonen kunnen een burgerlijke vordering uitoefenen. Art. 1249-1251 BW: De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend door hen die ten gevolge van een wettelijke of contractuele indeplaatsstelling de schade die het slachtoffer ten gevolge van het misdrijf heeft geleden, hebben vergoed. (Bv. Verkeersongeval: de verzekeraar (die het slachtoffer heeft vergoed) kan zich burgerlijke partij stellen tegen !81
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
diegene die het ongeval heeft veroorzaakt (de verzekeraar treedt door de contractuele subrogatie in de plaats van het slachtoffer)) De burgerlijke vordering moet voldoen aan de algemene voorwaarden die gelden in het gerechtelijk privaatrecht: ▪ Burgerlijke partij moet bekwaam zijn ▪ Burgerlijke partij moet een belang hebben bij de burgerlijke vordering -
Dit belang moet rechtmatig zijn
-
Dit belang moet van patrimoniale aard zijn (Een louter belang bij de bestraffing is onvoldoende)
▪ De burgerlijke partij moet het aantonen dat zij schade leed ten gevolge het misdrijf ▪ De burgerlijke partijstelling is enkel ontvankelijk wanneer zij steunt op een strafbaar feit. De burgerlijke partij moet niet alleen een “feitenrelaas’ geven, maar ook aanduiden welk strafbaar feit er is gepleegd De benadeelde kan enkel de strafvordering op gang brengen als hij of zij zich identificeert. De klacht met burgerlijke partijstellen kan door particulieren, vennootschappen en instellingen van de overheid (bv. de fiscus) De burgerlijke partijstelling geschiedt door een ondubbelzinnige wilsverklaring van de benadeelde bij de onderzoeksrechter B. Uitzonderlijk: verenigingen en instellingen van openbaar nut In principe kunnen slechts zij die op rechtstreekse wijze door het misdrijf werden benadeeld, de burgerlijke vordering uitoefenen (geen actio popularis) Verscheidene bijzondere wetten voorzien echter in de mogelijkheid voor verenigingen om in rechte op te treden in strafzaken. Meestal moet het gaan om een statutair doelcriterium en een anciënniteitscriterium, om ter vermijden dat verenigingen ad hoc zouden worden opgericht, enkel en alleen met de bedoeling op te treden in een welbepaalde (straf)zaak. Soms wordt bovendien vereist dat het slachtoffer instemt met het optreden van de vereniging. In de praktijk gaat het meestal om verenigingen die de belangen van slachtoffers van bepaalde misdrijven behartigen, maar soms wordt ook een vorderingsrecht gegeven aan belangengroepen zoals representatieve vakbonden, werkgeversorganisaties, beroepsorganisaties, Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. §3. Personen tegen wie de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend Beginsel van het persoonlijk en individueel karakter van de straffen geldt enkel tav de strafrechtelijke straffen en niet tav de burgerlijke gevolgen van het misdrijf ➔ De burgerlijke vordering kan worden ingesteld tegen de verdachte, maar ook tegen zijn rechtsopvolgers en ook tegen diegenen die op grond van de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht, gehouden zijn tot betaling van de schade veroorzaakt door het misdrijf dat door de verdachte werd gepleegd.
!82
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
A. De verdachte De term “verdachte” omvat alle hierboven beschreven statuten (verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, beschuldigde) Zijn er meerdere daders, dan kan de urgerlijke vordering kan tegen elk van hen worden uitgeoefend. In tegenstelling tot de strafrechtelijke veroordeling, kan de burgerlijke veroordeling hoofdelijk tegen alle medeplichtigen en mededaders van een zelfde misdrijf worden uitgesproken (art. 50 Sw.) Het principe van het persoonlijk karakter van de straffen (art. 39 Sw.) geldt hier immers niet. B. De burgerlijk aansprakelijke De burgerlijke vordering kan tevens worden uitgeoefend tegen de personen die, krachtens de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk kunnen worden gesteld door de schade, veroorzaakt door andermans daad. (Ouders/werkgevers) C. De rechtsopvolgers van de verdachte Overlijdt de verdachte, dan vervalt de strafvordering. De burgerlijke vordering vervalt echter niet. Zij kan worden uitgeoefend tegen de rechtsopvolgers van de verdachte (Art. 20 al. 3 VTSv.) §4. Gevallen waarin geen burgerlijke partijstelling mogelijk is Minderjarigen Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling is niet mogelijk. Enkel het OM kan de jeugdrechtbank adiëren (Art. 47 Jeugdbeschermingswet) Als criterium geldt de leeftijd van de beklaagde ten tijde van het ‘als misdrijf omschreven feit’ Een minderjarige benadeelde kan zelf niet optreden als burgerlijke partij voor de strafrechter, omdat zij/hij handelingsonbekwaam is. De ouders of de voogd dienen op te treden in naam van de minderjarige, al dan niet na machtiging door de vrederechter. Immuniteiten, voorrecht van rechtsmacht Immuniteit: De vervolging uitgesloten (Art. 1bis VTSv.) Voorrecht van rechtsmacht: De strafvordering kan enkel op gang worden gebracht door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep Tegen een parlementair is geen klacht met burgerlijke partijstelling mogelijk tijdens de parlementaire zittijd Ernstige schendingen vh internationaal humanitair recht in het buitenland gepleegd genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden Vervolgingen wegens deze feiten kunnen niet langer worden opgestart door het slachtoffer. De wet bepaalt nu dat de vervolging, met inbegrip van het onderzoek, slechts kan plaatsgrijpen op vordering van de federale procureur (Art. 10, 1°bis VTSv.) Deze uitzondering geldt ook tav de in art. 12bis VtSv. bedoelde ‘misdrijven gepleegd buiten het grondgebied van het Koningrijk’ en bedoeld in een regel van internationaal verdrags- of gewoonterecht. Hieronder vallen de meeste internationale misdrijven. !83
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Misdaden gepleegd door een vreemdeling ten nadele van een Belgische onderdaan Gerechtelijk onderzoek kan slechts plaatsvinden op vordering van het OM §5. Voorwerp van de burgerlijke vordering De burgerlijke vordering is de vordering tot herstel van de schade die uit een misdrijf is voortgevloeid. Zij beoogt niet de bestraffing van de dader, maar enkel de vergoeding van de schade. De burgerlijke vordering is bijgevolg geen publiekrechtelijke, maar een privaatrechtelijke vordering De bestaansvoorwaarden worden beheerst door de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht (Art. 1382 – 1386bis BW) o 1. Het slachtoffer moet schade geleden hebben o 2. Door een fout van de dader (het misdrijf) o 3. Er moet een causaal verband kunnen aangetoond worden tussen fout en schade Heel lichte fout is al voldoende. Dit is van belang bij onopzettelijke misdrijven (Art. 418 e.v. Sw.): De culpa levissima geldt hier niet enkel als drempelcriterium voor de burgerlijke aansprakelijkheid, maar bovendien voor de strafrechtelijke verantwoordelijkheid. §6. Wijze waarop de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend A. De keuze tussen de burgerlijke rechtbanken en de strafgerechten De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend ▪ Hetzij voor de strafgerechten samen met de strafvordering ▪ Hetzij voor de burgerlijke rechtbanken los van de strafvordering (Art. 4VTSv.) De benadeelde heeft dus de keuze waarvan voor- en nadelen zijn verbonden PASSIEF KENNEN !
!84
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Slachtoffer stelt zich burgerlijke partij Kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen (+) Inzage (Art. 61ter Sv.) en bijkomende onderzoeksmaatregelen (Art. 61 quinquies) Onderzoek sleept meer dan 1 jaar aan Slachtoffer kan de zaak aanbrengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling (+) (Art. 136 al.2 Sv.) Als het slachtoffer zich burgerlijke partij stelt kan het door zijn aanwezigheid op het strafproces, de uitkomst van dit laatste mee beïnvloeden (wat niet mogelijk is bij een aparte procedure voor de burgerlijke rechtbank) (+) Wanneer het slachtoffer zich burgerlijke partij heet gesteld in het strafproces kan het ook de procedure ten gronde mee bepalen (+) Daartegenover staat dat als de strafvordering ingesteld op vordering van de burgerlijke partij niet leidt tot veroordeling, de rechter verplicht is de gerechtskosten ▪ volledig toe te wijzen aan de burgerlijke partij (-) (Art. 162 en 194 Sv.) De burgerlijke partij kan ook tot de rechtsplegingsvergoeding worden veroordeeld (-) (Art. 162bis Sv.) De bewijsvoering voor de strafgerechten wordt geleverd door het openbaar ministerie (+) ! Bij de burgerlijke rechtbank zal de burgerlijke partij zelf het bewijs moeten leveren (actori incumbit probatio, Art. 870 Ger.W.) Nadeel is dan weer dat de bewijslast zwaarder is voor strafgerechten Hier geldt het vermoeden van onschuld (- ) Bij een aparte procedure voor de burgerlijke rechtbank kan het slachtoffer de uitkomst van de beslissing van de strafrechter niet mee beïnvloeden (+) Aangezien de burgerlijke rechter gebonden is door de beslissing van de strafrechter (le criminel tient le civil en état) kan dit voor de benadeelde nadelig zijn (Vrijspraak zal de burgerlijke vordering uitsluiten) Vanuit het perspectief van het slachtoffer is deze situatie zeer voordelig. De tussenkomt van de benadeelde in het strafproces heeft echter een vertragend effect op de afwikkeling van de strafzaak, omdat de strafrechter moet zich verdiepen in complexe civielrechtelijke problemen. Ook het vooronderzoek sleept hierdoor langer aan omdat alle misdrijven waardoor slachtoffers schade hebben geleden aan de strafrechter moeten worden voorgelegd, hoewel dit voor de bestraffing van de beklaagde geen wezenlijk verschil maakt. Om tegen te gaan dat vertraging bij de afhandeling van de burgerlijke belangen ook de uitspraak op strafgebied vertraagt, heeft de wetgever in de mogelijkheid voorzien van de aanhouding van de burgerlijke belangen. De strafrechter kan dan al uitspraak doen over de schuld en de straf, maar de uitspraak op burgerlijk gebied uitstellen wanneer de zaak wat de burgerlijke belangen betreft niet in staat van wijzen is of zelfs bij ontstentenis van burgerlijke !85
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
partijstelling (Art. 4 al. 2 VTSv.) De strafrechter dient dan wel vast te stellen dat de zaak op burgerlijk vlak niet in staat is. Het slachtoffer kan de beslechting van de burgerlijke belangen dan later via een verzoekschrift aan de burgerlijke rechtbank voorleggen ofwel terug bij het strafgerecht dat uitspraak heeft gedaan. Heropening van de debatten op burgerlijk vlak voor de strafrechter is echter wel enkel mogelijk als de strafrechter in zijn eerdere beslissing aangaf dat de burgerlijke belangen ambtshalve zijn aangehouden (Art. 4 VTSv.). Aan de uitoefening van de burgerlijke vordering voor de strafgerechten kunnen echter voor de benadeelde bepaalde financiële nadelen verbonden zijn indien de verdachte buiten vervolging wordt gesteld of wordt vrijgesproken. In dat geval kan de burgerlijke partij worden veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten, geheel of gedeeltelijk (Art. 66 en 162 Sv.) B. De Burgerlijke vordering voor de strafgerechten Wanneer de burgerlijke vordering voor de strafgerechten wordt gebracht, wordt zij samen met de vordering tot toepassing van de strafwet afgewikkeld. De strafrechter zal hierbij dus zowel over de strafvordering als over de burgerlijke vordering moeten uitspreken. De strafvordering was reeds aanhangig voor de strafrechter Het OM heeft de strafvordering reeds aanhangig gemaakt, hetzij door een gerechtelijk onderzoek te vorderen van de onderzoeksrechter, hetzij door een rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht. Slachtoffer kan zich burgerlijke partij stellen door zich te ‘voegen’ bij de procedure die reeds in gang was gezet door het OM. Dit gebeurt dmv een eenvoudige verklaring van de benadeelde (Art. 66 – 67 Sv.). De verklaring kan worden afgelegd in elke stand van het beding (vooronderzoek en onderzoek ten gronde), tot voor de sluiting der debatten. Tussenkomst van benadeelden in strafzaken is niet alleen mogelijk voor slachtoffers die zich tijdens het vooronderzoek officieel als benadeelden lieten registreren op het parket. De PdK is verplicht om ‘alle gekende slachtoffer’ te verwittigen van de openbare terechtzitting, zodat deze zich burgerlijke partij kunnen stellen tegen de beklaagde. De burgerlijke partijstelling kan niet voor het eerst plaatsvinden in graad van beroep (dit zou de beklaagde van een tweede aanleg beroven) De strafvordering was nog niet aanhangig voor de strafrechter Wanneer het OM heeft de zaak nog niet aanhangig gemaakt of heeft besloten dit niet te doen, dan beschikt het slachtoffer over de mogelijkheid de zaak zelf bij de strafrechter aanhangig te maken. De burgerlijke partij zal wel een borgsom moeten storten. Rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht Rechtstreekse dagvaarding is echt enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen. Ze is niet mogelijk voor misdaden of wanneer de zaak al het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk vooronderzoek. Alvorens te pleiten dient de burgerlijke partij een borgsom of consignatie te storten op de griffie van het vonnisgerecht, waarvan het bedrag door de rechter wordt bepaald in functie van de vermoedelijke gerechtskosten. Enkel benadeelden die in aanmerking komen voor gratis bijstand zijn van deze verplichting vrijgesteld. !86
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Voor de assisenhoven, de krijgsgerechten en de jeugdrechtbanken is rechtstreekse dagvaarding dor de benadeelde niet mogelijk. Ze is evenmin mogelijk tav ministers en personen die voorrecht van rechtsmacht genieten De klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter Door deze klacht wordt de zaak immers aanhangig gemaakt bij de onderzoeksrechter en is rankschikking zonder gevolg of een buitengerechtelijke afhandeling door het OM niet langer mogelijk. Niets belet het OM echter de buitenvervolging van de verdachte te vorderen voor de raadkamer. De leiding van het onderzoek komt de onderzoeksrechter toe, zij het onder controle van de kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 136 Sv.). Zo is de onderzoeksrechter niet verplicht alle personen in verdenking te stellen die de burgerlijke partij als verdachte aanwijst. De burgerlijke partij kan het gerechtelijk onderzoek enkel beïnvloeden door bijkomende onderzoeksdaden te vorderen of informatie aan te bieden aan de onderzoeksrechter, bekomen door haar privédetective. De burgerlijke partij kan vragen verhoord te worden door de onderzoeksrechter. Voor de rest dient zij te wachten tot de onderzoeksrechter het dossier afsluit, het OM zijn eindvordering opstelt en de raadkamer de zaak verwijst om schadevergoeding te eisen voor de vonnisrechten. De burgerlijke partijstelling is niet ontvankelijk als de aangevoerde feiten niet strafrechtelijk worden omschreven De ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling wordt beoordeeld door het vonnisgerecht, bij de beslissing over de grond van de zaak. De onderzoeksrechter is niet bevoegd zich over de al dan niet ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling uit te spreken. Het bewijs van de schade, op het ogenblik van de burgerlijke partij stelling, dient nog niet te worden geleverd. Dat er schade is moet slechts aannemelijk worden gemaakt. De niet-ontvankelijkheid van de klacht heeft automatisch de nietigheid als gevolg van de verwijzingsbeschikking en de verdere strafprocedure. Het ambtshalve aanhouden van de burgerlijke belangen (art. 4 al. 2 VTSv.) In de praktijk is mogelijk dat de zaak voor de rechtbank wordt gebracht alvorens zich een burgerlijke partij heeft gemanifesteerd. Dit risico bestaat vooral bij “snelrecht” Om dit probleem opgevangen werd in 1994 een tweede lid toegevoegd aan art. 4 VTSv. luidens welk de correctionele rechtsbank, waar de zaak dmv oproeping bij procesverbaal werd aanhangig gemaakt, de burgerlijke belangen kan aanhouden, zelfs bij ontstentenis van burgerlijke partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is. De rechter kan uitspraak doen over de strafvordering, en de burgerlijke vordering aanhouden indien zij niet in staat van wijzen is. Indien zich geen burgerlijke partij ter terechtzitting aandient, maar de rechter uit de gegevens die voorliggen kan opmaken dat er door het misdrijf schade is veroorzaakt waarvan derden het slachtoffer zijn, kan hij de burgerlijke belangen ambtshalve aanhouden. Eenieder die door het misdrijf schade heeft geleden kan dan nadien, dmv een ter griffie ingediend verzoekschrift, kosteloos verkrijgen dat de strafrechter uitspraak doet over de burgerlijke belangen. Het verzoekschrift geldt meteen als burgerlijke partijstelling. De partijen kunnen conclusietermijnen en een rechtsdag door de rechter laten bepalen. Binnen de vastgestelde termijnen zijn de partijen verplicht hun conclusies over te !87
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
maken aan de tegenpartij en in te dienen op de griffie. Wanneer alleen nog de burgerlijke belangen bij de strafrechter aanhangig zijn, is de aanwezigheid van het OM op de terechtzitting niet langer verplicht. B. De burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbanken De benadeelde kan er de voorkeur aan geven de zaak voor de burgerlijke rechtscolleges te brengen. In dat geval wordt de procedure volgens de regels van het gerechtelijk privaatrecht afgewikkeld. Wanner de strafvordering is vervallen door een minnelijke schikking of bemiddeling, heeft het slachtoffer van wie de schade nog niet volledig werd vergoed, geen andere keuze dan de zaak voor de burgerlijke rechter te brengen. De strafvordering heeft voorrang boven de (privaatrechtelijke) burgerlijke vordering Bij samenloop van enerzijds de burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbank en anderzijds de strafvordering voor de strafgerechten, gelden de volgende regels: ▪ De burgerlijke vordering wordt geschorst totdat de strafrechter zich heeft uitgesproken over de strafvordering ▪ De burgerlijke rechter is gebonden door de beslissing van de strafrechter §7. Verval van de burgerlijke vordering A. De afstand van de rechtsvordering en dading Afstand van rechtsvordering door de benadeelde doet de burgerlijke rechtsvordering vervallen Bovendien kan over de burgerlijke vordering kan tussen beklaagde en benadeelde een dading tot stand komen. Door de procedure van bemiddeling kan het parket bemiddelen bij het tot stand komen van deze dading. Ook zonder dading kan de burgerlijke partij afstand van geding doen voor de strafrechter. Mbt de strafvordering is noch afstand, noch dading mogelijk. B. De verjaring van de burgerlijke vordering De burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf verjaart volgens de regels van het burgerlijk recht. Luidens art. 2262bis BW verjaren alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade op grond buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van 5 jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. De vorderingen verjaren in elk geval door verloop van 20 jaar vanaf de dag volgend op die waarop de schade veroorzaakt door het feit zich heeft voorgedaan. De wet bepaalt eveneens dat de burgerlijke vordering niet kan verjaren voor de strafvordering ▪ Indien termijn van de strafvordering door stuiting of schorsing wordt verlengd, de verjaringstermijn van de burgerlijke vordering eveneens wordt verlengd ▪ Indien de strafvordering reeds vervallen is door verjaring, heeft de vonnisrechter geen rechtsmacht meer om te oordelen over de burgerlijke vordering.
!88
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
C. Het rechterlijk gewijsde Wanneer de beklaagde al veroordeeld werd tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde door een burgerlijk vonnis, dan heeft dit vonnis gezag van gewijsde tav een eventuele latere schade-eis van de benadeelde mbt hetzelfde feit voor de strafrechter De beklaagde/verweerder kan in dit geval tegen de benadeelde de exceptie van gewijsde Aangezien het hier om een privaatrechtelijke vordering gaat is de exceptie van het ne bis in idem echter niet van openbare orde. De rechter moet ze bijgevolg niet ambtshalve aanvoeren. Het is dus strikt genomen geen verval van de burgerlijke vordering, maar een verweermiddel dat door de betrokkene kan worden aangevoerd. §8. Gezag strafrechtelijk gewijsde ten aanzien van burgerlijk gewijsde A. Principe In België wordt de burgerlijke vordering aan de strafrechtelijke gekoppeld. Als gevolg hiervan wordt aangenomen dat de burgerlijke rechtscolleges gebonden zijn door wat de strafrechter heeft beslist B. Draagwijdte Het rigide principe van de absolute voorrang van het strafrechtelijk tav het burgerlijke gewijsde wordt door de rechtspraak verzacht doordat wordt aangenomen dat de burgerlijke rechter slechts gebonden is door datgene dat de strafrechter noodzakelijk, zeker en hoofdzakelijk heeft beslist. Ook wordt nu aanvaard dat het strafrechtelijk gewijsde de burgerlijke rechter slechts bindt tot tegenbewijs, vooral als het slachtoffer geen partij was in de procedure voor de strafrechter. Het vermoeden van waarheid geldt slechts indien geen bewijs van het tegendeel wordt geleverd. Het gezag van gewijsde geldt enkel voor feiten die aan het oordeel van een Belgische strafrechter zijn onderworpen. Noodzakelijk Alles wat in rechte vereist is om de beslissing van de strafrechter te motiveren, dwz niet enkel het beschikkend gedeelte, maar ook de motivering, is “noodzakelijk” en bindt op die grond de burgerlijke rechter. Als de strafrechter het bestaan van een strafbaar feit heeft vastgelegd en wegens dit feit een straf heeft uitgesproken, dan kan de burgerlijke rechter vervolgend niet oordelen dat dit feit niet bewezen is. Ook de door de strafrechter toegepaste kwalificatie is van belang Zeker De burgerlijke rechter mag de draagwijdte van de beslissing van de strafrechter niet miskennen. Hij is gebonden door wat de strafrechter werkelijk heeft gezegd. (Als bv. de strafrechter vrijspreekt wegens twijfel, mag de burgerlijke rechter niet vaststellen dat de verweerder het feit heeft gepleegd)
!89
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Hoofdzakelijk De burgerlijke rechter is slechts gebonden door de beslissing van de strafrechter met betrekking tot de strafvordering als dusdanig. Wat de strafrechter daarbuiten heeft gezegd bindt de rechter niet. Enkel ten aanzien van wie partij was in de strafprocedure Het gezag van gewijsde geldt slecht tav de personen die partij waren in de procedure voor de strafrechter. §9. Hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden In de praktijk kan de burgerlijke vordering niet altijd met succes worden uitgeoefend. Wanneer de dader kan niet worden geïdentificeerd of voortvluchtig is, verkeert het slachtoffer praktisch gezien in de onmogelijkheid de burgerlijke vordering tot een goed einde te brengen. Om hieraan tegemoetkomen werd door Wet Vergoeding Slachtoffers Gewelddaden een Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden opgericht. Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden die via de gewone procedure van burgerlijke partijstelling geen vergoeding hebben kunnen verkrijgen (meestal door insolvabiliteit van de dader), kunnen een beroep doen op dit fonds. Het fonds bevindt zich buiten het kader van het strafprocesrecht en heeft meer weg van een soort verzekering Werking van het fonds Het wordt gefinancierd door een krediet op de begroting van de FOD Justitie en door een bijdrage, ten laste van al wie veroordeeld wordt tot een correctionele of criminele straf. Er werd een Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden opgericht, die uitspraak doet over de verzoeken tot toekenning van hulp Personen die op het fonds een beroep kunnen doen Rechthebbenden zijn slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, dwz. Personen die een ernstig lichamelijk letsel of nadeel voor hun gezondheid hebben ondervonden ten gevolge van een opzettelijke gewelddaad. Wanneer het slachtoffer is overleden, dan kunnen personen die ten gevolge van het overlijden kosten of een in de wet omschreven nadeel aanvoeren, zich eveneens tot het fonds wenden. Voorwaarden De hulp heeft een subsidiair karakter. Zij zal slechts worden verleend als de normale wegen van het strafprocesrecht niet tot vergoeding hebben geleid. Daarom wordt vereist dat het slachtoffer, hetzij zich burgerlijke partij heeft gesteld bij de onderzoeksrechter, hetzij een rechtstreekse dagvaarding of een procedure voor de burgerlijke rechtbank heeft ingeleid. Bedrag van de vergoeding Het betreft hier geen schadevergoeding in de zin van Art. 1382 BW, maar een vergoeding waarvan het bedrag naar billijkheid wordt bepaald.
!90
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Deel III: Het vooronderzoek in strafzaken Hoofdstuk 1: Wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt §1. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek Het onderzoek in strafzaken verloopt in twee fasen - Het vooronderzoek: onderzoek voor de de terechtzitting (voorlopig onderzoek) - Onderzoek ten grond (onderzoek ter terechtzitting) In het vooronderzoek wordt onderzocht of er voldoende bezwaren zijn om de verdachte voor het vonnisgerecht te brengen, om te komen tot een beslissing over de grond van de zaak en om de behandeling van de zaak voor het vonnisgerecht te kunnen verantwoorden. verzamelen van bewijsmateriaal mbt misdrijven en hun vermoedelijke daders. Het vooronderzoek kan volgens 2 scenario’s verlopen: o Opsporingsonderzoek gevoerd door de procureur des Konings (de regel) Kan zowel proactief als reactief zijn o Gerechtelijk onderzoek gevoerd door de onderzoeksrechter (de uitzondering) Uitsluitend reactief: dit dreigt nog meer af te nemen door de invoering van de mini-instructie. Het opsporen en verzamelen van bewijzen gebeurt in het continentaal stelsel dus door de overheid, mn door het OM, onderzoeksrechter en de politie. Zij hebben de taak de waarheid te onderzoeken, dus zowel naar bewijzen à charge als naar bewijzen à décharge te zoeken. De verdachte en het slachtoffer hebben een beperkte sturingsmogelijkheid door het recht om bijkomende onderzoeksdaden te vorderen van de onderzoeksrechter. §2. Wijze waarop misdrijven ter kennis komen van de overhead De spilfiguur in het voor onderzoek is de Procureur des Konings. Hij beslist of er een onderzoek zal worden gevoerd, of er al dan niet zal worden vervolgd en welke van de twee scenario’s zal worden gevolgd. Daarom is het vereist dat alle misdrijven die ter kennis komen van de overheid, onmiddellijk aan de PdK worden meegedeeld. A. Klachten, aangiften en ambtelijk vaststellingen Opdat een onderzoek in strafzaken zou kunnen starten is echter vereist dat het misdrijf ter kennis komt van de overheid. Klacht De klacht is de aangifte van het misdrijf door de benadeelde zelf. Op zichzelf brengt de klacht de strafvordering niet op gang, enkel de klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter heeft dit gevolg. Een gewone klacht kan immers steeds door het parket worden geseponeerd. De persoon die op het secretariaat van het parket aangeeft schade te hebben geleden, krijgt het statuut van benadeelde persoon. !91
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
In bepaalde gevallen is de instelling van de strafvordering door het OM is afhankelijk van een voorafgaandelijk klacht van het slachtoffer van het slachtoffer (= klachtmisdrijven) De aangifte van het misdrijf is nog geen klacht. Klachtmisdrijven veronderstellen dat de benadeelde op ondubbelzinnige wijze aan de overheid vraagt een strafvervolging in te stellen De aangifte door particulieren De aangifte is de kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die kennis heeft van een misdrijf. In bepaalde gevallen is de aangifte verplicht: Als men getuige is geweest van een aanslag tegen de openbare veiligheid of op iemands leven/eigendom moet men het misdrijf aangeven. Een sanctie op de overtreding van deze regel is echter niet bepaald. De ambtelijke aangifte Algemeen principe Art. 29 al.1 Sv. verplicht iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf dit te melden aan de procureur des Konings. Dit slaat zowel op de misdrijven die de ambtenaren persoonlijk hebben vastgesteld, als op de misdrijven die hen door de benadeelde (klacht) of door een derde (aangifte) zijn ter kennis gebracht. Op de niet-naleving van deze plicht geen sanctie gesteld o Enkel officieren van de gerechtelijke politie staan in dit verband onder het disciplinair toezicht van de procureur-generaal o Uitzonderlijk is de niet-aangifte door een openbaar ambtenaar op zichzelf een misdrijf. De algemene verplichting tot ambtelijke aangifte sluit uit dat opsporingsambtenaren misdrijven zouden seponeren. Ze zijn steeds verplicht de misdrijven (althans wanbedrijven en misdaden) die zij vaststellen of die hun ter kennis worden gebracht mee te delen aan het parket. De beslissing over het gevolg dat dient verbonden te worden aan de vaststellingen van de politie is het monopolie van de procureur des Konings. Indien de politie een selectie zou doorvoeren m.b.t. welke misdrijven zij al dan niet aan het OM meedelen dan zou dit het monopolie van de O.M. in het gedrang brengen. De politie kan haar verbaliseringbeleid echter afstemmen op het door de PdK, in overeenstemming met de federale richtlijnen, bepaalde opsporings- en vervolgingsbeleid. Bijzondere regeling voor fiscale misdrijven Belastingambtenaren kunnen slechts een ambtelijke aangifte doen voor zover zij daartoe gemachtigd zijn door de belastingsdirecteur waaronder zij ressorteren. In de praktijk wordt hierdoor de informatietoevoer naar het parket zeer sterk beperkt en krijgt de belastingsdirecteur de facto de bevoegdheid om te seponeren. B. Proces-verbaal en strafdossier Proces-verbaal Van klachten, aangiften en eigen ambtelijke vaststellingen wordt een geschrift opgemaakt, dat aan het parket wordt overgemaakt (= het proces-verbaal). Het is het geschrift waarin de verbalisant alle nuttige inlichtingen ivm het misdrijf opneemt. Hij noteert wat hijzelf heeft gezien, gehoord of vernomen ivm een bepaald misdrijf. Behalve mbt het verhoor van !92
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
verdachten en getuigen is de wijze waarop processen-verbaal moeten worden opgesteld niet uitdrukkelijk in de wet geregeld In principe is een PV enkel authentiek naar de vorm, niet naar de inhoud. Dit betekent dat het principieel geen sterkere bewijswaarde dan andere stukken die aan de rechter worden voorgelegd. Het OM moet nog steeds het bewijs leveren van de inhoud van het PV. Sommige PV’s hebben echter een bijzondere bewijswaarde, mn. de PV’s die gelden tot tegenbewijs. In principe zijn enkel die personen die door de wet bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie gerechtigd om een PV op te maken. Strafdossier Het eerste proces-verbaal van waaruit het onderzoek start, wordt ‘aanvankelijk procesverbaal’ genoemd. Van alle daaropvolgende onderzoeksverrichtingen die in de loop van het verdere vooronderzoek worden gedaan, wordt tevens een PV opgesteld. De navolgende PV’s worden gebundeld in het strafdossier. Dit zal na de afsluiting van het vooronderzoek als basis dienen voor de behandeling van de zaak ter terechtzitting. De PV’s van sommige onderzoeksverrichtingen worden pas toegevoegd na het beëindigen van de maatregel. Normaliter moeten alle onderzoeksverrichtingen uit het vooronderzoek worden overgaan tijdens de openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de beklaagde. In de praktijk gebeurt dit slechts uitzonderlijk. De rechter zal deze onderzoeksverrichtingen slechts uitvoeren voor zover hij het nodig acht voor het vormen van zijn beslissing. Het strafdossier is in principe geheim. Personen die rechtstreeks belanghebbende zijn kunnen evenwel aan de PdK vragen het strafdossier in te kijken en/of er een kopie van bekomen. Tegen de weigering staat geen rechtsmiddel open. In geval de zaak aanhangig wordt gemaakt door een rechtstreekse dagvaarding eindigt het geheim van het onderzoek en kunnen de partijen het strafdossier zonder enig verzoek daartoe inkijken. Wanneer de zaak is aangebracht bij de onderzoeksrechter en wordt onderzocht bij wijze van gerechtelijk onderzoek, kunnen de belanghebbenden inzage vragen en/of er een kopie van bekomen. Tegen de afwijzende beslissing is hoger beroep mogelijk bij de KI Vertrouwelijk dossier Wanneer in een strafrechtelijk onderzoek gebruik wordt gemaakt van stelselmatige observatie of van infiltratie (= bepaalde bijzondere opsporingsmethoden), dan wordt naast het gewoon strafdossier een vertrouwelijk dossier aangelegd. Hiertoe hebben in principe enkel de procureur des Konings en de onderzoeksrechter toegang. De toegang van de onderzoeksrechter is echter wel beperkt tot de dossiers waarin hij machtiging tot observatie heeft gegeven. §3. Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld A. Situering De PdK heeft de leiding van het onderzoek, evenwel onder controle van de procureurgeneraal tenzij er een gerechtelijk onderzoek is gelast: dan wordt het geleid door de onderzoeksrechter. Het onderzoek wordt, onder leiding en verantwoordelijkheid van deze !93
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
magistraten, uitgevoerd door de politiediensten. B. Permissieve regel, legaliteit en loyauteit Doordat de wettelijke regeling is niet exhaustief is, blijft de vroegere rechtspraak betreffende de rechtmatigheid van opsporingshandelingen en de sancties die aan de overtreding ervan verbonden worden, haar belang behouden. Uitgangspunt van deze rechtspraak was het principe ‘alles wat niet is verboden mag’ (= permissieve regel) (<> Prohibitieve regel: elk politieel optreden waarvoor geen uitdrukkelijke wettelijke basis is bepaald, is onrechtmatig) Nuance: De overheid is gebonden aan de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht en het beginsel van loyaliteit. De politie mag bij de opsporing en vaststelling van misdrijven zelf geen misdrijven plegen, tenzij bij aanwenden van bijzondere opsporingsmethoden en na uitdrukkelijke machtiging van de PdK. Zij mag slechts dwangmaatregelen gebruiken onder de voorwaarden die de wet bepaalt. Zij mag evenmin bewijzen verzamelen op een wijze waardoor de rechten van de verdediging zouden worden geschonden. Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen opsporingsdaden geen enkele dwangmaatregel inhouden noch schending van individuele rechten en vrijheden. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de procureur des Konings en de onderzoeksrechter (Art. 56 §1 Sv.) moeten waken over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze werden verzameld. C. Opsporing en vaststelling van misdrijven en het EVRM Het EVRM bevat geen regels aangaande de wijze waarop misdrijven moeten worden opgespoord en vastgesteld. Toch een reeks bepalingen die van belang zijn voor de opsporingen de vaststelling van misdrijven. ▪ Verbod van folteringen en onmenselijke en vernederende behandelingen (Art. 3) ▪ Het recht op persoonlijke vrijheid (Art. 5) ▪ Het recht op een eerlijk proces (Art. 6) ▪ Het recht op de eerbiediging van het privéleven (Art. 8) o Het gebruik van dwang en geweld Dwang, gebruik van geweld en Art. 3 EVRM Soms moeten de politiediensten dwang, en zelfs gewapend geweld gebruiken bij de uitvoering van hun opdrachten. Dwangmaatregelen die folteringen of onmenselijke en vernederende behandeling zouden inhouden zijn altijd, in alle omstandigheden, strijdig met art. 3 EVRM. Het verdrag duldt ten aanzien van Art. 3 geen enkele uitzondering. Dwang, gebruik van geweld en de Wet Politieambt In België is het recht op het gebruik van dwang en gewapend geweld geregeld door de Wet Politieambt van 1992. In uitzonderlijke omstandigheden kan het nodig zijn dat de politie dwang moeten gebruiken, eventueel gepaard gaande met het gebruik van wapens. Behalve in !94
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
het geval van wettige verdediging moet het gebruik van (gewapend) geweld steeds worden voorafgegaan door een waarschuwing, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden. Het gebruik van geweld is dus slechts geoorloofd voor zover het een wettig doel nastreeft. Gebruik van fysiek en zelfs moreel geweld tegen verdachten is ontoelaatbaar. Art. 37bis bevat een aantal beperkingen op het handboeien van verdachten en veroordeelden. Dit is enkel toelaten als dit noodzakelijk is en in bepaalde omstandigheden Art. 37 WPA laat het geweldgebruik als begeleidende maatregel toe, als de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit zijn vervuld o Subsidiariteitsvereiste Geweld kan gebruikt worden om een wettig doel na te streven dat niet op een andere wijze kan worden bereikt o Proportionaliteitsvereiste Het gebruik van geweld moet redelijk zijn en verhouding tot het nagestreefde doel Politieambtenaren mogen enkel gebruik maken van vuurwapens bij 1. Wettige verdediging 2. Gewapende personen in voertuigen 3. Betrapping heterdaad misdrijven met geweld 4. Wanneer men er redelijkerwijze vanuit kan gaan dat men zijn wapens gaat gebruiken.
Hoofdstuk 2: Personen belast met de opsporing en vaststelling van misdrijven §1. Algemene beginselen In het Wetboek van Strafvordering wordt niet systematische uiteengezet wie belast is met het opsporen van misdrijven en welke bevoegdheden aan deze personen bij de opsporing van misdrijven worden verleend. In theorie kunnen enkel personen die de hoedanigheid hebben van officier van gerechtelijke politie misdrijven opsporen en vaststellen. PdK en de onderzoeksrechter (= hogere officieren) hebben de leiding en verantwoordelijkheid voor het onderzoek. De lagere officieren handelen onder het gezag en de leiding van de hogere: zij kunnen enkel opdrachten geven tot opsporing en vaststelling van de misdrijven die tot hun bevoegdheid behoren. §2. De leidinggevende magistraten A. Het openbaar ministerie De procureur des Konings De meeste onderzoeken in strafzaken worden verricht onder leiding van de PdK bij wijze van opsporingsonderzoek. De Pdk is onderzoeksmagistraat én vervolgingsmagistraat: Hij beslist welke gevolg er aan het resultaat van de opsporingen wordt gegeven en of de zaak aan de rechter wordt voorgelegd met het oog op de toepassing van de strafwet. De PdK heeft de leiding over alle officieren van gerechtelijke politie binnen het !95
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
arrondissement. Hij beschikt tav deze personen over een algemeen vorderingsrecht: Hij kan hen alle nodige opdrachten geven mbt het opsporen en vaststellen van misdrijven die in het arrondissement zijn gepleegd. ▪ Bevoegdheid ratione materiae is algemeen: Hij kan alle misdrijven opsporen en vaststellen, ongeacht hun aard (misdaden, wanbedrijven of overtredingen) ▪ Territoriale bevoegdheid is het arrondissement: Wanneer een procureur des Konings onderzoeksverrichtingen wil stellen in een ander arrondissement moet hij dit in principe via zijn territoriaal bevoegde ambtgenoot laten gebeuren. De wet bepaalt echter dat de procureur des Konings buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren op het gebied van het opsporings- of het gerechtelijk onderzoek. Hierdoor strekt de onderzoeksbevoegdheid van parketmagistraten zich uit tot het hele grondgebied van het Rijk. Wel is dan vereist dat de procureur des Konings zijn territoriaal bevoegde ambtsgenoot hiervan op de hoogte stelt. Deze laatste moet zorgen voor de coördinatie. Mini-instructie: Vandaag kan de PdK de onderzoekrechter vorderen een onderzoekshandeling te verrichten waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is. De onderzoeksrechter beslist of hij uitsluitend de gevorderde maatregel verricht en het dossier terugzendt dan wel of hij het onderzoek zelf voortzet. De federale procureur De federaal procureur beschikt over een eigen parket, dat samengesteld is uit federale magistraten en kan bovendien een beroep doen op magistraten van de arrondissementsparketten en de ressortparketten via delegatie en detachering. De algemene bevoegdheden vd FP worden bepaald in art. 143 §3 en art. 144bis -144sexies Ger.W. Zijn bevoegdheden op het gebied van de opsporing en de vaststelling van misdrijven zijn omschreven in art. 47duodecies Sv. De FP staat niet hiërarchisch boven de 14 PdK en is dus geen ‘superprocureur’. Toch heeft hij het laatste woord wanneer zowel hijzelf als de lokale parketten bevoegd zijn. Bovendien kan hij dwingende onderrichtingen geven ivm de coördinatie van de strafvordering en verzekert hij de coördinatie tussen samenhangende dossiers die door verschillende parketten worden behandeld. In strafzaken met internationale vertakkingen is zijn tussenkomst essentieel. Hij is bevoegd voor misdrijven, gekoppeld aan een veiligheids- en geografisch criterium. Daarnaast is hij exclusief bevoegd voor genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Hij staat ook in voor de samenwerking met buitenlandse infiltranten en voor bijzondere opsporingsmethoden. B. De onderzoeksrechter Algemeen De onderzoeksrechter leidt het onderzoek in de zaken die bij wijze van gerechtelijk onderzoek worde onderzoekt. Hij heeft een dubbele hoedanigheid van rechter en opsporingsmagistraat. !96
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Zijn tussenkomst is vereist wanneer er dwangbevelen moeten worden genomen (Hiertoe is de procureur des Konings, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet bevoegd) Zijn bevoegdheid ratione materiae en territoriale bevoegdheid is dezelfde als PdK. Net zoals de procureur heeft de onderzoeksrechter een algemeen vorderingsrecht ten aanzien van de politiediensten. Ook de onderzoeksrechter kan daden van onderzoek of opsporing gelasten buiten zijn arrondissement mits hij de territoriaal bevoegde PdK hiervan in kennis stelt. De onderzoeksrechter is echter beperkt door de saisine: als rechter kan hij immers niet ambtshalve optreden en hij is, behalve bij betrapping op heterdaad, gebonden door de vordering tot onderzoek van de PdK Hij kan dus enkel onderzoeksdaden (laten) verrichten mbt de misdrijven waarvoor hij geadiëerd is. Stelt hij misdrijven buiten dit raam vast, dan mag hij ze zelf niet verder onderzoeken, maar moet hij ze melden aan de PdK. Hij beschikt ook over een delegatierecht. Delegatie van bevoegdheden De onderzoeksrechter voert in de praktijk de meeste onderzoekshandelingen niet persoonlijk uit. Hij zal, via kantschriften, politieofficieren belasten met de uitvoering van onderzoeksopdrachten. De gevorderde politiediensten moeten de resultaten van hun opsporingen dadelijk meedelen aan de onderzoeksrechter. Omdat de onderzoeksrechter niet alleen opsporingsbevoegdheden uitoefent, maar ook een rechterlijke functie vervult, moet een onderscheid worden gemaakt tussen zijn jurisdictionele bevoegdheden en zijn bevoegdheden als opsporingsmagistraat De jurisdictionele bevoegdheden kunnen niet worden gedelegeerd (Bv. verlenen van een aanhoudingsbevel, afnemen van een getuigenverhoor onder ede) De handelingen die hij kan stellen als opsporingsmagistraat kunnen in principe worden gedelegeerd aan officieren van gerechtelijke politie Ambtelijke opdrachten Onderzoeksopdrachten buiten het ambtsgebied van de onderzoeksrechter, worden gegeven dmv zgn. ambtelijke opdrachten of rogatoire commissies. Dit is het verzoek dat de onderzoeksrechter richt aan zijn territoriaal bevoegde college om een bepaalde onderzoeksdaad te stellen. Bepaalde onderzoeksopdrachten kunnen ook rechtstreeks aan de politiediensten van het andere arrondissement worden gegeven. De toewijzing kan zowel aan de lokale als aan de federale politiediensten worden gedaan, in overeenstemming met de criteria die hierover in de richtlijn van de minister van Justitie zijn bepaald. Wanneer de onderzoeksrechter een onderzoeksdaad wil laten verrichten in een ander arrondissement, moet dit in principe steeds via een ambtelijke opdracht worden gedaan. Art. 62bis al. 2 Sv. bepaalt echter dat de onderzoeksrechter die binnen zijn bevoegdheid kennis krijgt van een misdrijf, buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren. Wel moet de onderzoeksrechter de territoriaal bevoegde procureur des Konings verwittigen van het feit dat in zijn arrondissement opsporingshandelingen worden verricht. Ambtelijke opdrachten in het buitenland worden verricht op grond van internationale verdragen mbt de uitlevering en de zgn. ‘kleine rechtshulp’ in strafzaken. !97
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§3. De politiediensten A. Opsporingstaken van de geïntegreerde politiedienst Sinds 2001 zijn de politiediensten omgevormd in een geïntegreerde dienst op 2 niveaus. Naast (niet boven) de lokale politiediensten, die georganiseerd zijn in politiezones kwam er een federale politiedienst, bevoegd voor het grondgebied van het hele rijk (Beiden hebben ze recherchetaken en bestuurlijke taken). Federale en lokale politiediensten hebben dezelfde algemene bevoegdheid op het gebied van de opsporing en vaststelling van misdrijven. Magistraten die op deze diensten een beroep willen doen hebben de keuze tussen hetzij de federale, hetzij de lokale diensten, hetzij zelfs een combinatie van beiden, afhankelijk van de aard van de opdracht. Welke dienst met welke opdracht wordt belast hangt af van de noodwendigheden van het onderzoek. Toch is behoefte aan een taakverdeling ▪ Lokale politiekorpsen verstrekken de basispolitiezorg ▪ Het optreden van de federale politie situeert zich op bovenlokaal niveau en wordt beheerst door de principes van specialiteit en subsidiariteit Minister van Justitie heeft een richtlijn uitgevaardigd met als doel de verdeling van de opdrachten van gerechtelijke politie tussen de lokale en federale politie te bepalen en de coördinatie tussen deze niveaus vast te leggen. Deze richtlijn bevat instructies voor de magistraten (PdK, onderzoeksrechter en FP) die onderzoeksopdrachten toewijzen. Ze bepaalt 4 criteria voor de toewijzing van het onderzoek aan de federale politie (geen rangorde tussen de criteria). Van zodra een onderzoek aan één criterium beantwoordt, wordt het in princiep door de magistraat aan de federale politie toegewezen. Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit of feiten in het kader van een criminele organisatie Onderzoek waarbij er nood is aan bijzondere opsporingstechnieken De complexiteit van het onderzoek wegens o Aard van de feiten o Aard van de onderzoeksdaden o Geografischespreiding Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit met een verontrustend karakter B. Verhouding leidinggevende magistraten politiediensten Opsporingen in opdracht van procureur des Konings of onderzoeksrechter De PdK en de onderzoeksrechter leiden het onderzoek en doen dit bij wijze van vorderingen, gericht aan de politiediensten. Deze vorderingen moeten in principe schriftelijk worden gedaan, behalve in dringende gevallen. De gevorderde politiediensten zijn gehouden aan de vorderingen gevolg te geven en de voor de uitvoering noodzakelijke medewerking en personeelsleden te verlenen. Zij mogen niet over !98
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
de gepastheid van de vordering oordelen, maar zijn verplicht ze uit te voeren, behalve indien de vordering als kennelijk onwettelijk voorkomt. De inlichtingen die politieambtenaren in uitvoering van deze vorderingen verzamelen moeten dadelijk aan de PdK of onderzoeksrechter worden overgemaakt, samen met de informatie waarover de betrokken ambtenaren eventueel reeds beschikten. Autonome opsporing door de politiediensten Politiediensten kunnen ook op autonome wijze, zonder voorafgaandelijke opdracht van een magistraat, misdrijven opsporen en vaststellen. Zij zijn tot ambtelijke aangifte verplicht. De wet bepaalt dat de procureur des Konings, in het kader van het opsporingsbeleid dat is uitgestippeld in de richtlijnen van het college van procureurs-generaal en van de minister van justitie vaststelt welke misdrijven prioritair in zijn arrondissement moeten worden opgespoord Politiediensten die op eigen initiatief handelen, lichten de procureur des Konings in op de wijze en binnen de termijnen die deze bij richtlijn vastlegt. De procureur bepaalt dus bij richtlijn hoe en wanneer de politiediensten op eigen initiatief kunnen handelen en hem moeten inlichten over de gevoerde opsporingsdaden
Hoofdstuk 3: Het opsporingsonderzoek §1. Begrip Het opsporingsonderzoek is het onderzoek dat wordt gevoerd door de procureur des Konings. Hij waakt over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld. De PdK heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht, dat blijft bestaan ook al heeft hij de strafvordering ingesteld. Hij oordeelt over de opportuniteit van de vervolging, wat men zich meebrengt dat hij ook over de opportuniteit van het onderzoek oordeelt. Het opsporingsonderzoek wordt in de wet duidelijk afgelijnd van het gerechtelijk onderzoek. Art. 28bis §3 Sv. bepaalt dat de opsporingshandelingen mogen geen enkele dwangmaatregel inhouden, noch schendingen van de individuele rechten en vrijheden. Indien dwangmaatregelen moeten worden getroffen, dan moet een gerechtelijk onderzoek worden gevorderd. De wet voorziet wel in de mogelijkheid voor de procureur om specifieke dwangmaatregelen te vragen aan de onderzoeksrechter, zonder dat deze met het volledige onderzoek wordt belast (= mini-instructie). Het heeft tot gevolgd dat het opsporingsonderzoek gewoon onder leiding en gezag van de PdK wordt voortgezet, dat toch bepaalde dwangmaatregelen kunnen worden bevolen door de onderzoeksrechter (tenzij de onderzoeksrechter beslist om de zaak te evoceren en het onderzoek naar zich trekt). Het opsporingsonderzoek is volledig inquisitoir: Alle onderzoeksverrichtingen worden gesteld buiten de aanwezigheid van de verdachte en hij heeft op geen enkel ogenblik inzage in het strafdossier. §2. De Heterdaadprocedure A. Verrichtingen bij betrapping op heterdaad Principe !99
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De ambtsverrichtingen van de procureur des Konings en zijn hulpofficieren zijn niet op systematische wijze geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Enkel de uitzonderlijke bevoegdheden igv betrapping op heterdaad worden uitvoerig uiteengezet. Een op heterdaad ontdekt misdrijf is een misdrijf dat wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd, of onmiddellijk daarna. Met betrapping op heterdaad worden gelijkgesteld het geval waarin de verdachte, kort na het misdrijf, door het openbare geroep wordt vervolgd en het geval waarin de verdachte, kort na het misdrijf, wordt aangetrokken in het bezit van zaken, wapens, werktuigen en papieren, die doen vermoeden dat hij de dader van het misdrijf is of een medeplichtige. Oorsprong van de speciale regels in verband met heterdaad In de geest van het wetboek moest het onderzoek normaal door de onderzoeksrechter worden verricht. De opsporingsbevoegdheden van de PdK en zijn hulpofficieren bestonden slechts uitzonderlijk, nl. bij betrapping op heterdaad. De heterdaadprocedure was, vanuit deze benadering, een uitzonderingsregime waarin aan de PdK en zijn hulpofficieren bevoegdheden werden toegekend om hun toe te laten de nodige vaststellingen te doen, om te vermijden dat bewijzen zouden teloorgaan in afwachting dat een onderzoeksrechter kon worden gevorderd. Deze procedure was oorspronkelijk opgevat als een tijdelijke procedure, die slechts zou worden gevolgd totdat de gewone procedureregels kunnen worden toegepast. Bijzondere bevoegdheden bij betrapping op heterdaad Bij betrapping op heterdaad heeft de PdK en zijn hulpofficieren een reeks bevoegdheden die hij normaal niet heeft en enkel door de onderzoeksrechter kunnen worden bevolen. Art. 34 Sv. Getuigen opleggen de plaats niet te verlaten Art. 36 Sv. Huiszoeking Art. 43-44bis Sv. Deskundigenonderzoek Art. 90bis Sv. Onderzoek aan het lichaam Art. 88bis §1 al. 5 Sv. Telefoonnummers laten registreren Art. 90ter §5 Sv. Met betrekking tot bepaalde misdrijven (gijzeling, afpersing) telefoongesprekken laten afluisteren en opnemen Betrapping op heterdaad is dus de omstandigheid waardoor de taakverdeling tussen de procureur des Konings en de onderzoeksrechter wordt doorbroken, en de PdK zelf dwangmaatregelen mag bevelen. Ook de onderzoeksrechter heeft in het Sv. bijzondere bevoegdheden verkregen bij betrapping op heterdaad (art. 59 Sv.) De onderzoeksrechter kan het onderzoek van de feiten aan zich trekken en rechtstreeks de handelingen verrichten die tot de bevoegdheid van de PdK behoren. Hij hoeft niet te wachten totdat de procureur des Konings hem heeft gevorderd en adieert zichzelf door autosaisine ➔ Bij betrapping op heterdaad vallen de bevoegdheden van de procureur en de onderzoeksrechter voor een deel samen.
!100
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
B. “Gewone” verrichtingen In de praktijk heeft zich, naast het opsporingsonderzoek volgens de regels van de heterdaadprocedure, een ‘gewoon’ opsporingsonderzoek ontwikkeld, waarbij de procureur en zijn hulpofficieren onderzoeksverrichtingen mogen stellen, ook al is er geen betrapping op heterdaad. Als de procureur zijn bijzondere bevoegdheden uitoefent op grond van de regels betreffende heterdaad (Bv. een huiszoeking) dan moet hij daarna niet noodzakelijk een gerechtelijk onderzoek vorderen. De PdK kan, na het instellen van de onderzoeksdaad, zijn onderzoek gewoon voortzetten bij wijze van eenvoudig opsporingsonderzoek. Bovendien kan de PdK aan de onderzoeksrechter specifieke dwangmaatregelen vragen zonder hem met het volledige onderzoek te belasten. §3. De proactieve recherche A. Algemeen Het opsporingsonderzoek slaat niet enkel op feiten die al gepleegd zijn, maar ook, onder bepaalde voorwaarden, op misdrijven die nog niet gepleegd zijn. Met proactieve recherche wordt bedoeld het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen mbt misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht gebracht zijn. Doel van de proactieve recherche is te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven. De proactieve recherche heeft een gerechtelijke finaliteit. Proactieve recherche zal soms voorafgaan aan het strafbaar feit, wanneer er wel al een redelijk vermoeden is, maar vooraleer er een concrete verdenking tegen een concreet persoon is. De grens tussen proactieve en reactieve (misdrijf is al vastgesteld) recherche is niet steeds precies te trekken (Bv. bij drugssmokkel) In het kader van de proactieve recherche worden vaak bijzondere opsporingsmethoden gebruikt zoals het gebruik van undercoveragenten en allerhande bespiedingen, vaak met hoogtechnologische middelen. Binnen de proactieve recherche wordt vaak sturingsinformatie verzameld, die van nut kan zijn voor het verdere verloop van het onderzoek. Soms, maar niet noodzakelijk, wordt de aldus verkregen informatie achteraf als bewijsmateriaal in de strafzaak gebruikt. B. Voorwaarden (Art. 28bis §2 Sv.) Voorafgaandelijke schriftelijke toestemming parket Er is dus geen ruimte voor een proactief politieonderzoek dat buiten weten van de bevoegde magistraten zou plaats vinden. Zowel de procureur als de onderzoeksrechter moeten waken over de wettigheid en loyauteit van de bewijsmiddelen. Gerechtelijke finaliteit De opsporingen moeten steeds plaats vinden met het doel te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven. Het louter verzamelen van inlichting valt buiten het kader van de proactieve recherche.
!101
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Proportionaliteit Het moet gaan om feiten die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in art. 90ter §2, 3 en 4 Sv. §4. De bijzondere opsporingsmethoden (BOM) A. Algemeen Ze worden gekenmerkt door hun heimelijk karakter en de noodzaak bepaalde elementen uit het onderzoek geheim te houden om politieambtenaren en burgers die aan deze heimelijke opsporingen hebben meegewerkt niet aan represailles bloot te stellen. Deze methoden worden aangewend in de strijd tegen bepaalde vormen van criminaliteit, waartegen de traditionele opsporingsmethoden niet opgewassen zijn. Het klassieke reactief optreden werkt niet altijd, vooral bij misdrijven zonder rechtstreeks slachtoffer of die in georganiseerd verband worden begaan. Voorbeelden: ▪ Het gebruik van tipgevers, informanten en zelfs infiltranten ▪ Het gebruik van gesofistikeerde afluister- en bespiedingsapparatuur ▪ Valstrikoperaties (pseudokoop, flash-rolls, frontstores) ▪ Om de financiële circuits bloot te leggen en de witgewassen gelden te kunnen confisqueren als criminele vermogensvoordelen zijn bovendien opsporingsmethoden vereist waarvan het ‘bijzondere’ hierin gelegen is dat zij niet zozeer gericht zijn op de vermoedelijke daders, maar rechtstreeks op de bewegingen van de criminele vermogensvoordelen Het doel is niet preventief. Het gaat eerder om het creëren van de optimale omstandigheden om de daders van het misdrijf, dat anders moeilijk zou kunnen worden vastgesteld, op heterdaad te kunnen betrappen. Hierdoor gaat het evenmin om een klassiek repressief of reactief optreden. De PdK kan een beroep doen op de onderzoeksrechter zowel voor gepleegde en al dan niet aan het licht gebrachte strafbare feiten als voor nog niet gepleegde strafbare feiten, in zoverre hij over informatie beschikt die dusdanig concreet is dat zij een in tijd en ruimte bepaalbaar misdrijf vormen Door sommige bijzondere opsporingsmethoden wordt het recht op privacy zeer sterk aangetast, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van heimelijke bespiedingsapparatuur zoals verborgen microfoons, infraroodcamera’s en peilapparatuur. Hierdoor wordt de privacy geschonden, niet alleen van de verdachte, maar ook van derden Door methoden als pseudokoop en infiltratie bewegen opsporingsdiensten zich op de scheidingslijn tussen misdaad bestrijden en zelf misdrijven plegen. Hoewel de wet duidelijk bepaalt dat provocatie verboden is, wordt een beperkte vorm van deelneming aan misdrijven (Bv. activiteiten van criminele organisaties) niet per se uitgesloten. De inzet van bijzondere opsporingsmethoden is immers vaak met grote geheimhouding omhuld, zodat het voor de verdacht vaak moeilijk en zelfs onmogelijk is na te gaan of de politiediensten hun boekje niet te buiten zijn gegaan ivm de bescherming van de rechten van verdediging. !102
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
B. Wettelijke regeling Algemeen Het wordt geregeld in de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enkele andere onderzoeksmethoden. Deze wet heeft een reeks nieuwe artikelen ingelast in het Sv. (Art. 47ter-undecies) De bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden aangewend zowel binnen een (al dan niet proactief) opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek. Ze worden toegepast onder de controle van het openbaar ministerie. Het is niet de onderzoeksrechter zelf maar de procureur des Konings die instaat voor de tenuitvoerlegging. De meeste bijzondere opsporingsmethoden kunnen door de procureur des Konings worden bevolen, zonder dat er machtiging van de onderzoeksrechter vereist is. Ze kunnen dus binnen het raam van een gewoon opsporingsonderzoek worden toegepast. ▪ In slechts 2 gevallen is een machtiging vereist Bij stelselmatige observatie met technische middelen om zich te verwerven in een woning of de aanhorigheden daarvan (Art. 56bis al. 2 Sv.) en bij inkijkoperaties in een woning (Art. 89ter Sv.) Bij de toepassing van sommige maatregelen op de woning of de lokalen die aangewend worden voor beroepsdoeleinden van advocaten, geneesheren Stelselmatige observaties (Art. 47sexies Sv.), infiltraties (Art. 47octies Sv.) en inkijkoperaties (Art. 89ter Sv.) Zie Art. 56bis al. 3 Sv. ➔ In deze 2 gevallen moet een volledig gerechtelijk onderzoek worden gevorderd en kan geen mini-instructie worden bevolen. Doordat beide maatregelen enkel nog binnen een gerechtelijk onderzoek kunnen worden toegepast, kunnen ze niet proactief worden aangewend Bijzondere opsporingsmethoden worden aangewend door politiediensten die zijn aangewezen door de minister van Justitie. Zij hebben een gerechtelijke finaliteit, nl. het vervolgen van daders van misdrijven. De procureur des Konings staat in voor de permanente controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden door de politiediensten binnen zijn gerechtelijk arrondissement. Binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten van de federale politie wordt een officier belast met de permanente controle in het arrondissement. Sinds de BOM-Reparatiewet kunnen de bijzondere opsporingsmethoden ook worden aangewend in het kader van de strafuitvoering wanneer de veroordeelde zich aan de uitvoering van zijn straf heeft onttrokken. De toepassingsvoorwaarden zijn dezelfde, met het verschil dat in de strafuitvoeringsfase geen methoden kunnen worden toegepast waarvoor machtiging van de onderzoeksrechter nodig is. Het plegen van misdrijven in het raam van een bijzondere opsporingsmethode Ten aanzien van de bijzondere opsporingsmethoden wordt afgeweken van de fundamentele regel dat politieambtenaren geen misdrijven mogen plegen bij het opsporen en vaststellen van !103
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
misdrijven. Politieambtenaren die in dergelijke omstandigheden misdrijven plegen kunnen worden verschoond wanneer zij aan een aantal voorwaarden voldoen: Subsidiariteit Strafbare feiten in het kader van de opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van de veiligheid van de bij de operatie betrokken personen, die strikt noodzakelijk zijn (Art. 47quinquies §2 al. 1 Sv.) Proportionaliteit Evenredig met het nagestreefde doel (Art. 47quinquies §2 al. 2 Sv.) Uitdrukkelijke machtiging van de procureur des Konings schriftelijk en vermelden de feiten die door de politiediensten kunnen worden gepleegd (Art. 47quinquies §3 Sv.) Verbod van provocatie (inbreuken Art. 30 VTSv.)De strafvordering is onontvankelijk als het misdrijf het gevolg is van een provocatie van de politiemensen. Bij naleving van deze voorwaarden geldt een strafuitsluitende verschoningsgrond, zowel ten aanzien van de politieambtenaar die strafbare feiten heeft gepleegd als ten aanzien van de procureur des Konings die hem hiertoe de machtiging heeft gegeven. Naast deze verschoningsgrond wordt bovendien voorzien in een rechtvaardigingsgrond voor de bijzondere maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om de afscherming van de identiteit en de veiligheid van de politieambtenaren te vrijwaren. Verder blijven politieambtenaren vrij van straf voor een reeks inbreuken die zij, na voorafgaand akkoord van de PdK hebben begaan tijdens de uitvoering van een observatie of infiltratie. Vertrouwelijk dossier Om de identiteit van de politieambtenaren en de informanten die bij de BOM betrokken zijn, af te schermen en hun veiligheid te vrijwaren en om de gebruikte technische hulpmiddelen en politionele onderzoekstechnieken af te schermen, zodat deze in latere zaken ook nog aangewend kunnen worden, kunnen niet alle details mbt de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie (dus niet voor informanten) worden opgenomen in het strafdossier. Het bevat De machtiging tot observatie of infiltratie (van de PdK) De afzonderlijke toelating om misdrijven te plegen: schriftelijk document waarbij de PdK toelaat om misdrijven te plegen De vertrouwelijke verslagen van de leidinggevende politieambtenaren Het bestaan van een vertrouwelijk dossier betekent echter niet dat in het strafdossier zelf met geen woord over de ingezette bijzondere opsporingsmethoden wordt gerept. Het procesverbaal (dat wordt opgenomen in het strafdossier) is nagenoeg identiek aan de vertrouwelijke verslagen, met dien verstand dat de elementen die de afscherming van de gebruikte politietechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de betrokken politieambtenaren, informanten en burgers in het gedrang kunnen brengen, worden weggelaten. Tot de vertrouwelijke dossiers hebben enkel de procureur des Konings en de onderzoeksrechter toegang Het inzagerecht van de onderzoeksrechter geldt echter enkel in geval hij zelf de machtiging tot observatie verleende, of wanneer een gerechtelijk onderzoek !104
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
wordt gevorderd in een zaak waarin reeds een observatie of infiltratie heeft plaatsgevonden (hij mag er in het kader van zijn gerechtelijk onderzoek echter geen gewag van maken Art. 56bis Sv.) De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim. Noch de partijen, noch de vonnisrechter heeft inzage in het vertrouwelijk dossier. Zij hebben slechts kennis van die elementen die in het proces-verbaal in het strafdossier werden opgenomen. Ook bij de informantenwerking bestaan vertrouwelijke dossiers. Het hele informantenbeheer speelt zich af buiten het strafdossier. Bovendien wordt de informatie betreffende gepleegde of nog te plegen feiten, afkomstig van tipgevers en informanten, in een vertrouwelijk dossier opgenomen. Het is de PdK die beslist, in functie van de aangebrachte informatie en met inachtneming van de veiligheid van de informant, of hiervan proces-verbaal wordt opgesteld dat kan worden gevoegd bij het strafdossier van een lopend opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek. Het wordt enkel beheerd door de PdK en wordt dus niet voorgelegd aan de kamer van inbeschuldigingstelling. Wettigheidscontrole Bijzondere opsporingsmethoden worden toegepast onder de controle van het OM (Art. 47ter §1 Sv.) Terecht werd bovendien voorzien in een controle die wordt toevertrouwd aan een andere instantie dan die welke de operatie zelf uitvoert (de politiediensten) of er onmiddellijke verantwoordelijkheid voor draagt (openbaar ministerie of onderzoeksrechter). Vervolging De kamer van inbeschuldigingstelling wordt belast met de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie Vooraleer een zaak waarin deze methoden werden toegepast aan de vonnisrechter kan worden voorgelegd, moet eerst langs de kamer van inbeschuldigingstelling passeren. Er is dus een verplichte controle bij de afsluiting van het vooronderzoek. Dit geldt enerzijds wanneer een observatie of een infiltratie tijdens een opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Alvorens het openbaar ministerie tot rechtstreekse dagvaarding overgaat, wordt de zaak aan de KI voorgelegd. Dit gebeurt ook wanneer een gerechtelijk onderzoek heeft plaatsgehad. Vooraleer de PdK de zaak aan de raadkamer voorlegt met het oog op de verwijzing van de verdachte naar het vonnisgerecht, moet hij de zaak aan de KI voorleggen ter controle van de regelmatigheid van de toegepaste bijzondere opsporingsmethoden. De kamer van inbeschuldigingstelling kan deze controle ook al voorlopig verrichten in de loop van het gerechtelijk onderzoek, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de onderzoeksrechter, hetzij op vordering van het OM (geen initiatiefrecht voor de partijen zelf) Hoewel enkel reeds ‘gecontroleerde dossiers’ de vonnisrechter zullen bereiken, heeft de wetgever ook de vonnisrechter de mogelijkheid gegeven de KI nogmaals te gelasten haar controletaak uit te oefenen. Deze mogelijkheid is voorbehouden voor het geval er concrete gegevens zijn die pas na de controle door de KI aan het licht zijn gekomen en die nog vragen doen rijzen over de regelmatigheid van de observatie of de infiltratie. !105
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Sepot De dossiers waarin niet werd overgegaan tot vervolging worden (ten minste om de 3 maanden) aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep toegezonden, teneinde deze toe te laten een controle uit te voeren op de regelmatigheid van de gebruikte methoden. De PG maakt verslag op van deze controle. Zijn verslag handelt tevens over de toepassing van de BOM in de fase van de strafuitvoering. Dit verslag wordt overgemaakt aan het college van procureurs-generaal dat in zijn jaarverslag een globale evaluatie maakt van deze verslagen. Ook de federale procureur meldt dit in zijn jaarverslag. Tenslotte controleert het ook alle dossiers waarin aan informanten overeenkomstig art. 47decies §7 de toelating werd gegeven misdrijven te plegen (Art. 47undecies Sv.). Een informant is een persoon van wie wordt verondersteld dat hij nauwe relaties onderhoudt met personen tegen wie er ernstige aanwijzingen zijn dat zij misdrijven plegen of zouden plegen. Anders dan een infiltrant is de tussenkomst van een informant beperkt tot het verstrekken van informatie aan een politieambtenaar §5. Het “kaalpluk-onderzoek” Aparte ontnemingsprocedure die wordt afgesplitst van de hoofdprocedure (de procedure betreffende de bewezen verklaarde feiten). Het gaat hier om een ‘buitgerichte’ procedure die enkele de verbeurdverklaring tot doel heeft (niet de strafrechtelijke veroordeling). Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen vindt immers plaats nadat de beklaagde al schuldig werd bevonden Krachtens art. 524bis Sv. kan de rechter, die de beklaagde schuldig verklaart, op vordering van het openbaar ministerie een bijzonder onderzoek gelasten naar de vermogensvoordelen bedoeld in Art. 42, 3°, 43bis en 43 quater Sw. De Pdk vordert dit en hoeft dit binnen 2 jaar ten uitvoer te brengen. Vb: Drugveroordeelde. De PdK wil achterhalen welke de winst is van dit illegale toestand. Dit is zeer moeilijk te achterhalen. Om de procedure niet te vertragen wordt aan de PdK een mogelijkheid verleend om een aanvullend onderzoek te doen tot 2 jaar na de veroordeling. Dit onderzoek heeft tot doel precies deze vermogensvoordelen te bepalen om desgevallend te kunnen overgaan tot de verbeurdverklaring ervan. Het volstaat dat er ernstige en concrete aanwijzingen zijn dat de veroordeelde gedurende de relevante periode vermogensvoordelen heeft gekregen afkomstig uit het misdrijf waarvoor hij werd veroordeeld of uit identieke feiten, en de veroordeelde het tegendeel niet bewijst. Ook derden die beweren recht te hebben op deze voordelen kunnen dit tegendeel geloofwaardig maken Het ontnemingsonderzoek verloopt onder het gezag en de leiding van de PdK, die waakt over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld. Het is geheim een eenieder die er beroepshalve zijn medewerking aan verleent is gehouden door het beroepsgeheim De Pdk kan geen dwangmaatregelen bevelen, behalve de inbeslagneming. Voor andere dwangmaatregelen is een rechterlijk bevel vereist. Het is ook niet mogelijk een gerechtelijk onderzoek te vragen of specifieke onderzoeksdaden !106
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
te vorderen van de onderzoeksrechter via een mini-instructie. Verzoeken tot bevel van specifieke dwangmaatregelen moeten worden gericht aan het vonnisgerecht dat het ontnemingsonderzoek heeft gelast. De rechtbank/hof die deze bevelen uitvaardigt wordt niet met het onderzoek gelast, maar komt slechts tussen om een specifieke onderzoeksdaad te bevel. Bovendien kan het vonnisgerecht de onderzoeksdaden niet ambthalve bevelen, maar enkel op vordering van de PdK Het bijzonder onderzoek wordt afgesloten door een vordering tot verbeurdverklaring die door de PdK rechtstreeks aanhangig wordt gemaakt bij de rechter of het hof dat het onderzoek heeft gelast. Dit dient te gebeuren binnen twee jaar nadat het bijzonder onderzoek werd gelast. De rechter beslist dan over de verbeurdverklaring. Tegen deze beslissing staan gewone en buitengewone rechtsmiddelen open. In 2003 werd een Centraal Orgaan voor Inbeslagneming en Verbeurdverklaring (COIV) opgericht dat ermee belast wordt de gerechtelijke overheden bij te staan bij de opsporing, de vervollediging van het onderzoek en de tenuitvoerlegging van confiscaties van vermogensvoordelen, met inbegrip van de ‘verruimde’ confiscatie. §6. Afsluiting van het opsporingsonderzoek Aangezien de leiding van het opsporingsonderzoek bij de procureur des Konings ligt, is ook hij verantwoordelijk voor de afsluiting ervan. A. Niet-vervolging: Sepot, minnelijke schikking of bemiddeling Sepot Brengt het onderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht of blijkt in de loop van het onderzoek dat vervolging onmogelijk of niet wenselijk is, dan besluit de PdK de zaak te rangschikken zonder gevolg Minnelijke schikking/bemiddeling Wanneer voldoende bezwaren werd gevonden en de PdK, hoewel hij vervolging niet wens acht, toch niet wenst te seponeren, kan hij de zelf de zaak buitengerechtelijk afhandelen. Deze beslissing moet worden getroffen rekening houdend met de ministeriële richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid. De beslissing moet worden gemotiveerd en meegedeeld aan de benadeelde. B. Vordering tot onderzoek Wanneer het opsporingsonderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht heeft gebracht, en de procureur des Konings meent dat dwangbevelen vereist zijn of dat de tussenkomst van de onderzoeksrechter om nog andere redenen wenselijk is, dan kan het opsporingsonderzoek worden gesloten met een vordering tot onderzoek. Hierdoor geeft hij de zaak uit handen en wordt het onderzoek verder geleid door de onderzoeksrechter. (= gerechtelijk onderzoek) C. Dagvaarding of oproeping voor het vonnisgerecht Wanneer het opsporingsonderzoek voldoende bezwaren tegen de verdachte aan het licht heeft gebracht, kan de PdK besluiten de verdachte rechtstreeks te dagvaarden voor het !107
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
vonnisgerecht. Dit kan gebeuren door een ‘rechtstreekse dagvaarding’ of door een ‘oproeping bij proces-verbaal. Wanneer tijdens het opsporingsonderzoek toepassing is gemaakt van de BOM (observatie en infiltratie) moet de PdK de zaak eerst aan de KI ter controle voorleggen. Verzuim aan deze controle kan nog tijdens het onderzoek ter terechtzitting worden rechtgezet. De vonnisrechter en zelfs het HvC kan het dossier terug aan de OM overmaken.
Hoofdstuk 4: Het gerechtelijk onderzoek §1. Begrip Het onderzoek dat wordt gevoerd onder leiding van de daartoe speciaal aangestelde onderzoeks- magistraat, de onderzoeksrechter. Het gerechtelijk onderzoek wordt voornamelijk gebruikt indien dwangmaatregelen vereist zijn of in complexe zaken De procureur des Konings kan specifieke onderzoekshandelingen van de OR vorderen zonder deze met het hele onderzoek te gelasten Via de mini-instructie (Art. 28septies Sv.) §2. Taakomschrijving van de onderzoeksrechter (art. 56 § 1 Sv.) De OR mag alle onderzoeksverrichtingen doen die nuttig zijn voor de ontdekking van de waarheid, op waarde dat ze niet door de wet verboden zijn en verenigbaar zijn met de waardigheid van zijn ambt. Bij het verrichten van zijn onderzoek moet de onderzoeksrechter alle nuttige inlichtingen verzamelen, zowel degene die de verdachte bezwaren (à charge) als degene die hem kunnen ontlasten (à décharge) De OR kan deze onderzoeksverrichtingen uitvoeren, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van de procureur des Konings (= mini-instructie, beperkt tot de gevorderde onderzoeksmaatregel) Ook de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij hebben nu het recht te vragen bepaalde onderzoeken te verrichten. De OR is verplicht een onderzoek in te stellen, ook al acht het hij weinig waarschijnlijk dat er een misdrijf is gepleegd. Het is aan de raadkamer om te beoordelen of er voldoende aanwijzingen van schuld bestaan. §3. Saisine van de onderzoeksrechter Het gerechtelijk onderzoek kan slechts van start gaan van zodra de OR geadiëerd is, maw van zodra de zaak bij hem aanhangig is gemaakt. Rechters zijn immers passief en kunnen niet proprio muto optreden. De OZ kan slechts bij betrapping op heterdaad ambtshalve een gerechtelijk onderzoek starten. Het gerechtelijke onderzoek is steeds reactief: het vertrek van een al gepleegd feit dat werd vastgesteld en waarmee de OR concreet wordt belast.
!108
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
A. Wijze waarop de onderzoekrechter geadiëerd wordt Vordering tot onderzoek (Art. 47 Sv.) Vordering van de PdK of de federale procureur waardoor de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de OR. Meestal een schriftelijke vordering van het parket, die door de parketmagistraat ondertekend en gedagtekend is. Dit belet niet dat de OR kan worden geadiëerd door een mondelinge vordering, op waarde dat deze naderhand schriftelijk wordt bevestigd. De saine kan eveneens blijken uit een gezamenlijke plaatsopneming door de OR en de Pdk, wanneer de procureur het proces-verbaal van de afstapping ondertekend. De vordering moet voldoende duidelijk zijn, in die zin dat de OR en de partijen kunnen nagaan welk feit precies het voorwerp uitmaakt van het gerechtelijke onderzoek. De OR mag zijn onderzoek zelf niet uitbreiden tot andere samenhangende misdrijven dan vermeld in de vordering van het parket. Aan de inleidende vordering worden immers stukken gehecht, doorgaans PV’s, waaruit de OR kan afleiden welk misdrijf hij moet onderzoeken bevindt zich in het dossier. Klacht met burgerlijke partijstelling van de benadeelde (Art. 63 Sv.) De klacht met burgerlijke partijstelling maakt de zaak aanhangig bij OR (<> gewone klacht) Uitzonderlijk: auto-saisine bij betrapping op heterdaad (Art. 59 Sv.) Bij betrapping op heterdaad versmelten de bevoegdheden van onderzoeks- en vervolgingsmagistraat. De onderzoeksrechter is geadiëerd zonder dat hij de vordering van de procureur des Konings moet afwachten De mini-instructie De Pdk kan van de OR dwangbevelen vorderen zonder dat het gerechtelijk onderzoek wordt ingesteld. Na de uitvoerings van de dwangmaatregel of weigeren van uitvoering zendt de OR het dossier terug aan de PdK die instaat voor de voortzetting van het opsporingsonderzoek. In geval dat de OR de gevraagde onderzoeksdaad weigert, kan het parket hoger beroep instellen bij de KI. Het kan echter niet worden gebruik voor alle dwangmaatregelen. Aanhoudingsbevelen, ondervragingen van volledig anonieme getuigen, huiszoekingsbevelen, bevelen tot het plaatsen van een telefoontap kunnen niet bij wijze van mini-instructie worden gevorderd. Bovendien heeft de OR steeds een evocatierecht: hij beslist of hij uitsluitend de gevorderde onderzoekshandeling verricht en het dossier terugstuurt, dan wel of hij het gehele onderzoek voorzet. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open. De OR dient zijn beslissing niet te motiveren en moet geen rekening houden met wat het parket vordert. B. Omvang van de saisine De onderzoeksrechter is gebonden door de saisine: Hij mag enkel onderzoeksdaden (laten) verrichten mbt de feiten waarvoor hij geadiëerd is. Hij geen ambtshalve geen opsporingsrecht. Onderzoeksdaden gesteld door OR die niet op regelmatige wijze was geadiëerd zijn nietig. Wel kan het OM met een uitbreidende vordering andere feiten bij de OR bijkomend aanhangig maken. Hetzelfde geldt voor de benadeelde die met een aanvullende burgerlijke partijstelling het onderzoek kan uitbreiden.
!109
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
In rem, niet in personam De OR wordt geadiëerd mbt een feit, niet met een persoon. Hij is hierdoor niet gebonden door de kwalificaties die door het OM of de burgerlijke partij aan het feit is gegeven. Hij kan zijn onderzoek uitbreiden tot alle personen die bij het feit betrokken zijn, ook al werden zij niet bij naam in de oorspronkelijk vordering vernoemd. De OR bij wie een voortdurend misdrijf aanhangig wordt gemaakt, kan dat misdrijf in zijn geheel onderzoeken, zonder dat de feiten die na het vorderen zijn gepleegd en die van dat wanbedrijf deel uitmaken, het voorwerpen dienen uit te maken van aanvullende vorderingen. Samenhangende en ondeelbare misdrijven Samenhangende misdrijven Loutere samenhang is onvoldoende. Ondeelbare misdrijven Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen ondeelbaarheid in de strikte betekenis en ondeelbaarheid in de ruime betekenis.: - strikte betekenis: Samenloop van incriminatie, maw de toestand waarin éénzelfde feit verschillende strafbepalingen schendt onderzoek uitbreiden tot hetzelfde feit, maar anders gekwalificeerd. (= onsplitsbaarheid) - ruimere betekenis: Verband dat bestaat tussen verschillende feiten die door eenheid van doel en verwezenlijking met elkaar verbonden zijn al dan niet uitbreiden staat nog ter discussie, maar de negatieve zienswijze (niet uitbreiden) verdient de voorkeur van de auteur en de prof. C. Gevolgen van de saisine De onderzoeksrechter kan niet weigeren te onderzoeken. Hij oordeelt niet over de opportuniteit van het onderzoek en hij is evenmin bevoegd de ontvankelijkheid of de gegrondheid van de strafvordering te beoordelen. Dit belet niet dat, als van hem bepaalde onderzoeksverrichtingen worden gevorderd door de PdK, hij het recht heeft de uitvoering te weigeren. Eens de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, verliest de PdK de mogelijkheid af te zien van vervolging. Hij kan wel vragen dat de onderzoeksrechter hem het strafdossier, in de loop van het gerechtelijk onderzoek, zou mededelen. Een minnelijke schikking is wel nog mogelijk. In dit geval kan de OR aan het parket een advies geven over de stand van het onderzoek. Tav de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij heeft de saisine van de OR tot gevolg dat zij recht hebben inzage in het strafdossier en bijkomende onderzoekshandelingen te vragen. De OR kan niet door de PdK van de zaak worden afgetrokken: eens hij met de zaak belast is, zet hij het onderzoek verder is enkel de raadkamer bevoegd hem te ontlasten. De KI is daarnaast belast met de controle op het gerechtelijk onderzoek.
!110
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§4. Verhouding onderzoeksrechter - procureur des Konings A. Situering De wet zegt uitdrukkelijk dat parallelle onderzoeken door het parket, eens de OR met het dossier is belast, in principe uitgesloten zijn. B. Vorderingen van de procureur des Konings ten aanzien van de onderzoeksrechter De procureur des Konings kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen. Hij heeft ten allen tijde inzage in het strafdossier. Hij kan steeds aan de onderzoeksrechter de mededeling van het dossier vragen en, op grond hiervan, eventueel aanvullende vorderingen nemen. Dmv een strijdig bevel kan de OR wel weigeren gevolg te geven aan deze specifieke onderzoeksdaden. C. Rechtsmiddelen Hoger beroep door de procureur des Konings De procureur des Konings kan hoger beroep aantekenen tegen een strijdig bevel van de onderzoeksrechter. Dit wordt aangebracht bij kamer van inbeschuldigingstelling. Het hoger beroep moet niet binnen een bepaalde termijn worden ingesteld of behandeld. Cassatieberoep door de procureur des Konings Cassatieberoep vd PdK tegen de beschikkingen van de KI staat pas open nadat de het eindvonnis of -arrest is geveld. §5. Rechten inverdenkinggestelde, burgerlijke partij en derde-beslagene tijdens GO. Sinds de Wet Franchimont (1998) hebben de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij een reeks rechten die zij kunnen laten gelden voor de onderzoeksrechter. Hierdoor is de interne openbaarheid vergroot en het gerechtelijk onderzoek gedeeltelijk tegensprekelijk geworden. Hoewel de OR niet verplicht is op de verzoekschriften in te gaan, is hij verplicht redenen op te geven indien hij het verzoek weigert. Bovendien kan een beslissing tot weigering worden aangevochten bij de KI. A. Het recht inzage te vragen in het strafdossier (Art. 61ter Sv.) Art. 61ter Sv. kent aan elke rechtstreeks belanghebbende het recht toe om inzage en/of afschrift te vragen van het strafdossier aan de OR. Voor een persoon die geen rechtstreeks belanghebbende is kan inzage en/of afschrift enkel worden toegestaan door de PdK. De inzage slaat in principe op het gehele dossier, maar de OR kan het inzagerecht beperken tot dat deel van het dossier betreffende de feiten die tot de inverdenkingstelling of tot de burgerlijke partijstelling hebben geleid. Inzage en/of afschrift kan geheel of gedeeltelijk worden toegestaan. Als het verzoek wordt ingewilligd wordt het dossier binnen de 20 dagen na de beschikking en ten vroegste binnen 8 dagen (de PdK kan binnen de 8 dagen hoger beroep met opschortende !111
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
werking aantekenen bij de KI) in origineel of in kopie voor tenminste 48 uur voor inzage ter beschikking gesteld van de verzoeker en dienst advocaat. Het inzage recht houdt geen recht in om ook een kopie te nemen van het dossier. Indien de OR het verzoek afwijst, dan kan de verzoek hoger beroep aantekenen bij de KI binnen een termijn van 8 dagen bij een met redenen omkleed verzoekschrift dat wordt neergelegd bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Indien de OR ‘stilzit’ en geen beslissing treft binnen de maand, vermeerderd met 15 dagen, na de inschrijving van het verzoek in het register, geldt dit als een afwijzing van het verzoek. De KI doet uitspraak zonder debat binnen de 15 dagen na de neerlegging van het verzoekschrift. De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op het voorwerp. De verzoeker kan de door de inzage verkregen informatie alleen gebruiken in het belang van zijn verdediging, op voorwaarde dat hij het vermoeden van onschuld in acht neemt, alsoof rechten van verdediging van derden, het privéleven en de waardigheid van de persoon. Kwaadwillig misbruik van de door inzage verkregen inlichtingen is een misdrijf. B. Het strafrechtelijk kortgeding (Art. 28sexies, 61quater en 61sexies Sv.) Personen die het voorwerp uitmaken van opsporingshandeling of onderzoekshandelingen hebben in principe niet het recht deze te betwisten. De behoefte om het voortduren van deze handelingen toch te betwisten bestaat vooral mbt de inbeslagneming. Des te meer omdat de mogelijkheid tot beslag met het oog op latere confiscatie zeer drastisch werd uitgebreid in de strijd tegen het witwassen. Deze vorderingen worden voor de strafrechter gebracht. Het betreft een zgn. willig beroep, dat wordt aangebracht bij de magistraat die de beslissing waartegen wordt opgekomen heeft genomen, met als doel deze beslissing te doen intrekken. De procureur des Konings resp. de onderzoeksrechter kunnen het verzoek afwijzen, of een gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke opheffing van de maatregel toestaan of verbonden aan voorwaarden. Niet-naleving van deze voorwaarden wordt bestraft (art. 507bis Sw). Indien het verzoek wordt afgewezen kan de verzoeker de zaak aanbrengen bij de kamer van inbeschuldigingstelling/HvB van Brussel (bij een opsporingsonderzoek door de federale procureur) binnen een termijn van 15 dagen te rekenen van de dag waarop de beschikking hem ter kennis wordt gebracht. De Ki doet uitspraak binenn de 15 dagen na de neerlegging van het verzoekschrift. Over het verzoek wordt beslist in een tegensprekelijke procedure waarin de procureur-generaal, de verzoeker en zijn advocaat worden gehoord. Hoger beroep heeft een opschortende werking, tenzij de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen. Tegen het arrest van de KI staat geen onmiddellijk cassatieberoep open. Indien de strafvordering is verjaard dient de belanghebbende zich te wenden tot de PdK. Geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp kan worden toegezonden of neergelegd vooraleer 3 maanden zijn verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op het voorwerp. !112
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
C. Het recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen (Art. 61quinquies Sv.) De inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen de OR verzoeken een bijkomende onderzoekshandeling te verrichten. De verzoeker moet hierbij specificeren welke onderzoeksdaad hij wil laten stellen en waarom. Indien de gevraagde onderzoeksdaad onvoldoende nauwkeurig wordt omschreven, is het verzoekschrift niet-ontvankelijk. De verzoeker dient zijn verzoekschrift toe te zenden naar of in te dienen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Dit recht is beperkt tot de inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij. De nietinverdenkinggestelde verdachten en de benadeelden kunnen er wel om vragen, maar de politie of parket zijn in dat geval niet verplicht er gevolg aan te geven. De OR doet uitspraak, op straffen van nietigheid, uiterlijk binnen een maand na de indiening van het verzoekschrift. De termijn wordt teruggebracht op 8 dagen indien 1 van de inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt. Indien de OR geen beslissing heeft getrokken binnen de gestelde tijd van 1 maand plus 15 dagen, dan geldt dit als een afwijzing van het verzoek. Tegen de afwijzing of de inwilliging kunnen resp. de verzoeker en het parket hoger beroep aantekenen bij de kamer van inbeschuldigingstelling. De procedure voor de KI is dezelfde als ivm het strafrechtelijk kortgeding, zowel een legaliteits- als een opportuniteitscontrole worden uitgeoefend. Tegen het arrest van de KI kan geen onmiddellijk cassatieberoep worden ingesteld. De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op het voorwerp. §6. Afsluiting van het gerechtelijk onderzoek: de regeling van de rechtspleging A. Situering Tussen het gerechtelijke onderzoek en het onderzoek ten gronde is een gerechtelijke tussenfase ingebouwd, de regeling der rechtspleging. In deze fase beslist de raadkamer, en in graad van hoger beroep de KI, over de afsluiting van het onderzoek. (Dit bestaat niet bij opsporingsonderzoek). Hierbij komen in hoofdzaak 2 vragen aan de orde: ▪ Bestaan tegen de verdachte voldoende bezwaren? ▪ Werden de bewijzen op rechtmatige wijze vergaard? B. Procedure Beschikking tot mededeling van de onderzoeksrechter Wanneer de onderzoeksrechter oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is, maakt hij het dossier over aan de PdK (= beschikking tot mededeling) Concrete conclusies van de OR worden er niet in vermeld. De OR dient voor de afsluiting niet te wachten tot alle resultaten bekend zijn. Het volstaat de hij het dossier meedeelt aan het OM van zodra alle nuttige onderzoeksdaden bevolen zijn. !113
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Eindvordering van de procureur des Konings Indien de PdK geen andere onderzoekshandelingen wenst te laten verrichten, vordert hij de rechtspleging door de raadkamer (= eindvordering) Hierin bepaalt hij de feiten & kwalificatie. De eindvordering moet alle feiten bevatten die in de oorspronkelijk vordering begrepen waren, anders blijft het onderzoek naar die feiten bij de OR aanhangig en is hij ds niet ontlast. De RK kan ook verwijzen naar feiten waarvoor geen gerechtelijk onderzoek was gevorderd, maar waarvoor de PdK in zijn eindvordering de verwijzing naar de rechtbank vraagt. De kwalificatie moet niet noodzakelijke overeenstemmen met de omschrijving die hij aan de feiten heeft gegegeven bij aanvang van het gerechtelijk onderzoek. Het is precies het doel van het gerechtelijk onderzoek om tot een juiste delictomschrijving te komen. Al naargelang van de gegevens van het dossier kan de PdK in zijn eindvordering aan de raadkamer vragen de inverdenkinggestelde buiten vervolging te stellen of de zaak naar het vonnisgerecht te verwijzen. Hij kan ook vragen dat de raadkamer de onderzoeksrechter van de zaak ontlast (bv. om het strafdossier over te hevelen naar een ander arrondissement). Verder kan hij vorderen dat de raadkamer de internering beveelt of de opschorting toelaat. Hij kan ook vragen dat de raadkamer de nietigheden van bepaalde onderzoekshandelingen of handelingen ivm de bewijsverkrijging vaststelt. C. Procedure voor de raadkamer Vaststellen datum van verschijning en afhandeling van eventuele verzoeken tot bijkomende onderzoekshandelingen De eindvordering maakt de zaak bij de raadkamer aanhangig. Eens de eindvordering is opgesteld, bepaalt de raadkamer ten minste 15 dagen vooraf de plaats, de dag en het uur van de zitting van de raadkamer. Deze termijn wordt teruggebracht op 3 dagen indien 1 van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt. De griffier stelt de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partijen in kennis dat ze gedurende deze termijn van 15 dagen het dossier op de griffie kunnen inkijken en er kopie van kunnen opvragen (en eventueel bijkomend onderzoekshandelingen vragen). Als de verdachte niet, laattijdig of onregelmatig is opgeroepen voor de raadkamer, mag de vonnisrechter de verwijzingsbeschikking niet ongedaan maken. Welk kan de verdachte hoger beroep aantekenen tegen de verwijzingsbeschikking. Indien van de mogelijkheid om bijkomende onderzoekshandelingen te vragen geen gebruik werd gemaakt, zal de oorspronkelijke vastgestelde zitting van de raadkamer kunnen doorgaan, zonder dat de procedure van de regeling der rechtspleging diende te worden geschorst. In complexe zaken kan de raadkamer de termijn van inzage verlengen. Zitting van de raadkamer De RK doet uitspraak op verslag van de onderzoeksrechter, na de procureur des Konings, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde te hebben gehoord. De partijen kunnen bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat. De RK kan de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen (geen hoger beroep mogelijk). Als de partij in kwestie niet verschijnt wordt uitspraak gedaan in haar afwezigheid en geldt de beslissing als op tegenspraak gewezen (verzet kan dus niet worden aangewend). !114
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Procedure is tegensprekelijk. De partijen hebben het recht aanwezig te zijn en hun argumenten uiteen te zetten. Zij verloopt achter gesloten deuren (inquisitoir). De RK is niet verplicht de bezwaren te vermelden die er tegen de inverdenkinggestelde bestaan, zelfs al hebben de partijen daarover conclusies ingediend. Het volstaat dat de verwijzingsbeschikking vermeldt dat het onderzoek voldoende bezwaren heeft opgeleverd. Wanner de RK de feiten anders kwalificeert dan in de eindvordering is aangegeven, dient zij wel de partijen de kans te geven opmerkingen te geven over de nieuwe tenlastelegging. Afsluiting van het GO door de RK geldt enkel voor verdachten die ten tijde van de feiten meerderjarig waren. Tegen minderjaren kan ingeval van volstrekte noodzaak een GO worden gevoerd. Het is dan de onderzoeksrechter die na een debat met de minderjarige verdachte, zijn raadsman, de ouders en de burgerlijke partij bij beschikking beslist over de buitenvervolgingstelling of de verwijzing naar de jeugdrechtbank. Minderjarigen die door de jeugdrechtbank uit handen worden gegeven worden voorgeleid voor de onderzoeksrechter, die een aanhoudingsbevel kan uitvaardigen, dat wordt uitgevoerd in de jeugdgevangenis van Tongeren. Het is de raadkamer die over de afsluiting van het GO beslist. D.
Mogelijke beslissingen van de raadkamer
Buitenvervolgingstelling of verwijzing Buitenvervolgingstelling (Art. 128 Sv.) Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de feiten geen misdrijf opleveren of dat er onvoldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde. Buitenvervolgingstelling kan ook worden bevolen als de RK vaststelt dat de strafvordering onontvankelijk is of dat zij is vervallen (Bv. door rechterlijk gewijsde of door verjaring). Deze buitenvervolgingstellingen hebben meestal wel gezag van gewijsde. De RK dient de voornaamste redenen aan te geven waarom de verdacht niet naar het vonnisgerecht wordt verwezen, ook al heeft de burgerlijke partij geen conclusies ingediend. Wanneer de burgerlijke partij het GO heeft geopend, oordeelt de RK over de rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de verdachte (niet als OM de zaak op gang bracht) Verwijzing naar het vonnisgerecht Oordeelt de RK dat er voldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde bestaan, dan kan hij naar het vonnisgerecht worden verwezen. De RK is hierbij niet gebonden door de kwalificatie in de eindvordering van de PdK. Door de beschikking tot verwijzing wordt de zaak aanhangig gemaakt. De latere dagvaarding bevat alleen maar de dagstelling. Politierechtbank (art. 129 Sv.) Feit is slecht een overtreding of 1 van de in art. 138 Sv. bedoelde wanbedrijven. Correctionele rechtbank (art. 130 Sv.) Feit is strafbaar met een correctionele straf (behalve wanbedrijven waarvoor de politierechtbank bevoegd is) Procureur-generaal bij het HvB Kamer van inbeschuldigingstelling (art. 133 Sv.) Feit is strafbaar met een criminele straf, en correctionalisering is onmogelijk of inopportuun. De RK kan de zaak dus zelf niet rechtstreeks naar het HvA verwijzen. !115
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De zuivering der “nietigheden” Luidens art. 131 Sv. spreekt de RK, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de handeling en van een deel of het geheel van de daarop volgende rechtspleging, wanneer zij een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt die een invloed heeft op een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging. Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste Beslissingen ivm het onderzoek 1. De zaak is niet ‘in staat’. Wanneer de RK vaststelt dat het onderzoek niet volledig is, dan schort zij haar beslissing op door te beschikken dat de zaak niet in staat is. Hierdoor wordt het GO niet beëindigd.: de zaak blijft aanhangig bij de OR, de PdK zal desgevallend aanvullende vorderingen kunnen nemen. De RK is echt niet bevoegd zelf onderzoeksdaden te bevelen. 2. Ontslag van onderzoek Wanner de RK vaststelt dat de onderzoeksrechter onbevoegd is, dan beveelt zij het ontslag van onderzoek. Dit heeft enkel tot gevolg dat de OR wordt ontlast. De zaak wordt echt niet beëindigd en zal voor de bevoegde instantie worden voorgezet. De procedure wordt ook gebruikt wanneer bepaalde stukken van een onderzoek worden afgesplits van een ander onderzoek. De RK dient ook ontslag van onderzoek te bevel indien 1 van de inverdenkinggestelde voorrecht van rechtsmacht geniet. Het strafdossier wordt dan via de PdK overgemaakt aan de procureur-generaal, die alleen beslist over de vervolging van een magistraat of hoge ambtenaar en van verdachten die als mededaders of medeplichtigen in aanmerking komen. Partijen zullen niet bij de procedure aanwezig zijn en kunnen ook geen rechtsmiddelen aanwenden tegen het ontslag van onderzoek. Beslissingen over de grond van de zaak De raadkamer kan in 2 gevallen een uitspraak ten gronde vellen (in afwijking van het algemene principe dat de raadkamer zich niet uitspreekt over de grond van de zaak) Indien blijft dat de inverdenkkinggestelde geestesgestoord is, kan de RK beslissen de inverdenkingestelde te interneren. Indien de voorwaarden voor het verlenen van een (probatie)opschorting vervuld zijn, kan de RK hiertoe, in een speciaal gemotiveerde beschikking, beslissing. E.Rechtsmiddelen tegen de beschikking over de rechtspleging Hoger beroep bij de kamer van inbeschuldigingstelling Hoger beroep door het OM en de burgerlijke partij Het OM en de burgerlijke partij kunnen beroep instellen tegen de alle beschikkingen van de raadkamer. De vereiste van belang bij het hoger beroep is niet langer nodig. Wanneer enkel de burgerlijke partij hoger beroep aantekent tegen een buitenvervolgingstelling, moet de KI de ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling nagaan. !116
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De onderzoeksgerechten zijn bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van de buitenvervolginggestelde verdachte wegens een tergend en roekeloos hoger beroep van de burgerlijke partij. Hoger beroep door de inverdenkinggestelde De inverdenkinggestelde kan beroep aantekenen wanneer hij de bevoegdheid van de onderzoeksrechter of de raadkamer betwist. Het is slechts ontvankelijk indien het middel bij schriftelijke conclusie is ingeroepen voor de raadkamer. Het is daarnaast ook ontvankelijk als de verwijzingsbeschikking zelf is aangetast door nietigheid. De inverdenkinggestelde kan dus geen hoger beroep instellen om louter het bestaan van voldoende bezwaren te betwisten, een schulduitsluitingsgrond of een strafuitsluitende verschoningsgrond in te roepen, of de opschorting te vragen, noch om de overschrijding van de redelijke termijn aan te voeren. Ook tegen de beslissing van de raadkamer dat de zaak niet in staat is kan de inverdenkinggestelde geen hoger beroep aantekenen Termijnen en procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling Hoger beroep worden ingesteld binnen een termijn van 15 dagen vanaf de dag waarop de beschikking van de RK is gewezen. De PdK zendt de stukken over aan de procureur-generaal. Wanneer echter 1 van de inverdenkinggestelden is aangehouden (op moment van de verwijzing naar het vonnisgerecht), dan is de termijn beperkt tot 24 uur, die ten aanzien van elke partij loopt vandaf de dag van de verwijzingsbeschikking. De partijen worden door de griffie opgeroepen per faxpost of per aangetekende brief. Het dossier wordt ten laatste 15 dagen voor de zitting van de KI ter beschikking van de partijen gesteld. Als alleen het OM hoger beroep instelt tegen de buitenvervolgingstelling, moet de burgerlijke partij niet worden opgeroepen. De KI doet uitspraak over het beroep, nadat de procureur-generaal, de partijen en hun advocaat zijn gehoord. Zij hoort, in openbare zitting, indien ze op vraag van de partij daartoe beslist, de opmerkingen van de procureur-generaal, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde. Alleen het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op de zuivering der nietigheden is in dat geval openbaar. De uitspraak van de KI gebeurt alleszins achter gesloten deuren. Cassatieberoep In principe is geen cassatieberoep mogelijk tegen arresten van het vooronderzoek (dus van het KI) dan na het eindarrest of eindvonnis, behalve als het gaat over vonnissen en arresten inzake de bevoegdheid. Deze regel geldt niet tav vonnissen of arresten in toepassing van de art. 135 en 235bis Sv., noch tav vonnissen of arresten inzake de burgerlijke vordering die uitspraak doen over het beginsel van de aansprakelijkheid. §7. Controle door de kamer van inbeschuldigingstelling A. Ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken Luidens art. 136, al. 1 Sv. houdt de KI ambtshalve (via auto-saisine, zonder dat ze daartoe door het OM of 1 van de partijen uitgenodigd wordt) toezicht op het verloop van de !117
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
onderzoeken. Zij kan verslag vragen over de stand van zaken en kennisnemen van de dossiers. Ze kan 1 van haar leven machtigen en uitspraak doen. B. Toezicht op langdurige onderzoeken Onderzoeken die meer dan 1 jaar aanslepen kunnen bij de KI worden aangebracht op 2 manieren: ▪ Art. 136, al. 2 Sv. door de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij ▪ Art. 136bis Sv. door d procureur-generaal) Wanneer de zaak op die wijze bij haar is aangebracht kan de KI, zelfs ambtshalve, de bij art. 136, 235 en 235bis Sv. bepaalde maatregelen nemen. Dit betekent dat zij de zaak tot zich kan trekken en/of het dossier zuiveren. Zij kan hierbij de OR in zijn verslag horen, buiten de aanwezigheid van de partijen indien zij dit nuttig acht. Ze kan tevens de burgerlijke partij, de inverdenkinggestelde en hun advocaten horen. Deze laatste worden door de griffier ten laatste 48u voor de zitting opgeroepen. Daarbij komt dat de procureur-generaal ‘te allen tijde’ de zaak aan de KI kan voorleggen in geval van vertragingen of onregelmatigheden. C. Toezicht op de regelmatigheid van de rechtspleging De KI kan processtukken die ‘besmet’ zijn door onregelmatigheden uit het strafdossier verwijderen (= zuivering van het strafdossier). De KI doet dit op vordering van het OM of op verzoek van de partijen. Zij kan hiertoe zelfs ambtshalve overgaan Zuivering van de “nietigheden” Welke ‘nietigheden’? Procesverzuimen o Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden die betrekking hebben op een handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging; ook de redelijke termijn van de procedure valt hieronder o Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden met betrekking tot de verwijzingsbeschikking (Art. 131, §1 Sv.) Door de raadkamer o Gronden van niet-ontvankelijkheid of verval van de strafvordering (Art. 135, §2 Sv.). Tot deze categorie behoort ook een overschrijding van de redelijke termijn waardoor de rechten van de verdediging ernstig en op onherstelbare wijze zijn aangetast In beroep door KI Wanneer in de procedure? Normaal bij de regeling der rechtspleging, maar ook vroeger, op eender welk moment van het vooronderzoek. Ook mogelijk in een vroegere fase op eender welk moment van het onderzoek Elke keer dat het KI kennis neemt van het dossier kan men overgaan tot de zuivering van de nietigheden. Dit is veelvuldig want zij beschikt over een auto-saisine ex art. 136 al. 1 Sv. Dit leidt tot een algemene controlebevoegdheid van de onderzoeksrechter. Indien de K.I. een beslissing heeft genomen over een bepaalde nietigheid dan kan die nietigheid niet meer voor de vonnisrechter worden opgeroepen. !118
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Op wiens verzoek? Alle partijen kunnen de ‘zuivering van het strafdossier’ vragen. Bij verzoek van 1 van de partijen is de KI verplicht de regelmatigheid van een onderzoeksdaad na te gaan. Voorwaarde is wel dat het hoger beroep uitgaande van de partij die de nietigheden aanvoert ontvankelijk is T.a.v. inverdenkinggestelde geldt een bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde: De wet vereist dat deze het laatste middel bij schriftelijke conclusie heeft ingeroepen voor de RK (<> OM en de burgerlijke partij). Dit geldt enkel in het kader van de regeling van de rechtspleging. In de andere gevallen wordt de KI rechtstreeks geadiëerd en passeert de zaak niet langs de RK. Openbaarheid van de procedure voor de KI De procedure is tegensprekelijk: wanneer de KI ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging onderzoekt en er een nietigheid, een grond van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering kan bestaan, beveelt hij de debatten te heropenen. Indien ze op verzoek van een partij ertoe beslist hoort ze de opmerkingen van de procureur-generaal, burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde in openbare zitting. De procureur-generaal stelt in zaken voor de KI een schriftelijke vordering op, die ter kennis wordt gebracht aan de partijen. De procureur-generaal kan uitstel vragen indien hij op de aangevoerde middelen (door de inverdenkinggestelde op de zitting zelf zonder deze vooraf mee te delen aan het OM) wil antwoorden, maar de KI kan uitstel weigeren. De KI kan evenwel de laattijdig ingediende conclusie niet uit de debatten weren om reden dat ze niet vooraf is meegedeeld aan het OM. Nietigheden kunnen slechts 1 x worden opgeworpen De ‘nietigheden’ die door de KI werden onderzocht kunnen niet opnieuw worden opgeworpen voor de feitenrechter. De enige uitzondering hierop zijn middelen die betrekking hebben op de bewijswaardering, want daarover oordeelt alleen de rechter ten gronde. Zuivering van het strafdossier Wanneer de KI een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt of een grond van onontvankelijkheid of verval van de strafvordering spreekt zij de nietigheid uit van de handeling die erdoor is aangetast en van het geheel van de daaropvolgende rechtspleging. (= Fruits of the poisonous tree doctrine) Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg, indien er geen hoger beroep is ingesteld binnen 15 dagen. Als niet alle resultaten die in een akte zijn opgenomen, voortvloeien uit nietige onderzoekshandelingen, verbiedt geen enkele wetbepaling de onderzoeksgerechten om de akte te vervangen door een afschrift dat van de litigieuze vermeldingen is gezuiverd. Is de verwijzingsbeschikking van de RK zelf aangetast door nietigheid, dan mag deze beschikking niet uit het strafdossier worden verwijderd. Ook de vordering van het OM en conclusies van partijen kunnen niet uit het dossier worden gezuiverd. Na de zuivering beslissen alleen de RK of KI of een partij de nietig verklaarde stukken nog mag inzien of gebruiken. De onderzoeksgerechten beslissen ook exclusief over teruggave van de verwijderde stukken. !119
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Cassatieberoep tegen arresten waardoor de ‘nietigheden’ worden gezuiverd Cassatie is mogelijk tav deze vonnissen of arresten.
Hoofdstuk 5: Onderzoeksverrichtingen §1. Het opnemen van klachten en aangiften Officieren van gerechtelijke politiek kunnen klachten en aangiften ontvangen. Hiervan wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat wordt overgemaakt aan de PdK. In principe moet de aangever het PV ondertekenen. Ook de onderzoeksrechter kan klachten en aangiften opnemen. Het is enkel voor zover de klacht gepaard gaat met een burgerlijke partijstelling dat de onderzoeksrechter geadiëerd is en ambtshalve onderzoeksdaden kan gelasten. §2. Identiteitscontroles en houden van gegevensbestanden A. Verzamelen van informatie Krachtens art. 34 WPA controleren de politieambtenaren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd. Zij mogen eveneens van ieder persoon de identiteit controleren, indien zij, op grond van zijn gedragingen, van materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, gepoogd heeft of zich voorbereidt om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstoren of heeft verstoord. Wanneer een verdachten wordt gearresteerd wordt hij uitgenodigd zijn vingerafdrukken op een blad aan te brengen en wordt zijn foto opgemaakt. Politiediensten kunnen gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en verwerken, meer bepaald met betrekking tot de gebeurtenissen, groeperingen en personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten. B. Houden van een gegevensbestand Deze gegevens worden in een Algemene nationale gegevensbank (ANG) verwerkt overeenkomstig de privacy-wet. Elke politiezone en directie van de federale politie wijst een consulent aan om toe te zien op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Voor registratie van gegevens van verdachten onder de 14 jaar is toestemming vereist van de bevoegde magistraat. De federale procureur kan tijdelijk de verwerking van gegevens verhinderen in het belang van de strafvordering of de veiligheid van een persoon. De ANGgegevens wordt gearchiveerd voor een periode van 30 jaar. C. Misdaadanalyses Misdaadanalyses zijn een nuttig instrument bij de opsporing van bewijselementen in onderzoeken naar georganiseerde misdaad. Het is een ‘open methode’ gericht op het in schema zetten, analyseren en interpreteren van onderzoeksgegevens, het vergelijking van gelijksoortige misdrijven, het bepalen van de rol en de profielen van misdaadorganisaties. !120
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§3. Plaatsbezoek Het onderzoek op de plaats van het misdrijf of op elke andere plaats waar nuttige vaststellingen kunnen worden verricht: meestal plaats van het misdrijf. De PdK en zijn hulpofficieren kunnen altijd, ook zonder betrapping op heterdaad, een onderzoek verrichten op de plaats waar het misdrijf werd gepleegd. Bij onderzoek ter plaatse in een woning, bij betrapping op heterdaad, is geen huiszoekingsbevel van de onderzoeksrechter vereist. Het plaatsbezoek kan aan de politie worden opgedragen. In de praktijk wordt het door de onderzoeksrechter persoonlijk verricht bij zeer ernstige misdaden of bij wedersamenstellingen Hij laat zich hierbij steeds vergezellen door de PdK en door zijn griffier, eventueel ook een deskundige. Het plaatsbezoek is niet tegensprekelijk. De verdachte heeft niet het recht aanwezig te zijn. Bij wedersamenstellingen mag de verdachten wel aanwezig zijn. De burgerlijke partijen en hun advocaten moeten ook worden uitgenodigd zijn (geen sanctie van nietigheid) §4. Observatie De politie mag; dmv observatie, bewijselementen verzamelen of een misdrijf waarvan zij vermoedt dat het gepleegd is of zal worden gepleegd vaststellen. Soorten o Gewone observatie: de kortstondige observatie (1 dag, een puur uren): deze wordt niet in het wetboek geregeld. Men betreedt geen privé plaatsen. Dit is een gewone politionele bevoegdheid. o Stelselmatige observatie (Art. 47sexies §1 Sv.): een langdurige of intensieve observatie. Hiervoor is een wettelijke grondslag vereist. §5. Ondervraging van de verdachte A. Minimumrechten ondervraagde persoon Algemeen De Pdk, de politie en de onderzoeksrechter kunnen de verdachte ondervragen. De ondervraagde persoon geniet hierbij van een aantal rechten. Recht op een advocaat Ten aanzien van de niet-aangehouden verdachte Als de feiten die hem kunnen ten laste worden gelegd aanleiding kunnen geven tot een aanhoudingsbevel, heeft hij het recht om voor het eerste verhoor een voorafgaand overleg met zijn advocaat te hebben. De advocaat is niet aanwezig bij het verhoor (eventueel wel bij verhoor door OR). !121
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Alleen een meerderjarige kan afstand doen van zijn recht in een gedateerd en ondertekend document. Gaat het om een verhoor op uitnodiging, waarin de feiten worden meegedeeld. Er wordt verondersteld dat de verdachte tussen de uitnodiging en het verhoor een advocaat heeft geconsulteerd. Gebeurt dit niet op uitnodiging, dan kan het verhoor éenmaal worden uitgesteld om een advocaat te raadplegen. Als er tijdens het verhoor aanwijzingen van schuld naar boven komen, dient de politie de verdachte te verwittigen van zijn zwijgplicht en recht om te overleggen met een advocaat. Ten aanzien van de gearresteerde verdachte Niet enkel recht op voorafgaand overleg met zijn advocaat, de advocaat mag hem bovendien bijstaan tijdens het verhoor. Voorafgaand aan het verhoor moet de verdachte op een beknopte manier kennis krijgen van de feiten, zwijgrecht en recht te overleggen met een advocaat. Het overleg moet plaatsvinden binnen 2 uur nadat er contact werd opgenomen en mag maximaal een halfuur duren. Enkel na vertrouwelijk telefonisch contact met de permanentiedienst kan de gearresteerde meerderjarige afstand doen van zijn recht in een gedateerd en ondertekend document. Het verhoor kan 1 keer voor een kwartier worden onderbroken voor een nieuw vertrouwelijk overleg. Elke gearresteerde persoon heeft het recht dat een vertrouwenspersoon over zijn aanhouding wordt ingelicht en recht op medische bijstand door een arts naar keuze. Zwijgrecht en cautieplicht Bij aanvang van elk verhoor wordt de betrokkene gewaarschuwd dat hij niet kan worden verplicht zichzelf te beschuldigen en dat hij de keuze heeft om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de hem gestelde vragen of te zwijgen. De advocaat, die de verdachte mag bijstaan bij het eerste verhoor, moet erop toezien dat het zwijgrecht wordt gerespecteerd en dat op de verdachte geen ongeoorloofde druk of dwang wordt uitgeoefend. Tegen een persoon die in strijd met deze regels verklaring heeft gelegd kan geen veroordeling worden uitgesproken die gegrond is op die verklaringen. Recht op een kopie van het PV van verhoor De ondervraagde heeft recht op een kosteloze kopie van het PV van het verhoor en wordt hiervan op de hoogte gesteld. Deze kopie wordt enkel verstrekt indien de betrokkenen erom verzoekt. ▪ Opsporingsonderzoek: De politiediensten moeten de kopie onmiddellijk of binnen 1 maand overhandigen of versturen. ▪ Gerechtelijk onderzoek: De OR moet de kopie onmiddellijk of binnen de 48 uur overhandigen of versturen. In geval van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden kan de PdK of de OR, met een gemotiveerde beschikking, het tijdstip van de mededeling uitstellen voor een eenmaal hernieuwbare periode van ten hoogste 3 maanden.
!122
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
B. Ondervraging verdachte binnen opsporingsonderzoek Verloop van de ondervraging Het is de politieambtenaar die vorm geeft aan het verhoor en de manier van vragen stellen bepaald. Van de ondervraging wordt een PV opgemaakt. Dit bevat een weergave van het verhoor (samenvatting van het gesprek), het begin- en eindpunt van het verhoor, wie aanwezig was, eventuele onderbrekingen en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn. Vrijheidsberoving ondervraagde persoon De PdK heeft de bevoegdheid de verdacht voor maximaal 24u van zijn vrijheid te beroven. Deze termijn kan worden verlengd door de onderzoeksrechter. Indien hij niet aanwezig is, kan de PdK tegen de verdachte een bevel tot medebrenging uitvaardigen. De Pdk kan ook een verdachte laten arresteren buiten betrapping op heterdaad. Tav de politie is de arrestatiebevoegdheid igv gerechtelijke aanhouding echter beperkt tot de gevallen waarin de verdachte op heterdaad wordt betrapt. De politie heeft echter ook de bevoegdheid om over te gaan tot een bestuurlijke aanhouding. Dit is echter een administratieve regel, die kadert in het preventieve toezicht waarmee de politie belast is. C. Ondervraging verdachte binnen gerechtelijk onderzoek Plicht tot ondervraging? De ondervraging van de verdachte is niet verplicht door de wet, maar wordt wel als een deontologische plicht van de onderzoeksrechter beschouwd. Enkel indien de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uitvaardigt is hij verplicht persoonlijk de verdachte te ondervragen. In alle andere gevallen kan dit gebeuren door een officier van de gerechtelijke politie. Bij de inverdenkingstelling is de ondervraging niet wettelijk verplicht, maar lijkt zij wel aangewezen te zijn. De inverdenkinggestelde kan ook tot een ondervraging verzoeken. Oproeping verdachte De verdachte kan door de onderzoeksrechter worden opgeroepen, hetzij op informele wijze door een gewone uitnodiging, hetzij dmv een dagvaarding die door een deurwaarder of door de politie wordt betekend. Als kan worden gevreesd dat de verdachte niet spontaan zal verschijnen, kan tegen hem een medebrengingsbevel worden uitgevaardigd, waardoor hij onder dwang voor de OR kan worden geleid. De OR is dan verplicht hem binnen de 24u, te rekenen vanaf het ogenblik waarop het aan de verdachte werd betekend, te ondervragen. Na deze ondervraging kan hij eventueel overgaan tot het verlenen van een aanhoudingsbevel, indien de wettige voorwaarden zijn vervuld en dit opportuun wordt geacht. Verloop van de ondervraging De ondervraging vindt plaats in het kabinet van de onderzoeksrechter. De aanwezigheid van een advocaat is enkel voorzien in de context van een eventuele vrijheidsberoving van de verdachte. !123
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Zwijgrecht, maar geen eed De ondervraging van de verdachte gebeurt niet onder eed. De verdachte is dus niet verplicht de waarheid te spreken. Aan de schending van deze regel is de sanctie nietigheid van de onder ede afgelegde verklaringen verbonden. Samenvattende ondervraging (Art. 22 Voorlopige Hechteniswet) De verdachte onder aanhoudingbevel of zijn raadsman kan de OR om een samenvattende ondervraging verzoeken. De ondervraging mag worden bijgewoond door zijn raadsmand en de PdK. Zij kan voor het eerst worden aangevraagd vooraleer de tweede verschijning voor RK plaatsvindt en vervolgens voor elke verschijning voor de RK of de KI. De verdachte en zijn raadsman hebben het recht inzage te vragen in het strafdossier gedurende 2 dagen voor de samenvattende ondervraging. De OR dient de verdachte en zijn raadsman op te roepen binnen een periode van 10 dagen voor de verplichte controle van de RK of de KI op het aanhoudingsbevel. D. Ondervraging met behulp van audiovisuele media Art. 112 Sv. voorziet in de mogelijkheid van een verhoor van de verdachte via videoconferentie. Deze wijze kan worden aangewend wanneer het om praktische redenen niet mogelijk is om de verdachte persoonlijk te horen. §6. Inverdenkingstelling van de verdachte A. Principe De officiële mededeling aan de betrokkene dat hij wordt verdacht van een misdrijf. Zij is enkel voorzien binnen het raam van het gerechtelijk onderzoek. De onderzoeksrechter is verplicht tot inverdenkingstelling over te gaan. Deze vindt plaats ter aangelegenheid van een verhoor of door kennisgeving. B. Rechten inverdenkinggestelde De inverdenkinggestelde kan inzage in het strafdossier vragen en kan vragen dat de OR bijkomende onderzoekshandelingen zou stellen. Hij wordt partij in de strafzaak. Hij kan dan ook vragen dat onregelmatige of nietige proceshandelingen uit het strafdossier zouden worden verwijderd. C. Impliciete inverdenkingstelling Eenieder tegen wie de strafvordering wordt ingesteld (= PdK vermeldt zijn naam uitdrukkelijk in zijn vordering tot onderzoek) in het kader van een gerechtelijk onderzoek geniet dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde. E. Inverdenkingstelling en loyauteitsplicht Aan de niet-naleving van de verplichting de verdachte in verdenking te stellen is geen sanctie verbonden. De verdachten kan tegen de OR die nalaat hem in verdenking te stellen geen !124
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
rechtsmiddel aanwenden. De loyauliteitsplicht verplicht de OR echter de verdachte in verdenking te stellen, van zodra er ernstige aanwijzingen van schuld aan het licht zijn gekomen. Het probleem van de laattijdige inverdenkingstelling kan worden aangevoerd voor de KI als een grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering. De OR beschikt niet over de mogelijkheid een inverdenkinggestelde naderhand buiten verdenking te stellen. De inverdenkinggestelde kan alleen door een beslissing van het onderzoeksgerecht buiten vervolging worden gesteld. §7. Getuigenverhoor A. Getuigenverhoor binnen het raam van een opsporingsonderzoek Een getuige is een persoon die nuttige inlichtingen kan verschaffen, hetzij over het misdrijf, hetzij over de persoonlijkheid van de verdachte. Tijdens vooronderzoek wordt de getuige op niet-tegensprekelijke wijze verhoord, dus buiten de aanwezigheid van de verdachte en/of zijn raadsman. o Getuige à charge bevestigt de bezwaren tegen de verdacht o Getuige à décharge legt verklaringen af waaruit de onschuld van de verdachte blijkt De procureur kan getuigen en aanwezigen ondervragen bij betrapping op heterdaad. Het bijzondere bij betrapping op heterdaad is dat hij kan verbieden dat aanwezigen het huis of de plaats van het misdrijf zouden verlaten, totdat het proces-verbaal is afgesloten. In de praktijk neemt de politie verklaringen af van getuigen, met of zonder opdracht van de procureur. Buiten de betrapping op heterdaad kunnen getuigen steeds worden verhoord, op voorwaarde dat er geen dwangmaatregelen tegen hen moeten worden getroffen. De beperkingen die gelden tav een getuigenverhoor onder ede gelden hier niet. Minderjarige slachtoffers van bepaalde (pedo)seksuele misdrijven hebben het recht zich tijdens elk verhoor vanwege de rechterlijke instanties te laten begeleiden door een vertrouwenspersoon. Dit kan worden geweigerd in het belang van het onderzoek. B. Getuigenverhoor binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek Begrip Het getuigenverhoor kan door de OR zelf worden afgenomen of door de onderzoeksrechter aan de politie worden opgedragen. De regels betreffende de ondervraging van verdachten, inclusief het recht op kopie van het PV van de ondervraging gelden hier ook. Het getuigenverhoor tijdens het vooronderzoek is geheim. De verdachte of zijn advocaat hebben niet het recht hierbij aanwezig te zijn. Oproeping van getuigen De getuige kan worden opgeroepen bij wijze van eenvoudige uitnodiging. Hij kan eveneens worden gedagvaard, wanneer hij hier geen gevolg aan geeft kan hij tot een geldboete van max. 1000 euro worden veroordeeld. Daarnaast kan tegen hem een bevel tot medebrenging worden uitgevaardigd, waardoor hij onder dwang voor de OR wordt geleid. De voorgeleide getuige zal binnen de 24u door de OR moeten worden ondervraagd, te rekenen !125
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
vanaf de betekening van het bevel tot medebrenging. Eedaflegging Getuigen worden door de OR in principe steeds onder ede verhoord, wat met zich meebrengt dat zij verplicht zijn de waarheid te spreken op straffe van meineed. Minderjarigen beneden de 15 jaar en personen die werden ontzet uit het recht te getuigen mogen geen eed afleggen. Zij kunnen bij wijze van eenvoudige verklaring worden verhoord. Bloed- en aanverwanten kunnen wel door de OR worden verhoord. Het slachtoffer, eens het zich burgerlijke partij heeft gesteld, kan niet onder eed worden ondervraagd. Gebeurt dit wel, dan is het getuigenis nietig. Nietigheden ivm de eedaflegging kunnen worden gedekt wanneer het vonnis of arrest op tegenspraak is gewezen zonder dat de nietigheid is opgeworpen, hetzij door de partijen, hetzij door de rechter ambtshalve. Spreekplicht en zwijgrecht De getuige heeft geen algemeen zwijgrecht. Hij is verplicht de vragen die hem door de OR worden gesteld te beantwoorden. Als hij deze plicht niet naleeft, wordt hij beschouwd als een niet-verschijnende getuige waardoor hij zich blootstelt aan een boete van max. 1000 euro ▪ 2 uitzonderingen: Wie gehouden is door het beroepsgeheim heeft het recht te zwijgen. Hij is daartoe echter niet verplicht. Men heeft een zwijgrecht, maar geen zwijgplicht. Het beroepsgeheim kan door hulpverleners niet worden ingeroepen om situaties van kindermishandeling of partnergeweld toe te dekken. Ze beschikking over een spreekrecht. In ernstige gevallen is de hulp verlener verplicht zijn beroeps geheim te doorbreken en de feiten te melden aan het parket, zo niet kan hij wegens schuldig verzuim worden vervolgd Het zwijgrecht slaat ook op de documenten die door dit beroepsgeheim gedekt zijn. Personen die geen beroepsgeheim hebben maar slechts een discretieplicht kunnen zich niet op het beroepsgeheim beroepen. Bescherming tegen self-incrimination De getuige zou zich, door de waarheid te zeggen, zelf blootstellen aan vervolgingen. Niemand kan echter gedwongen worden tegen zichzelf te getuigen. Dit zwijgrecht beperkt zich tot het recht te weigeren vragen te beantwoorden. De verschijningsplicht en de plicht de eed af te leggen vallen hier niet onder. Minderjarige getuigen en minderjarige slachtoffers Minderjarige slachtoffers van (pedo)seksuele misdrijven hebben het recht zich tijdens elk verhoor vanwege de rechterlijke instantie te laten begeleiden door een vertrouwenspersoon. De Pdk of de OR mag dit echter weigeren in het belang van het onderzoek. Men kan minderjarigen ook beschermen door audiovisuele opname van hun verhoor. Het verhoor moet dan plaatsvinden in een speciaal daartoe aangepaste ruimte en er mogen slechts enkele personen daarbij aanwezig zijn. De minderjarige mag steeds vragen het verhoor te verbreken. De opname wordt (al dan niet integraal) neergeschreven in een PV. De opname !126
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
wordt in tweevoud gemaakt en van deze orginele cassettes mag geen kopie worden gemaakt. De onderzoeks- en vonnisgerechten kunnen gebruik maken van de processen-verbaal en de opnames, zonder dat de minderjarige nog langer persoonlijk moet verschijnen. . C. Anonieme getuigen Getuigen kunnen, uitvrees voor represailles op 2 manieren worden beschermd: ▪ Juridisch: Door de afscherming van hun identiteit tijdens het proces waarin zij getuigen (anonimiteit) ▪ Fysiek: Door een feitelijke bescherming van de getuige (van psychologische steun tot het verlenen van een nieuwe identiteit) Gedeeltelijke anonimiteit (Art. 75bis Sv.) Algemeen Bepaalde identificatiegegevens van de getuige worden niet openbaar gemaakt (niet vermeld in de PV’s van verhoor of op de terechtzitting) De voorwaarde is dat er een redelijk vermoeden bestaat dat de getuige of iemand uit zijn naaste omgeving een ernstig nadeel zou lopen door het bekendmaken van bepaalde identiteitsgegevens of door het afleggen van een verklaring. De OR moet evenwel de volledige identiteit van de getuige kennen. Tijdens het GO wordt hierover beslist door de OR, ambtshalve, op initiatief van elke belanghebbende of op vordering van het OM. Een gedeeltelijk anonieme getuigenis kan ook bij wijze van mini-instructie worden afgenomen. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open. Anonieme getuigenis door politieambtenaren Politieambtenaren kunnen als getuige gehoord worden, wanneer zij in de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden kennis nemen van omstandigheden waarin het misdrijf is gepleegd. Zij moeten hun woonplaats of verblijfsplaats niet meedelen, maar mogen hun dienstadres opgeven, zodat ook oproepingen om te getuigen daar kunnen worden toegestuurd. Volledige anonimiteit (Art. 86bis Sv.) Voorwaarden Ze kan worden toegepast indien de gedeeltelijke anonimiteit niet lijkt te volstaan en wanneer kan worden aangenomen dat de getuige of een persoon uit zijn naaste omgeving zich rederlijkwijze door het afleggen van de getuigenis ernstig in zijn integriteit bedreigd voelt en de getuige te kennen heeft gegeven wegens deze bedreiging geen verklaring te willen afleggen. Voor gewone getuigen volstaat dat zij zich bedreigd voelen, voor politiefunctionarissen wordt echter vereist dat er precieze en ernstige aanwijzingen bestaan dat deze getuige of een persoon uit dienst naaste omgeving objectief gezien gevaar loopt. Beschikking van de onderzoeksrechter Dit kan enkel verleend worden door de OR die belast is met een volwaardig gerechtelijk !127
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
onderzoek. Het kan dus niet bij mini-instructie worden bevolen. De OR beslist ambtshalve, op initiatief van elke belanghebbende of op vordering van het OM. Vooraf neemt hij kennis van de volledige identiteit en onderzoekt hij zijn betrouwbaarheid. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open. De PdK houdt een register bij van alle anonieme getuigen. Verloop van het anoniem getuigenverhoor (art. 86ter al. 2-5 Sv.) Voor en tijdens het verhoor kunnen het OM, de verdacht, de burgerlijke partij en hun raadslieden de OR vragen opgeven die zij gesteld wensen te zien. De OR verhindert vragen waarvan de beantwoording tot de onthulling van de identiteit kan leiden. De OR waarschuwt de getuige voor het verhoor dat hij verantwoordelijk kan worden gesteld voor feiten gepleegd tijdens het verhoor die een misdrijf zouden uitmaken. Hij neemt alle maatregelen die redelijkerwijze nodig zijn om de identiteit verborgen te houden. Indien dit is vereist kan de OR bevelen dat het OM en de partijen het verhoor enkel in een afzonderlijke ruimte kunnen bijwonen. Proces-verbaal van het verhoor De OR leest het PV voor, en na verklaring van de getuige dat hij volhardt, onderteken de OR en de griffier het PV van verhoor. Bewijswaarde (art. 86quinquies Sv.) De anonieme getuigenverklaringen kunnen enkel dienen als bewijs van de misdrijven opgesomd in art. 90ter §2 tot 4 Sv. en misdrijven gepleegd in het kader van criminele organisaties. Wanneer tgv de anonieme verklaring andere misdrijven aan het licht komen, kunnen zij niet tot bewijs daarvan dienen, maar kan het OM wel tot vervolging overgaan. Anonieme tip Loutere anonieme inlichting die de politie ‘via een gunstige wind’ heeft opgevangen. gewoon een mededeling van een gegeven dat later door het onderzoek moet geverifieerd worden. Het heeft geen bewijskracht, maar kan wel in overweging worden genomen om een onderzoek te openen of te sturen. D. Bedreigde getuigen Pas wanneer de persoonsgegevens van de anonieme getuige door omstandigheden onafhankelijk van zijn wil bekend zijn geraakt, kunnen gewone of bijzondere beschermingsmaatregelen worden toegekend. Toepassingsgebied (Art. 102 Sv.) Persoon die gevaar loopt als gevolg van afgelegde of af te leggen verklaringen in de loop van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek in het kader van een strafzaak. De regeling wordt toegepast voor strafzaken die plaatsvinden zowel in België als voor een internationaal rechtscollege (als wederkerigheid is gewaarborgd). De getuige moet bereid zijn z’n verklaringen desgevraagd ter terechtzitting te bevestigen. Ook de echtgenoot/partner, inwonende gezinsleden en bloed- of aanverwanten tot in de derde graad van de getuige !128
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
moeten evenwel beschermd worden. Beschermingsmaatregelen (Art. 104 Sv.) ▪ Gewone beschermingsmaatregelen Getuigenbeschermingsdienst werkt deze zelf uit. Bv: regelmatige patrouilles, het aanstellen van een contactambtenaar, bepaalde alarmprocedure … Alle mogelijke maatregelen kunnen aangewend worden. ▪ 2 bijzondere beschermingsmaatregelen - Naamsverandering - Relocatie gedurende meer dan 45 dagen Op voorstel van de Getuigenbeschermingscommissie nemen de Minister van Justitie en de Minister van Buitenlandse zaken bijzondere maatregelen die strikt noodzakelijkheid zijn voor de afscherming van bedreigde politieambtenaren. Toepassingsvoorwaarden (art. 104 Sv.) - Gewone beschermingsmaatregelen kunnen toegekend worden aan ieder persoon die aan de definitie van bedreigde getuige beantwoord en aan zijn bedreigde familieleden, met in achtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit - Bijzondere beschermingsmaatregelen kunnen toegekend worden uitsluitend wanneer de gewone de veiligheid van de bedreigde getuigen, zijn gezinsleden en bloedverwanten niet kunnen garanderen. De verklaringen moeten bovendien betrekking hebben op de misdrijven bedoeld in artikel 90ter §2 tot 4 Sv. of misdrijven gepleegd door een criminele organisatie. Getuigenbeschermingscommissie (art. 103 Sv.) Zij moet instaan voor de toekenning, wijziging en intrekking van de beschermingsmaatregelen en financiële hulpmaatregelen. Besluitvormingsprocedure (art. 105 Sv.) De Pdk, de procureur-generaal, de federale procureur en de OR kunnen beschermingsmaatregelen aanvragen en om financiële hulpmaatregelen verzoeken. De uiteindelijke beslissing wordt genomen door de Getuigenbeschermingscommissie bij meerderheid van stemmen en is met redenen omkleed. Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open. Naamsverandering (art. 106 Sv) Op voorstel van de Getuigenbeschermingscommissie kan de minister van Justitie een verandering van naam en voornaam toestaan. Memorandum (art. 107 Sv.) De bedreigde getuige verbindt zich om oprechte en volledige verklaringen af te leggen over de zaak waarin hij zal getuigen en om te getuigen telkens als hij hierom verzocht wordt.
!129
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Wijziging en intrekking van de bescherming (art. 108 tot 110 Sv.) Minimaal om de 6 maanden onderzoekt de Getuigenbeschermingsdienst of er een grond bestaat tot wijzigen of intrekking van de toegekende beschermingsmaatregelen of financiële hulpmaatregelen. E. ‘Medewerkers met het gerecht? Persoon die zelf verdacht wordt van strafbare feiten, maar in ruil voor zijn medewerking met het gerecht strafvermindering en zelfs tot totale straffeloosheid kan krijgen Niet in België F. Verhoor met behulp van audiovisuele media Deze nieuwe technologieën maken ondervraging op afstand mogelijk. In de praktijk wordt van deze techniek soms gebruik gemaakt als getuigen moeten worden verhoord die zich in het buitenland bevinden. Getuigen verhoor op afstand is nu geregeld tav het vooronderzoek als tav het onderzoek ter terechtzitting. In beide gevallen wordt een rechtstreekse verbinding tot stand gebracht in reële tijd, tussen de ruimte waar de ondervragende autoriteit zich bevindt en de ruimte waar de getuige zich bevindt. Verhoor op afstand via videoconferentie (Art. 112 Sv.) Het is niet mogelijk of wenselijk de te horen persoon persoonlijk te verhoren. Het gaat hier een verbinding in real time tussen de OR en de ondervraagde persoon. De persoon moet instemmen met het verhoor. Bij de te horen persoon bevindt zich een officier van gerechtelijke politie, een politieambtenaar die nominatim wordt aangeduid of een buitenlandse jusitiële autoriteit. Verhoor via een gesloten televisiecircuit Verbinding tussen 2 personen die zich in verschillende ruimten van eenzelfde gebouw bevinden. Ook hier moet het getuigenis worden afgenomen in aanwezigheid van een nominatim aangeduid politieofficier. Beeld- en stemvervorming zijn mogelijk? Verhoor op afstand via teleconferentie (Art. 112bis Sv.) Dit kan niet bij het verhoor van de verdachte Het is niet wenselijk dat de te horen persoon persoonlijk verschijnt of verhoord wordt via videoconferentie of gesloten circuit. Er wordt een PV opgemaakt en een auditieve opname gemaakt. Enkel de personen betrokken bij het onderzoek, de partij en de gehoord persoon hebben het recht de opname te beluisteren. De via teleconferentie afgelegde verklaringen hebben slechts een beperkte bewijskracht: zij kunnen door de vonnis slechts worden in aanmerking genomen als bewijs op voorwaarde dat zij in voldoende mate steun vinden in andere bewijzen. §8. Inwinnen gegevens bankrekeningen en banktransacties en bevriezen van banktegoeden In België bestaat geen bankgeheim, wel een discretieplicht
!130
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Het inwinnen van inlichtingen PdK kan gegevens over bankrekeningen en banktransacties inwinnen wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop een straf van 1 jaar of meer is gesteld. Het bevriezen van banktegoeden De banktegoeden op die rekeningen, de financiële instrumenten of de bankkluizen bevriezen gedurende een beperkte termijn gaande van het ogenblik waarop de bank kennis neemt van de vraag om lichtingen tot 5 werkdagen na de kennisgeving van de gevraagde inlichtingen door de bank aan het parket (om daarna eventueel over te gaan tot de inbeslagneming van de aanwezige banktegoeden). §9. Deskundigenonderzoek A. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een opsporingsonderzoek Algemeen Het komt vaak voor dat binnen een strafrechtelijk onderzoek bepaalde analyses en onderzoeken moeten worden verricht waarvoor binnen het gerecht en de politiediensten niet over de nodige expertise aanwezig is. Deskundigen zijn personen met een specifieke kennis of ervaring, die advies uitbrengen aan de rechter over een technische materie en zelf niet aan het gerecht verbonden zijn. Deskundigen zijn gebonden door de opdracht van de rechter en mogen zelf geen juridische conclusies trekken uit hun vaststellingen (= beginsel van techniciteit) Autopsie Bij betrapping op heterdaad kan de PdK, indien het gaat over een gewelddadige dood of een verdachte dood zonder bekende oorzaak, een deskundige aanstellen. Bloedmonsters Het nemen van een bloedmonster teneinde vaststellingen te laten verrichten mbt de staat van dronkenschap (niet mbt verdovende middelen). Dit kan worden afgenomen zowel bij de dader als bij het slachtoffer. De opgevorderde arts is niet gebonden door het beroepsgeheim, tenzij hij aan de betrokkene eerste zorgen heft toegediend. Het onderzoek van het bloedmonster vindt plaats in 1 van de laboratoria door de Koning daartoe erkend. B. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek Algemeen De OR kiest vrij de deskundige en omschrijft zijn opdracht. Daarnaast bepaalt hij de termijn waarbinnen de deskundige zijn verslag moet indienen. Een psychiatrisch onderzoek, gepaard gaande met de vrijheidsberoving van de verdachte kan niet door de OR zelf worden bevolen. Hiertoe is enkel de RK bevoegd.
!131
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Niet-tegensprekelijk karakter Het deskundigenonderzoek is geheim en niet-tegensprekelijk. Het gebeurt buiten de aanwezigheid van de partijen. Zij moeten niet vooraf worden ingelicht over de keuze van de expert en het voorwerp van de expertise. De partijen kunnen het expertiseverslag aanvechten op de terechtzitting. De verdachte kan een tegenexpertise laten verrichten en heeft steeds de mogelijkheid om later, tijdens het proces ten gronde, de resultaten van de expertise te betwisten. §10. DNA-onderzoek A. DNA-onderzoek in het raam van een opsporingsonderzoek Als er sporen van menselijk celmateriaal zijn aangetroffen kan de PdK bij de verdachte en het slachtoffer een DNA-onderzoek laten verrichten. Dit onderzoek kan enkel worden verricht met toestemming van de betrokken. B. DNA-onderzoek in het raam van een gerechtelijk onderzoek Voor het opstellen van een DNA-profiel van aangetroffen sporen of een DNA-profiel van een verdachte of een andere persoon die ermee instemt, past de OR de regels van het opsporingsonderzoek toe. Binnen een gerechtelijk onderzoek of een mini-instructie kan ook zonder toestemming van de betrokkene een DNA-onderzoek worden uitgevoerd. Tussenkomst van de onderzoeksrechter is ook nodig als een referentiestaal nodig is van een minderjarige beneden de 16, zelfs als de ouders geen bezwaar hebben tegen een vergelijkend DNA-onderzoek. Tot de maatregel wordt vooraf bevel gegeven door een met redenen omklede beschikking van de OR. Vooraleer het DNA-onderzoekt te bevel moet de OR de betrokkene horen, hem in kennisstellen van de omstandigheden. Bij weigering kan het onderzoek onder dwang worden uitgevoerd. Een verdachte die nog geen 18 jaar oud is, moet zich laten bijstaan door minstens 1 van zijn ouders, een advocaat of een meerderjarige vertrouwenspersoon. De betrokkende wordt op de hoogte gesteld van de uitslag en kan, op eigen kosten, een tegenonderzoek laten verrichten. Het afgenomen celmateriaal wordt na verloop van tijd door de deskundige vernietigd. §11. Inobservatiestelling Een deskundigenonderzoek dat enkel door de raadkamer kan worden bevolen binnen het kader van een gerechtelijk onderzoek. Zij kan worden bevolen tav verdachten van wie wordt vermoed dat ze aan een geestesstoornis lijden. Het kan worden gevraagd door de PdK, de OR, de verdachte of zijn raadsman. Aangezien het in wezen een soort van voorlopige hechtenis betreft, die met een specifiek doel (het verrichten van een psychiatrisch onderzoek bij de verdachte) wordt aangewend, kan de in observatiestelling kan enkel worden bevolen voor misdrijven die vatbaar zijn voor voorlopige hechtenis. Er geldt de specifieke voorwaarde dat er een vermoeden moet zijn dat de verdachte !132
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
geestesgestoord is. De inobservatiestelling wordt in principe voor 1 maand bevolen, en kan worden verlengd zonder dat zij 6 maand mag overschrijden. Het bevel uitgevaardigd door de RK (niet de OR) en procedure is tegensprekelijk. Zij verloopt in aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman, die het strafdossier 48u voor de zitting van de RK mag raadplegen. De inobservatiestelling wordt uitgevoerd in de psychiatrische afdeling van de strafinrichting. Als het psychiatrisch onderzoek kan worden verricht zonder vrijheidsberoving, op ambulante wijze, dan volstaat een gewoon deskundigenonderzoek en is geen bevel van de RK nodig. §12. Fouillering Het oppervlakkig speuren op of onder de kleren of in bagage van een persoon, op zoek naar sporen van een misdrijf. Zij kan worden verricht zonder dat een rechterlijk bevel vereist is. 2 soorten: o Veiligheidsfouillering Preventief: 1 uur ophouden o Gerechtelijke fouillering In het kader van misdrijven: gedurende 6 uur opgehouden §13. Onderzoek aan het lichaam Het onderzoek waardoor de betrokkene (verdachte of slachtoffer) in zijn seksueel eergevoel kan worden gekwetst. Het is een ter exploratie van de intieme delen van het lichaam bevolen deskundigenonderzoek. (bv. bij verkrachting). Het kan zowel tav de verdachte als het slechtoffer worden bevolen. Het kan bevolen worden door de onderzoeksrechter, de KI of door de rechtbank die van het misdrijf kennisneemt. Dit bevel is echter niet nodig bij betrapping op heterdaad of indien de persoon meerderjarig is en schriftelijk met het onderzoek instemt. Ook een mini-instructie kan worden gevolgd. Het is geheim en niettegensprekelijk. Slachtoffer of verdachte kan zich tijdens het onderzoek aan het lichaam (waaraan hij wordt onderworpen) laten bijstaan door een arts naar zijn keuze, maar de arts van de tegenpartij is hier niet aanwezig. De erelonen artsen worden aangerekend in de gerechtskosten §14. Huiszoeking A. Begrip en grondslag De huiszoeking is een onderzoeksregel die ertoe strekt gegevens mbt misdrijven op te sporen en te verzamelen in privéplaatsen. Het is tevens een daad van de gerechtelijke politie. Zij trekt ertoe bewijzen te verzamelen ivm een misdrijf dat al gepleegd is. Een gerechtelijke huiszoeking is steeds reactief (<> bestuurlijke zoeking) Omdat de huiszoeking de inmenging in een grondgrond (onschendbaarheid van de wonen art. 15 Gw) en meer in het algemeen, het recht op eerbiediging van het privéleven, is zij aan een reeks voorwaarde onderworpen. Een rechterlijk bevel op zich is niet voldoende. Het moet bovendien voldoen aan de voorwaarden van legaliteit, proportionaliteit en legitimiteit. In België kan een huiszoeking slechts plaatsvinden op bevel van de OR in het kader van een gerechtelijk onderzoek. !133
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
B. Toepassingsgebied De regels betreffende de huiszoeking gelden enkel tav privéplaats, dwz plaats waar de betrokken zijn recht op privacy uitoefent. Op openbare plaatsen kan steeds (zonder huiszoekingsbevel) een plaatsbezoek worden uitgevoerd. Een woning is de plaats, met inbegrip van de erdoor omsloten eigen aanhorigheden, die een persoon bewoont om er zijn verblijf te vestigen en waar hij uit doen hoofde recht heeft op de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, rust en privéleven. Een plaats waar een persoon zijn professionele activiteiten uitoefent is eveneens een pivéplaats. C. Grond- en vormvoorwaarden Voor een huiszoeking is een bevel van de onderzoeksrechter vereist. Tav. dit bevel worden er geen inhoudelijke voorwaarden gesteld. Het huiszoekingsrecht is niet aan materiële vereisten verbonden. Wanneer dit bevel niet meer terug te vinden is in het strafdossier, kan de verdediging de regelmatigheid van de huiszoeking niet meer nagaan en is het verkregen bewijs nietig. Als de OR een huiszoeking wenselijk acht kan hij een huiszoekingsbevel uitvaardigen zonder verdere motivatie. Wanneer de politieambtenaren bij de uitvoering de perken van het bevel overschrijden, zijn enkel de vaststellingen en inbeslagnames nietig die niet beoogd zijn door het huiszoekingsbevel. Zij het dat de rechter slechts de nietigheid moet uitspreken als de betrouwbaarheid van het bewijs en het recht op een eerlijk proces zijn aangetast. Bij het verlenen van een huiszoekingsbevel is de OR echt beperkt door de saisine. De huiszoeking kan worden uitgevoerd, niet enkel in de woning van de verdachte, maar op elke plaats waar de onderzoeksrechter vermoedt dat men bewijsmateriaal met betrekking tot het misdrijf verborgen heeft. ➔ Huiszoeking kan dus ook worden uitgevoerd in de woning van een derde (<> Huiszoeking door de PdK in geval van betrapping op heterdaad) De huiszoeking moet niet persoonlijk door de OR worden uitgevoerd. Hij kan de uitvoering delegeren aan de officieren van gerechtelijke politie. D. Huiszoeking bij betrapping op heterdaad Bij betrapping op heterdaad kunnen de PdK en zijn hulpofficieren een huiszoeking verrichten zonder bevel van de OR. Deze huiszoeking kan zelfs ’s nachts worden verricht o Deze huiszoeking kan zelfs ’s nachts worden verricht (<> normaal niet tussen 9u ’s avonds en 5u ’s morgens) o Ze kan echt enkel worden verricht bij de verdachte zelf, niet bij derden. Wanneer de huiszoeking op heterdaad wordt uitgevoerd in een gemeenschappelijke verblijfplaats, is geen toestemming nodig van de medebewoner die geen verdachte is. o Als de OR een huiszoeking wil verrichten zijn z’n bevoegdheden ook ruimer igv betrapping op heterdaad Ook ’s nachts huiszoeking o Vereist is dat het misdrijf op heterdaad werd vastgesteld voorafgaand aan de huiszoeking o Huiszoeking is dus steeds een repressieve onderzoeksmaatregel, nl. een onderzoeksmaatregel met betrekking tot een al gepleegd misdrijf
!134
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
E. Huiszoeking met toestemming van de bewoner van het huis Wanneer de bewoner van het huis toestemt (het kan ook op zijn verzoek), kan de politie overgaan tot een huiszoeking zonder dat een bevel van de OR vereist is. ➔ De toestemming/verzoek moet schriftelijk en voorafgaand aan de huiszoeking. De persoon moet het werkelijk/feitelijk genot van de plaats hebben. E. Beperkingen Tijdstip van de huiszoeking Een huiszoeking is niet mogelijk ’s nachts, dwz tussen 9u ’s avonds en 5u ’s ochtends. Het volstaat echter dat de huiszoeking voor 9u werd aangevat, eens zij tijdig is aangevat mag zij na 9u worden voortgezet. ▪ Uitzondering: Huiszoeking bij betrapping op heterdaad mag ook ’s nachts Plaats van de huiszoeking Plaatsen die van een volkenrechtelijke of staatsrechtelijke immuniteit genieten, kunnen niet aan een huiszoeking worden onderworpen. Ambassade, consulaat, Koninklijk Paleis Voor huiszoekingen in een woning en de kantoren van (federale of regionale) parlementsleden zijn bijzondere regels bepaald. Behalve bij ontdekking op heterdaad kan de huiszoeking lastens een parlementslid enkel worden bevolen door de 1e voorzitter van het HvB, op verzoek van de OR. Huiszoeking en inbeslagneming kunnen alleen worden verrichting in aanwezigheid van de voorzitter van het betrokken parlement of van een door hem aangewezen lid. §16. Inkijkoperatie Een huiszoeking met een heimelijk karakter. Wanneer een dergelijke maatregel noodzakelijk is om de waarheid aan de dag te brengen, kan de PdK of de OR politiediensten machtigen om een private plek op heimelijke wijze te betreden buiten weten van de rechthebbende of de bewoner, en zonder hun toestemming. Het is een onderzoeksmethode die een vrij ingrijpende inmenging in het privéleven met zich brengt. Een inkijkoperatie vereist een voorafgaandelijk schriftelijk en met redenen omkleed bevel van, naargelang het geval, de PdK of de OR. In spoedeisende gevallen kan worden volstaan met een mondelinge machtiging die naderhand zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt bevestigd. Deze maatregel kan enkel worden bevolen wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken zoals bedoeld in art. 90ter Sv. of gepleegd worden of zou worden in het kader van een criminele organisatie. Inkijkoperatie is veel verregaander ingreep op de privacy dan een huiszoeking. Bovendien kan een inkijkoperatie ‘ten allen tijde’ (dag en nacht).
!135
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
➔ Striktere voorwaarden: ▪ Subsidiariteit: De overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan om de waarheid aan de dag te brengen. ▪ Proportionaliteit: Enkel voor de in art. 90ter Sv. en 324bis Sw. bedoelde misdrijven. §17. Inbeslagneming A. Algemeen
In beslagneming kan worden verricht zowel binnen opsporingsonderzoek als gerechtelijk onderzoek. Voor zover er geen huiszoeking mee dient gepaard te gaan kan tot inbeslagneming worden overgegaan, ook zonder betrapping op heterdaad. - Inbeslagneming is mogelijk ten aanzien van alle zaken die schijnbaar vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of van alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. - Ook onroerende goederen die een uit een misdrijf verkregen vermogensvoordeel schijnen uit te maken kunnen in beslag genomen worden. - Vermogensvoordelen die niet rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde misdrijf (maar geen tegenbewijs ter ontkrachting van de vermoedens) kunnen ook worden verbeurdverklaard. - Criminele vermogensvoordelen kunnen ook het voorwerp uitmaken van een inbeslagneming per equivalent. De opdracht tot huiszoeking en tot inbeslagneming van papieren, titels of bescheiden kan alleen gegeven worden aan een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de PdK. B. Zaken die in beslag kunnen worden genomen o Alles wat kan schijnt gediend te hebben om het misdrijf te plegen, alles wat er schijnt uit voort te komen, alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen en vermoedelijke vermogensvoordelen afkomstig uit een ander misdrijf o Veiligstellen van alles wat door een eindvonnis kan worden verbeurdverklaard ▪ Het objectum sceleris (voorwerp misdrijf) ▪ Het instrumentum sceleris (zaken bestemd tot het plegen van het misdrijf) ▪ Het productum sceleris (zaken die uit he misdrijf voortkomen) ▪ De vermogensvoordelen (lucra sceleris) ▪ Ook al gaat het om onroerende goederen. o Inbeslagneming per equivalent: Ingeval er ernstige en concrete aanwijzingen bestaan dat de verdachte een vermogensvoordeel heeft verkregen en de zaken die dit vermogensvoordeel vertegenwoordigen als zodanig niet (meer) in het vermogen van de verdachte kunnen worden aangetroffen, kan de PdK beslag !136
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
leggen op andere zaken die zich in het vermogen van de verdachte bevinden ten belopende van de vermoedelijke opbrengt van het misdrijf. C. Kunnen zaken die zich bevinden bij een derde worden in beslag genomen? Krachtens art. 35ter Sv. is het mogelijk een beslag onder derden te verrichten, dwz dat goederen kunnen in beslag genomen worden die zich bevinden bij een derde. In dat geval gebeurt de inbeslagneming door een kennisgeving aan de schuldenaar. Vanaf deze kennisgeving mag de schuldenaar de sommen of zaken die voorwerp zijn van het beslag, niet meer uit handen geven. D. Zaken die niet in beslag kunnen worden genomen - Stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim kunnen in principe niet het voorwerp uitmaken van inbeslagneming. Er is een parallellisme tussen de opheffing van de verplichting van te getuigen (zwijgrecht) en de onschendbaarheid van de aan de geheimhouder toevertrouwde stukken. (Bv. Het vermoeden van onschuld is geschonden als de rechter de briefwisseling tussen de advocaat en de beklaagde als bewijs gebruikt) - De bescherming van de stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim geldt echter niet tav de verdachte, dwz stukken die betrekking hebben op een misdrijf waarvan degene die het beroepsgeheim inroept, zelf wordt verdacht. In dat geval zal de OR zelf de huiszoeking uitvoeren en zich eventueel laten bijstaan door een vertegenwoordiger van de beroepsorde waartoe de verdachte hoort. E. Beheer van in beslag genomen goederen Centraal orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV) Ondersteuning van de gerechtelijke overheden bij de toepassing van de wettige bepalingen inzake inbeslagneming en verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. Waardevast beheer Wanneer de Pdk of de OR is overgegaan tot de inbeslagneming van vermogensvoordelen is hij verantwoordelijk voor het waardevast beheer van deze goederen. Hiermee wordt bedoeld ofwel de bewaring of de opslag van de goederen, ofwel de vervreemding van de inbeslaggenomen goederen. Tijdens het opsporingsonderzoek kan de PdK ambtshalve of op verzoek van de COIV in beslag genomen goederen verkopen, om de opbrengst over te dragen aan het COIV of de goederen teruggeven aan de beslagene tegen betaling van een geldsom. Beheer inbeslaggenomen geldsommen Het COIV staat in voor het beheer van de inbeslaggenomen geldsommen, behoudens wanneer deze geldsommen al aan een financiële instelling of aan een bijzondere beheerder zijn toevertrouwd of aldaar ter plaatste in beslag zijn genomen of geblokkeerd. §18. Databeslag en netwerkzoeking A. Databeslag (Art. 39bis Sv.)
!137
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De PdK of de OR kunnen in een informaticasysteem opgeslagen gegevens bestuderen. Het kopiëren, ontoegankelijk maken en verwijderen van deze gegevens kan volgens de traditionele procedure betreffende inbeslagneming wanneer dit gepaard gaat met de inbeslagneming van de materiële drager van de gegevens. Wanneer de in een informaticasysteem opgeslagen gegevens wel nuttig zijn, maar de inbeslagneming van de materiële drager niet wenselijk is, kunnen de relevante gegevens gekopieerd worden op dragers van de overheid. Na het kopiëren worden de gegevens met de passende technische middelen meestal ontoegankelijk om te integriteit ervan te waarborgen (absoluut bij misdrijf strijdig met de openbare orde of de goede zeden) B. Netwerkzoeking (Art. 88ter Sv.) Indien een zoeking in een informaticasysteem echter moet worden uitgebreid naar informaticasysteem of een deel ervan op een andere plaats, dan gelden de regels betreffende de netwerkzoeking en is een rechterlijk bevel vereist. Deze maatregel kan bij wijze van mini-instructie worden bevolen en is dus mogelijk zowel binnen een opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek. Zij kan enkel worden bevolen indien de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit zijn vervuld. De gegevens kunnen worden gekopieerd, ontoegankelijk gemaakt of verwijderd uit het informaticasysteem. Wanneer echter blijkt dat de gegevens zich niet op Belgisch grondgebied bevinden, dan is enkel kopiëren mogelijk. C. Medewerkingsplicht van particulieren (Art. 88quater Sv.) De OR kan bepaalde particulieren verplichten om met het gerecht mee te werken. Het gaat om persoon van wie wordt vermoed dat ze een bijzondere kennis hebben van het informaticasysteem dat voorwerp uitmaakt van de zoeking of van de beveiliging of versleuteling van de opgeslagen gegevens. Deze specialisten zijn verplicht inlichtingen te verstrekken over de werking ervan en de wijze om er toegang toe te krijgen in een verstaanbare vorm. De OR stelt een met redenen omkleed bevelschrift op dat de omstandigheden die de maatregel wettigen aangeeft en dat hij aan de PdK meedeelt. §19. Uitgestelde tussenkomst, gecontroleerde aflevering en gecontroleerde doorlevering Uitzonderlijk kan de inbeslagneming van voorwerp, instrument of product van het misdrijf en de arrestatie van de daders die op heterdaad betrapt worden, worden uitgesteld tot een later tijdstip (bv. opsporen van illegale trafieken) A. Uitgestelde tussenkomst (Art. 40bis Sv.) Bij een bewaakte aflevering (synoniem) volgen de politiediensten het vervoer van de gecontroleerde goederen. Zij gaan over tot inbeslagneming en de arrestatie op het ogenblik waarop de goederen worden afgeleverd. Een instrument om deze taak te vervullen zijn !138
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
gemeenschappelijke onderzoeksteams (in afspraak en onderlinge coördinatie van politiediensten van verschillende staten). Dit is toegelaten binnen een gewoon opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek. De politie moeten daartoe een schriftelijke machtiging met redenen omkleed krijgen van de PdK (mondeling bij spoedeisendheid) B. Gecontroleerde aflevering en doorlevering Gecontroleerde af- en doorlevering maken deel uit van de bijzondere opsporingstechnieken. Zij worden toegepast in het kader van een politionele infiltratie. Gecontroleerde aflevering Het betreft illegale transporten van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en die door de politie zelf of met hulp van de politie worden afgeleverd. De politieambtenaren verzorgen zelf het vervoer of aflevering van de verboden goederen of verschaffen daartoe hulp. De politionele tussenkomst wordt uitgesteld uiterlijk tot op de eindbestemming in België of het buitenland. Omdat zij technisch als mededaders of medeplichtigen van een misdrijf zullen worden beschouwd, voorziet de wet onder bepaalde voorwaarde in een strafuitsluitende verschoningsgrond. Gecontroleerde doorlevering Een gecontroleerde doorlevering is hetzelfde, maar zonder politionele tussenkomst op de eindbestemming. De goederen worden ‘doorgelaten’ (niet in beslag genomen) en worden na de levering verder opgevolgd §20. Schending briefgeheim Inmenging in de privacy A. Het onderscheppen van post (Art. 46ter Sv.) Onderschepping en inbeslagneming van toevertrouwde post (bestemd voor of afkomend van de verdachte), zonder kennisname van de inhoud ervan, kan gebeuren op bevel van de Pdk aan de postoperator. Voorwaarde is het bestaan van ernstige aanwijzingen dat er een strafbaar feit gepleegd is waarop een gevangenisstraf van 1 jaar of meer is gesteld. De Pdk bepaalt de duur van de maatregel. De postoperator is verplicht tot uitvoering en geheimhouding Indien de maatregel in het raam van een proactief onderzoek wordt bevolen, kan dit enkel voor feiten bedoeld in art. 324bis en ter Sw. en art. 90ter Sv. De dwangmaatregel geldt enkel voor brieven die de geadresseerde nog niet hebben bereikt. Na ontvangst van de brief kan de brief in beslag worden genomen tijdens een huiszoeking. Zowel ‘brievenpost’, ‘postzending’ en ‘grensoverschrijdende post’ vallen onder het begrip ‘post’. E-mail daarentegen valt niet onder deze definitie van ‘post’. B. Lezen van post (Art. 88sexies Sv.) Kennisneming van de post kan enkel na machtiging door de OR, niet door de PdK, tenzij bij betrapping op heterdaad. Omdat deze maatregel ook bij wijze van mini-instructie kan worden !139
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
bevolen kan het lezen van post ook gebeuren in het kader van een eenvoudig opsporingsonderzoek. Kennisneming van post van een advocaat of een arts is enkel mogelijk als deze personen ervan worden verdacht zelf een misdrijf te hebben gepleegd. De maatregel kan enkel ten uitvoer gelegd worden als de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren op de hoogte werd gesteld. Indien de onderzoeksrechter van oordeel is dat hij de inbeslagneming niet moet handhaven, geeft hij de stukken onverwijld aan de postoperator terug. §21. Identificatie telefoonnummers en opsporen & lokaliseren van telecommunicatie A. Identificatie van telefoonnummers Art. 46bis §1, 2° Sv. verleent de PdK de bevoegdheid de identificatiegegevens op te vorderen mbt telecommunicatiediensten waarop een bepaald persoon geabonneerd is of die door een bepaald persoon gewoonlijk gebruikt worden. Het is ruim geformuleerd en kan dus ook worden toegepast ter identificatie van bv. het IP-adres waarmee iemand verbinding maakt met internet. Deze bevoegdheid kan altijd worden uitgeoefend (zonder betrapping op heterdaad). In geval van uiterste dringende noodzakelijkheid kan zij zelfs door een officier van de gerechtelijke politie worden uitgeoefend, na mondeling en voorafgaande instemming van de PdK. Niets belet de OR dezelfde maatregel te bevel in kader van een gerechtelijk onderzoek. B. Opsporen of lokaliseren van telecommunicatie Voor het opsporen of lokaliseren is een bevel van de onderzoeksrechter vereist. Het betreft: ▪ De opsporing van oproepgegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of waarnaar bepaalde oproepen worden of werden gedaan ▪ De lokalisering van oorsprong of bestemming van de telecommunicatie (GSM) Bij betrapping op heterdaad kan de PdK deze maatregel bevelen, op voorwaarde echter dat de maatregel binnen de 24 uur wordt bevestigd door de onderzoeksrechter. Na 24 uur moet de onderzoeksrechter ‘overnemen’ en wordt de procedure van het gerechtelijk onderzoek gevolgd. Het moet hierbij gaan om feiten opgesomd in Art. 90ter Sv. De PdK beschikt eveneens over bijzondere bevoegdheden in geval van misbruik van telecommunicatie, op verzoek van de klager. Deze maatregel kan bovendien ook bij wijze van mini-instructie worden gevorderd. Het bevelschrift moet gemotiveerd zijn. Voor de retro-opvraging (gesprekken in het verleden) geldt geen beperking in de tijd en bovendien hoeft het bevelschrift ook niet bijzonder met redenen te worden omkleed. Er blijft uiteraard wel een beschikking van de onderzoeksrechter nodig. Buiten de ontdekking op heterdaad is de PdK bevoegd om een lijst op te vragen van kwaadwillige oproepen, al dan niet met zendmastbepaling. Deze aparte bevoegdheid geldt voor ‘telefonische stalking’. In dit geval moet de onderzoeksrechter niet worden ingeschakeld ter bevestiging van de opdracht tot registratie of lokalisatie van telecommunicatie. !140
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Alvorens toepassing wordt gemaakt van een registratie of lokalisatie van telefoongesprekken zal rekening moeten worden gehouden met de geschatte kostprijs van de maatregel. Bovendien worden strengere toepassingsvoorwaarden en motiveringsvereisten op gelegd met de nadruk op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. §22. Afluisteren van privé(tele)communicatie A. Situering De bewakingsmaatregel kan alleen bevolen worden tav - personen die op grond van precieze aanwijzingen ervan verdacht worden het strafbare feit te hebben gepleegd - (tele)communicatiemiddelen die geregeld worden gebruikt door een persoon op wie een verdenking rust - plaatsen waar deze vermoed te vertoeven - personen van wie vermoed wordt dat zij geregeld in verbinding staan met een persoon op wie een verdenking rust. De PdK kan in geval van betrapping op heterdaad de maatregel bevelen. Deze bevoegdheid is beperkt tot afpersing en gijzeling. In dat geval kan het afluisteren op zijn bevel duren zolang de heterdaadsituatie voortduurt. Nadien moet de maatregel worden bevestigd door de OR. B. Beschermde communicaties Privé (tele)communicaties Privécommunicatie die via de telefoon of via een andere informatiedrager worden gevoerd zijn beschermd. Dit omvat onder meer elektronische communicaties (e-mail en voicemail). De OR kan deze communicaties ‘afluisteren, er kennis van nemen en opnemen’. In dezelfde beschikking mag de OR de tapmaatregel opleggen voor verschillende middelen van telecommunicatie (GSM, e-mail …). Direct afgeluisterde communicaties Privécommunicaties kunnen nu ook direct afgeluisterd worden dmv afluisterapparatuur. De OR kan bevelen om, zonder toestemming en buiten medeweten van de bewoners, eigenaar of zijn rechthebbende, in een woning of private plaats binnen te dringen om afluisterapparatuur te plaatsen. E-mail? Deze communicaties zijn slechts beschermd tijdens de overbrenging ervan, niet ervoor en niet erna. Dit betekent dat e-mailberichten, voicemailberichten en soortgelijke toepassingen (bv. SMS) niet beschermd zijn wanneer zij opgeslagen zijn in een postbus, vooraleer ze door de gebruiker worden opgevraagd. Enkel de transmissiefase is beschermd, niet de fase tijdens welke de gegevens op de server van de dienstverstrekker zijn opgeslagen. Ook de afdruk van een emailbericht of een faxbericht is niet beschermd. Indien de gerechtelijke instanties deze stukken willen verkrijgen, moeten zij geen toepassing maken van art. 90ter Sv., maar kunnen !141
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
zij op de andere bevoegdheden steunen zoals bv. een huiszoeking, databeslag en inbeslagname. E-mail valt evenmin onder de bescherming van het briefgeheim omdat emailberichten niet als “post” kunnen worden beschouwd. Ten slotte is art. 90ter Sv. niet van toepassing op het beluisteren van gesprekken opgeslagen in de voicemail of op het lezen van SMS-berichten opgeslagen in het geheugen van een in beslag genomen toestel.
C. Grondvoorwaarden (Art. 90ter Sv.) Om het afluisteren van de inhoud van (telefoon)gesprekken een verregaande inmenging in de privacy is, wordt het aan stringente wettelijke voorwaarden onderworpen. - Het feit moet in aanmerking komen voor afluistering, - Het feit moet al gepleegd zin - De overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan. Proportionaliteit Het moet gaan om ernstige feiten. Deze worden limitatief opgesomd in Art. 90ter §2. Als de telefoontap toevallig een misdrijf aan het licht brengt dat niet in de lijst voorkomt, moet de aldus verkregen informatie aan de PdK worden meegedeeld. Hetzelfde geldt wanneer de OR een misdrijf ontdekt waarmee hij niet geadiëerd was. Subsidiariteit Afluistering is enkel toegelaten voor zover de overige middelen van onderzoek niet volstaan om de waarheid aan het licht te brengen. Er wordt aangenomen dat dit moet blijken uit de motivering van de beschikking van de OR, die op straffe van nietigheid is voorgeschreven. Enkel reactief: het feit moet al gepleegd zijn Er moeten ernstige aanwijzingen zijn dat het feit gepleegd is. Dit betekent dat enkel de reactieve, niet de proactieve afluistering mag worden bevolen. De telefoontap kan niet worden aangewend om een feit, waarvan men vermoedt dat het zal worden gepleegd, vast te stellen, maw. een betrappingstelefoontap is niet toegelaten. Het is niet vereist dat het misdrijf voltooid is: ook in gepoogde vorm zijn deze misdaden vatbaar voor afluistering. De wet bepaalt dat bendevorming mbt deze misdaden de maatregelen kan wettigen, voor zover de vereniging is gevormd met het doel een aanslag te plegen tegen personen en eigendommen. Geen mini-instructie Een telefoontap kan nooit bij wijze van mini-instructie worden bevolen. (Art. 90ter Sv. is een van de artikelen waarop art. 28septies Sv. niet toepasselijk is, samen met de huiszoeking, het volledig anoniem getuigenverhoor, het aanhoudingsbevel, de inkijkoperatie en de observatie met technische hulpmiddelen in een woning.) D. Personen, zaken en plaatsen die het voorwerp ve afluistermaatregel kunnen uitmaken Omdat telefoontap ernstige aanwijzingen van een al gepleegd strafbaar feit veronderstelt, gaat het noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte.
!142
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
E. Vormvoorwaarden (Art. 90quater Sv.) Er moet een voorafgaande machtiging zijn van de OR, die wordt verleend bij een met redenen omkleed bevel dat aan de PdK wordt medegedeeld. Hierin moeten bepaalde vermeldingen voorkomen die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven. F. Duur van de maatregel Deze maatregel mag maximaal 1 maand duren, te rekenen van het bevel van onderzoeksrechter. De OR kan de uitwerking van zijn beschikking echter 1 of meer malen verlengen met een termijn die niet langer mag zijn dan 1 maand, met een max van 6 maanden Voor elke verlenging moet een met redenen omkleed bevel worden gegeven. Indien nieuwe en ernstige omstandigheden de afluistering noodzakelijk maken kan de OR een nieuwe afluistering bevelen. G. Afluistering en het beroepsgeheim De (tele)communicatie die onder het beroepsgeheim valt wordt niet opgenomen in het procesverbaal van de afluistering dat door de OR wordt opgemaakt. In principe kan geen afluistering bevolen worden tav personen die gehouden zijn door het beroepsgeheim, tenzij de betrokkene zelf verdacht wordt. Art. 90octies al. 1 Sv. bepaalt dat de maatregel alleen betrekking kan hebben op de lokalen aangewend voor beroepsdoeleinden, de woonplaats of de (tele)communicatiemiddelen van een advocaat of een arts. De maatregel mag niet worden ten uitvoer gelegd zonder dat de strafhouder of vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren op de hoogte werd gebracht. Een gelijkaardige bescherming werd in gevoerd voor de afluistering van telefoongesprekken van parlementsleden H. Praktische uitvoering van de maatregel Enkel door officieren van de gerechtelijke politie (art. 90quater §3 Sv.) Voor de tenuitvoerlegging van zijn beschikking mag de OR enkel officieren van gerechtelijke politie aanwijzen, die zich echter kunnen laten bijstaan door agenten van de gerechtelijke politie wier naam vooraf aan de OR wordt meegedeeld. Toevoeging aan het strafdossier (Art. 90sexies al. 4 Sv.) Het bevel tot afluisteren, de verslagen en PV die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van het bevel wordt uiterlijk na het beëindigen ervan bij het strafdossier gevoegd. Opname van de afgeluisterde communicatie De (tele)communicatie opgevangen als gevolg van een bewakingsmaatregel wordt opgenomen, met vermelding van het voorwerp van de maatregelen en dagen en uren waarop deze is uitgevoerd. De rechter beoordeelt welke inlichtingen of (tele)communicatie die dmv de afluistering werden opgevangen nuttig is voor het onderzoek en kan eventueel bijkomend !143
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
overschrijvingen laten uitvoeren. De opnamen worden samen met de overschrijving van de relevante passages, de eventuele vertaling ervan, de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en identificatiegegevens van de communicatiemiddelen en de afschriften van de processen-verbaal onder verzegelde omslag ter griffie bewaard. Elke belanghebbende kan aan de OR vragen kennis te mogen nemen van de niet-relevante geachte stukken van de opgenomen communicaties en kunnen vervolgens vragen dat bijkomende delen van de opnamen zouden worden overgeschreven. Kennisgeving van de maatregel aan de betrokkene Uiterlijk 15 dagen na de beslissing over de regeling van de rechtspleging moet iedere persoon tav wie een bewakingsmaatregel is genomen schriftelijk in kennis worden gesteld van de aard van die maatregel en van de dagen waarop die is uitgevoerd. Grensoverschrijdend afluisteren Buitenlandse autoriteiten kunnen, in het raam van een strafonderzoek, tijdelijk privételecommunicatie afluisteren en opnemen tijdens de overbrenging ervan, terwijl de persoon op wie deze maatregel betrekking heeft, zich op Belgisch grondgebied bevindt. §23. Bijzondere opsporingsmethoden A. Algemeen Verzamelnaam voor een reeks van heimelijke onderzoeksmaatregelen zoals stelselmatige observatie met bespiedingsapparatuur, politiële infiltratie en het werken met informanten uit het “milieu”. Ze kunnen binnen het opsporingsonderzoek worden toegepast, al dan niet in het kader van een proactief onderzoek. In sommige gevallen is een machtiging van de onderzoeksrechter vereist: ▪ Plaatsing van bespiedingsapparatuur in een woning ▪ Observaties, infiltraties en inkijkoperaties die betrekking hebben op artsen en advocaten Een mini-instructie kan hierbij niet worden toegepast. Daarnaast kunnen ze ook in het raam van een gerechtelijk onderzoek worden toegepast. In dat geval worden de machtigingen van de OR door de procureur des Konings ten uitvoer gelegd. Kenmerkend voor de BOM is hun heimelijk karakter. Het verslag van observaties en infiltraties komt in een vertrouwelijk dossier terecht waartoe enkel de PdK en de OR toegang hebben. Er is evenwel in een controle voorzien door de KI, waartegen zelfs onmiddellijk cassatieberoep mogelijk is. In het raam van observatie en infiltratie worden, binnen zekere perken en onder strikte voorwaarden, misdrijven door de opsporingsambtenaren ‘gedoogd’. In geen geval mogen de politiediensten echter zelf misdrijven provoceren. B. Stelselmatige observatie Een gewone observatie is geen bijzondere opsporingsmethode en kan altijd en voor alle misdrijven worden verricht zonder machtiging. Het moet dus gaan om een stelselmatige observatie. De wet definieert dat dit zowel een !144
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
defensieve als offensieve, een statische of dynamische, een langdurige of kortstondige observatie kan zijn en eveneens een contra-observatie. Deze observatie is aan de bijzondere voorwaarden, subsidiariteit en proportionaliteit, verbonden. De machtiging door de PdK moet schriftelijk zijn en voorafgaand worden gegeven, behalve in spoedeisende gevallen. Deze voeging is niet aan een bepaalde termijn verbonden. De leidinggevende officier van gerechtelijke politie brengt de PdK nauwgezet, volledig en waarheidsgetrouw schriftelijk verslag uit van elke fase in de uitvoering van de observatie. De meeste elementen worden echter ook opgenomen in een PV dat uiterlijk na het beëindigen van de observatie bij het strafdossier wordt gevoegd. C. Infiltratie In principe kunnen enkel politieambtenaren infiltraties verrichten. Zij zullen onder een dekmantel in het criminele milieu binnendringen als undercoveragenten om misdrijven op te sporen en vast te stellen. Uitzonderlijk kan ook beroep worden gedaan op burgerinfiltranten. Dit zijn burgers met een specifieke deskundigheid (= burgerdeskundige). Hier worden ook de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit gesteld. Ook hier is een schriftelijke machtiging van de PdK vereist. Provocatie is strikt verboden en wordt gesanctioneerd met de onontvankelijkheid van de strafvordering. De infiltrant loopt steeds het risico te worden ontmaskerd met alle gevolgen vandien. Daarom is het noodzakelijk de identiteit van de infiltrant af te schermen. Anderzijds bestaat ook de kans op ‘besmetting’ van de infiltrant door het criminele milieu waardoor het risico op normvervaging zeer reëel is. Het is de taak van de leidinggevende magistraat hierop toe te zien en eventueel de infiltratie bij te sturen of te beëindigen. Een infiltratie mag in beginsel niet langer duren dan 3 maanden te rekenen van de machtiging. De Pdk kan de machtiging echter wijzigen, aanvullen of verlengen. Er kan ook beroep worden gedaan op buitenlandse politieambtenaren. D. Gebruik van informanten Een informant is persoon van wie men vermoedt dat hij nauwe banden heeft met het criminele milieu en die de politieambtenaar, al dan niet gevraagd, inlichtingen en informaties verschaft. De informant onderscheidt zich van de tipgever, die zelf geen banden met het criminele milieu onderhoudt. Daarnaast onderscheidt hij zich ook van de infiltrant, die met medeweten van de politie strafbare feiten pleegt. Voorwaarde hierbij is dat zijn anonimiteit gewaarborgd blijft. De informant wordt normaal niet opgevorderd als getuige tijdens het strafproces. Het materiaal dat van de informant afkomstig is, geldt dus eerder als sturingsmateriaal dan als bewijsmateriaal. De beloning van de tipgevers en informanten Om op hulp van informanten te kunnen rekenen, zal de politie bepaalde misdrijven door de vingers moeten zien, in ruil voor de informatie die zij van deze personen krijgt. De afscherming van de identiteit van tipgevers en informanten Tipgevers en informanten zullen meestal niet geneigd zijn hun identiteit aan (de advocaat) !145
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
van de verdachte of aan het publiek prijs te geven, enerzijds omdat zij zich aan represailles van het ‘milieu’ blootstellen, anderzijds omdat hij hierdoor hun rol niet meer kunnen vervullen. Daarom hebben politieofficieren het recht om hun identiteit te verzwijgen op grond van hun beroepsgeheim. Het is wel vereist dat de beklaagde (of zijn advocaat) zijn recht op tegenspraak kan uitoefenen. De informantenwerking De wet stelt geen bijzondere voorwaarden tav het gebruik van informanten. De proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste gelden hier niet. Indien de informantenwerking ernstige aanwijzingen over een misdrijf aan het licht brengt, rapporteer de lokale informantenbeheer hierover onverwijld en schriftelijk aan de PdK. Deze verslagen zijn vertrouwelijk en worden opgenomen in een afzonderlijk dossier, waartoe enkel de PdK en de OR toegang hebben. Het is de PdK die beslist of er een PV wordt opgesteld dat kan worden toegevoegd aan het strafdossier. De verplichte controle van de KI geldt niet voor informantenwerking. Dossiers over informanten worden dus zonder externe controle beheerd door het OM. §24. Voorlopige maatregelen ten aanzien van rechtspersonen De wet heeft in enkele specifieke, op rechtspersonen toegesneden maatregelen voorzien. Deze wordt uiteengezet in art. 91 Sv. §25. Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijke enquête Op grond van art. 2 Probatiewet kan de OR een beknopt voorlichtingsrapport of een maatschappelijke enquête bevelen, ambtshalve of op verzoek van de verdachte. Als deze laatste al veroordeeld werd tot een straf van meer dan 12 maanden kan enkel een maatschappelijke enquête worden bevolen. Naast de OR kunnen ook de onderzoeksgerechten, vonnisgerechten (met uitzondering van HvA) en de PdK dit bevelen. Beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête hebben betrekking op de gedragingen van de verdachte en zijn milieu. Ze zijn er vooral gericht op het verzamelen van gegevens die van nut kunnen zijn voor de bepaling van een aangepaste straf. In assisenzaken wordt steeds een moraliteitsverslag opgesteld over de achtergrond en de persoonlijkheid van de beschuldigde.
Hoofdstuk 6: Voorlopige Hechtenis
§1. Algemene beginselen A. Begrip De voorlopige hechtenis is de vrijheidsberoving van een verdachte in het kader van een onderzoek in strafzaken. Aantasting van één van de meest fundamentele grondrechten, nl. het recht op de eerbiediging van de persoonlijke vrijheid. Daarom is dit onderworpen aan zeer strikte voorwaarden Verschillende soorten vrijheidsberoving !146
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
▪ Politiearrestatie (max. 24u) ▪ Vrijheidsberoving op grond van het medebrengingsbevel (ondervraging van een nietvrijwillig verschijnend persoon) ▪ Vrijheidsberoving op grond van het aanhoudingsbevel Uitgevaardigd door de onderzoeksrechter Langere vrijheidsberoving Voorlopige hechtenis slaagt meestal op deze vorm B. Bronnen De Grondwet Art. 12 GW De wet De voornaamste regels zijn in een bijzondere wet opgenomen. ▪ De voorlopige hechteniswet ▪ Speciale regels voor militairen ▪ Speciale regels voor minderjarigen De mensenrechten Art. 5 EVRM Recht op persoonlijke vrijheid C. Kenmerken De voorlopige hechtenis is steeds uitzonderlijk De VH kan enkel worden bevolen wanneer het werkelijk nodig is, dwz in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid De voorlopige hechtenis is geen straf Zolang over de grond van de zaak geen uitspraak is gedaan, wordt de verdachte immers vermoed onschuldig te zijn. VH mag dus niet worden bevolen als drukkingsmiddel of om de verdachte te straffen. De wet voorziet echter in de aanrekening van de VH op de definitieve straf, dwz dat de straf die bij het veroordelend vonnis is uitgesproken, zal worden verminderd met het aantal dat de veroordeelde, tijdens het GO, in VH heeft doorgebracht. De voorlopige hechtenis is geen onderzoeksmaatregel Het louter belang van het onderzoek is onvoldoende om deze maatregel te verantwoorden. De noodwendigheden van het onderzoek volstaan niet om de aanhouding van de verdachte te rechtvaardigen. Deze regel wordt in de praktijk vaak met de voeten getreden. VH mag niet worden gebruikt als dwangmiddel om iemand tot bekentenissen aan te zetten. De voorlopige hechtenis is steeds voorlopig Gedurende het hele GO zijn er periodieke controles waar wordt nagegaan of de voorzetting van de VH nog noodzakelijk is. Hoewel de wet geen maximumduur bepaalt, is de duur van de VH vandaag beperkt tot de redelijke termijn. !147
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De voorlopige hechtenis kan enkel door een rechter worden bevolen De verdachte kan wel door de PdK en zijn hulpofficieren worden gearresteerd, zowel bij betrapping op heterdaad als daarbuiten, maar de arrestatie kan nooit langer dan 24 uur duren. Het bevel tot verdere vrijheidsberoving kan enkel door de OR worden verleend. C. De voorlopige hechtenis en andere vrijheidsberovingstitels De bestuurlijke aanhouding Aanhouding van een persoon gedurende een korte periode (max. 12u) voor preventieve doeleinden, die kan worden uitgevoerd los van de vraag of de verdachte een misdrijf heeft gepleegd. Deze persoon mag vragen dat een persoon waarin hij vertrouwen heeft, hiervan verwittigd wordt. De kortstondige vrijheidsbeneming in het kader van een fouillering De betrokkene bij een fouillering mag niet langer worden opgehouden dat de daartoe noodzakelijke tijd, die maximaal 1 uur mag bedragen in geval van bestuurlijke fouillering en 6 uur igv gerechtelijke fouillering. De aanhouding op grond van het vattingsbevel Eens een persoon op definitieve wijze tot een vrijheidsberovende straf werd veroordeeld, dan steunt de vrijheidberoving op een veroordelend vonnis en is er niet langer spraken van VH. Wanneer de veroordeelde zich, na het definitief worden van zijn veroordeling, niet spontaan aanmeldt om zijn gevangenisstraf uit te zitten, dan kan tegen hem een vattingsbevel worden uitgevaardigd. Dit wordt door de PdK uitgevaardigd. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de vonnissen en arresten. Personen die voorwaardelijk in vrijheid werden gesteld of werden veroordeeld met uitstel van de tenuitvoerlegging, kunnen bij niet-naleving van de voorwaarden door de procureur des Konings worden opgesloten. Hetzelfde geldt voor personen die, op grond van de Wet Bescherming Maatschappij werden geïnterneerd. §2. Arrestatie (Art. 1 en 2) A. Begrip De arrestatie is de vrijheidsbeneming die aan de eigenlijke vrijheidsberoving door de onderzoeksrechter voorafgaat. Het is een kortstondige vrijheidsberoving die niet langer mag duren dan 24u en die tot doel heeft de verdachte ter beschikking van de rechterlijke overheid (de Pdk of de OR) te stellen. Hiervoor wordt vaak de term “aanhouding ter voorgeleiding” gebruikt. Personen bevoegd tot arrestatie De politie kan een verdachte enkel aanhouden bij betrapping op heterdaad. Buiten heterdaad kan enkel PdK beslissen de verdachte te arresteren. Ook particulieren hebben in geval van betrapping op heterdaad het recht de verdachte aan te houden. Zij moeten de feiten onverwijld aan de politie aangeven, die op haar beurt verplicht is zich onverwijld in verbinding te stellen met het parket. !148
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Misdrijven vatbaar voor arrestatie Arrestatie is mogelijk voor alle misdaden en wanbedrijven, dus ook voor wanbedrijven die niet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 1 jaar of meer. Rechten van de gearresteerde Recht op bijstand van een advocaat Voorafgaand vertrouwelijk overleg Dit overleg vindt plaats voor het verhoor door de politie, het parket of de OR. Het moet plaatsvinden binnen de twee uur nadat er contact opgenomen werd met de advocaat of permanentiedienst, en mag maximaal een halfuur duren. Is dit niet mogelijk, dan vindt er een vertrouwelijk overleg met de permanentiedienst via de telefoon plaats. Bijstand tijdens het verhoor De aanwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor heeft tot doel het toezicht mogelijk te maken op de eerbiediging van het zwijgrecht. Hij zal tevens toezien op de wijze waarop de ondervraagde persoon tijdens het verhoor wordt behandeld. Stelt hij schendingen vast, dan kan hij die laten opnemen in het PV van het verhoor. Het verhoor kan 1 keer voor een kwartier worden onderbroken voor een nieuw vertrouwelijk overleg. Een dergelijke onderbreking moet ook gebeuren als tijdens het verhoor nieuwe strafbare feiten aan het licht komen. Mogelijke beperkingen op deze rechten Bij een met redenen omklede beslissing kan de PdK of de OR afwijken van de waarborgen ‘in het licht van de bijzondere omstandigheden en voor zover er dwingende redenen zijn.’ Sanctie De regelmatigheid van verklaringen van een gearresteerde zonder deze waarborgen moet beoordeeld worden rekening houdend met het gehele strafproces. De weigering van de OR om de advocaat toe te laten tot het verhoor leidt tot de invrijheidstelling, behoudens overmacht. Het verhoor van de gearresteerde verdachte zonder deze waarborgen mag nadien niet dienen als bewijs, noch als dragend bewijs, noch als steunbewijs. Inlichting vertrouwenspersoon Elke gearresteerde persoon heeft het recht dat een vertrouwenspersoon over zijn aanhouding wordt ingelicht via het meest geschikte communicatiemiddel. De Pdk of de OR kan deze inlichting uitstellen voor de duur die noodzakelijk is om de belangen van het onderzoek te beschermen. Recht op medische bijstand Recht op medische bijstand door arts naar keuze. De kosten zijn ten laste van de verdachte.
!149
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
B. De termijn van 24 uur De gearresteerde persoon mag in geen geval langer dan 24 uur worden aangehouden. Deze termijn kan evenwel worden verlengd met 24 uur. Oorspronkelijke termijn Een arrestatie door de politie of het parket die langer dan 24 uur duur is onregelmatig en kan zelfs een strafbaar feit opleveren. Daarnaast kan er in principe geen medebrengingsbevel of aanhoudingsbevel meer worden uitgevaardigd eenmaal de 24 uur zijn overschreden. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de gearresteerde moet worden vrijgelaten zodra de maatregel niet langer noodzakelijk is. Om een persoon langer dan 24 uur van zijn vrijheid te kunnen beroven is een rechterlijk bevel nodig. Bij gebrek aan een regelmatige betekening, binnen de wettelijke termijn, wordt de verdachte in vrijheid gesteld. Het bevel tot aanhouding wordt aan de verdachte betekend binnen een termijn van 24 uur. Bevel tot verlenging De OR kan de termijn van arrestatie 1 maal verlengen met maximaal 24 uur. In het gemotiveerd bevel moet volgende elementen zijn opgenomen - de ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdaad of wanbedrijf. - de bijzondere omstandigheden van het voorliggend geval. §3. Bevel tot medebrenging (Art. 3 en 4) Het medebrengingsbevel is een met redenen omkleed bevel van de OR dat tot doel heeft een niet spontaan verschijnende getuige of verdachte met dwang voor zich te laten brengen met het oog op een ondervraging. Het is dus niet bedoeld als titel om een vrijheidsberoving van meer dan 24 uur te verantwoorden (Daarvoor dient in principe een aanhoudingsbevel). Het kan dus niet worden uitgevaardigd tegen een persoon die reeds ter beschikking van de OR staat. (Wel kan het een bevel in de zin van art. 12 GW opleveren) Een persoon die krachtens een medebrengingsbevel voor de OR werd geleid, moet door deze laatste worden ondervraagd binnen de 24 uur te rekenen van de betekening van het bevel. Deze betekening wordt vaak uitgevoerd op het ogenblik van de vrijheidsbeneming. gebeuren binnen de 24 uur. Het medebrengingsbevel kan ook door de vonnisrechter worden uitgevaardigd. Deze mogelijkheid bestaat wanneer de vonnisrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde heeft bevolen, en deze laatste geen gevolg aan dit bevel tot verschijning heeft gegeven. §4. Aanhoudingsbevel (Art. 16) Een aanhoudingsbevel kan enkel tegen de verdachte worden uitgevaardigd en slechts voor zover het volstrekt noodzakelijk is. Het is aan strikte grond- en vormvoorwaarden onderworpen en maakt het voorwerp uit van een rechterlijk toezicht dat periodiek wordt herhaald. Sinds 1990 kan de rechter ook over te gaan tot de voorwaardelijke invrijheidstelling !150
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
A. Grondvoorwaarden Er moeten ernstige schuldaanwijzingen zijn De onderzoeksrechter mag zijn beslissing steunen op feiten die niet in de tenlastelegging vermeld zijn maar waarvan in het dossier melding is gemaakt. Wel is vereist dat het aanhoudingsbevel steunt op wettig verkregen bewijsmateriaal. Dit impliceert dus dat het misdrijf al gepleegd moet zijn en dat enkel verdachten kunnen worden aangehouden. Het gaat noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte. Het feit moet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 1 jaar of meer De minimumgraad aan zwaarwichtigheid stelt dat het moet gaan om feiten, die voor de verdachte een correctionele hoofdgevangenisstraf van 1 jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben. De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn en de wettelijke redenen voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn Een aanhouding kan slechts worden bevolen ‘in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid’ Ingeval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid. Dit moet gemotiveerd worden. -
Straf die de 15 jaar opsluiting te boven gaat Volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid volstaat. Straf die de 15 jaar opsluiting niet te boven gaat o Bijkomende voorwaarde ▪ Recidivegevaar, de vrees dat de in vrijheid gestelde verdachten nieuwe misdrijven gaat plegen ▪ Vluchtgevaar, dat hij zich aan het optreden van het gerecht zal onttrekken ▪ Verduisteringsgevaar, dat hij bewijzen zou pogen te laten verdwijnen ▪ Collusiegevaar, dat hij zich zou verstaan met derden
B.Vormvoorwaarden De ondervraging door de onderzoeksrechter Alvorens een aanhoudingsbevel uit te vaardigen moet de OR de verdachte ondervragen over de feiten die aan de beschuldiging ten grondslag liggen en zijn opmerkingen horen. Het doel van de ondervraging is na te gaan of de “volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid” in het voorliggende geval wel degelijk aanwezig is. Op grond hiervan zal hij het aanhoudingsbevel kunnen motiveren. De wet bepaalt nu expliciet dat, bij ontstentenis van deze ondervraging, de inverdenkinggestelde in vrijheid moet worden gesteld, tenzij de ondervraging wegens overmacht onmogelijk is. De OR kan deze taak niet delegeren aan een officier van de gerechtelijke politie, hij moet de ondervraging persoonlijk verrichten. De OR is wettelijk verplicht de verdachte en zijn advocaat ervan te verwittigen dat de verdachte onder aanhoudingsbevel kan worden geplaats en hen in hun opmerkingen horen. Van de ondervraging wordt een PV opgesteld. Wanneer de ondervraging onmogelijk is, omdat de verdachte voortvluchtig is, kan de OR een aanhoudingsbevel bij verstek uitvaardigen. !151
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Het aanhoudingsbevel moet gemotiveerd zijn De motiveringsplicht steunt op art. 12 GW en art. 16 §5 VHW Ratio legis van de motiveringsplicht De onderzoeksrechters is verplicht zijn aanhoudingsbevel op concrete wijze te motiveren. Inhoud motiveringsplicht (Art. 16 §5) Het aanhoudingsbevel moet een reeks vermeldingen bevatten en moet bovendien een reeks concrete gegevens bevatten die eigen zijn aan het voorliggend geval Het aanhoudingsbevel moet binnen de 24uur aan de verdachte worden betekend De termijn van 24 uur Het aanhoudingsbevel wordt aan de verdachte betekend binnen de 24 uur te rekenen vanaf tenzij de effectieve vrijheidsbeneming, hetzij, indien het aanhoudingsbevel wordt verleend tegen een verdachte die op grond van een bevel tot medebrenging al aangehouden is, te rekenen vanaf de betekening van dit bevel. De OR kan de termijn van 24u verlengen door een ‘bevel tot verlenging’ De betekening van het aanhoudingsbevel De betekening kan worden uitgevoerd hetzij door de griffier van de OR, hetzij door de directeur van de strafinrichting, het door een agent van de openbare macht. Modaliteiten van uitvoering vh aanhoudingsbevel: gevangenis of elektronisch toezicht Wanneer de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uitvaardigt, moet hij beslissen of dit bevel in de gevangenis moet worden uitgevoerd, dan wel of de verdachte aan elektronisch toezicht wordt onderworpen. Indien een minderjarige na uithandengeving is aangehouden, moet het aanhoudingsbevel worden uitgevoerd in het gesloten federaal centrum te Tongeren. Elektronisch toezicht houdt in dat de verdachte voortdurend moet verblijven op een bepaald adres. Concreet dient hij een enkelband te dragen, die een controle via GPS-technologie toelaat. De OR kan verplaatsingen toelaten voor verhoren of verschijningen voor de onderzoeksgerechten of wegens een medisch noodgeval of overmacht. Het Nationaal Centrum voor Elektronisch toezicht (NCET) staat in voor het toezicht op de naleving. Elke dag dat hij doorbrengt onder elektronisch toezicht staat gelijk met een dag VH. In elke stand van het geding kan de OR, ambtshalve of op vordering van de PdK, bij gemotiveerde beschikking bevelen dat het ET wordt omgezet in een aanhouding die wordt uitgevoerd in de gevangenis. - De verdachte leeft de instructies van het ET niet na - De verdachte heeft specifieke verboden opgelegd door de OR miskend - De verdachte verzuimt bij enige proceshandeling te verschijnen - Nieuwe en ernstige omstandigheden maken opsluiting noodzakelijk
!152
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§5. Verbod van vrij verkeer (Art. 20 al. 2) Een maatregel van de onderzoeksrechter waardoor de verdachte gedurende 3 dagen het recht op contact met derden wordt ontzegd. Tav de raadsman kan geen weigering van vrij verkeer worden bevolen Het verbod van vrij verkeer geldt in personam, niet in rem. Dit betekent dat indien tegen een zelfde verdachte 2 verschillende aanhoudingsbevelen werden uitgevaardigd, het verbod van vrij verkeer slechts éénmalig kan worden opgelegd De OR krijgt de mogelijkheid om andere beperkingen van contact op te leggen (bv. verbod op bezoek, briefwisseling, telefonisch contact) §6. Opheffing aanhoudingsbevel (Art. 25) De OR zal beslissing tot opheffing als hij van oordeel is dat verdere aanhouding niet langer genoodzaakt is. Hij doet dit in een met redenen omklede beschikking (= handlichting). Deze beschikking wordt onmiddellijk aan de PdK meegedeeld en kan voor of na de eerste verschijning van de verdachte voor de RK worden uitgevaardigd. Hiertegen kan geen beroep worden aangetekend. In elke stand van het geding kan de OR, ambtshalve of op vordering van de PdK, het aanhoudingsbevel in de gevangenis omzetten naar elektronisch toezicht. De verdachte is wel nog verplicht te verschijnen bij proceshandelingen zodra dit wordt gevorderd. §7. Aanhoudingsbevel ten aanzien van een in vrijheid gelaten of gestelde verdachte Deze mogelijkheid staat open als de verdachte verzuimt bij enige proceshandeling te verschijnen of indien nieuwe en ernstige omstandigheden het bevel noodzakelijk maken. Dit kan ook wanneer de in vrijheid gestelde/gelaten verdachte de voorwaarden niet naleeft. Zowel de OR en de rechtbank/hof hebben deze bevoegdheid. §8. Rechterlijk toezicht op de voorlopige hechtenis A. Art. 5 EVRM Krachtens Art. 5(4) EVRM heeft eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid beroofd is, het recht de rechtmatigheid van deze vrijheidsberoving door een rechter te laten beoordelen. Deze toetsing behelst zowel de wettelijkheid als de opportuniteit. Hoewel de verdachte kan geen beroep aantekenen tegen zijn aanhouding, wordt de wettigheid ambtshalve, na 5 dagen, door de RK gecontroleerd en vindt er, gedurende gans het gerechtelijk onderzoek, op geregelde tijdstippen (maandelijks of driemaandelijks) een opportuniteitscontrole door de RK plaats. Een belangrijke ‘stok achter de deur’ is nu dat in alle gevallen de niet- naleving van de wettelijke termijnen wordt gesanctioneerd met de vrijlating van de verdachte. De procedure waarbij de rechtmatigheid wordt getoetst moet aan zekere minimumvereisten voldoen. Een zekere mate van ‘gelijkheid der wapens’ tussen OM en verdediging is vereist. !153
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Er wordt niet vereist dat de toetsing ambtshalve gebeurt. Het volstaat dat ze staat open op verzoek van de voorlopig gehechte persoon B. Rechtsmiddelen tegen het aanhoudingsbevel Tegen het aanhoudingsbevel zelf kan geen hoger beroep worden aangetekend, noch door de verdachte, noch door het OM. C.Handhaving van het aanhoudingsbevel door de raadkamer De onmogelijkheid voor de verdachte om beroep aan te tekenen tegen het aanhoudingsbevel wordt gecompenseerd door de automatische controle door de raadkamer, die ambtshalve, zonder dat de verdachte het moet vragen, plaatsvindt binnen de 5 dagen na de verlening van het aanhoudingsbevel. Deze ambtshalve controle wordt vervolgens periodiek herhaald. Deze controle komt overeen door wat vereist wordt door Art. 5(4) EVRM. Draagwijdte van de controle De handhaving van het aanhoudingsbevel na 5 dagen (Art. 21) Art. 21 §4 VHW bepaalt dat het aanhoudingsbevel geldig is voor een termijn van ten hoogte 5 dagen, te rekenen van zijn tenuitvoerlegging. Voor het verstrijken van deze termijn beslist de RK of de Vh gehandhaafd moet blijven. Deze controle vindt ambtshalve plaats. De termijn van de uitspraak wordt geschorst als de verdachte om uitstel verzoekt. Het betreft hier enerzijds een wettigheidscontrole (naleven van de bepalingen van de wet Voorlopige Hechtenis). Na de eerste handhaving kan de wettigheid niet meer worden betwist. Anderzijds houdt de RK ook een opportuniteitscontrole. De raadkamer kan hierbij eventuele nietigheden herstellen: zij kan het aanhoudingsbevel verbeteren, aanvullen of wijzigen. Wanneer het aanhoudingsbevel een niet-herstelbare nietigheid bevat, kan deze niet door de RK worden hersteld. Wanneer een inverdenkinggestelde de nietigheid inroept van een onrechtmatig verkregen bewijs is het onderzoeksgerecht slechts gehouden tot een prima facie onderzoek. Ten minste 24 uur voor de verschijnlijn voor de RK worden de plaats, dag en uur opgetekend in een bijzonder register. De periodieke handhaving door de raadkamer (Art. 22) Art. 22 VHW bepaalt dat, zolang aan de VH geen einde wordt gemaakt en het gerechtelijk onderzoek niet is afgesloten, de RK van maand tot maand oordeelt over het handhaven van de VH. Bij niet-correctionaliseerbare misdaden vindt dit slechts om de 3 maanden plaats. De verdachte krijgt echter wel elke maand de gelegenheid om het strafdossier in te kijken en een verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling in te dienen de RK. De RK moet hierbij tevens nagaan of de voortduring van de VH redelijkerwijze verantwoord is. (= zuiver opportuniteitscontrole) De wet heeft wel een alarmbelprocedure ingevoerd. Bij langdurige vrijheidsbenemingen (meer dan 6 maand) kan de verdachte vragen bij de behandeling van zijn zaak voor het onderzoeksgerecht in openbare terechtzitting te verschijnen. Ten slotte dient de RK een maandelijkse of driemaandelijkse controle uit te oefenen op zowel !154
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
de hechtenis in de gevangenis als een elektronisch toezicht. Voor elke modaliteit moet de opportuniteit en redelijke termijn worden beoordeeld. Daarbij kan de RK zonder een bijzondere motivering de vrijheidsberoving in de gevangenis vervangen door elektronisch toezicht of omgekeerd. De verdachte onder ET kan bij de RK een verzoekschrift indienen tot wijziging of opheffing van specifieke verboden die de OR aan het ET heeft verbonden. Tegen de beslissing van de RK over de bijkomende voorwaarden is hoger beroep mogelijk bij de KI. Controle op langdurige voorlopige hechtenissen Behalve voor de niet-correctionaliseerbare misdaden worden alle zaken waarin de verdachte zich al 6 maanden in voorhechtenis bevindt zonder dat er uitspraak is over de regeling der rechtspleging, automatisch aan de KI voorgelegd. Bij niet-correctionaliseerbare misdaden kan deze controle ook plaatsvinden, maar dan op verzoek van de inverdenkkinggestelde. De KI hoort de procureur-generaal en de OR in zijn verslag. Zij hoort tevens de burgerlijke partij, de inverdenkkinggestelde en hun advocaten. De inzage in het strafdossier en samenvattende ondervraging De aangehouden verdachte heeft van bij het begin recht inzagen te vragen in het strafdossier. Dit wordt gedurende 1 of 2 dagen voorafgaand aan de verschijning ter beschikking gehouden voor de verdachte en zijn raadsman. Het dossier kan ook voor de verschijning voor de RK inzake VH in elektronische vorm ter beschikking worden gesteld. Bij de maandelijkse verschijningen voor de RK (of Ki na cassatiearrest) heeft de verdachte of zijn raadsman de mogelijkheid aan de OR te vragen, om binnen de 10 dagen die aan de verschijning voorafgaan, ondervraagd te worden. Deze samenvattende ondervraging wordt geleid door de OR, in aanwezigheid van de raadsman en het OM. Als de OR deze samenvattende ondervraging vergeet te organiseren, dan is de raadkamer niet verplicht de verdachte in vrijheid te stellen Procedure De rechtspleging voor de RK bij de handhaving na 5 dagen en de verdere maandelijks handhavingen is grotendeels gelijklopend en kan plaatsvinden in de gevangenis. Zij verloopt achter gesloten deuren, in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat Hierdoor is zij gedeeltelijk tegensprekelijk. De verdachte heeft het recht persoonlijk voor de RK te verschijnen en zich hierbij te laten bijstaan door een advocaat. Maar zij geniet ook van het algemeen recht op vertegenwoordiging. Wel kan de RK de persoonlijke verschijning bevelen ten minste 3 dagen voor de zitting. Bij langdurige onderzoeken kan de verdachte vragen om in openbare terechtzitting te verschijnen. De RK moet antwoorden op de conclusies van de partijen. Betwisten deze de motivering van het aanhoudingsbevel, dan moet de RK, indien zij de Vh handhaaft, preciseren welke concrete gegevens volgens haar de schuldaanwijzingen uitmaken waarop de voortzetting van de vrijheidsberoving steunt. Geeft aan de procedure een contradictoir karakter !155
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Rechtsmiddelen Hoger beroep (Art. 30) Zowel de verdachte als het OM kunnen hoger beroep aantekenen tegen de beschikkingen van de RK mbt de handhaving van het aanhoudingsbevel. Dit HB moet worden ingesteld bij de KI, binnen de 24 uur (= de hele volgende werkdag!) te rekenen vanaf de dag van de beschikking of vanaf de betekening. De verklaring van het HB wordt gedaan op de griffie van de rechtbank die uitspraak deed en wordt ingeschreven in een daartoe bestemd register. De aangehouden verdachte kan ook geldig HB instellen door een verklaring gericht aan de directeur van de gevangenis of zijn aangestelde. In geval de PdK HB heeft aangetekend tegen een invrijheidstelling of vrijheid onder voorwaarden, kan de KI enkel de aanhouding bevel mits eenparigheid van stemmen. Indien de KI beslist dat de VH gehandhaafd blijft, levert het arrest een titel van vrijheidsbeneming op voor 1 maand igv wanbedrijven en correctionaliseerbare misdaden of voor 3 maand igv niet-correctionaliseerbare misdaden, te rekenen vanaf de beslissing. Voor de KI wordt alleen de raadsman van de verdachte opgeroepen. De aangehouden verdachten wordt zonder meer uit de gevangenis gehaald. Indien de KI geen uitspraak heeft gedaan binnen de 15 dagen nadat het beroep werd ingesteld, moet de verdachte worden vrijgelaten. Intussen blijft de toestand ongewijzigd, totdat over het HB is beslist. De wet voorziet niet in een nieuw inzagerecht in het dossier voor de verdachte tijdens de procedure in HB. Wanneer het gaat om de eerste handhaving van het aanhoudingsbevel dient de KI steeds de legaliteit van het aanhoudingsbevel te beoordelen, ook al heeft alleen het OM hoger beroep aangetekend. In latere fase van het vooronderzoek staat alleen de opportuniteit van de VH ter discussie. Cassatieberoep (Art. 31) CB kan worden aangetekend binnen de 24 uur, te rekenen van de dag waarop het arrest aan de verdachte werd betekend. Het HvC moet binnen de 15 dagen na het instellen van het CB beslissen, zoniet wordt de verdachte in vrijheid gesteld. Cassatieberoep tegen een onwettige beslissing tot handhaving kan door het OM Cassatie tegen een beschikking tot niet-handhaving kan niet Na de regeling der rechtspleging: Het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling De periodieke controles op de VH gelden slechts voor de duur van het gerechtelijk onderzoek. Na de regeling der rechtspleging vinden er geen ambtshalve (drie)maandelijkse controles meer plaats. De verdachte heeft echter steeds de mogelijkheid om zelf te vragen voorlopig in vrijheid te !156
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
worden gesteld. Dergelijk verzoek is evenwel enkel ontvankelijk als de verdachte in de gevangenis verblijft voor de feiten vermeld in het aanhoudingsbevel. Dit verzoek wordt gericht tot het vonnisgerecht waarna de betrokkene verwezen is. Het kan ook worden gevraagd door persoon wier onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting was bevolen of aangehouden is ingevolge veroordeling bij verstek. Over het verzoekschrift moet binnen de 5 dagen worden beslist. Indien er binnen deze termijn geen uitspraak is gedaan, wordt de betrokkene in vrijheid gesteld. Een beslissing tot verwerping moet worden gemotiveerd. In geval de vonnisrechter het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling afwijst, moet de afwijzende beschikking worden betekend binnen een termijn van 24u. Miskenning van deze termijn leidt echter niet tot invrijheidstelling, enkel tot het opschuiven van de termijn voor HB Een aangehouden verdachte kan na zijn verwijzing naar het vonnisgerecht geen verzoekschrift indienen om in afwachting van de uitspraak ten gronde elektronisch toezicht te bekomen. §9. Voorlopige hechtenis en regeling van de rechtspleging Bij de regeling van de rechtspleging kan de raadkamer tegelijkertijd beslissingen treffen over de voortzetting van de voorlopige hechtenis. Wanneer de RK bij de regeling der rechtspleging beslist de VH voort te zetten, dan moeten de redenen voorzien in art. 16 §1 voorhanden zijn. De beschikking moet worden gemotiveerd. Is de verwijzingsbeschikking nietig, dan is ook de aparte beschikking betreffende de handhaving vd VH nietig, althans zij heeft geen bestaansreden meer. Ingeval de RK beslist tot invrijheidstelling kan de OM hiertegen beroep aan tekenen bij de KI. Vanaf de verwijzing komt er een eind aan de periodieke maandelijkse controles door de RK. De verdachte kan geen beroep aantekenen tegen de beschikking waarbij zijn voorlopige hechtenis wordt gehandhaafd bij de regeling van de rechtspleging. Wanneer het GO is afgesloten tegen een verdachte die onder elektronisch toezicht staat, kan de RK deze modaliteit van het aanhoudingsbevel dus niet verlengen bij afzonderlijke beschikking. Evenmin is het mogelijk dat de RK het aanhoudingsbevel met tenuitvoerlegging in de gevangenis omzet naar een aanhoudingsbevel met elektronisch toezicht. §10. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting Wanneer de vonnisrechter over de grond van de zaak heeft beslist, komt er normalerwijze een eind aan de voorlopige hechtenis, zowel bij de vrijspraak als bij de veroordeling tot een vrijheidsstraf. In dit laatste geval berust de vrijheidsberoving niet langer op het aanhoudingsbevel, maar op het veroordelend vonnis. Een veroordelend vonnis (betrokkenen wordt onmiddellijk aangehouden en straf wordt uitgezeten) kan echter slechts worden uitgevoerd voor zover het in kracht van gewijsde is getreden. Indien de veroordeelde binnen de wettelijke termijn beroep of verzet aantekent, wordt de uitvoering van het vonnis geschorst en kan het niet in kracht van gewijsde treden. Het bevel tot onmiddellijk aanhouding kan ook bij verstek worden uitgesproken. De beklaagde kan dan verzet aantekenen en, in afwachting van een nieuwe uitspraak ten gronde, in vrijheid worden gesteld als de vonnisrechter het verzet bij tussenvonnis ontvankelijk verklaart of ingaat op een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling. Na de uitspraak op verzet !157
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
kan de beklaagde wel opnieuw worden aangehouden als er vluchtgevaar bestaat en het OM dit vordert. Een tweede bevel tot onmiddellijke aanhouding kan, mits eenparigheid van stemmen, ook worden opgelegd als de effectieve gevangenisstraf bij verzet lager is dan 1 jaar Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting kan niet ambtshalve door de rechtbank worden bevolen: zij kan hiertoe slecht beslissing op vordering van het OM en na een apart debat. De beslissing moet in concreto worden gemotiveerd en is niet vatbaar voor HB of verzet. De beklaagde heeft wel de mogelijk zijn voorlopige invrijheidstelling te vragen. De vonnisrechter die de onmiddellijke aanhouding beveelt kan niet bevelen dat de verdachte onder elektronisch toezicht staat. §11. Alternatieven voor de voorlopige hechtenis A.Vrijheid en invrijheidstelling onder voorwaarden Dit kan worden bevolen in alle gevallen waarin de VH kan worden bevolen of gehandhaafd. Zij kan zowel door de OR, de RK, de KI en het vonnisgerecht worden bevolen. Dit kan echt slechts voor zover de voorwaarden voor de VH vervuld zijn. - Het feit moet aan de drempelstraf (1jaar) voldoen - De overige voorwaarde (volstrekte noodzaak, recidive gevaar…) moeten vervuld zijn. Deze maatregel kan ambtshalve, door de rechter worden genomen, of op verzoek van de verdacht of het OM. Hij kan worden opgelegd voor een termijn van 3 maanden, die echter kan worden verlengd. Voorwaarden waaraan vrijheid of invrijheidstelling onder voorwaarden moet voldoen Het feit moet in aanmerking komen voor VH en de gronden voor de verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn. De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn voor de openbare veiligheid Het feit moet strafbaar zijn met een straf die de 15 jaar opsluiting niet overtreft. Er worden aangetoond dat er recidive-, vlucht-, verduisterings- of collusiegevaar bestaat Voorwaarden die kunnen worden opgelegd De voorwaarden waaraan moet worden voldaan worden niet uitdrukkelijk in de wet opgesomd, maar worden door de rechter bepaald. De rechter is hier bij niet volledig vrij: de wet bepaald dat de opgelegde voorwaarden betrekking moeten hebben op de in art. 16 § 1 al. 3 bepaalde omstandigheden (= recidive-, vlucht-, verduisterings- of collusiegevaar) De opgelegde voorwaarden hebben dus tot doel deze risico’s te neutraliseren. Deze voorwaarden worden opgelegd voor een termijn van 3 maanden en kunnen in de loop van het onderzoek steeds worden gewijzigd, opgeheven en verlengd. De rechter moet de voorwaarden die de fundamentele rechten en vrijheden beperken, bijzonder motiveren Geen voorwaarden in strijd met supranationale verdragen met rechtstreekse werking, de grondwet, de nationale wetten of de algemene rechtsbeginselen
!158
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De OR, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht mogen aan de verdachte de voorwaarde opleggen van een ‘begeleiding’ of een ‘behandeling’. Het is aan de verdachte om zelf een bevoegde persoon of dienst te kiezen en die ter goedkeurig aan de rechter voor te leggen. Toezicht op de naleving van de voorwaarden Voor het toezicht op de naleving kan een beroep worden gedaan op politiediensten of justitieassistenten van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie. Zij zorgen voor de begeleiding en het toezicht op de voorwaardelijk in vrijheid gestelden. Bij niet-naleving van de voorwaarden kan een aanhoudingsbevel worden uitgevaardigd. Tijdens gerechtelijk onderzoek door de onderzoeksrechter Na het beëindigen van het gerechtelijk onderzoek door de vonnisrechter Rechtsmiddelen De verdachte kan een verzoekschrift indienen bij de RK om de voorwaarden die werden opgelegd door de OR geheel of gedeeltelijk op te heffen. Tegen de beschikking van de raadkamer kan hoger beroep worden aangetekend B. Vrijheid of invrijheidstelling met borgsom De vrijheid of invrijheidstelling mits betaling van een geldsom kan in alle fasen van de rechtspleging worden bevolen De beslissing kan worden genomen door: ▪ de OR bij de verlenging van het bevel of bij de latere opheffing ▪ de RK of de KI bij de handhaving van het aanhoudingsbevel ▪ vonnisgerechten die beslissen over invrijheidstelling van beklaagde De rechter bepaalt op onaantastbare wijze het bedrag van de borgsom. Bij gebrek aan conclusie is hij niet verplicht zijn desbetreffende beslissing te motiveren. Hij moet zijn beslissing gronden op ernstige vermoedens dat gelden of waarden afkomstig van het misdrijf in het buitenland zijn geplaatst ofwel verborgen worden gehouden. De zekerheidstelling waarborgt de verschijning van de verdachte bij alle proceshandelingen war dit van hem wordt gevorderd alsook de uitvoering van de vrijheidsstraf. De zekerheidstelling mag dus niet worden gebruikt voor de betaling van de burgerlijke schadevergoeding of voor de uitvoering van patrimoniale straffen. De voorlopige invrijheidstelling mits betaling van een borgsom kan enkel worden bevolen voor zover de voorwaarden voor de verlening van het aanhoudingsbevel voorhanden zijn. De ‘volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid’ Zolang de borgsom niet is betaald, blijft de verdachte aangehouden en loopt de rechterlijke controle verder, hetzij via de verplichte rechterlijke controle door de RK, hetzij via een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling na verwijzing van de zaak.
!159
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
§12. Onwerkzame hechtenis A. Onrechtmatige hechtenis Er is sprake van een onrechtmatige hechtenis indien de vrijheidsberoving art. 5 EVRM heeft geschonden. Een vrijheidsberoving die in strijd met de Belgische Voorlopige Hechteniswet is tot stand gekomen, is automatisch strijdig met het EVRM. De vordering die uit een onrechtmatige hechtenis ontstaat is een vordering tot schadevergoeding, die volgens de gewone regels van het Aquiliaans aansprakelijkheidsrecht voor de burgerlijke rechtbanken wordt gebracht, tegen de Belgische Staat in de persoon van de minister van Justitie B. Onwerkdadige hechtenis Er is sprake van onwerkdadige hechtenis wanneer een persoon gedurende meer dan 8 dagen in VH is genomen geweest, zonder dat deze hechtenis of handhaving ervan te wijten was aan zijn persoonlijk gedrag. Het betreft hier geen echte schadevergoeding, maar een vergoeding naar billijkheid. De vordering wordt bij verzoekschrift gericht aan de minister van Justitie, die binnen 6 maanden beslist. Indien de minister weigert of indien hij niet beslist binnen 6 maanden nadat het verzoekschrift werd ingediend, wordt het verzoek beslist door een administratieve commissie, die met gesloten deuren zetelt, maar haar beslissing in het openbare zitting uitspreekt. Deze commissie bestaat uit 3 leden: 2 hogere magistraten (1e voorzitters HvC en RvS) en de voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies/Ordre des Barreaux francophones et germanophone. § 14. Uitlevering A. Begrip Rechtshandeling tussen twee staten, waarbij de staat op wiens grondgebied een voortvluchtige delinquent wordt aangetroffen, deze laatste overdraagt aan de staat die hem zoekt met het oog op zijn vervolging of bestraffing. Uitlevering van verdachten aan een internationaal tribunaal is aan bijzondere voorschriften onderworpen. België heeft verschillende bilaterale uitleveringsverdragen afgesloten. B. Soorten uitlevering Vervolgings- en excutieuitlevering Vervolgingsuitlevering: vervolging van een persoon die wordt verdacht van een misdrijf. Excutieuitlevering: strafuitvoering tav een reeds veroordeeld persoon !160
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Actieve en passieve uitlevering Actieve uitlevering: bekeken vanuit de optiek van de verzoekende staat specialiteitsbeginsel: enkel vervolgen of ten uitvoerleggen wegens feiten waarvoor uitlevering werd toegestaan male captus, bene dententus: rechtbanken van de verzoekende staat zijn onbevoegd zich uit te spreken over enigerlei onregelmatigheden in de procedure. Passieve uitlevering: bekeken vanuit de optiek van de aangezochte staat voorwaarden voor uitlevering en de uitleveringsprocedure worden beheerst door het recht van de aangezochte staat. C. Voorwaarden Er moet een verdrag zijn, gesloten op basis van wederkerigheid België heeft verschillende bilaterale uitleveringsverdragen afgesloten en is tevens partij bij het Europees Uitleveringsverdrag, Benelux-Uitleveringsverdrag en Schengen-Overeenkomst. Wederkerigheidsvoorwaarde: de uitlevering wordt slechts toegestaan indien de aangezochte staat, in gelijkaardige omstandigheden, eveneens de uitlevering zou toestaan. Voorwaarden ivm het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd Opsommings- en eliminatiemethode Er zijn 2 wijzen om de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan aan te duiden Enumeratiemethode: Uitdrukkelijk opsomming Eliminatiemethode: Verwijzing naar de straf die op het misdrijf staat De dubbele incriminatie Slechts de feiten die zowel naar Belgisch recht als naar het recht van de verzoekende staat strafbaar zijn, die grond voor uitlevering kunnen zijn. Het is niet vereist dat het feit op dezelfde wijze omschreven is in de strafwet (= kwalificatie) Dubbele jurisdictie en dubbele verjaring De feiten moeten zowel in de aangezochte als in de verzoekende staat aanleiding geven tot vervolging of tot strafexecutie (dus ratione loci bevoegd + niet verjaard) Litispendentie Uitlevering kan worden geweigerd of uitgesteld in geval van samenloop met een procedure in België, hetzij wegens hetzelfde feit, hetzij wegens een ander feit Uitsluiting van politieke misdrijven Uitlevering zal niet worden toegestaan indien zij wordt aangevraagd wegens een politiek misdrijf noch wegens een met dergelijk misdrijf samenhangend feit. Hierop bestaan wel heel wat uitzonderingen Uitsluiting van militaire en fiscale misdrijven
!161
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Voorwaarden ivm de gezochte persoon De exceptie mbt nationale onderdanen België levert zijn nationale onderdanen niet uit. Als compensatie wordt echter in de mogelijkheid voorzien tot het instellen van de strafvordering tegen Belgen wegens bepaalde in het buitenland gepleegde misdrijven. wie uitlevering niet toestaat, moet zelf vervolgen. Men beoordeelt de nationaliteitsvereiste op het ogenblik van de uitlevering Er wordt sowieso niet uitgeleverd wanneer de leeftijd van de opgeëiste persoon beneden de 16 jaar is op het moment van het plegen van het misdrijf. De vluchtelingenexceptie (Politieke) vluchtelingen kunnen niet worden uitgezet naar hun land van oorsprong wanneer zij daar dreigen te worden vervolgd om redenen van ras, religie… discriminatieclausule Rechtsbedeling verzoekende staat moet aan zekere minimumnormen voldoen De discriminatieclausule Uitlevering moet worden geweigerd als de gezochte persoon in de verzoekende staat op discriminatoire wijze dreigt te worden behandeld. Clausule ivm de doodstraf Wanneer het strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd in de verzoekende staat strafbaar is met de doodstraf, kan België de uitlevering slechts toestaan aks de verzoekende staat uitdrukkelijke zekerheden geeft dat de doodstraf niet zal worden uitgevoerd. Mensenrechten als algemeen uitleveringsbeletsel D. De Uitleveringsprocedure Uitleveringsverzoeken worden traditioneel langs diplomatieke weg overgemaakt. Het kan ook rechtstreeks door de minister van Justitie van de verzoekende staat worden gericht aan de minister van Justitie van de aangezochte staat. De uiteindelijke beslissing tot uitlevering is een beslissing van de uitvoerende macht. De regering moet echter, alvorens de uitlevering toe te staan, het advies van de KI inwinnen. Hiervoor dient de persoon echt eerst van zijn vrijheid te worden beroofd. De vrijheidsberoving van de gezochte persoon De ‘normale’ procedure Is het uitleveringsverzoek gebaseerd op een veroordelend vonnis of arrest of op een verwijzingsbeschikking van de bevoegde rechter of rechtbank waardoor de gezochte persoon naar het vonnisgerecht wordt verwezen, dan kan hij in België zonder verdere formaliteit worden opgesloten. Is het uitleveringsverzoek daarentegen gebaseerd op een aanhoudingsbevel of op een !162
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
gelijkwaardige akte, dan moet dit eerst uitvoerbaar worden verklaard door de RK. (= exequaturprocedure) De beslissing van de RK kan worden aangevochten voor de KI. Tegen het arrest van de KI staat een cassatieberoep open. De spoedprocedure In spoedgevallen kan de betrokkene worden aangehouden op vertoon van een aanhoudingsbevel, verleend door de OR van de plaats waar hij verblijft of kan worden aangetroffen, en aanleunend op een officieel bericht van de overheid van de verzoekende staat. Deze voorlopige aanhouding gebeurt in afwachting van de toezending van het uitleveringsverzoek & de stukken tot staving en kan maximum 40 dagen duren. De verkorte procedure en de vereenvoudigde procedure Wanneer de gezochte persoon met zijn uitlevering instemt kan ofwel de verkorte, ofwel de vereenvoudigde procedure worden gevolgd. Verkorte procedure: De rechtstreekse uitlevering tussen de parketmagistraten van de aangezochte en de verzoekende staat. Voorwaarde is de toestemming van de parketmagistraat en van de gezochte persoon. In dat geval is het de PdK die beslist en kan de betrokkende zonder enige formaliteit worden uitgeleverd. Vereenvoudigde uitlevering: Hier is ook toestemming van de gezochte persoon vereist. In dat geval beslist de Minister van Justitie onverwijld over de uitlevering, zonder dat het advies van de KI wordt gevraagd. Het advies van de KI Zodra de gezochte persoon is opgesloten, wint de regering het advies van de KI in. De taak van de KI bestaat erin na te gaan of de uitleveringsvoorwaarden vervuld zijn. De regelmatigheid van opsporingsmethoden wordt niet beoordeeld. De KI treedt hierop als een quasi-administratief adviesorgaan. Hoewel de procedure in het openbaar en in de aanwezigheid van de gezochte persoon verloopt, is zij geheim in die zin dat de vreemdeling geen recht op inzage in zijn dossier heeft en niet van het uiteindelijke advies op de hoogte moet worden gesteld. Hiertegen staan geen rechtsmiddelen open en cassatieberoep is uitgesloten. De beslissing van de regering De uiteindelijke beslissing inzake uitlevering berust bij de regering. Zij is hierbij niet gebonden door het advies van de KI. In de praktijk wordt echter nooit uitgeleverd na een negatief advies (= karakter van een veto) Rechtsmiddelen Tegen het uitleveringsbesluit van de regering kan beroep worden aangetekend bij de Raad van State. Als alle lokale rechtsmiddelen zijn uitgeput bestaat nog de mogelijkheid een klacht in te dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg.
!163
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
E. Specialiteitsbeginsel De verzoekende staat mag de uitgeleverde persoon niet vervolgen voor feiten die werden gepleegd voor de uitlevering en waarvoor de uitlevering niet werd verzocht. De gezochte persoon kan evenmin worden gestraft met een straf die niet werd uitgesproken door een beslissing op grond waarvan de uitlevering werd toegestaan §15. Het Europees aanhoudingsbevel A. Begrip Gerechtelijke beslissing genomen door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een lidstaat van de EU (uitvaardigende rechterlijke autoriteit), met het oog op de aanhouding en de overlevering door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat (uitvoerende rechterlijke autoriteit), van een persoon gezocht met het oog op de instelling van een strafvervolging of de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of veiligheidsmaatregel. B. Bronnen Uitlevering tussen staten van de EU afschaffen en vervangen door deze regeling van rechtstreekse overlevering tussen de gerechtelijke autoriteiten C. Vormvoorwaarden ivm het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd Drempelstraf: 12 maanden Een EU-aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd - wegens feiten die door de wet van de uitvaardigende lidstaat strafbaar zijn gestemd met een vrijheidsstraf of een veiligheidsmaatregel met een maximale duur van ten minste 12 maanden. - wanneer reeds een straf of maatregel is opgelegd, wegens opgelegde sanctie met een duur van minstens 4 maanden Dubbele incriminatie? Principe Onder het Europees aanhoudingsbevel wordt het vereiste van dubbele incriminatie principieel afgeschaft. Het volstaat dus dat het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd strafbaar is naar het recht van de uitvaardigende lidstaat. (Strafbaarheid naar het recht van de verzoekende staat is niet vereist) Uitzonderingen Staten kunnen ten aanzien van bepaalde misdrijven de vereiste van dubbele incriminatie behouden. België heeft hiervan gebruik gemaakt. Het EU-aanhoudingsbevel zal worden !164
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
geweigerd (verplichte weigeringsgrond) als het feit waarop het bevel betrekking heeft naar Belgisch recht niet strafbaar is. 32 misrijven waarvoor in geen geval dubbele incriminatie kan worden ingeroepen. Tav. de in art. 2.2 van het Kaderbesluit opgesomde lijst van 32 misdrijven zijn de lidstaten echter verplicht de overlevering toe te staan, zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit, indien daarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf staat met een maximum van 3 jaar. Definitie van de 32 misdrijven Fiscale misdrijven art. 5, § 3 M.b.t taksen en belastingen kan het EU-aanhoudingsbevel niet worden geweigerd. Abortus en euthanasie Een wettig uitgevoerd abortus of euthanasie kan niet als een opzettelijke doding worden beschouwd zoals in de lijst van de 32 misdrijven waarvoor geen dubbele incriminatie voor vereist is. Dubbele jurisdictie en dubbele verjaring? Bevoegdheid ratione loci Overlevering kan worden geweigerd als de feiten geheel of gedeeltelijk zijn gepleegd op het Belgisch grondgebied. Ook de afwezigheid van dubbele jurisdictie is een facultatieve grond tot weigering van de tenuitvoerlegging Verjaring naar het recht van de tenuitvoerleggende staat De ‘dubbele verjaring’ is beperkt tot feiten die binnen de rechtsmacht van de uitvoerende lidstaat vallen. De tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel wordt dus geweigerd als de strafvordering of de straf volgens de Belgische wet verjaard is en de Belgische gerechten bevoegd zijn om kennis te nemen van de feiten. Politieke misdrijven: niet langer een beletsel De exceptie voor politieke misdrijven mag niet meer spelen tussen lidstaten van de EU. D.Voorwaarden in verband met de gezochte persoon Nationaliteit: niet langer een beletsel De nationaliteit van de gezochte persoon is niet langer een beletsel voor de uitlevering. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de - overlevering met het oog op de vervolging Is de gezochte persoon een Belg of verblijft hij in België, dan kan de overlevering afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de persoon, na te zijn berecht, naar België wordt
!165
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
teruggezonden om er de straf of veiligheidsmaatregel te ondergaan die tegen hem in de uitvaardigende staat is uitgesproken. - overlevering met het oog op de tenuitvoerlegging (Facultatieve weigeringsgrond) Is de gezochte persoon is een Belg of verblijft hij in België, dan verbinden de bevoegde Belgische autoriteiten zich ertoe de straf of veiligheidsmaatregel overeenkomstig de Belgische wet ten uitvoer te leggen. Minderjarigen worden niet overgeleverd De tenuitvoerlegging van het EU-aanhoudingsbevel wordt geweigerd wanneer de persoon tegen wie het bevel is uitgevaardigd krachtens het Belgische recht op grond van zijn leeftijd nog niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de feiten die aan dit bevel ten grondslag liggen. Als criterium geldt de leeftijdsgrens voor meerderjarigheid volgens het recht van de uitvoerende staat E. Voorwaarden ivm de rechtsbedeling in de verzoekende staat Discriminatieclausule De discriminatieclausule komt niet voor alles weigeringsgrond in het kaderbesluit betreffende het EU-aanhoudingsbevel. Toch wordt ernaar verwezen in de preambule, waardoor weigering op deze grond tot de mogelijkheden blijft behoren. Respect voor mensenrechten Probleemstelling Mensenrechten als dusdanig kunnen geen uitleveringsbeletsel meer zijn binnen de EU. De rechtspraak van het HvJ schijnt er toch op te wijzen dat in geval van een schending van een fundamenteel recht van verdediging door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, de uitvoerende rechterlijke autoriteit de uitvoering zou kunnen weigeren. Weigeringsgrond ‘fundamentele rechten’ De Belgische wetgever heeft in een verplichte weigeringsgrond voorzien in geval er ernstige redenen bestaan om te denken dat de tenuitvoerlegging van het EU-aanhoudingsbevel afbreuk zou doen aan fundamentele rechten van de betrokken persoon. Bijzondere garantie bij tenuitvoerlegging van verstekvonnissen Als het EU-aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of veiligheidsmaatregel die bij verstek is uitgesproken en de betrokken persoon niet persoonlijk was gedagvaard of op een andere wijze in kennis gesteld van de datum van behandeling van zijn zak, kan de overlevering afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de uitvaardigende staat waarborgen biedt dat de betrokken persoon in de uitvaardigende staat een nieuwe vonnisprocedure kan vragen en in zijn aanwezigheid wordt berecht. Het volstaat hiertoe dat de betrokkene in de uitvaardigende staat nog verzet of hoger beroep kan instellen tegen het verstekvonnis.
!166
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
De doodstraf en de levenslange gevangenisstraf De doodstraf is afgeschaft in alle EU-lidstaten. Levenslange gevangenisstraf Voorwaardelijke uitlevering Indien het feit dat aan het aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, strafbaar is met levenslange gevangenisstraf of een maatregel welke levenslange vrijheidsbeneming meebrengt, de tenuitvoerlegging door de uitvoerende staat kan afhankelijk worden gesteld van een voorwaarde: in het rechtsstelsel van de uitvaardigende bestaat - de mogelijkheid tot herziening van de opgelegde straf - de toepassing van genademaatregelen - de vroegtijdige beëindiging van de straf in het raam van de strafuitvoering. Deze mogelijkheid werd niet overgenomen in de Belgische Wet Europees Aanhoudingsbevel. F.Andere verplichte weigeringsgronden Amnestie De tenuitvoerlegging van het EU-aanhoudingsbevel wordt geweigerd wanneer het strafbaar feit dat er ten grondslag aan ligt, in Belgisch het voorwerp heeft uitgemaakt van een amnestiewet, op voorwaard dat België bevoegd was de feiten te vervolgen. Ne bis in idem Tenuitvoerlegging wordt geweigerd als blijkt dat de gezochte persoon in België of in een andere lidstaat onherroepelijk berecht is voor de feiten als die waarvoor het EUaanhoudingsbevel is uitgevaardigd en de sanctie is ondergaan, ten uitvoer wordt gelegd of niet kan worden uitgevoerd volgens het recht van de veroordelende lidstaat. Dit is een facultatieve weigeringsgrond wanneer - het eerste vonnis in een derde staat (niet EU-lidstaat) werd geveld - de rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggende lidstaat besloten hebben hetzij geen vervolging in te stellen, hetzij een ingestelde vervolging te staken. G.Procedure Gewone procedure Algemeen Buitenlandse aanhoudingsbevelen zijn niet langer onderworpen aan een exequatur door de RK en een advies van de KI. In de plaats daarvan komt een summiere toetsing van het verzoek door de uitvoerende rechterlijke autoriteit, waarbij de gezochte persoon wordt gehoord. Een EU-aanhoudingsbevel gaat uit een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende staat. Het moet een reeks vermeldingen bevatten en dienst tevens vertaald te worden in de officiële taal van de uitvoerende staat. Het wordt rechtstreeks toegezonden door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit aan de uitvoerende rechterlijke autoriteit. De beslissing het aanhoudingsbevel al dan niet uit te voeren ligt bij de uitvoerende rechterlijke autoriteit. Zij beslist binnen de termijnen en onder de vooropgestelde voorwaarden. Hierdoor wordt de overlevering een louter gerechtelijke beslissing. !167
Alisha Dooms
Samenvatting Strafprocesrecht
Vrijheidsbeneming ingevolge een Europees aanhoudingsbevel Wanneer de gezochte persoon in België wordt gevonden, wordt hij aangehouden en binnen 24 uur na zijn vrijheidsbeneming voor de OR geleid. Die stelt hem in kennis van het bestaan en de inhoud van het EU-aanhoudingsbevel, de mogelijkheid om in te stemmen met zijn overlevering en zijn recht om een advocaat en een tolk te kiezen. Hij hoort vervolgens de betrokkene omtrent zijn eventuele hechtenis. De OR kan de betrokkene, onder oplegging van 1 of meer voorwaarden of mits betaling van een borgsom, in vrijheid laten tot op het tijdstip waarop over de tenuitvoerlegging van het bevel een definitieve beslissing wordt genomen. Er wordt aan de betrokkene een schriftelijke verklaring van zijn rechten overhandigd. Beslissing over de tenuitvoerlegging Wanneer de OR tijdens het verhoor over de hechtenis reeds vaststelt dat er een kennelijke reden bestaat om de tenuitvoerlegging te weigeren, neemt hij onverwijld een met redenen omklede beslissing tot niet-tenuitvoerlegging. Het OM kan tegen deze beslissing binnen 24 uur hoger beroep instellen bij de KI, die binnen de 15 dagen uitspraak doet. Tegen deze beslissing staat cassatieberoep open. Als de OR geen kennelijke weigeringsgronden had vastgesteld, is de normale procedure dat de RK binnen 15 dagen na de aanhouding uitspraak doet na verslag van de OR en de Pdk. Deze termijn kan worden geschorst op vraag van de betrokkene of het onderzoeksgerecht, dat het noodzakelijk acht dat het OM bijkomende inlichtingen verstrekt of stukken toevoegt. Tegen deze beslissing kunnen zowel de betrokkene als het OM binnen de 24 uur hoger beroep instellen bij de KI. Vervolgens kan nog cassatieberoep worden ingesteld. De definitieve beslissing moet in beginsel binnen 60 dagen na de aanhouding genomen zijn. Overlevering Het OM stelt samen met de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende staat zo spoedig mogelijk de datum van overlevering vast. Deze datum valt in ieder geval binnen 10 dagen na de definitieve beslissing tot tenuitvoerlegging. In uitzonderlijke omstandigheden kan het OM de overlevering tijdelijk opschorten wegens ernstige humanitaire redenen. Procedure in geval van instemming De betrokken persoon kan instemmen met zijn overlevering. De instemming moet gegeven worden ten overstaan van de PdK en in het bijzijn van een advocaat. Hiervan wordt een PV opgemaakt. Vervolgens beslist de Pdk binnen de 10 dagen over de tenuitvoerlegging en kan de betrokken persoon binnen nog eens 10 dagen effectief worden overgeleverd. De instemming kan niet meer worden ingetrokken. De regel dat de opgeëiste persoon met een verkorte procedure kan instemming voor de PdK geldt in alles stadia van de procedure. Specialiteit De uitgeleverde persoon kan alleen worden vervolgd voor de feiten waarvoor hij werd uitgeleverd. Indien de gezochte persoon instemt met zijn overlevering aan een lidstaat die niet van de specialiteit heeft afgezien, moet hij uitdrukkelijk afstand doen van het specialiteitsbeginsel.
!168