Samenvatting Netwerkbijeenkomst Werkbijdrage Jong Talent 27 mei 2015
Inleiding Op 27 mei jl. organiseerde het Mondriaan Fonds in samenwerking met Paradiso en Cultuur-Ondernemen een netwerkbijeenkomst voor kunstenaars die de afgelopen jaren een Startstipendium/Werkbijdrage Jong Talent hebben ontvangen. Het Mondriaan Fonds organiseerde deze avond op veler verzoek, vooral van startende kunstenaars die graag meer gebruik willen maken van elkaars ervaringen, maar ook in gesprek willen met medewerkers van het Fonds en met mentoren. De bijeenkomst werd bezocht door 65 startende kunstenaars. De aftrap van de avond werd gegeven door Birgit Donker, directeur van het Mondriaan Fonds. Daarna nam beeldend kunstenaar Renzo Martens het woord. Tijdens de rondetafelgesprekken die hierop volgden werd ingegaan op thema’s die voor startende kunstenaars van belang zijn, zoals urgentie, samenwerking, zichtbaarheid voor het publiek, profilering en internationalisering. De avond werd afgesloten met een informeel gedeelte, waarbij gesprekken en discussies tijdens de borrel werden voortgezet. Onderstaand een verslag van de avond: Welkomstwoord Birgit Donker Het is voor het eerst dat het Mondriaan Fonds een dergelijke netwerkbijeenkomst organiseert. Reden was de wens ‘uit het veld’ om meer contact met elkaar en met het fonds te krijgen. Om diezelfde reden is onlangs de Facebookpagina ‘Platform Werkbijdrage Jong Talent’ opgezet, waar kunstenaars onderling informatie kunnen uitwisselen. Deze avond past bij de rol van het Mondriaan Fonds dat niet alleen bijdragen aan kunstenaars, bemiddelaars, musea en andere erfgoedinstellingen verstrekt, maar soms ook de rol van ‘relatiemakelaar’ vervult. Zo zette het fonds een mentoringprogramma op voor kunstenaars aan het begin van hun carrière, dat voorziet in begeleiding door een meer ervaren collega of curator. Onlangs presenteerden we de ‘Assistentiebijdrage’, bestemd voor mid-career kunstenaars die door de samenwerking met een jongere kunstenaar hun praktijk willen verdiepen. Het fonds faciliteert Beeldende Kunst Nederland, waarin organisaties vertegenwoordigd zijn van Museumvereniging tot Platform BK. Het meest concrete resultaat van dit forum is het onderzoek naar het kunstenaarshonorarium en de groeiende acceptatie hiervan. Als aftrap van een nieuwe bijdrage voor kunstinitiatieven organiseerden het fonds onlangs ook een druk bezochte bijeenkomst voor deze doelgroep. Dit zijn slechts een paar voorbeelden. Alle mogelijkheden voor (startende) kunstenaars zijn te vinden op de ‘regelingenzoeker’ van het Mondriaan Fonds. Speech Renzo Martens Tijdens de bijeenkomst hield Renzo Martens een ‘commencement speech’, waarin hij vertelde hoe hij als beginnend kunstenaar werd “verteerd door de angst om ontmaskerd te worden als charlatan en poseur”. Martens leerde die angst te omarmen. De moraal: koester je tegenstrijdigheden.
Tafelgesprekken Aan tien verschillende tafels werd besproken wat het betekent om een startend kunstenaar te zijn. Sommige tafels deden dit aan de hand van specifieke stellingen, anderen aan de hand van de thema’s die Renzo Martens aan de orde stelde of op basis van onderwerpen die ter sprake kwamen. In de tafeldiscussies die volgden ging het over vragen als: Móet je je als kunstenaar verhouden tot de maatschappij en de actualiteit? Is kunst niet meer gericht op iets dat dat overstijgt, zoals menselijke waarden en betekenissen? Kan je een eigen wereld scheppen als kunstenaar? Wat is het belang van context in je werk; kan je kunst los zien van de context waarin het gemaakt wordt? Wat betekent ‘tijd’ voor je werk; hoe wordt er op een ander moment, met een andere realiteit, naar je werk gekeken? Welke rol heeft je werk dan nog? Hoe ga je om met ethische dilemma’s? Mag je bijvoorbeeld geld verdienen met kunst die gaat over armoede of een maatschappelijk probleem? Moet kunst altijd ethisch zijn? Ook praktische zaken kwamen aan bod: Hoe kom ik er tussen, bij een galerie of een andere plek in de kunstwereld? Terwijl tegelijkertijd de vraag opkwam of een galerie, een kunstbeurs en een museum wel de juiste plek zijn voor kunst op dit moment en of het niet veel belangrijker is om mede-kunstenaars op te zoeken om samen verder te komen en vervolgens de publieke ruimte op te zoeken. Positie van de jonge kunstenaar Aan één van de tafels werd gesteld dat het als kunstenaar belangrijk is het gesprek aan te gaan over wat er in de maatschappij gebeurd. Maar mag je als kunstenaar ook nog met jezelf bezig zijn, met je ontwikkeling, je medium? Móet je je verhouden tot de maatschappij en de actualiteit? Is kunst niet veel meer gericht op iets dat dat overstijgt; meer menselijke waarden en betekenissen? Heeft kunst de rol overgenomen van de journalistiek: door kritische vragen te stellen i.p.v. een esthetische ervaring over te brengen? Kan je een eigen wereld scheppen als kunstenaar? Een aantal van de aanwezige jonge kunstenaars worstelt met de vele petten die ze op heeft. Ze moet werk produceren, de eigen administratie doen, het werk promoten etc. Al deze taken vereisen verschillende vaardigheden. Het wordt als lastig ervaren om alles te doen en alles goéd te doen. Anderen worstelen met de hoeveelheid werk en taken: je wil actief blijven en veel projecten en presentaties doen, maar ook continuïteit in je praktijk. Het is voor deze kunstenaars belangrijk om de condities van het werk goed te kennen en ook te onderzoeken onder welke condities het werk tot zijn recht komt. Het kunstenaarschap blijft een voortdurende zoektocht naar balans. Een van de aanwezigen typeert het als volgt: "Het kunstenaarschap is een zelfverkozen vrolijke ellende". Toegang tot de kunstwereld Aan één van de tafels werd de vraag gesteld hoe jonge makers toegang tot de kunstwereld krijgen: ‘hoe komen we er tussen?’ Een aan tafel aanwezige mentor stelt dat het noodzakelijk is veldonderzoek te doen, te informeren, toegang te zoeken tot mensen en netwerken, interesse te tonen in dat waar anderen mee bezig zijn en zichtbaar zijn via tentoonstellingen. Er wordt gevraagd of een galerie, een kunstbeurs of een museum nog wel de juiste context bieden voor startende kunstenaars op dit moment. Aan verschillende tafels wordt gesteld dat het belangrijker is om mede-kunstenaars op te zoeken om samen verder te komen, en vervolgens de publieke ruimte op te zoeken. Om zo een directere relatie te krijgen tussen kunst en publiek. Zonder economische overwegingen. Aan één van de tafels werd gesteld dat je als kunstenaar je niet per definitie moet willen aansluiten bij een galerie. Je kunt jezelf de vraag stelen: wil ik wel een commercieel kunstenaar zijn? En, wat zijn de opties?
Samenwerking De focus kwam bij één van de tafels al snel te liggen op het belang van deelname aan ‘peer groups’ voor discussie en reflectie. Soms kan dit uitmonden in een vruchtbare samenwerking tussen kunstenaars (in de vorm van een kunstenaarsinitiatief), maar dat is zeker geen voorwaarde. Het zoeken naar samenwerking met andere partijen zoals musea, presentatie-instellingen of opdrachtgevers wordt als een grote stap ervaren. Eén kunstenaar merkte op dat het als autonoom kunstenaar moeilijk dan wel onmogelijk is samen met een opdrachtgever nieuw werk te ontwikkelen. Later bleek echter dat sommigen al in gesprek waren met curatoren en dat dit tot mogelijke samenwerkingen zou kunnen leiden. Aan één van de tafels bleek dat bijna alle kunstenaars in een samenwerkingsverband opereren of werkzaam zijn in een kunstenaarsinitiatief of collectief, bijvoorbeeld voor het organiseren van tentoonstellingen. De afwisseling tussen solo en in groepsverband werken is volgens deze kunstenaars heel fijn. Aan een andere tafel wordt duidelijk dat een deel van de kunstenaars nog niet wil samenwerken en zeker nog geen zin heeft om dat samen met opdrachtgevers te doen. De academie heeft hen regels en eisen opgelegd en juist nu willen ze zo vrij mogelijk kunnen werken. Het andere deel wil wel samenwerken, maar dan het liefst met andere disciplines, bijvoorbeeld: dichters, muzikanten, ontwerpers, een bepaalde bevolkingsgroep. Werkbijdrage Jong Talent (WJT) Over de bijdrage wordt gesteld: een subsidie is geweldig maar haalt ook wat van je gevoel van vrijheid weg. Zo’n bijdrage legt een zekere druk op, een gevoel van verantwoordelijkheid. Niet zozeer ten opzichte van het publiek, maar meer ten aanzien van het fonds en je werk: dat geld moet immers wel goed besteed worden: het 'moeten' werkt soms verlammend. Een beurs dwingt je keuzes te maken. Of dit positief of negatief is, wordt niet helemaal duidelijk. Een van de kunstenaars benadrukt dat ze bij het krijgen van een bijdrage zich voor het eerst bewust werd dat ook anderen (Mondriaan Fonds, het publiek) bij het werk betrokken werden. Als kunstenaar ben je dus niet alleen verantwoording aan jezelf verschuldigd maar ook aan het fonds en het publiek. Dit heeft een discrepantie tot gevolg: je wilt als kunstenaar onafhankelijk blijven maar je bent toch verantwoording verschuldigd aan anderen. Terwijl de één vond dat het publiek pas aan bod komt als het werk helemaal af is, bekende de ander dat het publiek altijd als een minnaar in haar hoofd zit: “Ik zie mijn publiek als een ‘silent lover’.” Tot slot werd gesteld dat een beurs van het Fonds heel erg belangrijk is omdat het je vertrouwen geeft. Het bevestigt dat je op de goede weg bent en zorgt naast financiële ruimte ook voor professionalisering van je praktijk. De 'moral support' is minstens zo belangrijk als het geld. Publiek De discussie ging bij één van de tafels over een artikel van Melle Daamen waarin een tegenstelling werd geformuleerd tussen ‘art pour art’ en ’art pour homme’. De aanwezigen bleken heel pragmatisch: Er is geen tegenstelling tussen de intrinsieke waarde van kunst en het rekening houden met een publiek. Er wordt nuchter geconstateerd dat je je werk voor jezelf moet kunnen verantwoorden en dat ergens in het maakproces de realisatie komt dat je een publiek moet zien te vinden. Bij één tafel circuleerden verschillende meningen over de vraag hoe het publiek een rol kan spelen tijdens het maken van nieuw werk. Variërend van een kunstenaar die het publiek als een ‘silent lover’ beschouwt (zie boven) tot het zelf je eigen publiek zijn; van de wensen en noden van een opdrachtgever of ondersteunende partij tot de noodzaak om tijdens het maakproces het publiek te negeren om zo een maximale vrijheid te creëren. Een voorbeeld waarover uitgebreid werd gesproken is de kunstenaar Felix Gonzalez Torres, die in een aantal interviews vertelde al zijn werk alleen voor zijn partner te maken. Geconstateerd werd dat wanneer een werk klaar is en gepresenteerd wordt, over het algemeen de verhouding tot het publiek veranderd. Áls je al rekening houdt met een publiek, dan werkt het volgens de kunstenaars toch nooit zo als eerder gedacht. De één
ziet het als een anticlimax, een ander als bevestiging of behoefte aan feedback en kritiek. Hierbij wordt de rol van bemiddelaars en instellingen in het culturele veld besproken, waarbij de huidige trend om vooral op publiek te meten en budgetten voor marketing voorop te stellen als enigszins zorgwekkend wordt gezien. Voor sommigen bestaat hun werk bij de gratie van publiek, maar voor anderen is het werk eigenlijk meer een onderzoek waarin het publiek niet direct relevant is: het soort werk zorgt ervoor dat je verschillend met je publiek omgaat. Eén kunstenaar stelt dat hij nooit aan publiek denkt en zijn werk ook niet voor het publiek maakt, maar tegelijkertijd wel de mening van het publiek belangrijk vindt: “als mensen het niet snappen doe ik het blijkbaar niet goed en dat wil ik het wel graag horen”. Een andere kunstenaar stelt dat je het werk altijd moet toelichten en veel aandacht moet schenken aan begeleidende teksten. Je maakt als kunstenaar deel uit van de samenleving, die ervaringen neem je mee in je werk én met de informatie eromheen. Over zichtbaarheid en publiek wordt verder gesteld dat het werk altijd het uitgangspunt moet zijn. Afhankelijk van de aard van je werk zou je mogelijk zelf publiek kunnen kweken. Als je bijvoorbeeld ‘event-achtig’ werk maakt, dan is het essentieel dat je een publiek voor je werk vindt en hen bij je werk betrekt. Mondriaan Fonds en Mentoring In zijn algemeenheid wordt er enthousiast over de activiteiten van het Mondriaan Fonds gesproken. Over Prospects & Concepts en Mentoring is men enthousiast. Maar hoewel het zogenaamde meester-gezel traject wordt beschouwd als zeer waardevol, vindt men het problematisch wat betreft terminologie. Zou het een andere naam kunnen krijgen die minder hiërarchie in zich heeft en meer gaat over delen, overdracht, uitwisselen? Aan een andere tafel kwam Mentoring ook uitgebreid aan bod: een enkeling vindt het traject ‘tuttig, dichtgetimmerd of geïnstitutionaliseerd’, maar stelt tegelijkertijd wel blij te zijn met de verandering dat je je eigen mentor kan aandragen. Kunstenaars die eerder van het traject gebruikmaakten vonden vooral de wederzijdse betrokkenheid heel waardevol. Het voorziet in een mogelijkheid om inhoudelijke feedback te krijgen op je werk, nadat je de academie verlaten hebt. Eén van de kunstenaars ziet het mentoring traject als een tussenstap naar een Tweede Fase opleiding en overweegt na het traject aanmelding bij De Ateliers of Rijksakademie. Aan één tafel stelt een kunstenaar dat de Meester-Gezel regeling heel goed was en dat uitbreiding ervan nuttig zou zijn. Ook wordt een nadrukkelijker rol voor het Mondriaan Fonds gevraagd in het bewerkstelligen van contacten met curatoren, galeriehouders, opdrachtgevers en anderen. Over een grotere rol van het ‘fonds als relatiemakelaar’ hebben sommigen vraagtekens: moet je dat als fonds wel doen? Er is tegelijkertijd wel een rol van het fonds als raadgever of koppelaar. Er is vooral veel vraag naar de koppeling met curatoren of bemiddelaars. Volgens sommigen zou het Fonds inhoudelijk meer kunnen betekenen voor (jonge) kunstenaars. Er wordt gesproken over een ‘self-organized school’, niet gericht op netwerken maar meer op kennisoverdracht/uitwisseling. Of een onafhankelijke organisatie die lezingen en workshops organiseert, mogelijk ook open voor publiek, waar kennis centraal staat. Sommige kunstenaars stellen dat financiële begeleiding (bijvoorbeeld in de vorm van een ‘masterclass begrotingen’) zeer welkom zou zijn. Ook meer kennis over een financiële jaarplanning zou helpen. Binnen de beeldende kunsten heeft het fonds een belangrijke rol, waar volgens de aanwezigen niet aan te ontkomen valt. Wanneer je aanvraag bij het Mondriaan Fonds geen ondersteuning krijgt, zijn er steeds minder alternatieven. Volgens sommigen zijn er kunstenaars met goed werk die er niet tussen komen omdat zij zich niet goed verbaal of schriftelijk kunnen uiten. Een van de kunstenaars aan een tafel merkt op dat het Mondriaan Fonds te sterk inzet op cultureel ondernemerschap, iets wat volgens hem losstaat van het kunstenaarschap. Misschien is dat ondernemerschap in de praktijk belangrijk, maar het zou niet meegewogen moeten worden in de beoordeling. Het lijkt meer een criterium van de overheid te zijn, het Fonds zou niet moeten meegaan in die retoriek. De mentor aan tafel
nuanceert het begrip cultureel ondernemerschap door te benadrukken dat ‘ondernemerschap’ begrepen moet worden als ‘de mate waarin je bezig blijft, samenwerkingen aangaat en openstaat voor nieuwe relaties’. Daarnaast wordt aan een paar tafels duidelijk dat er meer behoefte is aan de bevindingen van de commissie, ook wanneer er een positief oordeel uitgebracht is. Wat leeft er in de commissie, hoe wordt je werk besproken? Aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale kunstenaars Vanwege het internationale profiel van één van de tafels, wordt de vraag gesteld wat Nederland aantrekkelijk maakt voor buitenlandse kunstenaars. Een kunstenaar zegt dat Nederland deuren voor haar heeft geopend die in het land van herkomst gesloten zouden blijven. Bovendien wordt het gevoel ontheemd te zijn ervaren als een unieke positie om op de beroepspraktijk in beide landen te reflecteren. Tot slot Het initiatief van deze netwerkbijeenkomst wordt door allen zeer gewaardeerd. De meeste kunstenaars zijn naar de bijeenkomst gekomen voor antwoorden op praktische vragen, nuttige tips over geld of kunstwereld en om te kunnen netwerken. Sommigen vinden de tafelgesprekken te kort en hadden de gesprekken in een volgende editie liever wat informeler (een borrel) gezien, maar andere juist weer formeler (seminars, workshops). Ook werd gevraagd of de bijeenkomsten regionaal georganiseerd kunnen worden. Er worden ook andere ideeën geopperd: een avond met Pecha Kucha presentaties waarin kunstenaars hun werk kunnen presenteren aan elkaar. Of een avond met curatoren en kunstenaars waarbij bijvoorbeeld 5 sprekers een presentatie geven. De nieuwe Facebookgroep werd als zeer prettig ervaren: goed om zo op de hoogte te blijven van deadlines en handig om nuttige tips die gepost worden te lezen. Volgens een kunstenaar zou het geweldig zijn als het Fonds nog meer zou uitdragen, dat het belangrijk is dat je als kunstenaar kan bestaan in de maatschappij en dat je kunstenaar ‘kan en mag zijn’ zonder aan allerlei voorwaarden te voldoen.