Samenvatting Docentenhandleiding Cursus ‘Selecteren zonder vooroordelen: Voor de beste match!’
Module 4 ‘Wettelijke kaders & Regelgeving: handreikingen voor toepassing in de praktijk’
Dit opleidingsaanbod is tot stand gekomen met financiële steun van het PROGRESS-programma (Programme for Employment and Social Solidarity) van de Europese Unie. Voor meer informatie zie: ec.europa.eu/progress De inhoud van het opleidingsaanbod valt onder de verantwoordelijkheid van het College voor de Rechten van de Mens en kan op geen enkele wijze worden geïnterpreteerd als standpunt van de Europese Commissie.
1
I.
Didactisch kader
Module 4 schetst de wettelijke kaders en regelgeving op het gebied van gelijke behandeling bij toegang tot arbeid voor de gronden leeftijd, handicap/chronische ziekte, ras/etniciteit en geslacht, met aandacht voor uitzonderingen (rond zwangerschap en voorkeursbeleid bijvoorbeeld). De module behandelt de nondiscriminatiegronden uit de Nederlandse gelijkebehandelingswetgeving waarop mensen een beroep kunnen doen als zij zich gediscrimineerd voelen. De wettelijke begrippen direct onderscheid en indirect onderscheid worden verhelderd: wanneer is onderscheid eigenlijk bij de wet verboden, wanneer is sprake van discriminatie en wanneer niet? Situaties waarin onderscheid maken wél is toegestaan worden verduidelijkt aan de hand van casuïstiek. De strenge wettelijke kaders en toetsingscriteria die bij voorkeursbehandeling gelden, maken ook duidelijk wat er wel en niet mag in de werving- en selectiepraktijk. Bijvoorbeeld in de tekst van een personeelsadvertentie of bij de vragen aan een sollicitant.
Leerdoelen -
Bevorderen parate kennis bij studenten van relevante wet- en regelgeving met betrekking tot werving en selectie (uitgesplitst naar etniciteit, geslacht, leeftijd en beperking) Aantoonbaar in staat zijn om deze wet- en regelgeving te kunnen interpreteren en toepassen in concrete situaties (casuïstiek)
Ingrediënten -
Oefeningen/gesprekken aan de hand van reële (CGB) casuïstiek. Dilemma’s voor beoordelaars (wat mag een P&O’er wel en niet vragen rond bijvoorbeeld beperking/gezinssituatie, religie van een sollicitant en/of werkzoekende?) Werken met personeelsadvertenties
Didactiek (voorbereidend) Docent: - Lezen docentenhandleiding, artikelen en casuïstiek - Presentatie doorlopen (voorbereiden) - Bekijken beeldmateriaal en koppeling maken met presentatiematerialen - Voorbereiden individuele en groepsgewijze oefeningen voor studenten - Handleidingen bij de diverse oefeningen
2
Student: - Lezen artikelen en casuïstiek (op aangeven docent: selectie eventuele literatuur wordt overgelaten aan de instelling zelf) Didactiek (uitvoering) Voorbeeld opzet moduleochtend/middag
Voorbeeld opzet module verkort (gastcollege en/of kort college)
Aantal deelnemers -
Uitgebreide variant (werkgroep/werkcollege): maximaal 20 studenten Verkorte variant (college/gastcollege): regulier aantal bezoekende studenten
Voorbereidingstijd -
Docent: circa 3 uur Student: circa 1 uur (afhankelijk van door docent geïndiceerde literatuur/voorbereiding)
3
II.
Samenvatting wettelijke kaders & regelgeving
Wat zijn mensenrechten? De rechten van de mens, of kortweg de mensenrechten, zijn rechten die ieder mens toekomen, waar ook ter wereld. Mensenrechten zijn er om mensen te beschermen tegen de macht van de staat en moeten ervoor zorgen dat iedereen kan leven in menselijke waardigheid. Mensenrechten betekenen bijvoorbeeld dat iedereen een eigen vrije mening mag hebben en uiten en dat de overheid niet zomaar geweld tegen burgers mag gebruiken. Ook houden ze in dat je recht hebt op onderwijs, op genoeg te eten en een dak boven je hoofd. Staten hebben met elkaar afgesproken deze rechten voor iedereen te zullen garanderen. Voor iedereen, dus ongeacht ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, welstand, geboorte of enige andere status. De mensenrechten vormen de basis voor alle wetgeving en beleid van de overheid. Belang van mensenrechten Overheden hebben veel macht. Mensenrechten zijn er om burgers tegen machtsmisbruik van de overheid te beschermen. Ze leggen de bevoegdheden van de overheid aan banden. Zo heeft bijvoorbeeld iemand die door de politie gearresteerd is, recht op bijstand van een eigen advocaat. Mensenrechten leggen aan de overheden 'negatieve verplichtingen' op. Dat zijn verplichtingen om bepaalde handelingen niet te doen en daardoor geen mensenrechten te schenden. Daarnaast leggen mensenrechten ook 'positieve verplichtingen' op die staten opdragen om zich juist in te spannen en actief bepaalde maatregelen te treffen. De overheid moet bijvoorbeeld zorgen voor behoorlijke gevangenisomstandigheden. De overheid heeft de verplichting om de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie te beschermen. Ook moet de overheid onderwijs en gezondheidszorg organiseren. Welke mensenrechten zijn er? Er zijn veel verschillende mensenrechten. Deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in verdragen van internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Europese Unie. Daarnaast zijn mensenrechten vastgelegd in nationale grondwetten, waaronder de Nederlandse Grondwet. Daarin worden ze vaak 'grondrechten' genoemd. In totaal zijn er wel zo'n negentig mensenrechten. Deze zijn onder te verdelen in: o o o o
algemene en integriteitsrechten (non-discriminatie, gelijke behandeling, bescherming van de persoon en van diens privacy, huis en familieleven, martelverbod) vrijheidsrechten (zoals vrijheid van meningsuiting, van godsdienst en levensovertuiging, van vereniging) participatierechten (recht op deelname aan het bestuur van een land, kiesrecht) rechten van arrestanten, beklaagden en gedetineerden (verbod op willekeurige arrestatie en detentie, recht op onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak)
4
o o
rechten van beschermde groepen (vrouwen, kinderen, minderheden, inheemse volken); rechten van vreemdelingen en vluchtelingen (recht het land te verlaten en terug te keren, asielrecht, recht op gezinshereniging).
Bovenstaande rechten worden ook wel 'burgerrechten en politieke rechten' genoemd, of 'klassieke mensenrechten'. Naast de klassieke mensenrechten bestaan de volgende groepen mensenrechten: o o o
sociale en economische rechten (recht op behoorlijke levensstandaard, recht op sociale voorzieningen, vrijheid van vakvereniging, recht op onderwijs, recht op gezondheid) culturele rechten (recht om deel te nemen en bij te dragen aan cultuur, recht om de eigen taal te spreken, bescherming van auteursrecht en van de eigen naam, vrijheid van wetenschappelijk onderzoek) collectieve rechten (voor ontwikkeling en bescherming van een volk)
Nederlandse wetgeving In de Nederlandse Grondwet zijn fundamentele rechten vastgelegd. Deze rechten gelden voor iedereen die zich in Nederland bevindt. In artikel 1 van de Grondwet staat dat "Allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan." Gelijkebehandelingswetgeving Artikel 1 van de Grondwet richt zich in de eerste plaats tot de overheid. Dit artikel is nader uitgewerkt in verschillende gelijkebehandelingswetten om het recht op gelijke behandeling tussen burgers onderling te regelen. Samen vormen deze wetten de gelijkebehandelingswetgeving. In de gelijkebehandelingswetgeving staat dat mensen niet ongelijk behandeld mogen worden vanwege persoonskenmerken die er niet toe doen: o o o o o o o o o o o
godsdienst/levensovertuiging politieke gezindheid ras, afkomst geslacht: man, vrouw, transgender (transseksuelen, travestieten, interseksuelen), zwangerschap nationaliteit hetero- of homoseksuele gerichtheid (biseksuele gerichtheid) burgerlijke staat: gehuwd of ongehuwd, wel of geen geregistreerd partnerschap beperking of chronische ziekte leeftijd arbeidsduur: voltijd of deeltijd vast of tijdelijk arbeidscontract
5
Verder moet de discriminatie betrekking hebben op het terrein van: arbeid (bijvoorbeeld: sollicitaties, ontslag, arbeidsvoorwaarden (beloning), bevordering, arbeidsomstandigheden, arbeidsbemiddeling)goederen/diensten (bijvoorbeeld: wonen, welzijn, gezondheidszorg, cultuur, onderwijs, financiële dienstverlening, verzekeringsdiensten). Overige wetten en regels Er zijn ook diverse discriminatieverboden vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, de Ambtenarenwet en het Wetboek van Strafrecht. Internationaal kader Het beginsel van mensenrechten is dat alle mensen van gelijke waarde zijn. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) stelt dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren. Artikel 2, eerste lid, UVRM, bepaalt vervolgens dat iedereen aanspraak kan maken op alle rechten en vrijheden die in de Verklaring zijn opgesomd 'zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status'. Dit betekent dat het recht in beginsel gelijkelijk geldt voor iedereen. Gelijkheid voor de wet wil zeggen dat iedereen recht heeft op gelijke behandeling door de rechtbank, hoewel bijvoorbeeld straffen kunnen variëren per situatie en persoon. Andere belangrijke toepassingen van het gelijkheidsbeginsel zijn de gelijke rechten van man en vrouw, gelijke betaling voor gelijk werk en gelijke rechten bij verkiezingen. Gelijke behandeling wordt onder meer voorgeschreven door het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. De Europese Gemeenschap heeft tussen 1975 en 1986 vijf richtlijnen uitgevaardigd over de gelijke behandeling van man en vrouw inzake beloning, de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en promotiekansen, arbeidsvoorwaarden, sociale zekerheid, gelijke behandeling van zelfstandigen. Nadien is in 1992 nog de zwangerschapsrichtlijn en in 1997 de bewijslastrichtlijn uitgevaardigd. De richtlijnen zijn – met uitzondering van de zwangerschapsrichtlijn en de zelfstandigenrichtlijn – in 2006 samengevoegd in de zogenoemde herschikkingsrichtlijn. Deze richtlijnen moeten in de wetgeving van de EU-lidstaten zijn geïmplementeerd. Het verbod op discriminatie vormt de kern van de mensenrechten. Internationale verdragen veroordelen discriminatie op grond van onder meer geboorte, huidskleur, taal, ras, godsdienst en geloof, geslacht, sociale herkomst en status en beperkingen.
6