hv
do cen tenha n dlei ding
3
h a v o
|
v w o
Biologie interactief Francine Behnen Rob Melchers Irma Peelen
NijghVersluys Ericastraat 18 3742 SG Baarn Correspondentieadres: Postbus 225 3740 AE Baarn Customer Contact Center Voortgezet Onderwijs Tel.: 035-5482470 Telefax: 035-5418221 E-mail:
[email protected] Internet: www.nijghversluys.nl www.biologieinteractief.nl Ontwerp en opmaak omslag en binnenwerk: Studio Bassa, Culemborg Redactie: Arno de Bruin, Bennekom Illustratieredactie: Laura Ruijter, Roosendaal; Hanna Molenaar, Amsterdam Tekeningen: Erik Eshuis, Groningen
Eerste druk 1 2 3 4 5 /12 11 10 09 08 ISBN 978 90 425 3873 3 NUR 122 © 2008 by Uitgeverij NijghVersluys bv, Baarn Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoud Aan de slag met Biologie interactief
5
Thema 1: Een gezond lichaam
6
Thema 2: Gezond leven
14
Thema 3: Het milieu om je heen
22
Thema 4: Leefbare toekomst
32
Thema 5: Voedselproductie
40
Thema 6: Voedselverwerking
61
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
3
Aan de slag met Biologie interactief Biologie interactief voor 3 havo/vwo is een geheel nieuwe methode. De methode kan in combinatie met elke andere methode voor de onderbouw en de tweede fase gebruikt worden. De structuur is herkenbaar voor leerlingen die met Bekijk het! gewerkt hebben. Inhoudelijk sluit de methode goed aan op Biologie interactief voor de tweede fase.
Thema 3: Het milieu om je heen Thema 4: Leefbare toekomst
Toetsenbundel
Thema 2: Gezond leven
Antwoordenboek
Thema 1: Een gezond lichaam
Website
Biologie interactief voor 3 havo/vwo bestaat uit zes thema’s. In ieder thema staat het werkboek centraal. Vanuit het werkboek wordt de leerling verwezen naar artikelen uit het bronnenboek en naar applets, downloads en links op de website www.biologieinteractief.nl. Bij de methode zijn ook een antwoordenboek en een toetsenbundel beschikbaar.
Bronnenboek
Thema 5: Voedselproductie Thema 6: Voedselverwerking Met Biologie interactief voor 3 havo/vwo beginnen leerlingen goed voorbereid aan de tweede fase: – Leerlingen oefenen vaardigheden die noodzakelijk zijn voor de tweede fase. Ze werken actief en zelfstandig aan grotere opdrachten. Tijdens deze opdrachten doen de leerlingen onderzoek en schrijven verslagen en adviezen. Hierbij wordt veel in groepjes samengewerkt. – Leerlingen maken kennis met een breed scala aan onderwerpen die in de tweede fase bij biologie aan bod komen. – Leerlingen verdiepen zich in beroepen en maatschappelijke contexten waarin biologie een grote rol speelt. Ze krijgen een beter beeld wat het vak biologie kan bijdragen aan hun toekomst. Hierdoor kunnen zij beter voor bereid een profielkeuze maken. De zes thema’s worden hierna toegelicht. Per thema staan de opdrachten aangegeven met bij elke opdracht de activiteiten van de leerling en de benodigdheden.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
5
Thema 1
Een gezond lichaam De leerlingen gaan tijdens deze lessen verschillende beroepen in de gezondheidszorg uitoefenen. Ze zijn afwisselend specialist, assistent en patiënt. Dit werkboek bevat stof voor ongeveer tien lessen van 50 minuten. De eerste opdracht is een startopdracht. Vervolgens zijn er zijn zeven spreekuur- opdrachten waarin de leerlingen, in groepjes van drie of vier, medisch onderzoek doen en voorlichting geven. Als afsluiting worden gemiddelden berekend. U kunt kiezen voor een eindtoets, een verslag of beiden. Een goede introductie van de opdrachten en uitleg over de structuur van de spreekuren is erg belangrijk. Docent in actie: voorbereiding Voor u als docent vergt vooral de start van dit thema de nodige voorbereiding. Hierbij is zeker een rol weggelegd voor de eventuele TOA. Draaien de spreekuren eenmaal, dan heeft u de handen vrij voor het begeleiden van de leer lingen. Er kunnen zeven spreekuren tegelijk gaan draaien. Een spreekurenschema voor deze werkwijze vindt u in Bijlage 1. Kiest u voor deze werkwijze, dan zullen alle benodigde materialen tegelijkertijd verzameld moeten zijn. U kunt ook kiezen voor een andere indeling, bijvoorbeeld twee spreekuren per les. Dan zijn niet alle materialen tegelijk nodig, maar wel meer van dezelfde benodigdheden. De benodigdheden voor alle spreekuren vindt u hieronder bij opdracht 1. De leerlingen moeten zich als voorbereiding voor elke rol verdiepen in het betreffende orgaan, de werking ervan en het te verrichten onderzoek. Dit kan soms in de les, maar zal zonodig ook thuis gebeuren. Structuur van de opdrachten Bij elke opdracht is een van de drie leerlingen specialist. Specialisten krijgen in een lesuur twee of drie patiënten op bezoek, per patiënt 15 minuten. Tijdens het spreekuur zullen deze specialisten het onderzoek uitvoeren, speciaal gericht op de functie van het orgaan waarin zij gespecialiseerd zijn. Ook moeten zij voorlichting kunnen geven over dit onderwerp, een belangrijke taak voor werkers in de gezondheidszorg. Specialisten zullen zich dus goed moeten voorbereiden en in eigen woorden uitleg moeten geven aan de patiënt. De uitwerking van de informatie vindt u terug in het werkportfolio. Tenminste twee tot drie patiënten zullen per lesuur het spreekuur van een specialist bezoeken. De patiënt bereidt zich voor op het onderzoek en verdiept zich in het onderwerp. Vervolgens formuleert hij of zij minstens vijf vragen voor de specialist. Deze worden eerst aan u voorgelegd, zodat u de voorbereiding van deze leerling kunt controleren. Tijdens het onderzoek worden deze vragen gesteld. De patiënt wil hopelijk zoveel mogelijk aan de weet komen. Het is tenslotte zijn of haar lichaam! De assistent zet alles klaar en controleert de tijd en de procedure, maar zal zich ook moeten verdiepen in het betreffende orgaan en de onderzoeks
6
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
methode. De assistent vult zonodig de specialist aan bij het geven van voor lichting en assisteert tijdens het onderzoek. De assistent maakt ook aantekeningen van de gegeven informatie. De patiënt krijgt deze informatie als ‘patiëntenfolder’ mee naar ‘huis’. Gegevens verzamelen Het is belangrijk dat leerlingen alle uitslagen goed bijhouden. Zonodig kunt u hierop toezien. Patiënten leggen alle uitslagen nauwkeurig vast in een persoonlijk patiëntendossier. Van deze persoonlijke uitslagen wordt aan het einde door de leerling een gemiddelde berekend. De specialist houdt een specialistendossier bij, waarin hij of zij van alle, door hem of haar onderzochte patiënten, de uitslagen noteert. Ook van deze uitslagen berekent de specialist het gemiddelde. Dit gemiddelde noteert de specialist in een gezamenlijk klassendossier. Dit kan digitaal of op papier. U als docent zou dit klassendossier kunnen beheren. Als alle uitslagen bekent zijn, wordt hieruit een klassengemiddelde berekend. De 9e les zal elke leerling de resultaten uit het persoonlijke patiëntendossier vergelijken met het klassengemiddelde. Aan de hand van deze vergelijking schrijft elke leerling een persoonlijk verslag, waarin de conclusie van deze vergelijking uitgewerkt wordt. Elke leerling heeft een eigen werkportfolio, waarin alle gegevens worden verzameld. De inhoud dient als bewijs van verdieping in de verschillende organen, de vaardigheid om onderzoek uit te voeren en het vermogen de onderzoeks resultaten nauwkeurig bij te houden. U beoordeelt dit werkportfolio op de inhoud. De 10e les kan gebruikt worden voor de eindtoets. Ook kunt u het persoonlijke verslag als eindbeoordeling zien. De opdrachten Er zijn acht opdrachten, waarvan zeven spreekuur-opdrachten: Opdracht 1: De organisatie van een spreekuur (startopdracht) Opdracht 2: Pols tellen en hartminuutvolume berekenen Opdracht 3: Bloeddruk meten door de cardioloog Opdracht 4: Bereiden en afgeven van het juiste medicijn Opdracht 5: Urineonderzoek Opdracht 6: Dioptrie meten Opdracht 7: Gehoortest afnemen Opdracht 8: Advies ‘goed gaan zitten en gaan staan’ De eerste les is ter introductie: hoe worden de spreekuren georganiseerd? Tijdens les 2 tot en met 8 gaan leerlingen aan de slag met de feitelijke spreekuuropdrachten. Afhankelijk van de door u gekozen methode, zult u een bepaald aantal werkplekken in het lokaal moeten inrichten.Veel ruimte is niet nodig voor de spreekuren. Twee tafels en drie stoelen per werkplek is voldoende. U kunt overwegen witte jassen ter beschikking te stellen. Dat maakt het wel wat ‘echter’. Of de leerlingen werkelijk een rol spelen kunt u beslissen, of u kunt dit aan de leerlingen overlaten.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
7
Hieronder volgen enkele algemene aandachtspunten voor de lessen 2 tot en met 8. Verderop staan de opdrachten kort omschreven en worden – per opdracht – nog tips voor de docent aangegeven. Algemene aandachtpunten les 2 t/m 8 –– Het kan voorkomen dat de uitslagen sterk afwijken van de gemiddelde norm. Dat zou reden kunnen zijn tot ongerustheid van leerlingen. Laat daarom een specialist en assistent altijd met u overleggen als er afwijkende waardes zijn gevonden. Misschien is het onderzoek niet op de juiste wijze verricht. Maar misschien is het raadzaam een leerling te verwijzen naar een echte dokter… –– Wanneer patiënten geen spreekuur kunnen bezoeken, kunnen zij zich gaan voorbereiden op het spreekuur waarbij zij specialist of assistent zijn. Dan hoeven zij thuis minder voor te bereiden. –– Zorgt u ervoor, dat de leerlingen zich strak aan de tijden houden. Vaak lopen spreekuren uit, maar dat is niet wenselijk! U kunt ervoor kiezen elke 15 minuten een signaal te geven en te wisselen. –– U kunt steekproefsgewijs eens meeluisteren bij een spreekuur en beoordelen of deze vorm van ‘samenwerkend leren’ goed wordt ingevuld door uw leerlingen. Iedereen zal serieus zijn rol moeten vervullen. Zonodig kunt u bijsturen. –– Leerlingen vinden in het werkboek in sommige gevallen een uitgebreide instructie bij een opdracht. Leerlingen die werken met de ELO-versie van het lesmateriaal vinden deze instructies in de ELO. Ten slotte De eerste spreekuren zullen misschien wat rommelig verlopen. Gaandeweg wennen de leerlingen aan de verschillende situaties. U zult als ‘afdelings manager van poliklinieken in het ziekenhuis’ de zaken zeker in goede banen weten te leiden, zodat de leerlingen volop kunnen experimenteren!
Opdracht 1
De organisatie van een spreekuur Kiest u voor het draaien van zeven spreekuren tegelijk, dan is er, zoals u ziet in bijlage 1: Voorbeeldtabel intekenlijst spreekuren, een vaste indeling voor de spreekuren van specialist, assistent en patiënt. U vult slechts de namen van de leerlingen in. De leerlingen weten precies wat zij de komende zeven lessen gaan doen. Een studiewijzer dus. De leerlingen zullen minimaal twee keer specialist of assistent kunnen zijn. Er worden in dit geval per lesuur zeven werkplekken ingericht. Op die werkplekken houden zeven specialisten met hun assistenten spreekuur houden. Wanneer er 24 leerlingen in uw klas zitten, blijven er dus 10 leerlingen over die patiënt zijn. Zij bezoeken per les, 2 tot 3 maal een ander spreekuur. Het aantal patiënten is dus afhankelijk van het aantal leerlingen in uw klas. In een volgende les heeft de leerling een andere rol en houdt of bezoekt hij een ander spreekuur. Bij 30 leerlingen of meer is er steeds een groepje leerlingen dat geen vaste rol heeft, maar zij zijn de volgende les meestal specialist en kunnen deze les gebruiken voor verdieping in hun onderwerp. Ook kunnen zij als partner mee met een patiënt.
8
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Voorbereiding leerlingen U legt de leerlingen uit hoe de komende lessen zullen verlopen en wat van hen verwacht wordt. Wanneer de afspraken vastliggen, kunnen de leerlingen starten met de voorbereidingen van hun eerste spreekuur. Ze lezen de betreffende opdracht geheel door en downloaden de benodigde documenten. Om goed voorbereid te verschijnen op het eerste spreekuur, zullen de specialisten en de assistenten de benodigde materialen en meetapparatuur moeten kunnen bekijken. Hiervan kunt u zoveel mogelijk bij de eerste les op een tafel uitstallen. U kunt de leerlingen erop wijzen, dat zo nodig thuis extra zaken moeten worden voorbereid. Hieronder vindt u een beknopt overzicht van benodigde materialen. Benodigdheden Onderzoek
Benodigdheden
Waar te krijgen?
Bijzonderheden
2 specialist: verpleegkundige orgaan: hart en bloedvaten onderzoek: pols tellen hartminuut volume berekenen
1 polsteller of horloge met secondewijzer 2 pen en papier 3 eventueel rekenmachine
1 thuiszorgwinkel of van een leerling zelf
1 polsteller € 7,95 bij thuiszorgwinkel
3 specialist: cardioloog orgaan: hart en bloedvaten onderzoek: bloeddruk meten
1 digitale bloeddrukmeter met goede gebruiksaan wijzing; of 2 ouderwetse bloeddruk meter en 3 stethoscoop
1 huren bij de thuiszorg of privé lenen 2 lenen bij huisarts 3 kopen bij apotheek of lenen bij huisarts
1 denk aan batterijen! 3 leuk om mee te experimenteren, maar niet nood zakelijk!
4 specialist: apotheker orgaan: maag en darmen onderzoek: anamnese afnemen zo nodig bereiden: recept voor geneeskrachtige kruidenthee of uitgifte regulier medicijn
1 2 3 4 5 6
1 2 3 4 5 6 7
Patiënten maken een keuze tussen alternatieve en reguliere medicatie bij obstipatie of diarree.
waterkoker suiker, honing hittebestendige maatbeker eetlepel, theelepel afsluitbare potjes+etiketten thuismedicatie: norittabletten, norit ORS poeder, vezeltabletten, dulcolax 7 bijsluiters thuismedicatie 8 kruiden; bij diarree: gedroogde kamille, braamblad, venkel; bij obstipatie: hibiscus, vlierbloesem
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
in school? in school? in school? in school? in school, thuis? drogist te downloaden vanaf www. biologieinteractief.nl (desgewenst zelf kopiëren) 8 natuurvoedingswinkel of drogist
7 zie werkboek opdracht 4 bereiden medicijn
9
Onderzoek
Benodigdheden
Waar te krijgen?
Bijzonderheden
5 specialist: uroloog orgaan: nieren en blaas onderzoek: urineonderzoek
1 2 3 3
afsluitbare urinepotjes etiketten Combur-2 urinetest sticks tasjes om potje plas in te doen bij vervoer 4 niet steriele handschoenen
1 apotheek 2 boekhandel 3 apotheek
3 ongeveer € 18,voor 50 sticks. Ook via internet te bestellen: google Combur-2 test.
6 specialist: opticien orgaan: oog onderzoek: grof meten dioptrie
1 afgedankte brillen of brillenglazen, waarvan bekend is wat de sterkte of dioptrie is 2 letter- of visuskaart 3 meetlint van 6 m of 2 x 3 m 4 plakband
1 Hema, Kruidvat, eigen verzameling 2 zie bijlage 3; de kaart is ook te vinden op www. biologieinteractief.nl 3 eigen verzameling of gratis meet linten bij bouwmarkten
1 goedkope brillen vanaf € 2,-. Het betreft een verziendheidstest, dus meer – dan + brillen. 2 zie werkboek, opdracht 1.6 dioptrie meten
7 specialist: audicien orgaan: oor onderzoek: afnemen gehoortest
1 rustige ruimte met com puter of laptop met kop telefoon of speakers 2 internetverbinding
gehoortest op de oorcheck-site, kijk daarvoor op www. biologieinteractief.nl
indien de computer zich in hetzelfde lokaal bevindt, graag hoofdtelefoon
8 specialist: fysiotherapeut orgaan: bewegings apparaat onderzoek: houdingadvies
lange spiegel
in school of lenen?
Opdracht 2
Pols tellen en hartminuutvolume berekenen De verpleegkundige onderzoekt de hartkwaliteit van een aantal patiënten. In dat kader bepaalt hij/zij de hartslag en het hartminuutvolume. –– De pols voelen is bij iedereen verschillend, maar bijna altijd voelbaar. Leest u zonodig zelf de instructie pols tellen, om de leerlingen te kunnen begeleiden. –– De rekensom hartminuutvolume berekenen is een simpel. Er staan duidelijke instructies bij de opdracht.
10
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Opdracht 3
Bloeddruk meten door de cardioloog Om te achterhalen hoe het staat met de gezondheid van hart en bloedvaten van de patiënten onderzoekt de cardioloog de bloeddruk. –– Informeert u naar teruggave van de huurprijs bij de thuiszorgwinkel, bij het huren van een digitale bloeddrukmeter. Het is per vestiging verschillend, maar voor educatieve doeleinden is het gebruik vaak gratis. –– Controleert u of er bij elke digitale bloeddrukmeter een duidelijke handleiding zit. De thuiszorgwinkel levert deze met de bloeddrukmeter. De leerlingen worden hiernaar verwezen in de opdracht. –– Denkt u aan reservebatterijen? –– Een stethoscoop is een interessant instrument om mee te experimenteren. Ook bij een digitale bloeddrukmeter kan met de stethoscoop meegeluisterd worden. Leerlingen kunnen ook het hart of de peristaltiek van de darmen horen. Kunt u een exemplaar bemachtigen? Altijd leuk! –– Een handmatige bloeddrukmeter is leuk om te laten zien, maar vergt wel wat oefening. Je hoort maar zo geen hartslag door de stethoscoop!
Opdracht 4
Bereiden en afgeven van het juiste medicijn Apothekers zorgen voor geneesmiddelen. Bij deze opdracht bereidt de apotheker desgewenst een kruidenmedicijn tegen obstipatie of diarree. Een andere optie is het doornemen van de bijsluiter van een regulier medicijn. –– Wanneer een patiënt kiest voor een kruidenmedicijn, dan zal dit door de apotheker gemaakt moeten worden. Het wordt meegegeven aan de patiënt. Pas op voor te hete vloeistof in een glazen potje. Eerst wat af laten koelen. –– Wanneer u zelf ideeën hebt voor een beter/leuker kruidendrankje of rehy dratievocht, hoeft u alleen een ander recept te maken bij deze opdracht. De kruiden die gekozen zijn in de opdracht zijn ongevaarlijk en het meest verkrijgbaar. –– Wanneer een patiënt kiest voor een regulier medicijn, is het niet de bedoeling, dat de leerling het medicijn mee naar huis krijgt. Wel een exemplaar van de bijsluiter. Hij of zij wordt zonodig verwezen naar een drogist of apotheek. –– Het is handig als in de buurt van de werkplek een stopcontact zit voor de waterkoker.
Opdracht 5
Urineonderzoek Via urineonderzoek kan een uroloog veel te weten komen over de werking van het lichaam van zijn patiënten, met name van het uitscheidingsstelsel. De uitslag zegt iets over de werking van de nieren, maar ook over de lever en andere organen. Bij deze opdracht gebruikt de uroloog een simpele teststrip. –– Het lijkt een gewaagde onderneming, een urineonderzoek. Schaamte kan een rol spelen. Een mooie gelegenheid dit te bespreken. Deze gevoelens komen vaker voor tijdens een medisch onderzoek. Maar het kan iedereen
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
11
overkomen, een plasje inleveren bij de dokter, niets vreemds aan. Een tasje meegeven bij het vervoer van toilet naar het spreekuur zal zeker helpen. –– Ook privacy speelt in de gezondheidszorg een belangrijke rol. U kunt misschien dit spreekuur afschermen met een soort kamerscherm, of een aparte werkplek organiseren buiten het lokaal. –– Tijdens het onderzoeken van een plasje moeten handschoenen gedragen worden. Dit is bij medische beroepen een actueel onderwerp. Lichaams vochten vormen een risico. U kunt een speciale plek afspreken waar de restanten van het onderzoek terechtkomen, zodat het op een verantwoorde wijze opgeruimd kan worden. Of een wasbak aanwijzen waar de leerlingen terecht kunnen. Ook handen wassen komt in deze opdracht aan de orde.
Opdracht 6
Dioptrie bepalen Goed kunnen zien is erg belangrijk. Soms heeft het oog een hulpje nodig. Bij deze opdracht kijkt de opticien naar de kwaliteit van de ooglens van de patiënten. Ook andere afwijkingen zijn mogelijk, maar blijven hier buiten beschouwing. –– Omdat het verziendheidstest betreft, zal er vooral geëxperimenteerd worden met – glazen. Dat neemt niet weg dat het zicht in bepaalde gevallen beter zou kunnen worden met + glazen. –– Wanneer leerlingen een bril dragen, wordt deze afgezet tijdens de meting. –– Probeert u –0,5D, –1D, –1,5D en –2D te bemachtigen. Voor de plusglazen geldt hetzelfde. –– Het meetlint moet op de grond geplakt worden.
Opdracht 7
Gehoortest afnemen Lekker luisteren naar harde muziek, welke jongere wil dat nu niet? Gehoorschade komt echter vaak voor bij jongeren. De audicien spoort gehoorschade op en geeft mogelijke tips. –– Een ruimte zonder al te veel omgevingslawaai is noodzakelijk. Is dit niet mogelijk, zorg dan voor een koptelefoon.
Opdracht 8
Advies ‘goed gaan zitten en gaan staan’ Goed zitten, staan en bewegen helpen een mens in balans te houden. Een fysiotherapeut weet alles over een goede houding en goed bewegen. –– Een lange spiegel zou voor de fysiotherapeut en patiënt zeer welkom zijn. Deze werkplek moet daarom bij een muur ingericht woorden, op zo’n manier, dat de patiënt in de spiegel zijn eigen houding kan bekijken. Na afloop van de opdrachten Zijn al de opdrachten afgerond, dan kunnen leerlingen aan de slag met het verwerken van de gegevens en afsluiting van het thema.
12
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Opdracht 9
Gemiddelden In deze les kunnen de klassengemiddelden berekend worden. U hebt daarvoor het gezamenlijke klassendossier nodig, dat in de loop van de lessen compleet is ingevuld. Deze taak kan verdeeld worden onder leerlingen, of u berekent dit gemiddelde. U kunt deze lijst kopiëren en uitdelen aan de leerlingen. Individueel, of in groepjes, kan het eigen gemiddelde worden vergeleken met het klassengemiddelde. Leerlingen verbinden daaraan conclusies. Deze conclusies worden uitgewerkt in een persoonlijk verslag, dat in de werkportfolio komt. Informatie over de diverse organen en onderzoeken weten de leerlingen inmiddels te vinden. Leerlingen zullen zich nogmaals over de stof moeten buigen. Desgewenst kunt u een klassikale discussie voeren over gezondheid, het belang daarvan en wat leerlingen daar zelf aan kunnen bijdragen.
Opdracht 10
Tot slot Leerlingen leveren de werkportfolio in. Leerlingen maken de eindtoets.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
13
Thema 2
Gezond leven Bij thema 1 Een gezond lichaam hebben leerlingen kennis gemaakt met diverse beroepen uit de gezondheidszorg. In dit thema is er opnieuw aandacht voor gezondheid. De leerlingen onderzoeken nu welke invloed de (school)omgeving kan hebben op de gezondheid. Ze leggen hun bevindingen vast en maken adviezen voor schoolleiding en medeleerlingen hoe ze hun leefgewoonten en hun omgeving kunnen verbeteren en een bijdrage kunnen leveren aan een goede gezondheid. Bij thema 2 zijn vijf opdrachten te doen: Opdracht 1: Werkhouding Opdracht 2: Eten op school Opdracht 3: Geluid in school Opdracht 4: Schoolklimaat Opdracht 5: Ziektes voorkomen De opdrachten in dit thema zijn groepsopdrachten. Per opdracht maken de leerlingen een product. Dit kan bijvoorbeeld een advies zijn aan de school leiding, een poster waarmee medeleerlingen voorlichting kunnen krijgen of een artikel voor de schoolkrant. U kunt er ook voor kiezen om, indien de technische mogelijkheden aanwezig zijn, een powerpoint-presentatie of een aanvulling voor de website van de school te laten maken. Het thema wordt afgesloten met een toets. Bij het plannen van de lessen kunt u uitgaan van de volgende tijdverdeling: Onderdeel
Tijdsbesteding
Inleiding en startopdracht
1 uur
1 Werkhouding
2 uur
2 Eten op school
2 uur
3 Geluid op school
2 uur
4 Schoolklimaat
2 uur
5 Ziektes voorkomen
2 uur
Zelftoets maken en nakijken/bespreken
1 uur
Totaal
12 uur
Startopdracht Het doel van de startopdracht is om leerlingen creatief te laten nadenken over problemen die in dit thema aan bod komen en om voorkennis te activeren. De totale duur van deze opdracht is een lesuur. Bij deze opdracht verdeelt u de klas in groepen van vier of vijf leerlingen. Elke groep krijgt een probleem voorgelegd waarvoor een oplossing gezocht moet worden.
14
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Ieder lid van de groep krijgt één van de volgende taken: a Noemen van ideeën b (Positief) waarderen van genoemde ideeën c Opschrijven van de ideeën d Tijd bewaken e Bij een groep van vijf leerlingen kan er een voorzitter worden benoemd. De groep krijgt vijf minuten om oplossingen voor het probleem op te schrijven. De leerlingen mogen associatief werken. De praktische haalbaarheid van de bedachte oplossingen staat niet voorop. Daarna rouleren de problemen die worden voorgelegd. Binnen elke groep rouleren de taken. Na een half uur heeft elke groep alle problemen besproken. Elk groepje moet in enkele minuten presenteren wat ze over een bepaald probleem hebben genoteerd. U kunt de groepen zelf laten kiezen waarover de presentatie gaat, maar u kunt ook per groep een onderwerp vaststellen. Andere groepen kunnen daar (opbouwende) kritiek op geven. Bij het waarderen van een geleverd idee moeten leerlingen hun waardering kunnen beargumenteren. Voorbeelden van problemen die u aan de groepen kunt voorleggen:
Werkhouding Op school moet je regelmatig met een computer werken. Je zit soms lang achter de computer. Ken jij gezondheidsproblemen die ontstaan doordat mensen lang met een computer werken? Denk jij dat je dergelijke problemen ook kunt krijgen op school? Denk je dat de computerwerkplekken ‘gezond’ zijn ingericht? Wat is er volgens jou niet goed? Wat kan er beter? Wat moet de school doen en wat kan je zelf doen? Schoolkantine Wat is jouw mening over de producten die in jouw schoolkantine worden verkocht? Ben je tevreden over de producten die daar worden verkocht? Denk je dat je in jouw schoolkantine gezond kunt eten? Welke gezonde/ ongezonde producten worden er volgens jouw verkocht? Hoe kun je vaststellen of producten gezond of ongezond zijn? Wat zou er kunnen verbeteren? Geluid Steeds meer jongeren krijgen last van gehoorschade. Wat verstaan we onder gehoorschade? Denk je dat jij daar last van hebt? Wat doe jij waardoor gehoorschade kan ontstaan? Wat kun je doen om het te voorkomen? Wat zou de school kunnen doen om gehoorschade te voorkomen? Schoolklimaat Hoe is jouw klaslokaal; schoon en fris of stoffig en benauwd? Wat voor gevolgen zou het kunnen hebben als het op school stoffig en benauwd is. Wat zouden we kunnen doen om het schoon en fris te houden? Ziektes Op jouw school komt het vast wel eens voor dat er heel veel leerlingen/docenten tegelijk ziek zijn, bijvoorbeeld bij een griepgolf. Wat is daar de oorzaak van? Wat zou je op school kunnen doen om te voorkomen dat mensen ziek worden? d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
15
Opdracht 1
Werkhouding Bij deze opdracht onderzoeken de leerlingen de inrichting van een computerwerkplek op school. Vervolgens stellen leerlingen een advies op voor de school leiding. Hierin geven ze met argumenten het belang aan van een goede werkplek. Ze maken een advies waarmee de schoolleiding de werkplekken op school kan verbeteren. Het tweede product dat leerlingen bij deze opdracht maken is een poster waarop leerlingen kunnen zien hoe ze hun werkplek moeten inrichten om RSI te voorkomen. Deze posters kunnen bij computerwerkplekken in school worden opgehangen. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigd heden. Betrek desgewenst schoolleiding.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten.
Tot slot
Beoordeel advies. Laat desgewenst advies presenteren aan schoolleiding. Zorg voor presentaties posters.
Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren hebben leerlingen de volgende materialen nodig: – Schrijfmateriaal – Meetlint – Een grote geodriehoek, bijvoorbeeld de geodriehoek waarmee in de wiskundeles op het bord wordt getekend. – Papier om een poster te maken Op www.biologieinteractief.nl zijn links opgenomen naar websites die informatie geven over de inrichting van een werkplek. Bovendien is er een link opgenomen naar een filmpje dat extra informatie geeft over RSI. Bij deze opdracht kunnen de leerlingen één lesuur gebruiken om informatie te zoeken over de inrichting van een werkplek en om een werkplek te onderzoeken. Tijdens het tweede uur kunnen de leerlingen het advies voor de schoolleiding opstellen en de poster maken. Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een uitgebreide instructie bij de opdracht.
16
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Opdracht 2
Eten op school Leerlingen gaan onderzoeken of hun medescholieren: – wensen hebben als het gaat om de kantine; – of ze tevreden zijn over de schoolkantine; – of ze het eten uit de schoolkantine gezond vinden; – of ze bij het kopen rekening houden met gezond of niet gezond; – of ze weten wat wel of niet gezond is. Om antwoord op deze vragen te krijgen ontwikkelen de leerlingen een enquêteformulier. Nadat de gegevens uit de enquête verwerkt zijn maken de leerlingen een advies voor de functionaris die de producten inkoopt die in de schoolkantine worden verkocht. De bedoeling van dit advies is dat er meer producten in de kantine komen die lekker en gezond zijn. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigd heden. Betrek inkoper.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten. Beoordeel enquête.
Tot slot
Laat leerlingen desgewenst hun enquêteresultaten presenteren. Beoordeel advies. Laat het advies desgewenst presenteren aan inkoper.
Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren hebben de leerlingen de volgende materialen nodig: – kopieerapparaat – computer – schrijfmaterialen Op de methodesite vinden leerlingen er links opgenomen naar drie filmpjes. Twee filmpjes gaan over overgewicht. In het eerste filmpje legt meesterkok Rudolph van Veen uit waarom je om slank te blijven of te worden ’s morgens goed moet eten. In het andere filmpje praten DJ Barry Paf van Radio 538 en zijn assistent Robin Lefeber in de radiostudio over snacken en over de invloed van eetgewoontes op het gewicht. Een derde filmpje gaat in op de rol die cholesterol heeft in ons lichaam. Het eerste lesuur kunnen de leerlingen het enquêteformulier ontwikkelen en de enquête afnemen. U kunt ervoor kiezen om de enquête tijdens de pauze in de schoolkantine te laten afnemen. Tijdens het tweede uur kunnen leerlingen de gegevens verwerken en een advies opstellen.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
17
Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een uitgebreide instructie voor het afnemen van een enquête.
Opdracht 3
Geluid in school Deze opdracht richt zich op het ontstaan van gehoorschade. Leerlingen gaan onderzoeken of er gehoorschade kan ontstaan door het gebruik van bijvoorbeeld een mp3-speler, een mobiele telefoon of een iPod. Het eindproduct van deze opdracht is voorlichtingsmateriaal waarmee de leerlingen van de school duidelijk gemaakt kan worden: – wat gehoorschade is – wat de oorzaak is van gehoorschade – in welke situaties ze op school gehoorschade kunnen oplopen – hoe ze gehoorschade kunnen voorkomen Het voorlichtingsmateriaal dat leerlingen maken kan een poster zijn, een artikel in de schoolkrant of materiaal voor de website of de lichtkrant die op school aanwezig is. U kunt kiezen voor de vorm die het best past bij de mogelijkheden op uw school. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigd heden. Bekijk welk voorlichtingsmateriaal het best bij uw school past.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun metingen en het maken van het voorlichtingsmateriaal.
Tot slot
Beoordeel voorlichtingsmateriaal of laat leerlingen elkaars materiaal beoordelen.
Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren hebben leerlingen de volgende materialen nodig: – toongenerator – dB-meter – schrijfmateriaal Een toongenerator en een dB-meter zult u over het algemeen kunnen lenen bij de sectie natuurkunde. Het is wel van belang om de leerlingen goede aan wijzingen te geven over het juiste gebruik van deze apparatuur. De leerlingen kunnen een lesuur gebruiken voor het uitvoeren van metingen. Vervolgens kunnen ze tijdens het tweede lesuur het voorlichtingsmateriaal maken.
18
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een uitgebreide instructie bij de opdracht.
Opdracht 4
Schoolklimaat Leerlingen onderzoeken hoe schoon de school is. Er wordt onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van huisstofmijt, de temperatuur van de lucht en de vochtigheid van de lucht. Leerlingen schrijven een verslag van dit onderzoek. Het is de bedoeling dat de leerlingen hierin adviezen opnemen voor de schoolleiding waardoor leerlingen met luchtwegproblemen minder last hebben van een slechte luchtkwaliteit. U kunt leerlingen een afspraak laten maken met een lid van de schoolleiding om hun bevindingen te bespreken. Een ander mogelijkheid is om de leerlingen een en ander te laten toelichten in de leerlingenraad. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigd heden. Betrek schoolleiding of leerlingenraad.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun onderzoek.
Tot slot
Beoordeel verslag. Organiseer desgewenst een presentatie voor schoolleiding of leerlingenraad.
Benodigdheden Om de opdracht uit te voeren hebben de leerlingen de volgende materialen nodig: – een test om huisstofmijt aan te tonen. Een mijtentest kan aangeschaft worden bij een apotheek, een thuiszorg- of een allergiewinkel. Het is ook mogelijk om de test via internet te bestellen. – thermometer – hygrometer – schrijfmateriaal – computer Op www.biologieinteractief.nl staan links naar enkele filmpjes. Twee filmpjes gaan in op de bouw van de ademhalingsorganen en de gasw isseling. Het derde filmpje laat zien wat er aan de hand is bij mensen die lijden aan longemfyseem. De leerlingen kunnen een lesuur gebruiken om het onderzoek uit te voeren. Tijdens het tweede uur dat voor deze opdracht wordt gebruikt kunnen de leerlingen het verslag maken en het gesprek met schoolleiding of leerlingenraad voorbereiden.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
19
Leerlingen die werken met met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een uitgebreide instructie bij de opdracht.
Opdracht 5
Ziektes voorkomen Bij deze opdracht doen leerlingen onderzoek naar de wijze waarop verspreiding van infectieziektes kan worden tegengegaan. De opdracht spitst zich toe op de vraag of het wassen van de handen een effectieve maatregel is. De leerlingen maken een poster waarmee ze andere leerlingen op de hoogte kunnen brengen van hun bevindingen. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigd heden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun onderzoek en het maken van de poster.
Tot slot
Beoordeel posters.
Benodigdheden Om deze opdracht uit te voeren hebben leerlingen de volgende materialen nodig: – vier steriele petrischalen met een voedingsbodem – een watervaste viltstift – plakband – een etiket met je naam erop. – zeep – broedstoof – schrijfmateriaal – materiaal om een poster te maken Als aanvulling van de informatie uit het bronnenboek is op www.biologie interactief.nl een link opgenomen naar een filmpje dat laat zien hoe zeep en wasmiddelen geproduceerd worden. Bij proef 1 kunt u het aantal petrischalen beperken door voor de hele klas slechts één controleschaal te gebruiken. Bij proef 2 kan het voorkomen dat op de voedingsbodem die met gewassen handen is aangeraakt net zoveel bacteriën groeien als op de voedingsbodem die met ongewassen handen is aangeraakt. Leerlingen kunnen hierdoor het idee krijgen dat het wassen van de handen geen zin heeft. U kunt de leerlingen er op wijzen dat het aantal pathogene bacteriën, afkomstig uit de ontlasting, op de wc zeer groot is. Deze bacteriën kunnen op allerlei plaatsen voorkomen die met ongewassen handen worden aangeraakt. Door de handen te wassen na
20
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
het gebruik van het toilet spoelt men de pathogene bacteriën weg. Die zitten dan nog vrij los op de huid. Door de handen goed te wassen komen ook veel bacteriën vrij, die zich al in de huidplooien bevinden. Het aantal bacteriën hoeft dus na het wassen van de handen niet kleiner te zijn, maar men mag er van uitgaan dat het aantal pathogene bacteriën wel kleiner is. Ter verdieping kunt u leerlingen de gelegenheid geven zelf een onderzoek te ontwerpen. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld onderzoeken: – wat de beste manier is om de handen af te drogen: handdoek, papieren handdoek, hete luchtdroger; – wat het effect is van verschillende soorten zeep; – of het al dan niet afdrogen van de handen verschil maakt; – of het verschil maakt of je de handen wast met zeep of alleen met water; – of het borstelen van de nagels verschil maakt. Bij het laten uitvoeren van deze opdracht moet u er rekening mee houden dat er een ongeveer een week tussen het inzetten van de proef en het bekijken van het resultaat moet zitten. Wellicht hebben de leerlingen geen volledige les nodig om de proef in te zetten. In de tijd die overblijft kunt u de leerlingen het verslag van één van de andere opdrachten laten afmaken. Tijdens de tweede les kunnen leerlingen het resultaat bekijken en de poster maken. Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een uitgebreide instructie bij de opdracht.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
21
Thema 3
Het milieu om je heen Bij de opdrachten uit thema 3 gaan de leerlingen aan de slag met milieuonderzoek. Ze doen onderzoek naar de kwaliteit van water, lucht en bodem. De onderzoeken gebeuren op verschillende locaties. Leerlingen kunnen zelf locaties uitkiezen of u deelt de leerlingen enigszins in zodat er een evenwichtige spreiding van onderzoekslocaties ontstaat in de regio rondom de school. Let erop dat er leerlingen zowel binnen als buiten de bebouwde kom monsters nemen en onderzoek doen. Werken met een gezamenlijke kaart Het is aardig om de onderzoeksplaatsen weer te geven op een gezamenlijke (al of niet interactieve en digitale) kaart. U kunt daartoe eenvoudigweg een kaart kopen in de boekhandel, en de leerlingen met potlood aan laten geven waar ze onderzoek verricht hebben. U kunt met de leerlingen afspraken maken over het gebruik van kleurtjes. Zo kunnen leerlingen bijvoorbeeld een groene stip zetten op de kaart als hun onderzoek aangeeft dat op die plaats de kwaliteit van bijvoorbeeld water goed was en een rode stip als de kwaliteit van bijvoorbeeld de lucht niet zo goed was. Hoe meer onderzoeksgegevens u op één kaart verzameld hoe meer inzicht dat geeft in de delen van de regio met betere of met mindere kwaliteit. Werken met Google Maps U kunt voor de kaart ook gebruik maken van Google Maps. Via Google Maps kunt op eenvoudige wijze een kaart op de door u gewenste grootte verkrijgen. Google Maps vindt u door naar Google-site te gaan en links boven op het linkje ‘maps’ te klikken. Links in het scherm kunt u klikken op de knop ‘mijn kaarten’. Hier vindt u een link naar hoe u zelf gepersonaliseerde kaarten kunt maken en hoe u plaatjes en links aan een kaart kunt toevoegen. U kunt voor uw klas of voor iedere klas apart een aparte kaart maken. Iedere kaart die u maakt krijgt een uniek webadres, en u kunt kiezen of u de kaart openbaar laat zijn of besloten wilt houden. Het is handig om de kaart besloten te houden. Voor het bewerken van kaarten met Google Maps is het nodig dat u een Googleaccount heeft. Een Google-account is gratis. U kunt met uw klas één Googleaccount aanmaken die de hele klas gebruikt om de links naar de websites van de leerlingen en de aantekeningen van de resultaten van de onderzoeken in één kaart te zetten. In iedere klas is wel een handige leerling te vinden die hoofdverantwoordelijke wil zijn voor het ordelijk invoeren van de gegevens op de kaart. De leerlingen maken tijdens het doen van de opdrachten foto’s van de onderzoekslocaties en de werkzaamheden. Met deze foto’s maken ze een website of een verslag van hun werk. Daarnaast laten ze op hun website zien wat de onderzoeksvraag was, de hypothese, de werkwijze, de resultaten en de conclusie. Leerlingen kunnen via Kennisnet gratis een website maken met behulp van de websitemaker. De bijbehorende link vindt u op www.biologieinteractief.nl. De leerlingen krijgen een uniek webadres voor hun website. Dit adres kunnen
22
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
ze, op de plaats waar ze hun onderzoek hebben gedaan, invoeren op de digitale kaart verkregen via Google Maps. U kunt ook leerlingen verslagen laten maken. Laat leerlingen de verslagen vervolgens opslaan in Google ‘docs and spreadsheets’. Ieder Google-document heeft een uniek webadres. Ook dit adres is te koppelen aan het icoontje op de interactieve kaart. Op deze manier kunt u met uw klas, of met uw klassen, één interactieve kaart maken met linkjes op de plaatsen waar de leerlingen hun grond- en water monsters hebben genomen en hun luchtonderzoek hebben uitgevoerd. Klikken op de link laat zien wat ze gedaan hebben. De leerlingen kunnen ook elkaars resultaten bekijken. Via maps.google.nl kunt u zelf testen hoe het werkt. Beoordeling resultaten van de leerlingen Het beoordelen van de presentaties, websites en/of verslagen van de leerlingen is een nogal subjectieve bezigheid. Met behulp van het document: rubric onderzoek doen en verslag schrijven (kijk daarvoor op www.biologieinteractief.nl) kunt u bepalen hoe vaardig uw leerlingen zijn in het doen van onderzoek en het presenteren van de resultaten. U kunt deze rubric op twee verschillende manieren inzetten: als reflectie instrument voor de leerlingen of als beoordelingsinstrument. Het is voor leerlingen prettig om te weten hoe u precies een verslag gaat na kijken. U kunt de leerlingen deze rubric van te voren geven en met hen bespreken. U kunt leerlingen aan de hand van deze rubric elkaars producten (verslagen, posters, websites) laten bekijken en elkaar feedback laten geven. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld op de rubric per regel aangeven welke beschrijving het beste past bij het resultaat. U kunt de rubric ook gebruiken als beoordelingsinstrument. In dat geval bepaalt u van te voren op welk niveau u gaat beoordelen. Met andere woorden, in welke kolom moeten alle cellen aangevinkt zijn om het hoogste cijfer te behalen? De cellen in deze kolom waarbij het resultaat van de leerling voldoet aan de beschrijving geeft u 1 punt. Als het resultaat voldoet aan een beschrijving in de kolom ervoor geeft u 0,5 of 0 punt. Naar eigen inzicht kunt u leer lingen die meer doen dan wat u van ze vraagt per cel in de hogere kolommen bonuspunten geven. Naar eigen inzicht kunt u per regel een zwaarte aangeven voor het onderdeel. Dit kan per opdracht verschillen. Met deze rubric heeft u een instrument in handen om de ontwikkeling van de leerlingen bij het doen van onderzoek en verslaglegging in kaart te brengen. Wanneer u meer wilt weten over rubrics kunt u terecht op de rubistar-site die op www.biologieinteractief.nl vermeld staat. Bij de serie van drie onderzoeken is het de bedoeling dat de leerlingen in de rubric voldoen aan de criteria voor beginners. De nadruk hier ligt op het correct uitvoeren van de onderzoeken en het correct weergeven van resultaten. Bij de laatste opdracht kunnen leerlingen zelf aan de slag met het verwerken van de gegevens. Daarbij past het werken aan aspecten van een gevorderde. De nadruk ligt bij deze laatste opdracht op het verwerken en met elkaar in verband brengen van gegevens, niet zozeer op het uitvoeren van onderzoek.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
23
Verwerkingsopdracht, werken met veel gegevens Als alle leerlingen hun resultaten van de verschillende onderzoeken hebben en een kwaliteitsoordeel gegeven hebben, kan van de kaart afgelezen worden in hoeverre water-, lucht- en bodemkwaliteit verband met elkaar houden. Dit wordt nog duidelijker als zoveel mogelijk leerlingen hun gegevens op één kaart verzamelen. De laatste opdracht in deze serie van vier opdrachten is erop gericht dat leer lingen de verzamelde gegevens van alle klasgenoten benutten. Dit wordt nog interessanter als de onderzoeken jaarlijks herhaald worden en leerlingen ook gaan beschikken over gegevens uit voorgaande jaren. Wellicht worden er dan in de loop van een aantal jaren verschuivingen in kwaliteit zichtbaar. Naar verwachting reageren de korstmossen het snelst op veranderingen (hopelijk verbeteringen) in de luchtkwaliteit.
Opdracht 1
Waterkwaliteit Leerlingen onderzoeken op een eenvoudige manier de kwaliteit van oppervlaktewater. De afbraak van een hoeveelheid zetmeeloplossing door micro-organismen is daarbij maatgevend voor het zelfreinigend vermogen van het water. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden 1 en Benodigdheden 2. Betrek desgewenst een wethouder. Zorg voor goede afspraken omtrent monsterpunten en werkwijze. Zorg voor voldoende kaartmateriaal. Na aanleveren potjes de deksels eraf schroeven. De microorganismen zijn aerobe organismen.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun onderzoek en verdere activiteiten.
Tot slot
Beoordeel verslag. Bespreek resultaten. Bekijk met leerlingen welke maatregelen gewenst en mogelijk zijn. Beoordeel en bespreek brieven aan College van B&W.
Potjes oppervlaktewater Bij deze opdracht werken de leerlingen individueel. Iedere leerling voert de proef uit met water uit een sloot, vijver of gracht uit de buurt van de school. Het is wenselijk dat leerlingen zelf de plaats bepalen waar zij het watermonster nemen. U kunt er ook voor kiezen hier met de klas afspraken over te maken. U kunt bijvoorbeeld op een kaart van de omgeving rond de school aangeven op welke plaatsen de leerlingen een watermonster kunnen nemen en wie dat op welke plaats doet.
24
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
De leerlingen nemen zelf vanuit thuis een schone jampot met deksel mee. Eventueel kunt u met de leerlingen afspreken dat ze aan het begin van de dag hun potjes met water bij u inleveren, zodat ze er niet de hele dag mee in hun tas lopen. In dat geval is het handig wat etiketten of een watervaste stift klaar te leggen zodat leerlingen hun naam op het potje kunnen schrijven. Schroef de deksels van de ingeleverde potjes af. De micro-organismen waar het om gaat zijn aerobe organismen! Benodigdheden 1 – een schone jampot met goed sluitende deksel (meenemen van thuis) – een plastic zakje waar jampot in past (extra beveiliging tegen lekken) – een kaart van de gemeente waarin de school staat waarop duidelijk alle watergangen zijn te zien – etiketten – watervaste stiften Kaart De leerlingen geven met z’n allen op één kaart aan waar ze hun watermonster hebben genomen. U zorgt er als docent voor dat er een gezamenlijke kaart in het lokaal aanwezig is. U kunt zelf een kaart kopen of via Google Earth downloaden en afdrukken. Via Google Earth kunt u niet alleen de plaats en omgeving waar uw school staat opzoeken, maar kunt u ook kiezen voor ‘maps’. Deze kaart geeft zowel gewone als waterwegen voldoende duidelijk aan. U kunt het geheel ook interactief maken met behulp van Google Maps. Zie voor een uitgebreide beschrijving hiervoor bij de opdracht verwerking water-, en lucht- en bodemkwaliteit. De proef De proef heeft een incubatietijd van een week. U laat leerlingen één les de proef inzetten. Dit kost ongeveer een half lesuur. Leerlingen kunnen de rest van het uur besteden aan het verder uitwerken van een van de vorige opdrachten en het maken van de vragen 1 t/m 6. Voor het beantwoorden van de vragen hebben ze hun bronnenboek nodig en hun kennis uit de onderbouw. Een week later bekijken de leerlingen het resultaat en geven dit weer op de kaart. Ook hiervoor hebben de leerlingen niet meer dan een half lesuur nodig. Vraag 7 t/m 9 zijn pas zinvol om te maken nadat leerlingen de proef hebben afgerond. Benodigdheden 2 Voor de proef heeft u in het lokaal nodig: – een etiket per leerling – een petrischaal per leerling – een maatcilinder per leerling – een roerstaaf per leerling – een druppelflesje JKJ oplossing per vier leerlingen – een watervaste stift per vier leerlingen – 10 mL 5%-zetmeeloplossing per leerling – voldoende spullen om de tafels na afloop van de proef droog en schoon te maken
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
25
Afronding/evaluatie De leerlingen maken geen verslag van deze proef. Het resultaat is de gezamenlijke kaart waarop staat hoe het met de waterkwaliteit in de gemeente …is gesteld. U kunt met de klas de resultaten bespreken en aan leerlingen vragen welke maatregelen op welke plaatsen genomen zouden kunnen worden om het zelfreinigend vermogen van het water te verbeteren. Wat kan helpen is zorgen voor meer doorstroming van stilstaand water, bijvoorbeeld door een gedempte doorgang weer open te maken. Wat ook wel kan is om bewust bepaalde organismen (waterplanten, micro-organismen) te plaatsen in het water. Bijvoorbeeld gele plomp leeft in symbiose met micro-organismen die de bladeren vrij houden van aangroeiende algen. Verder kunnen burgers zelf hun steentje bijdragen. Boeren kunnen ervoor zorgen dat er zo min mogelijk voedingsstoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Mensen die een stuk land of tuin bezitten grenzend aan een sloot kunnen ervoor zorgen dat deze regelmatig wordt gebaggerd, zodat de sloot niet dichtgroeit. Leerlingen schrijven een brief aan het College van B&W over de verbetering van de waterkwaliteit in de gemeente. U kunt deze opdracht samen met uw collega Nederlands uitvoeren. U kunt het extra spannend maken door de leerlingen elkaars brieven te laten lezen en de beste brief te laten selecteren. U kunt deze beste brief uiteraard daadwerkelijk naar het College van B&W toesturen. Dit geeft nog een extra uitdaging aan de opdracht. Het is verstandig om uw gemeente van tevoren op de hoogte te stellen als u dit met uw leerlingen gaat doen. Veel gemeentes staan hier welwillend tegenover. Het geeft de leerlingen voldoening als zij ook daadwerkelijk een officeel antwoord ontvangen van het College van B&W. Dit gaat niet altijd vanzelf.
Opdracht 2
Luchtkwaliteit Leerlingen gaan op eenvoudige wijze in kaart brengen hoeveel korstmossen er op bomen voorkomen. De aanwezigheid ervan is een maat voor de luchtkwaliteit. Leerlingen presenteren hun resultaten in de vorm van een website. De link van deze website kunnen leerlingen, op de exacte plaats waar zij het onderzoek hebben uitgevoerd, koppelen aan de interactieve kaart van Google Maps. Zie nadere uitleg bij het algemene gedeelte van de opdrachten water-, lucht- en bodemkwaliteit. Docent in actie
26
Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Desgewenst is de hieronder vermelde film over korstmossen te gebruiken.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten.
Tot slot
Organiseer presentaties websites. Beoordeel websites.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Film Ter illustratie van het nut van onderzoek naar de verspreiding van korstmossen is de film over korstmossen op de dvd die bij het boek Opgewarmd Nederland van Rolf Roos (ISBN 90-808158-2-9) hoort uitermate geschikt. Benodigdheden –– veldlijst luchtkwaliteit –– meetvel (doorzichtig plastic vel waarop 1 dm2 in 100 cm2 is verdeeld, eventueel zelf maken van een overheadsheet waarop je ruitjespapier kopieert) –– potlood en pen, eventueel een plankje om op te schrijven –– loepje Meetvel Bij het doen van het onderzoek aan de korstmossen op bomen hebben de leerlingen een meetvel nodig. Dit is een doorzichtig plastic vel waarop 1 dm2 in 100 cm2 is verdeeld. Iedere groep heeft zo’n vel nodig bij het veldonderzoek. U kunt zo’n vel eenvoudig maken door een blad met cm ruitjespapier op de donkerste stand te kopiëren op een overheadsheet. Per A4’tje kunt u vier meetvellen maken. Kaart De leerlingen geven met z’n allen op één kaart aan waar ze hun luchtonderzoek hebben verricht. U zorgt er als docent voor dat er een gezamenlijke kaart in het lokaal aanwezig is. U kunt zelf een kaart kopen of via Google Earth downloaden en afdrukken. Via Google Earth kunt u niet alleen de plaats en omgeving waar uw school staat opzoeken, maar kunt u ook kiezen voor ‘maps’. Hiermee kunt u met uw leerlingen een interactieve kaart maken. De proef De leerlingen kunnen zelf een locatie kiezen waar ze het onderzoek verrichten. Handig is als ze dit ergens onderweg naar huis doen. Let erop dat er onderzoekslocaties zijn zowel binnen de bebouwde kom als daarbuiten, en dat er bij locaties buiten de bebouwde kom zowel langs drukke wegen als langs rustige landweggetjes onderzoek verricht wordt. Als u vreest dat er onvoldoende onderzoekslocaties zullen zijn, kunt u de leerlingen op twee verschillende locaties hetzelfde onderzoek uit laten voeren. U kunt ook de gegevens van alle leerlingen van alle parallel klassen verzamelen, om zo over een grotere hoeveelheid data te beschikken. Afronding/evaluatie De leerlingen maken tijdens het doen van hun onderzoek foto’s. Met deze foto’s maken de leerlingen een aantrekkelijke presentatie. Wanneer u met de digitale kaart van Google Earth werkt, is het handig om de leerlingen hun presentatie te laten maken in de vorm van een website. Zie ook hiervoor de algemene uitleg bij deze opdrachten. De websites van de leerlingen bevatten: –– onderzoeksvraag en hypothese –– werkwijze
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
27
–– resultaten –– conclusie –– discussie, waarin de resultaten van dit onderzoek vergeleken worden met de resultaten van andere groepjes in de klas. –– foto’s van het onderzoek Veldlijst luchtkwaliteit Veldlijst luchtkwaliteit Coördinaten van de locatie Luchtvervuilende factoren (vink aan wat van toepassing is en geef aan welke stoffen hierdoor mogelijk in de lucht zitten)
Totaal aantal vakjes
k k k k k k
autowegen k straten k wegen k snelwegen) chemische industrie elektriciteitscentrale bio-industrie (bijvoorbeeld varkensfokkerij of kippenboerderij) landbouwgrond anders, namelijk …
k Ammoniak, NH3 k Stikstofoxiden, NOx k Zwaveldioxide, SO2 k Fijn stof
Boom 1
Boom 2
Gemiddeld aantal vakjes boom 1 + 2
Gemiddeld %
100
100
(100+100)/2=100
100%
Vakjes met korstmossen Korstvormige korstmossen Bladvormige korstmossen Struikvormige korstmossen
Opdracht 3
Bodemkwaliteit De leerlingen onderzoeken de kwaliteit van de bodem aan de hand van een veldlijst en een gevalideerde afleestabel voor bodemkwaliteit.
28
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Regel rolverdeling.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten.
Tot slot
Organiseer presentaties van websites. Beoordeel websites.
Organisatie van het onderzoek Ook bij deze opdracht kunnen de leerlingen kiezen uit drie rollen. Laat leerlingen zelf een rol kiezen of moedig leerlingen aan eens een andere rol dan zij gebruikelijk nemen te kiezen. Bij de opdracht is het handig als u een digitale kaart heeft van de plaats waar uw school staat, eventueel met omliggende plaatsen waar uw leerlingen vandaan komen. Zie hiervoor de algemene beschrijving bij de opdrachten water-, lucht- en bodemkwaliteit. Specifiek bij de opdracht bodemkwaliteit is dat leerlingen een website maken van de foto’s die ze tijdens het onderzoek maken. Daarnaast geven ze op hun website weer: –– hun onderzoeksvragen –– hun hypothese(s) –– werkwijze –– resultaten –– conclusie Nodig zijn de volgende spullen: –– een stukje tuin waar leerling in mag graven –– een stevige spade –– stevige schoenen en een broek die vies mag worden –– een duimstok of lineaal van minimaal 30 cm –– een grote platte plastic bak met opstaande rand of een boodschappen kratje –– een (spuit)flesje leiding water –– een kleine plastic bak met een inhoud van ongeveer 1 liter –– veldlijst bodemkwaliteit (zie onder) –– pen/potlood –– fototoestel of mobiele telefoon die foto’s kan maken, fotobewerkings programma –– computer met internetaansluiting –– software om een website te maken (de websitemaker van kennisnet is gratis te gebruiken, zie www.biologieinteractief.nl) –– website met bodemdata van Nederland –– plattegrond van de omgeving (kan ook digitaal)
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
29
Veldlijst Bodemkwaliteit Veldlijst bodemkwaliteit Coördinaten van de locatie: Grondsoort: Regel
Onderwerp
Plaats
Vraag
1
bodemleven
kluit
aantal regenwormen in de kluit is meer dan 2
2
kluit
aantal gangen van wormen onder aan de kluit is meer dan 3
3
kluit
onderaan de kluit is te zien dat wortels gebruik maken van wormengangen
4
zijkant van de kuil
tussen de 10 en de 20 cm diep is er een kruimelstructuur
kluit
aantal wortels op 20 cm diepte is meer dan 20
6
kluit
de meeste (75%) van de wortels kunnen op 0-20 cm ongehinderd de bodem bewortelen
7
zijkant van de kuil
onderin de kuil zitten nog wortels
kluit
het percentage scherpblokkig in de laag van 10-20 cm diep is lager dan 25 %
9
zijkant van de kuil
een verdichte grondlaag ontbreekt
10
zijkant van de kuil
er zijn geen grijze of blauwe kleuren in de grond als gevolg van zuurstofgebrek
5
8
beworteling
structuur
Ja = 1 Nee = 0
Punten per onderwerp
Afronding/evaluatie Wanneer alle leerlingen hun websites hebben gemaakt is het aardig ze allemaal te bekijken en de beste klassikaal te bespreken. Een ‘beste’ website is niet alleen een website die er mooi uitziet (dat doen websites namelijk al gauw) maar ook een die een duidelijke navigatiestructuur heeft en op iedere pagina de informatie bevat die de bezoeker verwacht. Uiteraard moet de informatie op de pagina’s ook kloppen. U kunt bij het beoordelen van de websites ook gebruik maken van de rubric schrijven wetenschappelijk verslag.
30
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Opdracht 4
Verwerking gegevens water,- lucht- en bodemkwaliteit Bij deze opdracht brengen leerlingen de gegevens van de water-, lucht- en bodemonderzoeken met elkaar in verband. Docent in actie Vooraf
Zorg dat leerlingen de benodigde gegevens beschikbaar hebben.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten.
Tot slot
Kom samen met de leerlingen tot slotconclusies over plekken met goede of slechte milieukwaliteit. Laat leerlingen desgewenst een krantenartikel schrijven.
Bekijk de gezamenlijke kaart die de leerlingen hebben gemaakt. Zijn er plekken of kleine gebieden aan te wijzen waar heel veel onderzoek is gedaan? Deel groepen in en laat leerlingen twee plekken met elkaar vergelijken. Laat leerlingen eerst alle gegevens over een plek of klein gebied overzichtelijk weergeven. Laat leerlingen beoordelen of een plek over het algemeen goede milieukwaliteit heeft of over het algemeen slechte milieukwaliteit of een combinatie daarvan. Laat vervolgens alle gegevens van een andere plek of gebied overzichtelijk weergeven en herhaal de kwaliteitsbeoordeling van deze plek. Laat leerlingen bepalen welke van de twee plekken over het geheel genomen de betere milieukwaliteit heeft. Laat leerlingen nadenken op welke manier de kwaliteit van de mindere plek zou kunnen verbeteren. Welke maatregelen zijn daarvoor nodig/zinvol? Klassikaal is het wellicht mogelijk om een plek uit te roepen tot kwalitatief beste plek. Het is mogelijk om leerlingen daar een krantenartikel over te laten schrijven en te publiceren in de lokale krant.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
31
Thema 4
Opdracht 1
Leefbare toekomst Milieuvriendelijk wonen De opdracht bestaat in twee versies: met en zonder computer. Opdracht zonder computer Bij de opdracht gaan leerlingen het energiegebruik na bij hen thuis en bedenken mogelijke maatregelen die een besparing opleveren. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Bestel desgewenst klimaatgidsen bij de Stichting Natuur en Milieu. Vult u zelf ook eerst een keer het schema in zodat u weet welke getallen in welke cellen moeten komen te staan.
Tijdens
Laat leerlingen jaaroverzicht van verbruik gas, stroom en water meebrengen. Begeleid leerlingen bij hun opdracht.
Tot slot
Bespreek mogelijke maatregelen en geschatte besparing.
Leerlingen hebben ongeveer twee lesuren nodig om deze opdracht in groepjes uit te voeren. De eerste les zoeken ze met behulp van de klimaattips uit welke besparingsmogelijkheden er zijn. De tweede les bekijken ze het gas-, stroom- en watergebruik bij hen thuis. En komen met ideeën voor de winst die daar te behalen is. Het is aan te raden om als huiswerk na het eerste van de twee lesuren op te geven dat ze de volgende les een kopie meenemen van het jaaroverzicht van het verbruik van gas, stroom en water van het huis waarin zij wonen. Ze kunnen in de tussenweek ook thuis globaal inventariseren welke maatregelen er mogelijk zijn. Benodigdheden – Jaaropgaves energie- en waterverbruik – De leerlingen maken gebruik van klimaattips achterin het werkboek. Deze tips zijn afkomstig van de Stichting Natuur en Milieu. Volledige klimaat gidsen inclusief cartoons zijn verkrijgbaar bij de Stichting Natuur en Milieu te Utrecht: Postadres Postbus 1578 3500 BN Utrecht
32
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Bezoekadres Hamburgerstraat 28 a T 030-2331328 F 030-2331311 Bij aanschaf van meerdere exemplaren is korting mogelijk. Opdracht met computer Via de energielastenverlager zoeken leerlingen uit op welke manier zij thuis de uitstoot van koolstofdioxide kunnen verlagen en daarmee ook nog eens heel wat geld kunnen besparen! Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Bestel desgewenst klimaatgidsen bij de Stichting Natuur en Milieu. Vult u zelf ook eerst een keer het schema in zodat u weet welke getallen in welke cellen moeten komen te staan.
Tijdens
Laat leerlingen jaaroverzicht van verbruik gas, stroom en water meebrengen. Begeleid leerlingen bij hun opdracht.
Tot slot
Bespreek mogelijke maatregelen en geschatte besparing.
Leerlingen hebben ongeveer twee lesuren nodig om deze opdracht individueel of in tweetallen achter de computer uit te voeren. De leerlingen volgen de vragen op de site van de energielastenverlager; te vinden op www.biologieinteractief.nl. Voor het beantwoorden van deze vragen hebben leerlingen gegevens nodig die ze niet paraat zullen hebben. Per huishouden kunnen deze gegevens verschillen. Het is daarom raadzaam om twee lessen in te plannen met een tussentijd van een week. Tijdens de eerste les maken de leerlingen kennis met de energie lastenverlager en schrijven de vragen op waarvan zij het antwoord niet weten. Als huiswerk kunnen ze thuis zoveel mogelijk antwoorden op deze vragen zoeken. De tweede les kunnen de leerlingen, met behulp van deze antwoorden, de energielastenverlager compleet maken. Eventueel nemen leerlingen een kopie mee van het jaaroverzicht van het verbruik van gas, stroom en water van het huis waarin zij wonen.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
33
Benodigdheden – Computer met internetverbinding – De leerlingen maken gebruik van de website van de energielastenverlager. Zie www.biologieinteractief.nl – Informatie over energiebewust gedrag van ouders/verzsorgers/broers/zussen – Verder hebben ze zoveel mogelijk gegevens over energieverbruik in hun huishouden nodig, maar ook over de ouderdom van apparatuur (koelkast, wasmachine, verwarming etc.)
Opdracht 2
Zwijnen op de Veluwe Leerlingen gaan in een vrij grote groep, samen het meest optimale aantal zwijnen in een bepaald gebied vaststellen. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Zorg voor goede verdeling van de rollen. Bekijk zelf vooraf de applet.
Tijdens
Organiseer rollenspel.
Tot slot
Organiseer presentatie. Beoordeel presentaties of laat leerlingen elkaars presentaties beoordelen.
De leerlingen kunnen kiezen uit negen rollen. In iedere groep heeft iedere leerling een verschillende rol. De groepsgrootte is ten minste zes leerlingen en ten hoogste negen leerlingen. Afhankelijk van de grootte van de klas kunt u gelijke groepen maken. Benodigdheden Voor deze opdracht hebben de leerlingen nodig: –– Applet groei zwijnenpopulatie op de Veluwe, te vinden op www.biologieinteractief.nl. –– Ten minste één lesuur beschikking over een computer per leerling –– Rolbeschrijvingen voor iedere leerling, deze vindt u op www.biologieinteractief.nl. De volgende rollen moeten minimaal in de groep aanwezig zijn om voldoende tegengestelde belangen te hebben en de discussie interessant te laten worden: –– Deskundige (neutraal ten aanzien van aantal zwijnen) –– Opzichter (neutraal ten aanzien van aantal zwijnen) –– Bewoner (voor een lager aantal zwijnen) –– Toerist (voor een hoger aantal zwijnen) Vul deze vier leerlingen aan met leerlingen die andere rollen spelen, waarbij voorstanders van hogere aantallen zwijnen en voorstanders van lagere aantallen zwijnen in gelijke mate vertegenwoordigd zijn:
34
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
–– Restauranthouder (voor een jaarlijks grote aanwas van jonge zwijnen) –– Dierenactivist (voor afzien van ingrijpen, laat aantal zwijnen ongeremd groeien) –– Jager (voor een goede jacht, voor grote jaarlijkse aanwas van zwijnen) –– Varkenshouder (voor zo min mogelijk zwijnen om kans op besmetting met ziekten van eigen varkens te beperken) –– Beheerder golfbaan (voor beperking van zwijnen om de exclusiviteit hoog te houden en schade aan de golfbaan door wroetende zwijnen te beperken) Laat leerlingen een rol kiezen die bij hen past. Geef leerlingen als huiswerk op dat zij zich verdiepen in de problematiek rond aantallen zwijnen vanuit hun rol. In de rol van deskundige staat uitdrukkelijk dat hij/zij zich moet verdiepen in de groei van zwijnenpopulaties aan de hand van de applet. De andere rollen kunnen gebruik maken van deze deskundigheid. Ook zij moeten allemaal gebruik maken van de applet om de groei van zwijnenpopulaties goed te begrijpen. Het verdient aanbeveling om ten minste één lesuur plenair in het computerlokaal te spelen met de applet. Met de applet kunnen de leerlingen de hoeveelheid mast variëren. De applet rekent vervolgens door hoe de zwijnenpopulatie zal groeien op basis van de ingevoerde hoeveelheid mast. Gegevens over de actuele hoeveelheden mast staan op www.biologieinteractief.nl. Afronding/evaluatie Leerlingen ronden de opdracht af door hun advies ten aanzien van het ideale aantal zwijnen te presenteren en te onderbouwen. Beoordeel op de kwaliteit van de onderbouwing, en beoordeel het groepsproces. Het is mogelijk om leerlingen elkaars presentaties te laten beoordelen. Zie ook de vaardigheid mondeling presenteren op www.biologieinteractief.nl. Groei zwijnenpopulatie in een formule M Nt = M−8 1+ ⋅0,67t 8 In deze formule is: –– t = het gekozen tijdstip, uitgedrukt in jaren –– Nt = het aantal dieren op tijdstip t –– M = blijft het maximale aantal zwijnen wat gezond kan blijven leven bij een bepaalde hoeveelheid beschikbaar voedsel, met name beukennootjes. M wordt uitgedrukt in aantal per hectare (ha) –– 0,67 is een vermenigvuldigingsconstante die aangeeft hoe snel een populatie kan groeien. Bij zwijnen groeit een populatie bij voldoende voedselomstandigheden met 50% per jaar. Dat betekent dat als een populatie in jaar i bestaat uit zes zwijnen, dat de populatie het jaar erop, in jaar i + 1 groeit met drie zwijnen, wat neerkomt op negen zwijnen. De groeifactor is dan 6/9 = 2/3 = 0,67. Deze factor is voor de zwijnen constant mits de voedsel omstandigheden goed genoeg zijn om nakomelingen groot te brengen. Goed genoeg betekent meer dan 10,5 kg beukennootjes per hectare. Lagere hoeveelheden maken de de voedselomstandigheden zo slecht dat de zwijnen nagenoeg geen nakomelingen krijgen. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
35
–– De waarde 8 is een gekozen beginwaarde voor de populatiegrootte op tijdstip t = 0. Vanuit een populatie van acht dieren kan een gezonde populatie groeien.
Opdracht 3
Biogas: klimaatvriendelijk Aan de hand van een beschrijving bouwen leerlingen zelf een biogasinstallatie. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Zorg dat leerlingen goede taakverdeling afspreken. Regel mest.
Tijdens
Controleer onderzoeksvraag, hypothese en werkwijze. Begeleid leerlingen tijdens proef. Zie toe op veilig loskoppelen van de ballon. Het laten leeglopen van de ballon moet buiten gebeuren. Desgewenst kunt u extra opdrachten geven.
Tot slot
Beoordeel verslag
De proef Leerlingen krijgen veel ruimte om zelf een onderzoeksvraag en hypothese op te stellen. Het is aan te bevelen om leerlingen hun onderzoeksvraag, hypothese en werkwijze eerst in te laten leveren voordat u toestemming geeft aan de leerlingen om de proef uit te voeren. De leerlingen bepalen onderling wie welke rol op zich neemt in de groep. Per groep moeten wel alle rollen vertegenwoordigd zijn! U kunt leerlingen er zelf op uit sturen om mest te halen bij een boer, of u regelt dit zelf. Met koemest heeft u weinig last van stank overlast. Varkensmest kan wat onaangename luchten in de ruimte van de proefopstelling veroorzaken. De installatie blijft ten minste een week staan, zonodig twee weken. Het gas in de ballon kan ontplofbaar zijn. Zorg dat het loskoppelen van de ballon van de installatie gebeurt onder toezicht. Laat leerlingen de ballon buiten leeglopen. Benodigdheden –– voorschrift voor het bouwen van de installatie. –– een erlenmeyer van 500 mL of van 1 L. –– een stop met eenvoudig waterslot –– een makkelijk opblaasbare ballon van 3 à 4 L (of een grote broodzak) –– koemest, afhankelijk van de onderzoeksvraag: vaste mest of vloeibare mest –– korte thermometer –– roermagneetje –– touwtje –– stevig elastiek
36
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
–– –– –– –– ––
afhankelijk van de onderzoeksvraag: een broedstoof of koelkast afhankelijk van de onderzoeksvraag: een weegschaal een emmer, liefst met maatverdeling voldoende ruimte om de installatie minimaal een week te laten staan. informatie over het schrijven van een verslag
Snelle leerlingen Leerlingen die u een extra uitdaging wilt geven aan de hand van deze proef kunt u de opdracht geven eens te berekenen hoeveel mest er nodig is om voldoende biogas te produceren om een liter water te verwarmen. Kunnen ze dat ook opschalen naar de hoeveelheid benodigde mest om een gemiddelde eengezinswoning een jaar lang mee te verwarmen? Afronding/evaluatie De leerlingen schrijven een verslag. Kijk dit na aan de hand van de rubric verslag schrijven. Zo kunt u de resultaten van de leerlingen objectiever beoordelen.
Opdracht 4
Klimaatspel Leerlingen gaan in groepen van ongeveer vier personen zelf een spel maken dat gaat over milieu en/of klimaatverandering. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij de opdracht. Beoordeel ontwerp van spellen en planning.
Tot slot
Beoordeel spellen. Desgewenst kunnen leerlingen elkaars spellen spelen en eventueel beoordelen. U kunt hun beoordeling meenemen in de eindbeoordeling.
Leerlingen kunnen zelf een aspect van milieu en/of klimaatverandering kiezen. Belangrijk is wel dat zij het verhaal van ‘Tragedy of the Commons’, in Nederland bekend als de speltheorie, goed kennen. Kern van de speltheorie is dat een handeling in het vóórdeel van een individu een even groot nadeel vormt voor de groep als geheel. De individuen in de groep merken dit meestal niet omdat dit voor hen persoonlijk een gedeeld nadeel is. Wanneer er overvloed is, is dit geen probleem, het probleem ontstaat pas bij een tekort van een hulpbron of wanneer de hoeveelheid geproduceerde afval hinderlijk wordt. Het is belangrijk dat leerlingen de kern goed begrijpen en daarbij doorhebben dat een voordeel (winst) van +1 voor individu een nadeel van –1 voor de groep
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
37
betekent. Dit nadeel wordt echter gedeeld door de hele groep. Veel spelletjes die leerlingen thuis spelen zijn gebaseerd op dit wiskundige principe (er is uiteindelijk één winnaar) In de opdracht wordt het gevraagd een spel te maken dat dit principe omdraait, dus waarbij nadeel (-1) voor het individu winst (+1) voor de groep betekent. Het spel kan dan pas uit zijn als de groep als geheel heeft gewonnen. Dit is ook de sleutel tot het oplossen van milieuproblemen. We ‘winnen’ het van de problemen als we wereldwijd in staat zijn om als groep goed te zorgen voor de omgeving, de toekomst en de anderen op deze aarde. Daarbij komt het eigen belang op de tweede plaats. Benodigdheden – Voor het maken van een digitaal spel hebben de leerlingen een computer nodig en programma’s waarmee je eenvoudige spellen kunt maken. Kijk op www.biologieinteractief.nl voor websites waarmee leerlingen spellen kunnen ontwerpen. – Voor het maken van een spel zonder computer hebben leerlingen karton, papier, schaar, lijm, stiften of verf en een beetje fantasie nodig.
38
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Handleiding voor de stappen om te komen tot een goed spel staat in het werkboek voor de leerlingen. Beoordelingscriteria klimaatspel
Het spel is gemaakt door: Het spel is beoordeeld door: Geef aan hoe je de kwaliteit van onderstaande aspecten van het gespeelde spel beoordeelt door op dezelfde regel in de rechterkolom het nummer te omcirkelen dat het best met je oordeel overeenkomt Aspecten
Schaal Uitstekend
Goed
Matig
1 Hoe duidelijk is het doel van het spel?
1
2
3
4
5
2 Hoe duidelijk zijn de regels?
1
2
3
4
5
3 Hoe educatief is het?
1
2
3
4
5
4 Hoe aantrekkelijk is het spel?
1
2
3
4
5
5 Hoe creatief is het spel?
1
2
3
4
5
6 Hoe spannend is het spel?
1
2
3
4
5
7 In welke mate komt ‘winst voor de groep’ = ‘verlies voor het individu’ tot uiting?
1
2
3
4
5
8 Wat zijn de sterke punten van dit spel? 9 Wat zijn de zwakke punten van dit spel? 10 Eventuele opmerkingen 11 Welk cijfer geef je dit spel? Afronding/evaluatie Leerlingen leveren eerst een ontwerp van hun spel in. Leerlingen kunnen pas door met het plannen van de werkzaamheden om het spel te maken als dit is goedgekeurd door de docent Leerlingen leveren vervolgens hun planning in. Ook dit dient goed gekeurd te worden door de docent. Pas daarna gaan de leerlingen aan de slag met het daadwerkelijk maken van het spel. Leerlingen vinden het heel leuk om elkaars spellen te spelen. Aan de hand van de beoordelingscriteria kunnen zij elkaars spellen beoordelen. Het is mogelijk de beoordeling die leerlingen elkaar gegeven hebben mee te nemen in de eindbeoordeling. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
39
Thema 5
Voedselproductie In dit thema maken leerlingen kennis met de werkwijze in de agrarische sector. De leerlingen komen daarbij de volgende opdrachten tegen: 1 2 3 4 5 6
Hoe meer, hoe beter Beesten op hun best Oogsten Verwerken van de oogst Gewasrotatie Biologische gewasbescherming
De opdrachten in dit thema zijn geschikt voor groepswerk. Het thema wordt afgesloten met een toets. Bij het plannen van de lessen kunt u uitgaan van de volgende tijdverdeling: Onderdeel
Tijdsbesteding
Inleiding en startopdracht
1 uur
1 Hoe meer hoe beter
2 uur
2 Beesten op hun best
2 uur
3 Oogsten
1 uur
4 Verwerken van de oogst
1 uur
5 Gewasrotatie
2 uur
6 biologische gewasbescherming
1 uur
Zelftoets maken en nakijken/bespreken
1 uur
Totaal
12 uur
Als inleiding bij dit thema kunt u de volgende startopdracht gebruiken.
Startopdracht
Voedselproductie Het doel van deze startopdracht is om het onderwerp voedselproductie bij de leerlingen te introduceren en om voorkennis te activeren.
40
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Docent in actie Vooraf
Leg vellen papier met opdrachten klaar; zie ook onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten. Laat leerlingen individueel en in stilte werken.
Tot slot
Organiseer presentaties.
Benodigdheden Leerlingen hebben bij deze opdracht nodig: – zes grote vellen papier – pennen Bij deze startopdracht wordt de werkvorm ‘graffiti’ gebruikt. Dat wil zeggen dat u de klas verdeelt in zes groepen. Elke groep krijgt een groot vel papier. Op elk papier staat een opdracht. De opdrachten zijn hieronder weergegeven. U kunt ze afdrukken en op de vellen papier plakken. Uiteraard kunt u ze naar eigen inzicht aanpassen. Geef als opdracht dat alle groepsleden, naar aanleiding van de gegeven opdracht, individueel zoveel mogelijk reacties, oplossingen of ideeën op het vel schrijven. Dit moet in stilte gebeuren, dus geen overleg. Na ongeveer drie minuten laat u de groepen opstaan en doorschuiven naar het volgende vel papier. Ook hier moeten de leerlingen weer in stilte en individueel hun reacties opschrijven. U laat de groepen net zo lang doorschuiven totdat elke groep weer bij het eerste vel papier is aangekomen. Vervolgens laat u de groep samen alle reacties ordenen en een korte samen vatting maken. Dit kan in 10 – 15 minuten. Elke groep wijst vervolgens een woordvoerder aan. De woordvoerder presenteert de samenvatting in de klas.
Opdracht 1 Ons voedsel bestaat voor een belangrijk deel uit plantaardige producten. We moeten dus veel verschillende planten laten groeien om aan voedsel te komen. Welke planten ken je die wij als voedsel gebruiken? Welke delen van die planten eten wij? Ken je een instelling waar onderzocht wordt hoe we onze planten zoveel mogelijk voedsel kunnen laten opleveren? Kun je beroepen bedenken die daarbij betrokken zijn? Opdracht 2 Vlees is een belangrijk deel van ons voedsel. Bedenk een aantal producten die bij een slagerij (of een slagersafdeling in een supermarkt) te koop zijn. Schrijf erachter van welk dier het vlees afkomstig is dat in dit product verwerkt is. Ken je nog andere voedingsmiddelen die van een dier afkomstig zijn? Ken je ook producten waarin dierlijke producten verwerkt zijn. Wat weet je van de manier waarop dieren op een boerderij gehouden worden? d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
41
Opdracht 3 Schrijf een aantal plantaardige producten op. Zet erachter in welk deel van de wereld ze vooral verbouwd worden. Bedenk een aantal ‘typisch Nederlandse gewassen’ die oorspronkelijk helemaal niet uit Nederland komen. Opdracht 4 Beestjes op onze kamerplanten zijn vervelend. Beestjes op landbouwgewassen kunnen een ramp zijn. Ze tasten de oogst aan. Schrijf de namen op van dieren die (landbouw)gewassen kunnen aantasten. Schrijf op hoe deze dieren volgens jou bestreden worden. Opdracht 5 Is het je wel eens opgevallen hoe een boer zijn land gebruikt? Het ene jaar staan er bijvoorbeeld aardappels op een akker. Het jaar daarna tarwe. Het jaar daarop maïs. Kun jij bedenken waarom een boer steeds een ander gewas op een akker zet? Bedenk zoveel mogelijk redenen en schrijf ze op. Opdracht 6 In de winkel zijn veel plantaardige producten te koop die niet rechtstreeks van de plant afkomstig zijn. Er is geen plant te vinden waar plantaardige margarine aan groeit. Kun jij nog meer producten bedenken die plantaardig zijn, maar die niet aan een plant groeien? Waarom worden deze producten plantaardig genoemd? Wat moet er gebeuren met het product dat we oogsten om het bestanddeel eruit te halen dat we nodig hebben om het product te maken dat we in de winkel kopen?
Opdracht 1
Hoe meer, hoe beter Productie van voldoende voedsel is een belangrijke zaak. Hoe hoger de opbrengsten van allerlei voedingsgewassen zijn, hoe meer voedsel er geproduceerd kan worden. De opbrengst van voedingsgewassen wordt door allerlei factoren beïnvloedt. Bij deze opdracht gaan leerlingen de invloed van enkele abiotische factoren op de groei van een voedingsgewas onderzoeken. Docent in actie
42
Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Print desgewenst gesloten opdrachten uit deze handleiding.
Tijdens
Laat leerlingen onderzoeksplan opstellen. Beoordeel dit. Begeleid leerlingen daarna bij hun proef. En later bij het opstellen van het verslag en advies.
Tot slot
Kijk verslagen en advies na.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Als voedingsgewas is bij deze opdracht gekozen voor de zonnebloem. Dit gewas leent zich ook goed voor het uitvoeren van andere opdrachten die een onderdeel zijn van dit thema en van het thema Voedselverwerking. Maar indien u dat wenst kun u ook gebruik maken van andere gewassen zoals rijst, mosterd, pinda’s of peultjes. Na het uitvoeren van de opdracht kunt u de planten laten uitgroeien totdat ze zaden opleveren. De planten kunnen dan weer gebruikt worden bij de opdrachten 3 en 4. De leerlingen krijgen de rol toebedeeld van onderzoekers die in opdracht van een agrariër onderzoeken onder welke omstandigheden de zonnebloem het beste zal groeien. De leerlingen maken na afloop van het onderzoek een verslag en stellen naar aanleiding van hun resultaten een advies op voor de agrariër die hen heeft gevraagd het advies uit te voeren. Het onderzoek vindt plaats op school. Deze opdracht is niet geschikt om er telkens een hele les aan te werken. Als het experiment is ingezet moeten leerlingen waarnemingen doen. Als er voldoende waarnemingen gedaan zijn kan er pas verder worden gewerkt met het maken van het verslag en het opstellen van het advies. Laat de leerlingen eerst een goed onderzoeksplan maken waarin een onderzoeksvraag, een hypothese, een beschrijving van het uit te voeren experiment en een lijst met benodigdheden. Nadat dit onderzoeksplan is goed gekeurd kunnen de leerlingen het plan uitvoeren. Benodigdheden Bij het uitvoeren van de diverse experimenten zullen veel materialen nodig zijn. U kunt hierbij denken aan: – plastic bekertjes – zonnebloemzaden – diverse grondsoorten (zand, potgrond, klei) – een grote plastic bak – een lichtbak – etiketten – meetlint – Excelbestand voor bijhouden groei. De leerlingen vinden een voorbeeld op www.biologieinteractief.nl. – tekenblaadjes voor wekelijkse tekening van de plant of camera voor wekelijkse foto van de plant
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
43
Voorbeeld Excel- bestand
Bij het samenstellen van de methode zijn we ervan uitgegaan dat leerlingen onderzoek doen naar één bepaalde abiotische factor, bijvoorbeeld de hoeveelheid licht. De hoeveelheid licht wordt gevarieerd, maar de grondsoort en de hoeveelheid vocht blijven hetzelfde. Indien u dat wenst is het uiteraard mogelijk om verschillende leerlingen die de invloed van licht onderzoeken, allemaal te laten werken met een andere grondsoort. Na afloop kunnen de resultaten dan met elkaar vergeleken worden. Er kan dan worden vastgesteld of licht bij diverse grondsoorten dezelfde invloed heeft. Op een soortgelijke manier kan ook het onderzoek naar de invloed van de andere abiotische factoren een extra dimensie krijgen. Bij het samenstellen van deze methode zijn we ervan uitgegaan dat de thema’s ‘Voedselproductie’ en ‘Voedselverwerking’ in het laatste deel van het schooljaar worden uitgevoerd. We gaan er daarom vanuit dat de leerlingen de vaardigheden ‘onderzoek doen’ en ‘verslag schrijven’ beheersen op ‘expert niveau’. Daarom is er ook voor gekozen de leerlingen een open opdracht te geven. Wellicht kiest u ervoor om de opdrachten eerder te laten uitvoeren waardoor de leerlingen nog niet in staat zijn om op ‘expert niveau’ te werken. In dat geval kunt u gebruik maken van de gesloten opdrachten zoals die hieronder zijn opgenomen. Indien u dat wenst kunt u de opdrachten aanpassen aan uw eigen wensen en vervolgens afdrukken.
44
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Onderzoek naar de invloed van de hoeveelheid licht op de groei van een plant Onderzoeksvraag Heeft de hoeveelheid licht invloed op de groei en ontwikkeling van een plant? Hypothese Een hypothese is een antwoord op de onderzoeksvraag, dat je bedenkt voordat je een experiment uitvoert. Geef aan waarom je een bepaalde hypothese hebt, waar deze op gebaseerd is, maar je mag geen verklaring geven. Maak een als… dan redenering (als de hypothese waar is… dan zal het resultaat van het experiment zijn…). Benodigdheden – 4 plastic frisdrankflessen – potgrond – katoen – water – tekenmateriaal of fotocamera – meetlat – schrijfmateriaal – etiketten – kartonnen doos – tl-verlichting
Uitvoering Neem een plastic frisdrankfles. Snijd het bovenste deel er af en hang dat omgekeerd in het onderste deel. Het omgekeerde deel wordt gevuld met potgrond. In het onderste deel doe je water. Neem een strook katoen (knip bijvoorbeeld een strook af van een oud T-shirt). Het ene uiteinde van de strook moet in de grond zitten, het andere uiteinde in het water. Op deze manier zal regelmatig water aan de grond worden toegevoegd, zelf in het weekend. Maak vier flessen klaar met in elke fles vijf zaden.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
45
Zet fles 1 in de vensterbank, zodat er sprake is van een natuurlijke belichting. Zet fles 2 onder een grote kartonnen doos. Bij deze opstelling krijgen de planten geen licht. Zet fles 3 onder kunstmatige verlichting (tl-lamp). Met behulp van een tijdschakelaar kun je ervoor zorgen dat de lamp maar acht uur per etmaal brand. Zet fles 4 ook onder kunstmatige verlichting. Zorg ervoor dat de lamp nu 16 uur per etmaal brand. Alléén de hoeveelheid licht mag verschillen. Zet alle flessen dus zo weg dat ze allemaal bij dezelfde temperatuur staan. Resultaat Meet elke week de lengte van de stengels op en noteer de resultaten in een tabel. Verwerk na afloop van de proef de resultaten in een grafiek. Hoe je hierbij gebruik kunt maken van het programma Excel kun je nalezen in het ‘Voorbeeldbestand Excel’ dat je kunt downloaden vanaf www.biologieinter actief.nl. Beschrijf en teken hoe de planten er uit zien. Zijn de bladeren en de stengels mooi groen? Groeien de bladeren goed? Zijn er nog andere zaken die je opvallen als je de planten met elkaar vergelijkt. Misschien kun je in plaats van tekeningen ook foto’s maken. Conclusie Welke conclusie kun je nu trekken? Verslag Maak tenslotte een verslag van deze proef. Als jouw verslag en dat van je groepsgenoten klaar is, ga je het advies opstellen waar landbouwer De Boer om gevraagd heeft.
46
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Onderzoek naar de invloed van de hoeveelheid vocht op de groei van een plant Onderzoeksvraag Heeft de hoeveelheid vocht invloed op de groei en ontwikkeling van een plant? Hypothese Een hypothese is een antwoord op de onderzoeksvraag, dat je bedenkt voordat je een experiment uitvoert. Geef aan waarom je een bepaalde hypothese hebt, waar deze op gebaseerd is, maar je mag geen verklaring geven. Maak een als... dan redenering (als de hypothese waar is.... dan zal het resultaat van het experiment zijn…). Benodigdheden – 6 grote bloempotten (van dezelfde afmeting) – potgrond – tekenmateriaal of fotocamera – meetlat – schrijfmateriaal – etiketten – maatcilinder Uitvoering Vul alle bloempotten met potgrond. Doe in elke bloempot 10 zaden. Zet alle bekers op dezelfde plek, zodat de temperatuur en de hoeveelheid licht hetzelfde zijn. Geef de bekers dagelijks water. Pot 1: 0 mL Pot 2: 4 mL Pot 3: 8 mL Pot 4: 12 mL Pot 5: 16 mL Pot 6: 20 mL Gebruik een maatcilinder om voor elke beker de juiste hoeveelheid water af te meten. Resultaat Meet elke week de lengte van de stengels op en noteer de resultaten in een tabel. Verwerk na afloop van de proef de resultaten in een grafiek. Hoe je hierbij gebruik kunt maken van het programma Excel kun je nalezen in het ‘Voorbeeldbestand Excel’ dat je kunt downloaden. Beschrijf en teken hoe de planten er uit zien. Zijn de bladeren en de stengels mooi groen? Groeien de bladeren goed? Zijn er nog andere zaken die je opvallen als je de planten met elkaar vergelijkt. Misschien kun je in plaats van tekeningen ook foto’s maken. Conclusie Welke conclusie kun je nu trekken? Verslag Maak tenslotte een verslag van deze proef. Als jouw verslag en dat van je groepsgenoten klaar is, ga je het advies opstellen waar landbouwer De Boer om gevraagd heeft. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
47
Onderzoek naar de invloed van de grondsoort op de groei van een plant Onderzoeksvraag Is de grondsoort van invloed op de groei en de ontwikkeling van een gewas? Hypothese Een hypothese is een antwoord op de onderzoeksvraag, dat je bedenkt voordat je een experiment uitvoert. Geef aan waarom je een bepaalde hypothese hebt, waar deze op gebaseerd is, maar je mag geen verklaring geven. Maak een als... dan redenering (als de hypothese waar is.... dan zal het resultaat van het experiment zijn…). Benodigdheden – 3 plastic frisdrankflessen – verschillende grondsoorten (zand, potgrond, klei) – katoen – water – tekenmateriaal of fotocamera – meetlat – schrijfmateriaal – etiketten
Uitvoering Neem een plastic frisdrankfles. Snijd het bovenste deel er af en hang dat omgekeerd in het onderste deel. Het omgekeerde deel wordt gevuld met de grondsoort die je voor je onderzoek gaat gebruiken. In het onderste deel doe je water. Neem een strook katoen (knip bijvoorbeeld een strook af van een oud T-shirt). Het ene uiteinde van de strook moet in de grond zitten, het andere uiteinde in het water. Op deze manier zal regelmatig water aan de grond worden toegevoegd, zelf in het weekend. Maak voor elke grondsoort drie flessen klaar met in elke fles vijf zaden. Plak op elke fles een etiket en schrijf daarop welke grondsoort je gebruikt hebt.
48
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Alléén de grondsoort mag verschillen. Zet alle flessen dus zo weg dat ze allemaal bij dezelfde temperatuur staan en evenveel licht krijgen. Resultaat Meet elke week de lengte van de stengels op en noteer de resultaten in een tabel. Verwerk na afloop van de proef de resultaten in een grafiek. Hoe je hierbij gebruik kunt maken van het programma Excel kun je nalezen in het ‘Voorbeeldbestand Excel’ dat je kunt downloaden. Beschrijf en teken hoe de planten er uit zien. Zijn de bladeren en de stengels mooi groen? Groeien de bladeren goed? Zijn er nog andere zaken die je opvallen als je de planten met elkaar vergelijkt. Misschien kun je in plaats van tekeningen ook foto’s maken. Conclusie Welke conclusie kun je nu trekken? Verslag Maak tenslotte een verslag van deze proef. Als jouw verslag en dat van je groepsgenoten klaar is, ga je het advies opstellen waar landbouwer De Boer om gevraagd heeft.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
49
Opdracht 2
Beesten op hun best Bij deze opdracht maken leerlingen kennis met de wijze waarop het gedrag van dieren kan worden bestudeerd. Ze onderzoeken of kleur voor gerbils van belang is bij de keuze van het nestmateriaal. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Print desgewenst de gesloten opdrachten uit deze handleiding. Zorg voor taakverdeling.
Tijdens
Begeleid leerlingen tijdens hun opdracht. Zorg voor een goede verzorging van de gerbils.
Tot slot
Beoordeel het door leerlingen bedachte experiment bij varkens.
Keuzeproeven geven mogelijk uitsluitsel over voorkeuren van dieren. Hoe beter men de voorkeuren van dieren in gevangenschap kent, des te meer men er mee rekening kan houden, des te minder de welzijnsbeperking. Als leerlingen hun onderzoek hebben afgesloten en meer inzicht hebben gekregen in de wijze waarop dergelijk onderzoek kan plaatsvinden bedenken ze een experiment waarmee onderzocht kan worden of kleur ook een rol kan spelen bij de huisvesting van varkens. Bij deze opdracht werken de leerlingen met Gerbils (ook wel woestijnrat of springmuis genoemd). Gerbils zijn tussen de € 7,50 en € 10,00 te koop bij dierenwinkels of tuincentra. Het zijn sociale dieren die bovendien gemakkelijk te verzorgen zijn. Als kooi is een aquarium zeer geschikt (Minimaal 70 x 35 cm). Bovendien zijn de dieren in een aquarium gemakkelijk te observeren. Dek de bak wel af met een met gaas gespannen houten raamwerk om ontsnapping te voorkomen. Plaats een gerbilverblijf niet in de volle zon. De temperatuur loopt vooral in een aquarium snel hoog op. Op www.biologieinteractief.nl vindt u een site waar u informatie kunt vinden over de verzorging van de gerbils. Benodigdheden Bij deze opdracht gebruiken leerlingen: – een computer met internet – verschillende kleuren wol (blauw, groen, geel, rood); neem van elke kleur 1,5 meter – aquarium – voer – bodembedekking (houtkrullen, hooi of stro) – 3 gerbils
50
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Ook bij deze opdracht zijn de samenstellers ervan uitgegaan dat de leerlingen de vaardigheden ‘onderzoek doen’ en ‘verslag schrijven’ beheersen op ‘expert niveau’. Daarom is er ook voor gekozen de leerlingen een open opdracht te geven. Indien u dat wenst kunt u uw leerlingen een gesloten opdracht geven. De beschrijving staat hieronder. U kunt die eventueel aanpassen en vervolgens afdrukken.
Onderzoek Beesten op hun best Bij deze opdracht werken jullie in tweetallen. Een van jullie neemt de rol van dierenverzorger op zich en de ander de rol van laborant. Als je allebei klaar bent met jouw deelopdracht (deelopdracht 1 of 2) maken jullie gezamenlijk de deelopdrachten 3 en 4. Onderzoeksvraag Letten gerbils bij het verzamelen van hun nestmateriaal op de kleur? Wat ga je doen? Jullie onderzoeken of gerbils op de kleur letten als ze hun nestmateriaal verzamelen. Je onderzoek gaat een week duren. Benodigdheden – computer met internet – verschillende kleuren wol (blauw, groen, geel, rood); neem van elke kleur 1,5 meter – aquarium – voer – bodembedekking (houtkrullen, hooi of stro) – 3 gerbils
Deelopdracht 1: Verzorger Je bent de verzorger van de gerbils. Om te beginnen zoek je, via internet, informatie over de manier waarop je deze dieren moet verzorgen. Op www.biologieinteractief.nl vind je een site met informatie over het verzorgen van gerbils. Via www.google.nl zijn er gemak kelijk andere websites te vinden waarop je informatie kunt vinden over de verzorging. Als kooi kun je het beste een grote aquariumbak gebruiken (minimaal 70x35 cm). Gebruik als bodembedekking houtkrullen, hooi of stro. Elke dag zorg je voor voldoende voedsel en schoon strooisel. Als je tijdens de verzorging zaken opmerkt die van invloed kunnen zijn op het verloop van het onderzoek, noteer je die.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
51
Het is jouw taak om een verzorgingsvoorschrift te maken. Besteed in je verzorgingsvoorschrift in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen: – huisvesting – inrichting van de kooi – voeding – hoe pak je een gerbil op – hoe herken je ziektes Als je klaar bent met deze opdracht voer je samen met de laborant deel opdracht 3 uit.
Deelopdracht 2: Laborant Gerbils kunnen woldraden gebruiken voor het maken van een nest. Je wilt weten of de dieren hierbij een voorkeur hebben voor een bepaalde kleur. Elke volgende dag geef je de gerbils draden wol in verschillende kleuren (blauw, groen, geel, rood). Op welk tijdstip je dat precies doet mag je zelf bepalen. Het is wel van belang dat je het steeds op hetzelfde tijdstip doet, zodat er steeds evenveel tijd tussen de metingen zit. Neem van elke kleur precies 1,50 m. Knip daarna de draden in stukken van 15 cm. De gerbils zullen proberen hiervan nesten te maken. Ze zullen draden in stukken scheuren en stukjes meenemen. Elke volgende dag op hetzelfde tijdstip haal je de woldraden die niet zijn gebruikt weg. Vervolgens meet je voor elke kleur op hoeveel er nog van de oorspronkelijke lengte over is. Daarna kun je uitrekenen hoeveel wol de gerbils hebben gebruikt. Om te ontdekken of gerbils een eigen voorkeur voor een kleur hebben kun je meerdere gerbils apart testen worden, bijvoorbeeld in drie afdelingen van een aquarium (tussenschotten).
52
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
De resultaten kun je noteren in de volgende tabel. Dag
1
2
3
4
Gebruikt nestmateriaal in cm Dier 1
Dier 2
Dier 3
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
53
Dag
5
6
7
Gebruikt nestmateriaal in cm Dier 1
Dier 2
Dier 3
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
Blauw:
Blauw:
Blauw:
Groen:
Groen:
Groen:
Geel:
Geel:
Geel:
Rood:
Rood:
Rood:
Totaal:
Totaal:
Totaal:
Als je klaar bent met deze opdracht voer je samen met de verzorger deel opdracht 3 uit.
54
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Deelopdracht 3: Het verslag Maak samen een verslag van het uitgevoerde onderzoek. Neem in je verslag de volgende onderdelen op: De onderzoeksvraag: De onderzoeksvraag kun je opzoeken in de handleiding. De hypothese: Wat dacht je vooraf dat de uitkomst van het onderzoek zou zijn? Benodigdheden: Maak een lijst van alle materialen die je gebruikt hebt. Omdat anderen jou experiment moeten kunnen herhalen moet de beschrijving zo nauwkeurig mogelijk zijn, bijvoorbeeld soort woldraad: dikte, kleur… Werkwijze: Maak een nauwkeurige en complete beschrijving van het experiment. Bedenk dat anderen aan de hand van jouw beschrijving dit experiment op dezelfde wijze moeten kunnen herhalen. Zorg ook voor een duidelijke beschrijving van de manier waarop je meet hoeveel nestmateriaal de dieren gebruiken. Beschrijf hoe je hebt vastgesteld of de dieren een voorkeur hebben voor een bepaald kleur. Resultaat: Maak de tabel waarin de resultaten zijn opgenomen. Conclusie: Wat heb je door de uitvoering van dit experiment ontdekt? – Is er bij de dieren sprake van een persoonlijke voorkeur voor een bepaalde kleur? – Is er sprake van toeval, dat wil zeggen, de verschillen tussen de dieren zijn onbeduidend? – Is er dan wel sprake van een gemeenschappelijke voorkeur voor een bepaalde kleur? Tips en tops: Wat ging er goed en wat ging er fout? Welke aanwijzingen kun je anderen geven om het experiment te verbeteren? Als jullie het verslag van je onderzoek klaar hebben, ga je verder met deel opdracht 4.
Deelopdracht 4 Samen maak je een beschrijving van een experiment waarmee veehouder Roelofs kan nagaan of de kleur van de stallen van invloed is op het welzijn van zijn varkens. In je beschrijving moet je in elk geval de volgende onderdelen opnemen: Een onderzoeksvraag; op welke vraag moet het onderzoek precies antwoord geven? Formuleer je onderzoeksvraag zo duidelijk mogelijk. Geef ook aan hoe lang het onderzoek gaat duren Een hypothese; schrijf op wat volgens jullie de uitkomst van het experiment zal zijn.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
55
Benodigdheden; schrijf op welke materialen er nodig zijn om het experiment uit te voeren. Werkwijze; beschrijf hoe het experiment uitgevoerd moet worden. Maak een nauwkeurige beschrijving. Er mogen geen misverstanden ontstaan. Als verschillende mensen met jullie beschrijving het experiment gaan uitvoeren moeten ze allemaal precies hetzelfde doen. Geef aan hoe de waarnemingen moeten worden vastgelegd. Ontwerp bij voorbeeld een tabel waarin de waarnemingen kunnen worden genoteerd. Als je de beschrijving van je experiment klaar hebt, laat je het zien aan je docent.
Opdracht 3
Oogsten Bij de opdracht: Oogsten staan leerlingen stil bij wat er allemaal komt kijken bij het oogsten van een gewas. Ze leren dat mensen van verschillende planten uiteenlopende delen gebruiken, vergelijk het gebruik van de aardappel met dat van een kers. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun opdracht.
Tot slot
Controleer of leerlingen voldoende gegevens hebben verzameld. Loop met leerlingen antwoorden na.
Voor de opdracht oogsten kan gebruikt worden gemaakt van de zonnebloemen die zijn gekweekt bij de opdracht 5.1. ‘Hoe meer, hoe beter’. Indien u dat wenst kunt u ook gebruik maken van andere gewassen. Het meest geschikt zijn gewassen waarvan de zaden door leerlingen verder verwerkt kunnen worden, bijvoorbeeld pinda, sojabonen. Bij de opdracht ‘Verwerken van de oogst’ kunnen de leerlingen deze zaden gebruiken om de bruikbare bestanddelen eruit te halen. In het thema Voedselverwerking kunnen deze bestand delen worden gebruikt om de leerlingen een nieuw voedingsmiddel te laten samenstellen. Het is aan te raden deze zaden ook op voorraad te hebben. Als de oogst te weinig oplevert om er een voedingsmiddel mee te maken, kunnen de leer lingen gekochte zaden gebruiken om verder te werken. Benodigdheden Bij deze opdracht hebben de leerlingen de volgende materialen nodig: – zonnebloemen met zaden. U kunt de planten gebruiken die zijn opgekweekt voor de opdracht 5.1: Hoe meer, hoe beter.
56
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
– – – –
weegschaal doos om het geoogste product in te bewaren etiket vuilniszak
Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden een v ragenlijst en een oogst-tabel in het werkboek. Leerlingen die werken met de ELO-versie van de methode vinden in de ELO links naar: – het invulformulier – de tabel in het Excelbestand Bij deze opdracht oogst de leerling de zaden van de zonnebloem. De leerling meet: – hoeveel zaden elke plant heeft opgeleverd – wat het gewicht is aan geoogst product bij iedere plant – wat het gewicht is aan eetbaar product bij iedere plant – wat het totaal gewicht is aan geoogst product – wat het totaal gewicht is aan eetbaar product – wat het gewicht is aan niet bruikbaar plantaardig materiaal De leerling noteert de gegevens in de tabel respectievelijk in een Excelbestand en beantwoordt de vragen op het invulformulier. Tenslotte ruimen de leerlingen de moederplanten op. U mag van de leerlingen verwachten dat ze bij deze opdracht netjes werken en de rommel opruimen die bij het oogsten is ontstaan.
Opdracht 4
Verwerken oogst In deze les gaan leerlingen hun oogst bewerken tot een ingrediënt voor voedingsmiddelen. Dat doen ze door de zonnebloempitten te persen. De leerlingen nemen via een film eerst kennis van de wijze waarop uit zonnebloempitten olie wordt geperst in een fabriek. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Print desgewenst gesloten opdrachten uit deze handleiding. Bekijk de films.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun opdracht.
Tot slot
Bespreek antwoorden en resultaten.
Een geschikte film vindt u op www.biologieinteractief.nl. Daarna gaan leer lingen zelf nadenken over een manier om met eenvoudige hulpmiddelen zelf olie te persen uit zonnebloempitten. Indien u dat wenst kunt u de leerlingen ook laten werken met de uitgebreide handleiding die in dit docentenmateriaal
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
57
is opgenomen. Een andere mogelijkheid is om voor deze les een eenvoudige pers te kopen. Op www.biologieinteractief.nl vindt u een site met informatie ovet het kopen van een pers. Wellicht heeft u ervoor gekozen om uw leerlingen ook andere gewassen te laten telen. In dat geval kunt u uw leerlingen ook op andere manieren de geoogste zaden laten bewerken. U kunt bijvoorbeeld pinda’s malen met behulp van een keukenmachine, of pinda’s roosteren in de oven of in een koekenpan op het fornuis. Als u speciaal voor het olie persen zaden wilt kopen is het aan te raden om amandelen te kiezen. Hieruit is gemakkelijk olie te winnen. Het is aan te raden om, voordat u leerlingen olie laat persen, te beslissen of de zaden gezamenlijk in één keer geperst worden of dat iedereen individueel perst. Bij het samenstellen van deze methode zijn we ervan uitgegaan dat de onder delen ‘voedselproductie’ en ‘voedselverwerking’ in het laatste deel van het schooljaar worden uitgevoerd. Daarom is er ook voor gekozen de leerlingen een open opdracht te geven. Indien u dat wenst kunt u gebruik maken van de gesloten opdrachten zoals die hieronder zijn opgenomen. Indien u dat wenst kunt u de opdrachten aanpassen aan uw eigen wensen en vervolgens afdrukken. Benodigdheden Bij deze opdracht gebruiken leerlingen: – een computer met internetverbinding – de geoogste zonnebloempitten – etiketten – een weegschaal – filmpje over het winnen van plantaardige olie, zie de link op www.biologieinteractief.nl
Olie persen uit zonnebloempitten Bekijk eerst de film waarop je kunt zien hoe in de fabriek plantaardige olie wordt gewonnen uit zonnebloempitten. Kijk hiervoor op www.biologieinteractief.nl. Benodigdheden Bij deze opdracht ga je zelf olie persen uit zonnebloempitten. Je hebt hiervoor nodig: – de zonnebloempitten die je hebt geoogst – een glazen pot of fles (liefst van donker glas) om de olie in te bewaren – een vijzel en een mortier of een oliepers – etiketten – weegschaal – een katoenen lap
58
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
En nu aan de slag! Weeg de zonnebloempitten. Het gewicht van de zonnebloempitten is Pel de zonnebloempitten. Doe de zonnebloempitten in de mortier. Gebruik niet te veel zaden in een keer. Als je veel zaden hebt is het beter om met kleine porties te werken. Maak de zonnebloempitten fijn met behulp van de mortier. Ga door tot er voldoende olie uit de zaden gekomen is. Je hebt nu een mengsel van olie en restanten van zaden. Je gaat nu de restanten van de zaden en de olie van elkaar scheiden. Gebruik hierbij de katoenen lap als filter. Na het filteren haal je de restanten van de zaden uit de katoenen lap. Vervolgens filter je de olie opnieuw. Herhaal het filteren totdat er een heldere olie overblijft. Giet de olie in de glazen pot. Plak op de pot een etiket. Vermeld op het etiket: – wat voor olie er in de pot zit – of de olie verkregen is via koude persing of warme persing – de datum waarop de olie is gemaakt Verzamel de restanten van de zaden en weeg ze. Hoeveel materiaal is er overgebleven?
Hoeveel olie heb je uit de zaden gewonnen? Indien u de leerlingen kennis wilt laten nemen van andere methoden om zaden te verwerken kunt u gebruik maken van de film over heerlijke nootjes. Zie de link op www.biologieinteractief.nl. De inhoud van de film sluit aan bij het artikel Voedselverwerking
Opdracht 5
Gewasrotatie Bij deze opdracht gaan leerlingen, in opdracht van een akkerbouwer, een plan opstellen voor gewasrotatie. In het plan moeten ze voor vier jaar aangeven hoe gewasrotatie kan worden toegepast. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Print desgewenst gesloten opdrachten uit deze handleiding.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun opdracht.
Tot slot
Organiseer presentaties van plannen.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
59
In een plattegrond geven leerlingen aan welke gewassen tijdens opeenvolgende jaren op een bepaald perceel worden verbouwd. Leerlingen moeten kunnen aangeven welke keuzes ze gemaakt hebben en welke redenen ze daarvoor hebben. Daarnaast moeten ze nagaan welke gewassen een gunstige invloed hebben op de kwaliteit van de bodem en het voorkomen van ziektes. Daarbij moeten leerlingen ook rekening houden met zaai- en oogsttijden van de gewassen die ze de boer voorstellen om te verbouwen. Zo moeten leerlingen een uitvoerbaar plan opstellen. U kunt de leerlingen de opdracht laten uit voeren en die na afloop beoordelen. U kunt er ook voor kiezen om de leerlingen die deze opdracht uitvoeren een presentatie te laten houden voor de klas. De opdracht wordt uitgevoerd in groepen die bestaan uit drie leerlingen. Elke leerling heeft een taak. Een leerling is researchmedewerker, een ander is grafisch medewerker en de derde is voorlichter. In het leerlingenmateriaal zijn deze rollen uitgebreid beschreven, zodat elke leerling weet wat zijn/haar taak is. Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren hebben de leerlingen de volgende materialen nodig: – computer met internetverbinding – kleurpotloden – papier op A3-formaat
Opdracht 6
Biologische gewasbescherming Bij deze opdracht werken de leerlingen met een applet die u kunt vinden via www.biologieinteractief.nl. Leerlingen onderzoeken voor drie gewassen (de ronde tomaat, de vleestomaat en de aubergine) hoe de kaswittevlieg het beste bestreden kan worden. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden. Bekijk vooraf de films en de applet biologische gewasbescherming Print desgewenst een of meer van de extra opdrachten.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun opdracht.
Tot slot
Bespreek resultaten en antwoorden.
Leerlingen kunnen voor de bestrijding kiezen uit drie biologische bestrijders, twee soorten sluipwespen en één soort roofwants. Deze dieren kunnen bij verschillende temperaturen, in verschillende hoeveelheden en op verschillende momenten worden ingezet. De applet laat zien welke gevolgen de diverse keuzes hebben. In het werkboek zijn vragen opgenomen die de leerlingen met behulp van de applet kunnen beantwoorden.
60
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Benodigdheden Bij deze opdracht hebben leerlingen nodig: – een computer met internetverbinding – twee filmpjes over de witte vlieg, zie de links op www.biologieinteractief.nl – applet biologische gewasbescherming op www.biologieinteractief.nl Hieronder vindt u een extra opdracht. Deze opdracht kunt u gebruiken als alternatief voor de opdracht in het werkboek of als extra opdracht. Extra opdracht Bij het verbouwen van voedselgewassen kan er schade ontstaan aan de gewassen. Plaagdieren zijn vaak de oorzaak van schade. Boeren en tuinders nemen daarom maatregelen om plaagdieren te bestrijden. Bij deze opdracht stap je zelf in de rol van tuinder. Je ziet hieronder een beschrijving van enkele pro blemen die een tuinder kan tegenkomen. Zoek telkens de beste oplossing. • Een tuinder verbouwt in zijn kas ronde tomaten. Hij moet heel wat kosten maken om een goed product te maken. Denk maar aan verwarming, inkoop jonge planten, arbeidsloon enzovoorts. Ook de bestrijding van de kaswittevlieg kost geld. Onderzoek wat de goedkoopste manier is om de kaswittevlieg te bestrijden. Welke bestrijder kan deze tuinder het beste kiezen? En wat is het beste moment om met de bestrijding te beginnen? Let op dat de kwaliteit van de tomaten optimaal moet zijn. Alleen tomaten van topkwaliteit kan de tuinder voor een goede prijs verkopen. * Een tuinder produceert vleestomaten in zijn kassen. Hij gebruikt vangplaten om vast te stellen of er plaagdieren in zijn kas voorkomen. De tuinder constateert dat er kaswittevlieg in de kas zit en bestelt een bestrijder. Door een computerprobleem bij de leverancier worden de bestrijders te laat geleverd. De tuinder kan pas met de bestrijding beginnen in week 5. Welke bestrijder moet hij nu kiezen om de kaswitte vlieg toch nog goed te kunnen bestrijden? De tuinder wil bovendien weten wat de kleinste hoeveelheid bestrijders is waarmee hij een goed resultaat kan krijgen. Hoe minder bestrijders hij hoeft te kopen, hoe goedkoper het is. Kun jij een antwoord vinden op zijn vragen? * Een tuinder heeft altijd tomaten geproduceerd. Omdat de prijs die hij voor de tomaten krijgt daalt wil hij een ander product gaan verbouwen. Hij besluit om aubergines te gaan produceren. Aubergines kunnen, net als tomaten, aangetast worden door de kaswittevlieg. Onderzoek voor deze tuinder welke bestrijder het meeste effect heeft. De tuinder is op zoek naar een bestrijder waarvan hij er maar weinig nodig heeft. Hoe minder bestrijders hij hoeft te kopen, des te goedkoper is het.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
61
Thema 6
Voedselverwerking In het thema Voedselproductie hebben leerlingen kennis gemaakt met de werkwijze in de agrarische sector. In dit thema maken leerlingen kennis met de werkwijze in de voedingsindustrie. De leerlingen komen daarbij de volgende opdrachten tegen: 1 2 3 4 5
Voedselveiligheid Een nieuw product Voedingswaarde bepalen Prijsbepaling Productinformatie
De opdrachten in dit thema zijn groepsopdrachten. Het thema wordt niet afgesloten met een toets. Leerlingen maken groepsgewijs een werkstuk over de opdrachten waarin ze de verschillende producten van hun werk opnemen. Als afsluiting van dit thema houdt elke groep een presentatie over het nieuwe voedingsmiddel dat ze tijdens de lessen hebben ontwikkeld. Ze laten het proeven, leggen uit hoe het gemaakt is, hoe het is samengesteld, enzovoorts. Voor het werkstuk en de presentatie kunt u een beoordeling geven. Met behulp van onderstaande startopdracht kunt u de inhoud en de opzet van dit thema in de klas bespreken. Bij het plannen van de lessen kunt u uitgaan van de volgende tijdverdeling:
62
Onderdeel
Tijdsbesteding
Inleiding en startopdracht
1 uur
1 Voedselveiligheid
1 uur
2 Een nieuw product
1 uur: product ontwikkelen 2 uur: product maken
3 Voedingswaarde bepalen
1 uur
4 Prijsbepaling
1 uur
5 Productinformatie
1 uur
Werkstuk afmaken en presentatie voorbereiden
1 uur
Presentaties houden
2 uur
Zelftoets maken en nakijken/ bespreken
1 uur
Totaal
12 uur
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Docent in actie Vooraf
Print desgewenst de startopdracht.
Tijdens
Begeleid het regelwerk van de leerlingen.
Tot slot
Check de groepsindeling en gemaakte afspraken.
Startopdracht Bij dit thema ontwikkelen leerlingen een nieuw voedingsmiddel. Tijdens dit thema werk je in een groep die uit vier leden bestaat. Als groep moet je na afloop de volgende producten hebben gemaakt: – een verslag over het onderzoek naar conserveringsmethoden – een ontwerp voor een nieuw voedingsmiddel – een berekening waaruit blijkt wat de productie van jullie voedingsmiddel kost – een etiket waarop juiste en volledige informatie staat – een reclame voor je nieuwe product – het nieuwe product zelf Jullie maken een werkstuk naar aanleiding van de opdrachten uit dit thema. In dat werkstuk neem je de de verschillende producten van het werk op. Als afsluiting van dit thema houden jullie een presentatie over je nieuwe voedingsmiddel. Je moet het laten proeven, uitleggen hoe het gemaakt moet worden, hoe het is samengesteld, enzovoorts. Voor het werkstuk en de presentatie krijg je een beoordeling. In je groep verdeel je de taken als volgt: – presentator: je geeft een presentatie voor de klas van 10 à 15 minuten. Tijdens de presentatie besteed je aandacht aan de verschillende producten die jouw groep gemaakt heeft. – verzamelaar: je verzamelt en controleert de gemaakte opdrachten. – samensteller: je maakt van de aangeleverde producten een samenhangend project (lay-out) en zoekt er eventueel plaatjes bij. – groepsleider: je zorgt dat de opdrachten op tijd gemaakt worden en je zorgt ervoor dat iedere deelnemer van het groepje evenveel werk verzet. Je bent de contactpersoon van jouw groep met de docent. Jullie werkstuk bestaat uit de volgende onderdelen: – Een voorblad met daarop de namen van de leerlingen uit de groep met daarachter de taken en je klas. – Een inhoudsopgave. – Een voorwoord waarin je aangeeft wat je al over dit thema weet en wat je ervan verwacht. – Per opdracht een hoofdstuk. – Een nawoord waarin je aangeeft hoe het uitvoeren van de opdrachten verlopen is. Hoe verliep de samenwerking? Wat zou je een volgende keer anders doen? Hoe zou je het dan aanpakken? d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
63
– Bronvermelding: Welke materialen hebben jullie gebruikt om de opdrachten te maken? Denk aan: internetsites, titels van boeken en tijdschriften, organisaties of bedrijven waar je informatie van gekregen hebt. – Een korte samenvatting (1/2 A4) van de presentatie van jullie onderwerp. Wat ga je in deze les nog doen: – Stel de groepen samen. – Overleg in je groep en maak afspraken over de taakverdeling. – Maak een begin met het voorblad en het voorwoord. Tijdens de volgende les start je met het uitvoeren van de opdrachten. Uit de startopdracht blijkt dat leerlingen een presentatie houden ter afsluiting van deze module. Op www.biologieinteractief.nl staat in het onderdeel ‘Vaardigheden’ een tekst over presenteren. Bij het beoordelen van het werkstuk en presentatie kunt u gebruik maken van onderstaand beoordelingsschema (zie ook Bijlage 4): Onderdeel
Maximaal aantal punten
Voorblad
10
Inhoudsopgave
10
Voorwoord
10
Verslag van de gemaakte opdrachten
100
Nawoord
10
Bronvermelding
10
Samenvatting van de presentatie
30
Presentatie
70
Totaal aantal punten
250
Aantal behaalde punten
Uiteraard kunt u het bovenstaande schema en de puntentelling die is gebruikt naar eigen inzicht aanpassen. U kunt dit schema afdrukken, bij het beoordelen invullen en met de werkstukken aan de leerlingen teruggeven.
Opdracht 1
Voedselveiligheid Bij deze opdracht gaan de leerlingen onderzoeken met welke methode te voorkomen is dat micro-organismen voedsel aantasten.
64
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid de leerlingen bij hun proef. Zorg dat de leerlingen nauwkeurig werken.
Tot slot
Kijk verslagen na.
Het is niet noodzakelijk dat deze opdracht als eerste wordt uitgevoerd. Deze opdracht moet wel worden gedaan vóór de opdracht Productinformatie. De conclusies uit dit experiment kunnen eventueel door de leerlingen gebruikt worden bij het samenstellen van de productinformatie. Het verslag dat de leerlingen van dit practicum maken is een onderdeel van het werkstuk dat ze aan het eind van dit thema moeten ingeleveren. Dit practicum kan individueel of in groepjes van twee personen worden uitgevoerd. U kunt ervoor kiezen om alle leerlingen dit practicum te laten uitvoeren. U kunt ook dit practicum laten uitvoeren door twee leerlingen van elke groep en de andere leerlingen te laten werken aan het werkstuk of de voorbereiding van de presentatie. Voor dit practicum kunnen uiteraard geen ziekteverwekkende micro-organismen worden gebruikt. Daarom is gekozen voor gistcellen. De gistcellen staan dus eigenlijk model voor de micro-organismen die wel voor het bederf van ons voedsel zorgen. In het leerlingenmateriaal worden drie proefopstellingen gegeven waarmee leerlingen dit practicum kunnen uitvoeren. U kunt leerlingen laten nadenken over de vraag welke proefopstelling de voorkeur verdient. U kunt ook zelf een keuze maken. Proefopstelling 1 is het gemakkelijkst uit te voeren, maar geeft de minst nauwkeurige resultaten. Proefopstelling 3 is de meest gecompliceerde, maar geeft de meest nauwkeurige meetresultaten. Benodigdheden Bij elke methode hebben de leerlingen een suspensie nodig van gist, water, suiker (als voeding) en toegevoegde stof in de volgende verhouding (in mL): water: gist: suiker: toegevoegde stof = 10: 1: 1: 1 Daarnaast hebben de leerlingen stoffen nodig die aan deze suspensie toegevoegd moeten worden om te onderzoeken wat de invloed is op de activiteit van de gistcellen. Hierbij valt te denken aan stoffen als azijn, zout, enzovoorts. Methode 1: – 4 reageerbuizen – 2 kurken – 2 U-buizen – eventueel een waterbad
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
65
Methode 2: – 2 reageerbuizen – 2 erlenmeyers – 2 kurken – 2 S-buizen – eventueel een waterbad Methode 3: – 2 erlenmeyers – 2 kurken – 2 manometers – eventueel een waterbad Verder hebben de leerlingen nodig: – een computer – leerlingen stellen zelf een lijst met benodigdheden op – op www.biologieinteractief.nl vinden leerlingen een site die hen informatie biedt over conserveren. Het gaat om de beeldbank van school TV, link door naar conserveren. Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Werken leerlingen met de ELO-versie dan zijn links opgenomen naar: – een uitgebreide instructie; – een instructie waarin de mogelijke proefopstellingen worden toegelicht.
Opdracht 2
Een nieuw product Bij deze opdracht gaan leerlingen een nieuw voedingsmiddel bedenken en klaarmaken. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun ontwerp-activiteiten. Laat leerlingen (stap 4, 5 en 6) een nauwkeurige lijst maken van ingrediënten, gebruikte hoeveelheden en prijzen. Dit overzicht hebben ze later nodig. Stel bedrag vast dat leerlingen mogen gebruiken.
Tot slot
Bespreek opdracht na.
Het voedingsmiddel moet aan de volgende eisen voldoen: – Het moet bereid zijn uit enkelvoudige agrarische producten zoals melk, boter, meel, fruit, groente, olie, zout, suiker, eieren. – De leerlingen moeten in ieder geval gebruik maken van de zonnebloem pitten of de zonnebloemolie die geoogst dan wel geproduceerd zijn bij het
66
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
thema Voedselproductie. Het doel is dat leerlingen via de verschillende opdrachten het hele productieproces doorlopen, van de productie in het agrarisch bedrijf tot aan de verwerking in de voedingsindustrie. – Het voedingsmiddel moet tenminste een week houdbaar zijn. – Het voedingsmiddel moet passen in de Schijf van vijf. Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren hebben de leerlingen in ieder geval de volgende materialen nodig: – een computer, – de zonnebloempitten die zijn geoogst bij het thema voedselproductie, of – de zonnebloemolie die is gewonnen bij het thema voedselproductie, – daarnaast maken leerlingen zelf een lijst van de overige benodigdheden die ze nodig hebben voor het samenstellen van hun voedingsmiddel. Het verdient aanbeveling om, voordat leerlingen met behulp van allerlei ingrediënten een nieuw product gaan maken, een bedrag af te spreken dat ze voor deze opdracht mogen uitgegeven. Indien u leerlingen zelf de inkopen laat doen, kunt u afspreken dat ze noteren hoeveel er betaald moet worden voor elk ingrediënt, en hoeveel gram van dat ingrediënt ze voor dat bedrag hebben gekocht. Deze gegevens kunnen ze later gebruiken bij de opdracht Prijs bepaling. Op www.biologieinteractief.nl vinden leerlingen een link naar het Voedingscentrum. Daar kunnen ze meer informatie vinden over de Schijf van vijf en gezonde voeding in het algemeen. Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een stappenplan waarin leerlingen alle stappen kunnen nalezen die ze moeten uitvoeren om deze opdracht tot een goed einde te brengen.
Opdracht 3
Voedingswaarde bepalen Deze opdracht sluit aan bij de opdracht Een nieuw product. De leerlingen gaan de voedingswaarde bepalen van het product dat ze hebben samengesteld. Vervolgens gaan leerlingen na in hoeverre hun product ervoor zorgt dat de gebruikers de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van elke voedingsstof binnenkrijgen. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun rekenwerk.
Tot slot
Organiseer presentaties.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
67
Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren moeten de leerlingen beschikken over: – een computer – een weegschaal – een voedingsmiddelentabel; als er geen computer met internet beschikbaar is kunnen leerlingen met behulp daarvan toch de benodigde gegevens opzoeken. Een voedingsmiddelentabel kan aangeschaft worden via het Voedingscentrum. – lijst met ingrediënten waaruit het nieuwe voedingsmiddel bestaat. Deze lijst hebben de leerlingen eerder samengesteld bij de opdracht Een nieuw product. – het Excelbestand Voedingswaarde. Leerlingen vinden dit op www.biologieinteractief.nl. Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. In de ELO-versie is een link opgenomen naar een stappenplan waarin uitgebreid wordt beschreven hoe de leerlingen te werk moeten gaan bij deze opdracht. Er is ook een link naar een Excelbestand waarin de leerlingen hun gegevens kunnen invullen. Op www.biologieinteractief.nl vinden leerlingen links naar een voedings middelentabel, een tabel die voor een aantal voedingsstoffen aangeeft wat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid is en een tabel die aangeeft wat de aan bevolen hoeveelheid voedsel per dag is. In het Excelbestand moeten leerlingen aangeven wat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid is voor de diverse voedingsstoffen. Voor vetten, eiwitten en kool hydraten moeten ze dat zelf berekenen. De uitleg over de manier waarop dat moet kunnen leerlingen terugvinden vinden de websites waarnaar een link is opgenomen. Om de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor vetten, kool hydraten en eiwitten te kunnen berekenen moeten leerlingen eerst weten hoeveel calorieën ze per dag gebruiken. Op www.biologieinteractief.nl vinden leerlingen een website waarmee ze hun caloriebehoefte kunnen berekenen. Als deze website door wijzigingen niet meer voor dit doel gebruikt kan worden kunt u de leerlingen een gemiddeld energieverbruik van 2500 kcal laten aanhouden.
Opdracht 4
Productinformatie Bij deze opdracht gaan leerlingen een etiket ontwerpen het voedingsmiddel dat ze hebben samengesteld. Uiteraard moet dit etiket aan alle wettelijke eisen voldoen. Docent in actie
68
Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun ontwerpproces.
Tot slot
Laat leerlingen desgewenst hun etiketten presenteren.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren zijn de volgende materialen nodig: – papier – kleurptoloden – scanner – computer met tekenprogramma – stickervellen; groot/lang formaat stickers – leerlingen hebben eerder (tijdens dit thema) verzamelde gegevens nodig Op www.biologieinteractief.nl vinden leerlingen een link naar het Voedingscentrum. Hier kunnen de leerlingen meer informatie vinden over productinformatie.
Opdracht 5
De beste prijs Leerlingen gaan bij deze opdracht een minimumprijs en een maximumprijs voor hun product bepalen. Daarbij gaan ze nadenken over de vraag wat de juiste strategie is om hun product in de markt te zetten. Docent in actie Vooraf
Zorg dat de benodigde spullen klaarstaan; zie onder Benodigdheden.
Tijdens
Begeleid leerlingen bij hun activiteiten.
Tot slot
– Zwengel discussie aan over gekozen verkoopstrategie. – Zwengel aan het eind van dit thema desgewenst een discussie aan over gezond eten.
Om deze opdracht goed te kunnen uitvoeren moeten leerlingen bekend zijn met allerlei gegevens betreffende samenstelling, voedingswaarde en prijs van hun product. Daarom kunnen ze deze opdracht slechts als laatste in deze serie uitvoeren. Benodigdheden Om deze opdracht te kunnen uitvoeren zijn de volgende materialen nodig: – computer met internet – rekenmachine – telefoon – ingrediëntenlijst, gemaakt bij de opdracht Een nieuw product Bij deze opdracht moeten de leerlingen gegevens invullen in een Excelbestand. Bij eerder uitgevoerde opdrachten hebben leerlingen ervaring opgedaan met Excel via bij de methode geleverde Excelbestanden. Ze hebben kennisgemaakt met enkele mogelijkheden van dit programma. Nu moeten leerlingen zelf een Excelbestand inrichten.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
69
Leerlingen die werken met het gedrukte lesmateriaal vinden in het werkboek de opdracht inclusief instructie. Leerlingen die werken met de ELO-versie vinden in de ELO een link naar een stappenplan waarin een uitgebreide beschrijving is opgenomen van de opdracht.
70
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Bijlage 1
Voorbeeldtabel intekenlijst spreekuren
Naam leerling:
les 1 datum:
les 2 datum:
les 3 datum:
les 4 datum:
1
-
S-cardio
P- vpk/audi
A-uro
2
-
S-uro
P-audi/opti
A-fysio
3
-
S-fysio
P-opti/apo
A-apo
4
-
S-apo
P-apo/fysio
A-opti
5
-
S-opti
P-fysio/uro
A-audi
6
-
S-audi
P-uro/cardio
A-vpk
7
-
S-vpk
P-cardio/vpk
A-cardio
8
-
Partner cardio
S-cardio
P- vpk/audi
9
-
Partner vpk
S-uro
P-audi/opti
10
-
Partner audio
S-fysio
P-opti/apo
11
-
Partner optie
S-apo
P-apo/fysio
12
-
Partner apo
S-opti
P-fysio/uro
13
-
Partner fysio
S-audi
P-uro/cardi
14
-
Partner uro
S-vpk
Pcardio/vpk
15
-
P-fysio/uro
Partner cardio
S-cardio
16
-
P-uro/cardio
Partner vpk
S-uro
17
-
P-cardio/vpk
Partner audio
S-fysio
18
-
P-vpk/audio
Partner optie
S-apo
19
-
P-audi/optie
Partner apo
S-opti
20
-
P-optie/apo
Partner fysio
S-audi
21
-
P-apo/fysio
Partner uro
S-vpk
22
-
A-apo
P-fysio/uro
Partner cardio
23
-
A-optie
P-uro/cardio
Partner vpk
24
-
A-audi
P-cardio/vpk
Partner audio
25
-
A-vpk
P-vpk/audio
Partner optie
26
-
A-cardio
P-audi/optie
Partner apo
27
-
A-uro
P-optie/apo
Partner fysio
28
-
A-fysio
P-apo/fysio
Partner uro
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
71
les 5 datum:
les 5 datum:
les 6 datum:
les 7 datum:
les 8 datum:
P-optie/apo
S-fysio
A-apo
P-fysio/uro
Partner cardio
P-apo/fysio
S-apo
A-optie
P-uro/cardio
Partner vpk
P-fysio/uro
S-optie
A-audi
P-cardio/vpk
Partner audio
P-uro/cardi
S-audi
A-vpk
P-vpk/audio
Partner optie
P-cardio/vpk
S-vpk
A-cardio
P-audi/optie
Partner apo
P-vpk/audio
S-cardio
A-uro
P-optie/apo
Partner fysio
P-audi/optie
S-uro
A-fysio
P-apo/fysio
Partner uro
A-uro
P-optie/apo
S-fysio
A-apo
P-fysio/uro
A-fysio
P-apo/fysio
S-apo
A-optie
P-uro/cardio
A-apo
P-fysio/uro
S-optie
A-audi
P-cardio/vpk
A-opti
P-uro/cardi
S-audi
A-vpk
P-vpk/audio
A-audi
P-cardio/vpk
S-vpk
A-cardio
P-audi/optie
A-vpk
P-vpk/audio
S-cardio
A-uro
P-optie/apo
A-cardio
P-audi/optie
S-uro
A-fysio
P-apo/fysio
P- vpk/audi
A-uro
P-optie/apo
S-fysio
A-apo
P-audi/opti
A-fysio
P-apo/fysio
S-apo
A-optie
P-opti/apo
A-apo
P-fysio/uro
S-optie
A-audi
P-apo/fysio
A-opti
P-uro/cardi
S-audi
A-vpk
P-fysio/uro
A-audi
P-cardio/vpk
S-vpk
A-cardio
P-uro/cardi
A-vpk
P-vpk/audio
S-cardio
A-uro
Pcardio/vpk
A-cardio
P-audi/optie
S-uro
A-fysio
S-cardio
P-vpk/audi
A-uro
P-optie/apo
S-fysio
S-uro
P-audi/opti
A-fysio
P-apo/fysio
S-apo
S-fysio
P-opti/apo
A-apo
P-fysio/uro
S-optie
S-apo
P-apo/fysio
A-opti
P-uro/cardi
S-audi
S-opti
P-fysio/uro
A-audi
P-cardio/vpk
S-vpk
S-audi
P-uro/cardi
A-vpk
P-vpk/audio
S-cardio
S-vpk
P-cardio/vpk
A-cardio
P-audi/optie
S-uro
Legenda bij voorbeeldtabel intekenlijst spreekuren cardio = cardioloog S = specialist uro = uroloog P = patiënt fysio = fysiotherapeut A = assistent apo = apotheker audio = audicien opti = opticien vpk = verpleegkundige
72
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
4
3
2
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Pols
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
Bijlage 2
1
Specialist
Tabel 1: Gemiddelden per specialist
Klas
Gezamenlijk klassendossier
73
74
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
9
8
7
6
5
Specialist
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Pols
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
75
14
13
12
11
10
Specialist
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Pols
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
76
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
19
18
17
16
15
Specialist
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Pols
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
77
24
23
22
21
20
Specialist
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Pols
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
78
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
29
28
27
26
25
Specialist
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Pols
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
79
30
Specialist
na inspanning:
Pols
na inspanning:
Hartminuutvolume
na inspanning:
Bloeddruk
leukocyten:
nitriet:
Urine onderzoek
zitten:
staan:
Houdingadvies
rechts:
links:
Oogmeting
Gehoortest
Bijlage 3
Visuskaart Op 5 meter afstand moet je zonder moeite de openingen van het middelste rijtje scherp kunnen zien.
80
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Bijlage 4
Beoordelingsschema
Onderdeel
Maximaal aantal punten
Voorblad
10
Inhoudsopgave
10
Voorwoord
10
Verslag van de gemaakte opdrachten
100
Nawoord
10
Bronvermelding
10
Samenvatting van de presentatie
30
Presentatie
70
Totaal aantal punten
250
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
Aantal behaalde punten
81